• No results found

Een aanzet tot een radio-therapeutisch plan voor 1980

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een aanzet tot een radio-therapeutisch plan voor 1980"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een aanzet tot een radio-therapeutisch plan voor 1980

Citation for published version (APA):

Faeseler, C. M. M. (1973). Een aanzet tot een radio-therapeutisch plan voor 1980. (Ziekenhuis research project. Rapport; Vol. 9). Technische Hogeschool Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1973

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at:

openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

PLAN VOOR 1980

~r. C.M.M. Faeseler

Z.R.P. rapport no. 9. september 1973

(3)

Gedurende ruim negen maanden heeft de heer C. Faeseler als afstudeerder van de afdeling Bedrijfskunde van de T.H.E. drie radio-therapeutische afdelingen in het westen van het land bestudeerd. In eerste instantie was het doel ervan via tijd-studies te komen tot kengetallen voor benodigde apparatuur en funktionarissen inradiotherapie-afdelingen in relatie tot het aantal te behandelen patienten per jaar. De resultaten van deze gedetailleerde tijdstudies zijn in "interne" rapporten vastgelegd.

In het voor u liggende rapport is van deze resultaten gebruik gemaakt.

Met behulp van de diverse door hem opgestelde kengetallen en arbitraire kostenberekeningen is gepoogd meer inzicht te krijgen in de meest gewenste grootte van radiotherapeutische afdelingen. Bij de bepaling hiervan zijn tevens de te maken reiskosten door de patienten geschat. Naarmate er nl. minder centra in Nederland zijn zullen deze laatste kosten toenemen. Bovendien zijn daarbij enige medische en organisatorische aspekten in ogenschouw ge-nomen.

Op basis van het voorafgaande is via een stapsgewijze redenering een eerste aanzet tot een "Plan 1980" tot stand gekomen.

De resultaten ervan treft u aan onder het hoofd "Conclusies". Deze zijn nogal vergaand. Een nieuwe afdeling openen, zeven af-delingen uitbreiden, een inkrimpen en vijf sluiten. Hiertoe zullen ten naaste bij twintig radiotherapeuten, twintig fysici en technici en 80 laborantes extra moeten worden opgeleid v66r 1980 (zie tabel 1 van het rapport).terwijl dan ook extra geinvesteerd dient te worden in apparatuur en gebouwen. Kapaciteit voor therapeutische research is hierbij nog buiten beschouwing gelaten!

De investeringen tot 1980 in noodzakelijke apparatuur en gebouwen zal volgens dit eerste globale plan tenminste f 14.000.000,=

bedragen.

De meerkosten t.a.v. de huidige situatie schatten wij op basis van het bovenstaande op zes

a

acht miljoen gulden per jaar.

(4)

koordi-natie tussen therapeutische afdelingen ~n Nederland wordt over-gegaan.

Dit rapport, kan een aanzet tot planning worden, als het gevolgd wordt door studies en plannen die dieper gaan en verfijnder zijn. Door welke instantie en in welke struktuur vorm gegeven kan worden aan dergelijke plannen is een vraag die elders beantwoord moet worden.

Prof.lr. C. Botter Afdeling Bedrijfskunde Technische Hogeschool Eindhoven

(5)

1. Inleiding

2. De kengetallen met betrekking tot de apparatuur 2.1 Diagnostische apparatuur

2~2 Apparatuur ten behoeve van de bestralingsplanning 2.3 De bestralingsapparatuur

2.3.1 Megavolt-apparatuur 2.3.2 Orthovolt-apparatuur

3.

Kengetallen met betrekking tot de functionarissen

4.

De jaarlijkse kosten

5.

De optimale grootte van een radio-therapieafdeling

6.

Het optimale aantal radio-therapieafdelingen

7.

Een plan voor 1980

8.

Opleidings- en investeringsconsequenties

8.1 Opleidingen en investeringsconsequenties ten aanzien van het personeel

8.2 Investeringsconsequenties ten aanzien van de apparatuur

9.

Conclusies

]0. Literatuur

Bijlage 1. Overzicht van de outillage van radio-therapieafdelingen bij verschillende grootten.

2. Relatie tussen de behandelingskoten per patient en de capaciteit van de afdelingen.

3.

Berekening van de gemiddelde afstand, enz.

4.

Overzicht van de megavolt-apparatuur in Nederland.

5.

Overzicht van de capaciteit van de radio-therapieafdelingen in Nederland volgens het plan voor 1980.

6. De patient op zijn weg door de radio-therapieafdelingen van een groot centrum.

7.

Organisatieschema. 1 3 3

4

4 4

7

8

9

12

15

18 21 21 21 23 24

(6)

Bij mijn afstudeeronderzoek gedurende september

1972

tot juni

1973

in drie radio-therapieafdelingen ben ik veelvuldig op kritiek gestuit ten aanzien van de radio-therapeutische behandeling van patienten in Neder-land. Vooral het relatief geringe aantal patienten dat in oncologische centra behandeld wordt en de onvolkomenheden qua beschikbaarheid van personeel en apparatuur waren veelgehoorde klachten.

Zover bekend bestaat er geen middellange termijnplanning voor radio-therapieafdelingen in Nederland. Vandaar dat hier een eerste opzet is gemaakt om te komen tot een dergelijk middellange termijnplanning.

Deze planning heeft betrekking op radio-therapieafdelingen met megavolt-apparatuur. Indien een radio-therapieafdeling bedoeld wordt met ortho-voltapparatuur zal dit aangeduid worden met: een afdeling van een regio-naal ziekenhuis.

Uitgangspunten bij dit onderzoek zijn geweest:

dat Nederland in

1980

14,6

miljoen inwoners heeft

dat er per miljoen inwoners

1.500

nieuwe patienten per jaar bijkomen, die radio-therapeutische behandeling behoeven (dus totaal

22.000

in

1980)

(lit.

2)

- dat

1/3

van bovengenoemde patienten in aanmerking komt om op een afde-ling van een regionaal ziekenhuis behandeld te worden. Onder deze

33%

vallen diegenen, die een nabestraling krijgen en diegenen, die voor symptomatische therapie in aanmerking komen.

Deze bestraling kan redelijk goed worden volbracht door een diepte-therapietoestel. De overige

67%

zullen op een radio-therapieafdeling met megavoltapparatuur behandeld worden.

me informatie voor dit uitgangspunt is verkregen door middel van gesprekken met radio-therapeuten)

- dat van voornoemde

67%, 10 - 15%

een tweede keer behandeld moeten worden. Deze uitgangspunten tezamen leren ons, dat er in Nederland in 1980

e-enjaarcapa-citeit nodig is voor

16.500

patienten. Op deze conclusie is een plan voor

1980

gebaseerd. Mochten deze cijfers veranderen, dan is een nieuw cijfer-materiaal snel op te zetten.

(7)

Het tweede en derde hoofdstuk van dit rapport gaat over kengetallen voor apparatuur en functionarissen. Deze kengetallen zijn nodig om het plan in de volgende hoofdstukken op te kunnen zetten. Aangegeven wordt hoe zij zijn gevonden. Vervolgens wordt in het vierde hoofdstuk een kostenbereke-ning gemaakt en aan de hand daarvan en tezamen met andere factoren (o.a. kwaliteit) wordt de optimale grootte van een radio-therapie afdeling in hoofdstuk vijf berekend. Daarna gaan wij in hoofdstuk zes na hoe deze afdelingen zo gunstig mogelijk in Nederland gesitueerd kunnen worden. Vervolgens wordt aan de hand van de huidige situatie in hoofdstuK zeven een plan voor 1980 opgezet. Tot slot worden in hoofdstuk acht de ver-schillen van het plan en de huidige situatie besproken. In hoofdstuk negen zijn de conclusies weergegeven. Als extra bijlagen zijn een Korte be-schrijving van een radio-therapie afdeling en een organisatieschema voor een dergelijke afdeling toegevoegd. Dit speciaal voor diegenen. die niet met radio-therapie afdelingen met megavolt apparatuur bekend zijn.

(8)

2. DE KENGETALLEN MET BETREKKING TOT DE APPARATUUR

De apparatuur op een radio-therapieafdeling is onder te verde len in drie groepen, te wet en:

2.1 diagnostische apparatuur

2.2 apparatuur ten behoeve van de bestralingsplanning 2.3 bestralingsapparatuur.

2.1. De diagnostische apparatuur

Onder diagnostische apparatuurvalt de localisator c.q. simulator. Met dit diagnostische toestel is het mogelijk kennis te vergaren van de juiste plaats van het maligne weefsel in het lichaam van de patient. Gebruikt men dit toestel ook om de weg, die de voorgestelde bundel voor radio-therapeutische behandeling in het lichaam van de patient aflegt, zichtbaar te maken, dan spreekt men van simuleren c.q. simulator. In de drie onderzochte afdelingen te weten, die van het Academisch Ziekenhuis Utrecht, het Antoni v. Leeuwenhoekhuis en die van het Rotterdamsch Radio-therapeutisch Instituut, werd voor

80%

van de gevallen gebruik gemaakt van de localisator/simulator als localisator. Wanneer van deze 80% de voorgestelde behandeling ook nog gesimuleerd wordt, gebruikt men per patient gemiddeld 1,6 maal de localisator/simulator. In twee van de drie onderzochte centra werd de voorgestelde behandeling gesi-muleerd. De factor 1,6 kan echter groter worden door twee oorzaken.

Ten eerste doordat een onderzoek op de simulator later, tijdens de behandeling, gewenst is, omdat de bestraling aangepast moet worden. Ten tweede doordat de voorgestelde bestraling niet voldoet. Dan moet er opnieuw een plan gemaakt en gesimuleerd worden.

Uit een onderzoek blijkt dat het aantal bezoeken dat de patient gemiddeld aan de localisator/simulator aflegt is:

- voor het Academisch Ziekenhuis Utrecht (A.Z.U.): 0,8 - voor het Antoni v. Leeuwenhoekhuis (A.v.L.) 1,4

- voor het Rotterdamsch Radio-Therapeutisch Instituut (R.R.T.I.) : 2,0

Op het A.Z.U. wordt het apparaat niet voor simulatie gebruikt, men kan daar contrale-foto's van de bestraling maken.

(9)

Als uitgangspunt nemen we het gemiddeld aantal bezoeken aan

localisator/simulator per patient tussen de 1,6 en de 2,0. Op basis van tijdstudies komen we tot de conclusie dat het mogelijk is

10 - 13 gevallen ("localisaties of simulaties") per dag te verwerken. Uitgaande van deze gegevens heeft een localisator/simulator een

"capaciteit" van gemiddeld zes nieuwe patienten per dag of

6 x 250 = 1.500 nieuwe patienten per jaar. (voor details zie lit. 1)

2.2 Apparatuur ten behoeve van de bestralingsplanning

Voor het berekenen van stralenplannen is speciale apparatuur in ontwikkeling, het zogenaamde bestralingstherapie planningssysteem (B.T.P.S.). Gezien het feit dat er nog weinig gegevens uit de praktijk bekend zijn, zullen we de capaciteit.binnen ruime grenzen schatten. Zo zal naar mijn mening zoln toestel voor 50 -

70%

van de patienten gebruikt kunnen worden met ongeveer 20 tot 30

plan-ningen per dag. Dit toestel is dus geschikt voor 8.000 - 10.000 nieuwe patienten per jaar, een B.T.P.S. heeft dus altijd voldoende capaciteit voor een afdeling.

2.3 De bestralingsapparatuur

De bestralingsapparatuur is te verde len in:

de megavolt-apparatuur de orthovolt-apparatuur

de overige bestralingsapparatuur.

2.3.1 De meest gebruikelijke me~avolt-aR~aratuurbestaat uit: a. de "lineaire versneller" (Linac)

b. het Cobalt-60 toestel (Co-60) c. de Betatron.

De Linac en de Co-60 kunnen binnen bepaalde grenzen dezelfde behandeling geven. De Co-60 heeft als voornaamste nadelen:

een lagere output van de uittredende bundel. Er moet dus langer (ongeveer 5 min.) mee bestraald worden dan met de Linac (0,7 min.) om dezelfde dosis te krijgen

een minder scherp begrensde bundel

(10)

De aanschafwaarde van de Co-60 is ongeveer 1/3 van de Linac, te weten f. 320.000,-. Doordat uit tijdstudies is gebleken dat met de Co-60 capacitief gezien echter maar 3/5 van het aantal patienten van de Linac bestraald kunnen worden, zijn de tot ale kosten per patient van beide toestellen ongeveer gelijk. Gezien de genoemde nadelen verdient ons inziens de aanschaf c.q. gebruik van de Linac de voorkeur.

ad a. De "lineaire versneller" (Linac)

Om het aantal patienten per jaar dat op de Linac bestraald kan worden te berekenen, maken wij gebruik van de volgende formule:

k=v Tv = ~ i

k + bk + 2.k.tl + max. (tp1 + t p2 ' i vb) (1) k=o

Hierin zijn:

Tv de totale behandelingstijd per zitting

v het aantal velden, of het aantal richtingen van waaruit per zitting bestraald wordt

~ de insteltijd van het ke veld

=

de bestralingstijd van het ke veld

de tijd, die de laborante nodig heeft om de afstand van de bedienangsruimte tot de bestralingstafel te overbruggen

t

p1 = de tijd, die de patient nodig heeft om de afstand van de

kleedkamer tot de bestralingstafel te overbruggen

t

p2 de tijd, die de patient nodig heeft om de afstand van de bestralingstafel tot de kleedkamer te overbruggen

i

Vb de voorbereidingstijd (halen van mallen, grove instelling).

Met behulp van formule (1) vinden we voor een instituut, waarin de afstand van het bestralingstoedtel tot de kleedkamer 20 m en tot de monitor 15m is, voor T de waarden z oals weergegeven in

v

tabel 1. In dit overzicht is ook het aantal patienten, dat per dag bestraald kan worden, weergegeven.

(11)

.

0 s:: (I) oM ~ ell S s:: .-I 'd Q) s:: s:: m -... 'd oM OM -P

.

.-I

§

1il

Q) E-!? :> :> E-! ~ Pi 1,5 385 6,4 75 2,0 485 8,1 60 2,5 580 9,6 50 Tabel 1

Weergegeven is de totale tijd van een zitting en het aantal patienten dat per dag

bestraald kan worden, afhan-kelijk van het aantal velden.

Ret gemiddeld aantal veldm per patient in het A.v.L. per zitting bedraagt 1,4 en in het R.R.T.l. 2,0. Roewel men uit medisch oogpunt (om o.a.

gezond weefsel te sparen) naar zoveel mogelijk velden per zitting streeft, kan men dit momenteel om capacitieve redenen niet altijd realiseren. Als uitgangspunt voor de op te zetten radio-therapieafdelingen hebben we 2,0

velden gekozen voor de verdere berekening. Bij een gemiddelde van 25 zittingen per behandeling per patient en 250 werkdagen in een jaar komt dit neer

op een capaciteit van 600 nieuwe patienten per jaar voor een Linac.

ad b. Ret Cobalt-60 toestel (Co-60)

Wanneer wij weer de berekeningen aan de hand van formule 1 uitvoeren en nu VOor b

k niet 40 seconden maar 6 minuten invullen, dan blijkt dat (met 2,0 velden per zitting)

3S

patienten per dag op de Co-60 bestraald kunnen worden. Bij een gemiddelde van 25 zittingen per behandeling per patient en 250 werkdagen per jaar komt dit overeen met 350 nieuwe patienten per jaar.

In het voorafgaande hebben we een voorkeur uitgesproken voor de Linac in plaats van de Co-60. Om deze reden hebben we in de nog uit te werken modellen de Co-60 pas dan opgenomen, indien dat voor aanpassing van de capaciteit gewenst is.

(12)

ad c. De Betatron

Over het plaatsen van een Betatron op een radio-therapieafdeling wordt nogal verschillend gedacht. Dientengevolge zullen we in het overzicht van de capaciteit van de bestralingsapparatuur, inrichtingen weergeven met en zonder Betatron. In het R.R.T.I. wordt bij ongeveer 2010 van de patienten gebruik gemaakt van de Betatron met gemiddeld 30 zittingen per dag en 20 zittingen per behandeling per patient. (De Betatron wordt daar aIleen gebruikt voor bestraling met electronen). Met dit apparaat kunnen in dit geval 375 nieuwe patienten per jaar bestraald worden. Aangezien vergelijkend cijfermateriaal ontbreekt, zullen we voor de

berekening dit cijfer aanhouden.

2.3.2 Van de orthovolt-apparatuur is het diepte-therapietoestel (250 kV) het meest gebruikelijke. Dit toestel wordt in de onco-logische centra aIleen voor aanvullende en symptomatische be-straling gebruikt en vindtdan in ongeveer 15% der gevallen een

toepassing.H~heefteen capaciteit van gemiddeld 30 zittingen

per dag. Met gemiddeld 15 zittingen per behandeling per patient komt dit neer op een capaciteit van ongeveer 500 patienten per

jaar.

Behalve in de oncologische centra wordt er in veel (regionale) ziekenhuizen gebruik gemaakt van een diepte-therapietoestel.

Een overzicht van de plaatsing van deze apparatuur in Nederland kon niet worden achterhaald. Dit aantal zal liggen tussen de 75 en 125.

Onder de overige bestralingsapparatuur vallen de contact-, de oppervlakte- en de endo-therapietoestellen. Gezien het feit dat deze bestralingswijzen een steeds geringer aandeel in de bestra-ling leveren (minder dan

8%)

worden deze toestellen bij de berekening buiten beschouwing gelaten. Eveneens buiten onze

beschouwing valt de aanvullende radiumbehandeling, aangezien deze meestal buiten de afdeling plaats heeft.

(13)

3. KENGErALLEN MET BNrREKKING TOT DE FUNCTIONARISSEN

In navolging van dr. J.Th. v.d.dWerff (lit. 3) zullen we de specialist, die zich bezig houdt met de behandeling door middel van bestralen van patienten met onge-wenste nieuwvormingen, een radio-therapeut noemen. Een algemene radioloog is dan iemand die zowel diagnostiek als therapie bedrijft. Deze is meestal verbonden aan een regionaal ziekenhuis. Een rontgendiagnost is iemand die aIleen de diag-nostiek doet. Doordai Nederland een groot gebrek aan radio-therapeuten heeft zullen we het aantal patienten dat een radio-therapeut per jaar kan behandelen voor onze berekening aan de hoge kant nemen en weI op 350 stellen. Dit

impli-ceert dat hij zich dan slechts met de behandeling van patienten kan bezig houden en niet met research. Bij de berekening gaan we er eveneens vanuit, dat voor iedere 800 patienten een fysicus nodig is en voor ieder megavolt-apparaat een technicus, die ook zorg draagi voor de overige apparatuur. Uit onze tijdstudies is het aantal laborantes berekend, dat nodig is voor de bediening van de appa-ratuur (lit. 1). Zo is bijvoorbeeld voor de Linac een gediplomeerde en een

leerling-laborante nodig om VOor het positioneren van de patient en voor het toestel te zorgen en een gediplomeerde en een leerling-laborante om achter het bedieningspaneel te zitten. Deze aantallen zijn weergegeven in tabel 2.

~

Gedipl. Leerl. Gedipl. +

~oestel es lab. lab. leerl.lab.

Simulator 2 1 3 B.T.P.S. 1 1 2 Linac 2 2 4 Co-60 2 2 4 Betatron 2 2 4 DT-toestel 1 2 3 Tabel 2

Weergegeven is het minimale aantal gediplomeerde, het maximale aanial leerling-laborantes en de som van deze twee, nodig per toestel.

Bij het opzetten van ons plan 1980 nemen we als toeslag op de gegevens van tabel 2 25% extra laborantes ten behoeve van:

8% ziekteverzuim 6% vakantie

11% leiding en aanvullende werkzaamheden

Deze aanvullende werkzaamheden bestaan o.a. uit patientbegeleiding en rond-leidingen.

(14)

4. DE JAARLIJKSE KOSTEN

Aangezien elk systeem voor het berekenen van kosten aanvechtbaar is, gaan wij hier volgens een eenvoudige methode te werk. Bij deze methode die over-eenkomt met die van het Centraal Orgaan Ziekenhuistarieven, brengen we een lineaire afschrijving en een renteverlies in rekening. Dit renteverlies is geschat op 8% van de aanschafwaarde minus de afschrijvingen. Voorgaande komt neer op 8% van de helft van de aanschafwaarde of 4% van de volledige aanschafwaarde. De kosten zijn berekend op basis van 1973 en er is geen rekening met inflatie gehouden.De kosten zijn onder te verde len in drie categorieen te weten: a. kosten van apparatuur

b. kosten van personeel c. kosten van de ruimten.

a. Kosten van apparatuur per jaar

kostprijs Linac f 1.000.000,-afschrijving (10 jaar) variabele kosten 4% f 100.000,- 15.000,- 40.000,-f 155.000,-kostprijs Co-60 f 270.000,-2 bronnen 140.000,-f 410.000,-afschrijving (10 jaar) f 41.000,-variabele kosten 2.000,-4% 16.400,-f 59.400,-kostprijs Betatron f 700.000,-afschrijving (10 jaar) f 70.000,-variabele kosten 17 .000,-4% 28.000,-f 115.000,-kostprijs D.T.toestel f 80.000,-afschrijving (10 jaar) f 8.000,-variabele kosten 1.000,-4% 3.200,-f

(15)

12.200,-kostprijs Simulator f 300.000,-afschrijving ( 10 jaar) f 30.000,-4% 12.000,-f 42.000,-kostprijs B.T.P.S. f 250.000,-afschrijving ( 7 jaar) f 35.000,-4% 10.000,-f

45.000,-b. Kosten van personeel

De jaarlijkse personeelskosten zlJn samengesteld door bij het huidige gemiddelde salaris 25% bij te tellen. Deze 25% wordt gevormd door sociale premies die ten laste komen voor de werkgever. Bij de per-soneelskosten zijn dus geen bedragen opgeteld voor bijvoorbeeld pensioenfonds en andere van instituut tot instituut mogelijk ver-schillende voorzieningen.

brut0 salaris

werkgevers-kosten

Radio-therapeut f 60.000,- f

75.000,-Fysicus 40.000,- 50. 000

,-Technicus 18.000,-

23.000,-Laborante 17 .000,-

22.000,-c. Kosten van ruimten

Voor de investeringskosten van de bestralingsruimte voor afdelingen met megavolt-apparatuur is f 3.000,- per m2 vloeroppervlak genomen. Als kengetallen voor de apparatuur zijn inclusief gangen, trappen, etc. de volgende aantal

rrf

nodig:

Linac 160

rrf

Co-6090 m2

(16)

Betatron DT-toestel Simulator

Voor de investeringskosten van werkruimte is f 2.000,- per m2 vloer-oppervlak genomen. De werkruimte hebben wij in het plan voor 1980-twee maal zo groot als de bestralingsruimte gekozen.

In de prijs per m2 zijn de kosten voor rent everlies van het vermogen begrepen.

De jaarlijkse kosten van de ruimten vinden we door de investeringskosten te delen door

50,

de ruimten worden dus in

50

jaar afgeschreven.

(17)

5.

DE OPT1MALE GROOTTE VAN EEN RADIO-THERAPIEAFDELING

Met behulp van de hiervoor berekende c.q. aangenomen kengetallen zijn de behandelingskosten per patient uitgerekend. Deze kosten zijn berekend voor instituten die varieren in capaciteit van 350 tot 5200 patienten per jaar (zie bijlage 1). De kosten per patient blijken te liggen tussen de f 1.400,- voor kleine afdelingen en f 800,- voor grate (behandelings- en reiskosten samen).

Bij de opzet van bijlage 1 is uitgegaan van de bestralingsapparatuur en weI primair van de Linac, maar om de sprongen in de capaciteit kleiner

te maken is de Co-60 toegevoegd.

In de tabel van bijlage 1 beginnen we in eerste instantie met een Co-60, dan een Linac, dan een Linac en een Co-60, dan twee Linac's, enz. De tabel eindigt met vijf Linac's en een Co-60. De voornoemde combinaties zijn bovendien uitgesplitst voor geen, voor een en indien capacitief gezien mogelijk voor twee of drie Betatrons. Bij deze opstelling is er van uitgegaan dat er maximaal

20% van de patienten met de Betatron (electronen) behandeld wordt. Wordt een Betatron gewenst en is zijn capaciteit te groot ten opzichte van het aantal patienten, dan is bij de berekening aan-genomen, dat de Betatron op rontgenstralen omgeschakeld wordt. Er kunnen dan echter maar 300 in plaats van 375 patientenper

jaar mee behandeld worden.

Om een beter inzicht te krijgen in de relatie tussen de behandelings-kosten per patient en de grootte van de inst itut en, zijn de

behandelingskosten van de tabel van bijlage 1 grafisch weergegeven in bijlage 2. We zien hieruit dat de behandelingskosten per patient bij groter wordende instituten afneemt van f 1.400,- tot f 900,-. Uit bedrijfseconomische overwegingen is als eerste voorzichtige conclusie te trekken dat een afdeling een capaciteit moet hebben van tenminste 1.500 patienten per jaar.

Behalve de behandelingskosten varieren ook de reiskosten van de patienten met de grootte van het instituut. Hoe groter namelijk de instituten, des te minder er in een bepaald gebied zullen staan. Bij minder instituten wordt derhalve de gemiddeld af te leggen afstand voor de patienten groter. Hoe groter deze afstanden des te hoger zijn

(18)

de reiskosten.Er~an uitgegaan is dat de reiskosten per patient gemiddeld 25 cent per km (v.v.) bedragen. Voor gemiddeld 25 bezoeken per behandeling wordt dit f 6,25 per km (v.v.) per patient per behandeling.

Aan de hand van benaderende berekeningen van bijlage 3 komen we tot onder-staande tabel

3,

waarin de gegevens zeer globaal zijn weergegeven.

Tabel 3

"!capaciteit van Aantal in- Oppervlak Gemiddelde Reiskosten ide afdelingen stituten in J.n

. krrf

per reisafstand per patient

in patienten Nederland bij afdeling (km) per

behande-~er jaar cap. v.d. dat bestre- ling

vorige kolom ken wordt

700 24 1540 9,4 f

58,-1500 11 3340 ' 16,7

102,-3000 6 6100 31 190

,-4500 4 9200 38 237,-.

De door de patienten gemiddelde af te leggen afstand en gemiddelde reis-kosten per patient per behandeling, bij diverse aantallen instituten.

Bij het opzetten van deze tabel is er van uit gegaan dat er in Nederland in 1980 capaciteit moet zijn voor 16.500 patienten, die buiten de gro~e

steden gelijkelijk over het land verspreid zijn, en dat Nederland 32.800

km2 groot is. De afstanden zijn bij de berekeningen "hemelsbreed" genomen. De op deze manier berekende reiskosten, de behandelingskosten en de som van deze twee per patient, op basis van de patienten per jaar per afdeling, zijn weergegeven in figuur op de volgende bladzijde. Uit het totale

kostenverloop in deze figuur blijkt dat een capaciteit van ongeveer 1500 - 3000 patienten per afdeling het voordeligst is. De totale kosten per patient zion dan ongeveer f 1.000,-. In de berekening is er van uit gegaan dat dan de capaciteit volledig benut wordt.

(19)

kosten

per pati~nt

1400

REIS... , :BERANDELINGS- EN TOALE-KOSTEN PER PATIENT OP BASIS VAN PATIENTEN PER JAAR PER AFDELING

1?CO 1100 1000 900 800 700 600 400 100 totale kosten behandelingSoo kosten reis-kosten ?Co 100 C' figuur 1

100r ?OOO 1000 4000 'i000 pati~nten

(20)

6. HEr OPTIMALE AANTAL RADIO-THERAPlEAFDELINGEN

Behalve economische zijn er nog andere factoren, die bij het

bepalen van een optimale afdeling in aanmerking genomen moeten worden. Een factor die voor grotere radio-therapieafdelingen pleit is

de betere kwaliteit. Bij inschakeling van meerdere radio-therapeuten op een afdeling is het namelijk mogelijk om tot verregaande speciali-satie te komen, hetgeen de kwaliteit gunstig kanbelnvloeden. Dit is pas mogelijk bij minstens 1.500 patienten per jaar (zie bijlage 1).

Er zijn echter twee factoren die daarentegen voor kleine radio-therapieafdelingen pleiten en wel de organisatiegraad en het ongemak voor de patienten. Hoe groter des te ingewikkelder de organisatie, met een grotere kans op verminderde kwaliteit van de behandeling en op langere wachttijden voor de patienten. Veor een afdeling met zelfs 3000 patienten per jaar moet dit organisa-torisch op te vangen zijn. Het ongemak voor de patienten wordt tevens groter wanneer er minder (dus grotere) instituten zijn door langere reistijden. Deze reistijden uitdrukken in geld leek ons niet zinvel, aangezien de patient niet aan het arbeidsproces deelneemt.

Wanneer deze drie factoren in rekening worden gebracht, naast

de economische factoren, is te concluderen dat de gunstigste radio-therapieafdeling een capaciteit heeft van 1500 tot 3000 patienten per jaar. Bij 16.500 patienten per jaar komt dit neer op 11 tot 6 instituten in Nederland. Gaan we uit van zeven instituten dan zouden deze gesitueerd kunnen zijn zoals tabel

4

weergeeft.

Instituut Capaciteit instituut capaciteit

Assen 2150 Utrecht 2500

Deventer 2500 Tilburg 2200

Amsterdam 3200 Roermond 1400

(21)

Tabel 4 Weergegeven is de bedrijfseconomisch ideale situering van de afdelingen in Nederland.

Deze zeven instituten zijn ook weergegeven in figuur 2. Om verschil-lende, onder andere demografische redenen,is deze situering als plan echter niet aanvaardbaar.

(22)

MOGELIJKE SITUERING VAN RADIO-THERAPIEAFDELINGEN

IN NEDERLAND OP BASIS VAN ZUIVER ECONOMISCHE MOTIEVEN

groningen /

I!l

r-t afdelingen

-•

leeuwarden

zwolle

I!J

-deventer

-figuur 2

l!J

assen enschede

- /

/

/

\

I

I

\

I

(23)

7.

EEN PLAN VOOR

1980

Voar een enigszins realistische aanzet tot een plan voor

1980

dient er een compromis tussen de schets uit het vorige hoofdstuk en de huidige situatie gesloten te worden.

Allereerst zijn hiertoe gegevens over de huidige situering van afde-lingen met megavolt-apparatuur weergegeven in bijlage

4.

Bij het tot stand komen van dit compromis zal ook rekening gehouden moeten worden met demografische gegevens. De grootste steden dienen

over een afdeling met megavolt-apparatuur te kunnen beschikken. Wanneer er bovendien rekening wordt gehouden met het feit dat radio-therapie-afdelingen bij voorkeur in (medische) universiteitssteden geplaatst dienen te zijn, dan komen we bijvoorbeeld voor het noordoosten van Nederland tot het volgende plan.

In ieder geval dient er een afdeling in de universiteitsstad Groningen te komen. Daar in dit geval voor patienten uit het westen van Friesland de afstand naar Groningen te groot wordt, dient er een afdeling in Leeuwarden te komen. Door de plaatsing van de afdeling in Groningen kan de afdeling van Deventer beter naar Zwolle verplaatst worden. De inwo-ners van Twente kunnen gezien de demografische gegevens en de reisaf-standen beter een eigen afdeling in Enschede krijgen.

Passen wij een dergelijke stapsgewijze redenering toe op heel Nederland dan komen we, rekening houdend met bovenstaande punten tot een situering als in tabel

5

is weergegeven.

Instituut Capaciteit Instituut Capaciteit

Leeuwarden 700 Eindhoven 700

Groningen (u) 1450 Middelburg 350

Zwolle 1100 Amsterdam (u) 2100

Enschede 1100 Utrecht (u) 1'400

Nijmegen (u) 1400 Leiden (u) 700

Maastricht (u) 1100 Den Haag 750

(24)

Tabel

5

Overzicht van de plaatsing van radio-therapieafdelingen in Nederland velgens een plan veer 1980 en de daarbij behorende capaciteiten.

(u) = universiteit.

De plaatsing van de afdelingen in Nederland volgens tabel

5

is weer-gegeven in figuur 3.

Aangezien in Heerlen een radio-therapieafdeling gevestigd is en de afstand Maastricht - Heerlen niet zo groot, kan de afdeling in Heerlen gehandhaafd blijven in plaats van er een in Maastricht op te richten.

(25)

OVERZICHT VAN DE RADIO-THERAPIEAFDELINGEN IN

NEDERLAND VOLGENS RET PLAN VOOR 1980

2

[j)

groningen J i\

--

'-1

,

'"

"

'-

"-/.

"

'"

,

---,

{j)

I zwolle I

/

I

I •

Jciventer

"

...

'"

4

-

-maastricht \

,

J':-"

. I

1

[j)

leeuwarden

9

..o,

,

\ \

'.- - - 1

-'

I

l

tilburgI

bb

Oa.

\!1

I I eindhoven / (f{l I 1.... .... _ amster9-am I

----r"

I lOa. I L leiden ,

, ... - li _----,

@

/ den haag lutrecht

/.... lob _

-

-i r - t afdel-ingen

(26)

8.

OPLEIDINGS- EN INVESTERINGSCONSEQUENTIES

8.1 Opleidingen en investeringsconseguenties ten aanzien van het personeel

Wil men 2/3 van de patienten in 1980 op radio-therapieafdelingen met megavolt-apparatuur behandelen, dan zijn er 45 radio-therapeuten nodig. Momenteel zijn het er met de buitenlanders in Nederland meegerekend

tussen de 25 en 30. Er zullen dus zo'n 15 - 20 radio-therapeuten minstens bij moeten komen om de patienten in 1980 op adequate wijze.te kunnen behandelen. Voor ons plan voor 1980 is verder aan personeel nodig:

24 fysici

27 technisch personeel 276 laborantes

Aangezien de hUidige aantallen fysici, technici en laborantes ons onbe-kend zijn, kunnen wij geen uitspraak doen over toe- of afnemen van de aantallen van deze functionarissen.

8.2 Investeringsconsequenties ten aanzien van de apparatuur

Ret verschil tussen het huidige aantal megavolt-apparaten en het aantal voor het plan van 1980, is weergegeven in tabel 6.

Toestel 1973 1980 verschil

Linac 8 16 + 8

Co-60 19 10 - 9

Betatron 3 3 0

Tabel 6

Weergegeven is de huidige aantallen megavolt-apparaten, de aantallen voor het plan en de verschillen van de huidige aantallen met die van het plan voor 1980

Uit tabel 6 blijkt dat er in acht Linac's geinvesteerd moet worden en dat er negen Co-60's overcompleet zijn wanneer het plan voor 1980 ver-wezenlijkt wordt. De investeringen zijn te verminderen door via een "pool systeem" tot onderlinge uitwisseling van apparatuur te komen. Zo zou de investering teruggebracht kunnen worden tot zes Linac's (er blijven dan slechts 5 Co-60's over in 1980).

(27)

Naast bovengenoemde bestralingsapparatuur zijn er voor het plan volgens bijlage 1 voor 1980 nodig:

13 dieptetherapietoestellen 16 simulatoren

12 B.T.P.S.

Aangezien een overzicht van de huidige aantallen van voornoemde toestellen ontbreekt. kunnen wij geen cijfers met betrekking tot investeringen in deze toestellen geven.

Resumerend kunnen we vermelden. dat als investeringsconsequentie ten aanzien van de apparatuur geldt dat er tenminste zes Linac's bij moeten komen om het plan te volvoeren.

Deze zes Linac's Kosten ongeveer f 6.000.000.-. De Kosten voor de benodigde bestralingsruimte voor deze toestellen is ongeveer f 3.000.000.-. De totale investering in verband met de bestralingsapparatuur is dus ongeveer

f 9.000.000.-.

Uitgaande van de door mij opgestelde kengetallen behoort bij deze bestralings-ruimte 2.000m2 werkbestralings-ruimte. Deze extra werkbestralings-ruimte vereist f 4.000.000 extra investering (zie paragraaf 4c)

(28)

9. CONCLUSIES

Indien het door ons opgestelde plan voor 1980 verwezehlijkt zou worden, dan zou va or de behandeling van patienten (geen ressarch, geen opleiding):

- een afdeling in Middelburg geopend moeten worden

- de afdelingen in Leeuwarden, Groningen,Zwolle, Enschede. Nijmegen, Tilburg en Heerlen een grotere capaciteit moeten krijgen

- de afdelingen in Amsterdam. Utrecht. Leiden, Den Haag (een van de drie in den Haag bestaandeJ en Rotterdam op dezelfde grootte gehandhaafd moeten blijven

- de capaciteit van de afdeling in Eindhoven verkleind moeten worden en - de afdelingen in Deventer, Arnhem, Delft en den Haag (tweevan de drie

in den Haag bestaande) moeten sluiten

Bovendien zijn er nag minstens tussen de 15 en 20 radio-therapeuten nodig am in 1980 voor een adequate behandeling te kunnen zorgen en dient de apparatuur uitgebreid te worden met zes Linac's. Dit laatste is aIleen mogelijk wanneer er een pool gevormd wordt.

De economische consequenties voor openen en uitbreiden zijn bij benadering te trekken uit bijlage 1.

(29)

LITERATUUR WAAR IN DIT RAPPORT NAAR VERWEZEN WORDT

1. Faeseler, C.M.M. Een model van een radio-therapieafdeling, (niet gepubliceerd) mei

1973.

2. Meinsma, dr. L. Vijfjaars-overlevingscijfers handeling, Amsterdam,

1963.

na

kankerbe-3. Werff, dr.dr. J.Th. v.d. De ontwikkeling der radio-therapie, Nijmegen, januari

1965.

AANBEVOLEN LITERATUUR BETREFFENDE DIT ONDERWERP

Ackoff, R.L. Argyris, C. Bentley, R.E. Botter, C. Cohen, M. Edwards, D.N. Geijn, J. v.d.

Planning voor de onderneming Deventer, Kluwer,

1971.

Diagnosing human relations in organizations, a case study of a hospital

New Haven, Yale University,

1956.

Aan interactive digital computer system for radiotherapy treatment planning

Brit. J. Radial.

44, 826-833,

november

1971.

Industrie en organisatie

Deventer, Kluwer/Nive,

1971.

Computers in radiotherapy - Special report no

4

Brit. J. Radiol.

43, 658-633,

september

1970.

The radiotherapeut ic record in:

Computers in radiology

Proc. Int. Meeting, Brussel

1969

Basel, enz. Karger,

1970

bIz.

217-220.

A computer program for 3 D-planning in external beam radiation therapy

EXTDOS, Compo Progr. in Biomed

(30)

Karzamark, C.J. Rust D.C.

Pfiffner, J.M., Sherwood, P.F.

Rubinstein,

K.,

Dutreix, J.

Scholte, P.J.L. e.a.

Wood, R.G.

A time and motion study of the delivery of radiation treatment

1£:

British Journal of Radiology no 45, 1971, bIz. 276-278.

Moderne organisatieleer Utrecht, Spectrum, 1966.

Realisation d'un dossier de radio-therapie exploitable par l'ordinateur in: Computers in radiology

Proc. Int. Meeting, Brussel 1969

Basel enz. Karger, 1970, bIz. 228-232.

Radiotherapeutische aspecten van de behandeling van kwaadaardige gezwellen

deel 1 - Intermediair 8e jaargnag,

3 maart, 1972

deel 2 - Intermediair 8e jaargang, 7 april, 1972.

Computers in radiotherapy and their effect on staff training

(31)

~al patienten

~

a a a a a a ~

'"

cI', a a a '" a '"

'"

a Lt'I '" '" '" ll'\ ll'\

'"

Lt'I '" ltl Lr\ ll'\ Lr\ a

'"

a Lr\ Lr\ l!"\

'"

~ ll'\ a Lr\ a

~ (\) a l!"\ 0 N Lt'I e- N l!"\ l:- N l - l:- N l:- I:- ;:; I:- r N N I:- 0 N l!' l:- N C\J

f") f") '<:t l:- I:- ,... If"\ '<:tCO f") co N '0 ,... l!"\ 0'\ Lt'I 0'\ f") co (\) '0 '0 ,..,

'"

'"

0'\ ~ co ~ f") co C\J .... ~ ,... ,... ,... (\) ,... (\) C\J C\J C\J C\J C\J C\J f") C\J f")

"'"

r\),

"'"

..r '<t

"'" "'"

'<t '<t '<t l!"\ -LC

-

-

-

-

-

1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 5 5 5 5 5 5 5 5 ;0 1 1

-

-

1

-

-

1 1

-

-

-

1 1 1 -

-

- 1 1 1

- - -

1 1 1 1

_.

- - -

1 1 1 1 Ltron

-

-

1 1 1 - 1 - 1 - 1 2

-

1 2

-

1 2

-

1 2

-

1 2

-

1 2 3

-

1 2 3 - 1 2 3 ;oestel - 1

-

1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 2 2 2 1 2 2 2 2 2 2 2 Llator 1 1 -

-

1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 3 3 4 4 ,P.s. - -

-

- - 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 ;ralingsruimte 90 140 130 180 270 210 340 300 430 370 500 630 460 590 720 530 660 790 620 750 880 690 8201000 780 960 1Cp 1220 900 1030 118) 1250 990 113)12~ 1:,:b F

J'uimte in m2 180 280 260 360 540 420 680 600 860 740 1CID 128) 920 1100 1440 1060 1}:D 1'f1J 12401500 1'760 13ib 16402000 15fO 1920 2100 2440 18)0;n)() 2320 258J 1900 2240 2500 2760

o-~herapeuten 1 1 1 1 2 2 3 3 4 4 5 6 5 6 7 6 7 8 7 8 10 8 9 11 9 10 12 13 10 11 13 14 11 12 14 15 C~ 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 3 3 3 3 3 2 3 3 3 3 4 3 4 5 4 5 5 5 4 5 6 6 -'"- 6 6 6 misch personeel 1 1 1 1 2 1 2 2 3 2 3 4 3 4 5 3 4 5 4 5 6 4 5 6 5 6 7 8 5 6 7 8 6 7 8 9 'rantes 11 16 6 11 21 15 20 20 25 20 29 34 29 34 39 29 30 35 34 39 4 34 42 51 42 51 56 61 46 51 56 61 51 56 61 66 en van de 101 113 115 127 228 254 369 313 428 409 566 681 510 625 740 606 721 836 665 780 93 761 9181045 862 989 1~41219 958 nB5 1200 1357 1029 11.14 1301 1416 cratuur per . (x 1.(00) ir, 61::. en van de r.l:':~:r":e 13 20 18 25 38 29 48 42 60 52 70 88 64 83 101 74 92 110 87 105 13< 97 115 140 113 134 153 171 126 144 162 181 139 157 175 193 jaar (x 1.00C)~~&l loneelskosten 390 500 280 390 708 533 811 811 '019 886 1232 1440 1232 1440 1648 1257 1427 1635 1515 1723 3)34 1590 1914 2335 1914 22UJ 2543 2751 2077 2335 2568 2376 23.1)2))32f)16 3024 Jaar (x 1.000)~ng:

.

en per r-atiant 1450 1575 1175 1350 1300 1175 1100 booo 975 950 1000 950 1000 950 925 925 875 875 900 875 925 875 900 950 900 925 9~5 925 900 900 925 925 900 900 900 900 in ;rId.

(32)

I'

1 sill"Ul.to,. _I_ , simulatoren _I_ ' 3simul.tor.,

_I_

4L

1

38 _ _ _ _

~---5L-1 ~

....:.. ~. C

I'

• o~

fr'1 ' diept...t~o,""i.too.tol • .. 2 diept...t~.,""i.too.toll ...

-[

'lOC ';>QO '000 1100 140C

I

: I

\

I

I

I

1-

L. Ll'JilC 1300

I

LI

\'f

I

I C· Co.W TOESTEL 1

I

I

B· SnAPOf': ''iOO ...40. 'co,ten p•• pet:Int

(33)

De oppervlakte van een cirkelvormig gebied is n

If .

De straal van de halve oppervlakte r

=IT=lG

dit is gelijk aan 2 2 '

de gemiddelde afstand tot het centrum.

De berekening kunnen we meer overeenkomst met de werkelijkheid geven door te bedenken dat de helft van de bevolking in de 24 grootste steden woont. Deze steden hebben een gemiddelde grootte van 60 km2 • Voor de helft

van de bevolking geldt

1

2U~~~d

2

lf60

en voor de andere helft

l\f2f

1540

2

n

De gemiddelde afstand is

~. ~\f2~~

+

~ ~\f2

V

1

~O

=

9,4

km 1

Ret is ook bekend dat

3

van de bevolking in de 11 grootste steden van

Nederland woont. Deze steden hebben een gemiddelde oppervlakte van 100 km2 •

De gemiddelde afstand is

i.

~V2~1~0

+

~

~\f2

V

3~0

=

16,7 km.

Dezelfde wijze van berekenen toepassen voor minder dan 11 instituten heeft minder zin, doordat de bijdrage van de patienten uit de stad relatief te klein wordt. Voor deze situaties is de formule

1

1r:

2

V

oppervlakte ld d Om b t . . ht t k" ;n de

2

u~ TT vo oen e. een e er ~nz~c e r~Jgen ~

relatie tussen de reisafstand c.q. reiskosten van de patienten bij ver-schillende aantallen instituten in Nederland c.q. bij verver-schillende grootte van instituten hebben we de berekening ook nog uitgevoerd voor zes en vier instituten in Nederland. De resultaten van deze berekening zijn weergegeven in tabel 3 op bladzijde 13.

(34)

OVERZICHT VAN DE MEGAVOLTAPPARATUUR IN NEDERLAND

PLAATS APPARATUUR PLAATS APPARATUUR

Groningen 1 Betatron Gouda (1 Co-60)

1 Co-60

Delft 1 Co-60

Leeuwarden 1 Co-60

Rotterdam 1 Linac

2 Linac's

Zwolle 1 Co-60 1 BEHatron

Enschede 1 Co-60

Tilburg 1 Co-60

Deventer 1 v.d.Graaf gen.

Eindhoven 1 Linac

Nijmegen 1 Co-60 1 Co-60

Arnhem 1 Co-60 Heerlen 1 Co-60 Utrebht 1 Linac 1 Co-60 1 Co-60 Amsterdam A.v.L. 2 Linac's 1 Co-60 W.G. 1 Co-60 Leiden 1 Linac 1 Co-60 Den Haag

Joh. de Deo 1 Co-60

Rode Kruis 1 Co-60

Reyenburg 1 Co-60

(35)

Leeuwarden J Friesland J 0,6 630 700 Co-60 Linac 2 1175

2 J Groningen J Gron. en Drente 1,0 1050 1125 [:co-60 tLinaCtBetaJ 3 I 1100

Beta 00-60

3al Zwolle

I

~

Overijsel +

i

Geld. 1 , 1 1155 1125 00-60 fLinac

I

3 I 1000

00-60

3bl Enschede

I

~

Overijsel +

i

Geld. 1,1 1155 1125 00-60 ~Linac

I

3 I 1000

00-60

4

I

Nijmegen

I

t

Geld. +

~

Limb.+

i

Brab. 1,3 1365 1400 00-60 2 Linac's

I

4

I

950

5

I

Maastrich-G

~

Limburg 0,9 945 1125 00-60 ~Linac

I

3 I 1000

aleerlen) 00-60

6al Tilburg

-l

Brabent 1,0 1050 11 25 00-60 tLinac

I

3 J 1000

00-60

6bl Eindhoven

I

1/3 Brabant

I

0,6 630 700

[~inac

Linac

I

2

I

1175

Co-60

7 1Middelburg I Zeeland 0,3 315 350 --- 00-60

I

1

I

1450

8

I

Amsterdam

I

7/8 Noord-Holland 2,1 2200 2100

e

Linac [2 Linac

I

6 I 925

2 00-60 2 Co-60

9

I

Utrecht

I

Utrecht + 1/8 N.-Holland

I

1,2 1215 1400 ~inac ~inac

I

4

I

. 950

2 00-60 2 CO-6O

10aJ Leiden I 1/8 Zuid-Holland

I

0,4 420 700 Lin'6c Linac

I

2 I 1175

00- 0

10bJ Den Haag

I

1/8 Zuid-Holland

I

0,4 420 750 [3 00-60

r

00-60

I

2

I

·13°0

1 Beta 1 Beta

11 I Rotterdam I ~ Zuid-Holland

I

2,4 2520 2550

e

Linac

p

Linac

I

7

I

875

1 Beta 1 Beta Deventer

I

-

1

-

-

-

v.d.Graaf

-

I

-

f

-

lb:l H '-I Arnhem I

-

I

-

-

-

00-60

-

I

-

1

-

If;

0 i:%:I Delft I

-

I

-

-

-

00-60

-~

-

I

-

IVI

Gouda I

-

I

-

-

-

C0-60

(36)

DE; PATIENT OP ZIJN WID DOOR DE RADIO-THERAPIEAFDELING VAN EEN

GROOT CENTRUM

De patienten die behandeld worden, zijn vrijwel allemaal door hun arts naar de afdeling radio-therapie verwezen. V66rdat de patient arriveert met een verwijsbriefje en eventuele rontgen-foto's zijn de gegevens van die patient door zijn arts reeds opgestuurd. Wanneer dit niet het'geval is, kan stagnering ontstaan.

Bij het eerste bezoek aan de polikliniek wordt patient meestal gericht lichamelijk onderzocht, waarbij dan geconstateerd wordt of de patient in aanmerking komt voor een radio-therapeutische . behandeling. Vervolgens vindt op afspraak een nauwkeuriger

lichamelijk onderzoek plaats, alsmede eventueel gewenste aan-vullende onderzoeken in laboratorium of op rontgenologisch-,·· pathologisch- enz. gebied. Op grand van de verzamelde gegevens wordt al dan niet een radio-therapeutische behandeling voorge-steld. Tegelijkertijd stelt men vast of een behandeling hetzij klinisch dan wel poliklinisch zal geschieden. Komt de patient

in aanmerking voor behandeling met de bestralingsapparatuur dan wordt in de meeste gevallen de te bestralen plaats vast-gesteld op de simulator, respectievelijk localisator.

De radioloog maakt in overleg met de patient een afspraak met

de simula~or-laborante,hetgeen meestal de volgende dag reeds

mogelijk is. Nadat de patient een bezoek heeft gebracht aan de simulatorafdeling, maakt de simulator-laborante een afspraak voor de patient op de afdeling bestralings-therapie. Indien er een moulage (mal, cast) of een computerplanning gemaakt wordt, moet de patient in ieder geval gesimuleerd worden.

De tijd die ver~ tussen een eerste bezoek aan de simulator en een eerste bestraling, ligt in de orde van grootte van enkele dagen. Vervolgens vindt de bestraling plaats. De meest voorkomende bestralingsperiode is 4

a

5 weken. Dit komt neer

op 20

a

25 zittingen.' De gemiddelde tijd voor een zitting is

7

a

8

minuten op de Linac en ongeveer 10

a

12 minuten op de Cobalt-60.

(37)

De patient heeft een kaartje, waarop de volgende afspraak genoteerd staat. Voor de patienten, die niet zelf voor vervoer kunnen zorgen, bestaat de mogelijkheid gebruik te maken van een

"ziekentaxi" of een ambulance. Voor het vervoer van klinische patienten is een werkstudent aangenomen, die op verzoek de patienten uit de verpleegafdeling haalt en weer terug brengt. Naast onderzoek op eigen verzoek en aan het eind van een

bestralingscyclus worden de patienten meestal tussentijds door een arts onderzocht. Tussentijds onderzoek kan ook geschieden wanneer de toestand van de patient dit noodzakelijk maakt

(uitkomsten bloedproeven). Aan het eind van een behandeling wordt de status, die bij het eerste bezoek wordt geopend, weer gesloten. De status wordt met stralenkaart en een op de simulator gemaakte tekening van de plaats van het carcinoom met een brief voor de behandelende arts, opgestuurd naar de registratieafdeling. De afdeling draagt zorg voor het opbergen van de status met bijbehorende paperassen en voor het verzenden van een brief naar de arts. Bovendien houdt de afdeling een arc hief bij van de ziektegeschiedenis van de patient, onder-verdeeld naar soort carcinoom.

(38)

hoafd

...---1

1f"" , ",,j~.1...L

I I

...- - - + - - 4 Ul'..l t-:J.oofd. ~ [::::.u1:1.tor c;;i:l. 1c'.b • U21~ t-Loord ~ tJC~1 t~·. (iPr' . medewerl:ers f. sica plann. =.~]b.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit onderzoek heeft opgeleverd dat Oriëntals heel goed een warmwaterbehandeling bij 41°C kunnen verdragen mits de bollen gedurende 4 dagen bij 20°C worden bewaard voor en na de

Voor enkele onderwerpen werden de verbeter- mogelijkheden geschetst aan de hand van korte pitches: over de implementatie van richtlijnen door Menno Tusschenbroek (LPGGZ);

Roflumilast (Daxas®) kan op bijlage 1B worden geplaatst voor behandeling van patiënten met ernstig en zeer ernstig COPD geassocieerd met chronische bronchitis die ondanks

Hoogachtend, Directoraat Generaal Langdurige Zorg Directie Zorgverzekeringen cluster Risicoverevening Ken merk 150659-110091-Z Welzijn en Pagina 3van 3.. Directoraat Generaal

* In één van de artikelen in dit bijzondere nummer (Foekens, Nijkamp, 1996) wordt gesteld dat het moeilijk is om een brug te slaan tussen de methoden van merkwaardering

Als er door onvoldoende planning niet voor wordt gezorgd, dat de arbeiders ononderbroken door kunnen werken en de machines zo regelmatig mogelijk bezet zijn, is

Samenvattend zou gesteld kunnen worden, dat de maat- schappelijke waarde van de onderneming wordt bepaald door funktionele,.. sociaal-ekonomische

Indien de gegevens betreffende geregistreerde aantallen verkeersdoden voor 1989 (1456) bij de interpretatie betrokken worden dan blijkt daaruit geen feitelijke