• No results found

<Üstricten hun stem niet aan Labour zouden hebben gegeven, zouden de Conservatieven aan het bewind hebben kunnen blijven.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "<Üstricten hun stem niet aan Labour zouden hebben gegeven, zouden de Conservatieven aan het bewind hebben kunnen blijven. "

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

M. van der Stoel

Wilsons 100 dagen

De vaak gesmade instituten tot onderzoek van de publieke opinie hebben weer eens gelijk gekregen. Hun voorspelling, dat de strijd tussen Labour en Conservatieven met een foto-finish zou eindigen, is uitgekomen. Zo enkele duizenden kiezers in een paar marginale

<Üstricten hun stem niet aan Labour zouden hebben gegeven, zouden de Conservatieven aan het bewind hebben kunnen blijven.

Labour kwam net met de hakken over de sloot, met een uiterst schamele meerderheid van 4 zetels over Conservatieven en Libera- len tezamen. Zouden de Conservatieven, wanneer niet de vooral op het televisiescherm falende Sir Alec, maar de veel meer slag- vaardige Reginald Maudling aanvoerder zou zijn geweest, het misschien wel hebben gehaald? Zou Labour hebben kunnen winnen, wanneer het bericht van Chroesjtsjows val Engeland niet op het moment van het sluiten van de stemlokalen, maar 24 uur eerder zou hebben bereikt? Maar men kan ook tegen-vragen stel- len. Zou, zonder de wilde staking in de Londense underground, die in de 3 dagen voor de 15de oktober honderdduizenden van hun normale transportmogelijkheden beroofde, Labour niet kans hebben gezien, tenminste 4 extra zetels in de Londense voorsteden te veroveren? Zou de publikatie van de alarmerend slechte Engelse betalingsbalans-cijfers over de maand september 24 uur vóór, in plaats van luttele uren na de verkiezingsdag er niet toe hebben geleid, dat enkele tienduizenden kiezers méér zich van de conser- vatieven zouden hebben afgewend?

Het heeft weinig zin meer over deze vragen te filosoferen. Vast·

staat in elk geval, dat Labours aanhang in het land als geheel,

vergeleken bij 1959, nauwelijks is gestegen. De stem-percentages

spreken duidelijke taal: Labour kwam van 43,8 pct. in 1959 op

44,1 pct. (de gunstiger uitslagen in achtergebleven industriële ge-

bieden met relatief hoge structurele werkloosheid werden onge-

daan gemaakt door teleurstellende resultaten in East-Anglia en

de Midlands.) Dit resultaat is des te opvallender, omdat de Con-

servatieven een flinke klap kregen en hun stempercentage van 99,1

pct. op 43,4 pct. zagen dalen. De grote winst - zij het dan, door de

(2)

eigenaardigheden van het Engelse kiesstelsel, nauwelijks in zetels -was voor de liberalen, die van 5,8 pct. op 11,2 pct. kwamen.

De Liberalen hebben ditmaal een veel groter aandeel gehad in de verkiezingsstrijd dan in 1959. In dat jaar hadden zij in 185 van de 630 kiesdistricten een kandidaat opgesteld; dit aantal was ditmaal niet minder dan 346. (Dus 161 méér). De conclusie lijkt dan ook voor de hand te liggen - en wordt ook door veel Conservatieven getrokken - dat de veel grotere liberale interventie Iabour aan de overwinning heeft geholpen. Toch lijkt dit een zeer aanvechtbare stelling. Een statistisch onderzoek van de 'Guardian' heeft namelijk aangetoond, dat in de 185 districten, waarin zowel in 1959 als in 1963 een liberaal aan de verkiezingsstrijd deelnam, 68 pct.. van hen, die ditmaal liberaal stemden, potentiële labouraanhangers waren, en slechts 32 pct. met de Conservatieven sympathiseerden.

In de 161 districten waar in 1959 geen liberale kandidaat had meegedaan, verloren Iabour en conservatieven ongeveer in gelijke mate aan de liberalen (47 pct. van de liberale kiezers kwam uit de kring van potentiële labour-aanhangers; 53 pct. uit de hoek van de conservatieven). Zo er een geringer aantal liberale kandidaten was geweest, zou dit vermoedelijk ertoe hebben geleid, dat van de liberaal gezinde kiezers die aan een keus tussen cooservatieven en Iabour niet konden ontsnappen maar niettemin wilden stemmen, een kleine meerderheid voor Iabour zou hebben gekozen. Dit behoeft ook niet zozeer te verwonderen. De Engelse liberalen staan dichter bij Iabour dan bij de conservatieven en zijn veel progressiever dan de VVD bij ons, die meer gelijkenis vertoont met de Tories.

Over de conclusies, die uit de verkiezingsuitslagen dienen te wor- den getrokken, zal nog lang worden getheoretiseerd. Wellicht leve- ren meer gedetailleerde analyses nieuwe gezichtspunten op. Maar over de belangrijkste factoren, die de stemming van het elektoraat bepaalden, lijkt weinig twijfel mogelijk. Zo geven ook tal van conservatieven toe, dat onder de befaamde 'zwevende kiezers' een opvallend sterke geprikkeldheid was tegen de zittende regering, zelfs onder tal van hen die tenslotte toch maar Tory stemden.

Dit hangt stellig samen met de algemene sfeer van malaise die

onmiskenbaar in Engeland aanwezig is. 25 jaar geleden was Enge-

land nog een wereldmacht; nu raakt het steeds verder achter bij

reuzen als de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie. Zo de Engelsen

dit nog niet beseften, heeft Suez hun dit wel geleerd. Koploper in

de eerste industriële revolutie, dreigt het land in de zich nu vol-

(3)

trekkende nieuwe technologische omwenteling in de achterhoede te geraken. In weinig landen spelen overleefde klasse- en standen- tegenstellingen nog een zo grote rol als in Engeland. Het organi- satiepatroon van het sociaal-economisch leven heeft zich nauwe- lijks aangepast aan de eisen van de moderne industriele maat- schappij. Tal van jonge mensen, teleurgesteld over het gebrek aan vaart en dynamiek in de Engelse samenleving, verkiezen een car- riere in één van de Commonwealth-landen boven een loopbaan in het eigen land. Het is dit wijd verbreide gevoel van onbehagen dat de Tories noodlottig is geworden. Bij de opvolging van Mac Millan hebben zij een grote fout gemaakt. In plaats van iemand te kiezen, die zich beter dan old Mac kon identificeren met de drang naar vernieuwing en modernisering (Heath of Maudling) kozen zij als leider een hoog-aclelijke grootgrondbezitter, die ge- heel kon opgaan in de middeleeuwse pracht en praal van het hofceremonieel, maar tegelijkertijd nauwelijks erin slaagde zijn gebrek aan interesse voor de grote problemen te maskeren.

De Labour-leiding heeft zeer goed begrepen welke grote kansen de heersende malaise-stemming bood. De gehele verkiezings- campagne was erop gericht om de kiezer Labour te doen identifi- ceren met begrippen als vaart, vooruitgang en dynamiek. Niet voor niets was de centrale verkiezingsleuze 'let us go with Labour, and we'll get things clone'. Niet voor niets was de 'scientific revolution' één van de voornaamste thema's in de verkiezingsstrijd.

De grote voorsprong van Labour in de apinion polls, tot ver in de voorzomer toe, deed vermoeden dat deze campagne succes zou hebben. Maar de teleurstellend geringe stijging van Labour's lan- delijk stempercentage leidt tot een tegenovergestelde conclusie.

Hoe valt dit te verklaren? Ongetwijfeld heeft het feit, dat Labour

op verkiezingen al in het voorjaar had gemikt, een zekere rol ge-

speeld. Wilson is, achteraf bezien, te vroeg begonnen met het

opdissen van zijn verkiezingsthema's. Het electoraal menu, dat

Labour de Engelse kiezer opdiende, was in het begin van het jaar

nog vers en fris, maar kon na een lange zomer in de ijskast weinig

meer dan een opgewarmd kliekje zijn. En vermoedelijk heeft ook

het vervangen van de herinnering aan het Profumo-schandaal en

aan de onsmakelijke successiestrijd na het aftreden van MacMillan

de conservatieven in de kaart gespeeld. Maar toch lijkt het zeer

de vraag of daarmee voldoende is verklaard waarom Labour zo

weinig heeft kunnen profiteren van de toch kennelijk sterke aversie

tegen de conservatieven. Vermoedelijk zal men hier naar dieper-

liggende oorzaken moeten zoeken.

(4)

Misschien is het onverstandig de solide grondslag van feiten en cijfers op te geven en het glibberige terrein van de speculatieve beschouwingen te betreden. Maar ligt het niet voor de hand om, zoekende naar een verklaring, in de eerste plaats te denken aan de 'image' die de Labour partij jarenlang de kiezer heeft geboden?

Gedurende een groot deel van de 50-er jaren was het begrip Labour voor de doorsnee-Engeisman nagenoeg identiek met broedertwist. De ruzie tegen Bevanites en Attlee-aanhangers eerst, de steriele dogmatische twisten over de socialisatie-paragraaf in het beginselprogram daarna, en tenslotte de jarenlange burger- oorlog tussen unilateralisten en multilateralisten, brachten de Labour-partij nog maar enkele jaren geleden tot de rand van de afgrond. Toen Gaitskell in januari 1963 stierf, was hij erin ge- slaagd de eenheid van de partij te herstellen. Maar de schade die jarenlang aan Labour's image is toegebracht, zal op 15 oktober stellig nog van grote invloed zijn geweest op de besluitvorming van honderdduizenden kiezers. Want de conservatieven hebben natuurlijk alles gedaan om de herinnering aan Labour's verdeeld- heid levend te houden.

Labour droeg ook nog op andere wijze de lasten van het ver- leden met zich mee. Ongetwijfeld zijn de conservatieven erin ge- slaagd vele Britten ervan te overtuigen dat de in het straatarme Engeland van 1945 onvermijdelijke rantsoenerings- en versobe- ringsmaatregelen van de regering-Aulee logische uitvloeisels waren van een socialistisch beleid. Dit konden ze des te gemakke- lijker doen omdat Labour in de veel gunstiger economische om- standigheden van na 1951 nooit de gelegenheid heeft gehad om het tegendeel te bewijzen.

Kon Labour bovendien voldoende geloofwaardig maken dat de socialisten beter dan de conservatieven een modem en dynamisch Engeland zouden kunnen opbouwen? De Labour-party kon natuur- lijk dankbaar ageren met het beeld van een conservatieve partij, geleid door feodale landheren. Maar de conservatieven wisten op hun beurt de tekenen van aderverkalking die de Britse vakbe- weging maar al te vaak vertoont, handig te gebruiken om de spot te drijven met Labour's pogingen zich te presenteren als de partij van verjonging en vernieuwing. Nauwe banden tussen Labour en TUC. - De Britse vakbeweging vormt een onderdeel van de La- bour-beweging - kwamen de conservatieve propaganda daarbij toen van pas.

Het zijn vermoedelijk deze oorzaken geweest die tot de geringe

omvang van de verschuiving ten gunste van Labour hebben geleid.

(5)

Er was onder het Engelse electoraat een duidelijke neiging om zich van de conservatieven af te keren; maar er was een even duidelijke aarzeling om Labour het vertrouwen te schenken. De Liberalen hebben onder de bekwame leiding van Crimond deze aarzeling knap uitgebuit om de eigen positie te versterken.

Wat zijn nu Labour's kansen? Het ontbreekt niet aan sombere profeten, die, herinnerend aan het feit dat de tweede regering Attlee het met een meerderheid van zes maar zo maanden kon uithouden, ook aan de regering-Wilson een kort leven voorspellen.

Het lijkt inderdaad weinig waarschijnlijk dat de nieuwe Labour- regering gedurende een normale parlementaire periode van 5 jaar aan het bewind zal blijven. Zal bij nieuwe verkiezingen dan blijken dat het socialistisch bewind maar een kort intermezzo is geweest of zal Wilson erin slagen zijn meerderheid te versterken?

Pessimisten wijzen op de enorme problemen waarvoor Labour staat. De ernstige betalingsbalanscrisis zal het de Britse socialisten nauwelijks mogelijk maken een populair programma ten uitvoer te leggen. Ook is onmiskenbaar dat de spanningen tussen links en rechts in de Labour party nog steeds latent aanwezig zijn en mogelijkerwijs later opnieuw tot openlijke verdeeldheid zouden kunnen leiden.

Maar Wilson heeft ook een aantal belangrijke troefkaarten in handen. In de eerste plaats weet hij dat het Engelse volk verkie- zingsmoe is. Zo de conservatieven in het nieuwe parlement meteen zouden beginnen met een frontale aanval op Labour, zou dit ver- moedelijk een averechtse werking op vele Engelse kiezers hebben.

Een andere voor hem gunstige factor is, dat de conservatieve partij thans aan grote interne spanningen bloot staat. Vermoedelijk is er een meerderheid die wil voorkomen dat Sir Alec ook in de volgende verkiezingsstrijd als aanvoerder zal optreden. Maar over zijn opvolging bestaat nog geen eenstemmigheid. En een herha- ling van de openlijke machtsstrijd die na het aftreden van Mac- Millan plaats vind, wil men tot elke prijs voorkomen. En tenslotte wordt te veel uit het oog verloren, dat Labour bij de uitvoering van veel van haar programma-punten kan rekenen op de steun van de liberalen, hetgeen haar precaire meerderheid van 4 tot zz ver- groot.

De tactiek die Wilson in deze moeilijke situatie gaat volgen, begint

zich na de vorming van zijn kabinet al wat duidelijker af te teke-

nen. De voornaamste aanvoerders van links heeft hij een aantal

(6)

belangrijke en alle energie vergende posten gegeven, er daarbij overigens zorgvuldig voor wakende dat de sleutelposities op buiten-

landse zaken en defensie in handen kwamen van overtuigde voor- standers van de NATO. Op deze wijze hoopt hij de vrede in eigen huis te kunnen handhaven. Tezelfdertijd is geheel zijn optreden erop gericht bij het publiek de indruk te wekken, dat na het con- servatieve team dat de zaken op zijn beloop liet, thans een ploeg is aangetreden die weet wat zij wil en die met elan en voortvarend- heid werkt aan de opbouw van een economisch en maatschappelijk sterker en gezonder Engeland.

Wilson schijnt zelf gezegd te hebben dat de eerste 100 dagen van de nieuwe Labour-regering beslissend zouden zijn. Spotters hebben de vraag gesteld of na die 100 dagen het Elba van de op- positiebanken zou volgen. Maar Wilson heeft de hoop en de ver- wachting dat het anders zal uitpakken. Hij wil het Engelse volk in die dagen bewijzen dat het een andere en betere leiding krijgt dan onder Sir Alec. Hij wil in die honderd dagen voor Labour het ver- trouwen winnen dat de kiezers op 15 oktober nog nauwelijks durf- den te geven. Hij wil in nauwelijks vier maanden aantonen dat hij een leidersfiguur is van het formaat van een Kennedy. Aan zelf- vertrouwen ontbreekt het hem niet en ook zijn tegenstanders erkennen zijn grote bekwaamheden. Het lijkt niet uitgesloten dat het hem zal lukken om in de komende maanden de basis te leggen voor een nieuwe en grotere Labour-overwinning. Zijn doortastend optreden in de eerste twee weken van het nieuwe Labourbewind heeft ongetwijfeld reeds een grote indruk op het Engelse volk ge- maakt.

28 oktober 1964.

(7)

F.Kempers

Het Zuidslavische revisionisme in theorie en praktijk

In november a.s. zal het 8ste partijcongres van de Bond der Communisten van Zuidslavië worden gehouden. Het theoretisch orgaan der partij, Komunist, heeft eind augustus het ontwerp gepubliceerd van de nieuwe partijstatuten die aan het congres zullen worden voorgelegd. Uit dit ontwerp valt reeds af te leiden dat de ideologische grondslagen van het titoïstisch regime, zoals die verankerd liggen in het partijprogram van 1958 en de in april 1963 aanvaarde nieuwe federale grondwet, ongewijzigd zullen worden gehandhaafd.

Het komende partijcongres zal ongetwijfeld ook buiten Zuidsla- vië in politieke kringen met belangstelling worden gevolgd. Im- mers, het land van Tito neemt met zijn in veel opzichten unieke politieke, economische en maatschappelijke structuur nog steeds een speciale positie in de wereld in. Deze speciale positie heeft niet slechts betrekking op Zuidslaviës buitenlandse politiek (de politiek van zgn. positieve of actieve neutraliteit, van niet-gebon- denheid aan een der beide grote machtsblokken in de wereld), maar tevens op het binnenlands-politieke stelsel, dat de Zuid- slavische communisten na de breuk met Stalin (juni 1948) in een proces van 'trial and error' hebben verwezenlijkt.

De betekenis van het Zuidslavische experiment gaat de be- trekkelijk geringe omvang van land en volk verre te boven.

Men denke slechts aan de grote zuigkracht die de conceptie van niet-gebondenheid op de jonge staten van Azië en Afrika heeft uitgeoefend, met het gevolg dat Zuidslavië, als een der aanvoerders van het heterogene gezelschap der niet-gebondenen, een flinke partij meeblaast in de internationale politieke arena.

Belangrijker is echter nog de gistende werking die van het

titoïstische voorbeeld in het communistische kamp zelf is uit-

gegaan en nog steeds uitgaat. Tito's rebellie tegen Stalin en het

daarop gevolgde proces van heroriëntatie van het Zuidslavische

communisme hebben een aantal kwesties van fundamenteel be-

lang aan de orde gesteld, betrekking hebbende op: a. de

interne organisatie der communistische staten; b. de verhouding

(8)

~··

,I

tussen communistische staten en partijen onderling; en c. de tactiek van de communistische' wereldbeweging ten opzichte van de kapitalistische buitenwereld.

De formulering van een 'eigen Zuidslavische weg naar het so- cialisme', van de theorie van de gelijkgerechtigdheid van alle communistische staten en partijen en van de conceptie der niet- gebondenheid in de buitenlandse politiek kwam in wezen neer op een eigentijdse interpretatie van de marxistisdh-leninistische leer, aangepast aan specifiek-nationale omstandigheden en be- langen. Hie1mee gaven de Zuidslavische communisten de eerste stoot tot de felle discussies die momenteel de internationale com- munistische beweging verscheuren, aldus Belgrado makend tot de bakermat van het 'moderne revisionisme', welks invloed de laatste jaren in toenemende mate bespeurbaar is in verschillende communistische partijen, waaronder de CPSU.

Chroesjtsjow persoonlijk schroomt niet te erkennen, dat hij voor de oplossing van sommige knellende binnenlandse problemen der Sowjet-Unie zijn inspiratie in Belgrado zoekt. Men behoeft b.v.

slechts het nieuwe partijprogram der CPSU van oktober 1961, met zijn klemtoon op de noodzaak het 'afsterven van de staat' voor te bereiden door een geleidelijke overdracht van functies van staatsorganen op organen van 'zelfbestuur van het volk', door te bladeren om een bewijs te vinden van de doorwerking van titoïstisdhe ideeën in de Sowjet-Unie.

Een wellicht nog sprekender voorbeeld, eveneens de Sowjet- Unie betreffend: in de Prawda van 17 augustus jl. verscheen een opmerkelijk artikel van prof. W. A. Trapeznikow, lid van de Sowjet-academie van Wetenschappen, over de wenselijkheid van reorganisatie van het economische systeem in Rusland. In dit artikel borduurde Trapeznikow voort op het thema, door de eco- noom Libermann twee jaar eerder aan de orde gesteld, nl. de vraag of het niet tijd werd de rigide centrale economische plan- ning te verzachten door de leiders der afzonderlijke ondernemin- gen meer armslag te verlenen bij de bepaling van wat, hoe en hoeveel hun bedrijven zullen produceren; een en ander gepaard gaande met een pleidooi voor een soepel werkend prijsmechanis- me, dat aan overwegingen van efficiency en rentabiliteit meer be- lang zou hechten dan aan de starre produktienormen der cen- trale planinstanties. In del'gelijke geluiden iherkent men zonder moeite de Zuidslavische opvatting over een 'socialistische markt- economie'.

Deze merkwaardige en hoogst belangrijke ontwikkeling, dit

(9)

geleidelijk aan doordringen van een aantal Zuidslavische denk..:

beelden in de overige Oosteuropese landen (Polen en Hongarije leveren hiervan nog sprekender illustraties dan de Sowjet-Unie), berust natuurlijk niet op toeval. Zij is het resultaat van de maatschappelijke ontwikkeling in de betrokken landen zelve.

Onder de forse dwang der sociaal-economische realiteiten moeten de Oosteuropese leiders de een na de ander erkennen, dat de' primitieve bestuursvormen van het stalinistische tijdperk zich zelf hebben overleefd nu hun staten in steeds sneller tempo evo- lueren naar het patroon van de moderne industriestaat, met zijn ingewikkelde en fijner gedifferentieerde sociaal-economische bestel. Men gaat beseffen, dat de stalinistische dwangmethoden onbruikbaar zijn geworden, en zoekt naar andere organisatievor- men die beter zijn aangepast aan de economisdhe en technologi- sche eisen van de moderne tijd. Dusdoende worden Chroesjtsjow, Gornulka, Kádár, enz. onvermijdelijk in de richting van navol- ging van het Zuidslavische voorbeeld gedrongen. De voorspelling lijkt mij dan ook niet te boud, dat de Sowjet-Unie en de andere Oosteuropese staten in de nabije toekomst nog heel wat stappen zullen doen, die hen dichter in de buurt van het titoïstische sy- steem van politieke en maatschappelijke organisatie zullen bren- gen.

Het belang van een dergelijke ontwikkeling zal zelfs voor de meest oppervlakkige waarnemer duidelijk zijn.

Gegeven deze stand van zaken kan het zijn nut hebben aan de vooravond van het 8ste partijcongres der Zuidslavische com- munisten enige aandacht te besteden aan de evolutie van het Tito-regime en te trachten de balans op te maken van de actuele situatie in Zuidslavië.

De vestiging van het communistische regime

Het is goed zich in herinnering te roepen dat in Zuidslavië, an-

ders dan in de overige Oosteuropese landen, het communistische

stelsel niet wel:'d geïmporteerd door het tegen nazi-Duitsland op-

rukkende Sowjet-leger, doch gedurende de Tweede Wereldoorlog

werd gevestigd als resultaat van een bloedige en heroïsche ver-

zetsstrijd, die tevens een burgeroorlog was. In de loop van deze

strijd slaagden de communisten er met behulp van de door hen

geleide partizanenbeweging in ·grote delen van het land reeds

voor het einde ván de oorlog onder hun bewind te brengen. Zij

maakten daarbij dankbaar gebruik van de aantrekkingskracht

die een programma met politieke en sociaal-economische her-

(10)

vormingsmaatregelen wel moest uitoefenen op brede lagen der bevolking, die genoeg hadden van de schrijnende annoede, de politieke corruptie en de nationale tegenstellingen tussen de di- verse Zuidslavische volksgroepen vim het vooroorlogse tijdvak.

Twee andere factoren die de communisten hielpen de restan- ten van de vermolmde politieke en maatschappelijke structuur van het onder de slagen der nazi's en hun handlangers ineenge- zonken koninkrijk Zuidslavië te liquideren waren: ten eerste de politieke en militaire tekortkomingen van de pro-royalistische verzetsbeweging, de door Mihajlovic geleide cetniks, die in het eindstadium van de oorlog feitelijk ontaardde in ,een instrument der bezetters; en ten tweede de militaire steunverlening vanaf de herfst van 1943 door de westelijke geallieerden aan Tito's troepen.

In de door de partizanen beheerste gebieden werd tijdens de oorlog het fundament gelegd voor de naoorlogse communistische staatsorganisatie. Toen de westelijke geallieerden in juni 1944 poogden een compromis te bewerkstelligen tussen Tito en ver- tegenwoordigers van de Londense ballingenregering was het al te laat om deze ontwikkeling te keren. Hoewel Tito onder zware geallieerde druk pro forma toestemde in de opneming van enkele 'burgerlijke' ministers in de te vormen verenigde rege- ring, was de feitelijke machtspositie der communisten in Zuid·

slavië zelf zo sterk geworden, dat elke kans op terugkeer tot het vooroorlogse bestel uitgesloten was.

Na afloop van de oorlog behoefden Tito en de zijnen dan ook nog slechts hun nieuwe regime formeel te laten bekrachtigen.

Daartoe werd de verkiezing van een constituerende vergadering uitgeschreven, te houden op 11 november 1945. De vooroor- logse partijen -kregen geen gelegenheid hun door bezetting en burgeroorlog zo goed als vernietigde apparaten weer op te bou- wen en een behoorlijke kiescampagne te voeren. Uit protest te- gen deze onvrijheid traden de 'burgerlijke' ministers uit Tito's verenigde regering en besloten de niet-communistische partijen de verkiezingen te boycotten. Onder deze omstandigheden kon het geen verbazing wekken, dat de verkiezingen van 11 no- vember een overweldigende meerderheid opleverden voor de aanhangers der partizanenbeweging, thans verenigd in het onder communistische invloed staande Volksfront.

Op 29 november 1945 begon de constituante haar werkzaam-

heden. Diezelfde dag nog werd de monarchale staatsvorm afge-

schaft en de Federatieve Volksrepubliek Zuidslavië geprocla-

(11)

meerd. Op 31 januari 1946 aanvaardde de constituante een nieu·

we grondwet, vrijwel volledig gemodelleerd op het voorbeeld van de Russische grondwet van 1936, de zgn. Stalin-grondwet. De nieuwe maatschappelijke orde in Zuidslavië was hiermee ook formeel gevestigd.

De Kominform-periode

Het Zuidslavische communisme vertoonde in de eerste naoor- logse jaren een felheid en dynamiek die geen andere Europese communistische partij bezat. Dit was een logisch gevolg van de wijze waarop de Zuidslavische communisten de macht in hun land hadden veroverd.

Terwijl de Russen aanvankelijk in de onder ihun invloed geko- men Oosteuropese landen uit tactische overwegingen een be- trekkelijk gematigde politiek voerden, schreden Tito c.s. met reuzenschreden voort op de weg naar de totale bolsjewisering van hun land. Het gehele maatschappelijke leven werd onder·

worpen aan de communistische partijdictatuur. In de plaats der vooroorlogse politieke partijen trad één massale politieke or·

ganisatie, het Volksfront, welks program en werkwijze volledig door de communisten werden gedicteerd. Elke poging tot het voeren van oppositie werd meedogenloos onderdrukt door een scherpe politieterreur, die de grondwettelijke bepalingen omtrent de burgerlijke en staatkundige rechten der onderdanen voLkomen illusoir maakte.

De economische organisatie was vrijwel geheel op het Sowjet- voorbeeld afgestemd: een strak gecentraliseerd beheer der ge- nationaliseerde sectoren van de economie, waarbij het accent lag op de geforceerde opbouw van een zware industrie, en een (zij het aanvankelijk ook betrekkelijk gematigd) streven naar collectivisatie van de landbouw.

Ook de structuur van de staatsorganisatie vertoonde streng cen-

tralistische kenmerken. Weliswaar was de formele opbouw van

het staatsapparaat die van een federatie, gevormd door zes

volksrepublieken (zulks in overeensterruring met een der voor-

naamste programmapunten van de partizanenbeweging, dat had

beloofd voorgoed te breken met de Servisch-hegemonistische re-

geerrnethoden van vóór de oorlog). Maar deze fmmele federatieve

structuur, die bedoeld was om uitdrukking te geven aan het be-

ginsel van de volledige gelijkgerechtigdheid van alle Zuidslavische

volksgroepen, ongeacht de onderlinge verschillen in politieke tra-

dities, sociaal-economisch ontwikkelingspeil, taal, godsdienst en

(12)

1'',''

cultuur, vertegenwoordigde geen 'recht 'lier werkelijkheid'. Want in werkelijkheid berustten alle belangrijke bevoegdheden bij de centrale autoriteiten, die onder aanroeping van Lenins beginsel van 'democratisdh centralisme' al heel weinig overlieten van de zelfstandigheid der deelstaten en der lagere gezagsorganen op lo- kaal niveau.

Kortom: Zuidslavië was in die dagen een ideaal voorbeèld van het geijkte stalinistische patroon van een hyper-centralistisch, bureaucratisch systeem, waarin de communisten met behulp van de executieve machinerie van de staat alle sferen van het maatschappelijk leven in een knellende greep hielden.

Breuk met Mos kou

Maar al was Zuidslavië voor het oog der wereld een stalinistische modelstaat, onder de oppervlakte smeulden reeds lang de krach- ten, leidend tot het conflict van 1948.

De oorsprong van dit conflict dateert uit de oorlogsjaren. Zo- als gezegd wisten Tito en zijn medewerkers hun machtspositie grotendeels op eigen kracht te vestigen. Wat zij aan steun uit het buitenland ontvingen, kwam voornamelijk uit het Westen in de vorm van Amerikaanse en Engelse wapenleveranties. Hoewel Tito StaJin herhaaldelijk om militaire steunverlening had ge- vraagd, bleef Russische hulp uit. Slechfs in de laatste fase van de oorlog hadden oprukkende Russische troepen een werkzaam aandeel in de bevrijding van Belgrado. Daarentegen was Stalin vanaf het begin van de partizanenstrijd bijzonder gul met poli- tieke raadgevingen, die echter door Tito maar matig werden geapprecieerd, omdat zij over het algemeen neerkwamen op het advies, toch vooral niet te hard van stapel te lopen met de uit·

voering van revolutionaire plannen in Zuidslavië.

Waarom trachtte Stalin hardnekkig (doch tevergeefs) een domper te zetten op het revolutionaire elan der Zuidslavische communisten? Uit tactische overwegingen uiteraard, waartoe in de eerste plaats moet worden gerekend Stalins bezorgdheid, dat Tito's onbesuisde optreden de oorlogsalliantie met de westelijke machten zou kunnen schaden. Deze overweging verviel echter nadat de westelijke geallieerden zelf Tito militair waren gaan steunen. Maar er bleef een andere factor meespelen. Zoals reeds eerder, nl. bij de Chinese en de Spaanse burgeroorlogen, was gebleken; koesterde Stalin een diep wantrouwen jegens spontane revolutionaire bewegingen, die door Moskou niet volledig onder controle konden worden gebracht of gehouden en die door hun

740

(13)

aard een potentiële bedreiging vonnden voor Moskous supre- matie over de internationale communistische beweging. De Zuid- slavische partizanenbeweging nu was zulk een spontane revolu- tionaire beweging, waarop Moskou ten gevolge van de oorlogs- omstandigheden onvoldoende vat kon krijgen. Vandaar Stalins herhaalde aanmaningen aan het adres van Tito tot 'voorzich- tigheid' en 'gematigdheid'.

Dat de bezorgdheid van de Moskouse dictator over het eigen- gereide optreden van Tito niet geheel ongegrond was, bleek reeds vlak na afloop van de oorlog, toen de Zuidslavische com- munistenleider de wereld op de rand van een nieuw conflict bracht door zijn onverzoenlijke houding in de Triëst-affaire (een zaak die goed afliep doordat de Russen Tito duidelijk maakten dat zij er niet aan dachten een nieuwe wereldbrand om zijnent- wille te riskeren).

Een van de belangrijkste factoren die Stalins misnoegen tegen Tito verder aanwakkerden, was het streven van Belgrado naar een Balkan-federatie, die van de Zuidslavische hoofdstad het centrum van een krachtig communistisch blok in Zuidoost-Eu- ropa zou moeten maken - een vooruitzicht dat in Moskou al heel weinig geestdrift wekte.

Omgekeerd groeide aan Zuidslavische zijde na de oorlog zien- derogen geïrriteerdheid over de plompe Russische pogingen tot infiltratie van het 1itoïstische partij- en staatsapparaat met Sow- jet-agenten, over de Sowjet-politiek van economische uitbuiting der Oosteuropese landen en over de pogingen tot culturele russi- ficatie van Zuidslavië door middel van een stortvloed van Rus- sische kranten, boeken, tijdschriften, films, etc.: allemaal zaken die de - mede door de succesvol gevoerde partizanenoorlog - ook bij de Zuidslavische communisten krachtig ontwikkelde ge- voelens van nationale eigenwaarde danig moesten kwetsen.

Hiermee waren de voorwaarden gegeven voor een breuk tussen Stalin en Tito. Toen Stalin na een langdurige briefwisseling met de Zuidslavische partijleiding tot de conclusie was gekomen, dat deze niet van zins was in alle opzichten naar Moskous pijpen te dansen, volgde de banvloek van 28 juni 1948, waarbij de Zuidsla- vische partij uit de Kominform werd gestoten.

'Agonizing reappraisal'

De breuk met Moskou deed de Zuidslavische communisten aan-

vankelijk belanden in een periode van ideologische verwarring,

die van midden 1948 tot begin 1950 duurde. Enerzijds dwong het

(14)

optreden van Stalin hen tot verdediging van hun eigen posities,.

zowel tegenover hun Zuidslavische medeburgers als voor het front van de internationale publieke opinie. Maar aan de andere kant kon van een principiële kritiek op de stalinistische opvat- tingen en praktijken toen nog geen sprake zijn, aangezien de organisatie van het politieke en maatschappelijke leven in Zuid- slavië nog als twee druppels water geleek op die van de Sowjet- Unie. In deze in alle opzichten moeilijke periode beperkten de Zuidslaven zich dan ook in hun kritiek op de Sowjet-Unie voor- namelijk tot het argument, dat Moskou het beginsel van de vol- ledige gelijkberechtigdbeid van alle communistische staten en par- tijen schond door zijn optreden in Oost-Europa.

Dit was echter sledhts een overgangsperiode. Onder de harde dwang der omstandigheden werden Tito c.s. al spoedig genood- zaakt tot een 'agonizing reappraisal' van de stalinistische orga- nisatie- en denkvormen.

De Kominform-blokkade bracht de Zuidslavische economie, toch al volkomen ontwricht door de enorme oorlogsverwoestingen en de onverantwoordelijke experimenten van de eerste naoorlogse jaren, aan de rand van de totale ineenstorting. De verslechtering van de internationale situatie, die het gevolg was van het uitbre- ken van de Koreaanse oorlog, vergrootte bovendien het gevaar van een gewapende aanval van Kominform-zijde op Zuidslavië ..

En dan stonden de Zuidslavische leiders voor de taak om in de na de breuk met Moskou ontstane orisissituatie de steun te ver- werven van zo breed mogelijke lagen der eigen bevolking.

De gecombineerde invloed van deze factoren dwong Tito eerst tot toenadering tot het Westen, dat hem de hoognodige hulp moest verschaffen om een eventuele Sowjet-agressie te keren en om de ergste economische nood te lenigen, en kort daarop ook tot een drastische koerswijziging van het binnenlands beleid.

Zo begon in 1950 de politiek van 'liberalisatie' van het Tito-

regime, die niet slechts een eind heeft gemaakt aan de excessen

van de stalinistische politiestaat en de persoonlijke vrijheidssfeer

der burgers aanzienlijk heeft uitgebreid (o.a. door het aan ban-

den leggen van de geheime politie, door een reeks amnesties voor

politieke gevangenen, door verbetering van de rechtspraak en

humanisering van het strafstelsel, door een gedeeltelijk herstel

van de intellectuele en artistieke vrijheid en van de persvrijheid)

maar die tevens een aantal belangrijke hervormingen op het

gebied van het bestuur van staat en economie heeft gebracht,

(15)

waardoor het staatkundig en maatschappelijk bestel van het land drastisch is gewijzigd.

De 'afstervende staat'

De nieuwe politieke koers vroeg om een ideologische rechtvaar- diging. Niet slechts met de stalinistische praktijken, maar ook met de stalinistische denkwereld moest worden gebroken. In de jaren na 1950 werd geleidelijk aan door Tito's ideologen, onder wie vooral Kardelj en tot 1954 ook Djilas op de voorgrond traden, een min of meer samenhangend geheel van theoretische opvat- tingen over staat en maatschappij ontwikkeld,· waarin de defini- tieve breuk met het stalinisme verankerd lag.

De essentie van deze nieuwe titoïstische leer vindt men in de terugkeer tot de conceptie van de 'afstervende staat' - een conceptie, door Marx en Engels aanvaard onder invloed van de sterke anarchistische en anarcho-syndicalistische stromingen binnen de 19de-eeuwse arbeidersbeweging.

Voor een goed begrip van de Zuidslavische vel"houdingen is het noodzakelijk enige aandacht te schenken aan dit leerstuk in zijn moderne Zuidslavische versie.

Elke staat, aldus de Zuidslavische theoretici, is het instrument van een klasseheersdhappij. De proletarische staat, instrument van de heerschappij der brede volksmassa over een kleine min- derheid van vroegere onderdrukkers en uitbuiters, verdient in de 'dialectiek der maatschappelijke ontwikkeling' hoger te worden genoteero dan alle voorafgaande staatsvormen, die steeds dien- den ter handhaving van de heerschappij van een bezittende min- derheid. In de eerste fase na de revolutie is de proletarische staat onmisbaar om de jonge revolutionaire orde te beschermen tegen haar vele binnen- en buitenlandse vijanden, en tevens om de restanten der oude maatschappelijke verhoudingen definitief te liquideren. Deze fase van wat de Zuidslaven bij voorkeur aan- duiden als het 'administratieve socialisme' (een eufemisme voor de dictatuur van het proletariaat) is, ondanks al haar ondemocra- tische en centralistische kenmerken, een onmisbare en dus pro- gressieve fase van het proces van overgang van kapitalisme naar socialisme.

Echter, de revolutie heeft niet slechts tot taak de burgerlijke staat door de proletarische staat te vervangen; zij dient tevens de overgang in te leiden naar die hogere vorm van maatschap- peliJKe organisatie, de klasse- en dus ook staatloze maatschappij.

M.a.w., zij dient tegelijkertijd het proces van het 'afsterven van

(16)

de staat' als zodanig ·in te leiden. De proletarische staat moet de voorwaarden gaan scheppen voor zijn eigen opheffing. En dit proces van zelfopheffing dient zo spoedig mogelijk na de ge- slaagde revolutie te beginnen, zoals Marx en Lenin duidelijk heb- ben gesteld. Want inherent aan de fase van het administratieve socialisme zijn ernstige gevaren van verstarring in bureaucratisch- centralistische vormen, die op den duur de verworvenheden der revolutie kunnen gaan overWoekeren en het revolutionaire stelsel kunnen doen ontaarden in een staatskapitalistische struc- tuur, die de negatie van het echte socialisme voorstelt en in wezen reactionair van aard is.

De ontwikkeling die de Sowjet-Unie onder Stalin doormaakte, vormt volgens de Zuidslaven een duidelijt:e illustratie van de juistheid hunner opvattingen. Onder Stalin bewoog zich de ont- wikkeling in de richting van een absolutistisch staatskapitalisme, waarin de bureacratie kon worden tot een bevoorrechte kaste;

die alle politieke en economische macht in haar handen concen- treerde onder uitbuiting en onderwerping vari de arbeidersklasse en de rest der bevolking (men herkent het thema van de bureau- cratische ontaarding van het Sowjet-communisme, 25 jaar eerder reeds door Trotski aan de orde gesteld!). In plaats van deze, op zich zelf onvermijdelijke, bureaucratische en totalitaire tenden- ties onafgebroken te bestrijden en te streven naar de verwerke- lijking van een echte socialistische democratie, heeft Stalin zich opgeworpen tot exponent van de bureaucratische stroming, zich daarmee schuldig makend aan revisie van het essentiële marxis- tisch-leninistische beginsel, volgens hetwelk staatsalmacht en bu- reaucratisch centralisme strijdig zijn met het echte socialisme.

De gevaren van een dergelijke <>ntwikkeling zijn des te groter, naarmate de materiële en sociale omstandigheden waaronder het socialisme moet worden verwezenlijkt, ongunstiger zijn en de dictatuur van het proletariaat dientengevolge meer centra- listische, ondemocratische kenmerken vertoont.

Volgens de titoïstische theoretici hebben de communisten tot

taak, de fase van het administratieve socialisme zo kort mogelijk

te doen duren, ten einde de hierboven geschetste gevaren van

bureaucratische degeneratie zo gering mogelijk te houden. Slechts

wanneer de communistische partij onophoudelijk en consequent

ten strijde ·trekt· tegen de bureaucratiserende tendenties heeft

zij het recht zich zelf te blijven beschouwen als de revolutionaire

voorhoede der arbeidersklasse, als de draagster van de •pro-

gressieve tendenties' in de maatschappelijke ontwikkeling; in

(17)

het andere geval ontaardt zij onherroepelijk in een beperkte clique van heerszuchtige en parasitaire machthebbers.

'Zelfbestuur van het werkende volk'

De politieke en maatschappelijke hervormingen, die na 1950 in Zuidslavië zijn ingevoerd, vormen volgens Tito's propagandisten evenzovele bewijzen, dat de Zuidslavische communisten de weg hebben ingeslagen naar de klasse- en staatloze maatschappij, waarin de staatsdwang zal zijn vervangen door het 'zelfbestuur van het werkende volk' of, zoals men tegenwoordig ook vaak zegt, het 'socio-politiek zelfbestuur' der burgers.

Dit zelfbestuurssysteem blijkt in zijn concrete uitwerking neer te komen op ·een combinatie van wat mtm in staatsrechtelijke ter- men noemt territoriale en functionele decentralisatie van het overheidsgezag met elementen van directe, resp. semi-directe democratie en met de invoering van het arbeidersbeheer der on- dernemingen. (Onder territoriale decentralisatie verstaat men het afstoten van regelende en bestuurlijke bevoegdheden van de cen- trale staatsorganen naar de organen der lagere territoriale een- heden: i.c. republiek, district en gemeente; functionele decen- tralisatie omvat de overdracht van bestuursfuncties der staatsor- ganen op zelfbesturende organisaties en instellingen van het eco- nomische en maatschappelijke leven: het streven dus naar de- etatisering van het openbare leven.)

Uiteraard kunnen we in dit kader de gecompliceerde en bo- vendien in korte tijd herhaaldelijk gewijzigde politieke, admini- stratieve en economische structuur van de Zuidslavische samen- leving niet in details behandelen. Volstaan we daarom met een schets van enkele hoofdlijnen van het systeem.

Economisoh zelfbestuur

De hervormingen begonnen op economisch gebied, waar de zaak volkomen in het slop was geraakt. In de jaren 1950-1952 werd een aantal maatregelen genomen ,die een tweeledig effect hadden. In de eerste plaats werd het economisch systeem ge- decentraliseerd door een drastische beperking van de vroeger alomvattende economisdhe bevoegdheden der federale regering.

De strak-centralistische regeling onder het in 1947 afgekondigde eerste 5-jarenplan maakte plaats voor een veel soepeler rege- ling. Voortaan zouden door de zgn. 'sociale plannen' van federa·

tie, deelstaten, districten en gemeenten nog slechts enkele alge-

mene normen worden gegeven voor de economische ontwikkeling.

(18)

J'' 1:

Binnen het kader van deze algemene normen genoten de afzonder- lijke ondernemingen thans grote vrijheid bij de regeling van het produktieproces en de afzet (de 'socialistische markteconomie').

Deze vergroting van de zelfstàndige actiesfeer der onderne- mingen ging gepaard met een streven naar democratisering van het bestuur der afzonderlijke bedrijven, naar verwerkelij- king van het oude ideaal van arbeidersbeheer der bedrijven. Bij de wet op de arbeidersraden van juni 1950, de eerste positieve ui- ting van het titoïstische regime van zelfbestuur en nog steeds een der belangwekkendste kenmerken daarvan, werd gebroken met de vroegere stalinistische praktijk, de bedrijven ·op auto- cratische wijze te laten leiden door een directeur, die in feite optrad als verlengstuk van de centrale staatsadministratie. Onder het nieuwe systeem viel een belangrijk deel van de verantwoor- delijkheid voor de bedrijfspolitiek en de bedrijfsresultaten toe aan de arbeidersraden, die gekozen worden door en uit het midden van de in de ondernemingen werkzame arbeiders en employés, en aan de uit het midden van deze arbeidersraden gekozen be- heerscomités.

De leiding van het dagelijks arbeidsproces berust thans bij directeur en beheerscomité, die beide verantwoording schuldig zijn voor hun beleid aan de arbeidersraad. Verschillende beleidsbe- slissingen van fundamenteel belang voor het economisch wel en wee der ondernemingen vallen toe aan de arbeidersraad, die in het kader van de 'socialistische markteconomie' een grote mate van autonomie geniet bij de bepaling van zijn koers.

Het dubbele experiment van decentralisatie en democratisering in de economische sector schijnt in de pra:ktijk, óndanks de on- vermijdelijke moeilijkheden en tekortkomingen, globaal genomen niet onbevredigend te functioneren. Een groot probleem is na- tuurlijk dat vooral in de traditioneel achterlijke gebieden van Zuidslavië vele arbeiders nog onwennig staan tegenover de vraag- stukken waarmee zij als lid van een arbeidersraad worden ge- confronteerd. Door hun gebrekkige economische en techni- sche kennis zijn zij vaak onvoldoende voorbereid voor de taak, mede te beslissen over ingewikkelde kwesties van produktie, afzet, investeringen, etc. Van deze stand van zaken kunnen de managers en partijfunctionarissen soms gebrui!k maken om hun wil op te leggen aan de bijeenkomsten van arbeidersraad of be- heerscomité.

Maar daar staat tegenover, dat in vele andere gevallen de

werking der arbeidersraden toch inderdaad een flink stuk econo-

(19)

mische democratie vertegenwoordigt en soms zelfs leidt tot be- slissingen (b.v. op het terrein van de prijzen- en investeringspoli- tiek) die allerminst naar de zin der pa:rt:ijleiding zijn.

Dit laatste valt o.a. af te lezen uit de vele klachten van boven af over 'onverantwoordelijk gedrag' der arbeidersraden, over het najagen van eigenbelang bij de winstverdeling, over het bevoordelen van 'lokaal-particularistische belangen', etc.

Het economisch zelfbestuur ligt in de titoïstische gedachtenwe- reld aan de basis van het systeem van socio-politiek zelfbestuur der burgers. Het geldt als de elementaire voorwaarde voor een goede functionering van dit zelfbestuurssysteem. Als de arbei- ders door middel van een democratisdh functionerend bestuursstel- sel werkelijk de zeggenschap kunnen uitoefenen over het be- heer der maatschappelijke produktiemiddelen, dan zal voor het eerst in de geschiedenis der beschaafde mensheid de schei- ding van producent en produktiemiddel, die volgens Marx ten grondslag ligt aan het ontstaan van klassetegenstellingen, zijn opgeheven en daarmee het gevaar van het ontstaan van een nieuwe heersende klasse voorgoed de kop zijn ingedrukt. De eco- nomische democratie is aldus de voorwaarde om te komen tot afschaffing van die sociaal-economische ongelijkheid tussen de burgers, die in de kapitalistische en staatskapitalistische landen een volledige ontplooiing van de pOlitieke democratie verhindert, en tot verwerkelijking van een 'echte' soevereiniteit van het werkende volk, die niet slechts de traditionele elementen van de politieke soevereiniteit omvat, maar tevens de reële sociaal- economische machtsuitoefening.

M aatschappeliik zelfbestuur

Niet alleen in de economische sfeer werd een streep gezet onder de centralistisch-bureaucratische bestuursmethoden van de sta- linistische tijd. Het beginsel van 'zelfbestuur van het werkende volk' werd ook toegepast op andere sectoren van het maatschap- pelijk leven: onderwijs, opvoeding, wetenschap, kunst, volksge- zondheid, sociale zaken, enz. Op al deze gebieden streefde men naar een meer directe inschakeling der burgers bij de uitoefening der overheidsfuncties.

Dit geschiedde enerzijds door inperking van het aantal voor de betreffende onderwerpen competente staatsorganen en door de overdracht van hun functies op talrijke organisaties en instellin- gen van 'maatschappelijk zelfbestuur'. In scholen, universiteiten, theaters, massacommunicatiemedia, ziekenhuizen (om maar een

747

(20)

i' I

I

willekeurige greep te doen) werden collectieve beheersorganen gevormd, naar het voorbeeld der arbeidersraden uitgerust met regelende en bestuurlijke bevoegdheden.

Aan de andere kant werd de samenstelling der resterende over- heidsorganen die op bovengenoemde gebieden werkzaam bleven, drastisch gewijzigd. Zo werden b.v. reeds in 1951 de republikeinse departementen voor opvoeding, volksgezondheid en sociale zaken vervangen door zgn. 'savets' (raden), bestaande uit vertegen- woordigers van de betrokken sectoren van maatschappelijk le- ven. En in 1952 werden de uitvoerende comités der volkscomités van gemeente en district vervangen door eveneens 'savets' ge- naamde organen, die naast leden van de lokale vertegenwoor- digende lichamen ook burgers bevatten die als representanten van de lokale instellingen van maatschappelijk zelfbestuur wor- den gekozen. Deze maatregelen zijn bedoeld als uitdrukking van het streven naar 'socialisatie' der uitvoerende organen van de overheid die (nog?) niet kunnen worden gemist.

Politiek zelfbestuur

Een derde aspect van het 'zelfbestuur van het werkende volk' heeft betrekking op verschillende hervormingen, gericht op de decentralisatie en democratisering van het eigenlijke staatsappa- raat. Hieronder valt in de eerste plaats de reeds genoemde terri- toriale decentralisatie. Het staatsrechtelijk kader voor deze de- centralisatie werd geschapen met de op 13 januari 1953 door het federale parlement aanvaarde zgn. constitutionele wet, die de oude federale grondwet van 1946 in vele opzichten wijzigde en aanvulde, en met een aantal in de volgende jaren afgekondigde wetten. Daarbij heeft men vooral sedert 1955 steeds meer het accent gelegd op de betekenis van het lokale zelfbestuur in de gemeenten als een der elementaire voorwaarden voor het 'af- sterven van de staat'. Want de gemeente, of 'commune', zoals men haar de laatste jaren bij voorkeur aanduidt, à1s dichtst bij het volk staande territoriale gemeenschap, is volgens de titoïsti- sche ideologie de 'basiscel' van het politieke en maatschappelijke organisme en als zodanig voorbestemd zich te ontwikkelen tot de belangrijkste eenheid van het systeem van zelfbestuur.

In de tweede plaats verdient het vermelding, dat de Zuidsla-

vische communisten experimenteren met bepaalde vormen van

directe en semi-directe democratie, waarbij zij zich beroepen op

.het lenistische dictum, dat de ware socialistische democratie van

(21)

de toekomst een synthese zal zijn van de vertegenwoordigende en de directe democratie.

Een van die experimenten op het gebied van de (semi-)directe democratie wordt gevormd door het instituut van de zgn. kiezers- vergaderingen - periodieke bijeenkomsten, waaraan alle kiesge- rechtigde burgers op het gebied van een kiesdistrict mogen deel- nemen. Een belangrijke bevoegdheid dezer kiezersvergaderingen is het recht kandidaten aan te wijzen voor de verkiezing der volksvertegenwoordigingen van federatie, republieken, districten en gemeenten. Vóór 1952 konden kandidaten alleen worden gesteld door 'groepen burgers' (lees: de lokale afdeling van partij, Volksfront, vakbeweging, etc.), wat uiteraard een probate metho- de was om elke 'misgreep' bij de kandidaatstelling bij voorbaat uit te schakelen. Nu ook de 'kiezersvergaderingen kandidaten kunnen stellen, hebben de stemgerechtigden in elk geval een zekere invloed op de aanwijzing der aspirant-volksvertegenwoor- digers gekregen, al is die invloed natuurlijk vrij beperkt, door- dat geen enkele kiezersvergadering het in haar hoofd zou halen een verklaarde tegenstander van het regime kandidaat te stellen.

De laatste tijd wordt de overgrote meerderheid der kandi- daten voor de diverse vertegenwoordigende lichamen inderdaad op kiezersvergaderingen aangewezen. In dit verband zij er tevens op gewezen, dat sedert 1952 de mogelijkheid bestaat voor één ze- tel meer kandidaten te stellen, een mogelijkheid waarvan ruim gebruik wordt gemaakt en waardoor bij de verkiezingen een ze- kere mate van vrije keuze is ontstaan.

Het beginsel van de (semi-)directe democratie openbaart zich ook in het instituut van de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de volksvertegenwoordigers jegens de kiesgerechtigden van hun district. De leden der federale en republikeinse parlementen en van de lokale vertegenwoordigende lichamen in district en communes hebben tot taak periodiek verslag uit te brengen op de kiezersvergaderingen van hun kiesdistricten over de activiteiten van het vertegenwoordigende orgaan waarvan zij deel uitmaken, en met name over hun eigen aandeel daarin. Wanneer blijkt, dat een meerderheid op de kiezersvergadering ontevreden is over het optreden van een volksvertegenwoordiger, dan kan de betrok- kene via een speciale procedure van zijn mandaat worden ontheven.

Nog een andere instelling van directe democratie, het referen-

dum, heeft een plaats gevonden in het Zuidslavische politieke

systeem. Door middel van referendums kunnen de kiezers recht-

(22)

.,

streelcs beslissen over bepaalde zaken, meestal van betrekkelijk ondergeschikt en plaatselijk beperkt belang. Onder de nieuwe grondwetvan 1963 is aan het referendumook een plaats ingeruimd in het mechanisme voor de verkiezing vim de politieke kamers der federale en republikeinse parlementen (zie hieronder).

Producentenraden

Twee andere aspecten van de politieke ontwikkeling na 1950 verdienen nog de aandacht, nl. de invoering van zgn. producen- tenraden als afzonderlijke kamers der vertegenwoordigende li- chamen en de versterkte nadruk op het beginsel van de supre- matie der gekozen volksvertegenwoordigingen over de uitvoeren- de organen van de staat.

Nadat in 1952 de vertegenwoorcfigende lichamen der districten, de districtscomités, die voordien uit één kamer hadden bestaan, waren verrijkt met een producentenraad, introduceerde de con- stitutionele wet van 1953 deze producentenraden ook in de fede- raleen republikeinse parlementen. Na 1955 zijn ook de gemeente- comités geleidelijk aan omgevormd in tweekàmer-lichamen.

Men verdedigde deze vernieuwing met het argument, dat de rechtstreekse invloed der 'producenten' via aparte vertegen- woordigende organen op de besluitvorming betreffende een aan- tal publieke belangen, in het bijzonder op economisch terrein, een logische consequentie was van het eèonomisch zelfbestuur binnen de bedrijven. Maar in werkelijkheid speelde hierbij nog een heel ander motief een rol: de op!let nl. de invloed der 'be- wuste socialistische krachten' in de vertegenwoordigende licha- men nog eens extra te beveiligen, ten einde elke kans te ver- mijden dat het 'zelfbestuur van het werkende volk' de communis- ten uit de hand zou lopen. 1 Om dit doel te bereiken had men voor de samenstelling der producentenraden (die ten aanzien van de belangrijkste onderwerpen volledig gelijkgerechtigd waren met

de op basis van algemeen kiesrecht gekozen politieke kamers der volksvertegenwoordigingen) een geraffineerd kiesstelsel uit- gedokterd. Dit systeem, feitelijk neerkomend op een 'socialis- tische' variant van het aloude censuskiesrecht, garandeerde aan de vertegenwoordigers der industriële werknemers - onder wie

1 Zoals Kardelj openlijk verklaarde, leidde de instelling der produ- centenraden ertoe, dat 'the predominant influence of the socialist forces has been made secure on the directing of the further development of our country.' (E. Kardelj, The new organization of municipalities and districts, p. 19).

750

(23)

men relatief de meeste aanhang voor het !bewind kon vermoe- den - een onevenredig sterke positie. Om te beginnen hadden voor de producentenraden slechts de 'producenten' stemrecht, en 'producenten' waren slechts zij die betrokken waren bij de produktie van materiële goederen. Hierdoor werden grote groe- pen intellectuelen en beoefenaren van administratieve beroepen van het stemrecht voor deze raden uitgesloten. In de praktijk viel het stemrecht toe aan arbeiders en employés van industriële ondernemingen en aan die boeren en handwerkers die bij een co- operatieve organisatie waren aangesloten (en dat waren zij bijna allen).

Maar deze 'producenten' hadden onderling geen gelijk stem- recht. Binnen elk van de drie 'producentengroepen' (industrie, landbouw en ambacht) gold weliswaar het beginsel van gelijk stemrecht, doch de totale sterkte waarmee elke groep in een producentenraad was vertegenwoordigd, was evenredig met de bijdrage van elke groep in de totale waarde van de produktie binnen de betreffende territoriale eenheid. Aangezien de waarde der industriële produktie tamelijk weinig verband houdt met het aantal industriële wocknemers en zij veelal een veelvoud be- draagt van de waarde der agrarische en ambachtelijke produk- tie, viel het leeuwedeel der zetels in de producentenraden toe aan de vertegenwoordigers van de industriële groep, en dat ter- wijl de industrie-arbeiders numeriek in de meeste kiesdistricten een minderheid van de bevolking vormden.

De resultaten van dit systeem voldeden aan de verwachtingen.

Van de eerste federale producentenraad, die in november 1953 werd gekozen, was de samenstelling als volgt: 135 afgevaardig- den van de industriegroep, 67 van de agrarische groep en 8 van de ambachtsgroep. En dat op een tijdstip waarop de industrie- arbeiders nog geen 20 pct. van de totale kiesgerechtigde burgers uitmaakten!

Van producentenraad naar 'raad der arbeidsgemeenschappen' Het moet als een stap vooruit worden beschouwd, dat onder de nieuwe grondwet van 1963 de samenstelling der producenten- raden aanzienlijk is gewijzigd en een eind is gemaakt aan de bevoorrechte positie der industriële werknemers.

Zoals men uit de kranten heeft kunnen vernemen, bestaat het

federale parlement thans uit niet minder dan vijf kamers: de

federale raad als algemeen-politieke kamer (190 leden) en daar-

naast een viertal raden voor resp.: economie, opvoeding en cul-

(24)

tuur, volksgezondheid en sociale zaken, en organisatorisdh-poli- tieke aangelegenheden. Deze laatste vier kamers, elk 120 leden tellend, worden beschouwd als de federale toporganen van het systeem van economisch en maatschappelijk zelfbestuur in Zuid- slavië. Zij zijn onderling volkomen gelijkgerechtigd en werken ieder afzonderlijk samen met de federale raad bij de regeling van onderwerpen die binnen de door hen bestreken sector van het publieke leven liggen.

De nieuwe regeling bedoelt uit te drukken, dat ·de ontwikkeling der socialistische democratie in Zuidslavië thans zover is gevor- .derd 2 dat aan een specifieke vertegenwoordiging van de 'produ- centen' als middel om de leidende rol der arbeider~klasse in het systeem van zelfbestuur te verzekeren niet langer behoefte be- staat. Alle instellingen van economisch én van maatschappelijk zelfbestuur, nu gemeenschappelijk aangeduid als 'arbeidsgemeen- schappen' Chet begrip 'arbeid' of 'produktie' heeft dus zijn be- perkte betekenis van produktie van materiële goederen alleen verloren), hebben thans principieel gelijke rechten en plichten.

De republikeinse parlementen zijn volgens dezelfde richtlijnen gereorganiseerd als het federale parlement. De communale ver- tegenwoordigingen bestaan .evenals voor de- afkondiging van de nieuwe grondwet uit twee raden: de communeraad als de politie- ke kamer en daarnaast de 'raad der arbeidsgemeenschappen' - de vroegere producentenraad, die thans is aangevuld met ver- tegenwoordigers van de niet-economische sectoren van de com- munale samenleving.

De 'heerschappï; van het parlement'

Typerend voor het titoïstische politieke bestel, vooral sedert de afkondiging van de constitutionele wet van 1953, is ook het beginsel van de 'heerschappij van het parlement', de nadruk op de suprematie der vertegenwoordigende organen over de be- stuurlijke organen van de staat.

Dit beginsel vloeit voort uit de communistische opvatting van de 'machteneenheid', die diametraal staat tegenover de klassiek- burgerlijke staatsrechtelijke leer (het meest consequent geformu- leerd door Montesquieu), dat de scheiding tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht een der kostbaarste garanties

2 · Symbolisch is de naamswijziging van de staat onder de nieuwe constitutie van: Federatieve Volksrepubliek Zuidslavië in: Socialistische Federatieve Republiek Zuidslavië.

752

(25)

vormt voor de politieke vrijheid der onderdanen. De communis•

tische theorie ontkent elke logische relatie tussen de machtenschei- ding en de politieke vrijheid. Zij stelt - simplificerend gezegd - het volgende: de uitvoerende en rechterlijke functies zijn niets an- aers dan aanvullingen op de wetgevende functie. Als het souvereine volk via zijn vertegenwoordigende organen de wetgevende func- tie uitoefent, dienen de beide andere functies te worden verricht door organen die onder permanente controle van de wetgevende organen staan. Deze organen zijn eigenlijk niets anders dan executieve, resp. rechterlijke, comités der wetgevende organen. In principe maakt een en hetzelfde lichaam, het wetgevend orgaan, de wetten, voert ze uit en ziet toe op hun naleving, waarbij het de beide laatste functies verricht via zijn uitvoerende en rechter- lijke comités.

Hoewel deze theoretische concepties van de 'machteneenheid' en van de 'suprematie van het parlement' reeds onder de werking van de eerste naoorlogse Zuidslavische grondwet werden gehul- digd, bleven zij in die tijd van het 'administratieve socialisme' praktisch een dode letter. De geringschatting die de communis- ten toen tegenover de rol der vertegenwoordigende lichamen aan de dag legden, werd o.a. geïllustreerd door het feit, dat in de periode 1946-1950 de federale en republikeinse parlementen gemiddeld slechts drie maal per jaar, en dan steeds slechts voor enkele dagen, in vergadering bijeenkwamen.

Onder de constitutionele wet van 1953 werd het accent veel meer dan voorheen gelegd op de soevereine rol der wetgevende organen. Een aantal organisatorische wijzigingen moest de ver- sterkte positie dervolksvertegenwoordigingen onderlijnen. De fede- rale en republikeinse regeringen werden vervangen door zgn. exe- cutieve raden van de resp. parlementen, die werden beschouwd als 'organische componenten' van de vertegenwoordigende licha- men, uit wier midden zij worden samengesteld. Ondanks de naamswijziging echter fungeren deze executieve raden feitelijk als de federale, resp. republikeinse regeringen. Zij vervullen globaal genomen dezelfde functies die elders door de regering worden verricht: het indienen van wetsontwerpen, ontwerpbe- grotingen en ontwerp-sociale plannen, en het houden van toe- zicht op de werking van het eigenlijke administratieve apparaat van de staat.

Door administratieve reorganisaties alleen valt intussen het

probleem van een werkelijke democratische controle door de

wetgevende organen op de functionering der uitvoerende orga-

(26)

'i,ll

, ,',I

' i

nen niet op te lossen. Daarvoor is meer nodig - om te beginnen de invoering van politieke vrijheid, bij ontstentenis waarvan de legislatieve organen nooit zullen kunnen worden tot echte ver- tegenwoordigers van de volkswil.

Niettemin is het niet geheel van belang ontbloot, dat zowel onder de constitutionele wet als onder de nieuwe grondwet al- thans het beginsel van de parlementaire suprematie zo duidelijk is gesteld. Gezegd moet worden, dat vooral na de jongste grond- wetswijziging de vertegenwoordigende lichamen zich beginnen te ontworstelen aan hun vroegere rol van 'ja-knikkers'-bijeen- komsten. Federale en republikeinse ministers, vroeger almach- tige en onaantastbare goden, hebben zich de laatste tijd grondig te verantwoorden in de verjongde en gereorganiseel'de parlemen- ten. Met grote openlijkheid wordt kritiek geleverd op allerlei misstanden in, het openbare leven, en de verslagen van deze par- lementaire vergaderingen worden uitgebreid in de pers gepubli- ceerd, waarbij zelfs de neteligste passages niet worden weggela- ten.

Tegenover deze positieve ontwikkeling staat als merkwaardig contrast de invoering van getrapte verkiezingen voor alle ver- tegenwoordigende lichamen, met uitzondering van die op gemeen- telijk niveau. De leden der hogere volksvertegenwoordigingen worden niet meer in rechtstreekse verkiezingen door de stemge- rechtigde burgers gekozen, maar door de in verenigde verga- dering bijeenkomende beide kamers der communale vertegen- woordigingen. Voor de aanwijzing der gedelegeerden naar de ho- gere organen doen de communale vertegenwoordigingen eenkeuze uit kandidaten die zijn gesteld door kiezersvergaoderingen of door 'groepen burgers'. Kandidaten voor de politieke kamers worden gesteld op vergaderingen van de kiesgerechtigde burgers in de kiesdistricten of door 'groepen burgers'; kandidaten voor de an- dere kamers kunnen uitsluitend worden benoemd op bijeenkom- sten der kiesgerechtigden binnen de 'arbeidsgemeenschappen'.

Terwijl de verkiezing van de leden der niet-politieke kamers door de communale vertegenwoordigingen definitief is, moet die van de afgevaardigden naar de politieke kamers achteraf door de kiezers worden bekrachtigd in referendums, die per kiesdis- trict plaatsvinden.

Voor westerse politieke begrippen valt de invoering van het archaïsche systeem der getrapte verkiezingen moeilijk te ver- enigen met de titoïstische stelling betreffende de wenselijkheid van een zo nauw mogelijk betrekken der burgers bij de uitoefening

-~

(27)

van het overheidsgezag. In Zuidslavië wordt 'het nieuwe ldesstel- · sel echter verdedigd met het argument, dat onder dit systeem de invloed van de commune, de 'basiscel' van het politieke en sociale leven, op de samenstelling der hogere legislatieve orga-·

nen beter is gewaarborgd en dat aldus meer garanties zijn ge- schapen voor respectering van de zelfbestuursrechten der com- munes.

De 'staatloze maatschappii' in theorie ...

Volgens de Zu~dslavische ideologen zal door de geleidelijke ver- dere ontwikkeling van het systeem van zelfbestuur het karakter van de staat als soevereine heerser over de maatschappij steeds meer worden aangetast. Deze ontwikkeling zal uitmonden op een punt waar de staatsorganisatie plaats zal hebben gemaakt voor een associatie van zelfbesturende maatschappelijke basiscellen, binnen welke de staatsdwang overbodig zal zijn geworden en zal zijn vervangen door een vrijwillige discipline, gebaseerd op het inzicht der burgers dat individuele en groepsbelangen harmonieus samen kunnen gaan.

Men kan zich afvragen, of de Zuidslavische leiders zelf deze theorie au sérieux nemen. Het geeft al dadelijk te denken, dat zij zich fel verzetten tegen elke poging tot identificatie van hun leer (waarin toch de verwantschap met anarchistische ideeën duidelijk herkenbaar is) met de door hen verfoeide 'kleinbur- gerlijk-anarchistische' gedachtenwereld.

Herhaaldelijk hebben bovendien Kardelj c.s. erop gewezen, dat men de klasse- en staatloze maatschappij van de toekomst be- paald niet moet zien als een gedesintegreerde, geatomiseerde verzameling van zelfbesturende eenheden. Zij erkennen, dat de moderne mensheid niet opgesloten kan leven in kleine autar- kische collectiviteiten; dat zou leiden tot chaos, tot een onge- remde strijd tussen allerlei lokale groepsbelangen, die de eenheid van staatkundige en maatschappelijke bestel zou ondermijnen. In- tegendeel - voor de socialistische maatschappij geldt meer dan voor enige voorafgaande maatschappijvorm dat zij een onderling hecht verbonden organisch geheel moet vormen.

· Ook de klasse- en staatloze maatschappij zal het dus niet ge- heel zonder centrale overheidsorganen kunnen stellen. Publieke functies, van belang voor de gehele gemeenschap, zullen steeds door dergelijke organen moeten worden verricht.

Het is wel duidelijk, dat een zodanige redenering niet veel

heel laat van de gedachte van een toekomstig 'afsterven van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Afhankelijk van de uiteindelijke keuze voor schorsingstermijn kan de reductie in lasten oplopen tot 150.000 per jaar voor bedrijven en 900.000 voor burgers, alsmede een reductie

Voor geen enkele resolutie bestaat een alleen zaligmakende tekst en dat zal met deze niet anders zijn.. Toch heb ik er behoefte aan er met de grootste nadruk op te wijzen, dat zij

Mr. Oud verdedigde nog eens uitdrukkelijk waarom hij het liefst een kabinet zou zien met vijf katholieke ministers, vijf socialistische en vijf ministers van de

Als we kijken naar de aandacht voor jeugd en gezin binnen de (wijk)teams dan zien we dat in 63 procent van de 65 responderende gemeenten één of meerdere medewerkers gespecialiseerd

Houden we dus vast aan de evoluties van de voorbije de- cennia, dan zou in 2050 het aandeel werkenden in hoog- gekwalificeerde jobs zelfs fors hoger liggen dan het

Hij verklaart dat Lectio Divina geen traditione- le bijbelstudie is, niet het lezen van de Schrift voor begrip en stichting, en niet de Schrift bidden (alhoewel het een vorm van

Wij kunnen leren van de hervormers en van alle grote mannen in de kerkgeschiedenis, maar we moeten voortdurend alle dingen toetsen aan het Woord van God, en deze mannen enkel

Oordeel nooit een flacon of doos naar zijn uiter- lijke verschijning - drink de pesticide, onkruidverdelger of het ratten- vergif in het vaste geloof dat het goed is voor uw