Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
Jaarverslag 2002
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
Postbus 19121, 1000 GC Amsterdam T 020-551 07 00 F 020-620 49 41 E knaw@bureau.knaw.nl, http://www.knaw.nl
isbn 90 6984 390 0
2003. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, via internet of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende,
behoudens de uitzonderingen bij de wet gesteld. Vormgeving
Studio Tint, Den Haag Edita knaw, Amsterdam Fotografie
Omslag: Jan Schot Portretten: Capital Photos Binnenplaten: Jan Schot
Interviews nieuwe leden: Hans Ariëns en Kees Versluis Druk
PlantijnCasparie, Heerhugowaard
Het papier van deze uitgave voldoet aan ∞ ISO-norm 9706 (1994) voor permanent houdbaar papier
Inhoud
Voorwoord van de president 5 Kennis, kennis, kennis 7 Organisatie 13 Missie 13 Organisatieschema 13 Samenstelling bestuur 14 Structuur knaw 14 Wetenschappelijk genootschap 14 Advisering 20
Algemeen 20
Verkenningen 22
Adviesraden 24
Akademie Commissie voor de Chemie 24 Akademie Raad voor de Wiskunde 24 Biologische Raad 25
Commissie Geesteswetenschappen 26 Commissie voor de Biochemie en Biofysica 26 Raad voor Aarde en Klimaat 27
Raad voor Medische Wetenschappen 28 Raad voor Natuur- en Sterrenkunde 29 Raad voor de Technische Wetenschappen 29 Sociaal-Wetenschappelijke Raad 30
Commissies met een specifieke taak 30
Kwaliteitsbeoordeling
Erkenning Onderzoekscholen 36
Programma Akademiehoogleraren 36
Programma Akademie-onderzoekers 37
vsnu-onderzoeksbeoordelingen 39
Internationale samenwerking
Algemeen 42
Bilaterale samenwerking 42
Samenwerking in internationale organisaties 50
Subsidieregelingen 53
Global Change 53
Geologie 54
Antarctica 54
Oceanografie 55
Onderzoekorganisatie
Strategische ontwikkelingen 58
Kwaliteitszorg 62
ict en informatiebeleid 62
Huisvesting en bouwzaken 64
Jaarverslag per knaw-instituut 66
Constantijn Huygens instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis 66 Fryske Akademy 67
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis 68 Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde 70
Meertens Instituut. Onderzoek en documentatie van Nederlandse taal en cultuur 71 Nederlands Economisch Historisch Archief 73
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie 74
Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten 76
Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences 78 Roosevelt Study Center 79
Centraalbureau voor Schimmelcultures 80
Hubrecht Laboratorium, Nederlands Instituut voor Ontwikkelingsbiologie 82 Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland 84
Interuniversitair Oogheelkundig Instituut 85 Nederlandse Commissie voor Geodesie 87 Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek 88 Nederlands Instituut voor Ecologisch Onderzoek 90 Rathenau Instituut 93 Sociaal jaarverslag 95 Financieel Jaarverslag 109 Communicatie en informatie 115 Bijlagen Wetenschappelijke voordrachten 121 Fondsen 122 Wetenschapsprijzen 124 Redactiecommissies 125
Uitgebrachte adviezen, achtergrondstudies en rapporten 126 Erkenning Onderzoekscholen 126
Publicaties 127 Register 128
4
5
Voorwoord
In dit voorwoord wil ik stilstaan bij twee grote Nederlanders, die ons vorig
jaar zijn ontvallen.
Op 3 januari overleed Alfred H. Heineken (1923-2002), van 1971 tot
1989 voorzitter van de raad van bestuur van Heineken n.v. en vanaf 1989
voorzitter van de raad van beheer van Heineken Holding n.v. In 1964
stel-de hij ter ere van zijn vastel-der, stel-de in 1914 gepromoveerstel-de chemicus Henry
Pierre Heineken (1886-1971) de dr. H.P. Heineken Prijs voor Biochemie
en Biofysica in. De selectie van de prijswinnaar vertrouwde hij toe aan de
knaw. Eind tachtiger jaren werden door de heer Heineken een kunstprijs
en drie nieuwe wetenschapsprijzen voor Geneeskunde, voor Historische
Wetenschap en voor Milieuwetenschappen ingesteld. Vanaf 1990 worden
alle vijf door een knaw-jury toegekende prijzen elke twee jaar in een
bij-zondere zitting van de Akademie uitgereikt.
De gebieden waarop de Heinekenprijzen worden toegekend
weerspie-gelen de brede belangstellingssfeer van de heer Heineken. Hij was actief
op het gebied van architectuur en industrieel ontwerpen, hij had
verschil-lende octrooien op zijn naam staan, componeerde lichte muziek, had een
diepe belangstelling voor Europese geschiedenis en milieuproblemen en
ontdekte jonge kunstenaars voor zij door de kunstkritiek en kunsthandel
werden opgemerkt.
Met Alfred Heineken is een ware mecenas van wetenschap en kunst
heengegaan. Voor zijn dood heeft hij de continuïteit van de vijf
Heineken-prijzen veilig gesteld. Ook hier neemt zijn dochter Charlene de
Carvalho-Heineken de fakkel van haar vader over. De Akademie gedenkt de heer
Heineken met bewondering en diep respect.
De naam van zkh Prins Claus is nauw verbonden met de
Heineken-prijzen. Vanaf 1966 nam de prins de uitreiking van de dr.
H.P.kenprijzen op zich. Sinds 1990 reikte hij elke twee jaar de vijf
Heine-kenprijzen uit, eerst in de Nieuwe Kerk, later in de Beurs van Berlage. In
september jl. was Prins Claus om gezondheidsredenen niet in staat om
de vijf prijzen aan de laureaten te overhandigen. Zijn zoon, de Prins van
Oranje, werd bereid gevonden deze taak op zich te nemen.
Prins Claus overleed op 6 oktober 2002. De prins zal in onze
herinne-ring blijven als een warm pleitbezorger van de wetenschap. Daarvan gaf
hij blijk bij zijn activiteiten op het gebied van
ontwikkelingssamenwer-king, in zijn rol als medeoprichter (1969), voorzitter (1984-1987) en
ere-voorzitter van de Stichting Biowetenschappen en Maatschappij, door zijn
voorzitterschap (1987-1997) van de Stichting Publieksvoorlichting over
Wetenschap en Techniek (pwt) en zijn erevoorzitterschap van de
Stich-ting WeTeN en – niet in de laatste plaats – door zijn intensieve
betrokken-heid bij de Heinekenprijzen. De Akademie gedenkt de prins in eerbied en
met grote waardering voor zijn gaven van hoofd en hart.
prof.dr. W.J.M. Levelt
president
6
7
Kennis, kennis, kennis
Kennisstrategie 2010
Het regeerakkoord dat ten grondslag lag aan het in juli 2002 aangetreden
kabinet-Balkenende telt in totaal 14.292 woorden. De woorden
weten-schap en wetenweten-schappelijk komen hierin tweemaal voor; technologie
één-maal. De term kennis komt slechts voor in de woordcombinatie kennis en
vaardigheden. Het begrip universiteit ontbreekt geheel.
Het is duidelijk dat de nieuwe coalitie zich van alle oproepen om serieus
werk te maken van de kenniseconomie niets heeft aangetrokken. Ook de
regeringsverklaring bevestigde dit. Direct na de verkiezingen van 15 mei
2002 hebben vno-ncw, knaw, nwo, tno en vsnu zich met een open brief
onder de titel Investeren in kennis gericht tot de formerende fracties.
Gevraagd wordt om een jaarlijkse extra investering van 100 miljoen
euro in wetenschappelijk onderzoek, in te zetten via nwo, zoals eerder
bepleit in het Manifest van oktober 2001 van dezelfde organisaties.
Daar-naast dringen de ‘Manifestpartijen’ aan op een kennisstrategie gericht op
het behalen van de Lissabon/Barcelona-doelstelling (tenminste 3 procent
van het bnp te besteden aan onderzoek, ontwikkeling en innovatie).
In september organiseerde de knaw in samenwerking met vno-ncw,
tno, nwo en vsnu in het Trippenhuis het symposium Kennisdiffusie en
Netwerken, waaraan een groot aantal vertegenwoordigers van
bedrijfsle-ven, overheid en wetenschap deelnamen.
In oktober 2002 voerden de ministers van ocenw en ez overleg met de
voorzitters van de vijf ‘Manifestpartijen’ over de oproep tot het
ontwik-kelen van een kennisstrategie. Afgesproken werd dat zowel het
Weten-schapsbudget als de eveneens in 2003 uit te brengen Innovatienota
bouwstenen voor een dergelijke kennisstrategie zouden gaan bevatten.
De ‘Manifestpartijen’ hebben toegezegd daaraan een actieve bijdrage te
leveren. Tengevolge van de kabinetscrisis van oktober is de voorbereiding
van genoemde beleidsdocumenten gestagneerd.
vno-ncw, knaw, nwo, tno en vsnu hebben besloten direct na de in
januari 2003 te houden Tweede Kamer-verkiezingen een Actieplan
Ken-nisstrategie 2010 het licht te doen zien. De vijf organisaties vinden het
ge-wenst dat de minister-president de leiding neemt bij het door de regering
in samenhang van relevante maatschappelijke partijen opstellen van een
strategie die Nederland in 2010 in de kopgroep van de Europese
kennis-economie moet brengen.
Als eerste aanzetten zien de ‘Manifestpartijen’ onder meer:
•
Extra investeringen in het wetenschappelijk onderzoek door in ieder
geval verhoging van het nwo-budget met 100 miljoen euro per jaar.
•
Verhogen van de instroom in bèta, technisch en
levenswetenschap-pelijk hoger onderwijs.
•
Versterken van de Nederlandse positie in de European Research Area.
•Prikkels tot profilering en zwaartepuntvorming in het universitaire
onderzoek.
•
Stimuleren van onderzoek en ontwikkeling in het bedrijfsleven.
•Aantrekken en behouden buitenlandse kenniswerkers.
•
Een krachtige passage in het regeerakkoord van het nieuw te vormen
kabinet over de noodzaak van versterking van de kennisinfrastructuur
en van de kennis- en innovatieketen.
8
9
Accreditatie onderzoekersopleidingen
In het verslagjaar heeft de knaw, onder meer aan de hand van de notitie
Grenzeloze Wetenschap (februari 2002), een discussie geëntameerd over
de mogelijkheden tot systematische verbetering van de kwaliteit van de
onderzoekersopleidingen. Aan de hand van de gevoerde
gedachtewisse-lingen heeft het bestuur in december in een brief aan de minister en de
staatssecretaris van ocenw voorstellen geformuleerd voor de accreditatie
van onderzoekersopleidingen.
De knaw acht het zowel voor de aanstaande – Nederlandse of
buiten-landse – promovendus als voor de bekostigende overheid van belang
om te weten of een door onderzoekscholen of onderzoekinstituten
ver-zorgde onderzoekersopleiding aan de maat is. Het is daarom wenselijk
de PhD-opleiding, evenals de Bachelors- en de Mastersopleiding, van een
keurmerk te voorzien. Bij het invoeren van een accreditatiesysteem voor
onderzoekersopleidingen – in een later stadium mogelijk voor graduate
schools – kan worden voortgebouwd op de ervaring van de
Erkennings-commissie Onderzoekscholen (ecos). De ecos is in 1992 door de knaw
ingesteld, op basis van een Koninklijk Besluit en in overeenstemming
met nwo en de vsnu. Ultimo 2002 zijn er 103 erkende
onderzoekscho-len, waarvan 90 onderzoekscholen voor een tweede periode van 5 jaar
en 13 onderzoekscholen voor een derde periode van 5 jaar een erkenning
hebben ontvangen. Met de invoering van een accreditatie van
onderzoe-kersopleidingen kan de erkenning van onderzoekscholen door de ecos
worden beëindigd. De belangrijkste criteria die de basis dienen te gaan
vormen voor accreditatiebeslissingen zijn:
•
Gestructureerd opleidings- en begeleidingsprogramma (collectief en
individueel) met heldere eindtermen.
•
Welomschreven wetenschappelijke missie en aantoonbaar hoog
wetenschappelijk prestatieniveau van in de onderzoekersopleiding
deelnemende onderzoekgroepen.
•
Productieve verbindingen van de onderzoekersopleiding met het
mas-tersonderwijs, in het bijzonder de onderzoeksmasteropleidingen.
•
Voldoende kritische omvang van onderwijscapaciteit en van instroom
promovendi.
•
Passende procedure voor selectie, prioritering en goedkeuring van
onderzoekprojecten voor promovendi, in het kader van een
meerjaren-werkprogramma.
•
Toereikende kwaliteitszorg van onderzoek en onderwijs.
Evenals dat in de ecos-praktijk het geval is, zal het accreditatie-orgaan niet
zelf de beoordeling dienen te verrichten van de kwaliteit (retrospectief en
prospectief). De onderzoekersopleiding dient daartoe bij de
accreditatie-aanvraag een recent peer review-rapport te overleggen. In het in 2003 van
start gaande nieuwe landelijke stelsel van kwaliteitszorg (zie volgende
paragraaf), vormt een dergelijk rapport een zesjaarlijkse verplichting.
De knaw spreekt zich in haar brief niet uit over de vraag of en zo ja
welke consequenties de accreditering van onderzoekersopleidingen moet
hebben voor het bekostigingsmodel van de universiteiten.
In november heeft de knaw in een brief aan de minister en
staats-secretaris van ocenw gereageerd op het advies van de Werkgroep
Top-masters (november 2002). In deze reactie is de opvatting bestreden dat
het over de gehele linie doorvoeren van een onderzoeksmasteropleiding
met een cursusduur van twee jaar tot een reductie van de bekostiging (van
vier naar drie jaar) van het promotietraject in de alfa- en
gammaweten-schappen zou kunnen leiden.
8
9
Kwaliteitszorg
In de nota Kwaliteit Verplicht (2001) hebben nwo, vsnu en knaw zich
voorgenomen in 2003 een nieuw stelsel van kwaliteitszorg voor het
uni-versitaire en para-uniuni-versitaire onderzoek in te voeren. Kenmerk van dit
nieuwe systeem is dat elke onderzoekschool of onderzoeksinstituut eens
per zes jaar op wetenschappelijke kwaliteit beoordeeld wordt door een
internationaal samengestelde groep van deskundigen en elke drie jaar
een zelfevaluatie dient uit te voeren. De vsnu-beoordeling per discipline
wordt beëindigd.
In het verslagjaar werd het ten behoeve van de onderzoekbeoordeling
van universiteiten en knaw- en nwo-instituten opgestelde Standard
Eva-luation Protocol 2003-2009 voltooid. Het Protocol bevat voorschriften voor
de toe te passen beoordelingscriteria, voor de evaluatieprocedure, voor de
samenstelling en werkwijze van de externe evaluatiecommissie, voor de
inhoud van het evaluatierapport en voor de standpuntbepaling over het
rapport. Het Protocol bevat voorts uitvoerige richtlijnen voor de
samen-stelling van de documentatie die aan de evaluatiecommissie dient te
wor-den voorgelegd. De uitkomsten van de externe evaluaties zullen openbaar
zijn.
In het Protocol is voorzien in een ‘meta-evaluatie’, te verrichten door een
onafhankelijke commissie, die door knaw (initiatiefrol), nwo en vsnu, na
overleg met de minister van ocenw, zal worden ingesteld. Taken van de
commissie zijn:
•
Toezien op uitvoering van de evaluaties (toetsing aan Protocol, keuze
van peer reviewers, kwaliteit evaluatierapporten).
•
Toetsen van de effecten van de evaluatierapporten.
•
Bewaken van de doelmatigheid en effectiviteit van de
evaluatieproce-dures.
De ‘meta-evaluatie’-commissie rapporteert jaarlijks in een openbaar stuk
aan de besturen van universiteiten, knaw en nwo.
Investeringen in kennisinfrastructuur (ICES/KIS-3)
Het kabinet heeft de oproep tot het indienen van ices/kis-aanvragen vlak
voor de kerst van 2002 doen uitgaan. De aanvraagtermijn sluit medio
februari 2003. Het uitstel van de oorspronkelijk voor september geplande
opening van de aanvraagronde had veel te maken met diverse aanvallen
die vanuit de Tweede Kamer op het voor investeringen in de
kennisinfra-structuur beschikbare budget werden gepleegd. Verschillende pogingen
werden ondernomen om aan het ices/kis-fonds substantiële bijdragen te
onttrekken voor investeringen in verkeerswegen en spoortunnels.
Dank-zij de waakzaamheid van met name minister Van der Hoeven (ocenw)
bleef het gehele bedrag van
€805 miljoen beschikbaar.
De knaw heeft een Commissie Beoordeling Kennisprojecten (cbk)
in-gesteld die de wetenschappelijke kwaliteit van de in te dienen aanvragen
moet beoordelen. Het Centraal Planbureau en andere planbureaus zijn
gevraagd om de maatschappelijke kwaliteit te waarderen.
De knaw-commissie bestaat uit zeven leden. Als voorzitter en
vice-voor-zitter treden H. van der Laan en R.S. Reneman op. De vice-voorvice-voor-zitter en
de vijf andere leden leiden elk een subcommissie. De leden van de zes
subcommissies zijn allen buitenlandse experts. Er zijn subcommissies
voor respectievelijk de kennisthema’s: systeeminnovatie, duurzaamheid,
informatie- en communicatietechnologie, ruimtegebruik, microsysteem-
en nanotechnologie en gezondheid, voeding, genomics en
biotechnolo-gie. De cbk moet in mei 2003 rapporteren.
10
11
Toelating buitenlandse onderzoekers
De door nwo, vsnu en knaw en anderen eerder ondernomen stappen
tegen de belemmeringen die worden opgeworpen bij de toegang van
buitenlandse kenniswerkers tot ons land sorteerden effect. In mei besloot
de ministerraad tot versnelling en vereenvoudiging van de uit de Wet
Ar-beid Vreemdelingen (wav) voortvloeiende regelgeving, alsmede tot een
versoepeling van de procedures voor toelating van ‘kennisimmigranten’.
In augustus richtte het knaw-bestuur zich opnieuw tot de ministers van
ocenw, van Buitenlandse Zaken, van Vreemdelingenbeleid en Integratie,
van Financiën, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en
Werk-gelegenheid om op haast aan te dringen bij het wegnemen van
belem-meringen voor de toegang van buitenlandse onderzoekers tot ons land.
Wederom werd gepleit voor één afhandelingsloket voor de procedures van
wav, Vreemdelingenwet en fiscale wetgeving. Voorts werd gewezen op de
rampzalige rol van de Nederlandse ambassades en andere
vertegenwoor-digingen in het buitenland bij de verificatieprocedures in het kader van de
Vreemdelingenwet 2000.
In het najaar werd door de minister van Justitie de toezegging gedaan
dat er één loket zou komen voor de afhandeling van aanvragen van
ver-blijfsvergunningen en tewerkstellingsvergunningen.
Aan het eind van het verslagjaar was een notitie over De
vreemde-lingenrechtelijke positie van en toelatingsprocedures voor kennismigranten
in-terdepartementaal in voorbereiding. Daarin worden in samenhang met de
Toegepaste data theorie
Jacqueline J. Meulman
‘Ik heb veel met de KNAW’, zegt Jacqueline Meulman (1954) met reden. ‘In 1986, toen ik net gepromoveerd was, hoorde ik tot de eerste lichting KNAW-fellows. Ik greep elke gelegenheid aan om naar het Trippenhuis te gaan.’ Nu komt de Leidse hoogleraar toegepaste datatheorie – gespecialiseerd in de multivariate analyse van grote bestanden met kwalitatieve data – er weer regelmatig als nieuw lid, vanwege de maandagmiddagbijeen-komsten. ‘Ik beleef ze nu echt als uitjes.’Afgelopen jaar had voor haar twee gezichten. Naast het lidmaatschap mocht ze zich verheugen in het presidentschap van de Psychometric Society – als een van de eerste Neder-landse wetenschappers. Tegelijkertijd kampte ze met een ernstige ziekte, die haar het werken bijna onmogelijk maakte. ‘Ik had allerlei plannen met de Society, die ik veel te veel naar binnen gekeerd vind. Graag wilde ik bijvoorbeeld de banden met Japan intensiveren dat ook een hele grote
psychometrische vereniging heeft. Maar ik heb maar weinig tijd aan de Society kunnen besteden.’
Reizen kon ze nog wel, en dat deed ze ook volop. Ze vloog onder meer naar Champaign, Illinois, waar ze een nul-aanstelling bij het Department of Psychology heeft. En naar Chicago, de thuisbasis van SPSS (voorheen: Statistical Package for the Social Sciences). ‘Ik ben er erg trots op dat wij onze statistische methoden voor data-analyse via SPSS kunnen verspreiden. Wij hebben de ontwik-kelomgeving van hen gekregen en programmeren nu direct in hun systeem. Onze vrijheid is groot, want SPSS vraagt wat wij voor nieuwe methoden hebben ontwikkeld en neemt ze dan over. Het enige is dat we gebonden zijn aan de deadlines voor nieuwe releases.’
Dankzij de SPSS royalties kan ze er een ruime onderzoeksgroep van negen mensen inclusief ondersteu-ning op nahouden en is ze vrij haar eigen onderzoeksprioriteiten te bepalen, zegt Meulman. Zelf vindt ze ook nog tijd om promovendi in de sociale faculteit te adviseren. ‘Ik heb bijvoorbeeld een promovendus van buiten bij Pedagogiek begeleid, die
in januari dit jaar is gepromoveerd op de motivatie tot behandeling van jeugdige delinquenten. Ze had geen enkele ervaring met statistische analyse, maar ze pikte het zo snel op dat ze binnen zes weken ingewikkelde analyse-methoden aan het toepassen was. Ik help graag als mensen veel om hun data geven. Als zij hart hebben voor hun data, heb ik het ook.’
Hoezeer haar lichaam ook nog tegen-stribbelt, haar werklust is onvermin-derd groot. ‘Op mijn ziekenhuisbed zat ik met het infuus in op mijn laptop te werken. Ik wil nu een boek gaan schrijven over onze technieken in SPSS, dat dieper graaft dan de SPSS handleiding.’ Binnen de KNAW zal ze in een commissie zich gaan inzetten voor jonge onderzoekers, belooft ze. ‘Ik begrijp wel waarom het KNAW-fellows programma gestopt is, maar jonge onderzoekers mogen niet de dupe worden van een soort concurrentiestrijd tussen NWO en de KNAW. Zorgen voor de ontwikkeling van talent is van levensbelang voor de wetenschap.’
‘Ik help graag als
onderzoekers veel
om hun data geven’
Afdeling Letterkunde
10
11
problemen bij de toelating van buitenlandse kenniswerkers, tezamen met
mogelijke oplossingsrichtingen, besproken. De realisatie van één loket
lijkt echter nog niet binnen bereik.
In oktober bleek de Immigratie- en Naturalisatiedienst voornemens
de in mei reeds verhoogde leges voor verblijfsvergunningen voor niet-eu
onderdanen opnieuw fors te verhogen. Vanwege de negatieve gevolgen
voor de kennisinstellingen en het bedrijfsleven, die buitenlandse
hoog-opgeleiden hard nodig hebben, werd op initiatief van nuffic door een
reeks organisaties, waaronder de knaw, een brandbrief gericht aan de
mi-nister van Justitie. De briefschrijvers kregen nul op het rekest. Eind 2002
dreigde een nieuwe (derde) verhoging die de leges op een peil zouden
brengen tienmaal zo hoog als dat per 1 mei 2002. Nieuwe acties worden
beraamd.
Voortgezet Onderwijs
Er is alle reden tot zorg over het drastisch teruglopende aantal
eerstejaars-studenten dat voor een natuurwetenschappelijke of technische studie
kiest. De opvolging van de huidige generatie wetenschappelijk
onderzoe-kers op deze wetenschapsgebieden komt hierdoor in gevaar en daarmee
het voortbestaan van de Nederlandse wetenschapsbeoefening op deze
terreinen.
Het is van groot belang na te gaan welke factoren in het vwo in de
driehoek leraren-leerlingen-curriculum een rol spelen bij het wekken van
belangstelling voor de wetenschap en wetenschappelijke denkwijzen en
methoden, en bij het totstandkomen van studiekeuzen. In de zomer is
een klankbordgroep ingesteld bestaande uit vertegenwoordigers van de
tien knaw-adviesraden, die gevraagd is zich over deze problematiek te
bui-gen. De klankbordgroep heeft een aantal hoorzittingen georganiseerd met
vertegenwoordigers uit kringen van docenten, leerlingen, schoolleiders,
lerarenopleidingen en onderwijskundigen.
Rond de jaarwisseling 2002/2003 werd een adviesaanvraag ontvangen
van de minister van ocenw. De adviesaanvraag gaat vergezeld van de
noti-tie Ruimte laten en keuzes bieden in de tweede fase havo en vwo. De minister
verzoekt de knaw om, mede gelet op de in de notitie voorgestelde ruimtes
en keuzemogelijkheden, na te gaan hoe de doorstroming van jong talent
naar de wetenschapsbeoefening te stimuleren.
Het bestuur is voornemens begin maart 2003 te reageren op de in de
ministeriële notitie gepresenteerde curriculumvoorstellen. In mei 2003
zal een advies volgen dat over de volle breedte ingaat op de wijze waarop
in het vwo de aandacht voor het wetenschappelijk denken kan worden
versterkt en op de vraag hoe het detecteren, aanspreken en vormen van
wetenschappelijk talent in het vwo kan worden verbeterd.
12
13
Organisatie
Missie
De missie van de knaw is het bevorderen van wetenschapsbeoefening in Nederland. Fundamenteel onderzoek vormt de bron van het toegepast on-derzoek van morgen en daarmee van de maatschappelijke toepassingen van overmorgen.
In het kader van deze missie verricht de knaw de volgende hoofdtaken:
• Adviseren op het gebied van wetenschapsbeoefening
• Beoordeling van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek (peer review)
• Forum voor de wetenschappelijke wereld en bevordering van interna-tionale samenwerking
• Koepelorganisatie voor wetenschappelijke onderzoeksinstituten
Organisatieschema
Organisatie
Leden van de Akademie
Afdeling Letterkunde Afdeling Naturkunde
Afdelingsbestuur Afdelingsbestuur
Algemeen bestuur & dagelijks bestuur Bureau van de Akademie Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie
Instituten Geesteswetenschappen en Wetenschappelijke informatie Instituten Levenswetenschappen
14
15
Afdeling Letterkunde
Voorzitter: mw. M.A. Schenkeveld-van der Dussen Ondervoorzitter: W.Th.M. Frijhoff
Secretaris: J.W. Zwemmer
Assessoren: M.H. van IJzendoorn, E. Noort
Afdeling Natuurkunde
Voorzitter: P.C. van der Vliet Ondervoorzitter: J. Oerlemans Secretaris: R. Kaptein
Assessoren: G.J.F. van Heijst, S.E. Wendelaar Bonga
Directie
Algemeen directeur: C.H. Moen Directeur beheer a.i.: J.M. van ‘t Hek
Dagelijks Bestuur
President: W.J.M. Levelt Algemeen secretaris: R. Kaptein
Leden: mw. M.A. Schenkeveld-van der Dussen, P.C. van der Vliet
Algemeen Bestuur
President: W.J.M. Levelt Algemeen secretaris: R. KapteinLeden: W.Th.M. Frijhoff, G.J.F. van Heijst, M.H. van IJzendoorn, E. Noort, J. Oerlemans,
mw. M.A. Schenkeveld-van der Dussen, P.C. van der Vliet, S.E. Wendelaar Bonga, J.W. Zwemmer
Bestuurscommissie Onderzoekorganisatie
Voorzitter: R. KapteinLeden: D. Bootsma, mw. M.A. Schenkeveld-van der Dussen
Samenstelling bestuur per 1 mei 2002
Structuur KNAW
De knaw krijgt in 2003 een nieuwe ‘topstructuur’. Het dagelijks bestuur
zal belangrijke beslissingsbevoegdheden met betrekking tot de
knaw-in-stituten overdragen aan een vierhoofdige directie. Het dagelijks bestuur
zal zich concentreren op strategische kwesties en het toezicht op de
direc-tie. Begin 2002 besloot het bestuur van de knaw het functioneren van de
topstructuur van de Akademie te evalueren en waar nodig aan te passen.
Er werd een werkgroep ingesteld onder voorzitterschap van de president
van de Akademie. Deze werkgroep heeft gesprekken gevoerd met de
directeuren van instituten, de bco, de ondernemingsraad en
afdelings-hoofden van het Bureau knaw. Vervolgens heeft de werkgroep, bijgestaan
door extern adviseur M.M. Otto, het rapport Hoofdlijnen van een nieuwe
topstructuur opgesteld.
Na bespreking van het rapport in beide Afdelingen heeft het bestuur
een herziening van het Reglement knaw in voorbereiding genomen, die
de grondslag moet bieden voor de instelling van een directie knaw
be-staande uit een directeur algemene zaken (voorzitter), een sectordirecteur
instituten Levenswetenschappen, een sectordirecteur instituten Geestes-
en Sociale Wetenschappen en een directeur bedrijfsvoering. De
conse-quenties voor de organisatie van het bureau der knaw zullen nog nader
worden uitgewerkt. Voorts zal de betrokkenheid van de directeuren van
de instituten bij de beleidsontwikkeling worden vergroot via de
instel-ling van een zogenaamde directeurenraad. Ook zal de rol van de
weten-schapscommissies worden versterkt. De Bestuurscommissie
Onderzoek-organisatie wordt opgeheven.
Wetenschappelijk genootschap
Tijdens de maandelijkse openbare vergaderingen van de Afdelingen
Letterkunde en Natuurkunde hielden dertig leden voordrachten over
hun wetenschappelijk werk. Tevens werden voordrachten verzorgd door
B. van Fraassen, buitenlands lid, C.W. Trowbridge, buitenlands lid en
mevrouw J.M. Vandenberg, correspondent. Bijzondere vermelding
ver-dienen de themabijeenkomst van de beide Afdelingen over Internationale
migratie uit wetenschappelijk zicht, de uitreiking van de Akademiepenning
aan J.R. Ritman voor zijn verdiensten als stichter van de Bibliotheca
Philosophica Hermetica en mecenas van de Nederlandse wetenschap en
14
15
cultuur, de uitreiking van de Heinekenprijzen 2002 door zkh de Prins
van Oranje, de uitreiking van de Lorentzmedaille aan F.A. Wilczek,
bui-tenlands lid, en de uitreiking van de De la Courtprijs aan mevrouw D.M.
Helmers.
Afdelingen Letterkunde en Natuurkunde
De Afdeling Letterkunde verloor in 2002 door overlijden haar gewoon
lid C. Vellekoop, de rustende gewone leden S. Dresden, R.A.V. baron van
Haersolte, H.E. Reeser en A.L. Sötemann, de buitenlandse leden F.C.C.
van Coetsem, J.A. van Houtte en A. Verhulst, en rustend correspondent
A.H.R.E. Paap. De Akademie is in 2002 in kennis gesteld van het
overlij-den in 1995 van buitenlands lid R. Wellek. In het verslagjaar gingen tien
leden tot de categorie der rustende gewone leden behoren en één
cor-respondent ging over tot de categorie der rustende corcor-respondenten. De
Afdeling Letterkunde koos zeven nieuwe gewone leden, drie buitenlandse
leden en drie correspondenten.
Per 31 december 2002 telde de Afdeling Letterkunde 82 gewone leden,
111 rustende gewone leden, 3 gewone leden in het buitenland, 63
buiten-landse leden, 29 correspondenten en 22 rustende correspondenten.
De Afdeling Natuurkunde verloor in 2002 door overlijden de rustende
ge-wone leden E.J. Ariëns, W.T. van Est, L.B.W. Jongkees en M.H. van Raalte,
lid in het buitenland E.W. Dijkstra, buitenlands lid M. Perutz, en de
rus-tende correspondenten D. ter Haar, T.H.J. Huisman en P.J.M. Ypma. In
het verslagjaar gingen 13 leden tot de categorie der rustende gewone leden
behoren en vestigden 2 leden, M.S. Keane en G.A. Sawatzky, zich in het
buitenland. De heer S.J. Edixhoven is afgetreden als correspondent
van-wege vestiging in Nederland. De Afdeling Natuurkunde koos 10 gewone
leden, 2 buitenlandse leden en 1 correspondent.
Theorie van de vaste stof
Carlo W.J. Beenakker
Eigenlijk is Carlo Beenakker (1960) een nanowetenschapper. Maar dat klinkt zo modieus; bovendien gebruikt hij dat woord liever voor zijn Delftse en andere meer technische collega’s. Die doen namelijk experimenten, maken dingen. Beenakker denkt eigenlijk alleen maar na. De hele dag, pen en papier bij de hand.Daarom vat de Leidse vastestof-fysicus zijn bezigheden liever samen met het woord ‘mesoscopische fysica’. Al dekt dat woord de lading niet helemaal, geeft hij toe. Want hij houdt zich wel degelijk bezig met mogelijkheden en onmogelijkheden van technologie op atomair niveau. Van die theoretische nanodenkers zoals hij – die piekeren over de toekomst, over fundamentele sta-in-de-wegs zijn er niet veel in de wereld. ‘De mondiale eredivisie op dit theoretische vakgebied bestaat uit tien onderzoeksgroepen, waarvan die
van mij in Leiden er een is’, zegt hij. De komende jaren zijn Beenakkers overpeinzingen vooral gewijd aan de veelbesproken quantumcomputer. Als die er komt, betekent dat een revolutie. In de techniek, maar ook in de maatschappij, weet Beenakker. De quantumcomputer is oneindig veel krachtiger dan de conventionele. Hij zal alle codes in de wereld kraken, alle berichten kunnen afluisteren, het weer een maand vooruit goed voorspellen. ‘Misschien kan hij zelfs menselijk bewustzijn simuleren.’ En dat allemaal omdat de quantum-computer niet meer in nullen en enen ‘denkt’, maar gebruik maakt van quantumlogica: nanobits die tegelijk één en nul kunnen zijn. Dat valt aan een leek moeilijk uit te leg-gen, verontschuldigt Beenakker zich. Hij heeft een tijd geleden besloten dat niet meer te proberen.
En dat terwijl de Leidse fysicus een begenadigd wetenschaps-populari-seerder is. Hij houdt spreekbeurten en geeft presentaties bij allerlei verenigingen in den lande. Niet
langer over nanotechnologie of de quantumcomputer. ‘Over mijn hobby’s Startrek en tijdreizen. In die onderwerpen zit een hoop goede natuurkunde verborgen. Op die manier maak ik gelijk reclame voor het vak.’
Beenakker vindt het eervol tot lid verkozen te zijn van de prestigieuze KNAW. Het enige nadeel van het genootschap: het is een ‘club op leeftijd’. De Leidse fysicus zou graag zien dat de Akademie meer voor jonge wetenschappelijke talenten zou doen, zeker nu de KNAW-fellows (jonge, gesponsorde onderzoekers) niet meer bestaan.
Een concrete tip heeft hij ook. ‘In Amerika en tegenwoordig ook in Duitsland hebben ze een prima formule bedacht: Frontiers of Science. Jonge onderzoekers, 30 tot 35 jaar, gaan een week lang bij elkaar zitten op de hei om kennis te maken met elkaars vakgebied. Dat werkt hart-stikke goed. Zoiets zou de KNAW in Nederland ook moeten organiseren.’
‘In Startrek zit een
hoop goede
natuur-kunde verborgen’
Afdeling Natuurkunde
16
17
Per 31 december 2002 telde de Afdeling Natuurkunde 96 gewone leden,
146 rustende gewone leden, 6 gewone leden in het buitenland, 68
buiten-landse leden, 31 correspondenten en 43 rustende correspondenten.
Prijzen en fondsen
De knaw beschikt over een reeks private fondsen ter bevordering van
het wetenschappelijk onderzoek. Deze fondsen zijn gevormd uit
erfstel-lingen, legaten en schenkingen. Een deel van de fondsen heeft de
toe-kenning van wetenschapsprijzen ten doel. Andere fondsen richten zich
op het beschikbaar stellen van middelen voor, door of onder leiding van
senioronderzoekers uit te voeren projecten. Een derde categorie fondsen
combineert deze doelen. In de bijlagen bij dit jaarverslag wordt
gerap-porteerd over de fondsactiviteiten in 2002.
Heinekenprijzen 2002
In april maakte de knaw de namen bekend van de winnaars van de
Heinekenprijzen 2002. Om de twee jaar worden de Heinekenprijzen
uitgereikt aan vier internationale gerenommeerde wetenschappers, op
het gebied van de biochemie en biofysica, de geneeskunde, de historische
wetenschap en de milieuwetenschappen. Daarnaast is er de
Heineken-prijs voor de Kunst voor een zeer getalenteerde Nederlandse beeldende
kunstenaar.
De Dr. H.P. Heinekenprijs voor de Biochemie en Biofysica (150.000
Amerikaanse dollars) is door de knaw toegekend aan de Amerikaan
pro-fessor Roger Y. Tsien (1952). Hij ontving de prijs voor zijn unieke bijdrage
aan het ontwikkelen van een reeks van methoden en technieken voor het
meten en zichtbaar maken van processen in en tussen cellen.
De Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Geneeskunde 2002 (150.000
Ame-rikaanse dollars) ging naar de Amerikaan professor Dennis J. Selkoe,
M.D. (1943). Hij ontving de prijs voor zijn inbreng in de ontwikkeling van
het moleculaire onderzoek naar hersenziekten, in het bijzonder die van
Alzheimer.
De Duitser professor Heinz Schilling (1942) ontving de Dr. A.H.
Hei-nekenprijs voor de Historische Wetenschap 2002 (150.000 Amerikaanse
dollars) vanwege zijn interdisciplinaire onderzoek naar de
geschiede-nis van het vroegmoderne Europa, waarin hij de confessionalisering en
nationale identiteitsvorming een onderlinge samenhang geeft.
De Amerikaan professor Lonnie G. Thompson (1948) ontving de Dr.
A.H. Heinekenprijs voor de Milieuwetenschappen 2002 (150.000
Ameri-kaanse dollars) voor zijn baanbrekend werk in het onderzoek naar
ijsker-nen uit de polaire gebieden en de tropen.
De Dr. A.H. Heinekenprijs voor de Kunst (50.000 euro) die in 2002 in
de categorie videokunst werd uitgereikt, ging naar de Nederlandse
beel-dend kunstenaar Aernout Mik. Hij kreeg de prijs voor zijn consistente
oeuvre van video-installaties, waarin hij het medium video gebruikt in
combinatie met andere artistieke middelen. Zijn werkwijze heeft grote
invloed gehad op de huidige generatie videokunstenaars in Nederland.
De vijf prijzen waarvan de eerstgenoemde wordt gefinancierd door de
Dr. H.P. Heinekenstichting en de overige vier door de Stichting Alfred
Heineken Fondsen werden 24 september tijdens een bijzondere zitting
van de beide Afdelingen van de Akademie uitgereikt in de Beurs van
Ber-lage te Amsterdam. zkh de Prins van Oranje overhandigde dit jaar de
prijzen aan de laureaten.
16
17
De Heineken Lectures, de lezingen van alle vijf prijswinnaars, werden
dit jaar voor studenten en vakgenoten gehouden op een zelfde dag maar
voor het eerst niet in het Trippenhuis doch op verschillende locaties.
Roger Tsien sprak bij de Vrije Universiteit, Dennis Selkoe bij het Leids
Universitair Medisch Centrum te Leiden, Heinz Schilling in het
Acade-miegebouw te Leiden, Lonnie Thompson in de Uithof, faculteitsgebouw
Aardwetenschappen te Utrecht, en Aernout Mik stond voor een
stamp-volle zaal bij de aki in Enschede.
Geschiedenis moderne en
hedendaagse kunst
Carel H. Blotkamp
‘Ik opereer in verschillende circuits. Mijn ziel en zaligheid heb ik niet alleen in de academische wereld liggen. Daarom had ik ook niet gerekend op het lidmaatschap van de Akademie.’ Carel Blotkamp (1945) hoogleraar in de geschiedenis van de moderne kunst aan de Vrije Universiteit, is waarschijnlijk de enige Akademie-wetenschapper die schildert, én exposeert – vorig jaar hingen zijn werken nog in het Utrechtse Centraal Museum. Daarnaast schrijft hij ook nog kunstkritieken- en beschouwingen, voorheen voor Vrij Nederland en NRC, nu voor De Volkskrant. ‘Ik hoop dat ik binnen de Akademie iets met die dubbele ervaring kan doen. Graag zou ik meehelpen de dialoog tussen kunstenaars en wetenschappers weer op gang te brengen. Er is een groepje binnen de KNAW met die missie en ik zal me daar bij aansluiten.‘Ik houd er van
redelijk fundamentele
kwesties aan te snijden
in gewone mensentaal’
In de negentiende eeuw maakten kunstenaars ook deel uit van de Akademie, maar later zijn ze er uitgebonjourd. Er zijn nog steeds kunstenaars – beeldende kunstenaars, musici, schrijvers – van wie het werk interfereert met bepaalde wetenschapsgebieden. Je betreedt dan een moeilijk, maar wel heel interessant gebied.’
Binnen de wetenschap zelve vindt hij de begeleiding van promovendi misschien wel het meest bevredi-gend. Afgelopen jaar zag hij twee ‘hele leuke’ promoties voltooid worden. Kunstcriticus Sven Lut-ticken verdedigde met succes het proefschrift ‘Allegories of abstraction’ over abstracte kunst en het post-modernisme in de laatste decennia, Jonneke Fritz-Jobse promoveerde op een proefschrift over het tijdschrift Structures dat in de jaren vijftig vanuit Nederland de internationale discussie opstookte.
Zijn eigen productie beperkte zich in 2002 tot ‘kleinere zaken’, zegt hij. ‘Dit jaar hoop ik tijd te besteden aan een boek over het laatste werk van kunstenaars en de mythevorming
daaromheen, met als titel The End. Anders dan de titel doet vermoeden, publiceer ik het behalve in het Engels ook in het Nederlands. Het wordt essayistisch van aard, met het uiterlijk van een wetenschappelijke publicatie. Die mengvorm tussen wetenschappelijk en populair-wetenschappelijk bevalt me het beste, ik zie ook geen tegenstelling tussen die twee. Ik houd er van redelijk fundamentele kwesties aan te snijden in gewone mensentaal.’ Waarover maakt Blotkamp zich druk? Hij kan zich, zegt hij, buitengewoon opwinden over het onbegrip bij beleidsmakers en bestuurders voor de moderne kunst en de juiste voorwaarden daarvoor. Illustratief waren in 2002 ‘de dramatische ontwikkelingen rond de uitbreiding van het Stedelijk Museum’, waarover hij net een stuk in De Volkskrant voorbereidt. ‘Bij het Amsterdamse college van B&W leeft geen enkel besef wat voor geweldigs ze in huis hebben en wat ze schromelijk hebben laten versloffen. Dat is slecht voor de toeristenindustrie – en voor de moderne kunst in Nederland natuurlijk.’
Afdeling Letterkunde
18
Advisering
19
18
19
Advisering
De Akademie is officieel adviesorgaan van de regering op het gebied van
de wetenschapsbeoefening. Ter voorbereiding en uitvoering van gevraagde
en ongevraagde adviezen kent de Akademie tien adviesraden die zowel uit
leden als niet leden zijn samengesteld. Kerntaak van de adviesraden vormt
het initiëren en stimuleren van wetenschapsverkenningen. Daarnaast heeft
de Akademie voor een aantal specifieke problemen adviescolleges ingesteld
en worden waar nodig geacht ad hoc commissies in het leven geroepen om
zich in de loop van de tijd aandienende thema’s te behandelen.
•
Advies Commissie voor de Chemie
•Akademie Raad voor de Wiskunde
•Biologische Raad
•
Commissie Geesteswetenschappen
•
Commissie voor de Biochemie en Biofysica
•Raad voor Aarde en Klimaat
•
Raad voor de Medische Wetenschappen
•Raad voor Natuur- en Sterrenkunde
•Raad voor de Technische Wetenschappen
•Sociaal-Wetenschappelijke Raad
20
21
Advisering
Algemeen
In 2002 heeft de problematiek rond het voortgezet onderwijs, die naar
de mening van de knaw haar repercussies heeft op het
wetenschappe-lijk onderwijs aanleiding gegeven tot het instellen van de
knaw-klank-bord-groep Voortgezet Onderwijs. Zie hoofdstuk Kennis, kennis, kennis
van dit Jaarverslag waarin tevens wordt ingegaan op adviezen inzake de
accreditatie van onderzoekersopleidingen en de topmasteropleidingen.
In februari bracht de Akademie in het rapport Vensters op de wereld. De
studie van de zogenoemde ‘Kleine letteren’ in Nederland uit. Het advies werd
voorbereid door een commissie onder voorzitterschap van W.P. Gerritsen.
In het advies wordt ervoor gepleit de ‘Kleine Letterenstudies’ in
aanmer-king te doen komen voor een vorm van aparte financiering, die niet is
gebaseerd op studentenaantallen, maar op wetenschappelijke kwaliteit.
Anders dreigen die opleidingen en daarmee het onderzoek uiteindelijk
te verdwijnen. Verder moeten de opleidingen nauwer samenwerken,
bij-voorbeeld in gezamenlijke masterprogramma’s en door concentratie van
het onderzoek.
Tot de Kleine Letterenstudies worden in het knaw-advies de disciplines
gerekend met een landelijke instroom van minder dan 50 studenten,
zo-als Arabisch, talen en culturen van Zuidoost Azië, maar ook Europese
ta-len zoals Scandinavische en Slavische tata-len en Keltisch. Nederland neemt
op het gebied van deze studies internationaal een vooraanstaande positie
in. De toch al kleine studierichtingen hebben de laatste jaren te kampen
met dalende studentenaantallen: over de hele linie daalde het aantal
eer-stejaarsstudenten tussen 1995 en 2000 met meer dan dertig procent.
Wanneer de disciplines volgens het voornamelijk op studenteninstroom
gebaseerde universitaire financieringsmodel worden behandeld, moet de
financiering van de niet-kostendekkende studierichtingen op de grote
studierichtingen uit dezelfde faculteit worden verhaald. Dat leidt op den
duur tot opheffing van kleine richtingen en daarmee tot het verdwijnen
van hoogwaardig onderzoek.
De situatie van de Kleine Letteren kan volgens de Akademie verder
verbeterd worden door samenwerking tussen de studies, die nu vaak een
onafhankelijke koers volgen. De opleidingen die aan twee of drie
univer-siteiten worden aangeboden moeten streven naar een gezamenlijk
mas-terprogramma waarin de universiteiten elkaar aanvullen. Hierdoor kan
landelijk een zo breed mogelijk spectrum aan expertise blijven bestaan.
Samen met nwo bracht de Akademie in de zomer het rapport De Toekomst
van de Bioinformatica in Nederland uit met een aantal aanbevelingen over
de organisatie van dit vakgebied, dat een sleutelrol zal gaan vervullen voor
allerlei andere disciplines. In het biomedisch, biochemisch en
molecu-lair biologisch onderzoek wordt steeds meer gewerkt met omvangrijke
gegevensbestanden. De noodzaak om die data te kunnen verwerken en
er relevante informatie uit te halen heeft geleid tot de ontwikkeling van
de bio-informatica. Wil Nederland in de internationale top van het
geno-mics-onderzoek meedraaien, dan is het nodig dat de bio-informatica een
goede infrastructuur krijgt. nwo en knaw pleiten er in hun rapport voor
om een centrum op te richten dat service verleent, contacten met
interna-tionale centra onderhoudt en een voortrekkersrol speelt bij het onderwijs.
Onderzoekers uit verschillende disciplines moeten via het centrum
toe-gang kunnen krijgen tot databases, grote berekeningen kunnen uitvoeren
20
21
en praktisch advies kunnen inwinnen. Het ligt voor de hand om de al
bestaande Bio-informatics Application Service Provider (Bio-asp) van de
Katholieke Universiteit Nijmegen en de Universiteit van Amsterdam tot
zo’n zelfstandig centrum uit te bouwen. knaw en nwo hopen dat
finan-ciering voor de nieuwe Bio-asp gevonden kan worden in de ices/kis-3
gelden, die het kabinet voor de ontwikkeling van de kennisinfrastructuur
heeft gereserveerd.
De minister van ocenw heeft in het najaar advies gevraagd aan de knaw
over de gevolgen van het octrooieren van genen voor de
wetenschapsbeoefe-ning. Aanleiding daartoe vormde een discussie met de Tweede Kamer
over de rol van octrooien bij klinische tests voor borstkanker. De
belang-rijkste vragen die aan de knaw zijn voorgelegd betreffen de implicaties
van de huidige praktijk van genoctrooiering voor het wetenschappelijk
onderzoek en de wenselijkheid van aanpassingen in de bestaande
prak-tijk. De knaw heeft een commissie onder voorzitterschap van E.J.
Ruiten-berg ingesteld die de beantwoording van de adviesaanvraag voorbereidt.
Naar verwachting zal het advies in het voorjaar van 2003 kunnen worden
uitgebracht.
Advisering
Romeins recht en
zijn geschiedenis
Johannes H.A. Lokin
‘Rechtsgeschiedenis is geen ‘rustig bezit’ meer binnen de juridische faculteiten, zoals collega Jansen in navolging van Paul Scholten zei. Dat iedere rechtenfaculteit een leerstoel rechtsgeschiedenis heeft is niet langer vanzelfsprekend. Er is ons dus veel aan gelegen te voorkomen dat het een orchideeënvak wordt.’ J.H.A. Lokin (1945), hoogleraar Romeins recht en zijn geschiedenis te Groningen, prijst zich gelukkig dat de rechtsgeschiedenis aan zijn eigen universiteit niet ter discussie staat. ‘We hebben ons ook gehandhaafd in het nieuwe curriculum volgens de bachelor-masterstructuur, en zijn er zelfs nog enigszins versterkt uitgekomen.’Het belang van het vak kan alleen maar overtuigend gedemonstreerd worden als de rechtsvergelijking en de doorwerking van het Romeinse recht voorop staat, denkt Lokin. ‘Ook in het nieuwe Burgerlijk Wetboek kun je nieuwe elementen aanwijzen
‘Studenten beschikken
lang niet altijd over
voldoende algemene
ontwikkeling’
die uit het Romeinse recht afkomstig zijn. Natuurlijk hebben de Romeinen niet op alles een antwoord, zeker niet in nieuwe gebieden als het commerciële recht, maar de kern van het moderne
vermogens-recht laat zich heel goed met het Romeinse recht vergelijken.’ In bredere zin bevordert de bestudering van de rechtsgeschiedenis een academische instelling, meent Lokin. ‘Het leert studenten de regels van het positieve recht te relativeren. Ze zien dat er ook andere rechtsopvattingen mogelijk zijn, en dat gewoonweg regeltjes uit het hoofd leren niet aan de orde is.’
De ontvankelijkheid neemt toe naarmate de studenten ouder zijn, is Lokins ervaring. Tijdens zijn jaarlijkse gastdocentschap aan de universiteit van Curaçao zag hij daarvan een onverwachte illustratie. ‘Vaak komen studenten uit vorige jaren me dan vertellen dat ze er zo veel plezier aan hebben beleefd. Dat kan natuurlijk geslijm zijn. Maar afgelopen zomer vertelde een student dat hij als huldeblijk voor de grondlegger van het Romeinse recht zijn zoon
‘Justini-anus’ had genoemd. Zo’n voldoening had ik nog nooit gesmaakt.’
Niet alles uit zijn vak maakt zo’n enthousiasme bij studenten los, beseft Lokin. Zijn eigen onderzoeksopdracht van de laatste jaren is voor fijnproevers. ‘Ik ben bezig Griekse collegedictaten van de Byzantijnse hoogleraar Theophilus, een tijdgenoot van Justinianus, uit te geven. Voor de zorgvuldigheid werk ik samen met classici. Dat karwei hoop ik voor mijn pensioen af te ronden.’ Zorgvuldigheid mist hij nog wel eens bij zijn studenten. ‘Ze vertalen wat er ongeveer staat en beschikken lang niet altijd over voldoende algemene ontwikkeling. Dat heeft te maken met de achteruitgang van het niveau van de middelbare scholieren – een Europees verschijnsel, begreep ik uit Le Monde.’ Doet dat voor zijn vak op de lange termijn niet het ergste vrezen? ‘Ik ben niet pessimistisch, ik geloof dat we het dieptepunt hebben gehad. Nu ligt de nadruk op het aanleren van vaardigheden in plaats van kennis. Ik ben er van overtuigd dat de slinger wel weer de andere kant op zal zwaaien.’
22
23
Verkenningen
Verkenningen vormen een zwaartepunt in de adviesfunctie van de knaw.
In 1995 is besloten tot een verhoogde inspanning op dit terrein.
Verken-ningsrapporten op de volgende terreinen zagen in de afgelopen jaren het
licht: Chemie (1995), Aardwetenschappen (1996), Cognitie
wetenschap-pen (1997) en Biologie (1997), Wiskunde (1999), Biochemie en Biofysica
(1999) en Theologie (2000).
In het Wetenschapsbudget 2000 heeft de minister van ocenw het
be-lang van het instrument verkenningen voor het wetenschapsbeleid
on-derstreept, en de centrale rol van de knaw bij het uitvoeren van
‘verken-ningen vanuit wetenschappelijk perspectief’ bevestigd. De minister heeft
tijdelijk additionele middelen aan de knaw beschikbaar gesteld voor deze
taak.
D
e knaw-verkenningen hebben als hoofddoel inzicht te verwerven in
de internationale wetenschappelijke ontwikkelingen om zodoende een
grondslag te bieden voor het in Nederland te voeren beleid en te kiezen
prioriteiten. Het initiatief voor een verkenning zal doorgaans uitgaan van
één of meer adviesraden van de knaw. Het besluit tot instelling van een
verkenningscommissie wordt genomen door het bestuur van de knaw
dat de opdracht verstrekt, de benodigde personele en financiële
midde-len fourneert en de voorzitter en de leden van de commissie benoemt.
Advisering
Fysische oceanografie
Henk A. Dijkstra
Henk Dijkstra (1960) is niet alleen jong voor een Akademielid, hij is ook nog maar net hoogleraar (sinds 2001). Dat de Utrechtse fysisch oceanograaf desondanks tot de wetenschappelijke elite is doorge-drongen, heeft volgens collega’s te maken met zijn vernieuwende aanpak binnen het vak en de grote diepgang van zijn wetenschappelijke artikelen. Al houdt hij zich met iets concreets als oceaanstromingen bezig, zijn werk heeft een zeer fundamenteel karakter, vindt Dijkstra zelf. En fundamentele wetenschap, dat is iets waar hij zich binnen de KNAW hard voor wil maken. ‘Door de huidige stimulering van multidisciplinair onderzoek komt fundamenteel onderzoek gemakkelijk in het gedrang. Multidisciplinair onderzoek heeft de neiging om erg productgericht te zijn.’Het komt wel weer goed, daar twijfelt Dijkstra niet aan. Want vroeg of laat
loopt dat productgerichte onderzoek vanzelf tegen grenzen aan. En dan is het ‘back to basics, geheel nieuwe concepten bedenken, ofwel funda-mentele wetenschap.’
Dijkstra zelf probeert de wiskundige modelrepresentatie van oceaan-stromingen te verbeteren. Over die stromingen is veel nog niet goed bekend, met name op grote diepten. Door fundamenteel onderzoek zijn de modellen die het effect van de stro-mingen op het klimaat bepalen, de laatste jaren sterk verbeterd. Neem de separatie van de Golfstroom. `De warme Golfstroom volgt de Amerikaanse Oostkust, en buigt bij Cape Hatteras plotseling af naar het oosten. Maar tot twee jaar geleden lieten alle modellen de Golfstroom te ver naar het noorden doorlopen.’ Oceanografen braken zich er het hoofd over. Maar ontdekten uiteinde-lijk waar ‘m de subtiele kneep zat. ‘De Golfstroom kent twee verschillende separatietoestanden. Welke door een bepaald model voorspeld wordt, bleek afhankelijk van de representatie
van kleinschalige processen.’
In onderzoek naar klimaatverandering is het volgens Dijkstra een groot probleem dat de oceaanmodellen een veel te lage resolutie hebben, een rastergrootte van slechts 200 tot 400 kilometer. ‘Eigenlijk zou dat 10 kilometer moeten zijn.’
Voorlopig kunnen de computers dat niet aan. En daarom zijn voorspellingen over de veranderingen in de oceaancir-culatie ten gevolge van toename van broeikasgassen in de atmosfeer, zoals het afzwakken van de Golfstroom, op drijfzand gebouwd, meent Dijkstra. En toch verschijnen er regelmatig dreigende artikelen in topbladen als Nature en Science. ‘Ik ben bang dat die tijdschriften in dat opzicht veel te mediagericht geworden zijn’, aldus Dijkstra. ‘Op mijn vakgebied is een aantal publicaties verschenen in die bladen, die door vaktijdschriften vermoedelijk niet zouden zijn geac-cepteerd: speculatie en onvoldoende bewijs.’
‘Door de huidige
stimulering van
multi-disciplinair onderzoek
komt fundamenteel
onderzoek in het
gedrang’
22
23
In 2002 is verder uitvoering gegeven aan de Verkenningen Agenda
2000.
De in 2001 gestarte verkenningen Biogeologie en Natuurkunde van
le-vende materie werden eind van het najaar afgerond met aan het bestuur
aangeboden ontwerpverkenningsrapporten. De definitieve rapporten
van deze verkenningen zullen naar verwachting begin 2003
gepubli-ceerd worden. De in 2002 gestarte verkenning Taal- en Letterkunde zal
in februari 2003 worden afgerond.
Medio 2002 werd de laatste hand gelegd aan het Handboek
Verken-ner, dat de belangrijkste aandachtspunten voor uitvoerders van knaw
verkenningen onder de loep neemt. In opdracht van de knaw werd
door B.van der Meulen van het Centre for Studies of Science,
Techno-logy and Society van de Universiteit Twente een beschrijving opgesteld
van verkenningsmethodieken. Deze beschrijving is bij het handboek
gevoegd.
In de loop van 2002 is in samenwerking met de Commissie van
Overleg Sectorraden (cos) een inventarisatie verricht naar de behoefte
om op meer systematische wijze inzicht te krijgen in afgeronde,
lo-pende en geplande verkenningsprojecten binnen en buiten Nederland.
Deze activiteit heeft geleid tot intensieve contacten met prest te
Man-chester dat bezig is aan de ontwikkeling van de verkenningen database
eurofore. Deze database zal in 2003 worden geoperationaliseerd. In
overleg met de afdeling Foresight van dg Research van de Europese
Commissie zal in februari 2003 worden bepaald hoe de invoer vanuit
Nederland het beste geëffectueerd kan worden.
In 2002 zijn het ministerie van Economische Zaken en de knaw
een landelijk contactoverleg verkenningen gestart. In dit overleg
par-ticiperen zowel gebruikers (nwo, ocenw – directie Onderzoek en
We-tenschapsbeleid, Economische Zaken-directie Innovatie en
Infrastruc-tuur en Landbouw, NaInfrastruc-tuurbeheer en Visserij-Innovatienetwerk Groene
Ruime en Agrocluster) als uitvoerders van wetenschapsverkenningen
(cos, cssts-ut, knaw, stt tno-stb). Door de knaw en cos is het
initi-atief genomen voor een in 2003 te organiseren symposium over
Toe-komstverkenningen en Wetenschap.
Eind 2002 heeft in een gezamenlijke vergadering van het algemeen
bestuur met de voorzitters en secretarissen van de tien adviesraden en
de coördinator verkenningen beraad plaatsgevonden over de aanpak
van verkenningen en over mogelijk in de toekomst te kiezen
verken-ningsonderwerpen.
Het bestuur zal in het voorjaar van 2003 de Verkenningen Agenda
actualiseren op basis van de uitgewerkte voorstellen van de raden.
24
25
Adviesraden
Akademie Commissie voor de Chemie
Ontwikkelingen
Ook in 2002 zette de voortdurende daling door van het aantal eerstejaars dat een universitaire studie scheikunde of scheikundige technologie gaat volgen. Nieuwe studierichtingen en opleidingen met in hoofdzaak een chemische signatuur zijn in 2002 geïntroduceerd, maar ook deze lijken niet in staat om meer studenten te trekken. De activiteiten van de Akademie Commissie voor de Chemie in het verslagjaar hebben in hoofdzaak een relatie gehad met die dalende instroom en met de invoering van de bachelor-masterstructuur.
Belangrijkste activiteiten
Een discussie heeft plaatsgevonden over het thema ‘Wetenschap en Industrie’. Er zijn drie korte voordrachten gehouden over dit thema, bezien vanuit nwo door E.M. Meijer (voorzitter van het Gebiedsbestuur Chemische Wetenschappen), vanuit de industrie door P.F. Noorder-vliet (directeur vnci) en vanuit het buitenland door P. Smith (hoogleraar aan de eth-Zürich).
Naar aanleiding van overleg met de Stichting Duur-zame Chemie Ontwikkeling over de mogelijkheden voor een verkenning op het terrein van de duurzame chemie, heeft de acc in het verslagjaar een aantal personen bereid gevonden zitting te nemen in een commissie die die mogelijkheden moet nagaan.
In het kader van de invoering van de bachelor/master-structuur faciliteert sinds 2000 de acc het proces om op het terrein van de chemie en de chemische technologie te komen tot afstemming en coördinatie van de onder-wijsprogramma’s in de bachelor- en masterfase. Daartoe heeft in het verslagjaar overleg plaatsgevonden met de onderwijsdirecteuren/-decanen van de tien opleidingen. Tijdens dit overleg zijn de eindtermen van de bachelo-ropleidingen scheikunde/scheikundige technologie en moleculaire wetenschappen definitief vastgesteld. In dit kader heeft de acc in 2002 eveneens nauw samengewerkt met de werkgroep Convenanten Natuurwetenschappen van de vsnu die in reactie op een verzoek van de minister in september 2002 het zogenaamde bachelor/ masterconvenant voor het terrein van de wiskunde, natuurkunde en scheikunde heeft uitgebracht.
Wat betreft de huidige profilering en samenwerkingsver-banden van de tien opleidingen heeft de acc in 2002 de werkzaamheden voortgezet om per opleiding de onder-zoekszwaartepunten te identificeren. Dit gebeurt aan de hand van de zelfevaluatierapporten die de opleidingen hebben opgesteld ten behoeve van de vsnu-onderzoekvi-sitatie en de resultaten daarvan. Naar verwachting zal de acc in het voorjaar van 2003 rapporteren.
De activiteiten die de acc en cbb hebben ontplooid om te komen tot een herziening van het eindexamen-programma scheikunde op havo en vwo hebben er in geresulteerd dat begin 2002 een commissie door het ministerie is ingesteld die een rode draad moet ont-werpen waarlangs het vak scheikunde in het voortgezet onderwijs vorm gegeven kan worden. Voorzitter acc
en voorzitter cbb zijn op persoonlijke titel benoemd tot respectievelijk voorzitter en vice-voorzitter van die commissie.
De acc heeft in het kader van het Overleg Chemie Nederland (ocn) een reactie gegeven op de eerste plannen van de vnci om in samenwerking met de universiteiten het tekort aan chemici te verminderen door min of meer duale trajecten tussen industrie en univer-siteit te ontwikkelen. Naar de mening van de acc zou de vnci in haar voorstellen meer gebruik moeten maken van de bestaande structuren om mensen op te leiden tot een hogere niveau binnen de chemie. Inhoudelijk heeft de acc geen moeite met duale onderwijsvormen, echter de kwaliteit daarvan moet op afdoende wijze gewaarborgd zijn.
Medio november heeft een driedaagse acc-conferentie met internationale deelname plaatsgevonden op het gebied van de ‘molecular basis of catalysis’.
Besloten is op het terrein van de combinatoriële chemie en high-throughput experimentation in november 2003 een acc-workshop te organiseren.
Begin 2003 vindt overleg plaats met de Raad voor de Medische Wetenschappen om een bijeenkomst te organiseren over de ‘agendering van het geneesmid-delenonderzoek’.
Akademie Raad voor de Wiskunde
Ontwikkelingen
In onze maatschappij spelen steeds complexere vraag-stukken waardoor in vele sectoren om wiskundige model-len wordt gevraagd om beter met die complexiteit om te kunnen gaan. Deze mathematisering van de samenleving, en de daarmee verbonden wetenschappelijke disciplines, vereist een hiermee voortschrijdende kennisontwikkeling binnen de wiskunde en het opleiden van voldoende wiskundigen. Dit staat in schril contrast met het geringe aantal wiskundigen dat thans wordt opgeleid.
Deze ontwikkelingen vormden voor de Akademie Raad voor de Wiskunde enige jaren geleden aanleiding om een verkenningenrapport (1999) op te stellen met als doel aanbevelingen te doen aan diverse actoren om de uitdagingen adequaat tegemoet te kunnen treden en de negatieve trends een halt toe te roepen.
Belangrijkste activiteiten
Het werk van de Raad stond in 2002 voor een belangrijk deel nog in het teken van de implementatie van de aanbevelingen in 1999 door de knaw uitgebrachte verkenningsrapport De toekomst van het
wiskunde-onder-zoek in Nederland (twon). Een belangrijke ontwikkeling
in dat kader vormde het werk van het in het jaar 2000 gestarte nationaal Overleg Onderzoekscholen Wiskunde (oow). In het oow participeren de wiskundige, landelijk georganiseerde, onderzoekscholen, alsmede enkele nauw verwante onderzoekscholen. Om de samenwerking ‘op de werkvloer’ verder te versterken zijn ook vertegenwoordi-gers van nwo en de Kamer Wiskunde van de vsnu bij het werk van de oow betrokken. Regelmatig wordt de arw geïnformeerd over en betrokken bij het werk van het oow. In april 2002 heeft het oow een belangrijke nota met de titel Nieuwe dimensies, ruimer bereik. Een nationale strategie
voor wiskundeonderzoek en gerelateerde masteropleidingen