• No results found

Van galerijflats naar grutto's? : over de ervaringen van ouderen in de buurtvernieuwing van Wheermolen-West, Purmerend

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van galerijflats naar grutto's? : over de ervaringen van ouderen in de buurtvernieuwing van Wheermolen-West, Purmerend"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelor Scriptie

Melle Simonis

11009500

Scriptieproject 2e semester Sociale Geografie en Planologie Begeleider, tweede lezer: Stefan Metaal, Nanke Verloo

Universiteit van Amsterdam 15/08/2018

mellesimonis@hotmail.com

Van Galerijflats

Naar Grutto’s?

Over de ervaringen van ouderen in

de buurtvernieuwing van

Wheermolen-West, Purmerend

(2)

Voorwoord

Perfectionisme is een vloek, dat is de conclusie die ik trek uit het schrijven van mijn bachelor scriptie. Qua tijden staat mijn slaapschema nu ongeveer gelijk aan die van iemand uit New Delhi en ergens durf ik te stellen dat er tot in de eeuwigheid gewerkt kan worden aan dit document, daarom ben ik ook blij dat de gestelde deadline van de universiteit me uit die potentiële limbo verlost.

De buurtvernieuwing van Wheermolen-West, een onderzoekonderwerp waar mijn medestudenten van moesten grijnzen, is uiteindelijk één van de meest interessante en complexe casussen geweest die ik heb mogen onderzoeken gedurende mijn bachelor. Ik wil Isabeau, een collega van mij, bedanken voor de inspiratie die tot deze scriptie heeft geleid. Ik vroeg haar in de tweede week van de oriëntatie ironisch of ze van het bestaan van een grootschalig vernieuwingsproject in de regio afwist, tot mijn verbazing zei ze ja en liet ze me de foto’s zien van de nieuwe complexen in Wheermolen-West.

Er is iets aan naoorlogse hoogbouw dat mij altijd weet te inspireren, hoe massaler hoe beter. De treinrit van Hoek van Holland – het dorp waar ik in de buurt ben opgegroeid – naar Rotterdam Centraal was dan ook voor veel mensen iets dat ze snel wilden vergeten maar voor mij stond het gelijk aan een originele Rothko. Het idee van een maakbare samenleving is spannend, doch gebrekkig. Het is onder andere de ervaring met dit idee dat ik dan ook met liefde analyseer in deze bachelor scriptie.

Ik wil alle bewoners van Wheermolen-West bedanken die soms uren (!) uit hun dag hebben vrijgemaakt voor mijn aanwezigheid. Hiernaast wil ik oud-wethouder Berent Daan, wijkmanager Edwin Färber, vastgoedontwikkelaar Pieter Buis, regisseur wonen Anita Snel (beide van Intermaris) en wethouder ruimtelijke ordening Hans Krieger bedanken voor hun kostbare tijd. Als laatste wil ik mijn familie, vrienden en mijn vriendin bedanken voor de steun die ze mij hebben gegeven tijdens deze periode.

Ik hoop dat jij als lezer even geïnspireerd raakt door mijn bevindingen als ik zelf. Ik wens je veel leesplezier!

Melle Adrianus Simonis

Amstelveen

(3)

Inhoudsopgave

Paginanummer:

1.

Introductie

4

1.1 Stedelijke vernieuwing van Purmerend 4

1.2 De ervaring van ouderen 5

1.3 Leeswijzer 6

2.

Probleemstelling

7

2.1 Centrale probleemstelling 7

2.2 Conceptueel model 8

3.

Theoretisch kader

9

3.1 Korte geschiedenis van Wheermolen-West 9

3.2 Vernieuwing door aanpassing mogelijke sociale dynamiek 10

3.3 Belang van fysieke kenmerken 11

4.

Onderzoeksontwerp

12

4.1 Methode & Analyse 12

4.2 Onderzoekslocatie 12

4.3 Populatie & Steekproef 13

4.4 Operationalisering 15

4.5 Tekortkomingen 16

4.6 Afsluiting 16

5.

Schets van de bewoners in de nieuwe wooncomplexen van de spoorzone

18

5.1 Triton 18

5.2 Juno 20

5.3 Pallas 23

6.

Ervaring van de sociale dynamiek

26

6.1 Algemene dynamiek 26

6.2 Sociale dynamiek binnen de complexen 29

6.3 Sociale dynamiek tussen de complexen 36

7.

Ervaring van de fysieke transformatie

46

8.

Conclusie

54

8.1 Aanbevelingen 60

8.2 Discussie 61

9.

Literatuurlijst

62

(4)

1. Introductie

“Wij gaan daar ook wel eens op bezoek bij zo’n 60 jarig huwelijk, dan sta je versteld dat er vaak mensen zitten die in de jaren ’60 voor hun bedrijf daar terecht gekomen zijn, ze werkten in Amsterdam maar gingen wonen in Purmerend […] als je dan binnenkomt dan lijkt het wel alsof de tijd 50 jaar stil gestaan heeft” – Hans Krieger, wethouder ruimtelijke ordening Purmerend, over de wijk Wheermolen

1.1 Stedelijke vernieuwing van Purmerend

Dit onderzoek wil begrijpen hoe processen van stedelijke vernieuwing de woonervaringen van ouderen in een vergrijsde wijk beïnvloeden. Stedelijke vernieuwing is het overkoepelende begrip van alle middelen en processen die ingezet worden bij het opknappen van wijken die als “verpauperd” bestempeld worden (PBL, 2012). Oorzaken van deze bestempeling kunnen onder andere liggen in de fysieke aftakeling van de woningvoorraad of sociale onrust op straat (PBL, 2012). Door een proces van stedelijke vernieuwing in te schakelen wordt er gepoogd deze verpaupering tegen te gaan, zo kan de woningvoorraad worden vernieuwd om fysieke verloedering tegen te gaan of kan de bewonerssamenstelling worden beïnvloed om overlast te bestrijden. In Nederland vindt er veel stedelijke vernieuwing plaats en één van de steden in Nederland waar momenteel stedelijke vernieuwingsprojecten worden uitgevoerd is Purmerend, waar de twee naoorlogse wijken Wheermolen(-West & Oost) en Overwhere onderworpen worden aan sloop- en nieuwbouwprojecten.

1.1.2 Wheermolen-West nu

In Wheermolen-West is deze vernieuwing in zijn verste stadium, waar de zes oude galerijflats in de spoorzone van de wijk reeds zijn gesloopt en in de periode van 2010 tot en met 2013 drie gloednieuwe appartementencomplexen zijn opgeleverd. De verdere vernieuwing van deze wijk bestaat uit de realisatie van vijf kleine woonblokken, een vierde complex genaamd “Apollo” en een nieuw appartementencomplex aan de Stekeldijk, ook worden de 150 eengezinswoningen in het middengebied van de wijk gesloopt en vervangen door gloednieuwe woningen. De wijk zoals deze ooit is opgeleverd is bijna onherkenbaar in het licht van de vernieuwde bebouwde omgeving: monotone grijsbruine galerijflats zijn ingewisseld voor onderscheidbare geelblauwe wooncomplexen, omringd door een kanaal.

1.1.3 De bewoners van Wheermolen-West

De eerste woningen in de wijk zijn opgeleverd in 1965, een tijd waar de woningnood hoog was en de uitbereiding van de bestaande grote steden werd ingeruild voor een beleid waar kleinstedelijke locaties (zoals Purmerend, Zoetermeer en Spijkenisse) centraal stonden (PBL, 2012). In die tijd lieten grote bedrijven als Draka & Shell woningen bouwen in Wheermolen om

(5)

hun arbeiders te huisvesten (Vroege, 2000). De wijk werden toentertijd gekenmerkt door jonge arbeidersgezinnen uit Amsterdam, die in veel gevallen de wijk nooit hebben verlaten (Vermathe et. Al, 2010). De inwoners zijn dus sterk vergrijsd geraakt gedurende de jaren, waar het aantal inwoners boven de 55 jaar in 2010 (vlak voor de oplevering van de eerste vernieuwde panden) 33% was (RM, 2011). Twee van de drie nieuw opgeleverde wooncomplexen zijn hiernaast door middel van labels volledig gericht op het huisvesten van inwoners boven de 50 jaar, iets dat mogelijk een bijdrage heeft geleverd aan de verdere stijging van het percentage 55+’ers in de wijk naar ruim 36.5% in 2017 (RM, 2018).

1.1.4 Aard van de vernieuwing

De vernieuwing die momenteel gaande is in Wheermolen-West brengt niet alleen fysieke veranderingen teweeg voor haar bewoners maar verandert ook de sociale dynamiek in de wijk door de introductie van nieuwe bewoners. Het relatieve aandeel vrije sector-huurwoningen is in de nieuwe situatie namelijk sterk toegenomen ten opzichte van de sociale huurwoningen, een deel van de sociale huurders heeft de wijk hierdoor noodgedwongen moeten verlaten. Dit geldt echter alleen voor de sociale huurders onder de 50 jaar, waar de labels op de nieuwe complexen ervoor hebben gezorgd dat veel ouderen wel binnen de wijk konden verhuizen. Het nieuwe vrije sector-huurcomplex kent ook een 50+ label, waardoor ook de nieuwe bewoners gekenmerkt worden door een hoge gemiddelde leeftijd, net als de “originele” ouderen met een sociale huurwoning.

1.2.1 De ervaring van ouderen

Er is veel onderzoek gedaan naar de effecten van buurtvernieuwing, waar soortgelijke pogingen tot het aantrekken van private-sector huurders/huiseigenaren als vervanging voor grote clusters sociale huurders niet uniek zijn aan Wheermolen. Uniek aan de buurtvernieuwing in Wheermolen-West ten opzichte van ander onderzoek is dat hier gekozen is voor het aantrekken van ouderen door een 50+ label toe te passen op het private huur-complex in het vernieuwde gebied. De arbeiderswijk was in zijn originele staat al sterk vergrijst waardoor zowel de nieuwe bewoners als de oude bewoners gekenmerkt worden door een hoge gemiddelde leeftijd. De ervaringen van zowel de ‘nieuwe’ als de ‘originele’ ouderen zijn hier in veel mindere mate onderzocht, terwijl de wijk een heel andere rol in het leven van deze groep kan spelen (Philips et al., 2005). De sociale dynamiek tussen deze twee groepen is daarbij ook onderbelicht, waar de gelijke demografische kenmerken van beide groepen een grote rol kan spelen in de ervaring van de ouderen met de vernieuwing (Dekker & Bolt, 2004).

(6)

1.2.2 Werkwijze

Met dit onderzoek wordt een bijdrage geleverd aan de kennis over de ervaring van ouderen in zowel de fysieke als sociale transformatie van hun woonomgeving. Om hier achter te komen zijn zowel oude als nieuwe bewoners van de nieuwe complexen van boven de vijftig jaar oud uitgebreid geïnterviewd, waar gekozen is voor interviews met ouderen die extra betrokken zijn (of waren) bij het vernieuwingsproces door hun positie bij het bewonersteam, hun vorige woonlocatie in de wijk zelf of hun betrokkenheid bij de wijk via werk en overige nevenactiviteiten.

1.3 Leeswijzer

Het onderzoek zal bestaan uit drie onderdelen waarvan de eerste fungeert als introductie van de drie complexen die (momenteel) de nieuwe spoorzone tekenen. Hier wordt aan de hand van de interviews een schets gemaakt van de bewoners die in de verschillende complexen wonen. Vervolgens wordt de ervaring van het sociale component van de vernieuwing behandeld, waar zowel de ervaarde sociale dynamiek binnen als tussen de complexen uiteengezet wordt. Het derde onderdeel bestaat uit een overzicht van de fysieke transformatie die het gebied heeft ondergaan en hoe deze ervaren wordt door de oudere bewoners van de nieuwe complexen. Deze drie onderdelen zullen uiteindelijk leiden tot een conclusie die een duidelijk en volledig beeld geeft van de ervaringen die ouderen hebben met de buurtvernieuwing van Wheermolen-West.

(7)

2. Probleemstelling

2.1 Centrale probleemstelling

De vraag is hier hoe ouderen de vernieuwde woonomgeving ervaren. Om een adequaat antwoord te formuleren op deze vraag is er gekozen om de volgende hoofdvraag te hanteren die aan het vraagstuk weet te voldoen:

“Hoe ervaren de oudere bewoners de vernieuwing van Wheermolen-West?”

Voordat de ervaringen van de ouderen geanalyseerd kunnen worden, is het belangrijk om vast te stellen wie er precies in de drie nieuwe wooncomplexen woonachtig zijn en waarom ze in de nieuwe wooncomplexen zijn komen wonen, hierbij is de volgende deelvraag geformuleerd:

* Wie zijn de bewoners van de nieuwe wooncomplexen in Wheermolen-West?

De vernieuwing wordt in dit onderzoek onderverdeeld in twee componenten, namelijk een sociaal en een fysiek component. De sociale component van de vernieuwing betreft de dynamiek van de nieuwe samenstelling van bewoners en onderzoekt hoe de bewoners van het gebied met elkaar omgaan, in welke mate ze met elkaar omgaan, in welke mate er sociale netwerken binnen de buurt zijn gevormd sinds de vernieuwing en of de ouderen zich überhaupt wel verbonden voelen met hun medebewoners. De ervaring van het fysieke component van de vernieuwing heeft betrekking op de fysieke transformatie van de wijk in de vorm van het wonen in de vernieuwde wooncomplexen en het gebruik van de vernieuwde infrastructuur en openbare ruimtes. Om de ervaringen van de vernieuwing in beide componenten vast te stellen zijn de volgende twee deelvragen geformuleerd:

*

Hoe ervaren de ouderen in Wheermolen-West de sociale dynamiek tussen de bewoners?

* Hoe ervaren de ouderen in Wheermolen-West de fysieke transformatie van de wijk?

Bij het onderzoeken van de sociale component van de vernieuwing wordt hier aandacht besteed aan de invloed die de nieuwe bewonerssamenstelling heeft op de ervaren sociale dynamiek binnen en tussen de verschillende wooncomplexen. Bij het onderzoeken van de fysieke component zal aandacht besteed worden aan de esthetische en functionele onderdelen van de vernieuwing en hoe deze de woonervaring van de oudere bewoners beïnvloeden. De vraagstelling zoals gehanteerd in dit onderzoek kan gevisualiseerd worden in het een conceptueel model, zichtbaar op de eerstvolgende pagina:

(8)

Ervaring van de vernieuwing

2.2 Conceptueel model

Ervaring van een veranderde sociale dynamiek

Ervaring van de fysieke transformatie van de wijk

(9)

3. Theoretisch kader

3.1 Korte geschiedenis van Wheermolen-West

Ongeveer 75 jaar geleden begon de intensieve uitbereiding van Purmerend waarbij in een rap tempo woningen gerealiseerd werden rondom de oude dorpskern, dit om de voortschrijdende suburbanisatiestroom vanuit de randstad op te vangen en een oplossing te creëren voor de heersende naoorlogse woningnood (van der Cammen & de Klerk, 2003). Ondanks het gebrek aan ruimte was het toch mogelijk om een hoge woningdichtheid te realiseren in Wheermolen door de bouw van eengezinswoningen af te wisselen met hoogbouw (van der Cammen & de Klerk, 2003). In totaal werd Wheermolen-West gekenmerkt door tien galerijflats om zo het bestaande woningaanbod in de stad drastisch te vergroten. Deze woningen werden gerealiseerd met een kwantiteit over kwaliteit aanpak, waar betonnen panelen werden gebruikt om kosten en tijd te besparen (Power, 1999). Het feit dat er zo veel woningen tegelijkertijd zijn gerealiseerd betekende ook dat ze tegelijkertijd te maken kregen met veroudering (PBL, 2012). De galerijflats – gekenmerkt door de voorheen benoemde aanpak betreffende woningbouw – vertoonde na dertig jaar al enige bewoonbaarheidsproblemen, gevolgd door daling van ervaren leefbaarheid onder haar bewoners (BZK, 2014). De afnemende kwaliteit van de bebouwing heeft tot gevolg dat de bewoners die financieel krachtig genoeg zijn, vertrekken naar wijken met een hogere leefbaarheid. Hierdoor blijven de sociaaleconomisch zwakkere bewoners zoals ouderen en werklozen achter in de wijk (Musterd et al., 1999). Soortgelijke wijken worden in heel Nederland vernieuwd, waar de toenemende sociaaleconomische deprivatie in deze wijken een bedreiging vormt voor het waarborgen van hun leefbaarheid (zie Uitermark et. Al., 2007; van Kempen & Priemus, 1999; Aalbers et. Al., 2003).

3.1.2 Stigmatisering

Het imago van de meteorenflats was in de jaren van haar oplevering erg positief, gedurende de jaren is deze echter steeds verder afgenomen tot dat ze tot één van meest gestigmatiseerde plekken van Purmerend hoorde (Johansson, 2012). Niet alleen op fysiek gebied maar ook op sociaal gebied kenden de flats problemen en de sloop van de goedkope flats was dan ook nodig de kwaliteit van de omgeving te kunnen verbeteren. Het is niet ongewoon dat sociale huurcomplexen hun negatieve stigma behouden na een fysieke transformatie (Wassenberg, 2004), waar verschillende individuen andere herinneringen en ervaringen hebben en dus verschillende aspecten onthouden en benadrukken van de omgeving in kwestie. Deze ervaringen verschillen uiteraard tussen mensen die in of nabij de flats hebben gewoond en mensen die hier nooit kwamen, waar imago sterker bijdraagt aan het bestaan van een stigma dan het daadwerkelijke voorkomen van sociale problematiek (Dean & Hastings, 2000).

(10)

3.2 Vernieuwing door aanpassing mogelijke sociale dynamiek

Woningbouwcorporaties (in Nederland) zijn wettelijk verplicht om de kwaliteit van de opgeleverde woningen te waarborgen, echter is dit in de praktijk niet altijd winstgevend waardoor differentiatie van de woningvoorraad een prominente strategie is om verloedering tegen te gaan en winst te maximaliseren (Uitermark et al., 2007; Teernstra, 2015). Deze strategie is ook toegepast bij de buurtvernieuwing van Wheermolen-West, waar een deel van de sociale huurwoningen vervangen wordt door private sector-huur- en koopwoningen. De redenatie achter deze differentiatie blijft niet beperkt tot commerciële doeleinden, waar het verminderen van sociale huurwoningen in gebieden die problematisch ervaren worden om zo financieel sterke huishoudens aan te trekken die de wijk in kwestie en haar imago opwaarderen (Van Gent, 2012).

3.2.1 Rolmodeleffecten & verdunning

Een andere motivatie achter de menging van bewoners met verschillende sociaaleconomische achtergronden ligt in de zogenaamde “modelrol” die de nieuwe bewoners innemen ten opzichte van de sociaaleconomisch zwakkere bewoners (Wilson, 1987). De nieuwe bewoners fungeren als voorbeelden die aantonen hoe er geleefd moet worden in de wijk, waar de andere bewoners deze kennis opdoen door het gedrag van de succesvolle huishoudens te observeren en met ze te interageren (Rosenbaum et al., 1998). Het concrete bestaan van deze effecten is echter nooit bewezen (Kleinhans, 2004). Zo is bij soortgelijke vernieuwingsprojecten de sociale samenhang tussen de nieuwe kapitaalkrachtigere huishoudens en de zittende huishoudens nauwelijks aanwezig (van Bergeijk et al., 2008). In de context van Purmerend hoeft de diversificatie ook niet te leiden tot de (gewenste) komst van gezinnen, waar zich de afgelopen jaren een sterke vernieuwde interesse heeft voorgedaan van gezinnen om zich in oude binnenstedelijke gebieden te vestigen (Boterman & van Gent, 2014). De ruimtelijke spreiding van clusters aan gedepriveerde bewoners vormt ook een belangrijk onderdeel van het vernieuwingsproces, waar een evenredige spreiding van deze groepen via de diversificatie van het woningaanbod de integratie van deze groepen zou bevorderen (Tunstall, 2003). Echter kan dit juist een verstorend effect hebben op de integratie van bewoners waar oude netwerken door vernieuwingsprojecten verbroken worden (Pinkster, 2007). In een deel van de grootschalige sloop en nieuwbouwprojecten worden bewoners namelijk gedwongen te verhuizen door de verkleining van de voorraad sociale huurwoningen (Marcuse, 1985). De nieuwe bewoners vormen daar lang niet altijd een substituut voor het maken van netwerken, waar ze zich regelmatig distantiëren van de oorspronkelijke bewoners (Goodchild & Cole, 2001).

(11)

3.2.2 Sociale dynamiek van ouderen in de wijk

Buurtvernieuwing kan voor kwetsbare groepen als werklozen en laagopgeleiden een grote invloed hebben op hun verblijf in de wijk (Dekker & Bolt, 2004), deze groepen zijn echter niet uniek in hun kwetsbare positie waar ook het leven van de oudere (oorspronkelijke) bewoners sterk beïnvloed kan raken door buurtvernieuwing (Lager et al., 2013). Zoals voorheen beschreven is de wijk Wheermolen een product van de naoorlogse wederopbouwperiode, in die tijd zijn er veel Amsterdamse arbeiders en gezinnen die geen adequate woning in de stad konden vinden naar de wijk getrokken (Vroege, 2000). Veel van de toenmalige bewoners zijn in de sociale huurwoningen gebleven (Vermathen et al., 2010) waardoor soortgelijke wijken sterk vergrijsd zijn. Door de vaak zwakke economische posities die de oorspronkelijke bewoners als industriearbeider kenden, waren ze toentertijd in grote mate afhankelijk van elkaar (Wilson, 1987), ook was de ervaren bevolkingssamenstelling van soortgelijke wijken vaak sterk homogeen waardoor buurten gekenmerkt werden door een sterke cohesie (Elias & Scotson, 1994; Dekker & Bolt, 2004). Kenmerkend voor deze buurten is vaak dat contacten met nieuwkomers oppervlakkig en soms negatief zijn, waar een echte integratie van de nieuwe groep zeldzaam is (Elias & Scotson, 1994; Uitermark et al., 2007).

De buurt speelt een steeds belangrijkere rol in het leven van veel ouderen naarmate ze een hogere leeftijd bereiken. Door een afname aan mobiliteit, verslechterde gezondheid en ook het ontbreken van werk blijven ouderen in hoge mate binnen de grenzen van de buurt (Philips et al., 2005). Ook het overlijden van tijdsgenoten (Osorio-Parraguez & Seguel, 2014) en de verhoogde kans op mentale problemen zoals dementie verkleint de leefwereld van de oudere bewoners in de wijk, waar vertrouwdheid en gehechtheid met de omgeving een positieve invloed heeft op verdere mentale aftakeling (Rubinstein & Parmelee, 1992). Vernieuwingen zijn niet per definitie negatief, waar ouderen in meerdere soortgelijke casussen positieve emoties uitten over de verbetering van leefbaarheid van de nieuwe ruimte en de corresponderende mogelijkheid tot het vormen van een nieuwe identiteit van de buurt waar ze woonachtig zijn (Ekstrom, 1994).

3.3 Belang van fysieke kenmerken

Een voetgangersgerichte en multifunctionele omgeving kan stimulerend zijn voor het ontstaan van sociale samenhang, omdat ze bewoners in staat stelt met elkaar te interageren (Rogers et. Al, 2011). Deze interacties kunnen de vorm aannemen van een "botsing met” de buren, korte gesprekken of simpelweg zwaaien. Soortgelijke (oppervlakkige) interacties stimuleren het gevoel van vertrouwen en bovendien het gevoel van verbondenheid tussen de bewoners en de wijk waar ze woonachtig zijn (Lund, 2002). Naast de gezondheidsvoordelen (op zowel mentaal als fysiek gebied) die het lopen met zich meebrengt, wordt dus ook sociale betrokkenheid gestimuleerd door het feit dat bewoners elkaar in

(12)

verhoogde mate tegenkomen (Leyden, 2013). Verlichte omgevingen, zichtbare toegangswegen en een bewoonde begane grond spelen hier ook een rol in het algehele gevoel van vertrouwen van bewoners, waar ontmoetingen minder snel plaatsvinden in gebieden waar bewoners zich niet veilig en dus niet verbonden voelen (Jupp, 1999; Leyden, 2013).

4. Onderzoeksontwerp

4.1 Methode & Analyse

In dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethoden, waar door middel van interviews informatie verkregen wordt over de gevoelens, emoties en gedachtegangen van de respondenten in de wijk. Er is hier tevens gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews voor de uitvoering van het onderzoek. Tijdens deze interviews is er gepoogd om zo min mogelijk sturing te geven zodat respondenten zonder restricties hun individuele verhaal kunnen vertellen en zichzelf kunnen uitdrukken op een manier die hun ervaringen eer aan doet Indien een interview te ver afwijkt van de relevantie zal er gerefereerd worden naar de ‘topic-list’.

Het gebruik van deze kwalitatieve methode is gunstig voor de kwaliteit van dit onderzoek omdat respondenten tijdens een semigestructureerd interview eenvoudig hun persoonlijke ervaringen kunnen delen en zelf kenbaar maken welke aspecten in hoge mate relevant zijn waardoor nieuwe zaken snel aan het licht komen (Bryman, 2012). Gedetailleerde beschrijvingen van sociale interacties en het gebruik van de fysieke ruimte zijn hierdoor in hoge mate waarheidsgetrouw waardoor het blootleggen van achterliggende betekenissen (en uiteindelijk theorieën) sterk gerechtvaardigd kan worden op basis van de verkregen data. De audio van de interviews is opgenomen met opnameapparatuur en naderhand getranscribeerd en vervolgens gecodeerd om eenvoudig te kunnen waarnemen wanneer verschillende respondenten soortgelijke topics ter sprake brengen. Hierdoor kunnen eventuele vergelijkingen en ook aanvullingen gemakkelijker worden uitgevoerd wat de algehele kracht van de argumentatie binnen dit onderzoek bijstaat.

4.2 Onderzoekslocatie

De spoorzone van Wheermolen-West is een interessante onderzoekslocatie omdat haar vernieuwing bestaat uit het bewuste aantrekken van ouderen in de wijk, gepaard met de hoge mate van woonvormdifferentiatie in de vorm van private sector-huur woningen die het relatieve aandeel sociale huurwoningen sterk terugdringen. Hiernaast wordt niet alleen de bestaande woningvoorraad vernieuwd maar ook de openbare ruimte en infrastructuur van de gehele wijk.

(13)

Wheermolen verhoudt zich hiernaast wel op een groot aandeel van aspecten gelijk aan andere naoorlogse herstructureringsopgaven in Nederland (zie Uitermark et Al, 2007; Aalbers et al., 2003; Bergeijk et al., 2008). Ze is hier exemplarisch voor soortgelijke herstructureringskandidaten omdat haar originele bevolking grotendeels bestond uit sterk verouderde bewoners en haar kwantitatieve woningvoorraad sterk verouderd was (PBL, 2013). Deze exemplarische verhouding wil niet zeggen dat gevormde theorieën en aanbevelingen altijd toegepast kunnen worden op soortgelijke wijken, waar (kleine) individuele verschillen tussen wijken verschillende soorten aanpak nodig kunnen hebben om wenselijke resultaten teweeg te brengen.

4.3 populatie en steekproef

Wheermolen-West kent een bevolking van ongeveer 2000 inwoners, waar de spoorzone momenteel zo’n 320 huishoudens huisvest. De populatie van het onderzoek betreft de bewoners van de Juno (76) en de Pallas (86) en de Triton (120), waar de Triton in mindere mate vertegenwoordigd is (zie tekortkomingen in dit hoofdstuk). Bij elkaar is dit een populatie van 282 inwoners, waarvan het aandeel inwoners boven de vijftig jaar minimaal boven de 70% is vanwege de aanwezige labels op de Juno en Triton, in de realiteit ligt dit getal zeer waarschijnlijk een stuk hoger maar er zijn geen gegevens beschikbaar om deze bewering te ondersteunen. Uit deze populatie zijn elf bewoners geïnterviewd waarvan acht met elkaar getrouwd waren (en er dus gesproken kan worden van zeven respondenten).

Allereerst is er de keuze gemaakt om een ondergrens van 50 jaar te hanteren bij het selecteren van de onderzoekspopulatie, dit omdat de buurt sterk vergrijsd is en bovendien twee van de drie nieuwe complexen labels kennen die het onmogelijk maken voor mensen onder de 50 om een woning te huren. De respondenten zijn uiteindelijk gekozen op basis van hun positie binnen het vernieuwingsproces en/of hun centrale positie binnen nieuwe complexen. Er is dus niet voor een willekeurige steekproef gekozen waar dit ook bij kwalitatief onderzoek geen vereiste is, met deze kleine populatie wordt namelijk niet getracht om een hoge mate van generaliseerbaarheid te bereiken. Er wordt gestreefd om vanuit zo veel mogelijk perspectieven een gedetailleerde beschrijving te verkrijgen van de ervaringen die de bewoners met elkaar en de fysieke omgeving hebben. De geselecteerde groep respondenten is geschikt om de complexiteit van het vraagstuk eer aan te doen, waar hun algehele kennis en centrale positie binnen het gebied het onderzoek van diepgaande informatie voorziet (voornamelijk binnen de eigen desbetreffende subgroep). Zo vertegenwoordigen de leden van de bewonerscommissies van beide complexen haar inwoners omdat ze veel kennis hebben over de bewonerssamenstelling van de complexen en de wensen en klachten van bewoners betreffende de complexen en/of de wijk, ze staan hiernaast ook in directe lijn met de woningbouwcorporatie. Ook is er gekeken naar de woonvorm en de woonduur (in Purmerend en/of Wheermolen) die de respondenten hebben en eventuele nevenactiviteiten die ze hebben volbracht binnen de wijk. Door rekening te houden met al deze eigenschappen kennen de zeven respondenten een

(14)

hoge mate van diversiteit binnen het onderzoeksveld waardoor eventuele verschillende perspectieven en ervaringen sneller aan het licht kunnen komen dan bij een eenzijdige selectie.

4.3.2 Wijze van selectie

Via een kennis is er een afspraak gemaakt met de voorzitter van de bewonerscommissie van de Juno, via hem is er contact gekomen met een ander lid van de commissie en zo kwam er ook contact met een lid van de bewonerscommissie van de Pallas. Via deze respondenten is er contact gekomen met drie andere respondenten die extra betrokken zijn bij de sociale dynamiek in de wijk of het vernieuwingsproces via hun werk, woonduur of overige activiteiten. Deze manier van selecteren wordt ook wel snowball sampling genoemd (Bryman, 2012, pp. 424). Eén respondent is direct aangesproken (respondent 4 in het schema in de bijlage). Deze respondent reed continu overdag door de wijk op zijn scootmobiel waarbij hij een praatje maakte met iedereen op straat, hij is aangesproken en toen het bleek dat hij twintig jaar lang in de Meteorenflats gewoond heeft is er een afspraak gemaakt voor een interview vanwege zijn unieke kennis.

Er zijn dus twee huishoudens gekozen waarvan één van de twee actief is bij de ledencommissie van de Juno. Er zijn twee huishoudens gekozen op basis van hun betrokkenheid bij de gesloopte galerijflats doordat ze hier woonden of dagelijks kwamen. Er is één huishouden gekozen waarvan één van de twee actief is bij de ledencommissie van de Pallas en de ander twee keer per week vrijwillig afval raapt in de spoorzone. Er is één huishouden gekozen op basis van haar werk als docent in de wijk en er is één huishouden gekozen op basis van het feit dat ze private huurders zijn in het sociale huurcomplex Pallas. Om overzicht te houden in deze opsomming is er een schema op de laatste pagina van dit document bijgevoegd, waar alle kenmerken gegeven worden die motiveren waarom deze groep de complexiteit van het vraagstuk eer aan doet.

In totaal zijn er vier informanten gesproken voor dit onderzoek. Oud-wethouder van Purmerend Berent Daan, die zich voorheen ook in hoge mate bezig heeft gehouden met Wheermolen als wijkwethouder. Edwin Färber, de huidige wijkmanager van Wheermolen. Pieter Buis en Anita Snel, vastgoedontwikkelaar en regisseur wonen bij woningbouwcorporatie Intermaris en verantwoordelijk voor de Triton, Juno, Pallas en eengezinswoningen in Wheermolen en Hans Krieger, de huidige wethouder ruimtelijke ordening van Purmerend. Al deze informanten zijn benaderd op basis van hun sleutelposities en kennis binnen de casus, waar het maken van contact is verlopen via het sturen van e-mails.

(15)

4.4 Operationalisering

Om de ervaringen van de oudere bewoners met de vernieuwing van Wheermolen-West te onderzoeken zijn er verschillende diepte-interviews gehouden waarbij vragen werden gesteld over verschillende topics. Afhankelijk van de respondent werden sommige topics uitgebreider behandeld dan anderen. De respondenten bepaalden hier als het ware zelf in welke mate de verschillende topics relevant zijn voor hun ervaringen met de vernieuwing. De interviews werden bijna allemaal geopend met de vraag: ‘Hoe bent u hier terecht gekomen?’ of ‘Bent u geboren in deze wijk?’. Deze vraag gaf in de meeste gevallen een uitgebreide beschrijving van de woongeschiedenis van de respondent in kwestie. Indien een respondent een korte feitelijke beschrijving gaf van zijn woonlocaties werd er gevraagd naar de motieven achter deze verplaatsingen. Deze motieven vormde meteen een eenvoudige “brug” voor de respondenten om uit te leggen wat ze heeft aangetrokken tot de vernieuwde complexen en welke eigenschappen ze hier op prijs stellen (en welke ze als minder positief ervaren) ten opzichte van hun vorige woonlocatie. Door het beschrijven van alle verplaatsingen door de respondenten werd in alle interviews duidelijk wat voor werk de respondent heeft gedaan, hoeveel (klein)kinderen de respondent heeft, welke voorzieningen de respondent gebruikt om de boodschappen te halen en met welk vervoersmiddel de respondent zich verplaatst om deze voorzieningen te bereiken.

Om de ervaringen betreffende de (veranderde) sociale dynamiek te achterhalen werd aan de respondenten gevraagd of ze konden beschrijven wie hun buren waren. Dit leidde in enkele gevallen tot een feitelijke beschrijving van de leeftijd, professie en/of etniciteit van de buren, indien het antwoord hierbij bleef werd er gevraagd of er weleens een praatje werd gemaakt met de buren of met andere mensen op straat (binnen de wijk). Deze vraagstelling gaf in de meeste gevallen genoeg aanknopingspunten voor de respondenten om meer ervaringen te delen over sociale interacties binnen de complexen, op straat en in het wijkcentrum. Nadat de respondenten deze relaties beschreven werd er aan de respondenten die hiervoor in één van de Purmerendse arbeiderswijken hebben gewoond gevraagd of ze de situatie van hun vorige woonplek konden beschrijven, hier werd niet direct gerefereerd naar de vernieuwing zodat respondenten zelf de mogelijkheid hadden om verbanden/verschillen aan te tonen. Indien respondenten ervaringen met sociale huurders/private-sector huurders beschreven werd hier doorgevraagd, indien respondenten hier niet over begonnen is het topic niet aangehaald.

Om de ervaringen betreffende de fysieke transformatie te achterhalen werd aan de respondenten gevraagd of ze konden beschrijven hoe de buurt er voor de transformatie uitzag. Dit leidde in veel gevallen tot beschrijvingen van zowel de positie/negatieve kenmerken van de ‘oude’ omgeving als de verbeterde/verslechterde kenmerken van de ‘nieuwe’ omgeving, indien enkel een feitelijke beschrijving gegeven werd betreffende de fysieke kenmerken van de oude buurt is er doorgevraagd met een vraag die, afhankelijk van de context, een volgende strekking kende: “Wat is er veranderd volgens u?”, waarna respondenten de elementen van de (fysieke) transformatie beschreven die ze als meest relevant ervaarde.

(16)

4.5 Tekortkomingen

4.5.1 Tekortkomingen binnen het onderzoek

Uit één van de complexen (Triton) is maar één respondent geïnterviewd hetgeen ertoe leidt dat er aanzienlijk minder beweringen gemaakt kunnen worden over dit complex. Dit complex bestaat grotendeels uit woningen die bestemd zijn voor 55+’ers die niet direct zorg vereisen maar hier wel een beroep op kunnen doen, desondanks bleken veel van de bewoners in deze woningen zeer sterk verouderd, ziek of dement. Het pogen van het spreken van één respondent heeft uiteindelijk geleid tot een persoonlijk verzoek van een verzorger om de bewoners met rust te laten, waar de meeste simpelweg niet in staat waren om lang te communiceren.

De respondenten in het onderzoek geven allen aan dat ze tevreden zijn met hun mate van contact met anderen en geven niet aan dat ze eenzaamheid ervaren. De ervaren eenzaamheid is echter in Wheermolen erg groot gebleken (PIC, 2016), aan dit feit wordt wel aandacht besteed in het onderzoek maar door het uitblijven van de input van op welke wijze iemand eenzaamheid ervaart, kan de geschetste sociale dynamiek lichtelijk vertekend zijn.

4.5.2 Positie van de onderzoeker

De interviews vonden bij mensen thuis plaats zodat ze zich op hun gemak konden voelen in de eigen omgeving. Wel kan de aanwezigheid van de interviewer een bepaalde druk uitoefenen waar respondenten af en toe in het midden van hun verhaal stoppen en zich verontschuldigen omdat ze ervaren dat wat ze te zeggen hebben irrelevant is en ze denken de tijd van de onderzoeker te verdoen. Als interviewer is hier gepoogd om de sfeer informeel te houden en de respondenten te stimuleren om door te gaan met hun verhaal.

Als onderzoeker ben je snel geneigd om een kritische houding aan te nemen tegenover het gevoerde beleid binnen een casus, iets dat zich in sommige gevallen kan uitten in een bevooroordeelde houding. De verkregen data wordt geïnterpreteerd door de onderzoeker die deze simpelweg niet honderd procent objectief kan analyseren waardoor beweringen ook op basis van vooroordelen gemaakt kunnen zijn. Hier is rekening mee gehouden door gedurende het onderzoek constant te reflecteren op bestaande literatuur en verkregen data om de objectiviteit van de resultaten zo goed mogelijk te waarborgen. Daarbij is de verkregen data niet selectief behandeld om de uitkomsten van het onderzoek trouw aan de realiteit te houden.

4.6 Afsluiting

Dit onderzoek is gerealiseerd door middel van een kwalitatieve onderzoeksmethode. De data is verkregen via semigestructureerde interviews waar respondenten de ruimte krijgen om hun belevingen, gevoelens en ervaringen met zo min mogelijk restricties te kunnen uitdrukken om zo als onderzoeker effectief waarheidsgetrouwe ervaringen en achterliggende betekenissen te achterhalen. De respondenten

(17)

en informanten zijn gekozen op basis van hun unieke posities binnen de casus en hun unieke kennis met betrekking tot één of meerdere onderdelen van het onderzoek. Samen vormen hun verhalen een welgevormd beeld van de realiteit dat eer doet aan het complexe vraagstuk en rechtvaardiging geeft aan het interpreteren van betekenis en het formuleren van theorieën. De verkregen data is geanalyseerd waar een codelijst geformuleerd is op basis van de terugkomende topics, hier heeft geen hercodering plaatsgevonden maar wel een uitbereiding van deze lijst bij het coderen van de interviews van de informanten. Door de uitgebreide analyse en de gelijke behandeling van de data, kennen de beweringen gemaakt in dit onderzoek een sterke validiteit en kunnen alle interpretaties gerechtvaardigd worden op basis van de verkregen data.

(18)

5. Schets van de bewoners in de nieuwe wooncomplexen van de

spoorzone

Voordat de ervaringen van de ouderen geanalyseerd worden zal er eerst een kleine opsomming worden gegeven van de specificaties van de nieuwe complexen die de nieuwe spoorzone tekenen. De specificaties in kwestie zijn gebaseerd op de interviews met de informanten van in Intermaris; de woningbouwcorporatie die verantwoordelijk is voor het grootste deel van de vernieuwing.

De nieuwe huurcomplexen in Wheermolen-West bestaan uit vier entiteiten, één daarvan is de Triton; een complex bestaande uit zo’n 120 sociale huurwoningen die zich deels focussen op hulpbehoevende ouderen en ook onderdak bieden aan 55+’ers die nog geen extra ondersteuning vereisen. Naast de Triton is de Juno gealloceerd, een complex met 76 vrije sector-huurwoningen waar één van de partners 50+ moet zijn om kans te maken op een woning, hiernaast mogen er geen kinderen in het complex gehuisvest worden. Naast de Juno staat de Pallas, een complex met 86 huurwoningen waarvan een klein deel vrije sector huur is. Indien iemand uit de vrijesectorwoningen vertrekt, wordt de woning getransformeerd naar een sociale huurwoning vanwege wettelijke verplichtingen, aldus Intermaris. Als laatste staat er, naast de Pallas, de Apollo (het voormalige Vesta) waar binnenkort 84 vrije sector-huurwoningen opgeleverd zullen worden. Omdat dit complex ten tijde van het onderzoek niet bewoond was is het niet behandeld in dit onderzoek. Bij elkaar zijn dit zo’n 364 woningen waarvan 160 vrije sector huur- en 204 sociale huurwoningen.

5.1 Triton

“Ik zit gewoon in centerparks, ik ben elke dag op vakantie!” – Respondent 4, bewoner van de Triton

De Triton is gerealiseerd in het kader van voorzieningen en bestaat uit twee onderdelen waarvan één gekenmerkt wordt door sociale huurwoningen voor mensen die minimaal 55 jaar oud zijn. Het andere deel van het complex bestaat uit zorgappartementen voor hulpbehoevende ouderen (ook 55+). De sociale huurders buiten de zorgappartementen kunnen ook een beroep doen op de zorg die geboden wordt door zorgcirkel (Zorgcirkel, 2016). Door de sterke vergrijzing in de galerijflats die de spoorzone voorheen tekenden hebben veel ouderen uit die flats de overstap gemaakt naar de Triton toen deze werd opgeleverd, aldus respondent 4: een 79 jarige bewoner die voorheen in de oude galerijflats woonde met zijn twee dochters en tijdens de sloop van de eerste vier flats naar één van de laatste twee flats vertrokken is en daar nog zes jaar lang heeft gewoond. Hij geeft aan dat hij twee keer per dag gebruik maakt van de inbegrepen hulp van de Zorgcirkel groep, die iedere ochtend en middag langs komen in zijn appartement.

(19)

“Zekers! Wonen veel van de ouderen daar hier in de straat […] zodoende ken ik veel mensen van toen. Ik kom ze nog tegen hier in de buurt. Heel leuk allemaal! […] toen (in de galerijflats) was het minder gezellig. Asociale mensen, asociale flat. Drugsflat, veel drugs werd er gebruikt in die laatste twee” – Respondent 4, bewoner van de Triton

Ook deze respondent is, net als veel van de originele bewoners van de Wheermolen en de Overwhere volgens wethouder Hans Krieger, een arbeider geweest op de Amsterdamse Werven. Op de vraag of hij nog weleens bekenden tegenkomt in de Triton uit die tijd antwoord hij dan ook instemmend. Hij geeft aan dat dit in zijn vorige woonsituatie zelden het geval was. Deze respondent was dan ook altijd in het wijk- en zorgcentrum van de Triton vinden, waar hij op zijn scootmobiel met andere bewoners in gesprek was of een hapje kwam eten onder gezelschap van andere bewoners die ongeveer dezelfde leeftijd hadden. De moeder van respondent 7, een bewoonster van de Pallas die geïnterviewd is voor dit onderzoek, woont ook in de Triton. Ze is 74 en is daarmee jonger dan de gemiddelde bewoonster van de flat volgens respondent 7, die haar iedere dag bezoekt. Deze mevrouw was een huisvrouw wiens man destijds ook in dienst was van één van de grote firma’s in het Amsterdamse havengebied. Net als respondent 4 woonde ze eerst ook in één van de laatste twee flats van de oude spoorzone, wachtend tot de Triton werd opgeleverd in het voorjaar van 2011.

Zorgcirkel adverteert de aanleunwoningen als een zelfstandige woonplek waar je van zorg kunt genieten “zoals in een verzorgingstehuis”, de overige woningen worden geadverteerd als “veilig woningen” voor ouderen wiens situatie in de nabije toekomst kan verslechteren (Zorgcirkel, 2016). Er is onder andere een dagprogramma voor de bewoners van de Triton en er worden meerdere bijeenkomsten georganiseerd per week voor haar bewoners, waar minimaal ca. 55% van haar bewoners niet meer zelfstandig woont vanwege dementie of andere gezondheids-gerelateerde oorzaken (Zorgcirkel, 2016).

Figuur 1: de Triton in Wheermolen-West ca. 2016. In de toren (rechts) zijn de “veilige woningen” gealloceerd, in de galerij (links) kun je de aanleunwoningen vinden (Bron: BBA)

(20)

5.2 Juno

“Dit is neergezet als een appartementsgebouw voor actieve 50 plussers zonder inwonende kinderen.” – Respondent 1B, voorzitter bewonerscommissie Juno

“Toentertijd was de vrije sector […] iets heel nieuws voor Purmerend. Toen wij hier gingen wonen in 2010 toen was het hier echt een uitzondering. Net even alles meegehad dus” – Respondent 2A, lid van de bewonerscommissie Juno.

Een comfortabele en ruime leefomgeving voor actieve 50+’ers zonder inwonende kinderen, dat is de filosofie geweest achter de woningen in de Juno volgens de voorzitter van haar bewonerscommissie. De Juno is momenteel het enige bewoonde complex dat volledig tot de private sector behoort en huisvest dus weinig tot geen bewoners van de reeds gesloopte sociale huurwoningen in de galerijflats of huidige laagbouw. De huur in het complex bedraagt iets meer dan €1000,- per maand en is daarmee momenteel de duurste huuroptie in de gehele wijk waar ze tevens het enige private sector huurcomplex is in de gehele wijk (GP, 2018). Of de samenstelling van de bewoners in het complex overeenkomt met de genoemde filosofie die voor ogen was is echter twijfelachtig. Respondent 2A, lid van de bewonerscommissie van de Juno, vermoed namelijk dat de gemiddelde leeftijd een stuk hoger ligt dan de voorheen genoemde “actieve 50+’er”.

“Eerste jaar was het echt tellen, 7, 8, 9, ze gingen achter mekaar dood. Dat was echt van… hallo!? En toen was ik net 60.” – Respondent 2A, lid van de bewonerscommissie Juno

De voorzitter van de bewonerscommissie nam de hoge gemiddelde leeftijd ook waar toen hij in de Juno kwam wonen:

“In het begin was het allemaal 70 en 70 plus. Toen waren wij bijna de jongste!” – Respondent 1B, voorzitter bewonerscommissie Juno

De woningen in de Juno zijn ruim opgezet, 100m² aan gelijkvloerse ruimte met een balkonnetje aan de zonkant en een winkelcentrum (Makado) op 500 meter afstand. Overlast veroorzaakt door kinderen is een ergernis die zich niet voortdoet in het complex en de inwoners kunnen zich tevens beroepen op de diensten geleverd door de naastgelegen instelling van Zorgcirkel. Al deze factoren maken de Juno op papier een aantrekkelijke omgeving voor ouderen die een goed pensioen hebben opgebouwd, waardoor de constatering van zowel respondent 2A als 1B zeker niet als een verrassing moet komen. Beide stellen waren emptynesters; woonachtig in een ruime (koop)woning waar de kinderen al geruime tijd waren “uitgevlogen”. Respondent 1B woonde met zijn vrouw (respondent 1A) in een eengezinswoning in

(21)

Abcoude en Respondent 2A en haar man (respondent 2B) woonde in een vrijstaande woning aan het Oudelandsdijkje in de Gors. Beide stellen waren dus de eigenaar van een eengezinswoning zonder inwonende kinderen en kenden een goed woonstandaard waar ze ook beide de woonwens hadden om te verhuizen naar een gelijkvloerse woning in de nabijheid van voorzieningen. Beide huishoudens geven ook aan dat ze te veel verdienden om een sociale huurwoning toegewezen te krijgen. Hans Krieger, wethouder ruimtelijke ordening van Purmerend, ziet hier een patroon in:

“Ik denk ook door het bouwtype en het comfort dat het vanzelf ook weer wat senioren mensen trekt […] ouderen, dat is tenminste mijn ervaring, als ze uit zo’n rijtjeswoning gaan willen ze niet in een klein appartement zitten, dan zoeken ze echt wel 80, 90, 100 vierkante meter plus, vrij stevige appartementen terug. Dan maken ze de stap naar een appartement” – Hans Krieger, wethouder ruimtelijke ordening Purmerend.

De Juno bleek een perfect aanbod te zijn voor beide stellen, waar respondent 1B het volgende aangeeft over zijn originele woonplek:

“Ik ben 65+, ik wil in een appartement wonen…. In Abcoude kon dat wel, als je zes ton meeneemt!” – Respondent 1B, Voorzitter bewonerscommissie Juno

Ook respondent 2A en 2B geven aan dat hun woonwensen in eerste instantie niet bevredigd konden worden, maar dat de Juno ze uiteindelijk toch uit hun moeilijke positie heeft gehaald.

“We zijn […] heel Purmerend af geweest en er was niets voor ons te vinden, dus we gingen naar de makelaar om eigenlijk de opdracht terug te geven […] toen vertelde hij dat ze hier in de Wheermolen dus grote vrije sector huur appartementen gingen bouwen” – Respondent 2A, lid van bewonerscommissie Juno

De gemiddelde leeftijd van de bewoners in de Juno lijkt hier dus door een krapte op de woningmarkt voor ruime vrije sectorhuurwoningen (Jonkman & Janssen-Jansen, 2015)een stuk hoger dan 50 jaar te liggen. Respondent 6 is een andere bewoonster van het complex, ze is 76 en geeft ook aan dat de gemiddelde leeftijd in het complex eens stuk hoger dan 50 ligt: op de hele eerste verdieping zitten er nog maar twee werkende huishoudens, de rest was al sinds ze er is komen wonen in 2010 met pensioen. Haar situatie is op enkele punten anders dan die van de andere twee respondenten; ook zij heeft een inkomen dat te hoog is voor een sociale huurwoning maar woonde hiervoor wel (scheef?) in een sociale huurwoning in Wheermolen-Oost in de galerijflats aan de Gouwzeelaan. Haar verhuismotief betrof niet zozeer de vraag naar extra wooncomfort waar ze al woonde in een gelijkvloers appartement dat niet te ver verwijderd was van de voorzieningen, echter geeft ze de toenemende mate van verloedering van

(22)

Wheermolen-oost ten gevolge van de sloop van de oude spoorzone in Wheermolen-West aan als reden voor verhuizing aan:

“Toen ik er kwam wonen was het een hele nette wijk/nette flat. Toen dit werd gesloopt hier werd het daar slechter” – Respondent 6, oud leerkracht in Wheermolen en bewoner van de Juno

Ook beschrijft ze de slechte kwaliteit van haar woning in het oostelijke deel van de wijk

“Daar hoorde ik alles […] oh man dat was een herrie af en toe, het lopen boven je hoofd [...] de galerij, als daar iemand met hakken overliep dan hoorde je dat ook … oh dat was ontzettend gehorig. Hier hoor je niks, hier ben ik beter af!” – Respondent 6, oud leerkracht in Wheermolen en bewoner van de Juno

De matige kwaliteit van de woningen aan de Gouwzeestraat is bekend bij ontwikkelaar Intermaris, de woningcorporatie begint dan ook in 2018 nog met de renovaties van de galerijflats om de leefbaarheid te waarborgen (RP, 2017).

“Op dit moment heel veel ouderen zijn die in een eengezinswoning wonen in Purmerend die graag ergens anders heen willen, en er worden niet veel ouderenwoningen gebouwd verder. Ze vinden het ook wel prettig om bij elkaar te zitten in het kader van voorzieningen” – Berent Daan, ex-wethouder Purmerend

Tot zo ver woonde alle drie de respondenten uit de Juno hiervoor in een woning die niet aansloot op de grootte van het aantal bewoners, mate van comfort of financiële situatie. Ze geven ook alle drie aan dat ze waarschijnlijk nog een tijdje waren blijven zitten in hun vorige woning indien de wijk niet vernieuwd werd en de Juno nooit bestaan had waar een substituut in de omgeving op zich liet wachten. De samenstelling van de bewoners in de Juno kent een hoge gemiddelde leeftijd, Berent Daan (oud wethouder van Purmerend) bevestigt het vermoeden dat deze hoge gemiddelde leeftijd deels veroorzaakt wordt door onvoldoende doorstroommogelijkheden. Hij geeft aan dat de respondenten niet uniek zijn in hun positie en er in Purmerend veel ouderen in een eengezinswoning zitten die graag willen doorstromen. De exceptionele oppervlaktes van de appartementen en de lage beschikbaarheid van hoogwaardige doorstroommogelijkheden in de omgeving trekken dus logischerwijs veel ouderen aan.

(23)

5.3 Pallas

“Ze hadden 33 woningen gereserveerd en dat zijn er uiteindelijk 17 geworden […] zowel die buurvrouw komt uit het oude buurtje als die buren” – Respondent 3A, lid bewonerscommissie Pallas

“Die (bewoners van het “oude buurtje”) hebben vaak bij Draka gewerkt of bij de Shell, dat zijn bedrijven die in de jaren ’60-’70 hun werknemers hier gehuisvest hebben” – Hans Krieger, wethouder ruimtelijke ordening Purmerend.

De Pallas heeft, anders dan de Juno, geen label toebedeeld gekregen toen ze opgeleverd werd en huisvest dus meer dan alleen de welvarende senioren zoals beschreven in de Juno. Momenteel zijn de zij- en middenwoningen van de Pallas vrije sector-huurwoningen (van hetzelfde oppervlakte) waardoor de samenstelling in theorie heterogener qua inkomens zal zijn. Vanwege wettelijke omstandigheden worden deze woningen volgens de ontwikkelaars na oplevering getransformeerd naar sociale huurwoningen waardoor deze variëteit in inkomens naar waarschijnlijkheid weer zal afnemen naarmate de tijd vordert. In de Pallas zijn 17 woningen bewoond door mensen die in oude eengezinswoningen midden in Wheermolen-West gewoond hebben, voor deze originele bewoners wordt de huur beperkt rond de €580,- waar nieuwe bewoners €710,- betalen volgens de respondenten en informanten. De massale inwisseling van de rijtjeshuizen voor de nieuwe appartementen is Anita Snel, de huidige regisseur wonen van Intermaris, ook opgevallen, waar ze het volgende zegt over deze “migratie”:

“De verhuisgeneigdheid onder senioren is nihil, die gaan pas verhuizen op het moment dat er echt een goed aanbod is of het echt echt moet, anders blijven ze zitten in hun vier-vijf kamer eengezinswoning met hun partner” – Anita Snel, regisseur wonen Intermaris

De bewoners van de laagbouw bestonden voor een groot deel uit arbeiders (van Amsterdamse industriebedrijven) die in de jaren ’60-’70 in de wijk zijn komen wonen volgens wethouder Hans Krieger (zie citaat pp. 17), deze bewoners waren voor het grootste deel sterk vergrijsd (GP, 2017) en dus in grotere waarschijnlijkheid op zoek naar het comfort van gelijkvloers wonen. Het nieuwe appartementencomplex dat in de buurt gerealiseerd wordt op de locatie van de eengezinswoningen was dan ook niet genoeg om de vraag naar gelijkvloerse woningen te kunnen bevredigen waardoor ook de oplevering van de Pallas gebruikt werd om deze groep te huisvesten:

“We hadden 150 mensen die ergens anders geherhuisvest moeten worden, dus toen hebben we toen ook gekeken naar (verdere) oplossingen en Pallas werd net opgeleverd” – Pieter Buis, vastgoedontwikkelaar Intermaris

(24)

Figuur 2: waar eerst vier galerijfats stonden staan nu de Juno (rechts) en de Pallas (links), ca. 2014. (Bron: JA)

Eén van die gereserveerde woningen wordt momenteel bewoond door Respondenten 3A & 3B, die al sinds 1979 in de wijk wonen en origineel in Purmerend terecht zijn gekomen door de arbeiderspositie (op de Amsterdamse werven) van de vader van respondent 3A. Ook zij wilden, met de toekomst in het achterhoofd, de overstap maken om gelijkvloers te gaan wonen in de buurt. Respondent 3A geeft aan dat de bewonerscommissie van de Pallas uitsluitend bestaat uit 70’ers, waar een enkele dertiger de kleine populatie “jongeren” vertegenwoordigd. Ze ziet in de Pallas dan ook, net als in de Juno, een hoog aandeel ouderen. Het ontbreken van een ouderenlabel zorgt er wel voor dat er toch een grotere menging binnen de leeftijden in het complex is. Respondent 7, een 50 jarige vrouw geboren in Paramaribo wiens vader tevens eenzelfde arbeidersachtergrond heeft, is zelf bijvoorbeeld blij met de huidige dynamiek binnen het complex.

“Iedereen is gemengd in dit complex. Je kan niet alleen maar Surinaamse mensen hierin stoppen of alleen maar Marokkaanse mensen, dat gaat echt niet goed [...]. In de Juno en in de Triton, waar mijn moeder woont, (is dat) minder.” – Respondent 7, bewoner van de Pallas

Voor deze respondent is de mate van diversiteit in haar omgeving een belangrijke pull- en pushfactor. De diversiteit die ze ervaart wordt ondersteund door respondenten 1 en 2 uit de Juno, die beide de notabele aanwezigheid van niet westerse bewoners met een migratieachtergrond in de Pallas noemen (waar deze observatie uitblijft wanneer ze de bewoners van de Juno beschrijven). Respondent 7 is vertrokken uit Amsterdam omdat de bevolking in haar wijk, Osdorp, enkel nog “Turken en Marokkanen” huisvestte waar alle Surinamers en Nederlanders weggetrokken waren. De diversiteit die ze daar miste kon ze wel vinden in de Pallas. Ze geeft aan dat de samenstelling van bewoners in de Juno en Triton homogener qua culturen is dan de Pallas. Net als respondent 6 woonde respondent 7 hiervoor aan de

(25)

Gouwzeestraat in Wheermolen-Oost, waar ze ook is vertrokken vanwege de hoge mate van overlast (gehorigheid).

Respondent 5B is één van de bewoners van de vrije sectorappartementen in de Pallas, zijn eengezinswoning in Hoorn werd gesloopt met als gevolg dat hij in zijn laatste werkjaar een nieuw appartement moest zoeken omdat zijn inkomen te hoog was voor de sociale sector. Ook hij werd door de schaarste voor ruime seniorenappartementen gedreven naar de beschikbare vrije sectorappartementen in de regio Noord-Holland. Respondent 5A wilde graag in Hoorn blijven maar het aanbod in de regio paste niet bij hun voorkeuren. Deze twee respondenten zeggen het volgende:

“Na 40 verkassen, dat was voor mijn vrouw moeilijker dan voor mij” – Respondent 5B, bewoner van de Pallas

In Hoorn zelf was er geen vrije sector beschikbaar. Ja ééntje, dat was iets van 65m². Nou hier heb je bijna 100” – Respondenten 5A & 5B, bewoners van de Pallas

Deze respondent zijn uniek in hun verhuisgeschiedenis waar ze voor hun komst in Wheermolen-West geen woongeschiedenis hebben gekend in Purmerend. Toevallig had respondent 5B kennissen – opgedaan via zijn hobby als modelbouwer – in de oude galerijflats die de spoorzone tekenden, waardoor hij wel associaties heeft met de wijk (in zijn oude staat). Het blijft echter vooral bij die associaties, ze hebben verder namelijk geen sociaal netwerk in Purmerend, laat staan in de Pallas. Ze zeggen dan ook te merken dat een deel van de bevolking binnen de flat bestaat uit de bewoners van het oude middengebied:

“Er zijn een heleboel mensen in deze flat gekomen, dat waren allemaal Purmerenders en buurtjes uit dingetjes van mekaar […] die mensen hadden al wel sterke contacten met elkaar” – Respondent 5B, bewoner van de Pallas

In het vernieuwingsproject vormt de Pallas het enige complex dat zonder restricties door middel van labels sociale huurwoningen aanbiedt en dus in theorie dezelfde samenstelling kan krijgen als de galerijflats die de spoorzone voorheen tekende. Logischerwijs hebben de inwoners van de Pallas een lager besteedbaar inkomen dan de inwoners van de Juno op basis van het toewijzingsbeleid van sociale huurwoningen.

Waar de Juno en Triton dus uitsluitend gekenmerkt worden door een bevolking die minstens 50 jaar oud is, wordt de Pallas gekenmerkt door een hogere diversiteit binnen de leeftijden volgens de respondenten. Toch kent de Pallas nog steeds een sterke concentratie ouderen (met een arbeidersachtergrond) waar ze een deel van de oude bewoners van de vergrijsde arbeiderswijk heeft opgevangen en deze groep ook ondersteunt door de ruime sociale huurwoningen aan te bieden die

(26)

volgens Hans Krieger zo belangrijk zijn in het aantrekken van senioren die voorheen in een eengezinswoning zaten. Ook beschrijven de respondenten de bevolking van de Pallas vaker als etnisch homogeen dan de andere Juno en de Triton, waar respondenten geen enkele beschrijving doen van niet-westerse bewoners met een migratieachtergrond.

6. Ervaring van de sociale dynamiek

6.1 Algemene dynamiek

“Die wijk is begonnen als een arbeiderswijk. Heel sociaaldemocratisch opgezet […] zo’n wijkcentrum wordt intensief gebruikt, mensen ontmoeten elkaar daar, oude mannen spelen biljart […], juist in die periode was er toch wel een hele sterke stijging in de welvaart en hadden mensen auto’s, […] mensen gingen op een sport, er ontstonden dus allemaal alternatieven die elkaar op die manier ontmoeten. Dat wijkcentrum bloedt eigenlijk dood want er zijn geen mensen die het in stand meer willen houden. En dat centrum was echt het kenmerk van een arbeiderswijk. Het heeft ook te maken met het opbouwwerk en ook een stukje idealisme, er was ook geen alternatief!” – Berent Daan, oud-wethouder Purmerend

De wijk Wheermolen was bij haar oplevering in 1965 een echte arbeiderswijk: bedrijven in de regio (voornamelijk uit Amsterdam) kochten woningen op of lieten woningen ontwikkelen om hun werknemers een fatsoenlijk dak boven het hoofd te kunnen bieden op een overbrugbare afstand (Interview Berent Daan, Interview Hans Krieger). Deze identiteit ging volgens oud bewoners van Wheermolen-West, -Oost en Overwhere gepaard met een sterke mate van sociale cohesie waar mensen in relatief hoge mate betrokken waren bij elkaars huishouden en regelmatig bij elkaar over de vloer kwamen. Ook binnen dit onderzoek zijn deze “roots” terug te vinden in de getransformeerde wijk: zes van de zeven respondenten hebben in één van de drie Purmerendse “arbeiderswijken” gewoond voordat ze naar de nieuwe spoorzone zijn verhuisd. Binnen deze zes respondenten zijn er drie sociale huurders die tegelijkertijd alle drie of als havenarbeider in Amsterdam hebben gewerkt of een vader hadden die als havenarbeider in Amsterdam werkte. De drie vrije sectorhuurders hebben geen achtergrond op de Amsterdamse werven maar noemden wel de sterke oorspronkelijke samenhang in hun oude wijk, waar ze de Wheermolen beschreven als een soort omvangrijke eenheid.

Ik heb later ook nog in Overwhere gewerkt (als leerkracht) maar daar vond ik het een heel andere sfeer. Hier was het veel meer met elkaar […]. Daar was het een beetje haat en nijd. Dit was één grote club, iedereen kende elkaar en zwaaide en praatte met elkaar – Respondent 6, oud leerkracht in Wheermolen en bewoner van de Juno

“in de jaren ’70 waren daar (in Wheermolen-Oost) heel veel “feestjes” […] dan weer bij die en dan weer bij die […] dat was altijd heel gezellig” – Respondent 1A, bewoner van de Juno

(27)

De salarissen van de arbeiders in de wijk waren niet hoog. Uit de interviews blijkt dat onder de sociale huurders de man het brood verdiende in het gezin waar de vrouw voor de kinderen en het huis zorgde waardoor het besteedbare inkomen laag uitviel. De bevolking in de arbeiderswoningen in deze wijken was dus vrij homogeen, waar veel inwoners een professie in hetzelfde vakgebied hadden en dus gelijke economische posities kenden. Deze homogeniteit in professie is positief voor de mate waarin het vinden van mensen “zoals jij” mogelijk is, en het delen van deze normen, waarden en gebruiken is positief voor de ontwikkeling van sociale samenhang (Atkinson & Kintrea 2002; Beckhoven & Kempen, 2003; Dekker & Bolt, 2004;). Berent Daan noemde hier het reeds gesloten wijkcentrum als hart van de arbeiderswijk, waar het geld voor recreatie schaars was vormde deze plek een laagdrempelig substituut voor de gehele wijk om zich te vermaken. De bewoners van de wijk kwamen elkaar hier volgens de oud-wethouder regelmatig tegen in een informele omgeving waardoor sociale netwerken ontstaan tussen mensen die weinig verdienen, een laag opleidingsniveau genoten hebben en vaak jonge kinderen hebben; een doelgroep die over het algemeen in een relatief hoge mate op buurtniveau leeft (Kempen & Beckhoven, 2003).

“De mensen gingen wat meer verdienen, salarissen gingen omhoog” – Respondent 4, bewoner van de Triton

In de loop der jaren veranderen de eigenschappen van de bewoners van de Wheermolen: een sterke groei van salarissen onder arbeiders zorgt ervoor dat individuele welvaart toeneemt waardoor haar inwoners minder gebonden zijn aan de sociale netwerken en voorzieningen op buurtniveau (Wilson, 1987). Het toenemen van de omvang van de individuele actieradius per huishouden lijdt dan ook uiteindelijk tot het afzwakken van de oorspronkelijke contouren van de sociale afhankelijkheid die de wijk karakteriseerden toen de eerste eengezinswoningen net werden opgeleverd.

Figuur 3: Toename van lonen in Nederland (Van der Velden, 2016)

1965: Eerste woningen aan de Kometenstraat in

Wheermolen-West worden opgeleverd

(28)

“Wij zijn allebei in 1944 geboren. Toen kwam de heropbouw, en op gegeven moment ging het steeds beter met de economie, dat hebben wij meegemaakt. De jeugd van nu die weet niet beter als dat het zo is, als ze zeggen pap ik wil een brommer dan krijgen ze een brommer, noem maar wat hè?” – Respondent 3A, lid bewonerscommissie Pallas

Van de 6 respondenten die hiervoor ook in Purmerend hebben gewoond hebben er 5 aangegeven dat de samenhang in de wijk in lagere mate aanwezig is ten opzichte van hun vorige woonsituatie binnen Wheermolen-West, -Oost of Overwhere. De fysieke transformatie of een veranderde sociale dynamiek in de buurt worden echter niet genoemd tijdens het redeneren van een oorzaak, in plaats daarvan lijkt de “tijdsgeest” de oorzaak te zijn van de toegenomen mate van individualisme in de drie arbeiderswijken. In de nieuwe huishoudens is het vanzelfsprekender dat beide partners een baan hebben (CBS, 2010), ook verdwijnt de beperking die de armoede oplegde aan het beoefenen van sport onder kinderen (SCP, 2010) waardoor kinderen zich vaker buiten de wijk begeven.

“Het werd… zakelijker, terwijl het in het begin veel opener was. En de hele sfeer werd natuurlijk anders, toen was bijna altijd één van de ouders wel thuis, meestal de moeder, maar later was er niemand meer thuis […] de eerste scheiding die we meegemaakt hebben dat was verschrikkelijk, maar later zeiden we: het is nog heel uitzonderlijk als hier twee ouders zijn bij één kind” – Respondent 6, oud leerkracht in Wheermolen en bewoner van de Juno

Ook op de basisschool in het oostelijke deel van de wijk zijn deze (maatschappelijke) ontwikkelingen voelbaar, zo neemt ook het aantal echtscheidingen in Nederland fors toe en dit is ook perceptibel in de wijk volgens respondent 6 (Luykx & Slot, 1997). Het wijkcentrum, dat voorheen het hart van de arbeiderswijk vormde, is in 2011 definitief gesloten waar te weinig mensen nog gebruik maken van de voorzieningen en niemand haar meer in stand wilde houden (De Echo, 2011). Een nieuw wijkcentrum is reeds geopend in de Triton, maar deze neemt weinig meer de rol in van ontmoetings- en recreatieplek en vormt meer een locatie voor werkers en organisaties volgens wijkmanager Edwin Färber. Van de 7 respondenten maakt alleen Respondent 4, bewoner van het overkoepelende Triton-complex, vaak gebruik van het wijkcentrum. De maatschappelijke ontwikkelingen die zich in Nederland hebben voortgedaan na de wederopbouw hebben dus zeker hun effecten gehad op de sociale samenhang in de Purmerendse arbeiderswijken

(29)

6.2 Sociale dynamiek binnen de complexen

“Wat je hier in Purmerend hebt […] , dat is natuurlijk een autochtone kern […] dat verdwijnt toch op gegeven moment wel heel langzaam maar op een bepaalde manier zijn ze toch een beetje defensief naar buiten.” – Respondent 1B, voorzitter bewonerscommissie Juno

Tot zover hebben we kunnen constateren dat de nieuwe bewoners van de spoorzone een hoge gemiddelde leeftijd hebben waar de Triton gekenmerkt wordt door een hoge concentratie (hulpbehoevende) ouderen, Juno gekenmerkt wordt door oudere bewoners met relatief sterke financiële posities en de Pallas gekenmerkt wordt door een hogere diversiteit in leeftijd, cultuur en inkomen. De concentratie van ouderen brengt hier natuurlijk ook eigen uitdagingen mee, zoals een verhoogde kans op eenzaamheid (CBS, 2015).

Uit onderzoek van de gemeente Purmerend bleek dat in het jaar 2016 48 procent van de bevolking zich wel eens sociaal eenzaam voelt, 24% procent zich emotioneel eenzaam voelt en 8 procent zich ernstig eenzaam voelt waar deze groepen voor een groot deel vertegenwoordigd bleken in de wijk Wheermolen (PIC, 2016). Dit hoeft niet direct te betekenen dat de bewoners van Wheermolen ook echt eenzaam zijn, maar het geeft wel aan dat de kwaliteit en/of kwantiteit van de huidige relaties niet toereikend is voor veel mensen in de wijk (McWirther, 1990). Zoals beschreven is de gemiddelde leeftijd in de complexen hoog en komen veel mensen te overlijden waardoor de desbetreffende partner alleen achterblijft. De respondenten binnen de Juno en Pallas noemen de jaarlijkse kerstborrel in het wijkcentrum als het enige georganiseerde moment waarop ze hun buurtgenoten leren kennen.

“[…] Wij hebben in december een kerstconcert gegeven, dat was voor mensen die het moeilijk hadden en mensen die ook niet zo veel centjes hadden, dus die werden de hele middag verwend. Het was gratis met hapjes en drankjes, heeft ook mijn man met het orkest heeft daar ook aan bijgedragen, en toen ben ik wel op zoek gegaan naar mensen waarvan ik dacht van nou… en ook geïnformeerd zijn er hier mensen in het appartement, want dat wist ik echt niet hoor… die dat echt hard (nodig hadden)… bij sommige mensen wist ik dat wel, waarvan de partner vanwege dementie opgenomen is in een verpleegtehuis, of iemand waarvan de partner pas overleden is, die mensen heb ik gevraagd of ze naar dat concert wilde komen, of ze dat leuk vonden. Nou ja en dan zie je toch wel een stukje eenzaamheid in zo’n appartementengebouw, dat mensen heel blij zijn dat ze zo’n handreiking krijgen. Maar ja daarna is het dan weer even… (Respondent 1B vult dit aan met “Ieder gaat weer zijnsweegs”)” – Respondent 1A, bewoner van de Juno

Om toch tot deze grote groep alleenstaande (en wellicht eenzame) mensen door te dringen noemen respondenten 1A en 6 beide pogingen tot het organiseren van evenementen om eenzaamheid tegen te gaan en connecties te stimuleren. Zo hebben respondenten 1A & 1B via hun connecties bij het plaatselijke koor en orkest een gratis kerstconcert gegeven met hapjes en drankjes. Respondent 1A heeft

(30)

de bewoners in de Juno van wie ze wist dat ze alleen waren persoonlijk benadert om te peilen naar de behoefte voor zo’n soort evenement waarbij haar opviel dat mensen erg blij waren met de handreiking. Respondent 1A & 1B geven wel aan dat na het evenement iedereen weer zijnsweegs ging, implicerend dat er naar hun weten geen structurele connecties het leven in geroepen zijn ten gevolge van het evenement.

“We hebben één keer in het jaar een borrel […] we hebben hier geen ruimte waar je iets kunt organiseren. Dat hebben ze wel geprobeerd om een barbecue te houden en dan zei iedereen van… ja… ja… waar moet je dat gaan doen […] dat is ook niet doorgegaan, dus nou is het alleen nog maar de kerstborrel, en daar komen ook lang niet alle mensen hoor. Wel een aantal, een vast clubje en van de nieuwe komen er dan een paar bij en soms blijven die zitten en soms waait dat ook weer af.” – Respondent 6, oud leerkracht in Wheermolen en bewoner van de Juno

Zoals het citaat van respondent 6 aangeeft zijn er momenteel geen geschikte locaties rondom de spoorzone voor buitenevenementen ondanks de hoeveelheid groen in de wijk. De grasvelden rondom de nieuwe koopflats lopen voor een deel schuin af en ondersteunen geen activiteiten die een capaciteit van twee (en binnenkort drie na de oplevering van Apollo) wooncomplexen moeten dragen. Wel heeft ze éénmalig in samenwerking met enkele bewoners van de Juno en Intermaris een burendag kunnen organiseren tussen de flats in, maar afgelopen jaren bleek er te weinig draagvlak aanwezig om hier een vervolg op te organiseren ondanks het persoonlijke succes dat respondent 6 beschrijft:

“Ik heb (op de burendag) wat mensen […] ontmoet en dat was heel gezellig want die kende ik nog, ik dacht van: hey, wonen jullie hier ook? Dat was gezellig want daar zwaai ik elke keer naar als ik ze tegenkom” – Respondent 6, oud leerkracht in Wheermolen en bewoner van de Juno

In de Triton is dit draagvlak wel aanwezig volgens de respondenten uit de Juno en de Pallas, die deze bewering maken op basis van het feit dat de inwoners uit dit complex zeer regelmatig te vinden zijn in het aangrenzende wijk- en zorgcentrum waar ze biljarten, kaarten en samen eten.

“Het hangt heel sterk af van de bewoners zelf. Met name de andere kant van het gebouw. Daar is de cohesie groter op de één of andere manier *wijst naar de Triton en rechterzijde van de Juno*. Daar komen de mensen ook bij elkaar over de vloer, er is ook een soort dagplanning… dat ze elkaar tegenkomen.” – Respondent 1B, voorzitter bewonerscommissie Juno

Een mogelijke verklaring hiervoor kan gevonden worden op meerdere schaalniveaus; individueel en ruimtelijk. De (relatief zeer) hoge gemiddelde leeftijd in de Triton zorgt ervoor dat haar inwoners eerder te maken krijgen met het verlies van functionaliteit, het overlijden van tijdgenoten en de afname van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met het oog op het waarborgen van de veiligheid zijn bij een bouwwerk voor het verblijven van personen zodanige opstelplaatsen voor brandweervoertuigen dat een doeltreffende

Ook wordt onderzocht of er een nieuwe verbinding voor langzaam verkeer onder het spoor tussen De Koog en Park De Dwarsgouw gemaakt kan worden.. Dit in combinatie met

Om te bepalen of de werkelijke situatie overeenkomt met de registratie zijn de antwoorden van de geïnterviewde bewoners (of door de observaties van de interviewer in het geval

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

[r]

Dankzij een overzichtelijke structuur met front- offices onder één overkoepelend merk kan duidelijk worden welke diensten onontbeerlijk zijn voor de verbetering van

Adressen die getrokken zijn op basis van speciale kenmerken (risicosignalen) kunnen een rol spelen indien (1) de populatiecijfers bekend zijn voor deze kenmerken en (2) binnen

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,