• No results found

“[…] ik voel me verantwoordelijk voor mijn woonplek, en dat komt omdat ik mezelf kan verbinden, associëren en identificeren met waar ik woon en op het moment dat een locatie groot en monolithisch is, is je vermogen om je te verbinden met je woonplek weg, dan maakt het niet uit voor wat voor flat je staat, het is allemaal hetzelfde.” – Berent Daan, ex-wethouder Purmerend

Fysieke kenmerken van beide situaties

Naast de veranderingen in de bewonerssamenstelling die de vernieuwing teweeg heeft gebracht zijn er natuurlijk ook grote veranderingen in de fysieke omgeving van de spoorzone gerealiseerd. De spoorzone in Wheermolen-West werd voorheen getekend door zes één-en-dezelfde galerijflats, verder gekenmerkt door een donkere bruingrijze “steen” en kleine identieke balkonnetjes voor ieder appartement. De flats waren omringd door grasvelden en werden via de planetenstraat gescheiden van de rest van de wijk. De ingang van de oude galerijflats zat aan de kant van het spoor, waar de balkons richting de wijk gekeerd waren. De onderste twee etages van de complexen bestonden uit garageboxen en opslagruimtes waar de woonfunctie dus pas echt op de tweede verdieping begon.

Figuur 6: De eerste twee Meteorenflats klaar voor de sloop, 2007 (Bron: NHNieuws)

De nieuwe bebouwde omgeving in de spoorzone wordt gekenmerkt door vier complexen die allen op een bijna willekeurige wijze verschillende hoogtes kennen per twee á vier horizontale woningen. De Triton verschilt hier, waar ze een woontoren van vijftien verdiepingen heeft en het wijkcentrum huisvest in het midden van de galerijen. Drie van de vier ingangen van de Triton zijn gericht naar de Churchilllaan en niet naar de wijk zelf, waar de andere complexen allen hun ingangen recht tegenover elkaar hebben aan de zijkanten van de complexen. De complexen worden gekenmerkt door een gele steen met lichtblauwe afwerking op sommige delen, ook zijn de balkons van glas gemaakt in de nieuwe

complexen. Voor de nieuwe complexen staan vijf urban villa’s; donkerrode blokken met allen 13 koopwoningen. Ook worden alle complexen opnieuw omringd door een grasveld, het enige verschil met de vorige situatie is dat er een kanaal gegraven is tussen de complexen en de woonblokken, waar meerdere bruggen zijn gerealiseerd bij de ingangen van de complexen.

Figuur 7: Van links naar rechts: de Pallas, Juno en Triton met daarvoor drie van de vijf woonblokken in 2017. Momenteel staat er links van de Pallas een soortgelijk complex genaamd Apollo en staan er links van de woonblokken nog twee identieke woonblokken die eind dit jaar opgeleverd worden. Rechts onderin kun je de vier

Mercuriusflats zien, de eerste twee worden momenteel (vanaf begin 2018) gerenoveerd (Bron: WP).

Uniformiteit

“Vroeger had je een hoge bouw, dan moest je met de lift naar boven en dan moest je de hele galerij over voordat je thuis was. Hier heb je gezien: het zijn er (nu) maar vier en dan heb je ook mensen die achterin wonen (aan de galerij) dus het is allemaal verschillend, dat maakt het ook dat het niet zo massaal is” – Respondent 3A, lid bewonerscommissie Pallas

Respondent 3A heeft van 1979 tot 2013 aan de Planetenstraat gewoond en dus in de “schaduw” van de oorspronkelijke Meteorenflats. Ze beschrijft de nieuwe bebouwing als meer divers en minder massaal dan de oorspronkelijke situatie.

“We waren allebei zo… ja… enthousiast over de vorm van de bouw hier, want het is heel gefaseerd… ja… niet een blok […]. Heel verschillend. Hele vriendelijke steen ” – Respondenten 1A & 1B, bewoner van de Juno en voorzitter bewonerscommissie Juno

Respondenten 1A en 1B zijn het hier mee eens en zien de mate van diversiteit binnen de bouw als erg aantrekkelijk waar de flats voorheen allemaal hetzelfde waren. Ook de kleur van de steen zelf wordt

gewaardeerd aangezien hier binnen weer een stukje diversiteit zit dat ze zo weten te waarderen van de vernieuwde spoorzone.

“[…] hier vind ik het wel mooi worden, de Juno en de Pallas en die er naast zit… en die blokkies ervoor vind ik ook wel… en daar zit ook veel groen en water, ze gaan het water ook doortrekken… dat vind ik wel een leuk gezicht. En… het is ook ruim.” – Respondent 6, oud leerkracht Wheermolen en bewoner van de Juno

Enkele respondenten ervaarden de vorige situatie als één massale entiteit waar weinig ruimte tussen zat. Een verklaring hiervoor kan liggen in het feit dat de spoorlijn die de grens van de wijk vormt nu beter vanaf de Planetenstraat is te zien en dat ieder complex toch ook weer zijn eigen “onderdelen” heeft waar de respondenten zich mee associëren. Zo praten de respondenten tijdens de interviews vaak over het deel van het complex waar ze wonen, bijvoorbeeld: “de toren”, “achteren”, “de appartementen met kleine of grote balkons”. De respondenten die vrienden of familie in de meteorenflats hadden wonen of hier zelf woonden, beschreven enkel de verdieping waar ze woonden, waarbij geen andere “onderdelen” werden genoemd. Enkele respondenten die geen directe connectie (via bijvoorbeeld vrienden en familie) hadden met de Meteorenflats geven wel aan dat de flats verschilden in “beruchtheid”:

“In dit deel hebben er inderdaad 4 gestaan (flats) en de 4de en de 3e dat waren probleemflats, waren heel veel Antilliaanse en Surinaamse jongens ook, en dat was op gegeven moment, was het echt verschrikkelijk. Die eerste 2 flats die gingen nog wel” – Respondent 3A, Lid bewonerscommissie Juno

Geen van de respondenten heeft de problematiek van de Meteorenflats toegewijd aan haar fysieke kenmerken. Wel wordt deze fysieke verloedering in meerde interviews aangekaart maar deze is ten gevolge van de aanwezigheid van asociale bewoners. Berent Daan, oud-wethouder van Purmerend, ziet wel een patroon binnen de verloedering van de hoogbouw in Wheermolen-West en Oost (zie citaat pp. 56). Zoals voorheen aangeduid, beschrijven enkele respondenten en informanten een (toegenomen) mate van sociale problematiek in de overige flats in de wijk, waar vooral de ringvaartflats aan de Gouwzee- en Citerstraat in het oostelijke deel van de wijk met vervuiling en overlast te maken hebben. De flats (die voor het overgrote deel identiek waren aan de Meteorenflats) worden gekenmerkt door het goedkope en efficiëntiegerichte bouwen van de naoorlogse periode, waar kwantiteit boven kwaliteit werd gesteld om de woningnood snel onder controle te krijgen (Power, 1999) en de flats moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn (zie Johansson, 2012 pp. 57). Alle overige hoogbouwflats blijven echter bestaan en worden gerenoveerd aangezien Intermaris de kwaliteit van deze flats nog voldoende vindt en een renovatie als kosten-efficiënt ziet volgens de informanten van de woningbouwcorporatie. De ex- wethouder ziet het monotone karakter van de flats als obstakel voor eventuele identificatie met de

woonomgeving en het uitblijven van deze identificatie zorgt er volgens de ex-wethouder weer voor dat individuele verantwoordelijkheid voor de omgeving daalt.

“Het is niet eens zo zeer dat het individuele gebouw nou zo mooi hoeft te zijn, maar variatie en ruimte voor identificatie is de essentie.” – Berent Daan, Ex-wethouder Purmerend

Op het eerste gezicht lijkt deze waarde wel gehaald nu de zes identieke galerijflats zijn ingewisseld voor een serie complexen met ieder verschillende hoogtes en een kleurenpalet dat geel met lichtblauw in bescheiden mate afwisselt. Toch ziet de ex-wethouder hier een gemiste kans als hem gevraagd wordt of dit in de nieuwe situatie wel het geval is:

“Nee dat vind ik een gemiste kans. Ik vind het niet eens zo erg als één gebouw lelijk is, want dan staat er altijd weer een gebouw dat mooier is. Als het maar herkenbaar is . Ik was verantwoordelijk voor de herontwikkeling van de kop van west in Purmerend, helemaal aan de westkant en dan het gebied tussen de westkant en de A7, dat wordt nu helemaal ontwikkelt en dat is grotendeels zelfbouw en een heel klein beetje sociale huur maar vooral goedkope koop, dus je kon echt een perceel kopen en zelf bouwen voor maar 2 ton, was echt bedoelt voor sociale huur. Mensen die met een relatief klein inkomen toch nog zelf een huis konden kopen. Ik denk dat dat heel succesvol is, daar is dus een enorme diversiteit en hele sterke mogelijkheid om je te verbinden en te identificeren met die plek.” – Berent Daan, Ex-wethouder Purmerend

Uiteindelijk komt het volgens de ex-wethouder neer op het feit of mensen zich kunnen verbinden met hun woonomgeving. Het gaat hier dus om een gevoel dat niet zozeer puur ontstaat op basis van de fysieke omgeving maar wel ondersteunt wordt door soortgelijke kenmerken. Uniformiteit van de bebouwde omgeving gaat hier dus gepaard met aliënatie (Tuan, 1977), deze aliënatie gaat volgens de ex-wethouder weer gepaard in het ontbreken van het verantwoordelijkheidsgevoel dat zo belangrijk is om verloedering tegen te gaan. Dat de mate van uniformiteit is verminderd ten opzichte van de vorige situatie kan niet worden ontkend, wel zijn de Pallas, Juno en Apollo moeilijk van elkaar te onderscheiden waardoor de bewoners zich minder goed kunnen identificeren met hun woonomgeving.

Verbinding met de wijk

De respondenten die tijdens de vernieuwing in Wheermolen-West gewoond hebben beschrijven de laagbouwwoningen in de wijk als “de buurt” maar associëren de meteorenflats hier niet bij, terwijl deze maar een paar jaar later zijn opgeleverd. “Het was daar een leuke buurt, ook nog steeds toen het hier (de spoorzone) minder leuk werd” zegt respondent 3A terwijl ze naar haar oude woning ongeveer honderd meter verderop wijst. Respondent 4 beschrijft de flats en de laagbouw ook als apart: “die mensen gaan verhuizen van het oude buurtje […] dan gaan ze naar deze flats”. Als oud bewoner van

de Meteorenflats zijnde geeft hij ook het volgende aan als hem gevraagd wordt naar het uitzicht van zijn balkon dat richting de eengezinswoningen gekeerd was:

“Nah… je let niet zo op de buurt in die flats, nee echt niet! Je let meer op je woning want je zit toch binnen. Af en toe sta je op balkon maar… de ingang zat ook aan de andere kant.” – Respondent 4, bewoner van de Triton

Toen de woningen allemaal net gerealiseerd waren was dit anders; hieronder wordt een relevante terugkoppeling uit het hoofdstuk over de tijdsgeest aangehaald:

De cohesie in de buurt was tijdens haar oplevering vele malen groter omdat de bewoners van de wijk elkaar volgens de respondenten goed kenden. De mensen waren afhankelijker van elkaar en de buurt vormde de basis voor de activiteiten. Zoals we voorheen hebben vastgesteld nam gedurende de jaren de sociale samenhang in de buurt af; de buurt was niet meer de arena voor het dagelijks leven en werd minder belangrijk. Dit ging gepaard met de instroom van een “nieuwe generatie” in de flats, waar de mate van verhuisgelegenheid hier een stuk hoger lag dan in de eengezinswoningen (Vermathe et. Al, 2010).

“[…] je zag dat de flats echt helemaal geen relatie hadden met die eengezinswoningen, die eengezinswoningen hadden waarschijnlijk best wel veel last van de bewoners van de flat maar de bewoners van de flat hadden waarschijnlijk geen last van de bewoners in de eengezinswoningen. Die hadden helemaal geen binding met het gebied dat achter die flats lag.” – Anita Snel, regisseur wonen Intermaris

De bewoners van de flats hadden dus steeds minder redenen om in de wijk te komen gezien het feit dat de snelste routes naar de twee naastgelegen winkelcentra en het treinstation via de Churchillaan liepen. Hierdoor worden interacties op de straten een stuk zeldzamer en daalt het samenhangende gevoel tussen de twee onderdelen van de wijk en ontstaat er een toenemend gevoel van fysieke segregatie (Southworth & Owens, 1993). Vanzelfsprekend zijn de voorheen genoemde factoren minstens even belangrijk geweest voor de toenemende segregatie tussen de flats en de “buurt”, maar ook de fysieke ruimte heeft hier hoogstwaarschijnlijk een rol gespeeld doordat de bewoners van beide “delen” van de wijk elkaar weinig tegen kwamen.

“Daarom gaan we ook, die planetenstraat die er nu loopt eruit halen en dat wordt een voetfietspad, en eh… daar kan je aan 2 kanten groen creëren met woningen er om heen en dan heb je echt een parkje. Dat vind ik wel een toevoeging voor de wijk wat nu, of wat 10 jaar geleden niet aanwezig was” – Pieter Buis, vastgoedontwikkelaar Intermaris

De oude grens tussen de twee delen was de planetenstraat, deze vormde de verkeersader voor de eengezinswoningen en de meteorenflats. Dit waren bij elkaar zo’n 700 woningen die allemaal gebruik maakte van deze weg waardoor het geen geschikte plek was voor recreatie. Respondent 7 vertelt het volgende terwijl ze naar de planetenstraat wijst:

“Eerst was het echt gaan en komen… het gaan en komen van mensen.” – Respondent 7, bewoner van de Pallas

Momenteel ligt de planetenstraat er nog steeds; de woningen aan deze weg worden eind 2018 gesloopt volgens de woningbouwcorporatie, pas daarna kan de transformatie van de rest van de wijk echt beginnen. Het plan is dus om loop- en fietsvriendelijke en tevens groene omgeving te maken van de oude “barrière”, waar verderop in de wijk een “parkje” gerealiseerd wordt dat aftakt van deze groenstrook. Soortgelijke omgevingen die georiënteerd zijn op het weren van auto’s en het stimuleren van lopen hebben een positief effect op interacties tussen buurtbewoners en kunnen dus het voorheen ervaren gevoel van segregatie (deels) verhelpen (Rogers et. Al, 2011). Bewoners van de spoorzone hebben nu ook weer een reden om de “buurt” in te trekken, waar het nieuwe “park” dat te midden van de toekomstige eengezinswoningen komt een functie van recreatie kan vervullen en daarmee ook ontmoeting kan stimuleren voor de gehele wijk (Leyden, 2003).

Figuur 8: Digitale schets van het nieuwe middengebied, rechts onderin is de nieuwe spoorzone zichtbaar. De donkerblauwe cirkel duidt de locatie van het nieuwe parkje aan. Hier komen ook voorzieningen zoals lantaarnpalen en bankjes volgens de woningbouwcorporatie. Ook wordt de helft van de aanwezige hoeveelheid

Met de rug naar de wijk

“[…] het is heel gek maar die eh… flats stonden ook zo schuin op het spoor en de entree van die flats stond ook aan de achterkant, daar stonden ook heel veel bomen… dus het was gewoon donker! Dat gaf meteen een onveilig gevoel. – Pieter Buis, vastgoedontwikkelaar Intermaris

De ingangen van de Meteorenflats waren richting het spoor gekeerd en volgens Pieter Buis tevens omringd door bomen waardoor de bewoners van het middengebied moeilijk konden zien wie er zich in en uit de flat begaven. Deze obstructie kan negatieve gevolgen hebben voor de subjectieve veiligheid en daarbij saamhorigheidsgevoel van de wijk (Lund, 2002; Leyden 2003), waar de twee delen van de wijk elkaar zelden zagen, zelfs wanneer de bewoners zich in de wijk bevonden. Respondent 4 gaf al aan dat hij zich op zijn balkon (van 7 hoog) niet op de buurt lette, iets dat Pieter Buis niet ongewoon lijkt te vinden:

“de begane grond […] waren garages, eerste verdieping waren bergingen dus je woont op de 2de verdieping dus wat is jouw relatie met het maaiveld? Op die hoogte kijk je al over de nok heen van de ééngezinswoningen, je voelt je dan ook niet verbonden” – Pieter Buis, vastgoedontwikkelaar Intermaris

In de nieuwe situatie staan de (hoofd)ingangen van de flats naar elkaar toe gericht, ook zijn de wanden van de binnenkomsthal gemaakt van glas gemaakt. Beide aspecten zorgen er dus voor dat de bewoners van het middengebied beter kunnen zien wie de complexen betreden en verlaten waardoor ze een beter idee krijgen wie hun buurtgenoten zijn en zich veiliger voelen op straat (Leyden, 2003). Een uitzondering is de Triton, waar drie van de vier ingangen niet naar de “buurt” zijn gericht maar naar de Churchillaan. Bij de hoofdingangen van de Apollo, Pallas en Juno lopen bruggen over het water waar je je overheen moet begeven om vanaf deze complexen naar de winkelcentra of het openbaar vervoer te gaan, dit betekent dat de bewoners van deze complexen zich langs de “buurt” bewegen voor hun dagelijkse activiteiten waar je voorheen de wijk kon verlaten zonder in de nabijheid te komen van de eengezinswoningen. Ook dit is op zijn beurt weer positief voor de mate van ervaren saamhorigheid in het nieuwe Wheermolen-West (Lund, 2002).

Conclusie

“[…] Hier wordt het het Wherepark (naam van het nieuwe Middengebied), het wordt mooi… denk ik. Dit hier vind ik sowieso mooi (de spoorzone), dit is ruim opgezet, vind ik dan hoor, vooral in vergelijking met wat het eerst was. Hier is een heleboel groen, en eh… ja… het is… je kijkt een beetje rechtuit, je kijkt niet helemaal tegen de flat aan. Wat dat betreft zit het goed ! Hier zwemmen ze ook, ik heb laatst voor het eerst iemand zien schaatsen hier zo. […] die kinderen daar zijn aan het bootje varen […] ze komen overal vandaan! Er is muziek en dan is het heel druk, en dat is wel gezellig en er is ruimte voor, dus ja!” – Respondent 6, oud leerkracht Wheermolen en bewoner van de Juno

Respondent 6 is, net als de andere respondenten die hiervoor bekend waren met Wheermolen-West, blij met de nieuwe spoorzone. Naast het feit dat het nieuwe, goed geïsoleerde woningen zijn die weer tientallen jaren meekunnen volgens de woningbouwcorporatie, zijn er ook veranderingen in de fysieke ruimte rondom de complexen toegepast die de leefbaarheid van het gebied ten goede zouden moeten komen. Zo voelde de oude spoorzone volgens een deel van de respondenten en informanten niet aan als een onderdeel van de wijk, maar meer als een apart onderdeel dat op geen enkele manier verbonden was met de eengezinswoningen. De respondenten zien hier de fysieke vorm van de galerijflats niet als oorzaak, maar refereren toch weer naar de toenemende individualisatie in de wijk die, door de hoge verhuisgelegenheid in de Meteorenflats, sneller verliep in dit deel van de wijk dan bij de eengezinswoningen.

Kwantiteit werd boven kwaliteit gesteld en ruimte voor differentiatie was er niet in het bouwplan. Een kwalijke zaak volgens oud-wethouder Berent Daan, die persoonlijke identificatie en associatie met de woonomgeving ziet als een belangrijk aspect om individuele verantwoordelijk te stimuleren en zo verloedering tegen te gaan. De oud-wethouder ziet de nieuwe, meer diverse bouw toch als een gemiste kans aangezien de complexen onderling veel uiterlijke kenmerken delen. Toch is er wel vast te stellen dat de respondenten zich niet alleen associëren met de buurt of zelfs het complex waar ze wonen, maar ook het specifieke onderdeel van dit desbetreffende complex.

De Planetenstraat – de verkeersader die voorheen de barrière vormde tussen de spoorzone en het middengebied van de wijk – wordt in het nieuwe plan ingeruild voor een loop- en fietsvriendelijke groenstrook die doorloopt in een parkje midden in het vernieuwde middengebied. Voorheen hadden de bewoners van de Meteorenflats geen motief om in de buurt te komen waar de dagelijkse routes voor deze bewoners dankzij stratenpatroon en de voorzieningen om de wijk heen liepen. In de nieuwe situatie worden de bewoners dus langs het middengebied geleid en hebben ze hiernaast een recreatieplek midden in het middengebied, dit komt de mate van interactie en daarbij het “buurtgevoel” ten goede waardoor