• No results found

De kraakwacht onthult!: situaties en levensstijlen van kraakwachten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De kraakwacht onthult!: situaties en levensstijlen van kraakwachten"

Copied!
101
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

8269

t

t

1

!

itu

1

sstijl

kraa

(2)

1

'

1 1 1 1 1

be

kraakwacht onthult!

l

Situaties en levensstijlen van kraakwachten

Nanne Koot

Augustus 2003

Begeleiding en beoordeling:

mw. drs.

1.

Teijmant, dhr. dr. P.L.L.H. Deben

Doctoraalscriptie sociologie

Afstudeerrichting stadssociologie

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... " ... 2

Inleiding ... 3

Hoofdstuk

1.

Probleemstelling en methode van onderzoek ...

5

§ 1.1

Probleemstelling ...

5

§

1.2. Onderzoeksopzet en verantwoording ... 6

§1.3. De onderzoeksgroep ... 8

§1.4. Wat verder nog belangrijk is om te weten ... 10

Hoofdstuk 2. Drie panden en vijftien kraakwachten: een introductie ... 12

§2.1. De panden waarin gewoond is ... 12

§2.2. De respondenten ... 16

§2.3. Samenvatting ... 19

Hoofdstuk 3. De geboorte van een kraakwacht. ... 21

§3.1. De geschiedenis van de kraak en de anti-kraak ... 21

§3.2. Amsterdam, jongerenhuisvesting en de kïaakwacht ... 24

§3.3. Samenvatting ... 28

Hoofdstuk 4. Kraakwachtorganisaties en hun werkwijze ... 29

§4.1. De ontwikkeling van kraakwachtorganisaties en kraakwachten ... 29

§4.2. Ad Hoc, hun werkwijze en de bruikleenovereenkomst ... 30

§4.3. Bewoners over Ad Hoc en de regels ... 35

§4.4. Samenvatting ... 38

Hoofdstuk 5. De kraakwacht en zijn woning ... 40

§5.1. De woonruimtes ... 40

§5.2. Wonen en woon rechten ... 43

§5.3. De persoonlijke levenssfeer ... 44

§5.4. Samenvatting ... 46

Hoofdstuk 6. De kraakwacht buiten zijn woning ... 48

§6.1. Sociale contacten ... 48

§6.2. De flexibele samenleving ... 51

§6.3. Samenvatting ... 56

Hoofdstuk 7. Levensstijlen ... 58

§7.1. Wat is levensstijl? ... 58

§7.2. Twee soorten kraakwachten ... 60

§7.3. Verschillende stedelijke groepen ... 65

§7.4. Samenvatting ... 67

Hoofdstuk 8. Toekomstperspectieven ... 69

§8.1. Het verlaten van de anti-kraak ... 69

§8.2. Verwachtingen voor de toekomst... ... 72

§8.3. Samenvatting ... 73

Conclusie en aanbevelingen voor verder onderzoek ... 7 4 De doelstellingen van dit onderzoek ... 7 4 De woonruimte en de voorwaarden ... 74

De samenleving ... 74

De kraakwacht. ... 75

Antwoord op de onderzoeksvraag ... 76

Aanbevelingen voor verder onderzoek ... 77

Literatuurlijst en bronvermeldingen ... 78

Gebruikte literatuur en andere geschreven bronnen ... 78

Geraadpleegde websites ... 80

Bijlagen ... 81

Bijlage 1. Datatabellen per hoofdstuk ... 81

Bijlage ll. De vragenlijst. ... 88

Bijlage 111. Overzicht van de belangrijkste (huis)regels, september 1998 ... 90

(4)

Voorwoord

Voor u ligt een doctoraalscriptie Stadssociologie. Voordat we werkelijk beginnen wil ik hier eerst even de tijd nemen om de mensen te bedanken zonder wie dit onderzoek niet mogelijk was geweest. Op de eerste plaats zijn dat natuurlijk de mensen die dit onderzoek inhoud hebben gegeven. Zonder de respondenten die mij hun tijd en een kijkje in hun leven schonken, lag hier nog steeds alleen een onderzoeksopzet.

Daarnaast ben ik mijn scriptiebegeleidster, Ineke Teijmant, veel dank verschuldigd. Ik ben lang met dit onderzoek bezig geweest. Zo nu en dan ging ik eens langs op de universiteit. Keer op keer had zij de lange stukken rauwe tekst gelezen die ik haar had gestuurd. Telkens spoorde ze me aan meer vaart achter deze studie te zetten. De meeste dank ben ik echter verschuldigd voor de kritische noten en nuttige tips van haar en Leon Deben.

Tot slot wil ik de mensen bedanken in mijn persoonlijke omgeving. Mijn familie, omdat zij het financieel mogelijk hebben gemaakt te studeren en zij mij steeds met goede raad terzijde stonden. Ook ben ik mijn vriend veel dank verschuldigd voor het inrichten van een werkhoek voor mij bij hem thuis, het doorlezen van de teksten op fouten en inconsistenties en zijn geduld.

(5)

Inleiding

In de ochtend van 18 augustus 1997 werd ik gebeld. Een paar weken eerder had ik mij ingeschreven bij Ad Hoc, een anti-kraakstichting in Amsterdam. Deze anti-kraakstichting verschaft tijdelijke

woonruimte met een korte opzegtermijn en geen garantie op een nieuwe woning. Hoewel ze twee dagen eerder hadden gezegd dat het nog wel maanden kon duren voor ik een kamer zou krijgen toegewezen, kreeg ik aan de telefoon te horen dat ik kon verhuizen. Eindelijk kon en mocht ik het ouderlijk huis uit. Ik belde mijn ouders die op hun werk zaten, pakte wat spullen in en ging naar Amsterdam.

Gewapend met een stadsplattegrond zocht ik het kantoor van Ad Hoc. Bij Ad Hoc kreeg ik een contract voor mijn neus en las ik dat mijn woning zich aan een gracht vlakbij de Leidsestraat bevond. Ik tekende, betaalde borg en kreeg een sleutel. Een van de bewoners van het pand werd gebeld en legde mij uit hoe ik het vinden kon. Ik stapte weer op de tram. Middenin met toeristen en winkelend publiek gevuld Amsterdam stapte ik uit. Ik volgde de aanwijzingen en liep zo naar het statige dubbele grachtenpand. Nadat ik had aangebeld opende ik de voordeur en stapte ik de marmeren gang in. De bewoner die ik eerder gesproken had kwam de gang ingelopen, stelde zich voor en liep met mij vier trappen omhoog. Daar wees hij mij de ruimte die vanaf nu mijn woning was. Het waren twee grote kamers van in totaal zeventig vierkante meter, gescheiden door schuifdeuren. Vanuit vijf grote ramen keek je uit over de gracht. Er stonden een stuk of vijf bureaus en veel archiefkasten. Het toilet bevond zich om de hoek. Voor de douche moest ik twee trappen af. De beheerder vertelde dat er beneden een grote bak sleutels stond waarvan één misschien op mijn ruimte paste en liet mij alleen. Snel pakte ik de dingen uit die ik had meegenomen: een waterkoker, thee, koffie, schoonmaakmiddelen en een slaapzak. Ik begon met bureaus uit de kamer te slepen. Nog diezelfde dag werden ook de

archiefkasten uit de kamers gesleept, werd er schoongemaakt, kwamen mijn ouders een aantal spullen brengen en nam mijn zus die al in Amsterdam woonde, mij 's avonds mee de stad in. Ik woonde in Amsterdam!

Vier en een half jaar later leverde ik opgelucht mijn kamersleutel in bij Ad Hoc. Eindelijk had ik een vaste woonruimte! In de periode bij Ad Hoc was ik nog twee keer verhuisd en had behalve in het Centrum, ook in Nieuw-West en Oud-West gewoond. Ik was blij dat de onzekerheid nu was afgelopen. Hoewel ik voor mijn nieuwe woning veel ruimte inleverde, had ik dat er graag voor over.

Zo'n twee jaar eerder, toen ik in mijn tweede pand woonde, was ik wat gaan drinken met een huisgenoot. In de kroeg spraken we over onze woonsituatie. Ik vertelde hem hoe onrustig ik werd van de continue dreiging mijn woning te verliezen. Mijn huisgenoot vertelde dat hij al jaren als kraakwacht woonde en hoe fantastisch hij dat vond. Toen een langdurige relatie van hem op de klippen liep had hij zijn koopwoning in Rotterdam verlaten en was anti-kraak gaan wonen in Amsterdam. Hij genoot ervan op de meest fantastische locaties te wonen, regelmatig te moeten verhuizen en nooit te weten waar hij over een maand zou wonen. Bovendien vond hij het gezellig om steeds met andere mensen in een huis te wonen. Hij woonde nu samen met zijn nieuwe vriendin die dezelfde mening was toegedaan. Als het aan hen lag zouden zij de anti-kraak nooit meer verlaten. Met andere huisgenoten had ik eerder vooral gesproken over hoe vervelend verhuizen is. Deze jongen gaf toe het verhuizen zelf geen pretje te vinden, maar een verhuizing woog alleszins op tegen dat wat hij ervoor terug kreeg.

(6)

Toen ik zelf twee jaar later opgelucht ademhaalde omdat ik niet meer afhankelijk was van tijdelijke woonruimte, herinnerde ik me dat gesprek en realiseerde me dat mijn reactie helemaal niet zo voor de hand liggend was. Een deel van mijn voormalige huisgenoten woonden al langer dan ik en nog steeds anti-kraak. Zij waren nooit akkoord gegaan met de deal waar ik zo gelukkig mee was. De spanning, bijzondere locaties, steeds nieuwe huisgenoten, grote woningen en lage kosten zouden zij nooit inruilen voor een piepkleine woning, met gedeelde badkamer, op een goede locatie, tussen bejaarde huisgenoten en met weliswaar een voor Amsterdamse begrippen relatief lage huur, maar nog altijd ruim twee keer zo hoog als de anti-kraak.

Omdat in Nederland automatisch lijkt te worden aangenomen dat iedereen een eigen woning wil, het liefst een eengezinswoning met standaardindeling en voor- en achtertuin, is het interessant om naar de kraakwacht te kijken. Een deel van de kraakwachten lijkt helemaal geen eengezinswoning te ambiêren, maar zeer tevreden te zijn met hun bestaan als kraakwacht. Dit roept de vraag op wat zij dan wel nastreven en waarom.

(7)

Hoofdstuk 1. Probleemstelling en methode van onderzoek §1.1 Probleemstelling

Maatschappelijke actualiteit

In Nederland lijkt men meestal de mening toegedaan dat mensen het liefst een vaste woning hebben, waarin ze verbeteringen kunnen aanbrengen en lange tijd zullen blijven wonen. Ook vindt de overheid dat iedereen recht heeft op een redelijke en passende woning. Hoewel er verschillende soorten finan-ciële bonussen zijn die een goede woning voor iedereen betaalbaar moeten maken, zoals hypotheek-renteaftrek en huursubsidie, is een goede woning in en om de steden bijna niet te vinden, gewoon omdat er te weinig woningen zijn. Een lange geschiedenis van woningnood, zoals Amsterdam die kent, leidt er toe dat verschillende alternatieve manieren worden verzonnen om te wonen. Een van deze alternatieve woonwijzen is de anti-kraak, waarbij mensen tijdelijk ondergebracht worden in leeg-staande panden opdat deze niet gekraakt worden. Aan een dergelijke woning kunnen de bewoners geen rechten ontlenen. Het interessante aan de positie van de kraakwacht is dan ook dat hij in con-stante onzekerheid verkeert over één van de basisbehoeften van de mens: onderdak.

In Amsterdam zijn er verschillende partijen die zich bezig houden met tijdelijke verhuur. Naast gespecialiseerde bureaus hebben verschillende projectontwikkelaars, makelaars en woningcorpora-ties inmiddels ook afdelingen voor tijdelijke verhuur. Daarom kan aangenomen worden dat in Amster-dam veel mensen in een of andere vorm anti-kraak wonen. De verwachting is dat in de komende peri-ode het aantal kraakwachten verder zal stijgen. De wachtlijsten voor sociale huurwoningen in Amster-dam worden weer langer en onderhuur is voor studenten minder makkelijk geworden. De totaal ver-stopte woningmarkt wordt vergezeld door een wankele economie. Waar de explosief groeiende eco-nomie aan het eind van de jaren negentig tot een enorme vraag naar bedrijfsruimte leidde, staat nu steeds meer bedrijfsruimte leeg terwijl in heel Amsterdam nog bedrijfsruimte in aanbouw is. In tijden van een totaal verstopte woningmarkt en daarnaast grote leegstand van bedrijfsruimte, neemt de kans op krakers toe. Deze ontwikkeling zal de vraag naar kraakwachten vergroten. Tegelijkertijd zal ook het aanbod van kraakwachten toenemen door de woningnood. De verwachte toename van het aantal kraakwachten maakt de vraag wie de kraakwacht is en wat voor kraakwachten er zijn actueel.

Onderzoeksvraag

Mijn eigen ervaring als kraakwacht heeft bij mij het vermoeden doen rijzen dat een aantal mensen een onzeker bestaan als kraakwacht, in tegenstelling tot watje zou verwachten, helemaal niet onplezierig vindt. Omdat dit in strijd is met hoe in Nederland over het algemeen over wonen wordt gedacht en vanwege de verwachte groei van het aantal kraakwachten denk ik dat het interessant is om naar deze groep te kijken. Omdat voor zover ik heb kunnen nagaan nog nooit een wetenschappelijke tekst ge-schreven is over de kraakwacht, heeft dit onderzoek tot doel meer inzicht hierin te geven.

Je kunt je verschillende dingen afvragen. Wie gaan er als kraakwacht wonen? Hebben men-sen die als kraakwacht gaan wonen geen andere mogelijkheid om aan een woning te komen of kiezen zij bewust voor een onzekere woonsituatie? Ligt de toename van het aantal kraakwachten enkel aan de situatie op de woningmarkt of spelen levensstijlen en andere veranderingen in de samenleving ook

(8)

nog een rol? Hoewel al deze vragen in dit onderzoek aan bod komen, vormt de laatste vraag de lei-draad. De onderzoeksvraag die ik in de conclusie beantwoord luidt dan ook:

Zijn kraakwachten een gevolg van de situatie op de woningmarkt of spelen ook levensstijlen een rol en is het een exponent van deze tijd?

§1.2. Onderzoeksopzet en verantwoording

Deelvragen

Omdat er zo weinig bekend is over kraakwachten moet deze studie in de eerste plaats gezien worden als een verkennend onderzoek met een beschrijvend eindkarakter. Dat betekent dat in deze scriptie alles wat over de kmakwacht gezegd wordt, getoetst moet worden aan de werkelijkheid.

Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag moet de kraakwacht eerst in een ka-der geplaatst worden. Dat betekent dat eerst onka-derzocht moet worden wie de kraakwacht is en in wel-ke situatie hij leeft. Omdat dit onderzoek niet ver genoeg strekt om alle facetten van het leven als kraakwacht de revue te laten passeren heb ik op basis van eigen ervaring eerst een zevental vragen geformuleerd, waarvan de beantwoording mij belangrijk lijkt om inzicht te krijgen in de kraakwacht, zijn leven en zijn beweegredenen. Deze zeven vragen zijn:

1. Wie is de kraakwacht wat betreft leeftijd, opleiding, werk, gezinssamenstelling en inkomen? 2. Hoe komen mensen in de anti-kraak terecht, is dit een bewuste keuze?

3. Wat is de mening van kraakwachten over de organisatie waarvoor ze wonen en wat vinden ze van de werkwijze?

4. In welke situatie bevindt de kraakwacht zich wat betreft woonruimte, (sanitaire) voorzieningen en privacy?

5. Hoe past de kraakwacht in de huidige tijd en hoe staan buitenstaanders tegenover hun woon-situatie?

6. Is het wonen als kraakwacht een levensstijl?

7. Waarom verlaten kraakwachten de anti-kraak en hoe zien zij hun toekomst wat betreft woonsi-tuatie?

Op basis van de antwoorden op deze zeven vragen wil ik in de conclusie antwoord kunnen geven op de onderzoeksvraag.

Literatuuronderzoek en interviews

Om de kraakwacht in een kader te kunnen plaatsen is begonnen met lezen over ontwikkelingen op de woningmarkt. Daarnaast is gezocht naar informatie van en over anti-kraakverenigingen. Aan de hand van literatuuronderzoek en documentenanalyse is geprobeerd het maatschappelijk kader dat leidde tot het ontstaan van de kraakwacht en kraakwachtorganisaties en hun werkwijze te schetsen. Vervol-gens is theorie verzameld rond de thema's die in de deelvragen aan bod komen. De deelvragen

(9)

wor-den zo in een theoretisch kader geplaatst om inzicht te krijgen in de aspecten die voor de beantwoor-ding van de vragen van belang zijn. Soms konden specifieke verwachtingen over kraakwachten uit de theorie worden afgeleid, andere keren bleek de theorie te algemeen of gewoon niet goed toepasbaar op dit onderwerp.

De toetsing aan de werkelijkheid zal geschieden met behulp van interviews met (voormalige) kraakwachten. Om de informatie te vinden die ik nodig heb, zoals beweegredenen en denkwijzen, kan niet volstaan worden met een vragenlijst met gesloten vragen, maar zullen diepte-interviews moeten worden afgenomen. Op basis van de verwachtingen die door de theorie gewekt werden en de zeven

deelvragen hierboven, zijn de interviewvragen geformuleerd. 1 De persoonlijke verhalen van de

res-pondenten moeten na analyse inzicht geven in verschillende facetten van het leven van de kraak-wacht. Aan de hand van de analyse moet geprobeerd worden de deelvragen te beantwoorden en wordt gekeken of deze persoonlijke verhalen binnen de theOïie die er over woon- en levensstijlen be-staat passen. Uiteindelijk moet tot een geheel gekomen worden waarin de belangrijkste facetten van het leven als kraakwacht beschreven worden en dat antwoord geeft op de onderzoeksvraag.

De interviews werden opgenomen op band en vervolgens volledig uitgetypt. Deze letterlijke uitwerking zorgt ervoor dat het kader van het gesprek waarin een opmerking is geplaatst niet uit het oog verloren wordt en dat bepaalde stellingen met de letterlijke woorden van kraakwachten kunnen worden geïllustreerd.

Hoewel een breed scala van onderwerpen in de volgende hoofdstukken de revue passeert zal de beschrijving of typering die in de loop van dit onderzoek van de kraakwacht en zijn leven geschetst wordt niet allesomvattend zijn.

Onderzoeksopzet

In dit onderzoek wordt gewerkt vol-gens het aan de Universiteit van Am-sterdam zeer bekende schema van

Ragin.2 In de eerste afbeelding zie je

het schema zoals het ons geleerd is. In de tweede afbeelding is het inge-vuld voor dit onderzoek.

Omdat, voor zover ik heb kunnen nagaan, nog nooit eerder iets

Sociale theorie

vooral deductief

Analytisch kader

Representatie van sociaal leven

Beelden/ Ideeën

vooral inductief

Data

Afbeelding 1. Ragins schema (Ragin 1994, p. 57)

wetenschappelijks over het onderwerp kraakwachten geschreven is, ligt de basis van dit onderzoek in de eigen ervaring. Op deze ervaring, gecombineerd met een aantal krantenartikelen over kraakwach-ten, zijn de vragen die de leidraad voor dit onderzoek vormen gebaseerd. Rond de thema's die in de deelvragen aanbod komen is theoretische literatuur gelezen. Uit de theorie zijn aandachtspunten en ideeën afgeleid, die voor de kraakwacht van belang zouden kunnen zijn. Op basis van de aandachts·· punten en de vragen die aan dit onderzoek ten grondslag liggen is de interviewlijst opgesteld. Uit de

1

Vragenlijst is opgenomen in bijlage Il

2

(10)

uitgewerkte interviews konden specifieke ideeën over de kraakwachten afgeleid worden. Deze gekop-peld aan de theoretische beelden en aandachtspunten moeten na analyse tot een representatie van de werkelijkheid leiden.

1

Theorie over wonen, levensstijlen en de stad

1

vooral deductief ~~· ...

11. Aandachtspunten

2. Ideeën over wonen, levensstijlen en de stad die van toepassing zouden kunnen zijn op de kraakwacht 1

.H

l

1. Vragenlijst

- , 2. Representatie van de kraakwacht en zijn leven

,"

11.Vragen

2. Ideeën over hoe de kraakwacht is 1

vooral inductief

?116:··

.... ··

11. Eigen ervaring 1

2. Interviews en schriftelijke bronnen over de anti-kraak

Afbeelding 2. Rag ins schema toegepast in dit onderzoek

Verantwoording

Bij het formuleren van de probleemstelling die aan deze scriptie ten grondslag ligt heb ik me laten lei-den door mijn eigen ervaringen als kraakwacht. Hoewel dit wellicht een subjectieve methode lijkt zal bij elke willekeurige vraag die een onderzoeker zichzelf stelt het persoonlijk referentiekader een be-langrijke rol spelen. De individuele geschiedenis, opleiding en ontwikkeling van de onderzoeker en de keuzes die daarin gemaakt zijn, bepalen nu eenmaal de interesse en de richting van de vragen die een onderzoeker zich stelt. Een onderzoeker kan zich geen vragen stellen over iets waarvan hij het bestaan niet kent. Als hij vragen stelt over iets waarvan hij weinig weet, zullen deze vragen in eerste instantie gericht zijn de leemtes in zijn kennis te vullen die hij interessant vindt. Hoe meer kennis men vergaart hoe meer gerichte vragen men kan stellen. Zo kan men in een cumulatief proces steeds meer informatie over een onderwerp verzamelen waarbij steeds nieuwe leemtes in die kennis naar vo-ren zullen komen. Het feit dat ik me laat leiden door persoonlijk ervaringen lijkt me gekoppeld aan het feit dat er nog niets geschreven is over kraakwachten niet meer dan logisch en goed te verdedigen, zolang mijn onderzoeksopzet helder is en de gebruikte gegevens verifieerbaar zijn, maar dat zijn ei-sen die aan elke wetenschappelijke studie gesteld worden.

§1.3. De onderzoeksgroep

De selectie van de onderzoeksgroep

Er moet met een selectie kraakwachten gewerkt worden omdat dit onderzoek niet ver genoeg strekt om alle kraakwachten te interviewen. Omdat anti-kraakorganisaties geen inzicht willen geven in hun bewoners- en klantenbestand is een representatieve steekproef trekken onmogelijk en is het moeilijk een inschatting te maken van het aantal kraakwachten in Nederland of in Amsterdam. Zelf heb ik als kraakwacht in drie, wat betreft locatie, voormalige functie, medebewoners en aantal huisgenoten zeer verschillende panden gewoond. In totaal heb ik 24 verschillende huisgenoten gehad. Ik heb nooit

(11)

nen kiezen waar ik wilde wonen, ik heb nooit een woning geweigerd en ik heb nooit tweemaal met de-zelfde persoon in een huis gewoond. Dat maakt mijn voormalige huisgenoten als groep tamelijk wille-keurig van samenstelling en vergroot de kans dat ze een redelijke afspiegeling vormt van de popula-tie. Daarom en omdat een andere methode niet mogelijk is, heb ik besloten mijn eigen

oud-huisgenoten als onderzoeksgroep te benaderen. Met deze keuze zijn direct ook de stad en anti-kraakorganisatie vastgelegd en is de studie een gevalsstudie geworden. De onderzoekspopulatie is nu: "de Amsterdamse bewoners van de Stichting Ad Hoc Beheer, een van de grootste, landelijk ope-rerende, anti-kraakinstellingen in Nederland". De onderzoeksgroep bestaat uit mijn eigen oud-huisgenoten tussen augustus 1997 en januari 2002.

Voor- en nadelen van deze aanpak

Deze aanpak heeft verschillende voordelen. In de eerste plaats ken ik de woonsituatie van de respon-denten. Dit verkleint de kans dat antwoorden verkeerd begrepen of geïnterpreteerd worden. In de tweede plaats zijn de respondenten misschien eerder geneigd om mee te werken aan dit onderzoek omdat zij mij kennen. Dit verkleint de non-respons. Ten derde worden verschillende factoren die de onderzoeksuitkomsten zouden beïnvloeden door deze onderzoeksgroep buiten spel gezet. Zo zijn er grote verschillen tussen tijdelijke verhuur organisaties en de contracten die ze aanbieden. Dat kan de antwoorden van de respondenten en daarmee de uitkomsten van het onderzoek beïnvloeden. Ook verschillen in woningaanbod tussen grote steden en het platteland en verschillen tussen steden onderling kunnen de data verstoren en daarmee de uitkomsten beïnvloeden. De selectie van de onderzoeksgroep zoals die nu is, voorkomt zulke verstorende factoren.

Daarnaast heeft deze aanpak verschillende nadelen. In de eerste plaats bestaat de kans dat ik de onderzoeksgegevens besmet met mijn eigen kennis en opinie over de woonsituatie. Hierover wil ik slechts zeggen dat elke onderzoeker moet proberen zo objectief mogelijk te zijn, ondanks het feit dat men meestal wel een mening heeft of zich vormt tijdens het onderzoek. Dat geldt voor mij, maar dat geldt ook voor een ieder die onderzoek doet naar bijvoorbeeld een politieke beweging.

Het meest in het oog springende nadeel is echter dat de generaliseerbaarheid door de selec-tie van deze onderzoeksgroep in het geding komt. Omdat de onderzoeksgroep geen random

afspiegeling is van alle kraakwachten in Nederland en het aantal respondenten beperkt is, kun je aan de resultaten moeilijk conclusies verbinden voor de gehele populatie kraakwachten. Wel zijn de resultaten de eerste gestructureerde gegevens die over kraakwachten bestaan. Omdat de resultaten afgeleid zijn uit diepte-interviews geven ze inzicht in de beweegredenen van een aantal kraakwachten. Deze gegevens kunnen dan een houvast en een uitgangspunt zijn voor vervolgonderzoek. Ook zijn de gegevens zuiver, omdat variaties niet voort kunnen komen uit verschillen tussen

anti-kraakverenigingen of steden.

Praktische problemen en anonimiteit

In de eerste plaats is het moeilijk algemene informatie over de Stichting Ad Hoc Beheer te verzame-len. De stichting is niet bereid algemene gegevens zoals bewonersaantal, de veranderingen daarin en de omzet, openbaar te maken en hoeft omdat het een stichting is geen jaarverslagen te publiceren.

(12)

De gegevens die ik over deze stichting heb verzameld komen daarom uit mijn eigen correspondentie met Ad Hoc, hun website en de Kamer van Koophandel.

Ook de onderzoeksgroep levert praktische problemen op. Zo waren niet al mijn voormalige huisgenoten, zelfs al wist ik hun naam, te achterhalen, ook niet met behulp van het internet, oude tele-foonboeken en de andere oud-huisgenoten. Alle respondenten die ik heb kunnen vinden zijn geïnter-viewd, op twee partners van mensen die ik al had geïnterviewd na. In totaal zijn dertien interviews af-genomen, waaronder één met de auteur en twee dubbel interviews met stelletjes. Van twee andere stelletjes is met één van beide partners gesproken. In totaal zijn dus vijftien mensen geïnterviewd.

Daarnaast was ik bang dat mensen nog afhankelijk zouden zijn van de betreffende anti-kraakinstantie en daarom niet mee zouden willen werken. Deze angst bleek ongegrond. Twee men-sen wilden het uitgewerkte interview zien, voordat ze toestemming gaven het volledig te gebruiken. Eén iemand verzocht een kraakverieden niet letterlijk op te nemen in traceerbare gegevens. Om de respondenten nog enige mate van privacy te bieden heb ik hen een beperkte mate van anonimiteit be-loofd. Daarom heb ik de citaten die van een Engelstalige afkomstig zijn in het Nederlands vertaald, ei-gennamen in de citaten veranderd en volledige straatnamen vervangen door de buurt. Om de tekst leesbaarder te maken heb ik typische spreekfouten, zoals herhalingen uit de citaten die slechts ter il-lustratie van een situatie gebruikt worden, verwijderd. In de originele transcripties staan deze wel.

§1.4. Wat verder nog belangrijk is om te weten

Begrippen

Aangezien er nog geen studies over kraakwachten geschreven zijn zal ik een aantal begrippen die vaak terugkomen in deze scriptie zelf moeten definiëren, zodat daar in deze tekst geen misverstanden over kunnen ontstaan. Andere termen omtrent wonen en levensstijlen en dergelijke komen aan bod in de hoofdstukken waar ze van belang zijn.

Allereerst is daar natuurlijk het begrip kraakwacht of iemand die anti-kraak woont. Hiermee bedoel ik de bewoner die via een bemiddelingsinstantie tijdelijk woont in een leegstaand pand en hier-aan geen huurrechten kan ontlenen. Als later in deze tekst het woord kraakwacht wordt gebruikt in een tekstdeel dat gebaseerd is op de respondenten, bedoel ik daarmee de kraakwachten die geïnter-viewd zijn.

De anti-kraakbureaus, -instellingen of -organisaties en bureaus voor tijdelijke verhuur zijn er in alle soorten en maten. Er zijn stichtingen die op ideële basis opereren, gemeentelijke instellingen en commerciële instellingen. Wat ze allemaal gemeenschappelijk hebben is dat ze tijdelijke woonruimte aanbieden, waaraan de bewoners geen rechten kunnen ontlenen en waarvoor geen huur betaald hoeft te worden, maar vaak wel een bedrag aan 'servicekosten'. Wat ze onderscheidt van tijdelijke verhuur via particulieren is dat het iets meer zekerheid biedt. De instanties hebben meerdere panden in beheer. Hierdoor kunnen bewoners vaak, als de tijdelijke verhuur in één pand afloopt, doorgeplaatst worden naar een ander pand.

(13)

Scriptieopzet

Deze scriptie is vormgegeven aan de hand van de eerder genoemde deelvragen. Het eerstvolgende hoofdstuk, hoofdstuk twee, correspondeert met deelvraag één. Hoofdstuk acht correspondeert met deelvraag zeven. Per hoofdstuk is in Bijlage 1 een tabel opgenomen waarin de belangrijkste behan-delde kenmerken van de respondenten staan.

In elk hoofdstuk wordt begonnen met een introductie, waarin de deelvraag en de vormgeving van het betreffende hoofdstuk kort uiteengezet worden. Aan het eind van elk hoofdstuk wordt in de samenvatting de betreffende deelvraag beantwoord. Dit sluit echter niet uit dat eventuele overlappen-de of aanvullenoverlappen-de relevante informatie niet ook in anoverlappen-dere hoofdstukken aan bod komt. Het volledige beeld wordt dan ook pas in de conclusie geschetst. Daarnaast wordt in de conclusie de onderzoeks-vraag beantwoord en worden aanbevelingen voor verder onderzoek gedaan.

(14)

Hoofdstuk 2. Drie panden en viiftien kraakwachten: een introductie

Om een beeld te schetsen van de situatie waarin kraakwachten verkeren, worden hieronder de drie panden beschreven waarin ik heb gewoond. Alle andere respondenten hebben in één van deze panden gewoond. Het doel hiervan is de lezer een indruk te geven van de situaties waar

kraakwachten in terechtkomen. In dit deel van het hoofdstuk zit ook persoonlijk fotomateriaal verwerkt om een indruk te geven van de verschillende ruimtes. Hoewel deze aanpak niet wetenschappelijk is vind ik het wel verantwoord, omdat alle respondenten tenminste één keer in een vergelijkbare situatie hebben gezeten en aan de beschrijving van deze panden verder geen conclusies worden verbonden. In de tweede paragraaf worden de algemene gegevens van de kraakwachten beschreven en wordt geprobeerd een eerste en algemeen antwoord te formuleren op de vraag wie de kraakwacht nu eigenlijk is wat betreft leeftijd, opleiding, werk, gezinssamenstelling en inkomen.

§2.1. De panden waarin gewoond is De grachtengordel

Tussen augustus 1997 en september 1998 woonden acht kraakwachten, waaronder één stelletje, in een dubbel grachtenhuis op een steenworp afstand van de Leidsestraat. Het pand had in de

afgelopen eeuw een bank, een agentschap van het ministerie van financiën en een archief

gehuisvest. Van al deze gebruikers waren nog spullen, zoals meubels en documenten, in het huis te vinden. Op de begane grond woonden drie mensen tussen Art Deco bankloketten en kluizen op marmeren vloeren. Op de eerste verdieping woonden drie mensen in negentiende-eeuwse stijlkamers, met een Jugendstil toiletgroep. Op de tweede verdieping woonden twee mensen in kamers met lambrisering uit de jaren dertig van de twintigste eeuw. De drie verdiepingen daarboven, de

tussenverdiepingen in het achterhuis en de drie kelders stonden leeg. Op één na lagen alle bewoonde kamers aan de gracht. De grote tuin aan de achterkant van het pand werd door alle bewoners

gebruikt. Daar en bij de deur kwamen de huisgenoten elkaar tegen en bespraken ze de stand van zaken in en om het pand.

Aan het begin was er vooral contact tussen de mensen die bij elkaar op één verdieping woonden. Zij deelden een toiletgroep en de watervoorziening. Alleen de douche die op de eerste verdieping in een toilet was ingebouwd, werd door alle huisgenoten gedeeld. Koken deed ieder op zijn kamer. Na enkele maanden werd de band tussen de verdiepingen onderling hechter, doordat zich geregeld problemen voordeden. Zo was het slot regelmatig dagenlang kapot, waardoor je slechts het huis kon verlaten als er iemand thuis was die je weer open kon doen. De grachtwand brak door met het gevolg dat er een meter water in de kelders stond. Door kortsluiting werden de elektrische apparaten van bewoners opgeblazen. Tenslotte werd iedereen op een gegeven moment door miscommunicatie met uitzetting bedreigd. Omdat de beheerder al snel de anti-kraak verliet en twee andere bewoners zelden thuis waren moesten de vijf overgebleven bewoners de problemen samen oplossen. Als er regelmatig problemen zijn gaat het net als in een om een onverklaarbare reden stilstaande trein: mensen beginnen met klagen tegen elkaar over slechte service en eindigen met een sociaal praatje.

(15)

Al snel nadat we in het pand wa-ren gaan wonen, werden twee kijkdagen georganiseerd voor potentiêle kopers. De gehele dag stonden de voordeur en alle kamerdeuren open, terwijl een stoet geïnteresseerden en toevallige passanten het huis verkenden. Kort daarna werd het pand verkocht. Omdat het pand

rijksmonument was zou het aanvragen van bouwvergunningen tamelijk veel tijd vergen. De nieuwe eigenaar, een bedrijf, besloot op het laatste moment, nadat de opzegbrief al was bezorgd, de kraak-wachten toch maar te laten zitten. In de maanden die volgden trok tenminste één keer per week een stoet van werknemers van de eigenaar, aannemers en architec-ten op totaal onverwachte momenarchitec-ten door het pand. Tot tweemaal toe organiseerde de eigenaar een groot feest in het pand en de tuin met dj's, catering en tenminste honderd gasten. De bewoners waren hiervan niet op de hoogte gesteld. De ergernis hierover onder de kraakwachten was groot, mede omdat zij

verantwoordelijk werden gehouden voor het schoonhouden van het pand.

Toen de bouwvergunningen een-maal waren aangevraagd was het een kwestie van tijd totdat de bewoners er uit moesten. Nadat de opzeg brief was ont-vangen begon het wachten. In de laatste week werd iedereen doorgeplaatst. Alle bewoners kwamen in verschillende pan-den terecht. De vijf bewoners die redelijk veel contact hadden gehad in het pand probeerden dat in stand te houden. Hoewel er nog een paar eetafspraken werden gemaakt, verwaterde het contact al snel.

Afbeelding 3 t/m 5: foto's van mijn ruimte aan de gracht

3. Woonkamer: de slaaphoek vanaf de eethoek.

4. Woonkamer: eethoek. In de rechter onderhoek een

stoel van de zithoek.

5. Woonkamer: zithoek. Op de achtergrond de tweede

(16)

Nieuw-West

Het tweede pand waar ik in terechtkwam was een voormalige hogeschool in Overtoomse Veld. De andere zestien bewoners woonden er al een paar maanden toen ik werd bijgeplaatst. Daarna hebben we er nog drie jaar gewoond.

Het gebouw uit de jaren zestig was behoorlijk uitgewoond. Ook hier had elke verdieping een eigen toiletgroep en kookte iedereen op zijn of haar kamer. In elke toiletgroep, dus op elke verdieping bevond zich een douche die gecreëerd was door één toilet te verwijderen en een boiler en een douchekop op te hangen. De verwarming was oud en op olie gestookt.

In dit huis werden regelmatig huisvergaderingen georganiseerd door de beheerder, waardoor iedereen vanaf het begin iets meer van elkaar wist en de contacten wat minder vrijblijvend waren. Doordat de bewoners zo lang in dit pand konden blijven leerden ze elkaar betei kennen. Omdat zich in dit pand weinig bruikbare centrale ruimtes bevonden en er veel mensen woonden, werden sociale contacten aangegaan op eigen initiatief en op basis van persoonlijke voorkeur. Hoewel iedereen wel met elkaar sprak in de wandelgangen waren er specifieke bewoners die onderling meer contact hadden. Ik had het meeste contact met de twee mensen die het dichtst bij mij in leeftijd stonden. Anderen hadden contact met mensen die net als zijzelf als freelancers in de filmindustrie werkzaam waren, of die net als zij in bandjes speelden. Een paar mensen hadden met niemand veel contact.

De contacten die ik had waren vrij hecht. Regelmatig dronken we 's avonds op een van onze kamers wat. Het was ook makkelijk deze contacten te onderhouden, je hoefde alleen de trap op of af te lopen. Bovendien kon men als je om een praatje verlegen zat of in noodgevallen bij elkaar terecht. Ik heb zelf een keer 's avonds één van mijn huisgenoten naar de nachtapotheek laten rijden om voor mij iets op te halen.

De situatie in dit pand werd onrustig toen we er twee jaar woonden en het werd overgedragen aan een andere afdeling van de gemeente. Deze afdeling probeerde een nieuwe gebruiker voor het pand te vinden en wilde daarom dat het er representatief uit zou zien. Omdat er al jarenlang geen onderhoud was gepleegd in het pand en er al zolang mensen woonden in een situatie die daar niet uitermate voor geschikt was, gaf dat problemen. Vooral de toiletgroepen vormden een probleem. De douches, geplaatst in toiletruimten, lekten naar de ondergelegen etages. Door de slechte ventilatie in deze ruimtes stond een dikke laag schimmel op de muren en kwamen delen van de muur naar beneden. De twee gezamenlijke toiletten op de eerste verdieping waren kapot en werden niet meer gerepareerd. In die periode werd tijdelijk een crèche in een lokaal op de eerste verdieping geplaatst. Door de crèche stond de achterdeur grote delen van de dag open en kregen verschillende bewoners te maken met diefstal. Ook eigende iemand van de gemeente zich regelmatig de gymzaal toe voor het geven van feestjes en het houden van voetbaltrainingen. Vervolgens kregen de bewoners dan op hun kop omdat de gymzaal een zooitje was. Na een vervelend jaar werd het pand uiteindelijk in zijn geheel toegewezen aan een school. Ik was al een paar maanden voor de ontruiming verhuisd.

(17)

Afbeelding 6 t/m 9: foto's van mijn ruimte in Nieuw-West

6. De zithoek, vanaf het midden van de kamer.

7. De werk/eethoek, vanaf het midden van de kamer.

8. De slaaphoek, vanaf het midden van de kamer.

9. De kookhoek en de deur, vanaf de zithoek.

Ad Hoc was vroegtijdig begonnen met uitplaatsen omdat ze door een tekort aan nieuwe panden verwachtte anders niet iedereen door te kunnen plaatsen. iedereen werd uiteindelijk doorgeplaatst, maar sommigen pas op de allerlaatste dag.

Hoewel ik twee van mijn huisgenoten in dit pand regelmatig sprak en we bij elkaar over de vloer kwamen heb ik ook uit dit pand geen sociale contacten meer overgehouden.

Oud-West

In juni 2001 woonde ik nog in Nieuw-West. Ik had vergeten mijn mobiele telefoon uit te zetten tijdens een excursie. Toen de telefoon ging zag ik dat het Ad Hoc was en nam ik toch maar op. De jongen van Ad Hoc zei dat ze nog die avond iemand moesten hebben in een pand in Oud-West. Ze belden mij omdat het pand waar ik in woonde binnenkort toch leeg moest. Diezelfde dag nog moest het contract getekend worden. Ik brak de excursie af en die avond sliep ik in een slaapzak op een etage in Oud-West, vlakbij het Vondelpark. Twee dagen later verhuisde ik mijn spullen.

In dit driedubbelbovenhuis woonden wij met z'n tweeën. Het pand was ooit per kamers en suite verhuurd geweest. Er was begonnen aan een verbouwing maar deze was op de onderste twee

(18)

etages nooit afgemaakt. Op deze twee etages woonden wij. Allebei hadden we twee kamers en suite met een douchecabine in een hoek van onze achterkamer. Elke etage had een eigen toilet. De keuken deelden we. Mijn huisgenote vertelde me dat zij daar al een half jaar woonde. Haar vorige huisgenoot was op straat gezet, omdat hij er een bende van had gemaakt. Wij spraken elkaar regelmatig in de keuken. De eigenaresse kwam af en toe langs en zei dan dat we nog maximaal drie maanden konden blijven. Dit maakte me onrustig. Gelukkig kreeg ik zes maanden later een brief dat ik in aanmerking kwam voor een appartement bij een woonvereniging en kon ik de anti-kraak verlaten. Mijn huisgenote heb ik daarna niet meer gesproken tot het interview.

Tijdens het interview, begin 2003, woont mijn voormalig huisgenote nog altijd in dit pand en zegt de eigenaresse nog steeds dat het niet lang meer zal duren.

Afbeelding 10 en 11: foto's van mijn etage in Oud-West:

10. Woonkamer met zithoek en werkhoek vanuit de slaapkamer. Links de douche in de slaapkamer. 11. Links de werkhoek en op de achtergrond de slaap/badkamer vanaf het zitgedeelte.

§2.2. De respondenten

Wie is geïnterviewd?

Voor dit onderzoek zijn tussen februari en juni 2003 in totaal vijftien mensen geïnterviewd: de respondenten. Van mijn 24 voormalige huisgenoten zijn er veertien geïnterviewd, het vijftiende interview is met mijzelf. iedereen die benaderd is heeft meegewerkt. Er was dus geen non-respons.

Ten tijde van de interviews woonden slechts vijf respondenten nog anti-kraak, waarvan één niet meer via Ad Hoc. Omdat hij echter nog steeds anti-kraak woont, heb ik zijn gegevens over woonduur en aantal panden tot op heden in de tabel opgenomen. Bij vragen over de woonsituatie zelf is wél specifiek gevraagd naar de periode dat hij via Ad Hoc woonde. Uit het eerste pand waar ik heb gewoond heb ik vier van de zeven voormalig huisgenoten geïnterviewd. Van het tweede pand heb ik negen van de zestien huisgenoten gesproken. In het laatste pand had ik slechts één huisgenote en die is ook geïnterviewd. In totaal waren acht mensen niet te traceren en had ik van twee de partner al gesproken. Alle respondenten hebben in de periode tussen augustus 1997 en januari 2002 op enig moment anti-kraak gewoond. In de onderstaande tabel zijn een aantal kenmerken van de

(19)

hoofdstuk besproken worden, maar niet in de tabel staan zijn opgenomen in de tabel behorend bij dit

hoofdstuk in bijlage

1.

De respondentnummers die gebruikt worden in plaats van een naam zijn

toegekend op basis van de volgorde dat de interviews zijn afgenomen en zeggen verder niets over de respondent zelf. E ::::i c: 1 c: 0 til Q) i;:::; c: Q) 'E til ~ c: IE 'O Q) ::::i Q) ~ c: til .~ c: 'O .1:: c: Cl (.) Q) ::::i Cl til c: (.) 'O '6 c: c: ~ .8 c: til c: .!: 0.

0 til ::"" til c: c: c: i!l1

~

0.

äi

tl

'Q) ai '§ '§ 0 .lJc: til û) Q) til Q) Q) 0.. ~ til

~

~ ~ til Il:: (,') -' 0 u. > (,') (,') .., <(

1 v 24 bezig WO (2x) n.v.t. alleenwonend alleenwonend huur A'dam 4,5 3 2 v 25 HBO vast alleenwonend alleenwonend anti-kraak A'dam 3 4 3 v 27 HBO vast alleenwonend alleenwonend huur A'dam 7 4 4 m 39 WO en postdoc eigen zaak eerst alleen, later samen getrouwd anti-kraak A'dam 9 8 5 v 35 WO en postdoc freelance ging samenwonen getrouwd anti-kraak A'dam 5 6 6 m 31 HBO beiden samenwonend samenwonend huur A'dam 5 3 7 m 28 HBO en postdoc vast alleenwonend alleenwonend koop A'dam 3 1 8 m 31 MBO, deels HBO eigen zaak eerst alleen, later samen samenwonend koop A'dam 7 6

9 v 29 WOen HBO freelance alleenwonend alleenwonend anti-kraak A'dam 7 3 10 v 34 HBO en postdoc freelance alleenwonend samenwonend, 1 kind huur A'dam 5 3 11 v 33 HBO, 2 richtingen freelance alleenwonend alleenwonend, 2 kind huur A'dam 7 4 12 v 26 wo vast samenwonend getrouwd koop Friesland 2 2 13 m 28 wo vast samenwonend getrouwd koop Friesland 1,5 1 14 m 28 HAVO deels HBO freelance eerst alleen, later samen tijdelijk alleenwonend anti-kraak A'dam 5 5 15 m 28 wo vast alleenwonend samenwonend, 1 kind huur Amersfoort 4 3

Afbeelding 12. Algemene gegevens van de respondenten.

Leeftijd en woonduur

Zeven van de respondenten zijn man, acht van de respondenten zijn vrouw. Verder komen alle respondenten oorspronkelijk niet uit Amsterdam en zijn ze allen blank. In leeftijd variëren ze tussen de 24 en 39 jaar. De periode dat mensen als kraakwacht hebben gewoond of tot op heden wonen

varieert van anderhalf tot negen jaar. Gemiddeld heeft elke respondent vijf jaar als kraakwacht gewoond. In afbeelding dertien is berekend op welke leeftijd de respondenten ongeveer anti-kraak gingen wonen. Omdat naar de leeftijd is gevraagd en niet naar de geboortedatum is het rekenkundig gemiddelde van de genoemde leeftijd genomen. Verder is gekeken naar het tijdstip dat de respondent naar eigen zeggen anti-kraak is gaan wonen en hoelang hij er heeft gewoond. Hoewel de ingevoerde gegevens niet exact zijn geeft de tabel wel aanwijzingen over de leeftijd van de kraakwachten. De respondenten zijn bij binnenkomst in de anti-kraak gemiddeld bijna 24 jaar oud. Zij wonen gemiddeld vijf jaar anti-kraak. Dit betekent dat de meeste kraakwachten tussen de 23 en de 29 jaar oud zijn.

(20)

"'O ~ ::'\

'ä3

til ~ .l!1

-

~ til 1 Cll c: ~

ë .Ql "'O ro > 1iî til

Cll :::i c: ~ ! : " E ....

"'O c: :::i til .c ~ :::i

c: "'O ~ ~ "'O :::i c:

0 c: c: "'O c.

~

~ :=-- (]) c: ~

"'

~

1

c:

~

.!11, (]) (]) Q) ~ c: 0::: --' 0::: --' :ë .!: 1 24 24,5 aug-97 18,88 4,5 2 25 25,5 jun-00 22,67 3 3 27 27,5 dec-93 18,16 7 4 39 39,5 jun-94 30,66 9 5 35 35,5 jun-98 30,66 5 6 31 31,5 aug-97 25,83 5 7 28 28,5 jun-98 23,66 3 8 31 31,5 jan-92 20,25 7 9 29 29,5 jan-96 22,25 7 10 34 34,5 dec-97 29,17 5 11 33 33,5 apr-92 22,49 7 12 26 26,5 dec-97 21,17 2 13 28 28,5 dec-97 23,17 1,5 14 28 28,5 jun-98 23,66 5 15 28 28,5 aug-97 22,83 4 Gemiddeld 29,73 30,23 sep-96 23,70 5

Afbeelding 13. Berekening gemiddelde leeftijd bij binnenkomst anti-kraak en gemiddelde woonduur.

Opleiding, werk en inkomen

De respondenten zijn allen relatief hoog opgeleid. Twaalf hebben een Hogere Beroepsopleiding (HBO) of een universitaire opleiding (WO) afgerond. Zes van hen hebben ook nog een tweede of een postdoctorale opleiding gevolgd. De drie respondenten die geen HBO of WO opleiding hebben afgemaakt zijn er wel aan begonnen. Twee van hen hebben hun HBO opleiding nooit afgemaakt en is één respondent nog bezig met twee universitaire opleidingen.

Een groot deel van de voormalige kraakwachten is inmiddels afgestudeerd, veertien van hen werken ondertussen. Zes van de respondenten werken freelance, hoewel één daarvan zijn freelance werkzaamheden ondersteunt met een deeltijd vaste baan. Twee respondenten hebben een eigen zaak. Zes respondenten hebben een vaste baan. Eén respondent is fulltime student. De vijf mensen die nu nog als kraakwacht wonen zijn afgestudeerd en werken.

Hoewel een groot gedeelte van de respondenten werkt, en ook al werkte toen zij anti-kraak woonden, noemen zij hun inkomen over het algemeen niet zo goed. Slechts vier mensen met een vaste baan noemen hun inkomen op dit moment redelijk tot goed. De inkomens van de freelancers zijn onregelmatig. Veertien respondenten zeggen in de periode dat ze anti-kraak woonden het grootste gedeelte van de tijd een inkomen te hebben gehad waarvan ze een woning duurder dan de anti-kraak niet hadden kunnen betalen.

Mensen die als kraakwacht gaan wonen zijn dus lang niet allemaal jonge studenten die net het ouderlijk huis verlaten. De gemiddelde woonduur van vijf jaar en het feit dat de vijf mensen die nu

(21)

nog anti-kraak wonen allemaal zijn afgestudeerd en werken, doet ook vermoeden dat de anti-kraak meer is dan een tijdelijke oplossing voor de duur van de studie.

Woonsituatie en gezinssituatie

In totaal woonden in de verschillende panden vijf stelletjes samen. Uit vier van die stelletjes zijn zes mensen geïnterviewd. Van twee van deze paren is één van beide partners ingetrokken bij de partner die al anti-kraak woonde. De overige respondenten woonden de gehele periode dat ze anti-kraak woonden alleen. Op dit moment wonen acht van de respondenten samen. Slechts één van deze stelletjes woont nog anti-kraak. Drie respondenten, die allen niet meer anti-kraak wonen, hebben kinderen. Geen van deze drie woonden in de anti-kraak al samen.

Op het moment van de interviews woonden twaalf respondenten nog in Amsterdam: vijf anti-kraak, twee in een koopwoning en vijf in een huun.voning. De drie die niet meer in Amsterdam wonen hebben allen een koophuis, hoewel één van hen tijdelijk in een huurhuis woont.

Gemiddeld hebben de respondenten ten tijde van het interview vijf jaar anti-kraak gewoond. Het aantal anti-kraakpanden waarin mensen hebben gewoond varieert van één tot acht. Gemiddeld komt dat neer op 3,8 pand per respondent. Vier van de respondenten hebben tijdens de anti-kraak wel eens een periode zonder woonruimte gezeten. Zes hebben wel eens een toegewezen ruimte

geweigerd waaronder twee woonruimtes buiten Amsterdam. Twee van de respondenten hebben wel eens buiten Amsterdam gewoond omdat Ad Hoc in Amsterdam niets voor hen had.

§2.3. Samenvatting

Een eenduidig antwoord op de vraag wie de kraakwacht is wat betreft leeftijd, opleiding, werk, gezinssamenstelling en inkomen is niet te geven.

Allereerst moet vastgesteld worden dat bijna alle kraakwachten op een gegeven moment de anti-kraak verlaten. Nog slechts vijf van de vijftien mensen die geïnterviewd zijn wonen anti-kraak. Kijkend naar de respondenten zijn er ongeveer evenveel vrouwen als mannen kraakwacht. De leeftijden van de respondenten lopen nogal uit een. Wanneer naar de enigszins kunstmatige berekening in afbeelding dertien wordt gekeken kan gezegd worden dat de gemiddelde kraakwacht

tussen de 23 en 29 jaar oud is, vijf jaar anti-kraak woont en in die periode in drie à vier panden woont.

Mensen die als kraakwacht gaan wonen, zijn dus lang niet allemaal jonge studenten die net gaan studeren en voor het eerst het ouderlijk huis verlaten.

Het grootste gedeelte van de kraakwachten is hoogopgeleid en heeft een opleiding op HBO of universitair niveau afgerond. Alle respondenten zijn in ieder geval aan een opleiding op dat niveau begonnen. Op dit moment studeert nog slechts één van de respondenten. De anderen werken. Hoewel het merendeel van de respondenten werkt, zeggen slechts vier van hen een redelijk tot goed inkomen te hebben.

Zes respondenten woonden op enig moment samen in de anti-kraak. Het merendeel woont dus de gehele anti-kraaktijd alleen. Ook na het verlaten van de anti-kraak komt hier niet snel verandering in. Op dit moment wonen acht van de respondenten samen. Drie van hen hebben inmiddels kinderen. Dezen hadden ze nog niet toen ze anti-kraak woonden.

(22)

Concluderend kan over de onderzochte kraakwachten gezegd worden dat zij: a. op een gegeven moment de anti-kraak verlaten

b. even vaak man als vrouw zijn

c. hoogopgeleid zijn of worden

d. meestal tussen de 23 en 29 jaar oud zijn

e. niet uit Amsterdam afkomstig zijn

f. soms samenwonen

g. nog geen kinderen hebben h. veelal blank zijn

(23)

Hoofdstuk 3. De geboorte van een kraakwacht.

In dit hoofdstuk komt de vraag hoe mensen in de anti-kraak terechtkomen aan bod. Allereerst worden de maatschappelijke omstandigheden waaronder de anti-kraak kon ontstaan besproken. Vervolgens komen de kraakwachten aan het woord en zij vertellen onder welke omstandigheden zij in de anti-kraak zijn beland en in hoeverre dit een bewuste keuze was.

§3.1. De geschiedenis van de kraak en de anti-kraak

Woningnood en krakers

In 1947 wordt de woningnood uitgeroepen tot volksvijand nummer één. De naoorlogse bouwproductie komt moeizaam op gang door schaarste van bouwmaterialen, bekwaam personeel en

transportmogelijkheden. In het streven snel zoveel mogelijk woningen op te leveren wordt de kwaliteit van de te bouwen woningen ondergeschikt gemaakt aan de kwantiteit. En hoewel in 1979 de

driemiljoenste nieuwbouwwoning sinds de tweede wereldoorlog wordt opgeleverd, hobbelt men nog

steeds achter de feiten aan.3

De naoorlogse woningnood wordt door jongeren vanaf eind jaren zestig mede bestreden door leegstaande huizen te betrekken: kraken. Juridisch gezien zijn de risico's van kraken vrij klein. Hoewel krakers regelmatig door boze huiseigenaren hardhandig op straat worden gezet, hebben ze geen strafbaar feit begaan. In 1914 had de Hoge Raad al gesteld dat het binnendringen van een

leegstaande woning niet strafbaar is omdat het gebruik van een huis door de wet beschermd wordt en niet het huis zelf. De krakers uit de jaren zestig zijn vaak jonge gezinnen die door de woningnood

gedwongen worden bij familie in te trekken.4 Door het kraken van een huis proberen zij de aandacht te

vestigen op de moeilijke situatie waarin ze verkeren. Soms lukt dit en krijgen de krakers een reguliere woning aangeboden.

In 1970 wordt er in Nijmegen aan de Staringstraat een pandje gekraakt. De officier van justitie spant een proefproces aan tegen de krakers. De aanklacht is dat de krakers geen gehoor hebben gegeven aan de herhaalde vordering van de eigenaresse het pand te verlaten. De officier

beargumenteert dat het pand, hoewel het leeg staat, wel degelijk in gebruik is omdat het te koop staat. Uiteindelijk, na de hele verdere rechtsgang doorlopen te hebben, stelt de Hoge Raad de krakers in het gelijk. De Hoge Raad zegt in haar uitspraak van 2 februari 1971 dat de formulering 'een woning bij een ander in gebruik' alleen gebruikt kan worden als een woning feitelijk in gebruik is. Dit Nijmeegse krakersarrest, zoals het is gaan heten, bepaald dat een leegstaande woning per definitie niet in gebruik is. Omdat een woning op het moment dat hij gekraakt is wél feitelijk in gebruik is, worden

krakers nu nog sterker door de wet beschermd.5

3 Van Dieten (2000), p. 57-80 4 Dijst (1986), p. 1-3 5 Duivenvoorden (2000), p. 64, 65

(24)

De kraakbeweging

De methode van kraken wordt meer structureel toegepast aan het eind van de jaren zeventig, als het economisch slecht gaat in Nederland. In die tijd komt een grote groep jongeren met weinig perspectief op een goede vaste baan op de woningmarkt. Juist in economisch slechte tijden blijven veel huizen en kantoren leeg staan omdat ze niet direct worden verkocht of verhuurd. Hoewel de jongeren weinig kunnen betalen willen zij toch graag een eigen woning. Velen van hen kraken een leegstaand pand en doen een beroep op het woonrecht dat staatssecretaris Van Dam in 1975 aan iedereen boven de

achttien jaar had toegekend.6 Hoewel ook nu het kraken een uitvloeisel is van de behoefte aan

woonruimte, wordt het ook een politiek actiemiddel. Er ontstaan kraakgroeperingen met specifieke doelstellingen en politieke standpunten. De voorkeur van de meeste krakers gaat uit naar panden van vastgoedspeculanten. Deze representeren volgens hen de uitwassen van het kapitalistische systeem, het systeem dat zij de schuld geven van hun moeilijke situatie. Bovendien onttrekken de speculanten en projectontwikkelaars de goedkope woningen, waar deze jongeren op aangewezen zijn, aan de toch al krappe woningmarkt. Dit doen ze door panden op te kopen en te verbouwen tot luxe

appartementen, of ze te kopen en leeg te laten staan tot het economisch beter gaat om ze dan met winst door te verkopen.

Maar niet alleen speculanten en projectontwikkelaars worden de dupe van kraakacties. Ook particulieren en overheidsinstanties die tijdelijk woningen leeg laten staan, bijvoorbeeld tot een blok leeg is en begonnen kan worden met verbouwing of sloop, of tot een nieuwe bestemming gevonden is, vinden krakers in hun panden. De krakers eisen meer goedkope huurwoningen, verzetten zich tegen huiseigenaren die hen uit de panden willen verwijderen en maken aanspraak op het woonrecht. Het blijkt voor huiseigenaren juridisch moeilijk de krakers uit hun panden te verwijderen.

In de loop van de jaren tachtig en negentig worden verschillende wetten aangenomen die het kraken moeilijker maken. Zo wordt in 1986 de leegstandswet ingevoerd waardoor krakers anoniem gedagvaard kunnen worden en huiseigenaren in afwachting van sloop of verbouwing een vergunning aan kunnen vragen om woningen langdurig tijdelijk te verhuren. Ook is tegenwoordig het kraken van

een woning die korter dan een jaar leeg staat strafbaar.7

Ondanks dit alles is de kraakbeweging nog steeds actief. Om jongeren en (toekomstige) woningzoekenden op hun bestaan te attenderen en te helpen met het kraken van een woning verspreiden zij folders op universiteiten en scholen, organiseren kraakspreekuren en hebben een kraakhandleiding op internet staan.

6 Bartlema, Blanckenburg en Kluit (1983), p. 13

7

(25)

.Jodenbreestraal 24-sous oncier boekhandc::il achter het

van 17:00 tot iB:OO

Elk kornen vele duizenden studonten www.squat.net/studenton

per butJr1'

166hs

en Flivimenbuurl

111

Afbeelding 14. Foldertje van het studenten kraakspreekuur, gevonden op de flyertafel van het Spinhuis, 2003

Het ontstaan van de anti-kraak

Omdat processen die beogen krakers uit een pand te krijgen vaak jaren duren, beginnen

huiseigenaren methoden te verzinnen om hun panden tijdens leegstand kraakvrij te houden. In deze tijd, zo rond 1980, starten de eerste anti-kraakbureaus.

Anti-kraakbureaus huisvesten mensen in leegstaande panden. De bewoners krijgen tijdelijke of bruikleencontracten en kunnen geen aanspraak maken op het huurrecht. Mocht een eigenaar weer over zijn pand willen beschikken dan zijn de bewoners verplicht op zeer korte termijn hun woning te verlaten. Tijdens deze vorm van bewoning is het pand feitelijk in gebruik en kunnen krakers juridisch gezien geen aanspraak maken op het pand.

(26)

De krakers zagen de kraakwachten als stakingsbrekers en deze twee groepen leefden dan ook lange tijd op gespannen voet met elkaar. Zo werd 1983 in een stencil van de kraakbeweging uitgeroepen tot 'het jaar ter bestrijding van de kraakwacht'. In dit stencil wordt het

'kraakwachtsyndroom' omschreven als een 'regelrechte epidemie'. Opvallend is het vooroordeel dat alle kraakwachten corpsballen zijn. Er wordt een actieplan opgesteld ter bestrijding van de

kraakwacht. Naast het bij kraakwachten in de brievenbus gooien van stencils waarin krakers hun visie op de anti-kraak uiteenzetten, wordt het actieplan als volgt omschreven:

Als eerste stap in de therapie is het volgende aan te bevelen: een avondwandeling langs een aantal panden in de buurt met medenemen van een snelwerkend medicament: lijm. (. . .) Een leuke behandelingsvariant is het volgende: spuitbussen met een isolatieschuim wat in vloeibare vorm in kieren (en sloten) te spuiten valt. Na enige uren wordt het keihard. Voordeel: het gaat snel en grondig, het slot kunnen ze wel weggooien. Deze therapie is het meest werkzaam op b.v. zaterdagavond, de ballen zijn zich aan het bezatten in het corps. Pas op maandag kunnen ze dan hun slot vervangen (en raam; ze moeten tenslotte toch binnen kunnen komen, gni ... ,gni). 8

In de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw .komen er steeds meer anti-kraakinstellingen, soms in de vorm van een stichting, soms in de vorm van een besloten vennootschap. Hoewel de instellingen nóg steeds 'anti-kraak' genoemd worden, zeggen ze zelf niet alleen bescherming tegen de kraakbeweging te bieden. Bewoning van een pand beschermt ook tegen inbraak, vandalisme,

brandstichting, onopgemerkte lekkages en het kapotvriezen of kapotgaan van installaties.9 Ook gaan

steeds meer grootschalige huiseigenaren zoals gemeenten en woningcorporaties zelf tijdelijke huurcontracten opstellen. Langzamerhand komen er steeds meer vormen van tijdelijke verhuur en gaan steeds meer mensen als kraakwacht wonen.

§3.2. Amsterdam, jongerenhuisvesting en de kraakwacht

Woningnood, jonge mensen en kleine gezinnen

Een jaar geleden riep Duco Stadig, de Amsterdamse wethouder van stedelijke ontwikkeling en waterbeheer, de nieuwe woningnood uit. Op elke vrijkomende sociale huurwoning schrijven zich in Amsterdam nu zo'n 150 mensen in. Wie een betere huurwoning wil, moet, net als in de jaren vijftig, vele jaren wachten. Starters op de woningmarkt hebben helemaal weinig kans. Voor een huurwoning moeten zij een jaar of veertien geduld hebben. Een koopwoning kunnen zij meestal niet betalen sinds de huizenprijzen in de jaren 1995-2001 zijn verdubbeld. 10

Al ruim 100 jaar is er sprake van woningnood in Amsterdam. Het aantal woningen in Amsterdam is in deze periode sterk gestegen van ongeveer 120 000 woningen in 1900 tot ongeveer 370 000 woningen

8

1983: Het antie-kraakwacht jaar ( 1983)

9 www.adhoc.org, www.hod.nl

10

(27)

in 2000. Het inwonertal groeide relatief veel minder snel van ongeveer 510 000 in 1900 tot 730 000 in

2000.11 Toch kent de stad Amsterdam in 2001 nog bijna 54 000 mensen die actief op zoek zijn naar

een (andere) woning.12 Dat komt mede doordat de huishoudens kleiner zijn geworden. Een woning in

Amsterdam wordt nu gemiddeld door iets minder dan twee personen bewoond. In 1900 woonden er

gemiddeld ruim vier personen in elke woning.13

Een stad als Amsterdam heeft een grote aantrekkingskracht op jonge mensen. Ruim een

kwart van de inwoners van Amsterdam is tussen de 20 en 34 jaar.14 Ad Hoc richt zich op deze grote

groep jonge mensen door een maximale inschrijfleeftijd van 35 jaar te stellen. Zoals in het vorige hoofdstuk al bleek zijn de meeste kraakwachten gemiddeld tussen de 23 en de 29 jaar oud. De aanwezigheid van twee universiteiten, een hogeschool, goede arbeidsmogelijkheden in de tertiaire sector en een divers cultureel aanbod en uitgaanscircuit maakt de stad aantrekkelijk voor deze

leeftijdsgroep.15 Veertien respondenten zijn dan ook tijdens en/of vanwege hun studie naar

Amsterdam gekomen. Dertien van hen studeerden nog toen ze anti-kraak gingen wonen. Tegelijkertijd verlaten veel gezinnen met kleine kinderen Amsterdam omdat er weinig grotere woningen zijn. Gevolg van dit alles is een groot aantal kleine huishoudens. Op dit moment bestaat ruim de helft van de Amsterdamse huishoudens uit één persoon. Nog eens twintig procent van de huishoudens bestaat uit

samenwonenden zonder kinderen.16 Alle respondenten behoorden tot deze groep kleine huishoudens

toen zij anti-kraak woonden. Zes van hen maakten op enig moment dat ze anti-kraak woonden onderdeel uit van een samenwonend stel. De andere negen woonden gedurende hun hele anti-kraaktijd alleen. Geen van de respondenten had kinderen terwijl zij anti-kraak woonden.

Goedkope woningen: sociale verhuur en onderhuur

Een groot deel van de jongeren in Amsterdam heeft weinig geld te besteden. Studenten en mensen die net beginnen met werken hebben vaak weinig geld. Studiebeurzen en startsalarissen zijn laag. Zij zijn daarom aangewezen op goedkope woningen. De kraakwachten horen tot deze groep met weinig geld. Dertien respondenten waren nog student toen ze als kraakwacht gingen wonen. Veertien van de respondenten zeggen dat hun inkomen gedurende vrijwel de hele periode dat ze anti-kraak woonden slecht was.

Een voor de hand liggende woonmogelijkheid voor mensen met weinig geld is de sociale woninghuur. Op 1 januari 2002 bestond 55 procent van de Amsterdamse woningvoorraad uit sociale

huurwoningen.17 Ondanks dit hoge percentage zijn de wachtlijsten lang. De woningtoewijzing gebeurt

op basis van inschrijfduur. Op het moment dat een woning geaccepteerd wordt vervalt de inschrijfduur en moet opnieuw begonnen worden met tijd opbouwen. In de kleine en goedkope woningen wonen nu vaak mensen die op zoek zijn naar een grotere en duurdere woning. Omdat deze schaars zijn en de inschrijfduur vervalt bij verhuizing naar een andere woning blijven mensen in hun woning inschrijfduur

11 Wintershoven (2000), p. 126-129 12 www.onstat.amsterdam.nl 13 Wintershoven (2000), p. 126-129 14 Van Zee (2002), p. 2 15 Brunt (1989), p. 7, 8 en Gadet (1999), p. 21 16 Wintershoven (2000), p. 126-129 17 www.onstat.amsterdam.nl

(28)

opbouwen tot het perfecte alternatief gevonden is. Dit betekent dat de doorstroming laag is en jongeren en nieuwkomers vaak pas in aanmerking komen voor een woning als de studie al is afgerond.

Een bij de woningbouwvereniging ingeschreven kraakwacht bouwt inschrijfduur op voor een sociale huurwoning. Een kraakwacht bouwt dus inschrijfduur op en verhoogt zo de kans op een leuke woning terwijl hij al legaal in Amsterdam woont. De twee respondenten die het over hun inschrijving bij de woningbouwvereniging hebben, gebruiken de anti-kraak echter niet om de inschrijfduur bewust te vergroten, maar zien deze inschrijfduur als het enige dat je op woongebied opbouwt, terwijl je anti-kraak woont. Eén van deze respondenten zei wel dat ze anti-anti-kraak wilde blijven wonen, omdat ze bang was geen urgentie te kunnen krijgen voor de sociale huur als ze niet op legale wijze in Amsterdam woonde.

Hoewel hier niet specifiek naar gevraagd is, is uit de gesprekken naar voren gekomen dat tenminste vijf mensen zich niet hebben ingeschreven bij een woningbouwvereniging. Zij bouwen dus geen inschrijfduur op. Drie van hen zeiden geen heil te zien in inschrijving bij een woningcorporatie. Zij verwachtten eerder genoeg te verdienen om een huis te kopen, dan in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning.

Vanwege de moeilijke situatie op de woningmarkt hebben veel jongeren die in Amsterdam willen studeren of wonen geen andere mogelijkheid dan in onderhuur te gaan wonen. Het wonen in onderhuur is voor studenten moeilijker geworden. Vanaf april 2003 zijn de bestanden van de Informatie Beheer Groep (IBG) gekoppeld aan die van de gemeente. Vanaf die datum geldt dat studenten die niet staan ingeschreven op het adres waar zij volgens de IBG wonen het recht op een uitwonende studiebeurs verliezen. Dit geldt niet voor mensen die voor 2002 al studeerden. Als mensen bij de IBG hun onderhuuradres opgeven kunnen zij worden opgespoord. Omdat onderhuur in veel gevallen verboden is, worden zowel onderhuurders als -verhuurders aangepakt. In tegenstelling tot de onderhuur kan men zich in de anti-kraak gewoon inschrijven op het woonadres. Studenten die als kraakwacht wonen kunnen dus de uitwonende studietoelage én hun huis veilig stellen. Omdat de koppeling van de gegevens van de gemeente en de IBG pas dit jaar is ingevoerd speelde deze overweging bij de respondenten nog geen rol. Wel zeiden een aantal respondenten onderhuur geen optie te vinden, omdat onderhuur ook onzeker is en dan, mocht het nodig zijn, geen instantie zich inspant vervangende woonruimte voor je te vinden.

Sociale huurwoningen en woningen in onderhuur zijn vaak relatief goedkoop. Toch zeggen veertien van de respondenten dat zij tijdens de anti-kraak het merendeel van de tijd niet genoeg verdienden om zo'n woning te kunnen betalen. Een aantal nuanceert dat door hier aan toe te voegen dat het misschien wel had gekund, maar dat zij dan wel hun uitgavenpatroon hadden moeten

aanpassen. Veel respondenten ervaren de prijs dan ook als een zeer positief aspect van de anti-kraak. Omdat Ad Hoc slechts servicekosten mag rekenen, betalen bewoners 150 euro per maand inclusief elektra en water. Gas mag in de panden niet gebruikt worden. Voor Amsterdamse begrippen wonen kraakwachten zeer goedkoop.

(29)

De keuze voor de anti-kraak

Jongeren en nieuwkomers op de Amsterdamse woningmarkt hebben meestal weinig te kiezen. Daarom was de verwachting dat de meeste kraakwachten geen andere mogelijkheid hadden om aan woonruimte te komen, toen zij anti-kraak gingen wonen. Dit bleek inderdaad het geval.

Acht van de vijftien respondenten hadden geen woonruimte of zouden deze op zeer korte termijn verliezen toen ze anti-kraak gingen wonen. Bij deze acht zijn ook de mensen geteld die bij hun ouders woonden, maar eerder al een eigen woonruimte hadden gehad, omdat zij aangaven dat het wonen bij hun ouders een noodoplossing was. Eén van de respondenten vertelt over het moment dat hij en zijn vriendin hun onderhuurwoning uit werden gezet en een andere woning moesten zoeken:

De termijn dat we er uit moesten liep al zover op de Xstraat dat wij al dozen aan het in pakken waren en gewoon alleen niet wisten waar we heen moesten. (. . .) En toen kwamen we dus bij Ad Hoc.(. . .) en toen kwam er op dat moment dat wij daar een gesprek hadden een telefoontje binnen dat er een pand vrij kwam op de gracht en dat ze die avond daar mensen moesten hebben. (. . .) Ik zei nou dan bel ik nu een busje en dan ga ik vanmiddag al over. (respondent 6, man, 31 jaar)

Vier van de respondenten hadden het ouderlijk huis nog niet eerder verlaten en wilden graag in Amsterdam wonen omdat ze daar studeerden. Zij zagen geen andere mogelijkheid om aan

woonruimte te komen. Voor drie mensen gold dat de anti-kraak beter was dan de alternatieven die zij hadden, zoals het wonen bij particulieren in huis of het tijdelijk huren van particulieren.

Zoals uit bovenstaand citaat blijkt kan de anti-kraak op zeer korte termijn een oplossing bieden. Waar voor veel woningen in Amsterdam een inschrijfduur van verschillende jaren gebruikelijk is, zijn de meeste kraakwachten binnen een paar weken na inschrijving in een pand geplaatst. Slechts twee respondenten hebben een aantal maanden moeten wachten. Sommige respondenten gaven aan een beetje geschrokken te zijn van de snelle handelwijze. De inschrijving bij Ad Hoc en het telefoontje dat er een woonruimte beschikbaar is volgen elkaar snel op. Het feit dat na het telefoontje van Ad Hoc direct gehandeld moet worden maakt dat men pas over de beslissing kan nadenken op het moment dat er al verhuisd is. Dan is er eigenlijk al geen weg meer terug.

De binnenkomst

Voor een groot deel van de respondenten geldt, dat ze op het moment dat ze anti-kraak gaan wonen weinig mensen kennen in Amsterdam. Alle vijftien respondenten komen oorspronkelijk niet uit Amsterdam. Zes van hen woonden wel al in Amsterdam voordat ze een anti-kraak woning betrokken. Vijf van de respondenten geven aan dat ze voordat ze anti-kraak gingen wonen slechts één of twee mensen kenden die in Amsterdam woonden. Drie mensen zeggen dat zij mensen kenden van hun studie. De rest zegt meer dan twee mensen goed te hebben gekend.

Men zou verwachten dat inschrijven bij een anti-kraakorganisatie laagdrempelig is en daarom geschikt voor mensen met weinig contacten in Amsterdam. Maar uit de website van Ad Hoc blijkt dat een toekomstige bewoner moet worden voorgedragen door iemand die al voor Ad Hoc woont of door een zakelijke klant. Uit de antwoorden van de respondenten bleek dat zij allen inderdaad waren

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

eens ontbreekt) over de gevm·en van commercialisering van cultuurmedia zou dan wellicht een concreet reliëf !hebben ge- kregen. Bovendien 2lOU het rapport door

jeugdzorg kunnen niet opgevangen worden door beschermd wonen en maatschappelijke opvang als ze nog geen 18 zijn.. Beschermd wonen en maatschappelijke opvang van Jongeren (18 tot 23)

Als alle opdrachten zijn gemaakt, kunnen de kinderen in opdracht 5 het geheime woord ontdekken aan de hand van hun code en de daarbij horende

Bij de start van elk proefproject werd de interRAI­vragenlijst afgenomen bij elke

Maar net zoals je het volste respect zou moeten opbrengen voor hen die willen sterven en lijden volgens wat hun God voor hen in petto heeft, zo verdienen ook deze ouders en hun

Artsen die zulke radeloze ouders toch helpen, kunnen dat alleen als ze zich beroepen op een juridische noodtoe- stand: ‘Ik kan het lijden van de patiënt uitsluitend verlichten

Mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking en ouderen die niet meer de zelfregie over hun leven kunnen voeren en waarbij informele zorg niet (meer) volstaat..

“……ontwerp tussenliggende ruimtes waar de nodige anticipatie bereikt kan worden.“ (Scott, 2009)... Het groepswonen zo aangenaam als