• No results found

Seksuele grenzen verkennen : een onderzoek naar de ervaringen van vrouwen met het communiceren van seksuele grenzen in het Amsterdamse uitgaansleven

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Seksuele grenzen verkennen : een onderzoek naar de ervaringen van vrouwen met het communiceren van seksuele grenzen in het Amsterdamse uitgaansleven"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Seksuele grenzen verkennen

Een onderzoek naar de ervaringen van vrouwen met het communiceren van seksuele grenzen

in het Amsterdamse uitgaansleven

(Mulder, Scheele, 1986, p.20)

Naam: Lot Herderscheê

Studentnummer: 10984828

Datum: 22/06/18

E-mail: lot.herderschee@live.nl

Bachelor: Sociologie

Universiteit van Amsterdam

Eerste begeleider: Myra Bosman

Tweede begeleider: Marie-Louise Janssen

(2)

2

Inhoud

Voorwoord ... 3

Inleiding ... 4

2. Theoretisch kader ... 6

2.1 Consent en symbolisch geweld ... 6

2.1.1 Hoe werkt consent? ... 6

2.1.2 Symbolisch geweld ... 7

2.2 Habitus en de clubs als veld ... 8

2.3 Flirten met gender ... 9

2.3.1 Masculiene dominantie ... 9

2.3.2 De man als initiatiefnemer ... 10

3. Methodologie ... 11

3.1 Onderzoeksvraag ... 11

3.2 Respondenten ... 11

3.3 Werving ... 12

3.4 Interviews ... 12

3.5 Observaties ... 13

3.6 Analyse ... 14

4. De grenzen ... 15

4.1 Persoonlijke keuze binnen een kader ... 15

4.2 Vriend of geen vriend ... 16

4.3 Beginnen met flirten ... 17

4.4 Verwachtingen ... 21

5. Grenzen Communiceren ... 23

5.1 De Tactieken ... 23

5.2

Struikelblokken ... 25

5.3 Omgevingsfactoren ... 26

5.4 Grensoverschrijdingen ... 29

6. Conclusie en discussie ... 31

Literatuur ... 33

Bijlage 1 (interviewvragen) ... 37

Bijlage 2 (informatie respondenten) ... 39

(3)

3

Voorwoord

Ik heb deze scriptie over de communicatie van seksuele grenzen geschreven als afronding van mijn bachelor Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. In de periode vanaf februari tot juni 2018 heb ik onderzoek gedaan en geschreven. Dit had ik niet kunnen doen zonder mijn respondenten die tijd voor mij hebben vrijgemaakt en mij in vertrouwen namen over hun ervaringen. Daarnaast wil ik mijn begeleidster Myra Bosman bedanken voor het beantwoorden van al mijn vragen en de vele aandacht die zij heeft gehad voor het helpen opbouwen en verbeteren van dit werk. Ook wil ik mijn ouders bedanken voor het doorlezen en spellingsfouten verbeteren. En mijn huisgenootje, Maja de Goede voor het samen klagen over het proces van een scriptie schrijven.

(4)

4

Inleiding

November 2017, de Amerikaanse krant The New York Times toont aan dat filmproducent Harvey Weinstein een reeks aanklachten wegens grensoverschrijdend seksueel gedrag had afgekocht met schikkingen (Rutenberg, 2017). Zoals in de Volkskrant omschreven leidde dat op Twitter tot een reeks berichten via de hashtag ‘me too’. De hashtag ging viral en werd synoniem voor elk geval van mogelijk seksueel grensoverschrijdend gedrag. Hierdoor ontstond wereldwijd een ‘me too’-discussie, in de media, op de werkvloer, in gezinnen en in vriendenkringen. Dankzij deze discussie is er in de media veel aandacht geweest voor seksueel grensoverschrijdend gedrag (Raalte, Vos, 2017). Uit deze discussie bleek dat veel vrouwen en mannen ervaring hebben met dergelijk gedrag en er is veel gespeculeerd over hoe dit veranderd kan worden. Maar al voordat de mediabom barstte zijn er initiatieven bedacht om seksueel grensoverschrijdend gedrag te verminderen.

Zo is er in 2014 vanuit Engeland een internationaal initiatief gestart waarbij seksueel

grensoverschrijdend gedrag in bars en clubs gestopt moet worden door het aansporen van het melden van dergelijk gedrag in de club. Door middel van posters en flyers die aansporen naar werknemers van de club te gaan wanneer er seksuele grenzen worden overschreden en door trainingen te geven aan werknemers van de club hoe met deze meldingen mee om te gaan (Good night out, 2017).

Ook in Nederland is er veelvuldig sprake van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Om slachtoffers van dergelijk gedrag te helpen zijn er sinds 2012 zestien Centra Seksueel Geweld in Nederland geopend (Centrum Seksueel Geweld, 2018). Uit cijfers van het Centrum Seksueel Geweld blijkt dat 97% van de meldingen worden gemaakt door vrouwen, dat de leeftijd van de slachtoffers voor 26% tussen de 19 en 23 jaar ligt en dat het slachtoffer in 44% van de gevallen onder invloed van drugs of alcohol was (Rapport Recent Seksueel Geweld, 2016). Gezien de leeftijd en het gebruik van alcohol of drugs lijken deze cijfers er op te wijzen dat een redelijk groot deel van het seksueel

grensoverschrijdend gedrag zich voordoet in het Amsterdamse uitgaansleven. Onderzoek bevestigt dat alcohol een belangrijke rol speelt in het plegen en meemaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag in uitgaansgelegenheden (Abbey, 2002; Parks & Steward, 2004). Het alcoholgebruik beïnvloedt bijvoorbeeld hoe het slachtoffer de situatie achteraf beschouwt. Vrouwelijke slachtoffers voelen zich vaker verantwoordelijk voor de gebeurtenis als zij alcohol hebben genuttigd, omdat ze hierdoor minder invloed op de situatie hadden (Abbey, 2002).

Deze feiten laten zien dat seksueel grensoverschrijdend gedrag problematische situaties kan veroorzaken binnen het Amsterdamse uitgaansleven. Seksueel grensoverschrijdend gedrag kan zelfs zo ver gaan dat er sprake is van een misdrijf, bijvoorbeeld bij aanranding of verkrachting (Centrum Seksueel Geweld, 2013). Maar ook wanneer het niet zo ver gaat kunnen er psychische gevolgen zijn voor de persoon wiens grens overschreden is (Abbey, 2002). Om zo’n overschrijding te voorkomen moeten seksuele grenzen aangegeven worden.

(5)

5

Hier zal in deze scriptie op in worden gegaan door de onderzoeksvraag te beantwoorden: Hoe communiceren vrouwen tussen de 18 en 24 jaar seksuele grenzen in het Amsterdamse uitgaansleven? Om deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zal besproken worden waarom de club een plek is waar mensen elkaar versieren. Hoe respondenten hun eigen grens zien. Hoe, wanneer en door wie er grenzen worden aangegeven en welke factoren hier invloed op hebben.

(6)

6

Theoretisch kader

2.1 Consent en symbolisch geweld

2.1.1 Hoe werkt consent?

In literatuur over seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt vaak gesproken over ‘consent’. Het idee van consent, de instemming van beide partijen, is een belangrijk maar verwarrend begrip als het gaat om seksueel grensoverschrijdend gedrag (Crowling & Reynolds, 2016). Wanneer toenadering wordt geïnterpreteerd als seksueel maar over de grens van de ander heen gaat is dit seksueel grensoverschrijdend gedrag (de Haas, 2012, p.136). Deze grens verschilt per persoon, per context - ben je thuis of in het openbaar - en per gezelschap. Daarbij kan een seksuele grens zowel fysiek als psychisch zijn (Seksualiteit.nl). Wanneer iemand aangeraakt wordt op plekken waar die persoon dat niet wil, kan dit fysiek over de seksuele grens van die persoon gaan terwijl dit mentaal kan gebeuren wanneer iemand bijvoorbeeld hoer of slet genoemd wordt.

Wanneer er wel en wanneer niet sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag en consent is ingewikkeld: de ene partij kan fysieke, non-verbale bewegingen zien als instemming voor seksueel gedrag terwijl de andere partij zich onbewust is van deze interpretatie (Winslett, Gross, 2008, p.543-545). Ook kan er verwarring ontstaan over op welk punt in een interactie er instemming gegeven zou moeten worden. Is dit tijdens het flirten of vlak voordat de kleren uit gaan? Daarbij is de manier waarop consent gegeven zou moeten worden lastig. Seks gaat voor een groot deel om de fysieke interactie, dus het letterlijk nee zeggen kan ongemakkelijk voelen (Kitzinger & Firth, 1999, p.295-299). Vaak gebeurt het niet geven van instemming subtieler (Ibid.), bijvoorbeeld door fysieke gedragingen zoals het weg duwen van iemands hand. Interpretatie van gedrag van de ander speelt een grote rol in consent (Winslett, Gross, 2008, p.543-545), met name wanneer iemand geen response geeft is het lastiger. Dat kan zowel geïnterpreteerd worden als instemming als afwijzing (Ibid.).

In dit onderzoek zal worden gekeken naar hoe grenzen worden gecommuniceerd in het uitgaansleven, dit is dan nog in de interactie van flirten. Er zal enkel gekeken worden naar heteroseksuele interacties. Tijdens flirten wordt er interesse of desinteresse getoond in de ander op basis waarvan de interactie zich voortzet of niet. Beiden kunnen zowel verbaal als non-verbaal gecommuniceerd worden of door een combinatie van beiden (Winslett, Gross, 2008, p.543-544).

Uit kwalitatief onderzoek blijkt dat wanneer er fysiek contact plaatsvindt binnen de interactie het voor mannen moeilijker is om in te schatten wanneer een vrouw haar grens aangeeft (Winslett, Gross, 2008, p.544-545). Zowel verbale als non-verbale communicatie kan als dubbelzinnig worden opgevat door de man. Wanneer hij niet zeker weet of de vrouw haar grens aan geeft wordt er vaak vanuit gegaan dat zij dit niet doet en dus opgevat als consent (Ibid.). Terwijl de meest gebruikte manier om grenzen

(7)

7

aan te geven non-verbaal is (Ibid.; O’sullivan, Byers, 1992, p.435). Dus fysiek of indirect, bijvoorbeeld door het weg duwen van een hand of door iemand anders in het gesprek te betrekken.

Ook maakt hoge mate van alcoholgebruik onderdeel uit van het uitgaansleven. Zowel in de club als tijdens het ‘indrinken’ voorafgaande aan de club (Nabben, Korf, 2011). Alcohol kan invloed hebben op het wel of niet aangeven van grenzen, het kan er namelijk voor zorgen dat vrouwen minder goed in staat zijn hun grens aan te geven (Abbey, 2002).

Om hun grens aan te geven moeten vrouwen wel weten waar deze ligt en hoe deze gecommuniceerd moet worden (Sinclair, 2017, p.3). Weten waar de eigen grens ligt komt voort uit eigen ervaringen. Het hebben van deze kennis maakt het mogelijk die grens te communiceren, het geeft een gevoel van seksuele vrijheid. Seksuele vrijheid is weten wat die grens is en weten hoe deze gecommuniceerd moet worden (Ibid.). Hoe deze communicatie verloopt verschilt per context. Op kantoor tussen collega’s zal de grens op een andere manier gecommuniceerd worden dan in de huiskamer tussen een getrouwd stel. Niet weten hoe de grens passend gecommuniceerd moet worden kan het gevoel van seksuele vrijheid beperken.

2.1.2 Symbolisch geweld

Het communiceren van seksuele grenzen hangt samen met symbolisch geweld (Powell, 2008, p.171-173). Symbolisch geweld houdt in dat een dominante groep een ondergeschikte groep domineert zonder dat deze groep zich daar bewust van is (Bourdieu, 2001, p.59/33-42). Dit geweld is symbolisch omdat het niet via fysieke acties plaatsvindt maar indirecter, door middel van bijvoorbeeld

omgangsvormen (Bourdieu, 2001, p.1-2). Het is geweld omdat door een scheve machtsverhouding een groep, de ondergeschikte, benadeeld wordt. Dit gebeurt onbewust omdat de ongelijke

machtsverhouding als vanzelfsprekend en iets natuurlijks wordt gezien (Ibid., p.33-42). In het geval van consent geven binnen een heteroseksuele context gaat het om de man die dominant is over de vrouw. Zoals beschreven door Powell (2008, p.175) wordt erdoor respondenten aangegeven niet te weten hoe ze seks met hun vriendje moeten weigeren op het moment dat hij daar zin in heeft maar zij niet. Omdat zij in de veronderstelling zijn dat er van hen als vrouw verwacht wordt daar altijd in mee te gaan. De respondenten laten in zo’n situatie hun eigen wil ondergeschikt zijn aan die van hun vriendje. Zij zijn degene die er onbewust voor kiezen om dat te doen door hun wil, het niet willen hebben van seks, niet te communiceren en worden daarmee slachtoffer van de ongelijke machtsverhouding tussen man en vrouw, en dus van symbolisch geweld. In een club kan dit hetzelfde werken tijdens een interactie tussen man en vrouw waarbij de vrouw denkt dat van haar verwacht wordt in het flirtgedrag van de man mee te gaan.

Een ander voorbeeld van de invloed van symbolisch geweld is de invloed van Rape myths (verkrachtingsmythes) op interacties. Deze slaan onder andere op het idee dat vrouwen het fijn zouden vinden gedwongen te worden (Bohner, Eyssel, Pina, Siebler, & Viki, 2009). Wanneer een man

(8)

8

inde veronderstelling is dat deze denkbeelden kloppen en hier naar handelt kan dit problematisch zijn. Zoals wanneer een man het afwijzende gedrag van een vrouw opvat als indicatie om achter haar aan te gaan. Een vrouw zal haar seksuele grens bijzonder duidelijk moeten communiceren om deze

denkbeelden te weerleggen. Maar door de ongelijke machtsverhoudingen binnen de interactie zal het een uitdaging zijn om dat te doen en de kans dat haar seksuele grens als gevolg daarvan overschreden wordt vergroot.

2.2 Habitus en de clubs als veld

Om consent en de manier waar op grenzen worden aangegeven te begrijpen is het begrip habitus van Bourdieu (1989, p.65-66) nuttig. De habitus is de ‘feel for the game’ (Powell, 2008, p.172, Sinclair, 2017, p.2). De habitus zorgt er voor dat mensen dankzij ervaring, zonder hier constant over na te hoeven denken, op een bepaalde manier handelen in de sociale wereld en hun handelen evalueren (Bourdieu, 1989, p.65). Dit zorgt er ook voor dat zij kunnen inschatten hoe anderen zullen handelen waardoor mensen weten hoe ze ergens op moeten reageren. Het zorgt er voor dat ze de regels van het spel van interactie begrijpen (Bourdieu, 1990, p.9-12). Maar deze omgangsvormen zijn niet opgelegd, er is binnen die omgangsvormen ruimte voor agency waardoor mensen anders kunnen handelen wanneer zij dit zouden willen. Die ruimte voor agency geeft mensen de kans te reflecteren op die omgangsvormen en eventueel anders te handelen. Met als risico dat anderen niet weten hoe er op hen gereageerd moet worden (McNay, 1999; Powell, 2008, p.171-172).

Hoe vaker mensen in een situatie zijn geweest en daar in moesten handelen hoe handiger zij hier in worden. Maar deze regels verschillen per veld (Bourdieu, 1998, p.171-178).

Een veld is een terrein waar culturele normen en waarden gelden, deze kunnen dan ook per veld verschillen (Ibid.). Zo is het in het veld van onderwijs bijvoorbeeld niet gebruikelijk of geoorloofd om alcohol te nuttigen maar in het uitgaansleven wel. Deze omgangsvormen zijn volgens Bourdieu (1989, p.171-178) geconstrueerd door mensen maar worden na verloop van tijd normaal en gaan daardoor druk uitoefenen op de mensen in een veld om zich op een bepaalde manier te gedragen, ze worden geïnternaliseerd (Ibid., p.65). Zoals Sinclair (2017, p.3-4) omschrijft hoe vrouwen blootgesteld worden aan hetero normatieve normen met als gevolg het ideaal van sprookjesromantiek waar de vrouw het hoofd op hol wordt gebracht door de prins op het witte paard.

Het kan zijn dat een persoon een positie in neemt in een, voor hem of haar, tot dan toe onbekend veld. De bijbehorende habitus van dat veld is dan ook nog onbekend. Om bekend te worden met deze habitus wordt kennis uit andere velden gebruikt om zo in te schatten wat gepast gedrag is in nieuwe interacties. Door interacties aan te gaan en te zien wat als normaal wordt beschouwd en wat niet, wordt iemand bekend met de gepaste omgangsvormen in dat veld (Bourdieu, 1989, p.171-178). De invloed die de habitus van de club heeft op het wel of niet aangeven van seksuele grenzen zal uit dit onderzoek moeten blijken.

(9)

9

Het veld dat in dit onderzoek centraal staat is het Amsterdamse uitgaansleven. De gedragsnormen die gelden in het uitgaansleven verschilt van andere contexten. Dit is het gevolg van de subcultuur die zich binnen het uitgaansleven heeft gevormd. Het uitgaansleven is in Bourdieus termen een veld (Chatterton & Hollands, 2003, p.79-81) waar alledaagse normen, waarden en regels vervagen (Hubbard, 2013, p.167-168). Flirten maakt onderdeel uit van het uitgaansleven, daar binnen wordt doorgaans een actieve rol van de man en een passieve rol voor de vrouw gereproduceerd (Grazian, 2007, p.222/235).

2.3 Flirten met gender

2.3.1 Masculiene dominantie

Hoewel de conventionele genderpatronen van de dominante man tegenover de onderdanige vrouw steeds minder terug komen in de huidige Nederlandse samenleving (Emancipatiemonitor, 2016) lijken deze rollen nog wel merkbaar als het gaat om een heteroseksuele context en dus ook bij het aangeven van seksuele grenzen in de zin dat mannen het voortouw nemen in de interactie en meer aanzetten tot seksuele activiteiten dan dat vrouwen dat doen (Sanchez, Fetterolf, Rudman, 2012, p.168).

Dat traditionele genderrollen nog steeds een rol spelen in onze samenleving komt terug in het werk van Bourdieu (2001, p.63-64) die beargumenteert dat die patronen zo zijn geïnternaliseerd in het doen en laten van mensen dat zij zich hier naar blijven gedragen en machtsongelijkheid wordt

gereproduceerd. Waarbij de dominantie van de man als invloed heeft dat de vrouw constant geobjectiveerd wordt door anderen om haar heen. Hoe zij haar lichaam er uit laat zien en gebruikt wordt beoordeeld. Deze beoordeling gebeurt voornamelijk in de tegenstelling van masculiene tegenover feminiene kenmerken. Een voorbeeld van zo’n feminien kenmerk is het lief gedragen tegenover anderen (Bourdieu, 2001, p. 66). Een kenmerk dat door mannen vaak sneller geïnterpreteerd wordt als flirtgedrag en daarmee seksuele intenties, dan dat vrouwen dat zo bedoelen (Henningsen, 2004, p.482; Moore, 2002, p.101-102). En zoals Sunny Bergman (2013) in haar documentaire en bijgaand boek omschrijft hoe het voor mannen stoer is om met meerdere vrouwen naar bed te gaan maar dat seksuele handelingen voor vrouwen er voor kunnen zorgen dat zij als ‘slet’ gezien wordt. Daarnaast onderscheiden mannen zich van vrouwen door zichzelf masculiene gedragingen aan te meten (West, Zimmerman, 1987, p.135; Grazian, 2007, p.222) zoals het

(10)

10

2.3.2 De man als initiatiefnemer

Gender speelt een belangrijke rol als het gaat om het onderhandelen van seksuele grenzen

(Sanchez, Fetterolf, Rudman, 2012; Henningsen, 2004). In de sociale constructie van gender wordt er in veel culturen een hiërarchie tussen de seksen gemaakt waardoor ongelijkheid tussen seksen binnen instituties en omgangsvormen als iets natuurlijks worden gezien (Rahman, Jackson, 2010, p.4/53).

Onderzoek laat zien dat de man vaker het initiatief neemt dan de vrouw (Sanchez, Fetterolf, Rudman, 2012, p.169). Het initiatief nemen is onderdeel van een actieve rol tegenover een toegevende rol voor de vrouw (Powell, 2008, p.170/176-177; Crowling & Reynolds, 2016). De vrouw geeft aan wat zij wel en wat zij niet goedkeurt binnen de interactie en geeft daarmee dus haar seksuele grens aan. Doordat mannen het voortouw nemen geeft hen dit meer controle over de interactie (Sanchez, Fetterolf, Rudman, 2012, p.169).

Mannen geven aan vaker het initiatief te nemen om met een vrouw te flirten door bijvoorbeeld met haar te gaan dansen (Kratzer, Aubrey, 2015, p.251). Deze conventionele gender rollen blijken

dominant in het uitgaansleven, en kunnen leiden tot een zogenaamde ‘pick up myth’ (Grazian, 2007, p.226-228). Dit is het idee van mannen, mede ingegeven door populaire cultuur, dat zij in het

uitgaansleven een vrouw kunnen ontmoeten en haar kunnen overtuigen een seksuele ervaring met hem te hebben. De verwachting van het hebben van een ‘hookup’ of ‘pick up’ kan aanleiding zijn voor flirtgedrag tijdens het uit gaan in een poging die verwachting te verwezenlijken (Ibid.; Kratzer, Aubrey, 2015). Dat maakt mogelijkerwijs dat grenzen eerder overschreden worden omdat de man de interactie aan gaat met een eindpunt in gedachten. Dat iedereen die verwachting heeft is daarmee niet gezegd. Welke andere verwachtingen mensen kunnen hebben van een avond uit gaan, zoals dansen en een avond met vrienden spenderen, wordt in de literatuur niet genoemd. Hopelijk kunnen de

(11)

11

Methodologie

Met dit theoretisch kader in gedachten ben ik mijn onderzoek begonnen. Het onderzoek bestaat uit zowel interviews als observaties. Hoe dit in zijn werking is gegaan en de methodologische overwegingen die hier bij zijn gemaakt worden in dit hoofdstuk besproken.

3.1 Onderzoeksvraag

De onderzoeksvraag van dit scriptieonderzoek is:

Hoe communiceren vrouwen tussen de 18 en de 24 jaar seksuele grenzen in het Amsterdamse uitgaansleven?

Het communiceren van grenzen kan zowel verbaal als non-verbaal gaan (Winslett, Gross, 2008, p.543-544). Het gaat er om de manier waarop vrouwen laten zien aan anderen dat hun grens overschreden wordt om zo te zorgen dat die overschrijding stopt of niet plaatsvindt. Hoe deze communicatie plaats vindt hangt af van de habitus die zich bevindt in een veld (Bourdieu, 1989, p.171-178). In dit onderzoek is dat veld het Amsterdamse uitgaansleven. De grens die wordt aangegeven is de seksuele grens, deze kan zowel fysiek, door aanrakingen of mentaal of door opmerkingen worden overschreden. Er is gekeken en gevraagd naar heteroseksuele interactie omdat dit de meest voorkomende soort interactie is in het uitgaansleven.

3.2 Respondenten

De respondenten voor dit onderzoek zijn vrouwen tussen de achttien en vierentwintig jaar die gemiddeld vijf keer per maand uit gaan. Alleen vrouwen zijn geselecteerd voor dit onderzoek omdat 90% van de meldingen bij het centrum seksueel geweld gedaan wordt door vrouwen, dat suggereert dat vrouwen vaker slachtoffer zijn van seksueel grensoverschrijdend gedrag dan mannen (Centrum Seksueel Geweld, 2013). Er is een totaal van 10 vrouwen geïnterviewd waarvan de jongste respondent 20 jaar oud is en de oudste 24. Alle respondenten doen een HBO of universitaire opleiding of hebben die afgerond en een van de respondenten heeft een vaste baan. Alle respondenten zijn van Nederlandse afkomst en bij geen van hen speelde religie een rol in hun standpunten over seksuele grenzen. Allen wonen al minimaal een jaar in Amsterdam en zes respondenten wonen er al het grootste gedeelte van hun leven. Daarbij gaven alle respondenten aan dat hun vaste uitgaansplek in Amsterdam is. De meeste gaan nooit of vrijwel nooit buiten Amsterdam uit. Een overzicht van de respondenten, hun leeftijd, opleiding en aantal keren dat zij uit gaan in een maand is te vinden in bijlage twee.

(12)

12

3.3 Werving

De respondenten zijn geselecteerd op basis van de kenmerken leeftijd en frequentie van uit gaan, door middel van een convenience sample (Bryman, 2012, p.201-202). Er is gezocht naar respondenten die minimaal twee keer per maand uit gaan om er zeker van te zijn dat zij ervaren zijn met de

omgangsvormen in de Amsterdamse clubs. Voor de leeftijdscategorie is gekozen omdat het uitgaansleven vanaf 18 jaar toegankelijk is, daarbij is de kans om aangerand te worden vanaf de leeftijd van 12 tot 24 jaar vier keer zo groot (Centrum Seksueel Geweld, 2013). Er is in de eigen kennissenkring gekeken naar vrouwen die voldeden aan de selectiecriteria. Aan deze vrouwen is gevraagd of zij mee wilden werken aan dit onderzoek. Zo zijn acht respondenten geselecteerd. Deze respondenten kenden ook weer vrouwen die voldeden aan de selectie criteria. Zo zijn via snowballing (Ibid., p.202-203) de laatste twee respondenten gecontacteerd.

Nadelig aan deze manier van een steekproef nemen is dat de vrouwen in kwestie vrij veel op elkaar lijken. Zowel in de clubs waar zij het vaakste uit gaan, in drinkgedrag en in wat zij als normaal gedrag beschouwen in een club. Vooral de respondenten die elkaar onderling ook kennen kwamen op deze punten sterk overeen. Verschillende van de respondenten gaan ook zeer regelmatig met elkaar uit waardoor het verloop van de avond, onder andere de voorbereiding en het drinkgedrag sterk overeen komen. Hoewel het doel van dit onderzoek niet is om te generaliseren, daar is de steekproef niet groot genoeg voor (Bryman, 2012, p.205), is het een vrij eenzijdige groep waardoor het kan zijn dat

sommige denkbeelden en posities voor andere vrouwen die voldoen aan de criteria van respondent anders zijn dan in dit onderzoek naar voren komt. Dit kan onder andere komen door de clubs waar de respondenten heen gaan, dat geen van hen religieuze opvattingen heeft of door opleidingsniveau. Een goed voorbeeld hier van is dat geen van de respondenten aangaf moeite te hebben met het aangeven van seksuele grenzen maar gaven twee van de respondenten wel aan vrouwen tussen de 18 en 24 jaar te kennen die hier door onzekerheden wel moeite mee hebben.

3.4 Interviews

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden zijn de respondenten geïnterviewd. Iedere respondent is een keer geïnterviewd waarbij het kortste interview 32 minuten duurde en het langste interview een uur en vijf minuten. De interviews waren opgebouwd uit vragen over hoe een avond uit er bij de respondent uit ziet, waar de seksuele grens van de respondent ligt en hoe zij die grens communiceert. Daarbij is er gekeken naar of, en zo ja in hoeverre, deze grens verschilt met andere contexten dan het uitgaansleven. Door middel van vignettevragen (Bryman, 2012, p.261-263) is gekeken wanneer de respondent dingen te ver vindt gaan en dus over de grens van die respondent gaan. Daarbij is de vraag gesteld of de grens in andere contexten op dezelfde plek zou liggen. Omdat de respondenten zich zo regelmatig in het uitgaansleven bevinden wordt er vanuit gegaan dat zij zich goed in kunnen leven in de geschetste situaties. De interviews zijn semi gestructureerd. Alle respondenten hebben dezelfde

(13)

13

vragen gekregen, deze zijn te vinden in bijlage een, en op basis van hun antwoorden is er door gevraagd. Zo is geprobeerd een vloeiend gesprek op gang te krijgen waar de respondent haar zegje kon doen (Hermanowicz, 2002). Er is extra door gevraagd op punten waar de respondent zelf veel aandacht aan leek te besteden om er zo achter te komen waarom deze punten belangrijk waren voor de respondent. Voorafgaand aan het onderzoek is aan de respondenten duidelijk gemaakt dat alles wat in de interviews gezegd wordt vertrouwelijk is en enkel gebruikt zal worden voor deze scriptie en voor de privacy van de respondenten zijn alle namen veranderd.

Er waren drie interviews die een stuk korter duurden dan de rest. Bij twee van de drie kwam dit doordat de respondent al zo lang een relatie heeft dat zij heel kort of nooit als vrijgezel uit is gegaan. Hierdoor heeft zij nooit haar eigen seksuele grens ontdekt en wisten zij in sommige situaties niet met zekerheid te zeggen wanneer zij gedrag als grensoverschrijdend zouden zien. Dat het hebben van een relatie invloed heeft op het kennen van de eigen grenzen kom ik in het empirische deel op terug.

Het derde interview dat kort duurde was een geval apart. De respondent werd gedurende het interview in haar hand gebeten door de hond die in de kamer aanwezig was. Het interview is na het incident wel doorgezet. Maar het gesprek verliep niet zo soepel meer als daarvoor. Wel waren alle vragen zodanig beantwoord dat ik niet het idee had dat ik data mis liep. Ik heb overwogen haar te vragen nog een keer af te spreken maar omdat ik mij ook bewust was van haar drukke agenda en ik relatief tevreden was met de al verkregen data heb ik hier van afgezien.

Afgezien van dat incident zijn er geen obstakels geweest tijdens de interviews. Alle

respondenten leken op hun gemak en gaven uitgebreid antwoord op de vragen. Van te voren had ik de respondenten voorbereid door te vertellen dat de vragen gingen over uit gaan en interacties met jongens tijdens het uit gaan. Ik was er op voorbereid dat ik vervelende verhalen te horen zou kunnen krijgen. Dit mede door een gesprek dat ik voorafgaande aan de interviews heb gehad met een medewerkster van het Centrum Seksueel Geweld. Zij heeft mij informatiekaartjes gegeven over het centrum die ik eventueel aan respondenten zou kunnen geven mochten zij hulp willen. Dit is niet nodig geweest.

Tijdens het transcriberen van de eerste twee interviews viel mij op dat ik soms al snel door vroeg terwijl de respondent niet uitgepraat leek. Bij de daarop volgende interviews heb ik daar extra op gelet. Daarbij verliep het interviewen naarmate ik er meer had afgenomen steeds soepeler.

3.5 Observaties

De observaties waren bedoeld om te kijken naar de voorbereidingen van de respondent, interacties in de club, fysiek contact tussen respondenten en anderen in de club, eventuele grensoverschrijdingen en alcoholgebruik. Ik ben met twee respondenten voorafgaande aan het interview een avond uit geweest. Uit deze avonden bleek dat de aspecten van voorbereiding, interacties in een club en fysiek contact van respondenten onvoldoende te observeren waren. Er werd bijvoorbeeld pas in een café

(14)

14

afgesproken wat een groot deel van de voorbereiding, zoals het kleding aantrekken en make up op doen, ongezien liet. Door de drukte in een club zijn interacties heel moeilijk te observeren.

Wat wel duidelijk te observeren was, zijn het belang van alcoholconsumptie en de verwachtingen van de avond. De observaties van deze onderwerpen sluiten goed aan op wat er in interviews gezegd is. Verwachtingen kwamen naar voren in uitspraken van respondenten en gespreksonderwerpen tijdens het ‘indrinken’. Het drinken van alcohol voor het naar de club gaan is bij alle respondenten een vast onderdeel van de avond. Hoewel specifieke interacties moeilijk te observeren waren, waren de algemene omgangsvormen binnen een club, zoals het iemand een zacht duwtje in de rug geven om er langs te kunnen lopen, wel goed te observeren. Door deze avonden heb ik een beter beeld gekregen van de algemene vorm van een avond uit met de respondenten.

3.6 Analyse

Met behulp van het programma Atlas.ti zijn er codes gegeven aan stukken transcripten op basis waarvan patronen of juist tegenstrijdigheden in de antwoorden van respondenten konden worden gevonden. Eerst zijn de data open gecodeerd om een beeld te krijgen van de inhoud van de data, vervolgens is er axiaal gecodeerd om patronen binnen de data te ontdekken (Bryman, 2012, p.569; Charmaz, 2014, p.147). Als laatste is er selectief gecodeerd om zo de concepten die van belang zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag naar voren te laten komen (Bryman, 2012, p.569).

(15)

15

4. De grenzen

Om te kijken hoe vrouwen hun seksuele grenzen communiceren is het van belang te weten hoe zij hun eigen grens zien en waar deze ligt. Daarbij is het belangrijk te kijken hoe heteroseksuele interacties in de club verlopen om te zien waar er ruimte is om de grens te communiceren. Op deze punten en welke factoren hier invloed op hebben worden in dit hoofdstuk besproken.

4.1 Persoonlijke keuze met een ondergrens

Alle respondenten zien hun seksuele grens als iets heel vanzelfsprekends. Binnen

de vignettevragen wisten zij bijna allemaal duidelijk aan te geven wanneer de fysieke seksuele grens bereikt was en zij deze dus zouden communiceren. Waar die grens ligt bij de respondenten in de context van de club kwam op een aantal punten overeen.

Uit de interviews is naar voren gekomen dat de ondergrens voor alle respondenten zoenen is. Binnen de vignettevragen werd door middel van omschrijving van een interactie tussen de respondent en een denkbeeldige jongen omschreven hoe die jongen zich gedroeg in die situatie en gevraagd naar de reactie van de respondent daar op. Zoals Sophie hier omschrijft: “Als je twee mensen in een club ziet zoenen ofzo. Dan denk je niet van oh wow. Dat is iets raars.” Na zoenen ontstaat er een grijs gebied waar de grenzen van de respondenten zich bevinden. Deze ligt bij Emma bijvoorbeeld bij het met iemand mee naar huis gaan om seks te hebben:

Ja, als ik een jongen leuk vind en ik denk dit kan wat worden. dan ga ik al helemaal niet met hem naar bed of met hem mee naar huis. Want dan denk ik van nee nee nee. Dat gaan we maar niet doen. Ik ben daar gewoon niet echt van. Maar het is niet dat als anderen het willen doen dat ik denk van dat kan echt niet. Dan denk ik prima. (Emma)

Emma ziet de keuze voor haar grens als iets persoonlijks en vindt het normaal dat anderen hier een andere keuze in maken. Anders dan bij Emma is de grens van sommige respondenten nog niet bereikt, zoals bij Eline die al meerdere malen met mannen die zij die avond ontmoette mee naar huis is gegaan.

Maar toch zijn er fysieke aanrakingen die voor alle respondenten over de grens heen zouden gaan binnen de context van de club, zo zou geen van hen een jongen tijdens het zoenen met zijn hand onder haar shirt naar haar borsten laten gaan. Hier speelt de seksuele grens een rol in de zin dat zij zich

(16)

16

daar niet comfortabel bij voelen omdat een club een openbare ruimte is en de privacy grens, de kans dat het gezien en eventueel vastgelegd worden, iets waar Eline bang voor is:

Weet ik veel wat er allemaal kan gebeuren. We leven toch best wel in een tijd waar in mensen snel hun camera pakken en dingen vast leggen. En ondanks dat gewoon de situatie al niet fijn is is het natuurlijk al helemaal niet fijn als je de volgende dag op dumpert staat. (Eline)

De communicatie van de grens gebeurt op het moment dat de grens overschreden wordt. De overschrijding wordt door Eline en de rest van de respondenten als ‘niet fijn’ ervaren.

Verder verschillen de respondenten in hoeverre zij zich zouden laten aanraken tijdens het zoenen en hoe lang zij deze interactie zouden laten duren. Zo vinden drie respondenten het niet erg wanneer er een hand onder hun shirt op de rug wordt gelegd en vier van de respondenten wanneer er tijdens het zoenen een hand op hun bil wordt gelegd terwijl voor vier anderen hun grens dan is bereikt omdat zij dat als onprettig ervaren. Twee van de respondenten met een vriend wisten niet goed of zij dit zouden toelaten of niet.

Er is dus een ondergrens van zoenen waar na de seksuele grenzen van de respondenten te vinden zijn. Dit heeft voornamelijk te maken met dat een club een openbare ruimte is. In de slaapkamer zouden veel van de respondenten acties zoals een hand onder het shirt wel toelaten, zoals Eline hier antwoord op de vraag of ze haar grens zou aangeven op het moment dat de jongen met zijn hand onder haar shirt gaat: “Ja. Als ik nog in de club zou zijn zou ik wel zeggen van: we zijn nog wel even in openbare area”. Waarbij zij door gebruik van de woorden ‘nog wel even’ in de communicatie van haar grens aangeeft de mogelijkheid wel open te houden dat zij en de jongen met elkaar mee naar huis gaan, een interactie die zich buiten de club afspeelt en waar de seksuele grens anders kan zijn dan in de club.

4.2 Vriend of geen vriend

De respondenten die moeite hebben met aan te geven wanneer zij een actie grensoverschrijdend vinden waren de respondenten in een langdurige relatie. Drie van de respondenten hebben al de gehele tijd dat zij uit gaan, met een enkele uitzondering van drie maanden, een vriend. Omdat zij nooit als vrijgezel uit zijn gegaan vinden zij het lastig te zeggen wanneer zij een interactie precies

grensoverschrijdend zouden vinden en dus hun grens zouden communiceren. Het hebben van deze vriend is dan ook een indicatie voor de grens bij het ontmoeten van nieuwe mannen. Op het moment dat mannen op hen af komen in een club nemen de respondenten aan dat dit gebeurt met de intentie

(17)

17

hen te versieren, zoals Fleur aangeeft: “Ja, nou jongens zijn meer dat ze denken oké, ik wil daar wat mee. Ik wil zoenen sowieso, en misschien verder als het leuk is. Dat is hun intentie eigenlijk altijd merk ik.” Met het idee van deze intentie houden de respondenten rekening door zo snel mogelijk aan te geven dat zij een vriend hebben. Lotte noemt, net zoals een andere respondent dat zij haar grens in eerste instantie non-verbaal probeert te communiceren:

Je merkt gewoon al dat ik wat terughoudend ben tegen hem want ik wil niet de indruk geven dat wij gaan zoenen of dat er iets gaat gebeuren dus dan ben ik wel vaak een beetje afstandelijk waardoor hij waarschijnlijk wel het associeert met een vriend ofzo. (Lotte)

Maar toch is de meest gangbare manier om de grens van een relatie aan te geven verbale communicatie, die is immers het duidelijkst. Zoals Sophie hier zegt: “Ik heb wel eens dat als ik dan inderdaad met zo’n jongen in gesprek ben en ik zeg dan van he ik heb een vriend dan heb je wel vaak dat ze dan ook meteen weg zijn.” Door aan te geven dat ze een vriend hebben is het de bedoeling dat de jongen weet dat zij niet met hem zullen gaan zoenen of hun nummer aan hem zullen geven. Sophie geeft aan dat wanneer zij dit verbaal communiceert de jongens ook gelijk ‘weg zijn’. De respondenten hebben het idee dat de jongens de interactie niet meer de moeite waard vinden wanneer de

mogelijkheid tot versieren er niet meer in zit.

4.3 Beginnen met flirten

Alle respondenten zien de club als een plek waar mensen elkaar versieren. Wie hier in het initiatief neemt, hoe dit initiatief genomen wordt en welke verwachtingen daar bij komen kijken, komen in deze paragraaf aan de orde.

De vrijgezelle respondenten zien uit gaan als optie om een eventuele nieuwe partner tegen te komen maar dit mag niet zo over komen. Zoals Tessa aangeeft te proberen niet de verwachting te hebben iemand tegen te komen:

Dan word je wel wanhopig. Als je met die instelling er in gaat met het uit gaan dan gaat het ook niet gebeuren. En ik ben er ook niet heel veel mee bezig denk ik. Omdat ik richt me meer op gezellig met vrienden dansen en gek doen. (Tessa)

(18)

18

De redenering van de vrijgezelle respondenten is dat, wanneer verwacht wordt iemand tegen te komen dit niet zal gebeuren. Wanneer die verwachting er wel is zou dit wanhopig overkomen, iets dat volgens de respondenten afschrikt. Maar als gevraagd wordt naar waarom mensen uit gaan wordt door Fleur het volgende over vrouwen gezegd:

“Iedereen denkt gewoon van ik heb me hier voor klaar gemaakt voor deze avond heb ik heb me helemaal mooi gemaakt. En nu ga ik iemand versieren. Maar iemand moet wel mij versieren. Dat is een beetje de instelling voor mijn gevoel.” (Fleur)

Er wordt door de respondenten over gesproken als algemene kennis dat vrijgezelle vrouwen verwachten versierd te worden. Maar ook onder de niet vrijgezelle respondenten is de verwachting om aangesproken te worden door het andere geslacht er. Zij zien het daarbij, afgezien van 2 respondenten, als iets vanzelfsprekends dat de man op de vrouw af stapt, zoals Emma hier omschrijft:

Dat onbewust die verwachting er wel is. Ja. Ik heb het soms ook wel dat ik dan uit ga en dan heb ik ook wel zo iets van hij is leuk. Maar ik wil dat hij het gewoon doet. Of toch, blijkbaar dat ik wel wil dat het van zijn kant komt. Ja. Misschien is het ons gewoon een beetje aangeleerd. Dat jongens dat moeten doen. Daar denk je dan niet altijd bij na. (Emma)

Emma laat in dit citaat zien hoe geconstrueerde genderpatronen die zich bevinden in de habitus zijn geïnternaliseerd in de manier waarop heteroseksuele interactie in clubs volgens de respondenten verloopt, namelijk door het initiatief nemen over te laten aan de man. Bij de vraag waarom de respondenten geen initiatief tonen was het veelvuldige antwoord dat zij een jongen vaak niet aan durven te spreken omdat zij dan bang zijn dat hij misschien niet geïnteresseerd is. Wanneer een man op een vrouw af stapt is voor haar dus duidelijk dat hij geïnteresseerd is. En naar het idee van de respondenten dus ook wat zijn intentie van de interactie is, zoals Emma zegt:

Want dan krijg je bevestiging van hem van oke misschien vind hij mij ook leuk. Maar hij moet weer niet te veel initiatief nemen. Gewoon ik vind het leuk om met je te praten. Maar dan zo zodat ik ook iets kan doen weet je wel. Dat het niet zo is. Dat hij niet helemaal all over me is. Dat daar een beetje een balans in is. Maar dat is ook weer persoonlijke voorkeur. Maar ik vind het wel fijn als een jongen naar mij toe komt denk ik. (Emma)

(19)

19

Er moet binnen de interactie voor de vrouw wel ruimte zijn om haar interesse te tonen. En dus consent te geven. Het is een spel van vraag en antwoord, waar de man de vragen moet stellen. Daarbij is de manier waarop de vrouw antwoord vrij subtiel, dit gebeurt vaak non-verbaal of fysiek. Zo kan oogcontact al als indicator voor interesse worden opgevat, zoals Olivia hier omschrijft:

Ik zoek zelf geen oogcontact met iemand. En als iemand oogcontact met mij maakt dan doe ik even glimlachen van hallo, en dan weer door. En eerst keek ik dan wel van hee kom maar en dat soort dingen. Tuurlijk maakt dat verschil. Jongens vangen die signalen echt duidelijk

op. (Olivia)

Door het maken van oogcontact kan de vrouw dus een indicatie geven aan de man dat ze geïnteresseerd is in hem. Olivia maakt nu bewust geen oogcontact meer met mensen in de club omdat zij een vriend heeft en zij liever niet aangesproken wil worden. Ze probeert deze grens te

communiceren door geen oogcontact te maken. Dit soort kleine non-verbale tekens zijn dus cruciaal voor het goed verlopen van de interactie. Vrouwen geven subtielere signalen dan mannen, dit kan worden gekoppeld aan feminiene gedragingen. Emma omschrijft als volgt wat zij ziet als haar vriendinnen aan het flirten zijn:

Meestal wel dan beginnen ze gewoon te praten en veel lachen. Veel aanraken dus. En ineens zoenen ze. Iedereen is aan het lachen en doet leuk. Van alles gaat goed. (Emma)

Er wordt van vrouwen verwacht dat ze vriendelijk zijn, attent en lief lachen (Bourdieu, 2001, p.66). Dit is precies wat Emma omschrijft als zij het heeft over hoe vriendinnen met mannen flirten en hoe de rest van de respondenten zegt zelf over te willen komen. Zij laten daarmee hun symbolische afhankelijkheid zien. Zij proberen door het tonen van feminiene trekjes leuk gevonden te worden door mannen (Ibid.).

Toch zijn er een aantal respondenten die over deze genderpatronen nadenken en ook wel eens zelf het initiatief nemen om op een man af te stappen, iets dat de meeste respondenten niet doen. Fleur is een van de drie respondenten die dat wel doet. Met als verschil dat zij het niet doet met de intentie de jongens te versieren, zij heeft namelijk een relatie. Hier legt zij uit hoe ze het aanspreken van een jongen aanpakt:

(20)

20

Dan ga ik er heen. (…) Vaak doe ik ze na met dansen. En op het moment dat ze iets gaan zeggen tegen me. Ga ik er op in. Dan ga ik wel met ze praten maar dus ook dansen. Ik laat dan wel echt merken dat ik daar ben om te dansen. Dus niet te veel flirten zeg maar. (…) Ik probeer wel gewoon gesprekken met ze te hebben. En op het moment dat ik merk dat ze te dichtbij komen in de zin van ik ga je nu zoenen dan draai ik weg en dan doe ik alsof ik iets anders ga doen. Maar ik zeg dan eigenlijk niet van ik heb een vriend. Dat is echt m’n allerlaatste redmiddel. (Fleur)

Wat opvallend is, is dat Fleur er van uit gaat dat de jongens waar zij op af stapt zullen verwachten dat zij dit doet met seksuele intenties. Daarom gaat zij zo snel mogelijk non-verbaal haar grens communiceren en als dat echt niet genoeg is zal ze dit verbaal doen. Daarbij is zij zich er bewust van dat zij zich niet conformeert aan de heersende omgangsvormen en heeft zij het idee dat de mannen daar een mening over zullen hebben. Zo zegt ze: “Jongens hebben dat op een gegeven moment ook wel door in een club. Van die stapt op mensen af ofzo dus met die is iets mis. Die wil geen relatie”. Er is dus een grote mate van reflexiviteit. Zij heeft niet alleen door wat er gebeurt maar gaat er tegen in. Dat niet bij iedereen reflexiviteit zo’n grote invloed heeft blijkt uit dat het voor mannen verrast kunnen reageren dat een vrouw op hen af stapt, zoals Iris heeft meegemaakt:

Ik kan me herinneren dat ik wel een keer op een jongen ben afgestapt die toen zei ik vind het zo stoer dat jij dit gewoon durft. En ik had zo iets van ehh, want dat werd haast een ding. Dat ik dan op hem af ben gaan stappen. Terwijl als een jongen het doet is het heel normaal. Wordt het gewoon gezien van oké een jongen stapt gewoon op me af en no big deal. En als een meisje dat doet wordt daar wel naar gekeken van wow. (Iris)

Er ontstaat dus verwarring over de interactie wanneer een meisje een jongen aanspreekt. Er moet dan ter plekke uitgezocht worden hoe de interactie voortgezet wordt. De gangbare

genderpatronen liggen even in de war en men moet door improvisatie uitzoeken hoe daar mee omgegaan moet worden.

(21)

21

4.4 Verwachtingen

Binnen de interactie van het versieren geven de respondenten aan een aantal verwachtingen te hebben van het andere gender, namelijk dat wanneer zij zich feminien gedragen en kleden zij aandacht zullen krijgen van mannen. Daarbij verwachten de respondenten dat deze aandacht seksueel is want wanneer een man op hen af stapt nemen zij aan dat hij dit met de intentie doet om te flirten. Ook verwachten zij van die man dat als ze geen grenzen aangeven binnen de interactie de man zo ver mogelijk door zal willen gaan. In deze paragraaf zullen deze verwachtingen van de respondenten verder uiteengezet worden.

In de vorige paragraaf is genoemd hoe vrouwen op een feminiene manier flirten met mannen. Daarnaast accentueren de respondenten hun feminiene kenmerken wanneer zij uit gaan door andere kleding en andere make up op dan in het dagelijks leven. De kleding is bloter en uitbundiger en er wordt meer make-up gedragen dan overdag op werk of studie. Zij zijn zich er van bewust dat dit invloed heeft op de mate van aandacht die zij krijgen van het andere geslacht, zoals Olivia hier beschrijft:

Je wilt er een beetje leuk uit zien. Omdat je wel leuk gevonden wil worden. of je nou een relatie hebt of niet. Het is altijd leuk een beetje aandacht krijgen ofzo. (…) En bij het uit gaan heb ik dat wel. Als ik merk dat je dan niet echt veel aandacht krijgt op een avond dan denk je toch wel: waarom? Ofzo. Ik merk dat ik daar toch wel mee bezig ben. Ondanks dat ik een relatie heb. (Olivia)

Net als Olivia geven andere respondenten aan de aandacht van mannen fijn te vinden, zij zien dit als een goedkeuring van hun feminiene kenmerken. Maar niet alle aandacht valt bij de

respondenten in goede aard, zoals Tessa hier laat zien:

Ja sommige jongens zijn daar ook maar voor een ding. En wie er dan het blootst gekleed is daar gaan ze dan op af. (…) Maar ja dat zijn dan toch rare types dus dat hoef je dan ook niet weet je. (Tessa)

De respondenten hebben het idee dat wanneer een vrouw te bloot gekleed is mannen zullen denken dat haar grens ver ligt en haar om die reden aan zullen spreken. Dit wordt hem niet in dank afgenomen. Dat mannen vrouwen objectiveren (Bourdieu, 2001, p.66), dat hun uiterlijk de reden is dat zij een interactie beginnen mag dus voor vrouwen niet zo over komen. Echter, wanneer er

(22)

22

complimentjes gemaakt worden over het uiterlijk en daarmee interesse in hen wordt getoond, wordt dit door de respondenten wel gewaardeerd. Zo beschrijft Olivia hoe een compliment kan leiden tot

verdere interactie:

Ik heb wel eens gehad dat ik iemand helemaal niet kende en dat iemand mij bijvoorbeeld naar zich toe trok of ging aanspreken van he ik ben die gene en meestal begint dat dan met een compliment. Van je ziet er echt goed uit. Of je kan echt goed dansen. Dat heb ik ook wel gehoord. En dan zeg je dank je. En dan ga je praten. (Olivia)

De respondenten vatten algemene complimentjes over uiterlijk of manier van bewegen op als positieve interesse en staan dan open voor verdere interactie. Maar als mannen volgens de

respondenten te enthousiast overkomen wordt de interesse van de man als niet serieus opgevat met desinteresse van de respondenten tot gevolg.

Wanneer de respondenten in gaan op een interactie met een man houden zij in hun achterhoofd dat zij de partij zijn die hun grens aan moet geven. Die verwachting spreekt Femke hier uit:

Omdat mannen eigenlijk altijd wel willen. En, een vrouw is meer een soort van.. ja hoe zeg je dat. Het laatste zeg maar antwoord maar een man zegt sowieso ja. En als jij ja zegt dan gebeurt het maar als je nee zegt dan gebeurt het sowieso niet voor hen. (Femke)

Onder de respondenten speelt de verwachting dat mannen een hogere seksuele motivatie hebben dan vrouwen en er ook meer aan zullen doen om tot die seksuele bevrediging te komen (Baumeister, Catanese, Vohs, 2001; Sinclair, 2017). Zoals Fleur zegt: “Ik denk, jongens willen. Jongens hebben dat doel voor ogen. En die gaan perse daar voor.” De respondenten hebben het idee dat, omdat mannen ‘perse daar voor gaan’ zij de controle over de situatie kwijt raken. Vrouwen hebben in die situatie een groot gevoel voor agency en nemen de controle over door hun grens aan te geven.

Voor de respondenten gaan initiatief nemen en een grens aangeven niet samen. Wanneer de vrouw het initiatief neemt ontstaat er verwarring over haar verwachting van de situatie. De vraag ontstaat dan of die hetzelfde is als de verwachting van de man, alsof er na initiatief nemen geen grens meer aangegeven kan worden en daarmee niet meer gezocht zal worden naar consent. Met als gevolg dat seksuele grenzen sneller worden overschreden. Respondenten denken dan ook dat wanneer zij

(23)

23

zoenen met een man, hij de verwachting heeft dat er meer zal gaan gebeuren. Het zou dus verwarring scheppen wanneer de vrouw het initiatief neemt en vervolgens op een punt stopt wanneer haar grens bereikt is.

De verwachting dat een man het initiatief neemt en dat hij dat ook doet schept voor de

respondenten duidelijkheid over hoe de interactie zal verlopen. Ze hebben het idee dat zij in de positie worden geplaatst om hun grens te communiceren en voelen de agency om dat te doen, hierdoor zal de interactie soepel verlopen. Genderpatronen zijn dus gekoppeld aan een initiatief nemende rol voor de man en een grens aangevende rol voor de vrouw (Sanchez, Fetterolf, Rudman, 2012, p.169), dit geeft de interactie houvast.

5. Grenzen Communiceren

Clubs worden door respondenten gezien als plek waar mensen elkaar ontmoeten en proberen te versieren en daarmee waar grenzen aangegeven moeten worden. De omgeving van de club heeft invloed op hoe deze interactie verloopt en daarmee op de manier waarop grenzen gecommuniceerd kunnen worden. Hoe deze invloed er uit ziet en de manier waar op grenzen door de respondenten gecommuniceerd worden wordt in dit hoofdstuk besproken.

5.1 De Tactieken

De manier waarop respondenten hun grenzen communiceren komt grotendeels overeen. Er werden door een groot aantal respondenten tactieken genoemd die zij gebruiken om interacties te stoppen en daarmee hun seksuele grens aan te geven. Alle respondenten noemden dat als je vrijgezel bent zoenen heel normaal is, maar vanaf dat punt is er een grijs gebied waar uitgezocht moet worden wat wel en wat niet goed gevonden wordt omdat binnen dat gebied overal de grens kan liggen. Dit moet stapje voor stapje gebeuren omdat de seksuele grens per persoon verschillend is. De

respondenten verwachten dat de man het initiatief neemt om de interactie te starten en vervolgens binnen de interactie initiatief blijft tonen om uit te zoeken hoe ver hij kan gaan. De ervaring van de respondenten is dat wanneer er een grens aangegeven wordt, dat deze wordt geaccepteerd.

In beginnende interacties wordt volgens de respondenten door zowel verbale als non-verbale communicatie aangevoeld of de volgende stap, zoenen, gezet kan worden. Zoals Olivia hier omschrijft dat er voor haar ruimte is om tekenen van consent te geven:

(24)

24

Maar het is ook wel gewoon vaak zo dat ze gewoon bij het praten blijven. En dat ik wel zelf ook een beetje kan aangeven dat ik ze wel leuk vind ofzo. Het is niet dat ze me altijd proberen te zoenen en dat ik pas op dat moment een soort van kan zeggen van oh ik wil dit zelf niet en dat dit dan als een soort ongemakkelijke situatie wordt. Het is altijd wel gewoon vloeiend. Je voelt mekaar wel aan ofzo (Olivia)

Wanneer Olivia niet aangeeft dat zij de jongen wel leuk vindt en daarmee geen consent geeft blijft het bij praten en heeft zij dus haar grens aangegeven. Maar op het moment dat zij wel laat merken dat ze interesse heeft kan de interactie verder gaan.

Vanaf het punt van zoenen wordt consent ingewikkelder. En zal het aangeven van grenzen op een fysieke manier gebeuren. Want met elkaar zoenen betekent ook elkaar aanraken, wat met zich mee brengt dat er sneller over een grens heen kan worden gegaan dan in een gesprek. Binnen de interactie van zoenen moet ook consent gegeven worden over hoe ver het elkaar aanraken mag gaan. De

respondenten hebben allemaal het gevoel dat dit aangeven wederom hun taak is om te doen. De manier waarop consent gegeven wordt binnen de interactie van het zoenen is het niet stoppen van de

interactie.

Wanneer aanrakingen wel over de grens van de respondent gaan wordt in eerste instantie de grens non-verbaal gecommuniceerd, door bijvoorbeeld een hand te verplaatsen. Maar het zoenen, de volledige interactie, zelf wordt niet gestopt. Emma geeft hier aan dat een hand weg duwen een duidelijke communicatie is van haar grens:

Heb ik eigenlijk nog nooit meegemaakt. Dat ze niet stopten. (…) Ja. Meestal duw ik het gewoon weg maar als ze door zouden blijven gaan zou ik ze denk ik het stoppen. (Emma)

Het verplaatsen van een hand is dus duidelijk genoeg en de grens wordt ook dusdanig

geaccepteerd dat er niet nog een keer over heen wordt gegaan. In eerste instantie wordt een grens door alle respondenten non-verbaal aangegeven, en dit is meestal ook voldoende. Wanneer dit niet

voldoende is of er met een te grote stap over de grens wordt gegaan wordt, wordt dat door de respondenten verbaal gecommuniceerd. Zoals Olivia hier antwoord op de vraag wat zij zou doen wanneer haar grens op een non-verbale manier aangeven niet werkt: “Dan denk ik: in dit soort dingen heb ik geen zin. Dan zitten we blijkbaar toch niet op hetzelfde level hier. (…) Dan zou ik gewoon zeggen dit wil ik niet.”

En toch werd het verbaal aangeven van grenzen door de respondenten niet perse als de meest duidelijke manier van grenzen communiceren gezien. Zo hadden zij nog een aantal non-verbale manieren om dit te doen, namelijk door weg te lopen of de hulp van vriendinnen in te roepen. Zoals Eline en Tessa in onderstaande citaten schetsen:

(25)

25

Als een van mijn vriendinnen met een jongen staat en ze heeft eigenlijk zo iets van nou liever niet. Dan kan je met een blik meestal elkaar ook wel zo zeggen van help weet je wel. En dan. Of dan zijn we zo van oh he ik moet echt even plassen, jij ook? En dan is het van ja is goed, oke. (Eline)

Maar ik zou gewoon weg lopen. Je ziet die mensen toch niet meer dus het boeit niet veel. Ik ga ook niet vragen van wat doe je? Want dan krijg je toch alleen maar domme antwoorden. Dan wordt het alleen maar awkward als je daar zo gaat staan. (Tessa)

Het citaat van Eline laat zien dat de hulp inroepen van vriendinnen een breder bekende manier is om grenzen te communiceren. Meerdere respondenten noemden dit als tactiek en de communicatie tussen die vriendinnen bleek altijd soepel te verlopen, terwijl zelfs dat vaak non-verbaal gebeurt.

Bij alle respondenten gaat het aangeven van grenzen hen heel natuurlijk af, zij weten goed aan te geven hoe en wanneer dit moet gebeuren. Er lijkt dus een groot gevoel van seksuele vrijheid te zijn, waar binnen interacties naar gehandeld wordt (Sinclair, 2017, pp.3).

5.2 Struikelblokken

Voor alle respondenten in dit onderzoek is het aangeven van seksuele grenzen een tweede natuur geworden. Door zich vaak in clubs te bevinden hebben ze een sterke ‘feel for the game’ ontwikkeld (Powell, 2008, p.172, Sinclair, 2017, p.2). Maar uit hun omschrijving van andere vrouwen in dezelfde leeftijdscategorie blijkt dit niet voor iedereen te gelden, zo zijn onzekerheid en weinig ervaring met het aangeven van seksuele grenzen struikelbrokken in de communicatie van deze grenzen.

Alle respondenten in dit onderzoek zijn 20 jaar of ouder. Zij gaan allemaal al minimaal twee jaar uit in Amsterdam. Daardoor hebben zij allemaal de kunst van het grens aangeven goed onder de knie, dit vergt echter ervaring. Toen de respondenten begonnen met uit gaan waren zij hier nog niet zo bedreven in. Dit geldt ook voor de respondenten die lang een vriend hebben gehad en nog nooit single uit gegaan zijn en dus nooit op een andere manier hun grens hadden aangegeven dan door te zeggen dat ze een vriend hebben. Zo omschrijft Eline hier de onhandigheid in het aangeven van seksuele grenzen van een recentelijk vrijgezel geworden vriendin van haar:

Ze is echt super brutaal. Maar ik weet gewoon dat als er iemand op haar af stapt dan weet ze gewoon niet hoe ze iemand moet afpoeieren. Ze zei gewoon: ik weet niet wat ik moet doen. Wat je moet doen? Je moet gewoon nee zeggen als je nee wilt. (…) En je leert wel gewoon. Ik ben nu twee jaar single en je leert gewoon echt hoe je daar gewoon mee om moet gaan. Hoe je ze moet afpoeieren wat je moet zeggen. (Eline)

(26)

26

Wat Eline hier zegt is representatief voor vrouwen die niet weten hoe zij hun grens aan moeten geven, dit heeft tijd nodig. De respondenten omschrijven dat zij, door vaker seksuele interacties met mannen aan te gaan, hun eigen grens leren kennen en beter leren aangeven. Zij leren de eigen grens beter kennen door te ervaren wanneer er over heen gegaan wordt. De subtiele manieren om die grensoverschrijding vervolgens te stoppen of te voorkomen leren zij onder andere door het er met vriendinnen over te hebben. Zoals Eline beschrijft aan haar vriendin te vertellen dat als ze iets echt niet wil ze letterlijk nee moet zeggen. Het heeft tijd nodig om deze gedragingen, en daarmee de habitus die in de club heerst eigen te maken.

Naast tijd en bekendheid met de omgangsvormen rondom consent en grenzen aangeven is zelfverzekerdheid een factor. Zo noemde Olivia dat zij vrouwen kent die hun grens niet durven aan te geven waardoor die overschreden wordt:

Gewoon hele onzekere meisjes. Die geen nee tegen jongens durven te zeggen. En ik heb soms het idee dat jongens dat dan stiekem wel weten. Dat zo’n meisje dan eigenlijk niet durft of niet wil maar dan eigenlijk geen nee durft te zeggen maar dan toch omdat dat meisjes eigenlijk letterlijk wel ja zegt het dan toch maar doen ofzo. (Olivia)

Naast de invloed van onzekerheid op het aangeven van de grens komt hier naar voren dat mannen toch wel ‘zo ver mogelijk willen gaan’. Zelfs als zij door hebben dat een vrouw eigenlijk niet wil maar zij dit niet duidelijk communiceert zouden mannen door gaan om te krijgen wat ze willen.

Het nadeel aan het niet weten hoe je je grens moet communiceren is dat geen communicatie kan worden opgevat als consent (Winslett, Gross, 2008, p.544-545). Waardoor de interactie verder vordert waarbij het kan zijn dat die alleen maar verder over de grens heen gaat. Het is dus belangrijk om te weten hoe een grens moet worden aangegeven om seksueel grensoverschrijdend gedrag te voorkomen.

5.3 Omgevingsfactoren

Dat een club volgens de respondenten dé plek is om een nieuwe eventuele partner te ontmoeten is, komt voort uit de vorming van de club door de habitus. Die de omgangsvormen die als normaal worden gezien binnen een club vormgegeven heeft. Wat de aspecten zijn van een club die er voor zorgen dat deze plek gecreëerd wordt komen in deze paragraaf naar voren.

Veel respondenten gaan naar dezelfde Amsterdamse clubs, dit komt er mede doordat een aantal respondenten elkaar kent. Deze soort club heeft bepaalde kenmerken. Er worden voornamelijk ‘hitjes’ gedraaid en zo af en toe R&B muziek waar goed op gedanst kan worden. Het drugsgebruik in deze clubs is vrijwel nihil, geen van de respondenten gebruikt drugs tijdens het wekelijks uit gaan. Dit

(27)

27

is, als respondenten al drugs gebruiken, gereserveerd voor grotere en minder frequente feesten waar ‘drum and base’ en ‘techno’ muziek gedraaid wordt. Een andere reden om naar deze clubs te gaan is de sfeer die er hangt en het publiek dat daardoor aangetrokken wordt. Die bij andere clubs verschilt. Dit wordt als volgt omschreven:

Ja in het dagelijkse leven weet je natuurlijk niet echt wat voor vlees je in de kuip hebt. En dat weet je in de club natuurlijk ook niet maar er komen wel altijd een bepaald soort mensen naar een feestje of naar een club dat een beetje hetzelfde, ja soortgelijke mensen komen. (Sophie)

Het is voor de respondenten belangrijk dat zij zich op hun gemak voelen in de club waar zij heen gaan, hier spelen de mensen die er komen een rol in. Als een respondent zich op haar gemak voelt in een club gaat zij hier vaker heen. De respondenten zullen dus clubs uitzoeken waar gelijkgestemde mensen komen waardoor zij zich op hun gemak voelen.

De respondenten noemden meerdere aspecten aan de omgeving van een club die het zo aantrekkelijk maken daar een nieuw iemand te ontmoeten. Deze aspecten zijn: de drukte in de ruimte, de muziek, dansen en het gebruik van alcohol. Wat het allemaal makkelijker maakt om contact te leggen, de respondenten zijn zich hier bewust van zoals Olivia laat zien in haar omschrijving:

Omdat je allemaal dicht bij elkaar bent. (…) [dus] Je hoeft niet van een afstand op iemand af te komen. Ik denk dat dat al een hele stap is in het echte leven. Daarnaast is het harde muziek en iedereen danst. Dus het is niet zo’n stille ruimte dat je opeens iets hoeft te zeggen. En je hebt drank op dus dan durf je meer. (Olivia)

Door de drukte in de ruimte is de eerste stap om me iemand contact te leggen al verkleind waardoor eerder fysiek contact gemaakt wordt. Je raakt mekaar af en toe al per ongeluk aan en staat dicht op elkaar te dansen. Dansen is daar bij de hoofdactiviteit in clubs, het is dan ook een manier om in contact te komen met iemand. Door naast of met iemand te gaan dansen. Naast bewustzijn van de aspecten maken de respondenten hier ook gebruik van. Zoals Emma: “af en toe zie ik iemand dansen en dan ga ik gek mee dansen bijvoorbeeld en dan maak je sneller een praatje.” Non-verbaal aandacht trekken wordt hier door Emma gebruikt als middel om interesse te tonen met als doel om verbaal contact te maken. Dit voorbeeld laat wederom zien dat vrouwen tekens geven van interesse maar het verbaal contact maken over laten aan de man.

Door de hard gedraaide muziek zijn mensen genoodzaakt dichter bij elkaar te staan en elkaar vaak al aan te raken om verbaal te kunnen communiceren. Er moet vaak letterlijk in iemands oor iets gezegd worden om elkaar te kunnen verstaan. Als gevolg hiervan raken mensen elkaar sneller aan, een hand op de schouder of een arm om de middel om makkelijker iets in iemands oor te zeggen zijn zeker

(28)

28

niet ongebruikelijk. Meer lichamelijk contact dan in het dagelijks leven wordt in de club als normale omgangsvorm beschouwd en door de respondenten niet gerelateerd aan seksuele grenzen.

Daarnaast wordt genoemd dat men met drank op meer durft. Dit maakt de snelle intimiteit van de interactie minder ongemakkelijk. De rol van alcohol wordt door alle respondenten genoemd als een middel waardoor mensen losser, uitbundiger worden en elkaar sneller aanspreken, zoals Julia

beschrijft:

Omdat mensen natuurlijk ook wat drinken. Ja dat denk ik zeker. Omdat je meestal blij bent. Je bent lekker uit met elkaar en anderen zijn ook blij en lekker bezig. En ja dus door de alcohol toch ook wel dat je losser wordt. En makkelijker iemand aanspreekt. Dat merk ik bij mezelf ook wel. (Julia)

Alcohol speelt een grote rol in het uitgaansleven, zo wordt aangegeven altijd alcohol te hebben geconsumeerd wanneer de respondenten uit gaan. Er staat eigenlijk altijd wel een rij voor de bar en minimaal twee mensen achter de bar om iedereen zo snel mogelijk te kunnen helpen (Observatie 1). Zowel voor het naar de club gaan als in de club wordt veel alcohol geconsumeerd. Het drinken van alcohol voordat iemand naar de club gaat wordt gezien als onderdeel van de avond, het ‘indrinken’. Het grote alcoholgebruik wordt als normaal en onderdeel van de avond gezien. Meerdere respondenten noemden ook dronken worden als verwachting van de avond.

Door het gebruik van alcohol wordt volgens de onderzochte vrouwen het aangeven van seksuele grenzen makkelijker zoals Sophie hier onder omschrijft.

Ik denk dat het er sneller uit zou komen op het moment dat ik meer drankjes op heb. Ik denk dat als ik minder heb gedronken en het gebeurt dat ik dan iets meer met m’n mond vol tanden sta en als ik wat meer heb gedronken dat ik dan gewoon denk van ja, dat slaat nergens op. (Sophie)

Remmingen in gedragingen worden minder wanneer iemand alcohol op heeft (Abbey, 2002). Maar, zo geven de respondenten aan, maakt dit het juist makkelijker om hun grens aan te geven. Onder andere omdat zij minder rekening houden met de gevoelens van de ander. Ze zijn meer op zichzelf gefocust en komen daardoor makkelijker voor zichzelf op.

In de club zijn dus factoren die er voor zorgen dat er een structuur is ontstaan waar mensen naar handelen. Deze structuur is gevormd door de habitus. De structuur helpt mensen op een bepaalde manier te handelen binnen het veld van de club. Door de respondenten wordt deze structuur als heel normaal gezien en zij lijken goed te weten hoe ze er mee om moeten gaan. Zij hebben de

(29)

29

5.4 Grensoverschrijdingen

De fysieke seksuele grens in clubs wordt volgens de respondenten op verschillende manieren overschreden. Waarbij een klap op de bil de meest voorkomende situatie is, waar geen interactie aan vooraf gaat. De respondenten geven bijna allemaal aan zo’n klap te negeren, maar de redenen zijn verschillend. Zo vertelt Julia dat zij haar desinteresse wil communiceren door de actie te negeren. Zij zegt: “Als ik niet reageer weet je, dan weten mensen ook dat ik er niks van wil.” Een ander genoemde reden om zo’n klap te negeren noemde Emma:

Ik zit soms van oke moet ik er wat aan doen? Ik voel me ergens weer heel ergens gevleid maar meer dat ik echt denk van oh ik kan hier niet eens iets aan doen. Ik kan niet naar hem toe gaan een gesprek met hem aan gaan. Dat kan wel. Of heel boos op hem worden. ik heb het gevoel dat ik echt machteloos ben in zo’n situatie. Ja. Ook al is het niet iets heel heftigs. Maar ik heb vaak het gevoel dat ik niet echt iets kan doen. (Emma)

Emma heeft het idee geen controle te hebben over de situatie, wat haar ‘heel boos’ maakt. Zij ziet haar eigen positie ten opzichte van de man zonder macht en middelen om haar grens aan te kunnen geven zij heeft en ervaart geen agency om haar grenzen te communiceren en dus is negeren een logisch gevolg van haar ‘machteloosheid’. Julia daarentegen, geeft aan de bewuste keuze te maken het te negeren, een effectieve manier om er voor te zorgen dat de persoon in kwestie niet verder gaat in zijn aanrakingen. Het gevoel van ‘machteloosheid’ dat Emma ervaart is een gevolg van het symbolisch geweld dat mannen in dit geval uitoefenen op vrouwen. De vrouw heeft door de scheve

machtsverhouding naar haar idee geen controle op de situatie en laat daardoor de communicatie van haar grens varen. De 2 respondenten die een klap op de bil niet negeren proberen te zien wie de klap gaf om deze persoon daar op aan te kunnen spreken, om zo duidelijk te maken dat zij daar niet van gediend zijn. Wat zij aangaven dat lastig is dat niet altijd goed in te schatten is wie de klap gaf, een gevolg van de drukte in de club. Waardoor het lang niet altijd mogelijk is iemand op zijn gedrag aan te spreken.

Waar er bij de grensoverschrijding van de klap op de bil soms nog de mogelijkheid is de grens aan te geven, is dit niet het geval in de hevigere gevallen van seksueel grensoverschrijdend gedrag die de respondenten hebben meegemaakt. Een aantal respondenten hadden hier duidelijke voorbeelden van. Deze hebben met elkaar gemeen dat de respondenten geen kans kregen om hun seksuele grens aan te geven. Zoals in de omschrijving die Iris hier geeft van wat haar is overkomen:

Ik was aan het dansen, een vriendin stond naast me. En toen zei hij volgens mij wat tegen me en ik hoorde het niet zo goed en toen greep hij naar m’n kruis. (...) Gewoon heel erg geshockt.

(30)

30

Wegduwen. Rokje weer naar beneden. Tegen een vriendin zeggen. Heel erg geschokt. En toen. Ja. Hij liep gewoon weer weg. (Iris)

Iris heeft op geen moment de kans gehad haar seksuele grens aan te geven en dus consent te geven over wat er op dat moment gebeurde. Door haar schrik reageert zij op een fysieke manier, de duidelijkste manier omdat verbale communicatie in de zaal waar ze zich op dat moment bevond zou inhouden dat ze dicht bij de man in de buurt zou moeten komen om zich verstaanbaar te maken. Dit zou hem de kans kunnen geven haar weer aan te raken.

De respondenten noemden allemaal dat deze incidenten uitzonderingen zijn. Er is, zo gaven de respondenten aan, normaal genoeg ruimte binnen een interactie om de seksuele grens aan te geven en deze wordt ook geaccepteerd. Er wordt ook geschrokken op dit soort incidenten gereageerd. Daarbij wordt de man in kwestie hier op aangesproken wanneer hier de kans voor is. Zoals in dit voorbeeld van Olivia:

Dat ehm een jongen mij wilde versieren. En ik was niet zo geïnteresseerd. Dus ik zei weer iets van ik ga even weg of ik ga even naar m’n vriendinnen. En toen pakte hij mij vast en zei van he probeer jij me nou. Vindt jij mij niet leuk ofzo? Allemaal van dat soort dingen. Van probeer je zomaar mij af te wijzen? Dus ik zei nou sorry ik ben gewoon niet geïnteresseerd. Toen zei ik dat maar wel letterlijk. En toen schopte hij mij. (Olivia)

In het geval van Olivia wordt het niet geaccepteerd dat zij geen interesse heeft in de jongen, waardoor haar grens al is bereikt en zij de interactie wil stoppen. De jongen accepteert haar tactiek om te proberen weg te gaan niet. Door proberen te voorkomen dat de jongen haar seksuele grens over zou gaan komt Olivia in een agressieve situatie terecht.

(31)

31

6. Conclusie en discussie

In dit onderzoek is een antwoord gezocht op de vraag hoe vrouwen tussen de 18 en 24 jaar hun seksuele grenzen communiceren in het Amsterdamse uitgaansleven. Uit voorgaande analyse is gebleken dat de seksuele grens als iets persoonlijks wordt ervaren maar dat zoenen wordt gezien als actie die bij niemand over de grens heen zal gaan. Behalve bij vrouwen in een relatie, bij deze groep ligt de grens bij praten.

De respondenten verwachten dat de man de interactie van flirten zal beginnen. Wanneer zij aangesproken worden door een man hebben zij het idee dat hij dit doet vanuit seksuele intenties en dat hij in de interactie zo ver mogelijk zal gaan, wat het van belang maakt om seksuele grenzen aan te geven. Dit gebeurt altijd eerst non-verbaal, en vaak fysiek. Pas wanneer dit niet duidelijk genoeg is gaan de respondenten over op verbale communicatie, dit geldt zowel voor de respondenten met en zonder vriend. Bij de communicatie van de seksuele grens kunnen onzekerheid en ervaring in het aangeven van seksuele grenzen de communicatie daarvan belemmeren.

De clubs als veld maken de interactie van flirten en het aangeven van grenzen makkelijker door de drukte, harde muziek, dansen en het gangbare consumptie van alcohol. In de clubs komt seksueel grensoverschrijdend gedrag voor wanneer er geen kans wordt gegeven om de seksuele grens te kunnen communiceren. Wanneer dit gebeurt is hierover verbazing onder de respondenten. Daarnaast zijn er grensoverschrijdingen die genegeerd wordt om desinteresse te communiceren of waar uit gevoel van machteloosheid communicatie achterwege worden gelaten.

Communicatie van seksuele grenzen gebeurt dus altijd eerst non-verbaal omdat letterlijk nee zeggen als ongemakkelijk of confronterend wordt ervaren (Kitzinger & Firth, 1999, p.295-299). Over het algemeen is deze non-verbale communicatie duidelijk genoeg. Maar het hebben van een vriend om daarmee de grens aan te geven, moet vrijwel altijd verbaal gecommuniceerd worden. In het

uitzonderlijke geval dat non-verbale communicatie niet genoeg is wordt overgestapt op verbale communicatie, dit wordt minder ongemakkelijk door de geconsumeerde alcohol die als invloed heeft dat de respondenten op dit punt weinig remmingen ervaren. Terwijl de algemene opvatting is dat grenzen door alcohol juist vervagen (Abbey, 2002). Daarbij geven respondenten aan dat vriendinnen elkaar in de gaten houden om een vriendin eventueel te helpen.

De respondenten geven aan goed te weten waar hun seksuele grens zich bevindt en hoe deze gecommuniceerd moet worden. Dit suggereert een groot gevoel van seksuele vrijheid (Sinclair, 2017, p.3). Door de verwachting van de respondenten dat mannen een hogere seksuele motivatie hebben dan vrouwen (Baumeister, Catanese, Vohs, 2001; Sinclair, 2017) hebben zij het idee controle te nemen over de situatie door hun seksuele grens te communiceren. Hoe meer ervaring iemand heeft in het aangeven van grenzen door zelfkennis en ervaring in het communiceren van die grenzen, hoe groter de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

PREVALENTIE VAN (KENMERKEN VAN) GD BIJ MENSEN MET ASS EN VERSCHILLEN TUSSEN BIJ DE GEBOORTE TOEGEWEZEN MANNEN EN VROUWEN Onderzoek naar kenmerken van gd bij mensen met ass

6) Het woord "bordels" zou kunnen worden vertaald met hoer. Tegelijkertijd ligt er op die term niet hetzelfde stigma als in onze samenleving en wordt iedere vrouw

Vreemd blijft het desondanks wel, dat er na al die jaren nog steeds niet één of enkele goede, voorspellende parameters zijn waaruit kan worden afgeleid wat de kans is op

Een slachtoffer kan meer- malen slachtoffer zijn geworden, van dezelfde dader of van meer daders; meer verdachten kunnen van één delict verdacht worden met één slachtoffer, waarna

Juist daarom heeft het religieuze leven vandaag heel wat te bieden: niet alleen op het vlak van religieuze werken, solidariteit en strijd voor rechtvaar- digheid, maar ook met

Theoretisch zou men kunnen eisen dat bedrijven daar nooit geheel op mogen vertrouwen, maar dit lijkt mij in zijn algemeenheid onjuist, aangezien dan enerzijds bedrijven dubbel

18 Deze speciale relatie van de secundaire partij (hier: de ouders) tegenover de primaire partij (hier: Tristan) wordt in het Nederlandse richtinggevende Struikelende

Jongere vrouwen doen in de geteste beroepen hun voordeel aan het vermelden van de lesbische seksuele geaardheid, vermoedelijk omdat werkgevers bij heteroseksuele vrouwen op die