• No results found

View of Evelien Gans, Jaap en Ischa Meijer: Een joodse geschiedenis 1912-1956

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "View of Evelien Gans, Jaap en Ischa Meijer: Een joodse geschiedenis 1912-1956"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

100

» tseg — 6 [2009] 2

individuen bepalen en om de variabelen op hun significantie te meten, zelfs bij een beperkte onderzoekspopulatie. Neven beseft wel dat ze, door het rijke bronnenma-teriaal dat de Belgische bevolkingsregisters haar verschaffen, zich in een luxepositie bevindt. Hoewel enthousiast, is ze er zich van bewust dat de event history analysis niet dé perfecte methode is, waarbij het vaak moeilijk te bepalen valt welke variabele welke transitie in de levensloop van het individu heeft bepaald.

In navolging van wat de auteur zelf als doel stelde, een ‘démographie différentielle’ te schrijven, fungeert het bestuderen van de levenslopen van individuen in deze studie als een perfecte mediator tussen een puur demografische studie en een gezinshis-torische studie. Hoewel het verhaal van de levenslopen ingedeeld wordt in de ‘tra-ditionele’ transities in de levensloop van een individu, reikt de analyse van Neven verder en maakt ze inderdaad gewag van een ‘démographie différentielle’. Zo worden bijvoorbeeld de oorzaken van kindersterfte niet alleen op een ‘manière superficielle’ – mortaliteitscrisissen, geslacht, leeftijd – benaderd maar ook vanuit een multivaria-bele analyse, waarbij de verschillende factoren die het risico op kindersterfte bepalen, tegelijkertijd kunnen plaatsgrijpen en bepalend kunnen zijn. Deze variabelen bevin-den zich op de drie onderzoeksniveaus: maatschappelijk, familiaal en individueel. Op dezelfde manier worden ook de andere transities in het leven van de individuen van het Land van Herve bestudeerd.

De wijze waarop Neven haar onderzoek structureert, zorgt ook voor een sterke relativering van de ‘nuclear hardship hypothesis’ van Laslett, waarbij bijvoorbeeld wordt opgemerkt dat ouderen slechts in beperkte mate alleen leefden, dat de familiale relaties over de huishoudens heen uitgebreid waren en marginale groepen als defi-nitief celibatairen of ‘abnormale’ transities in de levenslopen van individuen, zoals illegale geboortes, onder de aandacht worden gebracht.

Op deze manier kan Neven zowel homogeniteit als heterogeniteit in het Land van Herve ontdekken. Door verschillende variabelen in rekening te brengen in de levensloop van het individu en hierbij steeds relaties te leggen met maatschappij en de uitgebreide familiale context, komt zij tot een sterke en gedetailleerde studie.

Sofie De Langhe

Vakgroep Nieuwe Geschiedenis, Universiteit Gent

Evelien Gans, Jaap en Ischa Meijer: een joodse geschiedenis 1912-1956 (Amsterdam: Bert Bakker, 2008) 708 p. isbn 978 90 351 3038 8.

Zoals de titel aangeeft, heeft de auteur zich een dubbele taak gesteld: het leven van vader en zoon Meijer te beschrijven en beide levens in te bedden in de ‘joodse geschie-denis’. Omdat deze term niet nader is ingevuld, wordt het niet duidelijk wat de auteur voor ogen staat. Bedoelt zij de geschiedenis van het Europese Jodendom, van de joden in Nederland, of van het jood-zijn in Nederland in de eerste helft van de twintigste eeuw? In de compositie van het boek wordt duidelijk dat Evelien Gans binnen het kader van de zeer uitvoerige levensbeschrijving een beeld van de belevingswereld van het Nederlandse Jodendom wil geven en zij is hierin ook in vele opzichten geslaagd.

Het boek is een goed geschreven levensverhaal van een begaafde, gedreven en gecompliceerde Nederlandse jood in de eerste helft van de twintigste eeuw. Evelien Gans heeft werkelijk alle beschikbare gedrukte, geschreven en mondeling

(2)

overge-Recensies »

101

leverde bronnen onderzocht en er een zeer gedetailleerd portret op meer dan ware

grootte van gemaakt. Alleen de historische achtergrond van de jeugd van de hoofdper-soon komt onvoldoende uit de verf, net zoals de levenssfeer van de veelal arme, maar zeer orthodoxe joden op het Nederlandse platteland in de eerste helft van de twintigste eeuw. Toch is het deze achtergrond van arme joodse jongen uit de ‘mediene’, in dit geval Noordoost- Groningen, met Winschoten als middelpunt, die voor Jaap Meijer een bron van inspiratie, met name voor zijn poëzie in het plaatselijk dialect is geweest.

Voor intelligente jongens van arme ouders waren in Nederland in de jaren twintig van de twintigste eeuw beurzen beschikbaar voor de opleiding tot het geestelijke ambt. Dit gold evenzeer voor katholieke priesteropleidingen (Klein- en Groot Seminarie), voor gymnasiale en universitaire opleidingen van protestantse jongens als voor een opleiding aan het Nederlandsch Israëlietisch Seminarium in Amsterdam voor arme joodse jongens. Voor al deze kinderen betekende het volgen van die opleiding een afscheid van de kinderjaren in het ouderhuis en van de vertrouwde omgeving. Als bijkomende factor kwam ook een voordurend besef van de plicht tot dankbaarheid, onderdanigheid en het extra goed moeten presteren, opdat de beurs niet zou worden ingetrokken. Hierin verschilden de pupillen van de opleidingsinstituten van de di- verse Nederlandse religieuze gezindten nauwelijks van elkaar, al zullen de psychische effecten van de jeugd ver buiten het gezin individueel sterk verschillen.

Gewezen seminaristen speelden trouwens in de Europese sociale en politieke geschiedenis vanaf 1880 een zeer belangrijke rol. Velen hebben zich van de godsdienst van hun jeugd afgewend en zijn geheel nieuwe idealen gaan nastreven. Zij ontwik-kelden zich tot aanhangers en soms wel leiders van verschillende socialistische groe-peringen, waarbij het voorbeeld van Jozef Stalin, die werd opgeleid tot priester van de Russisch-orthodoxe kerk, voor vele anderen kan gelden. Het is daarom des te verwon-derlijker dat de kracht en warmte van het Nederlands-joodse religieuze leven, zoals Jaap Meijer dat van zijn ouderlijk huis en ook van het Seminarium had meegekregen, zijn leven lang een inspiratiebron is gebleven, hoezeer hij zich vaak in zijn geschriften hiertegen heeft afgezet. Hij werd een enthousiaste zionist, maar bleef toch binnen de traditie. Dit aspect van de jeugd van Jaap Meijer komt in het boek weinig uit de verf.

Pas wanneer tijdens de Duitse bezetting de historische gebeurtenissen diep in het leven van de Nederlandse joden gaan ingrijpen, komt de verbinding van biografie en geschiedenis, waar de auteur naar streeft, als vanzelf tot stand. De beschrijving van het leven van Jaap Meijer en zijn gezin in oorlogstijd, in Amsterdam, Westerbork en Bergen Belsen vormen het hoogtepunt in het boek. Het leven in Bergen Belsen is naar mijn mening zelden zo helder en indringend beschreven. Hier wordt de biografie geschiedschrijving op hoog niveau.

De ontluisterende terugkeer van Jaap Meijer en zijn gezin in een volkomen ver-anderd Nederland in 1945 deelt hij met al zijn Nederlandse lotgenoten. Geheel op zich staan zijn reacties op de opeenstapeling van ingrijpende gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis na 1945. De oprichting van de staat Israël in 1948 zette eindelijk de deur open voor vrije emigratie naar het Land der Vaderen. Vele jonge zionisten, oude strijdmakkers van Jaap Meijer uit Nederland, kozen die weg. Maar Jaap Meijer heeft de stap niet gemaakt, of niet durven maken. Een reëel aanwezige angst voor een nieuwe oorlog (Korea, het ‘IJzeren Gordijn’), doet hem in 1953 besluiten, om als leraar geschiedenis naar Suriname te vertrekken. De ongelukkige tijd, die het gezin Meijer in de West doorbracht, vormt het laatste hoofdstuk van het eerste deel, wanneer in 1956 het gezin Meijer weer in Nederland terugkeert.

(3)

102

» tseg — 6 [2009] 2

De contouren van het leven van Jaap Meijer tot 1956 zijn helder uitgewerkt. Zijn zoon Ischa verblijft nog onaf in de achtergrond. Het is de grote verdienste van Evelien Gans dat zij de boog van haar verhaal zo gespannen weet te houden, dat de lezer uit-ziet naar het tweede deel, om het geheel voltooide beeld te kunnen overzien.

Rena Fuks-Mansfeld

Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam

Veerle vanden Daelen, Laten wij hun lied verder zingen: de heropbouw van de joodse

gemeenschap in Antwerpen na de Tweede Wereldoorlog (1944-1960). Studies Stads-

geschiedenis, 4 (Amsterdam: Aksant, 2008) 512 p. isbn 978-90-5260-249-3. Wie na de Tweede Wereldoorlog in Antwerpen uit het oude, nog niet verbouwde Cen-traal Station stapte, kwam na een paar stappen opzij van het station in een volkomen andere wereld terecht dan die van de statige Keizerlei, die zich voor het station uit-strekt. Mannen met baarden en zijlokken, in zwarte pakken met grote zwarte hoeden domineerden het straatbeeld. Bij de diamantbeurs was het vol van hen en verderop in de straten en straatjes wemelde het van kleine juwelierszaken (in- en verkoop van goud en juwelen), maar ook van koosjere bakkers en levensmiddelenwinkels, waar alle lekkernijen en goederen te koop waren nodig voor een rituele joodse huishouding. Na schooltijd kwamen de joodse moeders op straat, omringd door hun kinderen, luid en gezellig in het Jiddisch met elkaar pratend en naar elkaar roepend. Je kon je in het vooroorlogse Warschau wanen, of in de oude Lower East-Side in New York. Naast deze sterk in het oog vallende, homogene joodse groep, die in een afgebakende buurt van Antwerpen geconcentreerd woonde, waren er ook andere Belgisch georiënteerde joden, die veel meer in het Antwerpse en Belgische leven geïntegreerd waren.

In het eerste deel van haar boek schetst de auteur de vooroorlogse situatie, het aantal joodse overlevenden van de Duitse bezetting, de terugkeer van joden naar Ant-werpen en hun ontvangst in de stad en de vele joodse nieuwkomers, die vanuit de Duitse kampen in Antwerpen een nieuw tehuis vonden. Daarbij wordt ook uitvoe-rig stilgestaan bij de maatregelen, die de autoriteiten namen voor schadevergoeding en herkrijging van het bezit van teruggekeerde joden. Voor Nederlandse lezers valt natuurlijk op, hoezeer de situatie in België verschilde van die in Nederland. België werd grotendeels al in de herfst van 1944 bevrijd en de joodse bevolking en het aantal slachtoffers was, in vergelijking met die in Nederland, aanzienlijk kleiner. Er woonden aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog ongeveer 65.000 tot 75.000 joden in België, in 1944-1945 waren dat nog ongeveer 20.000, die bovendien, net als voorheen, hoofdzakelijk in Antwerpen en Brussel geconcentreerd leefden.

Geput uit vele bronnen, met name ook uit de verslagen van Amerikaansjoodse hulporganisaties als de hias en de Joint wordt de economische en sociale positie van deze teruggekeerden inzichtelijk gemaakt. Tussen 1945 en 1950 werden de terugge-keerden gaandeweg in aantal verre overtroffen door nieuwkomers, veelal overleven-den van de Duitse vernietigingskampen, die uit Oost-Europa afkomstig waren. Tegen 1950 was het aantal joden in België verdubbeld tot 40.000, geconcentreerd in Brussel en Antwerpen.

Net als voor de Tweede Wereldoorlog waren de diamantindustrie en -handel de voornaamste bronnen van bestaan van de joden in Antwerpen. De snelle opbouw en

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door dit anders zijn dan overige straten, net als voor de oorlog, blijft de Folkingestraat zich onderscheiden, en blijft de identiteit van de joodse buurt in dit stadsdeel

Maar mijn grote vreugde beleefde ik pas toen ik met mijn vrien- dinnetje over de dansvloer hopste en terzijde van algemeen secreta- ris Hans Dubbeldam, toen al een jaar of dertig,

Jongturken werden echter wel, zowel tijdens de revoluüe als daarna, actief gesteund door leden van de joodse bourgeoisie Dit laatste IS een cruciaal punt direct na de revolutie van

Anders dan van Curaçao zijn de namen van de eerste Joodse kolonisten van Sint Eustatius niet bekend.. De eerst bekende namen waren Daniel en Aron Cohen Henri- quez die in

15-21 Tisjri (7 de maand) September-oktober Herdenkt Gods grote verlos- sing en bescherming tijdens de wildernisomwandelingen van de Israëlieten. Chanoeka of herinwij-

op den duur alleen nog maar een figurantenrol vervullen, een bijrol, dat ik alleen nog maar mag logeren bij mensen die nog steeds de hoofdpersonen zijn, dat ik deel drie vorm van

Dit blijkt uit de studie Kiezen of Delen die de WOT Natuur en Milieu, onderdeel van Wageningen UR in opdracht van het Planbureau voor de Leefomgeving maakte voor de

Onder de Joodse gemeenschap bevinden zich zowel voor-, als tegenstanders van deze theorie, maar feit is dat Zionisme regelmatig werd aangehaald door Russische