• No results found

Staartwortel en watervlekken bij gelichte peen, 1964

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Staartwortel en watervlekken bij gelichte peen, 1964"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, TE NAALDWIJK.

r

Bibliotheek Proefstation Naaldwijk A

3

R i 84

Staartwortel en watervlekken bij gelichte peen,1964.

door:

D.de Ruiter.

(2)

3 3 S": 2o

-<£ù>st+>dv*JL $(9

Bibliotheek

Prossi.kïsjit vcor da Groenten- M Frutiiecti onôer GîaJ te Naaldwijk I Ä a-as as « S H s= ® ®* O Ü B 88

"blz.

Inleiding 1

Proefopzet 1

Uitvoering X

Opmerkingen tijdens de teelt 2

Begenval en watergiften 3

Temperatuurwaarnemingen 4

Waarnemingen tijdens de oogst 5

Opbrengst van wortel en loof 11

Onderzoek van de aaltjespopulatie 13

(3)

IS21£llèiî22=I22S_2?_5S2M?2r_55=?ë5îïï??iï_2îî?5ë GLAS TE NiAi2WIJK

Staartwortel en watervlekken bi.i gelichte peen

P.N. s Y - 29

Plaats s betonnen putten in B 11-1 Jaar : 1964

1 Inleiding

Zie hiervoor de verslagen 1960/1961 en 1962/1963.

2 Proefopzet

Zie hiervoor verslag 1962/1963.

3 Uitvoering

Na de opnegrondsteelt 1963 werd per grondsoort de helft van het aantal putten gestoomd. Zes keer achtereen in dezelfde grond peen ge­ teeld. Hoewel de kwaliteit van de peen "bij de opangrondsteelt iets beter was dan bij de gelichte teelt 1962 - 1963 » werd het toch beter geoor­ deeld een gedeelte te stomen, om de invloed hiervan op een volgende teelt te kunnen nagaan.

Op 18 november 1963 werd de grond in de volgende putten gestoomd, zandgrond t 2a, 3b, 36a, 3713, 43a, 26^, 58b, 59a, 68a en 69^.

veengrond s 6a, 7^> 23^, 24&> 4-0% 1 5o\ 51^, 64a en 65^. n ji j a ^ 3/ cl __"b . . -â __a _

zavelgrond t 10 , 11 , 19 , 20 , 32 , 33 ,46 , 47 , 72 en 73 •

_ - . _ "b 1 /*3» An8i "b _."b r r 8> / , "b _ _ Qj _ >• Q! _ _ Id

zavelgrond 1 15 > 1o » 28 , 29 9 54 > 55 »61 , 79 , 76 en 77 . De putten werden met plastic afgedekt en 4'k uur gestoomd.

Mede door het late tijdstip van stomen, werd pas op 4 februari 1964 gezaaid. Een week voor het zaaien werd,volgens advies, de grond bemest. (Zie bijlage 1).

De meststoffen werden 10 minuten ingeregend. Op 3 februari werd gezaaid. Per put werd 200 mg zaad gebruikt van de Amsterdamse bak, selectie R. Zwaan, Botterdam. Direct na het zaaien werd de grond afge­ dekt met plastic om de kieming te bevorderen. Het plastic werd pas 10 maart verwijderd. Op 20 februari werd de grond tegen het optreden van mos gespoten met Tri P.E., naar rato van 25 1/HA/1000 liter water. Na het verwijderen van het plastic moest regelmatig licht geregend wor­ den, om uitdroging van het bovenste laagje grond te voorkomen. Nadat de eerste ware blaadjes waren gevormd, kregen de B-putten dubbel zoveel water als de A-putten (zie tabel 1).

(4)

2.

B-putten per mm neerslag liter water per put extra (zie tabel 1). Op 9 en 10 juni werden de volgnummers 1-62 geoogst, op 23 juni de volgnummers 63 - 80

4 Opmerkingen tijdens de teelt s

Al spoedig was te zien dat de groei van de peen in de niet gestoom­ de gronden zeer matig was. Het verschil met de gestoomde grond werd steeds groter. Bij de oogst kwam dit sterk tot uiting in de kwaliteit en de opbrengst. Tegen de oogst werd de kwaliteit van het loof op de gestoomde gronden snel minder. Het was veel zwaarder ontwikkeld en werd eerder „oud", waardoor bij de oogst vrij veel dood loof voorkwam. Op bijgaande foto is de sterkere groei van het loof in de gestoomde putten duidelijk te zien. Gestoomde- en niet gestoomde putten staan naast

el-9

kaar. Op de voorgrond 2 putten met veengrond, vervolgens naar achteren klei-, zand-, zavel- en kleigrond.

(5)

3.

5 Regenval en watergiften

De B-putten kregen per mm neerslag -J- liter water per put extra of kregen "bij een watergift de dubbele hoeveelheid (zie tabel 1).

tabel 1 Neerslag en watergift per decade

Decaden Neerslag in mm ' Watergiften in liters per put (opp. 4 m )

Decaden Neerslag in mm A~ob,iecten B-ob,iecten 6 2 dec. april 5 3e dec. april 22,0 1 2 1e dec. mei 14,8 5 6 2 dec. mei 4,3 5 3e dee. mei 0,9 2 1 dec. juni 17,1 L -2i

(6)

4.

6 Temperatuur waarnemingen.

Dagelijks werd de grondtemperatuur bij elke grondsoort op 10 om

46-,

diepte gemeten, zowel in de A- als in de B-putten. Tabel 2 geeft een overzicht in gemiddelden per decade.

Tabel 2 Gemiddelde grondtemperatuur per decade om 9 uur in G°.

maand decade Zand Veen Klei ' Zavel j

A B A B A B A B februari 2 1,2 1,5 2,1 2,5 2, 3 1,8 1,6 1,8 3 7,6 7,8 8,4 8,5 8, 2 8,0 7,9 8,0 maart 1 3,5 4,0 5,3 5,8 4, 9 4,3 3,7 4,3 2 3,9 4,5 5,6 5,9 4, 8 4,8 4,3 4,2 3 8,5 8,9 9,5 9,1 8, 9 8,9 8,5 8,6 april 1 8,6 9,2 9,9 9,9 9, 3 9,0 8,7 CD >• CD 2 13,3 13,6 14,0 14,5 13, 2 13,4 13,4 13,2 3 11,5 12,0 13,3 13,3 11, 9 11,5 11,5 11 ,8 mei 1 10,3 10,6 11,3 10,7 11, 0 10,6 9,9 9,9 2 13,4 13,7 15,3 14,0 14 ,ö 13,7 13,0 13,1 3 15,6 16,0 17,6 16,6 16 ,7 16,2 15,9 15,5 juni 1 15,4 15,2 16,4 16,0 15 ,0 15,1 15,2 14,9

I femiddelde grondtemperatuur p er deca de om 14 uur in C( 3 •

f ebr. 2 2,7 2,5 2,4" 2,7 31, 2,5 2,3 2,7 3 12,2 11,4 9,8 9,0 10 ,2 10,5 10,7 10,5 maart 1 7,5 7,2 5,8 5,9 6 ,5 6,5 6,1 6,2 2 10,6 8,0 7,4 6,9 7 ,3 7,6 9,1 7,6 3 10,5 10,3 9,8 9,5 10 ,0 10,1 10,1 10,1 april 1 13,0 12,1 11,6 10,7 11 ,3 11,6 12,7 11,8 2 20,9 20,5 17,5 15,5 17 ,1 17,9 20,6 18,7 3 15,9 16,3 13,9 13,9 14 ,0 14,0 15,4 14,5 mei 1 16,8 17,8 12,4 13,8 13 ,7 13,8 14,8 15,0 2 20,0 16,8 17,1 17,1 18 ,4 17,6 17,9 18,1 3 22,4 19,7 19,9 19,1 20 ,3 19,9 20,7 19,5 juni 1 18,8 18,1 17,3 * 16,5 ! 16 ,8 17,0 18,1 17,4

(7)

5

De cijfers in tabel 2 zijn voor de grondsoorten zand, zavel, klei en veen grafisch weergegeven in resp. de bijlage 2, 3, 4 en 5» •

Hieruit blijkt dat het temperatuurverschil tussen 9 uur en 2 uur het grootst is in zandgrond, terwijl dit verschil in genoemde volgorde afneemt.

De temperatuurverschillen tussen de A- en B-putten waren om 9 uur het grootst bij zand, afnemende in de volgorde klei - veen - zavel, om 2 uur was dit eveneens het grootst bij zand, afnemende in de volgorde zavel, veen en klei.

Het temperatuurniveau om 2 uur neemt eveneens in deze volgorde af, waarbij zand het hoogste niveau heeft. Om 9 uur ligt dit anders. Dan ligt het hoogste temperatuurniveau bij veen en neemt af in de volgorde klei, zavel en zand, met een uitzondering bij B zand « B zavel.

Om 9 uur is de gemiddelde temperatuur in de A-putten bij zand en

zavel lager dan in de B-putten, bij klei en veen ligt dit anders. Om 2 uur is in de A-putten bij zand, zavel en veen de gemiddelde temperatuur hoger dan in de B-putten, terwijl bij klei de temperatuur vrijwel even hoog is.

7 Waarnemingen tijdens de oogst

Bij de oogst werd gelet op afwijkingen van de wortels, terwijl te­ vens aantekening werd gehouden van de vorm (conisch, dan wel cylindrisch). De conische vorm was niet geprononceerd. Voor de afwijkingen zullen de­ zelfde afkortingen worden gebruikt als in het vorig rerslag.

¥1 » vlekken, W.vl = grotere vlekken, St.w » staartwortel,

Ger = geringde peen, Har = harige peen, Spr = sprankerige peen en Gs = gescheurde peen.

(8)

Tabel 3 Aantal geoogste wortels per put; afwijking per 1000 wortels

Klei-putten. aantal per -put afwijking per 1000 wortels

Yolgno totaal • Ncälin-drisch conisch VI. W.vl. St.w. Ger. Har. Spr. Gs

9a 30 9 , 21 33 100 66 330 10a 80 11 69 150 13 50 11b 71 23 48 85 28 13 14 12b 44 22 22 23 204 68 340 18* 50 15 35 40 40 320 19* 81 2 79 37 n 20a 84 84 38 21 a 34 7 27 176 88 500 3la 30 8 22 100 400 32a 60 60 17 17 33* 74 74 137 50 12 , ."b 34 20 3 17 300 25O 450 . c"b 45 54 15 39 55 351 46b 62 8 54 209 80 47a 81 81 86 25 48 a 43 4 39 162 534 71a 34 7 27 264 500 72a 77 77 13 54 13 73b 71 71 56 14 28 74* 28 4 24 214 393

(9)

Tabel 4 Zand­

putten äänt al per put Yolgno tot aal cilin­

drisch conisch la 25 5 20 2a 61 20 41 3b 58 46 23 4 35 42 35a 20 7 13 36a 74 74 37b 71 71 38L 32 4 28 43a 102 102 « „a 44 13b 48 9 39 « „a 44 13b 33 7 26 26b 48 20 28 57L 32 4 28 58b 74 74 59a 77 77 6oa 54 12 42 67a 57 18 39 68a 103 103 69* 81 81 70b 55 11 44

afwijking per 1000 wortels

71. W.vl. St.w. Ger. Har. Spr. Gs. 400 520 240 98 180 49 189 241 103 69 65 586 195 250 200 108 27 42 28 62 343 20 19 104 454 61 83 17 21 42 21 156 187 27 27 77 148 185 70 350 10 20 j 54 54 J 18 1 181 362 1 •

(10)

Tabel 5 8.

Veen-putten aantal per put afwi.ikins K>er( 1000 wortels Volgno totaal cilin­

drisch conisch VI. -w.vi; St.w. Ger. Har. Spr. Gs.

5a 33 15 18 485 212 515 . 6a "U 83 47 36 48 144 276 84 7 "K 77 55 22 90 776 26 8 •u 45 14 31 400 178 266 22 D 22 T_ 59 17 42 118 169 253 23 85 46 39 129 24a 73 73 136 14 14 25a 55 14 41 127 1000 55 362 39a 61 22 39 98 33 424 40a 'b 41 82 82 121 40a 'b 41 92 92 65 23 - Ö 42 77 25 52 94 310 13 b 49 62 38 24 32 145 113 32 50 85 85 82 51a 75 75 66 27 27 52a 69 45 24 58 245 63a 73 30 43 109 136 354 64a 95 95 0 10 65b 81 81 0 12 66b 65 31 j. 34 76 31 291

(11)

9.

Zavel-putten aantaal per pu't afwijking per 1000 wortels 5 Yolgno totaal cilin­

drisch conisch Yl. W.vl. St.w. Ger. Har. Spr. Gr S 4A10 14 24 8 16 42 83 416 15* 71 5 66 14 56 14 0 16a 99 99 10 10 0 17a 42 11 31 286 214 27a 46 9 37 239 22 217 28a 60 60 0 0 29° 1 79 79 0 0 30 -1 42 7 35 47 357 47 238 53* 22 4 18 227 272 54* 84 84 59 12 12 55a 83 83 156 36 56a 29 6 23 103 310 69 344 75a 45 14 31 133 377 76a 62 62 113 16 32 77b 72 72 0 0 78b 42 12 30 238 309 79a 80 80 112 0 co O ' p 33 3 30 364 121 61 D 58 58 189 34 62* 44 11 33 23 272 23 182

Uit deze tabellen werden de gemiddelde cijfers voor de afwijkingen "berekend. Deze zijn per grondsoort in de volgende tabel gegevsn.

(12)

p p M et-CJ. CD CQ N P <! (D tSJ F-(D et-P a" CD W B CD pj CD CD CD "P • O O 4 £3 P P 0*3 CD P Pj CD W s: p M F- et-CD F- et-N F-CJ. P CD 4 P F-CD et* fi O O 4 O* CD Ht P <i I—' O CD PJ tu CD et- F-P 0*3 H O ct-CD 4 CD iv N H-CJ. P < e p-CD < P et" P* O 0*3 CD H CD 03 et" 4 P P et-< O H c+ CD t—1 P g et-P 03 et- H-P 0>3 CD P F-0*3 F-P < M O CD P-P F* ct-O « P* CD P P P et-P en et- F-P <1 P P 03 et-p p H C+-s: o H et-CD CD et-P < O O 4 IV O B CD P O *3 CD H F-0*3 CD « «<i M CD P O P" F-Pj P CD P s: p H CD P IV s: p m F- et-CD F- ct-CD P O « a 1 4 CD p 0*3 03 et* N CD CD 4 0*3 O CD P-Ü CD P P et-P 03 et* • F-P W 0*3 CD et- <i P" O 0*3 CD 4 CD CD et-PO CD CD < F* CJ. CO et- F-P P" F-CD 4 F-Q P" et- F-P 0*3 Ü CD O •Ö a" 4 CD P 0*3 CO ct-*01 W CD S F-O O M F-O >r) P" o 4 P a* H-CJ. n p p p-N F-CD et-P a" CD O CD Hj CD P ct-B o 0*3 CD M F-Cj. IV N et- <1 CD F-CD P 4 0*3 ix) CD <t o M P et-CD P O FJ P* CQ CD ct- et- P ® P O P P1 IV 4 fi 3 et* CQ p M O CT* < 4 F-êt­ et- CJ. re CD F- H et- S* CD ® •b t? P ® F-® CJ. CD P N P •—s. P N IV <i P o CD < 4 M CD et- F* F* CQ Y \ P" N P PJ F-4 ® CD F-0*3 F- et* 0*3 P P ® <1 cy P FJ CD O F" CD CD c+ PJ P B P B ^ ' 4 O et- 0*3 s: ® F" o M F-4 F- CJ. êt­ CJ. IV re IV et-M < SF « P F-C+* CJ. Ü ® 0*3 < 4 CD O O œ « et- P CY1 ® 4 4 < ® P P P 0*3 tri CQ F- < et- CJ. ® F-FJ N P F- P F-0*3 <1 F-0*3 ct- ro H F-B P ® IV < pj s! M CD P O - B CD P" CD PJ F- P ro êt­ 4 •Ö re pj 0 o et- N o et- F* 4 ® CJ. P P M P < O P 0*3 P O 0*3 O • 4 pj ® tri B F- ® p CJ. êt­ p p < re et-CD ® P ® p CD P 1 *3 CD 4 O O 4 N P P iv ei- P-O O 4 H3 =<! (—1 CD P O P* O 4 5 P o p^ p CO CD < CD P P H ta P-CD B F-P P-CD 4 CD IV s: p M F- et-CD F* et-IV O 4 et-CD P P' P 4 F-0*3 u CD CD et-CD 4 IV CD et-P CD et- F-P 0*3 F-P Pj CD CD et- F-P 0*3 < P P CD et-P P 4 et-O 4 et-CD t-1 O Hj P-CD 4 CD P Hj s; F-CJ. ÎV F* P 0*3 CD P Ö CD B F-P PJ CD 4 CD O a" 4 CD P 0*3 CD et-O* F-CJ. IV M CD F-s: o 4 P* ct-B o 0*3 CD H F-CJ. IV t) CD CQ c+ CD 4 IV CD 4 CD P P P et-P 03 et- F-P 0*3 1-3 *-<! M CD P O P' O 4 5 P O 03 cr1 F-CJ. IV M CD F-CD P N S N F-CD et" P U* CD 0*3 CD CD H) et-013 CD ® P <î CD 4 03 O p' F* M Q CD 4 F-P 0*3 Pj CD kl CD ® P IV O B et-i* o o Hj p-N R-œ M F-CJ. IV <! O O 4 F-P CD 03 ct-O O B Pj (0 P* 0*3 4 O P P< CD P F-P es' ® F-Pj CD cr" ® P" Pj CD M F-P 0*3 CD P <i B <i CD P 0*3 4 O P P-CD P P-CD P' 0*3 p CD 4 F* 0*3 CD •Ö CD P IV p p p-® et-N ® M Hj P-s: o 4 P J P 0*3' CD N CD 0*3 P> 0*3 • CD 03 et-O O B PJ CD 0*3 4 O P Pj CD p a* CD F- P-CD a1 CD p" ë p-œ FJ F-p 1-3 CD p N F-CD P Pj ® 0*3 4 O P Pj en o o 4 et-a' œ 03 et-P S F-P F-0*3 CD 4 CQ O p* F* M M CD P

%

CD et-P P 4 H" s: o 4 et-CD H F-CD CT1 F-CJ. PJ CD P F* CD et-0*3 03 ct-O O B CD s: p CD PJ F* et-hd 0 et-O et-*t3 P et-03 et-œ 4 IV <1 œ 4 CQ o p* F* P pj <1 g ca W 4 P

&

CD H H* 0Ç (D C| H-c+ p, (D N (P c+ S-CD f-1 F-CJ. IV et-PJ P et-P-ro P p P ct-P CD et-F* P 0*3 4 O P ^ P-.i. <S ® p P P < CD CD M P" O 0*3 ® 4 œ P < P CQ o o IV CD CD t—1 CD et-CD 4 IV CD 4 P g 3 CD IS3 H* m &

§

u1 F-CJ. M IV IV CD p p O 0*3 P M <! P 4 F-P a* CD F" <! CD 4 P-® CD M PJ F-03 t) P P P et-P CD et' F* P 0*3 N P < CD CD CD ro ,P tsi pj ;w li-1 F-ro ro w CTs ^3 t O k>J jlN ro r ro 1-^ ON o\ Kji ro vn îa\ o CJN

&

B" ro •-». CD |0\ CD * VM \o\ 0"\ Ion <j\ ro. ro o o -brbr U1 ON t 1s OD O |o> VM CTN H IV) [\3 |K) l-i K) O O VM VM (\3 K>j |w U1 CD j fjl o |a\ uj ro ro |ro T>i co w H VJ4 " ~ o \o AD ON rv> ro 4^ O P" 4i» ION 4 O P Pj 03 O O 4 et-3*3 b*3 P 3*3 P J*3 «=i M <J CO et-cp 4 tu CQ •d .4 Q CD 0*3 0 4 « P ro M Q CD B F* P-Pj CD P P ® O F-4 ® o B et- F-P CJ. P 0*3 HJ FJ ® CD 03 4 < ef CD P O êt­ O < re B O 4 PJ o 4 N*« PJ CD CT1 0*3 p Fj t H < F-P- 0*3 CJ. fi ro IV CT* CD F-A" c+- P œ o 0*3 F1 o ® B W p. ® P" 4 o ® L <1 O ® O ® O F1 P* K ® O F- 4 PJ êt­ re s: M p CD

(13)

et-11.

8 Opbrengst van wortel en loof

De peen in de gestoomde putten was lang, gaaf, glad en zeer uniform van grootte. In de niet gestoomde putten daarentegen was de peen korter, hariger, niet glad, soms met ingesnoerde ringen en sterk sprankerig bij een zeer slechte uniformiteit.

Uit elke put werden de wortels en het loof apart gewogen. In de volgende tabellen is hiervan een overzicht gegeven. Van elke grondsoort werden de putten met gestoomde - en niet gestoomde grond bij elkaar ge­ zet.

Tabel 8 Aantal en gewicht van wortels en loof per put en het gemid­ deld gewicht per wortel in grammen.

Kleigrond

ge stoomde gr'ond , ' niet gestoomde grond

gewichten in gr geWj ichten in gr 1

Yolgno aantal wortel loof gemiddeld

per wortel Volgnc i aantal f, wortel loof gemiddeld per wortel

10a 80 1070 280 13,4 9a 30 420 150 14,0 11b 71 1355 480 19,1 12* 44 570 280 13,0 19* 81 1390 390 17,1 18b 50 690 310 13,8 20a 84 1290 350 15,3 21a 34 46O 160 13,4 32a 60 1055 210 17,6 3la 30 36O 140 12,0 33b 74 1140 27O 15,4 34 20 340 120 17,0 46 b 62 1160 310 18,7 45 . rb 54 800 300 14,8 47a 81 1230 25O 15,2 CÖ 00 ^f " 43 61O 240 14,2 72a 77 1390 24O 18,0 71a 74* 34 76O HO 22,3 73* 71 1820 240 . ,J. 25,6 u 71a 74* 28 500 150 17,8

(14)

12.

Aantal en gewicht Tan wortels en loof per put en het gemiddeld gewicht per wortel in grammen.

gestoomde grond niet srestoomde e-rond

gewichten • , , gei richten .

Volgno aant al wortel loof gemiddeld

per wortel Volgno aantal wortel loof gemiddeld per wortel

2a 61 1060 25O 17,4 la 25 330 145 13,2 3b 26b 58 1180 350 20,3 4b 46 380 25O 8,3 3b 26b 48 1010 315 21 ,0 13b 33 425 145 12,9 43* 102 1870 180 18,3 44a 48 530 150 11,0 36a 74 1070 210 14,5 35a 20 490 110 24,5 37b I46O 300 20,6 38b 32 580 240 18,1 58b 74 1510 360 20,4 57b 32 770 290 24,0 59* 77 1520 300 19,7 6oa 54 950 25O 17,5 68a 103 1800 240 17,5 67a 57 1010 240 17,7 69b 81 I67O 280 20,6 70b 55 1240 2^0 22,5

Tabel 10 Aantal en gewicht van wortels en loof per put en het gemiddeld gewicht in grammen

Veengrond

Volgno

gestoomde grond

Volgno

niet gestoomde grond

Volgno aantal

gewichten

Volgno aantal

gewichten

Volgno aantal wortel loof gemiddeld per wortel Volgno aantal wortel loof gemiddeld per wortel

6a 83 1530 420 18,4 5a 33 530 200 16,1 7b 77 1780 460 24,4 8b 45 750 32O 16,6 23b 85 1570 380 18,5 22b 59 820 275 13,9 24a 73 1280 36O 17,5 25a 55 36O 310 6,5 40a 82 1220 360 14,9 39a 61 760 240 12,4 41 b 92 1680 440 18,3 42b 77 1090 410 14,1 50b 85 1910 420 22,5 49b 62 II6O 260 18,7 5la 75 1760 350 23,5 52a 69 I33O 310 19,3 64a 95 1875 300 19,7 63a 73 ^250 29O 17,1 65b 81 2110 380 26,0 66b 65 I39O 380 21,4 Tabel 9 Zandgrond

(15)

12.

Tabel 11 Aantal en gewicht van wortels en loof per put en het gemiddeld, gewicht per wortel in grammen

Zavel

gestoomde grond niet gestoomde grond

gewichten A>

\ gewichten

Volgno aantal wortel loof gemiddeld

per wortel Volgno aantal wortel loof gemiddeld •per wortel l6a 99 1180 330 11,9 17a 42 540 200 12,8 15L 71 1490 400 21,0 Ub 24 370 HO 15,4 2 9 ° 79 1195 250 15,1 30b 42 670 I6O 15,9 28a 60 IO25 200 17,0 27a 46 620 HO 13,4 55* 83 1180 380 14,2 56a 29 470 150 16,1 54b 84 1710 380 20,3 53b 22 46O 240 20,9 6lb 58 1490 350 25,6 62b 44 63O 275 14,3 76a 62 1410 200 22,7 75a 45 810 200 18,0 79a 80 1390 210 17,3 80a 33 380 130 11,5 77b 72 1730 260 24,0 78b 42 920 23O 21,9

Uit deze tabellen blijkt dat aantal en gewicht sterk varieëren zowel bij de gestoomde- als de niet gestoomde gronden. Ook het gemiddeld gewicht per wortel is sterk verschillend. De lijn dat bij een hoger aantal wor­ tels per put het gemiddeld gewicht lager is, is niet altijd aanwezig

3/ Q, 3, Q»

(Zie bijvoorbeeld bij zandgiond 2 en 43 of 1 tegenover 67 , of bij

3» 3» 3» 3r 3/ Si

veen 40 en 64 en 25 en 63 , of bij zavel 75 en 80 ). Uit al deze cij­ fers is het gemiddeld gewicht per put van de A en B serie afzonderlijk berekend van wortel en loof.

Tabel 12 Gemiddeld gewicht van peen en loof per put in grammen ' gestqomde krond nie't gest'oomde grond

grondsoort : peen loof peen * .oof

grondsoort : A B A B A B A B klei 1207 1373 266 338 522 580 166 232 zand 1464 1366 236 321 622 679 179 239 veen 1533 1810 358 416 846 IO42 270 329 zavel 1237 1523 264 328 564 610 164 209

(16)

13.

Uit deze cijfers blijkt dat het hoogste gewicht per put verkregen werd hij de veengrond, zowel van wortel als loof. Bij de andere grond­ soorten is het verschil zeer gering. Behalve hij de gestoomde zandgrond ligt het gexficht van de peen en van het loof hij de A putten (normaal water) lager ten opzichte van de B putten ( 2 x de normale hoeveelheid water).

Uitgaande van het aantal en het gewicht van de wortels is het ge­ middelde gewicht per wortel berekend van de A-putten (normaal water) en van de B-putten ( 2 x de normale hoeveelheid water), zowel bij de gestoom­ de als niet gestoomde gronden. Een overzicht hiervan is in de volgende tabel gegeven.

Tabel 13 Gemiddeld wortelgewicht van de 5 g'estoomde en de 5 niet gestoomde A- en B-putten in grammen

Behandeling Kl'ei H jrid / ! Ve'en Zavel

Behandeling A B A B A B A B gestoomd niet gestoomd 15,8 15,2 19,1 14,8 17,5 16,2 20,6 17,2 18,7 14,5 21,5 16,9 16,1 14,4 20,9 17,5

Uit deze cijfers komt naar voren dat het gemiddeld wortelgewicht van de B-putten (2 x de normale hoeveelheid water) steeds hoger ligt dan van de A-putten. Meer water bij de A-putten had dit mogelijk kunnen voor­ komen. De uitzondering bij klei niet gestoomd werd veroorzaakt door êên

put/, waarin de peen door te ruime stand zeer grof was uitgegroeid. Yer-der blijkt dat het wortelgewicht, zowel uit de gestoomde A- als B-putten steeds hoger ligt dan uit de niet gestoomde putten. Het stomen heeft dus een gunstige invloed gehad op de grootte van de wortel. Tergelijken we het wortelgewicht ten opzichte van de grondsoorten, dan komt naar voren dat op de gestoomde veengrond, zowel bij de A- als de B-putten het hoogste wortelgewicht voorkomt; bij de niet gestoomde grond ligt het hoogste wortelgewicht in de A-putten bij zand en in de B-putten bij za­ vel. Uit de tabellen blijkt ook dat het aantal wortels per put op alle grondsoorten in de niet gestoomde gronden veel lager ligt dan bij de gestoomde. Ondanks de ruimere afstand ligt het gemiddeld wortelgewicht toch lager dan in de gestoomde gronden»

Onderzoek naar de aalt.jespopulatie

Direct na de oogst werd de grond onderzocht op de aaltjespopulatie Van elke grondsoort werd van de gestoomde- en niet gestoomde grond een monster genomen. In onderstaande tabel is de uitslag van dit onderzoek

(17)

14. 1 )

gegeven '. De cijfers hebben betrekking op het gemiddeld aantal aaltjes per 100 m.b. grond.

De letter P = pratylenehus, Pa = Paratylenchus, T = Tylenchochynchus R » Rotylenchus, H = Hemicychiophora en 0 + S de overige Tylenchidas sapro-fage aaltjes.

Tabel 14 Overzicht van het aaltjesonderzoek Grondsoort + beh. P Pa ' T ' H H 0 + S Veen gestoomd

Yeen niet gestoomd Klei gestoomd Klei niet gestoomd Zand gestoomd Zand niet gestoomd Zavel gestoomd Zavel niet gestoomd

15 10 230 148 15 790 3 50 1125 160 660 945 380 815 745 ) 1000 j 880 1350 X w.o. 255 Criconemoides.

Uit deze cijfers blijkt dat er tussen de gestoomde- en niet gestoomde grond grote verschillen bestaan wat betreft aantallen aaltjes. Dit kwam ook tot uiting in de aantasting van staartwortel (zie tabel 6). Hoewel er in de gestoomde grond, behalve 0 + S geen aaltjes werden gevonden, werd toch een aantasting van staartwortel waargenomen.

1} ' Dit onderzoek is verricht door de Plantenziektenkundige dienst te Wageningen.

Samenvatting en conclusie

De proef, waarbij gezocht wordt naar de oorzaak van het optreden van watervlekken en andere afwijkingen bij peen, werd voortgezet. Hierbij werd van elke grondsoort de helft van de A-putten (normaal water) en van de B-putten (dubbele hoeveelheid water) gestoomd. De resultaten van deze proef kwamen overeen met de overige proef. Ook nu bleek een grotere of kleinere

hoeveelheid water niet van invloed te zijn op het optreden van watervlekken stomen gaf evenmin resultaat.

Zowel in de A- als in de B-putten(gestoomde en niet gestoomde) kwamen watervlekken voor. Een uitzondering vormde gestoomde zandgrond. Ook staart­ wortel kwam bij alle grondbehandelingen voor. Wel was echter de aantasting van staartwortel in de gestoomde grond veel geringer en minder sterk dan in de niet gestoomde grond. Dit geldt ook voor sprankerige en harige peen.

(18)

15.

Be geringde en gescheurde peen kwam in hoofdzaak voor in de gestoomde grond. Deze aantasting was echter zeer gering. Het aantal geoogste wortels per put ligt op de gestoomde grond bij alle grondsoorten veel hoger dan op de niet gestoomde grond. Bij veen was het verschil het kleinst, bij zavel het grootsi

Het gemiddelde wortelgewicht ligt op de gestoomde grond overwegend ho<-ger dan op de niet gestoomde grond. De verschillen zijn echter niet groot. In het temperatuurverloop tussen de A en B objecten is weinig verschil. De verschillen zijn om 2 uur iets groter dan om 9 uur.

De gunstige werking van het stomen is, ten opzichte van de betere kie­ ming, de groei, de opbrengst en de kwaliteit, duidelijk naar voren gekomen.

De proefnemer,

D. de Ruiter. Proefstation Naaldwijk,

maart 1965» MM.

(19)

PROEFSTATION VOOR DE

GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS

Zuidweg 38, Naaldwijk telefoon 01740-4545 - 4546

Bi.i lage I

ANALYSEVERSLAG

de Heer Proeftuin

AARD VAN DE GROND TOESTAND ZOUT VOEDINGSTOESTAND

mmer Merk Orga­ nische stof * Kool­ zure kalk * PH Ijzer *** Alumi­

nium Keuken zout ** Gloei-rest * Stikstof #* Fosfor ** Kali *• Magne­ sium *** Man­ gaan *** 3791 klei putten 5 . 5 1 . 3 7 . 6 1.0 0 . 5 6 0.04 0 . 9 5 . 6 7 . 7 110 11 — 3792 zavel putten 4 . 5 0 . 8 7.5 1 . 4 0.7 6 0.04 0.4 4.6 6 . 8 79 10.-3792 zand putten 3 . 6 3 . 8 Î . 7 1.2 0.4 6 0.04 0 . 9 3.3 5 . 2 60 1 4 . -3794 veen putten 3 8 — 0 . 1 6 . 1 5 . 2 6.0 13 0.06 2 . 1 4.4 1 2#W 235 4.2 TOELICHTING EN ADVIES

niet gestoomd per put klei 12-fe- gr K.A.S. zavel 30 gr patentkali

veen 12-|- gr magnesiumsulfaat

Datum van ontvangst 8—10

Datum van verzending 24""10"»1963

Brief no. 63/17728.DG

gestoomd per put 10 gr K.A.S 35 gr patentkali 12-2 gr mg. SO. zand 30 gr 9 x 10 î 23 + 12-g- gr magnesiumsulfaat 30 gr 9 x 10 x 23 + 12-g- gr mg S0. * Uitgedrukt in procenten /

> omgerekend op bij 105o C gedroogde grond #* Uitgedrukt in mg. per 100 g. grond >

*** Uitgedrukt in delen per miljoen (d.p.m.) in het extract Alle mesthoeveelheden zijn aangegeven per are (100 vierk. meter)

(20)

OPMERKINGEN Bij HET ANALYSEVERSLAG

A. GRONDMONSTERNAME.

De meest gebruikelijke monsterdiepte is 30 cm. Het kan gewenst zijn om ook de laag van 30-60 cm te bemonsteren; bijv. bij fruit.

Per monster moeten minstens 20 steken worden genomen, die gelijkmatig over het perceel moeten worden verdeeld. Plaatsen met afwijkende groei apart bemonsteren. Bij gewassen waar plaatselijk kan worden bijgemest, zoals tomaat en komkommer, de steken evenredig over de paden en de plantenrijen verdelen.

leder monster moet minstens 750 gram grond bevatten. Iedere kas of warenhuis moet apart worden bemonsterd.

Met het oog op de te verstrekken adviezen, moeten de vragenlijsten zo volledig mogelijk worden ingevuld.

Laat de grond zo mogelijk minstens een maand voor de aanvang van de teelt bemonsteren.

B. VORMEN VAN ONDERZOEK.

Volledig onderzoek. Aan het begin van een teeltseizoen is het gewenst de grond volledig

te laten onderzoeken. Bij meerjarige gewassen zoals roos en anjer kan dit in de herfst of winter plaatsvinden.

Bijmestonderzoek. De gehalten aan voedingsstoffen, vooral stikstof en kali, kunnen tijdens

de teelt veranderen. Het is dan ook gewenst om bij gewassen zoals tomaat, komkommer, anjer en roos regelmatig bijmestmonsters te laten onderzoeken. Er zijn twee mogelijkheden nl.: Normaal bijmestonderzoek (gloeirest, stikstof en kali) en uitgebreid bijmestonderzoek (keukenzout, gloeirest, stikstof, fosfor en kali). Voor een juiste waardering van de

analyse-ci jfers is het nodig dat de grond vóór de teelt volledig is onderzocht.

Potgrondonderzoek. Omdat de monsters, afkomstig van potgronden en andere kunstmatig

samengestelde mengsels, een aparte behandeling krijgen en voor de waardering van de analyse andere normen gelden, wordt voor de uitslag van het onderzoek van deze mengsels een ander analyseverslag gebruikt.

Onderzoek zouttoestand. Op zoute gronden, waar veel uitgespoeld moet worden, is hef

gewenst om het resultaat van het spoelen te laten controleren door de grond te laten onderzoeken op keukenzout en gloeirest.

Onderzoek kalktoestand. Hierbij worden het koolzure kalkgehalte, de pH, en de cijfers

voor ijzer en aluminium bepaald.

Onderzoek organische meststoffen. De monsters moeten in plastic zakjes worden verpakt;

dit in verband met de bepaling van het vochtgehalte. Het onderzoek is uitsluitend voor eigen oriëntatie en heeft geen rechtsgeldigheid bij geschillen. Rechtsgeldig onderzoek van meststoffen wordt verricht door het Rijkslandbouwproefstation te Maastricht.

C. TOELICHTING Bij HET BEMESTINGSADVIES.

Uitspoelen. De duur van het spoelen is afhankelijk van de hoeveelheid zout in de grond,

de capaciteit van de regenleiding, de doorlatendheid van de grond en de mate van water­ afvoer (drainage). Het is daardoor niet mogelijk om de tijdsduur van uitspoelen nauwkeurig aan te geven. In het advies wordt dan ook volstaan met de aanduidingen licht, normaal of zwaar spoelen. Soms wordt erg lang gespoeld. Er kan op gewezen worden dat men daarmee de grond dikwijls onnodig arm aan voedingszouten maakt.

Bemesting met organische meststoffen. Op vrijwel alle gronden onder glas is het gewenst

jaarlijks of om de twee jaar organische mest te gebruiken. Aan de hand van de analyse-cijfers kan vaak niet worden vastgesteld welke soort mest het meest gewenst is. Veelal wordt stalmest gebruikt. Daarnaast staan ook diverse compostsoorten, veen-, bos- en blad-grond en fabrieksprodukten ter beschikking. Met uitzondering van de droge zandblad-gronden moeten organische meststoffen meestal niet dieper worden ondergewerkt dan 20-25 cm. Voor sommige teelten zoals sla en andijvie is oppervlakkig doorwerken niet gewenst. Met meststoffen zoals bloedmeel, ledermeel, Guano e.d. worden geen noemenswaardige hoe­ veelheden organische stof aan de grond toegevoegd. Deze meststoffen kunnen dan ook niet vergeleken worden met stalmest.

Kalkbemesting. Deze wordt overwegend in de vorm van koolzure kalk gegeven. Veelal

worden magnesium rijke mengsels gebruikt. Op zure gronden laat de magnesiumtoestand dikwijls te wensen over. Op uitgesproken zure gronden is snel resultaat te boeken door aanwending van landbouwpoederkalk. Is de grond zuur en tevens arm aan fosfaat dan kan Thomasslakkenmeel evt. in combinatie met een andere kalkmeststof worden gegeven. Kalkmeststoffen moeten intensief door de grond worden gewerkt (fraisen of vorken).

Voorraadbemesting. Bij opengrondsteelten moet de bemesting niet te lang vooraf worden

gegeven in verband met de mogelijkheid van uitspoeling. Dit geldt vooral voor de lichtere gronden. Door de snelle teeltopvolging zal onder glas in het algemeen slechts kort voor de

(21)
(22)

c>Lj/a<j<2-. 3 . Oemzc/c/e/c/e ^rxDr2cJ6,e.rri^=>ej^ttLi.^.n

/ber cJe.czctcJe_ ~z.ci.cx^ /

A

I

!/

I

a

!\

/•• r

/ •

/

/

2 3 / -3. / 2 3^ / dexLCLcJeu-i rn. r-L. ctpr~. r~n&-i Tt j r~> 1

(23)

G <2ST^/c/c/&/c/<5- ^r^c>n<^/àesT7/3erx2LL-ir-€:r2

pej^ c/tioc/cy^ kle-/

' Y / ' / * \ \

7 V

r // \

: X F ' \ 7 Y /• / x

i \

• V.

^

/

/

K

/ /

J f

XX//

/

\w

4 . putLLe-n /V-w. ^Z3. yociiib^ri /V- <_A

A

Z3 •

2.®' 3 / 2.3/ -2.3./ 23. / ofecac/e/?

(24)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hierdoor zijn geen uitspraken mogelijk over de invloed van vossen op de vestiging van grauwe ganzen (vraag 1)?. Het vaststellen van de mate van predatie van ganzenkuikens door

In de LIOR hebben we voor u opgeschreven aan welke eisen en randvoorwaarden de nieuwe of te vernieuwen openbare ruimte moet voldoen.. Eisen die er voor moeten zorgen dat een mooie

Detaillering proces-competentie-matrix Machinist railvervoer Kerntaak 3 Rijdt spoorvoertuigen op het spoorwegnet 3.1 werkproces: Bereidt de rit voor. Omschrijving De

Geeft heldere en constructieve feedback, toont betrokkenheid bij de medewerkers, maakt medewerkers enthousiast voor de werkzaamheden en daagt ze uit om grenzen te verleggen,

Figuur 1: typische symptomen van Tomato leaf curl New Delhi virus ToLCNDV op courgette A, komkommer B, meloen C en op de wilde planten Ecballium elaterium D; gewone

Het initiatief Groene Cirkels, gevormd door multinational HEINEKEN, provincie Zuid- Holland, het Hoogheemraadschap van Rijnland, en kennispartners Wageningen Environmental Research

Artikel 1. In artikel 1, a), van het koninklijk besluit van 15 februari 2011 houdende benoeming van de leden van de Technische Commissie voor de paramedische beroepen, worden de

Inspectie na de buitenactiviteit om eventueel aanwezige teken te verwijderen door een aangepaste techniek (speciaal tekenpincet of- tang, ..., geen ether of gewoon epileerpincet). o