• No results found

Spuitvloeistofverdeling en biologische effectiviteit van een fungicide bij bespuitingen in aardappelen : effect doptype en dosering

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Spuitvloeistofverdeling en biologische effectiviteit van een fungicide bij bespuitingen in aardappelen : effect doptype en dosering"

Copied!
94
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)4QVJUWMPFJTUPGWFSEFMJOHFOCJPMPHJTDIFFGGFDUJWJUFJU WBOFFOGVOHJDJEFCJKCFTQVJUJOHFOJOBBSEBQQFMFO &GGFDUEPQUZQFFOEPTFSJOH. )4UBMMJOHB +$WBOEF;BOEF 3.FJFS )5".4DIFQFST #7FSXJKT +.(1.JDIJFMTFO. 3BQQPSU.

(2)

(3) Spuitvloeistofverdeling en biologische effectiviteit van een fungicide bij bespuitingen in aardappelen Effect doptype en dosering. H. Stallinga1, J.C. van de Zande1, R. Meier2, H.T.A.M. Schepers2, B. Verwijs1 & J.M.G.P. Michielsen1. 1 2. Plant Research International PPO - AGV. Plant Research International B.V., Wageningen Januari 2009. Rapport 228.

(4) © 2009 Wageningen, Plant Research International B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Plant Research International B.V. Exemplaren van dit rapport kunnen bij de (eerste) auteur worden besteld. Bij toezending wordt een factuur toegevoegd; de kosten (incl. verzend- en administratiekosten) bedragen € 50 per exemplaar.. Plant Research International B.V. Adres Tel. Fax E-mail Internet. : : : : : :. Droevendaalsesteeg 1, Wageningen Postbus 16, 6700 AA Wageningen 0317 – 48 60 01 0317 – 41 80 94 info.pri@wur.nl www.pri.wur.nl.

(5) Inhoudsopgave pagina. Abstract. 1. Voorwoord. 3. Samenvatting. 5. 1.. Inleiding. 7. 2.. Materiaal en Methode. 9. 2.1 2.2 3. Spuitvloeistofverdeling Biologische effectiviteit. 9 14. Resultaten. 15. 3.1 3.2 3.3 3.4. 15 16 19 20 20 21 23. 3.5. Depositie spuitvloeistof boven gewas en op de grond tussen de rijen Verdeling in aardappelen (op chromatografiepapier in aardappelplanten) Depositie op filters Resultaten beeldverwerking 3.4.1 Depositie en verdeling boven het gewas en onder het gewas tussen de rijen 3.4.2 Depositie en verdeling in aardappelplanten Biologische effectiviteit. 4. Discussie. 27. 5.. Conclusies. 33. Summary. 35. Literatuur. 37. Bijlage I.. Spuitvloeistofverdeling in aardappelen. 4 pp.. Bijlage II. Spuitvloeistofdepositie (% van afgifte) op filters voor drie hoogten. 2 pp.. Bijlage III. Spuitvloeistofdepositie op watergevoelig papier boven het gewas en onder het gewas tussen de rijen bij een bespuiting in aardappelen. 9 pp.. Bijlage IV. Spuitvloeistofverdeling in aardappelen. 7 pp.. Bijage V.. Sporulatie en %ziekte na inoculatie met Phytophthora infestans na een bespuiting van aarppelplanten met XR 110.02. 26 pp..

(6)

(7) 1. Abstract Stallinga, H., J.C. van de Zande, R. Meier, H.T.A.M. Schepers, B. Verwijs & J.M.G.P. Michielsen, 2009. Effect of spray quality on spray distribution and biological efficacy of a fungicide in late blight control in potatoes. WUR Plant Research International, PRI Report 228, Wageningen, The Netherlands. May 2007. 64pp. (in Dutch) In a series of experiments performed in the spray technique laboratory of Plant Research International (WUR-PRI) the effect of spray distribution of different nozzle types applying different spray qualities with the same spray volume were assessed in relation with spray deposition and biological efficacy against late blight in potatoes. A comparison was made between a standard flat fan nozzle and two types of drift reducing nozzle types, a pre-orifice flat fan nozzle and a venturi type flat fan nozzle all sprayed at 3 bar pressure, applying a spray volume of 130 l/ha with increasing coarseness of the spray quality. Potato plants were placed underneath a moving traverse system as in a field distribution. Spray deposition was quantified using a tracer added to the spray liquid. Spray deposition was determined on top, middle and bottom leaf levels of the potato plants. In a separate spray application a range of doses of fluazinam (Shirlan, 500 g/l) was applied to determine biological efficacy of the applied spray distribution. Dose steps were 0%, 20%, 40%, 60%, 80% and 100% of the advised dose of Shirlan (0.4 l/ha). Data on spray distribution and protection against late blight of the potato plants are presented for the different nozzle types. Increasing spray quality did not show to have effect on biological efficacy in the range of 80-100% dose. In the range 20-40% dose there was a clear effect of spray quality on protection against late blight for the different spray qualities..

(8) 2.

(9) 3. Voorwoord Dit is een rapport over laboratoriumonderzoek naar het effect van druppelgroottespectrum van een spuitvloeistof op de bestrijding van Phytophthora infestans in aardappelen. De metingen vonden plaats in het spuittechnieklaboratorium van PRI. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking tussen PRI en PPO-AGV binnen het onderzoeksprogramma ‘Plantgezondheid’ (thema Emissie). Wageningen, januari 2009.

(10) 4.

(11) 5. Samenvatting Bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt meestal uitgegaan van de adviesdosering. De adviesdosering gaat uit van een ‘worst-case’ scenario. Dit wordt gedaan om bij een ongelijkmatige verdeling van gewasbeschermingsmiddelen toch een garantie te hebben dat op plaatsen met onderdosering nog een volledige werking van het middel bereikt wordt. De adviesdosering is mogelijk hoger dan strikt noodzakelijk. Aspecten van het spuitproces die van invloed zijn op de biologische werking zijn o.a. druppelgrootteverdeling en spuitvolume. Dit onderzoek richt zich op een optimalisatie van de verdeelnauwkeurigheid van gewasbeschermingsmiddel in aardappelen bij de bestrijding van Phytophthora infestans met beperking van middel en toch een hoge biologische effectiviteit. In het spuittechnieklaboratorium van WUR-PRI werd de spuitvloeistofverdeling van een standaard spleetdop XR 110.02 vergeleken met die van twee driftbeperkende doppen van dezelfde grootte en met dezelfde afgifte (l/min). De driftbeperkende doppen waren de voorkamer spleetdop DG 110.02 en de venturi spleetdop ID 120.02. Het spuitvolume was bij de XR 110.02, DG 110.02 en de ID 120.02 respectievelijk 133 l/ha, 135 l/ha en 127 l/ha (rijsnelheid 2 m/s, spuitdruk 3 bar). Als gewas werd een serie aardappelplanten (Bintje) in potten gebruikt. De verdeling van de spuitvloeistof in de planten werd gemeten op drie bladetages (top, midden, onder) zowel met behulp van een fluorescerende tracer op chromatografiepapier als met beeldverwerking van watergevoelig papier. Met dezelfde instellingen (doptype/snelheid/druk) als bij de verdelingsmetingen werden ook metingen uitgevoerd naar de biologische effectiviteit. Gekeken werd naar de beschermingsgraad tegen Phytophthora infestans. Bespuitingen werden uitgevoerd met een commerciële formulering Shirlan (werkzame stof: fluazinam, 500 g/l) in een doseringsreeks van 0 - 20 - 40 - 60 – 80 – 100% van de adviesdosering (0,4 l/ha Shirlan). Daarbij werd op elke bladetage één blad (met minimaal 5 deelblaadjes) afgehaald. Vijf deelblaadjes van ieder blad werden geïnoculeerd door een suspensie van zoosporangia op te brengen in het midden van het deelblaadje. Zes tot zeven dagen na inoculatie werden de blaadjes beoordeeld op aanwezigheid van Phytophthora infestans. Gesommeerd over alle doseringen geeft een grover druppelgroottespectrum een verminderde bescherming tegen Phytophthora infestans dan een fijner druppelgroottespectrum. Bij 80-100% van de adviesdosering is er geen verschil in biologische effectiviteit tussen doptypen en grofheid van het druppelgroottespectrum. Bij toenemende grofheid van het druppelgroottespectrum neemt op watergevoelig papier het aantal vlekken per cm2 af. Komt bij de spuitvloeistofverdeling het aantal vlekken op watergevoelig papier onder de 150 per cm2 dan neemt de biologische effectiviteit sterk af. Dit kan vooral onderin de plant gevolgen hebben. Dit hoeft echter bij toepassing van de adviesdosering geen probleem te zijn..

(12) 6.

(13) 7. 1.. Inleiding. De biologische werking van middelen wordt in grote mate bepaald door de verdeling van middel over de planten en op het blad. Aspecten van het spuitproces die van invloed zijn op de biologische werking zijn o.a. druppelgrootteverdeling en spuitvolume. Bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vindt vaak een overdosering van de hoeveelheid middel plaats. Dit wordt gedaan om ook bij een ongelijkmatige verdeling van gewasbeschermingsmiddelen op het gewas toch een garantie te hebben dat op plaatsen met onderdosering nog een volledige werking van het middel bereikt wordt. De adviesdosering is mogelijk hoger dan strikt noodzakelijk. Steeds meer wordt duidelijk dat een plaatsgerichte toediening en/of een uniforme fijne bedekking de effectiviteit van het middel kan verhogen. Een onderzoek is uitgevoerd dat zich richt op een optimalisatie van de verdeelnauwkeurigheid van gewasbeschermingsmiddel in aardappelen bij de bestrijding van Phytophthora infestans met verlaagde dosering en een verhoogde biologische effectiviteit. In dit rapport wordt een laboratorium onderzoek beschreven naar het effect van druppelgrootte (drie doptypes) op de spuitvloeistofverdeling en de biologische effectiviteit van een fungicide bij de bestrijding van de schimmel Phytophthora infestans in aardappelen bij verschillende doseringen..

(14) 8.

(15) 9. 2.. Materiaal en Methode. In het spuittechnieklaboratorium van Field Technology Innovations (PRI) werden op 2 en 3 juli 2003 in de spuitkamer metingen gedaan naar de variatie van de spuitvloeistofverdeling in een aardappelgewas en de variatie in biologische effectiviteit van de bespuiting (Figuur 1).. 2.1. Spuitvloeistofverdeling. De spuitvloeistofverdeling van een standaard spleetdop (TeeJet XR 110.02) werd vergeleken met twee driftbeperkende doppen (Figuur 2) van dezelfde grootte en met dezelfde afgifte (l/min). De driftbeperkende doppen waren de voorkamer spleetdop (Tee Jet DG 110.02) en de venturi spleetdop (Lechler ID 120.02). Het spuitvolume was bij de XR 110.02, DG 110.02 en de ID 120.02 respectievelijk 133 l/ha, 135 l/ha en 127 l/ha (rijsnelheid 2 m/s, spuitdruk 3 bar). Het druppelgroottespectrum van de spuitdoppen, ingedeeld volgens Southcombe (1997), was Fijn voor de XR 110.02, Midden voor de DG 110.02 en Grof voor de ID 120.02 (Porskamp et al, 1999). Per doptype werden 4 bespuitingen uitgevoerd met de spuitrobot. De spuitboom (werkbreedte 3,5 m) van de spuitrobot was uitgerust met 7 doppen met een onderlinge afstand van 50 cm. De spuitboom was ingesteld op 50 cm boven het gewas. Als gewas werd een serie aardappelplanten (Bintje) in potten gebruikt. In de spuitkamer werden 5 rijen van tien aardappelplanten uitgezet, waarbij de middelste rij onder de middelste dop van de spuitboom stond. In de rij stonden 3 aardappelplanten per meter; de afstand tussen de rijen was 75 cm. In de rij was er een gesloten gewas, tussen de rijen was het een open gewas. Van 4 aardappelplanten werd de bladoppervlakte gemeten en de Leaf Area Index (LAI) berekend, opgesplitst naar deze drie blad-etages (Tabel 1). Voor de bepaling van de LAI is gerekend met een grondoppervlak per plant van 33x75 cm (ca. 40000 planten/ha).. Tabel 1.. Gemeten bladoppervlakte (cm2) en berekende Leaf Area Index onderscheiden naar top, midden en onderste bladetage en totale plant. Bladoppervlak [cm2]. Plant. N-stengels Plant hoogte [cm]. 1 2 3 4 Gem.. 10 6 7 5 7. 45 52 46 52 49. LAI. Top. Midden. Onder. Totaal. Top. Midden. Onder. Totaal. 2506 2239 2348 2362 2364. 1997 2044 1708 1938 1922. 634 1157 728 936 864. 5137 5440 4784 5236 5149. 1,01 0,90 0,95 0,95 0,96. 0,81 0,83 0,69 0,78 0,78. 0,26 0,47 0,29 0,38 0,35. 2,08 2,20 1,93 2,12 2,08. Van de totale LAI (2,08) zit 1/2 in de top, 1/3 in middelste en 1/6 in de onderste bladetage, respectievelijk 0,96, 0,78 en 0,35 m2/m2. De verdeling van de spuitvloeistof in de aardappelplanten werd gemeten door op een vaste plaats in de middelste rij per bespuiting steeds 1 plant te verwisselen (Figuur 3). In de wisselplanten werd op drie bladetages (top, midden, onder) de spuitvloeistofdepositie gemeten. Daarvoor werden per bladetage in vier richtingen (N,O,Z,W) stroken chromatografiepapier (Whatman no.2) met een paperclip aan een blad bevestigd. De keuze voor vier richtingen is gedaan om variatie in bladstand met de rij- en spuitrichting te ondervangen. De stroken waren 20x2 cm en werden om het blad gevouwen zodat zowel aan de bovenkant als aan de onderkant van het blad gemeten werd..

(16) 10. Met behulp van watergevoelig papier (Spraying Systems; 76x26 mm) werd zowel de hoeveelheid spuitvloeistof als de druppelgrootteverdeling op een blad bepaald. Het watergevoelig papier werd op dezelfde manier als het chromatografie papier in de planten bevestigd (Figuur 4). In de rij naast de wisselplant stond een statief (Figuur 5) met op drie hoogten (overeenkomstig de hoogte van de bladetages) steeds 2 rondfilters (Whatman GF/A circles 47mm doorsnee, Cat No 1820047). Ook op deze manier werd de spuitvloeistofverdeling gemeten. Tijdens de bespuitingen lagen 2 filterdoeken (Technofil TF-290;100x10 cm) boven het gewas en 2 filterdoeken in het gewas om inzicht te krijgen in de depositie op het gewas en in het gewas. De filterdoeken waren bevestigd op plastic platen met behulp van klittenband. De filterdoeken om de depositie op het gewas te meten lagen voor en achter het gewas dwars op de rijrichting en met het midden van de filterdoek onder de middelste dop van de spuitboom. De 2 filterdoeken in het gewas lagen op de grond in de rij links en rechts naast de wisselplant. Deze filterdoeken lagen in de lengterichting van de rijrichting (Figuur 6). Op dezelfde posities als de filterdoeken werd ook weer watergevoelig papier (Spraying Systems; 500x26 mm) weggelegd om ook op deze manier de hoeveelheid spuitvloeistofdepositie te bepalen en de verdeling daarvan. De bespuitingen werden uitgevoerd met water waaraan de fluorescerende tracer Brilliant Sulfo Flavine (BSF, 0,1 g/l) was toegevoegd. Na elke bespuiting werden de collectoren (chromatografiepapier, rondfilters en filterdoek) verzameld en gecodeerd voor verdere analyse (fluorimetrisch) op de hoeveelheid BSF. Ook werden aan de dop monsters van de spuitvloeistof genomen (tankmonsters) om de BSF-concentratie van de spuitvloeistof te meten. Voor de bepaling van de achtergrond werden blanco collectoren geanalyseerd. In het laboratorium werden de collectoren met water gespoeld, zodanig dat de BSF in oplossing kwam. Van deze oplossing werd de concentratie aan BSF gemeten met behulp van een fluorimeter (Perkin Elmer LS 45). Op dezelfde wijze werden ook de blanco collectoren geanalyseerd. De concentratie BSF in de tankmonsters werd ook fluorimetrisch bepaald. De concentratie werd omgerekend naar volume spuitvloeistof per oppervlakte-eenheid (μl/cm2). Het percentage (van het verspoten volume) is berekend door de depositie per oppervlakte-eenheid uit te drukken in procenten van de door de doppen verspoten hoeveelheid vloeistof per oppervlakte-eenheid. Door vermenigvuldiging met de LAI (Tabel 1) wordt rekening gehouden met het bemonsterde oppervlak per bladetage. De berekeningen staan weergeven in formule 1 en 2.. Pl. cm 2. ^ fluormonster  fluorblanko ` x ijkfactor x spoelvolume tankconcentratie x oppervlak monster. percentage van afgifte. (1). (P l. ) cm 2 x 100 l ha 100. (2). Het watergevoelig papier werd geanalyseerd met behulp van beeldverwerking. Daarbij werden opnames gemaakt van 4x4 mm. Het percentage bedekt oppervlak, het aantal vlekken per cm2 en de vlekgrootteverdeling werden bepaald. De vlekgrootteverdeling werd gekarakteriseerd door de D10, D50 en D90; de diameter (μm) bij 10%, 50% en 90% in de verdeling van de gemeten vlekken. Van de kleine papiertjes die in de plant op de verschillende bladetages (4 per etage) bevestigd waren werden steeds 2 opnames gemaakt. Van de gemeten parameters werd het gemiddelde berekend per 4 papiertjes (8 opnames). Alleen de resultaten van de bovenzijde van het blad zijn in deze rapportage verwerkt. Van de lange papieren boven het gewas en in de rij op de grond werden steeds 8 opnames gemaakt..

(17) 11. Figuur 1.. Overzicht opstelling in spuitkamer.. Figuur 2.. Gebruikte spuitdoppen in de metingen..

(18) 12. Figuur 3.. Uitnemen van de wisselplanten na bespuiting.. Figuur 4.. Wisselplanten met op drie etages chromatografiepapier (links) en watergevoelig papier (rechts)..

(19) 13. Figuur 5.. Statief met rondfilters ter hoogte van de drie bladetages zoals geplaatst tussen de rijen naast de wisselplanten.. Figuur 6.. Plaats van de collectoren en watergevoelig papier boven het gewas en onder het gewas tussen de gewasrijen..

(20) 14. 2.2. Biologische effectiviteit. Met dezelfde instellingen (doptype/snelheid/druk) als bij de verdelingsmetingen werden ook metingen uitgevoerd naar de biologische effectiviteit. Gekeken werd naar de beschermingsgraad tegen Phytophthora infestans. Bespuitingen werden uitgevoerd met een commerciële formulering Shirlan (Syngenta; werkzame stof: fluazinam, 500 g/l) in een doseringsreeks van 0 - 20 - 40 - 60 – 80 – 100% van de adviesdosering (0,4 l/ha Shirlan). De biologische effectiviteit werd gemeten door op een vaste plaats in de middelste rij per bespuiting steeds één plant te verwisselen. In de wisselplanten werd op drie bladetages (top, midden, onder) de biologische effectiviteit gemeten. Daarbij werd op elke bladetage één blad (met 5 deelblaadjes) afgehaald en in een koelbox bewaard. De volgende dag werden de bladeren in vochtige Oasis gestoken en in een plastic container geplaatst. Vijf deelblaadjes van ieder blad werden geïnoculeerd door een druppel (30 Pl) met een suspensie van zoosporangia op te brengen in het midden van het deelblaadje. Om gedurende de incubatie een hoge relatieve luchtvochtigheid te kunnen handhaven werden de containers met de bladeren omhuld door een plastic zak en geplaatst in een klimaatkamer bij 15°C met een lichtperiode van 8 uur. Zes tot zeven dagen na inoculatie werden de blaadjes beoordeeld op aanwezigheid van Phytophthora infestans. Per behandeling werden de deelblaadjes met een Phytophthora aantasting (lesie) geteld waarmee het percentage ‘zieke deelblaadjes’ werd berekend. Per deelblaadje werd ook het percentage ‘aangetast bladoppervlak’ ingeschat door gebruik te maken van een index die varieert van 0% tot 100% . Met het blote oog of met een stereomicroscoop (40x) werd bepaald of de lesies al dan niet sporuleerden.. Figuur 7.. Blaadjes met vlekken..

(21) 15. 3. Resultaten. 3.1. Depositie spuitvloeistof boven gewas en op de grond tussen de rijen. Tijdens de bespuitingen lagen 2 collectoren boven het gewas en 2 collectoren in het gewas om inzicht te krijgen in de depositie op het gewas en in het gewas. De resultaten van de metingen staan vermeld in Tabel 2 (boven gewas) en Tabel 3 (tussen de rijen op de grond) als percentage van de afgifte van de drie doptypen respectievelijk 133 l/ha voor de XR 110.02, 135 l/ha voor de DG 110.02 en 127 l/ha voor de ID 120.02.. Tabel 2.. Spuitvloeistofdepositie boven gewas als percentage van de afgifte voor de drie doptypen (4 herhalingen). % van afgifte per herhaling. Dop. Plaats. XR 110.02. Voor Achter. 90 95. 106 95. 97 95. 110 94. 101 95. 98. Voor Achter. 102 86. 107 105. 104 97. 93 88. 101 94. 98. Voor Achter. 105 98. 99 95. 95 94. 87 96. 97 96. 96. DG 110.02. ID 120.02. #1. #2. #3. #4. gem. gem voor/achter. De XR 110.02, DG 110.02 en ID 120.02 spuitdoppen geven gemiddeld spuitvloeistofdeposities (voor/achter) van respectievelijk 98%, 98% en 96%.. Tabel 3.. Spuitvloeistofdepositie op de grond ‘onder’ het gewas tussen de rijen als percentage van de afgifte voor de drie doptypen (4 herhalingen). % van afgifte. Dop. Plaats. #1. #2. #3. #4. gem. gem links/rechts. XR 110.02. Links Rechts. 60 78. 67 91. 65 70. 60 81. 63 B 80 D. 72 B. Links Rechts. 60 71. 66 74. 65 76. 58 74. 63 B 74 C. 68 B. Links Rechts. 55 69. 49 66. 55 78. 54 69. 53 A 70 C. 62 A. DG 110.02. ID 110.02. Verschillende letters in de kolom gem geven statistische verschillen aan (ý<0,05)..

(22) 16. Gemiddeld over alle waarnemingen wordt op de grond onder het gewas bij de ID 120.02 (62%) een significant lagere depositie gevonden dan bij de XR 110.02 (72%) en de DG 110.02 (68%). Voor alle doptypes geldt dat er een significant verschil is tussen links tussen de rijen en rechts tussen de rijen. Links geeft de ID 120.02 een significant lagere depositie dan de XR 110.02 en DG 110.02. Rechts geeft de XR 110.02 een significant hogere depositie dan de DG 110.02 en ID 120.02. De XR 110.02 rechts is met name hoger door de waarneming van 91% bij #2. Wordt deze waarneming weggelaten in de analyse (XR=76%) dan worden er rechts geen significante verschillen gevonden tussen de doptypes. Hoe grover het druppelgroottespectrum (is niet significant tussen XR 110.04 en DG 110.02) des te minder op het grondoppervlak terecht komt (in tegenstelling tot wat bij een gesloten gewas nu aangenomen wordt). Mogelijk dat dit te maken heeft met de dopposities en de plant/bladstructuur. Door beschaduwing kunnen de druppelbanen bij de grovere druppel de grond niet bereiken terwijl bij fijne doppen de spuitnevel meer uitdwarrelt en inzakt tussen de plantrijen en daardoor een hogere depositie op grondoppervlak geeft.. 3.2. Verdeling in aardappelen (op chromatografiepapier in aardappelplanten). De resultaten van de spuitvloeistofverdelingsmetingen in aardappelen met behulp van chromatografiepapier zijn weergegeven in Bijlage I. In Tabel 4 staat de gemiddelde depositie (% van afgifte) gevonden bij de 3 doptypes op de verschillende bladetages en kant van het blad.. Tabel 4.. Gemiddelde verdeling spuitvloeistof (% van afgifte) in aardappelen bij bespuitingen met de XR 110.02, DG 110.02 en de ID 120.02 (spuitdruk 3 bar, 130 l/ha) op de top, midden en onderste bladetage onderscheiden naar boven- en onderzijde van het blad. Top. Dop XR 110.02 DG 110.02 ID 120.02. Midden. Onder. boven. onder. boven. onder. boven. onder. 68 70 54. 2,5 3,6 7,1. 32 27 26. 1,5 0,9 2,3. 12 3,3 8,0. 0,5 0,7 0,8. Op bijna alle hoogtes (top/midden/onder) en kant blad (boven/onder) zijn enkele waarnemingen zeer bepalend bij de berekening van de gemiddelde depositie. Voor een goede beschrijving van de spuitvloeistofverdeling kan gebruik worden gemaakt van de mediane verdeling. In Tabel 5 en in Figuur 8 staat de mediane spuitvloeistofverdeling..

(23) 17. Tabel 5.. Mediane verdeling spuitvloeistof (% van afgifte) in aardappelen bij bespuitingen met de XR 110.02, DG 110.02 en de ID 120.02 (spuitdruk 3 bar, 130 l/ha) op de top, midden en onderste bladetage onderscheiden naar boven- en onderzijde van het blad. Top. Dop XR 110.02 DG 110.02 ID 120.02. boven 76 79 54. A A B*. Midden onder 1,7 0,3 2,3. boven A B A. 34 24 23. Onder onder. A A A. 0,3 <0,1 0,4. boven A B A. 8,4 1,0 7,0. onder A B A. <0,1 <0,1 0,4. A A A. Verschillende letters in kolommen geven statistische verschillen aan (ý<0,05); *(ý<0,10). Algemeen: Er is een grote spreiding (uitgedrukt in variatiecoefficient) in spuitvloeistofdeposities. In de top zijn deze nog relatief laag, 40%, 39% en 61% voor respectievelijk de XR 110.02, DG 110.02 en de ID 120.02. Bij de XR 110.02 neemt de vc toe van 40% top-bovenkant blad naar 1638% onder-onderkant blad.. Dopeffect: Bovenkant blad Op de bovenkant van het blad in de top van de aardappelplanten geven de XR 110.02 en DG 110.02 ongeveer gelijke spuitvloeistofdeposities (Tabel 5), respectievelijk 76% en 79%. De ID 120.02 geeft op dit bladniveau minder depositie (54%). Bij ý=0,05 is dit verschil statistisch niet significant. Bij ý=0,10 is dit wel het geval. Op de middelste bladetage geeft de XR 110.02 (34%) een hogere depositie dan de DG 110.02 en de ID 120.02 (respectievelijk 24% en 23%). Dit verschil is echter statistisch niet significant. Onderin de aardappelplant is de depositie bij de DG 110.02 (1,0%) significant lager dan de XR 110.02 (8,4%) en de ID 120.02 (7,0%).. Onderkant blad Zowel in de top als in het midden van de plant geeft de DG 110.02 significant minder depositie op de onderkant van het blad in vergelijking met de XR 110.02 en ID120.02 (Tabel 5). Onderin de plant wordt aan de onderzijde van het blad bijna geen depositie gevonden (<0,1 %). Alleen bij de ID 120.02 wordt nog 0,4% gevonden..

(24) 18. Top Top. onder. Mid. 54 boven. boven. 79 76 2,3 0,3 2 23 24. Mid. onder. Ond. boven. Ond. onder. 7,0 1,0 8,4 0,4 0,0 0,0 0. Figuur 8.. ID 120.02 DG 110.02 XR 110.02. 34 0,4 0,0 0,3. 10. 20. 30. 40. 50. 60. 70. 80. 90. 100. Mediane waarden van de spuitvloeistof verdeling (% van dosering) op de aanwezige bladhoeveelheid in aardappelen op drie bladetages (boven en onderzijde blad) bij bespuitingen met de XR 110.02, DG 110.02 en ID 120.02 (spuitdruk 3 bar; 130 l/ha).. Door de deposities op de verschillende bladetages te vermenigvuldigen met de bladoppervlaktes van die etages (LAI: Top:0,96; Midden: 0,78; Onder: 0,35 m2/ m2) wordt rekening gehouden met het bemonsterde oppervlak van 2 m2 bladoppervlak per m2 grondoppervlak. De mediane depositie per object verrekend met de LAI staat in Tabel 6.. Tabel 6.. Mediane waarden van de spuitvloeistofdepositie (% van afgifte) op de aanwezige bladhoeveelheid van 2 m2 per m2 grondoppervlak in aardappelen bij bespuitingen met de XR 110.02, DG 110.02 en de ID 120.02 (spuitdruk 3 bar; 130 l/ha) op de top, midden en onderste bladetage onderscheiden naar boven- en onderzijde van het blad. Top. Dop XR 110.02 DG 110.02 ID 120.02. Midden. Onder. boven. onder. boven. Onder. 73 76 52. 1,6 0,3 2,2. 26 19 18. 0,3 <0,1 0,3. boven. onder. 2,9 0,4 2,4. <0,1 <0,1 0,1. som 104 95 75. Bij de XR 110.02 en DG 110.02 wordt op de plant respectievelijk 104% en 95% gevonden. Bij de ID 120.02 wordt met 75% duidelijk minder op de totale plant teruggevonden. Dit verschil wordt vooral veroorzaakt door de lagere depositie in de Top (bovenkant blad)..

(25) 19. 3.3. Depositie op filters. De resultaten van de verdelingsmetingen op het filterstatief naast de wisselplant midden tussen de plantrijen zijn weergegeven in Bijlage II. De gemiddelde en mediane waarden voor de spuitvloeistofdepositie per object staan in Tabel 7 en in Figuur 9.. Tabel 7.. Gemiddelde en mediaan waarden spuitvloeistofdepositie (% van afgifte) op filters voor drie hoogten (top, midden, onder) op een statief midden tussen de plantrijen bij een bespuiting met de XR 110.02, DG 110.02 en ID 120.02 (spuitdruk 3 bar; 130 l/ha) XR 110.02. Etage. gem. DG 110.02 mediaan. gem. ID 120.02 mediaan. gem. mediaan. Top. 61. 62. 63. 67. 75. 75. Midden. 47. 42. 48. 59. 48. 39. Onder. 24. 23. 23. 23. 30. 26. Ter hoogte van de bovenste bladetage geeft de ID 120.02 een hogere mediane depositie (75%) dan de XR 110.02 (62%) en de DG 110.02 (67%). In het midden geeft de DG 110.02 (59%) een hogere depositie dan de XR 110.02 (42%) en de ID 120.02 (39%). Onderin de plant zijn de deposities van de drie doppen gelijk. In vergelijking met de resultaten bij het chromatografiepapier is bij de filters in het midden en onderin de depositie veel hoger dan de depositie op dezelfde hoogte in de plant. Reden zou kunnen zijn dat het statief met filters tussen de plantrijen stond en dat daar minder schaduweffect van de planten optrad. Opvallend is dat de ID 120.02 op de filters 21% (absoluut) meer depositie geeft dan bij het chromatografie papier in de top van de aardappelplant.. 75 Top. 67 62. etage. 39 Midden. 59 ID 120.02 DG 110.02 XR 110.02. 42. 26 Onder. 23 23. 0. 10. 20. 30. 40. 50. 60. 70. 80. 90. 100. % van dosering. Figuur 9.. Mediaanwaarden van de spuitvloeistofdepositie (% van afgifte) op filters voor de verschillende hoogten (top, midden, onder) op een statief tussen aardappelplanten bij een bespuiting met de XR 110.02, DG 110.02 en ID 120.02 (spuitdruk 3 bar; 130 l/ha)..

(26) 20. 3.4. Resultaten beeldverwerking. De resultaten van de verdelingsmetingen met beeldverwerking staan vermeld in Bijlage III.. 3.4.1. Depositie en verdeling boven het gewas en onder het gewas tussen de rijen. In Tabel 8 staat het percentage bedekt oppervlak door spuitvloeistof boven het gewas en onder het gewas tussen de gewasrijen. In Tabel 9 staat het aantal vlekken per cm2 en in Tabel 10 de verdeling van de vlekgrootte. Statistische analyse is uitgevoerd bij een betrouwbaarheid van 90%.. Tabel 8.. Percentage bedekt oppervlak door spuitvloeistof boven het gewas en onder het gewas tussen de gewasrijen. Dop. Positie. XR 110.02. DG 110.02. ID 120.02. Boven Onder. 42 a 29 c. 38 ab 25 c. 33 bc 26 c. Verschillende letters geven statistische verschillen aan (ý<0,10). Op het watergevoelig papier boven het gewas neemt het percentage met vlekken bedekt oppervlak af met toenemende grofheid van het druppelgroottespectrum (volgorde XR > DG > ID). Het verschil tussen de XR 110.02 en ID 120.02 is significant. Onder het gewas tussen de gewasrijen op de grond is het percentage met vlekken bedekt oppervlak voor de XR 110.02 dop hoger dan voor de DG 110.02 en de ID 120.02 doppen. De verschillen zijn echter niet significant. Voor de XR110.02 en de DG110.02 doppen is het percentage bedekt oppervlak boven het gewas significant hoger dan onder het gewas. Bij de ID120.02 is er geen verschil in percentage bedekt oppervlak tussen boven en onder het gewas.. Tabel 9.. Aantal vlekken per cm2 boven het gewas en onder het gewas tussen de gewasrijen. Dop. Positie. XR 110.02. DG 110.02. ID 120.02. Boven Onder. 300 b 358 a. 219 c 230 c. 109 d 101 d. Verschillende letters geven statistische verschillen aan (ý<0,10).. Zowel boven het gewas als onder het gewas tussen de gewasrijen op de grond is er een afnemend aantal vlekken per cm2 (Tabel 9) bij toenemende grofheid van het druppelgroottespectrum van de spuitdop (volgorde XR > DG > ID). De verschillen tussen de doptypen zijn zowel boven het gewas als onder het gewas tussen de gewasrijen.

(27) 21. significant. Voor de DG110.02 en de ID120.02 spuitdoppen is er geen verschil in aantal vlekken per cm2 tussen boven het gewas en onder het gewas tussen de gewasrijen. Bij de XR11002 is het aantal vlekken per cm2 boven het gewas significant lager dan onder het gewas tussen de gewasrijen.. Tabel 10.. Verdeling vlekgrootte (diameter; Ęm) bij 10%, 50% en 90% van de vlekverdeling boven het gewas en onder het gewas tussen de gewasrijen. Dop XR 110.02. Positie Boven Onder. D10 309 229. D50 1104 b 615 a. DG 110.02 D90 1888 1303. D10 359 274. D50 1459 bc 768 a. ID 120.02 D90 2262 1431. D10 877 609. D50 2282 d 1792 cd. D90 2586 2131. Verschillende letters geven statistische verschillen aan (ý<0,10).. De vlekgrootteverdeling onder het gewas op de grond is duidelijk fijner dan de vlekgrootteverdeling boven het gewas (Tabel 10). Vooral de fijnere druppels dringen tot op de grond door. Dit komt tot uiting in zowel de D10, de D50 als de D90 van de verschillende spuitdoppen. Boven het gewas zijn er duidelijk 3 stappen in grofheid van de vlekverdeling. De ID 120.02 is grover dan de DG 110.02 die weer grover is dan de XR 110.02 dop. Statistisch is er bij de D50 geen significant verschil tussen de XR 110.02 en de DG 110.02. Beide doppen verschillen wel significant van de ID 120.02. Verder is de D50 van de ID 120.02 hoger dan de D90 van de DG 110.02. De D50 van de DG 110.02 zit tussen de D50 en de D90 van de XR 110.02 in. Onder het gewas is de vlekgrootteverdeling van de XR 110.02 en de DG 110.02 doppen hetzelfde terwijl dat van de ID 120.02 dop duidelijk (bij de D50 significant) grover is. De D50 van de ID 120.02 is zelfs hoger dan de D90 van de XR 110.02 en de DG 110.02 doppen. Dit alles geeft aan dat er grote verschillen in vlekgrootteverdeling zijn.. 3.4.2. Depositie en verdeling in aardappelplanten. In Tabel 11 staat het percentage bedekt oppervlak door spuitvloeistof in aardappelplanten op de verschillende 2 bladetages. In Tabel 12 staat het aantal vlekken per cm en in Tabel 13 de verdeling van de vlekgrootte. Statistische analyse is uitgevoerd bij een betrouwbaarheid van 90%.. Tabel 11.. Percentage bedekt oppervlak op bovenzijde blad op de verschillende bladetages in de aardappelplant. Dop. Bladetage. XR 110.02. DG 110.02. ID 120.02. Boven Midden Onder. 29 a 11 c 6 de. 26 ab 12 c 2e. 23 b 10 cd 4e. Gemiddeld. 15 x. 13 xy. 12 y. Verschillende letters geven statistische verschillen aan (ý<0,10); x en y geven alleen verschillen aan in de rij..

(28) 22. Hoe dieper in het gewas des te lager het percentage met spuitvloeistof bedekt oppervlak is. Voor alle drie de spuitdoppen is er een duidelijke significante afname in percentage bedekt oppervlak van de bovenste naar de middelste en de onderste bladetage. Op de bovenste bladetage is het percentage door spuitvloeistof bedekt oppervlak voor de ID 120.02 dop significant lager dan voor de XR 110.02 dop met midden daartussenin de DG 110.02 dop. Gemiddeld over alle bladetages treedt dit verschil in percentage bedekt oppervlak ook op. Op de middelste en onderste bladetage is er geen significant verschil tussen de doptypes.. Tabel 12.. Aantal vlekken per cm2 op bovenzijde blad op de verschillende bladetages in de aardappelplant. Dop. Bladetage. XR 110.02. DG 110.02. ID 120.02. Boven Midden Onder. 314 a 148 c 80 de. 196 b 87 d 18 f. 97 d 44 ef 29 f. Gemiddeld. 181 x. 99 y. 57 z. Verschillende letters geven statistische verschillen aan (ý<0,10); x en y geven alleen verschillen aan in de rij.. Met toenemende grofheid van het druppelgroottespectrum van de spuitdop neemt het aantal vlekken per cm2 af (Tabel 11). Dit gebeurt op alle bladetages. Grofweg is het aantal vlekken voor de DG 110.02 de helft van die van de XR 110.02 en die van de ID 120.02 de helft van die van de DG 110.02. Op de bovenste en middelste bladetages zijn de verschillen tussen de doptypes significant. Onderin is er geen significant verschil tussen DG 110.02 en ID 120.02, maar het aantal vlekken per cm2 bij de XR 110.02 is significant hoger. Gemiddeld over alle bladetages is het aantal vlekken per cm2 voor alle drie doptypen verschillend.. Tabel 13.. Verdeling van de vlekgrootte op bovenzijde blad op verschillende bladetages in de aardappelplant. Dop XR 110.02. DG 110.02. ID 120.02. Bladetage. D10. D50. D90. D10. D50. D90. D10. D50. D90. Boven Midden Onder. 239 187 254. 745 cd 446 e 496 de. 1405 733 653. 399 300 297. 1389 b 697 cde 568 de. 1891 977 610. 583 434 438. 1983 a 868 c 739 cd. 2203 975 820. Gemiddeld. 227. 562 x. 930. 317. 851 y. 1124. 485. 1197 z. 1333. Verschillende letters geven statistische verschillen aan (ý<0,10). Gemiddeld over alle bladetages wordt bij de D50 een significant verschil gevonden tussen de drie doptypes. De vlekgrootteverdeling wordt op volgorde XR 110.02 - DG 110.02 - ID 120.02 steeds grover. Op de bovenste bladetage zijn de verschillen in D50 tussen de drie doptypes significant. Op de middelste bladetage is er alleen een.

(29) 23. verschil tussen de ID 120.02 enerzijds en de XR 110.02 en DG 110.02 anderzijds. Op de onderste bladetage zijn de verschillen tussen de drie doptypes niet meer significant. Hoe dieper in het gewas des te fijner de vlekgrootteverdeling van de spuitvloeistof wordt. Dit treedt voor alle drie de spuitdoppen op. Het verschil in vlekgrootteverdeling tussen de middelste en de onderste bladetage is echter minimaal voor de XR 110.02 dop en voor de DG 110.02 en de ID 120.02 dop alleen voor de D50 en de D90. De verschillen tussen de middelste en onderste bladetages zijn bij de D50 in alle gevallen niet significant. Op de middelste en de onderste bladetage is van de gemeten vlekken de D10 van de ID 120.02 dop vergelijkbaar met de D50 van de XR 110.02 dop. Van de vlekken op de bovenste bladetage is de D90 van de XR 110.02 vergelijkbaar met de D50 van de DG 110.02 dop en de D90 van de DG 110.02 dop vergelijkbaar met de D50 van de ID 120.02 dop.. 3.5. Biologische effectiviteit. In Bijlage IV staan de resultaten van de uitgevoerde biotoetsen. In Tabel 14 en 15 is de biologische effectiviteit uitgedrukt in respectievelijk het % door Phytophthora infestans aangetaste deelblaadjes en % aangetast deeloppervlak na behandeling met verschillende Shirlan doseringen.. Tabel 14.. Biologische effectiviteit als % door Phytophthora infestans aangetaste aantal deelblaadjes na behandeling met verschillende doseringen (% van adviesdosering=0,4 l/ha). Dosering Shirlan. Dop. Etage. XR 110.02. Top Midden Onder. DG 110.02. ID 120.02. Top Midden Onder. Top Midden Onder. 0. 20. 40. 60. 80. 100. 30 40 55. 0 5 30. 0 10 30. 5 0 20. 10 0 5. 0 10 20. som. 35. 40. 25. 15. 30. 20 70 95. 0 15 60. 20 15 10. 0 20 25. 5 0 10. 15 0 25. som. 75. 45. 45. 15. 40. 67 87 81. 0 10 20. 0 25 10. 5 15 35. 15 10 35. 20 5 35. som. 30. 35. 55. 60. 60. Som 15 25 105. 40 50 130. 40 65 135.

(30) 24. Tabel 15.. Biologische effectiviteit als % door Phytophthora infestans) aangetast deeloppervlak na behandeling met verschillende doseringen (% van adviesdosering=0.4 l/ha). Dosering Shirlan. Dop. Etage. XR 110.02. Top Midden Onder. DG 110.02. ID 120.02. Top Midden Onder. Top Midden Onder. 0. 20. 40. 60. 80. 100. 11 21 29. 0 4 13. 0 5 13. 2 0 19. 5 0 1. 0a 4a 16 ab. som. 17. 18. 21. 6. 20. 11 41 62. 0 6 34. 4 10 5. 0 7 22. 2 0 2. 7a 0a 16 ab. som. 40. 19. 29. 4. 23. 23 47 57. 0 5 11. 0 8 6. 0 11 27. 6 6 20. 6a 1a 29 b. som. 16. 14. 38. 32. 36. Som. Gem. 7a 13 a 62 b. 27 x. 13 a 23 a 79 bc. 38 xy. 12 a 31 a 93 c. 45 z. Verschillende letters in kolommen geven statistische verschillen aan (ý<0,10).. In de laatste kolom van de twee tabellen zijn de aantastingspercentages gesommeerd van de Shirlanconcentraties (20% -100%). In Tabel 15 is te zien dat gemiddeld over alle waarnemingen bij de XR 110.02 het laagste gesommeerde aantastingspercentage (27%) wordt gevonden. De DG 110.02 en ID 120.02 geven respectievelijk 38% en 45%. Alleen het verschil tussen XR 110.02 en ID 120.02 is significant. In de kolom ‘SOM’ is te zien dat bij de drie doptypes het gesommerde aantastingspercentage lager in de plant groter wordt. De verschillen tussen top en midden zijn bij de 3 doptypes niet significant. Het onderste bladetage geeft in alle gevallen een significant hoger gesommeerd aantastingspercentage. Op alle bladetages geeft de XR 110.02 het beste resultaat. De DG 110.02 geeft weer een beter resultaat dan de ID 120.02. In de top worden gesommerde aantastingspercentages gevonden van 7%, 13% en 12% voor respectievelijk de XR 110.02, DG 110.02 en de ID 120.02. De verschillen zijn gering en niet significant. Op de middelste bladetage zijn de verschillen groter tussen de 3 doptypes (13%, 23% en 31%) maar zijn niet significant. De verschillen onderin de plant zijn het grootst. Het bestrijdingsresultaat onderin de planten is voor alle doptypen 3-4 maal slechter dan bij de middelste etage. Daarbij geeft de XR 110.02 een gesommerd aantastingspercentage van 62%. Dit is significant lager dan de ID 120.02 (93%). Het verschil met de DG 110.02 (79%) is niet significant. Ook het verschil tussen de DG 110.02 (79%) en de ID 120.02 (93%) is niet significant. In Tabel 14 en 15 zijn bij elke concentratie Shirlan de aantastingspercentages bij de verschillende bladetages gesommeerd. Opmerkelijk hierbij is dat bij de XR 110.02 en de DG 110.02 het beste resultaat gevonden wordt bij de 80% dosering. Nog opmerkelijker is dat bij de ID 120.02 het beste resultaat gevonden wordt bij 20% en 40% dosering..

(31) 25. In Tabel 15 in de kolom 100% dosering Shirlan is te zien dat op alle bladetages er geen significant verschil is tussen de drie doptypes. Per doptype zijn steeds 4 planten met water bespoten (onbehandeld). Deze blancoplanten zijn in Tabel 14 en 15 toegerekend aan de verschillende doptypes. In feite kunnen ze bij elkaar opgeteld worden. In Tabel 14 en 15 is te zien dat er een behoorlijke spreiding in ziekte is tussen de blancoplanten. Dit kan veroorzaakt zijn doordat Phytophthora infestans de neiging heeft af en toe minder sporen te laten kiemen. Verder waren de aardappelplanten wat aan de iele kant en sommige bladeren begonnen al te vergelen. Op dat soort bladeren doet Phytophthora infestans het ook niet goed. Opvallend bij de blancoplanten is dat ook hier de meeste aantasting onderin de plant gevonden wordt. Het lijkt erop dat oude blaadjes gevoeliger zijn voor ziekte..

(32) 26.

(33) 27. 4. Discussie. Relatie depositie en biologische effectiviteit In de top van de aardappelplanten (totaal som in Tabel 15) zijn de verschillen in aantasting tussen de drie doptypen gering. Opmerkelijk is dat bij de ID 120.02 op de top (bovenkant) maar 52% depositie gevonden wordt en toch het zelfde bestrijdingsresultaat behaald wordt. De biologische effectiviteit in het midden van de planten is bij de XR 110.02 groter dan de DG 110.02 en ID 120.02. Terwijl er bijna geen verschil is tussen DG 110.02 en ID 120.02. Dit resultaat komt overeen met het resultaat van de depositiemetingen waar bij de XR 110.02 met 26% (bovenkant blad) meer depositie gevonden wordt dan bij de DG 110.02 (19%) en de ID 120.02 (18%). De verschillen tussen enerzijds de XR 110.02 en DG 110.02 en ID 120.02 anderzijds waren echter niet significant. Onderin wordt bij de XR 110.02 het beste bestrijdingsresultaat gevonden. De DG 110.02 geeft weer een beter resultaat dan de ID 110.02. Dit komt niet overeen met wat er bij de depositiemetingen gevonden wordt. Daar waren er geen significante verschillen tussen XR 110.02 en ID 120.02, en was de gevonden depositie bij de DG 110.02 significant lager. Opvallend bij de blancoplanten is dat ook hier de meeste aantasting onderin de plant gevonden wordt. Het lijkt erop dat oude blaadjes gevoeliger zijn voor ziekte. In Tabel 16 staan per doptype en per bladetage de gevonden mediane depositie (som % boven-onderkant blad) en de totaalsom (Tabel 15) van het % door Phytophthora infestans aangetast deeloppervlak (gesommeerd over alle Shirlandoseringen). In Figuur 10 is de spuitvloeistofdepositie uitgezet tegen de som van het % door Phytophthora infestans aangetast deeloppervlak van de doseringen (20% – 100%).. Tabel 16.. Relatie spuitvloeistofdepositie en biologische effectiviteit (som % door Phytophthora infestans aangetast deeloppervlak; doseringen 20% – 100%).. Dop. Etage. % Depositie. % Aangetast deeloppervlak. XR 110.02. Top Midden Onder. 75 26 2,9. 7 13 62. DG 110.02. Top Midden Onder. 76 19 0,4. 13 23 79. ID 120.02. Top Midden Onder. 52 18 2,5. 12 30 93.

(34) 28. 100 XR 110.02. DG 110.02. ID 120.02. % aangetast oppervlak. 80. 60. 40. 20. 0 0. 20. 40. 60. 80. % depositie. Figuur 10.. Relatie spuitvloeistofdepositie en biologische effectiviteit (% door Phytophthora infestans aangetast deeloppervlak).. De drie doptypen hebben verschillende relaties tussen spuitvloeistofdepositie en % aangetast oppervlak. De biologische effectiviteit van de standaard spleetdop (XR 110.02) is duidelijk beter dan de driftarme voorkamer spleetdop DG 110.02 en de venturi spleetdop ID 120.02. De voorkamer spleetdop DG 110.02 heeft met name op de onderste en middelste bladetage weer een hogere biologische effectiviteit dan de venturi spleetdop ID 120.02.. Effect van het aantal vlekken op watergevoelig papier en de vlekgrootteverdeling op de biologische effectiviteit Om het effect van de vlekgrootteverdeling van de spuitvloeistof op de biologische effectiviteit te bekijken is gekozen dit aan de hand van de D50 te doen. In Tabel 17 staan per doptype per bladetage de D50 (Tabel 13) en de totaalsom (Tabel 15) van het % door Phytophthora infestans aangetast deeloppervlak (gesommeerd over alle Shirlandoseringen) weergegeven. In Figuur 11 is de D50 uitgezet tegen het % aangetast deeloppervlak.. Tabel 17.. Relatie tussen vlekgrootteverdeling en de biologische effectiviteit (% door Phytophthora infestans aangetast deeloppervlak).. Dop. Etage. D50. % Aangetast deeloppervlak. XR 110.02. Top Midden Onder. 745 446 496. 7 13 62. DG 110.02. Top Midden Onder. 1317 669 568. 13 23 79. ID 120.02. Top Midden Onder. 1983 868 739. 12 30 93.

(35) 29. 100 XR 110.02 DG 110.02 ID 120.02 top midden onder. % aangetast deeloppervlak. 80. 60. 40. 20. 0 0. 500. 1000. 1500. 2000. D50. Figuur 11.. Relatie tussen vlekgrootteverdeling (D50) en de biologische effectiviteit (% door Phytophthora infestans aangetast deeloppervlak).. In Tabel 17 en in Figuur 11 is te zien dat in de top grote verschillen optreden tussen de doptypes in de fijnheid van de vlekgrootteverdeling, maar dat er nauwelijks verschil is in biologische effectiviteit. Bij elk doptype zijn de verschillen in vlekgrootteverdeling tussen de middelste en de onderste bladetage minimaal. De biologische effectiviteit neemt echter wel sterk af. Op alle drie de bladetages is duidelijk dat met toenemende grofheid van het spectrum de biologische effectiviteit afneemt (% aangetaste deeloppervlak neemt toe). Dit is in de middelste en onderste bladetage duidelijker dan op de bovenste etage. Een andere parameter die de druppelgrootteverdeling beschrijft is het aantal vlekken op watergevoelig papier per cm2. In Tabel 18 staan per doptype per bladetage het aantal vlekken per cm2 (Tabel 12) en de totaalsom (Tabel 15) van het % aangetast deeloppervlak (gesommeerd over alle Shirlandoseringen) weergegeven.. Tabel 18.. Relatie aantal vlekken en biologische effectiviteit (% door Phytophthora infestans aangetast deeloppervlak).. Dop. Etage. n vlekken. XR 110.02. Top Midden Onder. 314 148 80. 7 13 62. Gem. 181. 27. Top Midden Onder. 193 87 18. 13 23 79. Gem. 99. 38. Top Midden Onder. 97 44 29. 12 30 93. Gem. 57. 45. DG 110.02. ID 120.02. % Aangetast deeloppervlak.

(36) 30. In Figuur 12 is het aantal vlekken uitgezet tegen het % aangetast deeloppervlak.. 100 XR 110.02. DG 110.02. ID 120.02. top. midden. onder. gemiddeld. % aangetast deeloppervlak. 80. 60. 40. 20. 0 0. 100. 200. 300. aantal vlekken. Figuur12.. Relatie tussen aantal vlekken spuitvloeistof per cm2 en de biologische effectiviteit (% door Phytophthora infestans aangetast deeloppervlak).. In Figuur 12 is te zien dat de biologische effectiviteit groter wordt bij een toenemend aantal vlekken. De relatie tussen aantal vlekken en biologische effectiviteit verschilt per doptype. Bij toenemende grofheid van het druppelgroottespectrum neemt het aantal vlekken per cm2 af. Voor het bestrijdingsresultaat kan dat vooral onderin de plant voor problemen zorgen. De gemiddelde lijn geeft aan dat als het aantal vlekken onder de 150 per cm2 komt de biologische effectiviteit snel af neemt. In Figuur 13 is voor elk doptype het aantal vlekken en % aangetast bladoppervlak gemiddeld over alle bladetages weergegeven.. 50. gem % aangetast deeloppervlak. 45. ID y = -0.1414x + 52.311 2 R = 0.9982. 40. DG 35. 30 XR 25 0. 50. 100. 150. 200. gem vlekken per plant. Figuur 12.. Relatie druppelgroottespectrum (uitgedrukt in het aantal vlekken op watergevoelig papier per cm2) en biologische effectiviteit (% door Phytophthora infestans aangetast deeloppervlak).

(37) 31. Bij toenemende fijnheid van het druppelgroottespectrum neemt het % aangetast bladoppervlak (lineair) af. Spuitvloeistofverdeling en dosering Shirlan In dit experiment worden bij de bepaling van de biologische effectiviteit bij verschillende doseringen vreemde (onverklaarbare) resultaten gevonden. Een goede uitspraak is dan ook niet te doen. Uit onderzoek uit het verleden (Schepers & Meier, 2001) is bij toepassing van de adviesdosering niet aangetoond dat er verschillen zijn tussen doppen met een fijn druppelgroottespectrum en een grof druppelgroottespectrum. Dat komt ook naar voren in dit experiment waarbij in de top van de planten nauwelijks verschillen worden gevonden in biologische effectiviteit van XR 110.02, DG 110.02 en ID 120.02 doppen..

(38) 32.

(39) 33. 5.. Conclusies. Verschil in spuitvloeistofdepositie tussen doptypen met verschillende druppelgroottespectra wordt met name gevonden in het aantal vlekken per cm2 en de vlekgrootteverdeling. Verschillen in percentage bedekt oppervlak zijn gering. Gesommeerd over alle doseringen geeft een grover druppelgroottespectrum een verminderde bescherming tegen Phytophthora infestans dan een fijner druppelgroottespectrum. Bij 80-100% van de adviesdosering is er geen significant verschil in biologische effectiviteit tussen doptypen en grofheid van het druppelgroottespectrum. Bij toenemende grofheid van het druppelgroottespectrum neemt op watergevoelig papier het aantal vlekken 2 2 per cm af. Komt bij de spuitvloeistofverdeling het aantal vlekken onder de 150 per cm dan neemt de biologische effectiviteit sterk af. Dit kan vooral onderin de plant gevolgen hebben. Dit hoeft echter bij toepassing van de adviesdosering geen probleem te zijn. Daar onder een hoge ziektedruk (zoals gesimuleerd in de biotoets) doseringen worden gebruikt van 80-100% van de adviesdosering, wordt verwacht dat de depositie patronen van de drie geteste doppen zullen resulteren in gelijkwaardige bestrijding van Phytophthora infestans onder praktijkomstandigheden..

(40) 34.

(41) 35. Summary When crop protection products are applied almost always the advised dose is used. The advised dose is based on a worst-case scenario. It takes into account that the application is not done under optimal conditions due to the weather circumstances or the status of the used application technique. Although an uneven and irregular spray distribution is applied still a full 100% efficacy is aimed for. The advised dose may therefore be higher than necessary. Aspects of the application process influencing the spray distribution are among other things; spray quality, spray distribution and spray volume. The research presented in this paper aims to optimize the distribution accuracy of crop protection products in potatoes when protecting potatoes against late blight Phytophthora infestans with limited doses maintaining a high biological efficacy. In a series of experiments performed in the spray technique laboratory of Plant Research International (WUR-PRI) the effect of spray distribution of different nozzle types applying different spray qualities with the same spray volume were assessed in relation with spray deposition and biological efficacy against late blight in potatoes. A comparison was made between a standard flat fan nozzle (TeeJet XR11002) and two types of drift reducing nozzle types, a preorifice flat fan nozzle (TeeJet DG11002) and a venturi type flat fan nozzle (Lechler ID12002) all spraying at 3 bar pressure, applying a spray volume of 130 l/ha with increasing spray quality. The nozzles were mounted on a 3 m wide boom with 50 cm nozzle spacing. The boom in the spray chamber was attached to a traverse system moving at a speed of 2 m/s at 50 cm height above crop canopy. Potato plants were placed underneath the traverse system (3 x 5 m) as in a field distribution, with 75 cm row spacing and 33cm plant spacing in the rows. Spray deposition was quantified using Brilliant Sulpho Flavine as a tracer added to the spray liquid. Spray deposition was determined on top, middle and bottom leaf levels of the potato plants. In a separate spray application a range of doses of fluazinam (Shirlan, 500 g/l) was applied to determine biological efficacy of the applied spray distribution. Dose steps were 0%, 20%, 40%, 60%, 80% and 100% of the advised dose of Shirlan (0.4 l/ha). Sample leaves were picked from the leaf levels top, middle, and bottom of the potato plant. The leaves were inoculated with zoosporangia of Phytophthora infestans and after six to seven days the leaves were assessed on the rate of infection with late blight. Data on spray distribution and protection against late blight of the potato plants are presented for the different nozzle types. Increasing spray quality did not show to have effect on biological efficacy in the range of 80-100% dose. With increasing coarseness of the spray quality the number of spots per cm2 distributed on the leaf tissue is reduced. When on water sensitive paper the number of spots per cm2 reduces to levels below 150 per cm2 biological efficacy reduces also very rapidly. Especially on the low leaf levels this may influence biological efficacy in open field practice. For the advised dose it is however expected to be not of a problem. Since under high disease pressure (simulated in the bioassay) dose rates used are 80-100% of the recommended dose rate, it is expected that the deposition patterns of the three tested nozzles will result in an equally effective control of late blight under field conditions..

(42) 36.

(43) 37. Literatuur Porskamp, H.A.J., J.C. van de Zande, H.J. Holterman en J.F.M. Huijsmans, 1999. Opzet van een classificatiesysteem voor spuitdoppen op basis van driftgevoeligheid. IMAG-DLO Rapport 99-02, IMAG, Wageningen, 22 pp. Schepers H.T.A.M. & R. Meier, 2001. Effect of organosilicone adjuvant on the biological efficacy of fungicide saplied with low-drift air induction nozzles in potato and onion. In: H. de Ruiter (ed). Proceedings of the 6th International Symposium on Adjuvants for Agrochemicals ISAA 2001, Amsterdam, 13-17 August 2001. ISAA, Renkum. 2001. 245-250 Schepers H.T.A.M. & R. Meier, 2006. Kies de juiste dop! Driftreductie gaat niet tenkoste van effectiviteit bij phytophthorabestrijding. Poster gepresenteerd op de aardappeldemodag 2006. Southcombe, E.S.E., P.C.H. Miller, H. Ganzelmeier, J.C. van de Zande, A. Miralles & A.J. Hewitt, 1997. The international (BCPC) spray classification system including a drift potential factor. Proceedings of the Brighton Crop Protection Conference - Weeds, 1997. November 1997. Brighton. UK. p.371-380..

(44)

(45) I-1. Bijlage I. Spuitvloeistofverdeling in aardappelen (op chromatografiepapier in aardappelplanten) bij een bespuiting met XR 110.02, DG 110.02 en ID 120.02 spuitdoppen (spuitdruk 3 bar; 130 l/ha).

(46) Top. XR 110.02. Onder. Midden. Bladetage. Dop. West. Zuid. Oost. Noord. West. Zuid. Oost. Noord. West. Zuid. Oost. Noord. Richting. boven onder boven onder boven onder boven onder. boven onder boven onder boven onder boven onder. boven onder boven onder boven onder boven onder. Kant blad. 0,10 <0,01 0,01 <0,01 0,15 0,01 0,12 <0,01. 0,13 <0,01 0,56 <0,01 0,05 <0,01 0,19 0,01. 0,61 <0,01 0,57 0,03 0,80 0,05 1,3 0,04. #1. 0,43 0,01 0,04 <0,01 0,01 <0,01 0,20 <0,01. 0,46 0,01 0,61 <0,01 0,70 <0,01 0,71 0,11. 0,06 <0,01 1,3 0,01 0,95 0,10 0,70 0,02. #2. #3. 0,03 0,01 0,08 <0,01 0,10 <0,01 0,47 0,05. <0,01 <0,01 0,60 <0,01 0,44 0,10 1,2 0,06. 0,56 0,06 1,1 0,01 1,2 0,11 1,2 <0,01. Ęl/cm2. <0,01 <0,01 0,32 <0,01 0,25 <0,01 0,24 <0,01. <0,01 <0,01 0,33 <0,01 0,14 <0,01 0,60 <0,01. 1,1 <0,01 1,1 <0,01 0,64 0,06 1,3 0,02. #4. 7,9 <0,01 1,0 <0,01 11 1,0 8,9 0,34. 9,6 <0,01 42 1,0 4,1 <0,01 14 1,0. 46 0,34 43 2,1 60 3,4 99 3,1. #1. 32 1,0 2,7 <0,01 1,0 <0,01 15 <0,01. 34 0,68 46 0,34 53 <0,01 54 8,6. 4,8 <0,01 97 0,68 72 7,5 52 1,7. #2. 2,4 0,68 6,2 <0,01 7,5 <0,01 36 4,1. <0,01 0,34 45 <0,01 33 7,5 94 4,8. 42 4,8 82 0,68 87 8,2 90 0,34. #3. % afgifte. <0,01 <0,01 24 <0,01 19 <0,01 18 <0,01. <0,01 <0,01 25 <0,01 11 <0,01 45 0,34. 85 0,34 81 <0,01 48 4,8 101 1,7. #4. 2,7 <0,01 0,36 <0,01 3,9 0,36 3,1 0,12. 7,4 <0,01 33 0,80 3,2 <0,01 11 0,80. 43 0,33 41 2,0 57 3,3 94 2,9. #1. 11 0,36 0,96 <0,01 0,36 <0,01 5,1 <0,01. 27 0,53 36 0,27 41 <0,01 42 6,6. 4,6 <0,01 93 0,65 68 7,2 50 1,6. #2. 0,84 0,24 2,1 <0,01 2,63 <0,01 12 1,4. <0,01 0,27 35 <0,01 26 5,8 73 3,7. 40 4,6 78 0,65 83 7,8 86 0,33. #3. % (met LAI correctie). <0,01 <0,01 8,5 <0,01 6,6 <0,01 6,3 <0,01. <0,01 <0,01 19 <0,01 8,2 <0,01 35 0,27. 81 0,33 77 <0,01 46 4,6 97 1,6. #4. I-2.

(47) Top. DG 110.02. Onder. Midden. Bladetage. Dop. West. Zuid. Oost. Noord. West. Zuid. Oost. Noord. West. Zuid. Oost. Noord. Richting. boven onder boven onder boven onder boven onder. boven onder boven onder boven onder boven onder. boven onder boven onder boven onder boven onder. Kant blad. <0,01 0,01 0,13 <0,01 <0,01 <0,01 0,01 <0,01. 0,37 <0,01 0,79 <0,01 0,09 <0,01 0,82 <0,01. 1,2 0,03 0,36 <0,01 0,74 <0,01 1,5 0,02. #1. 0,10 <0,01 0,04 <0,01 <0,01 0,05 <0,01 0,03. 0,34 0,02 0,36 <0,01 0,18 <0,01 0,06 <0,01. 1,2 <0,01 0,33 0,03 0,84 <0,01 0,24 <0,01. #2. #3. * * 0,10 <0,01 0,01 <0,01 0,12 <0,01. 0,81 <0,01 0,38 <0,01 0,17 0,05 0,27 0,12. 1,1 0,05 0,85 0,51 1,20 <0,01 1,2 0,01. Ęl/cm2. <0,01 0,05 0,02 <0,01 0,13 <0,01 <0,01 <0,01. 0,17 <0,01 0,05 <0,01 0,32 <0,01 0,63 <0,01. 0,86 0,12 1,26 <0,01 1,05 0,02 1,3 <0,01. #4. <0,01 1,01 9,8 <0,01 <0,01 <0,01 1,01 <0,01. 28 <0,01 58 <0,01 6,4 <0,01 61 <0,01. 87 2,4 27 <0,01 55 <0,01 108 1,3. #1. 7,4 <0,01 3,0 <0,01 <0,01 3,4 <0,01 2,0. 25 1,3 27 <0,01 13 <0,01 4,7 <0,01. 90 <0,01 25 2,4 62 <0,01 18 <0,01. #2. * * 7,4 <0,01 0,67 <0,01 8,8 <0,01. 60 <0,01 28 <0,01 12 3,7 20 9,1. 81 3,4 63 38 89 <0,01 90 0,67. #3. % afgifte. <0,01 3,4 1,7 <0,01 9,4 <0,01 <0,01 0,34. 13 <0,01 3,4 <0,01 24 <0,01 47 <0,01. 64 8,8 93 <0,01 78 1,7 97 <0,01. #4. <0,01 0,35 3,4 <0,01 <0,01 <0,01 0,35 <0,01. 21 <0,01 45 <0,01 5,0 <0,01 47 <0,01. 83 2,3 25 <0,01 52 <0,01 103 1,3. #1. 2,6 <0,01 1,1 <0,01 <0,01 1,2 <0,01 0,71. 19 1,0 21 <0,01 10 <0,01 3,7 <0,01. 86 <0,01 23 2,3 60 <0,01 17 <0,01. #2. * * 2,6 <0,01 0,24 <0,01 3,1 <0,01. 47 <0,01 22 <0,01 9,7 2,9 15 7,1. 78 3,2 60 36 85 <0,01 86 0,64. #3. % (met LAI correctie. <0,01 1,2 0,59 <0,01 3,3 <0,01 <0,01 0,12. 9,9 <0,01 2,6 <0,01 19 <0,01 36 <0,01. 61 8,4 89 <0,01 74 1,6 93 <0,01. #4. I-3.

(48) Top. ID 110.02. Onder. Midden. Bladetage. Dop. West. Zuid. Oost. Noord. West. Zuid. Oost. Noord. West. Zuid. Oost. Noord. Richting. boven onder boven onder boven onder boven onder. boven onder boven onder boven onder boven onder. boven onder boven onder boven onder boven onder. Kant blad. <0,01 <0,01 0,15 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01. <0,01 0,29 <0,01 <0,01 0,07 <0,01 0,31 0,05. 0,02 <0,01 0,14 0,18 0,01 0,71 1,4 0,03. #1. 0,02 <0,01 0,15 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01. 0,28 0,02 0,58 <0,01 0,49 <0,01 0,34 <0,01. 0,48 0,11 0,43 <0,01 0,65 0,06 1,0 0,11. #2. #3. 0,14 0,01 0,19 0,03 0,21 0,03 0,03 0,01. 0,54 0,05 0,48 0,02 0,75 <0,01 0,82 0,01. 0,78 0,07 0,66 0,05 1,2 0,02 0,89 <0,01. Ęl/cm2. 0,04 0,01 0,15 0,03 0,40 0,04 0,16 0,01. <0,01 <0,01 0,19 <0,01 0,10 0,01 0,26 <0,01. 0,50 0,03 0,67 0,01 0,85 0,02 1,2 0,03. #4. <0,01 <0,01 12 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01. <0,01 23 <0,01 <0,01 5,4 <0,01 24 3,9. 1,8 <0,01 11 14 1,1 56 111 2,1. #1. 1,8 <0,01 12 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01. 22 1,8 46 <0,01 38 0,36 27 <0,01. 38 9,0 34 <0,01 51 5,0 82 8,6. #2. 11 1,1 15 2,1 16 2,5 2,1 0,72. 43 3,6 38 1,4 59 0,36 64 1,1. 62 5,7 52 3,9 92 1,8 70 0,36. #3. % afgifte. 2,9 0,72 11 2,5 31 2,9 13 0,72. <0,01 <0,01 15 0,36 8,2 0,72 21 <0,01. 39 2,5 53 1,1 67 1,8 95 2,5. #4. <0,01 <0,01 4,3 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01. <0,01 18 <0,01 <0,01 4,2 <0,01 19 3,1. 1,7 <0,01 11 14 1,0 53 106 2,1. #1. 0,63 <0,01 4,1 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01 <0,01. 17 1,4 35 <0,01 30 0,28 21 <0,01. 36 8,6 33 <0,01 49 4,8 78 8,2. #2. 3,9 0,38 5,1 0,75 5,8 0,88 0,75 0,25. 33 2,8 29 1,1 46 0,28 50 0,83. 59 5,5 49 3,8 88 1,7 67 0,34. #3. % (met LAI correctie. 1,00 0,25 4,0 0,88 11 1,00 4,5 0,25. <0,01 <0,01 11 0,28 6,4 0,56 16 <0,01. 37 2,4 51 1,0 64 1,7 91 2,4. #4. I-4.

(49) II - 1. Bijlage II. Spuitvloeistofdepositie (% van afgifte) op filters voor drie hoogten (top, midden, onder) op een statief midden tussen de plantrijen bij een bespuiting met XR 110.02, DG 110.02 en ID 120.02 spuitdoppen (spuitdruk 3 bar; 130 l/ha) Ęl/cm2. % van afgifte. Dop. Hoogte. #1. #2. #3. #4. XR 110.02. Top Top Midden Midden Onder Onder. 0,05 0,86 0,87 0,36 0,61 0,14. 0,93 0,72 0,98 1,3 0,29 0,33. 0,77 0,98 0,60 0,31 0,63 0,06. 0,07 0,64 0,50 0,10 0,12 0,41. 3,4 65 66 27 46 11. 70 54 74 99 22 24. 58 74 45 24 48 4. 4,9 48 38 7,2 9,2 31. DG 110.02. Top Top Midden Midden Onder Onder. 0,46 0,90 0,98 0,25 0,15 0,32. 0,89 0,98 0,80 1,0 0,29 0,30. 1,1 0,94 0,81 0,27 0,60 0,24. 0,92 0,63 1,8 0,39 0,31 0,33. 34,3 66,8 72,8 18,7 10,8 23,8. 66 73 59 76 22 22. 80 70 60 20 44 18. 68 47 134 * 29 23 24. ID 120.02. Top Top Midden Midden Onder Onder. 0,80 1,1 0,91 0,45 0,57 0,31. 0,83 1,0 0,50 0,48 0,29 0,35. 3,1 2,0 8,1 1,6 0,54 1,2. 0,99 0,92 1,1 0,26 0,63 0,12. 63 90 72 36 45 25. 66 82 40 38 23 28. 247 * 160 * 639 * 127 * 42 96. 78 73 83 21 49 9,6. * niet meegenomen in de berekening. #1. #2. #3. #4.

(50) III - 2.

(51) III - 1. Bijlage III. Spuitvloeistofdepositie op watergevoelig papier boven het gewas en onder het gewas tussen de rijen bij een bespuiting in aardappelen met XR 110.02, DG 110.02 en ID 120.02 spuitdoppen (spuitdruk 3 bar; 130 l/ha); D10, D50, D90 in ęm Dop. #. Positie. XR 110.02. 1. boven. XR 110.02. 1. onder. D10. % bedekt opp. vlek/cm2. D50. D90. 282 248 268 325 365 325 207 202 305 296 426 417 244 240 318 191. 1945 599 708 943 1182 1599 790 726 1311 835 1121 1148 972 1020 1347 615. 2533 1726 1487 1561 2204 2736 1549 1306 2005 1825 1678 2528 1986 1622 2148 1071. 38 33 35 40 42 41 31 30 42 44 52 50 45 45 51 36. 297 330 388 305 258 289 396 368 359 365 249 266 356 386 343 521. 117 127 167 206 210 251 243 143 119 93 121 153 188 216 202 148. 316 412 578 516 543 672 579 254 242 660 227 324 608 535 414 284. 955 721 1271 1277 1354 1087 902 576 677 819 474 1191 1747 966 785 1079. 12 17 28 32 31 32 29 14 9 4 7 13 29 30 27 13. 430 507 460 441 392 351 348 441 356 197 291 329 392 389 411 334.

(52) III - 2. Dop. #. Positie. XR 110.02. 2. boven. XR 110.02. 2. XR 110.02. 3. D10. % bedekt opp. vlek/cm2. D50. D90. 255 354 339 286 309 285 367 260 508 369 317 445 342 422 211 244. 692 1065 1359 1019 950 897 1031 662 1767 1157 1173 1367 1185 1335 736 828. 1404 1927 2805 1418 2112 1165 1495 1517 2336 2201 1733 2032 2351 1969 1476 1728. 38 48 49 40 40 36 42 27 53 44 45 50 50 47 33 37. 326 307 228 310 255 244 236 238 184 266 236 293 307 244 417 345. onder. 370 267 328 146 152 256 257 246 225 179 234 265 255 228 249 297. 930 780 938 264 257 618 664 564 470 521 572 873 696 619 763 1015. 2145 1893 2129 987 549 1446 1297 966 933 1161 1227 2107 1133 1591 1495 2320. 50 37 44 15 15 34 35 33 28 28 30 35 35 31 34 43. 288 296 310 397 450 362 323 332 441 510 356 365 397 408 378 318. boven. 203 261 227 293 288 269 327 256 248 215 301 299 334 279 313 347. 720 1309 973 947 1214 1212 978 1375 763 723 899 1109 1077 985 1449 1806. 1408 2336 1304 1963 1702 1731 1667 2038 1130 1562 1945 1980 1859 1607 1833 3242. 33 43 34 36 40 44 47 43 31 33 37 42 47 43 46 53. 436 370 318 315 277 321 307 321 304 376 266 258 293 334 304 312.

(53) III - 3. Dop. #. Positie. XR 110.02. 3. onder. XR 110.02. 4. XR 110.02. 4. D10. % bedekt opp. vlek/cm2. D50. D90. 261 200 167 191 265 232 262 278 277 235 238 229 315 290 224 226. 624 410 484 541 603 564 708 1050 889 580 627 565 830 679 606 640. 1096 690 1185 1226 1151 1378 1610 1549 1535 1379 1302 1482 2040 1341 1322 1070. 30 19 19 24 32 30 33 43 33 30 30 28 34 33 28 28. 302 304 359 373 362 370 340 381 299 348 376 359 296 318 332 354. boven. 321 250 236 330 296 338 288 217 590 399 341 390 364 350 326 298. 1280 985 654 844 683 919 932 824 1972 1312 1580 1523 1329 1910 1356 904. 2680 1989 1570 1657 1969 1507 1626 1393 2319 1827 2219 1899 2376 3323 1848 1687. 48 39 35 40 36 38 35 31 54 56 43 48 44 52 43 41. 321 315 340 255 299 238 225 285 181 285 241 214 225 263 238 252. onder. 271 273 257 226 256 211 240 221 311 298 301 288 257 205 265 224. 733 670 655 496 516 683 1028 715 778 1077 856 695 573 558 657 550. 1397 1689 1224 986 1018 1396 1683 1049 1644 1422 1901 2272 982 1227 1401 1458. 34 34 31 31 28 30 42 32 39 42 43 36 31 29 32 26. 285 291 312 384 362 356 370 406 307 285 288 315 351 419 351 332.

(54) III - 4. Dop. #. Positie. DG 110.02. 1. boven. DG 110.02. 1. DG 110.02. 2. D10. % bedekt opp. vlek/cm2. D50. D90. 498 283 414 395 777 523 406 269 275 300 389 401 224 299 355 229. 1825 843 3235 1480 2067 3650 1786 1097 996 889 1519 1968 986 1869 1520 769. 3242 1693 3235 2352 3548 3650 2087 2377 2116 1639 2337 3085 1448 2410 2610 1659. 47 32 40 41 55 49 45 40 36 36 43 45 33 35 38 28. 121 181 115 159 140 115 178 310 274 214 208 181 288 263 249 299. onder. 269 294 243 275 282 270 273 232 286 308 263 295 195 257 287 281. 540 863 564 532 558 655 830 598 736 824 791 1122 509 948 776 821. 1217 1672 1180 1233 1321 1302 1794 1479 1316 2033 1441 1730 791 1334 1597 1202. 24 30 25 23 22 25 34 28 25 29 26 31 18 24 29 28. 258 255 280 228 178 225 271 345 206 189 233 219 260 217 208 238. boven. 447 330 312 355 567 321 235 333 260 302 435 374 421 263 412 282. 1586 1046 814 1305 2111 1257 681 2554 1228 994 1642 1298 1265 1034 1865 768. 2808 2574 1642 2350 2949 1775 1485 2554 1850 1758 2803 2538 2427 1588 2105 1577. 47 38 35 39 53 31 23 28 35 37 47 41 38 27 39 28. 178 186 189 170 129 181 228 123 263 208 159 211 164 252 203 244.

(55) III - 5. Dop. #. Positie. DG 110.02. 2. onder. DG 110.02. 3. DG 110.02. 3. D10. % bedekt opp. vlek/cm2. D50. D90. 288 320 399 329 272 166 280 225 330 187 241 309 287 232 237 272. 818 853 1040 884 984 628 1019 879 669 644 657 1129 817 467 554 751. 1455 1895 1770 1279 1493 1013 1877 1653 1569 1135 973 1643 1801 753 862 1916. 24 35 45 31 21 11 34 28 28 21 24 28 26 17 20 26. 175 214 260 200 175 197 238 285 228 326 282 258 222 238 219 236. boven. 311 270 468 423 236 222 288 423 424 431 345 335 374 290 217 230. 1850 744 1576 1174 752 717 1233 1276 2011 1198 1345 1707 1600 1258 1858 1196. 2119 2110 2278 2715 1719 2010 1794 2177 2576 1793 2435 1881 2690 2130 2508 2561. 38 30 46 41 34 31 31 39 42 38 41 39 41 37 37 41. 244 280 214 211 312 291 244 258 200 162 247 217 228 332 356 458. onder. 302 295 272 274 263 303 260 271 268 290 315 235 283 261 148 315. 710 741 667 1007 501 1027 749 702 546 705 917 676 698 577 594 627. 1367 1751 1686 1787 1228 1462 2020 1146 1080 1341 1810 1222 1363 1239 1216 1315. 31 23 20 24 17 33 27 26 19 25 29 27 25 20 13 26. 263 195 184 208 247 249 236 263 175 192 219 293 230 219 225 244.

(56) III - 6. Dop. #. Positie. DG 110.02. 4. boven. DG 110.02. 4. ID 120.02. 1. D10. % bedekt opp. vlek/cm2. D50. D90. 280 360 280 597 247 489 460 262 321 259 419 338 401 403 467 360. 940 1954 661 1973 958 2685 1513 1552 1146 891 1570 966 1580 1655 2053 1818. 2047 2531 1471 2183 1309 2918 2355 2279 1929 1970 1720 1528 2119 2750 2999 2871. 30 37 26 50 27 51 46 30 36 29 46 36 44 39 50 41. 225 219 211 121 241 164 184 255 249 252 195 271 206 195 219 195. onder. 301 337 310 267 240 310 251 238 239 280 322 278 383 217 269 223. 1008 889 657 510 496 694 1271 1138 745 951 1130 616 1350 481 673 637. 1593 1809 909 994 1248 1400 1713 1944 1142 1764 1369 1260 2003 1164 1373 1162. 31 31 24 18 18 25 26 22 26 29 27 21 33 17 19 18. 241 244 228 233 200 195 244 236 269 225 189 211 173 203 186 238. boven. 1549 503 607 762 406 1551 1428 713 1022 1162 1457 680 454 439 705 732. 4749 2050 1226 3979 1511 4694 3995 2596 1687 3693 4352 2111 1115 2373 2045 4165. 4749 2059 1731 3979 2294 4694 3995 2596 2836 3693 4352 2442 1370 2373 2257 4165. 57 33 35 42 31 55 54 22 39 54 50 37 19 23 30 54. 104 129 140 85 173 71 71 79 88 143 99 112 115 88 90 115.

(57) III - 7. Dop. #. Positie. ID 120.02. 1. onder. ID 120.02. 2. ID 120.02. 2. D10. % bedekt opp. vlek/cm2. D50. D90. 371 403 270 400 608 374 1548 286 249 286 300 269 342 745 233 332. 969 1095 867 2481 3063 1464 3606 936 584 678 1133 1363 1008 3193 756 1118. 1569 1369 1245 2481 3063 1688 3606 1751 875 1033 1289 1401 1661 3193 974 1641. 20 22 13 25 23 20 36 19 11 13 18 14 15 39 10 17. 123 126 118 148 79 112 74 154 121 118 110 93 96 66 101 99. boven. 628 427 525 688 391 367 407 266 351 460 294 240 1370 278 251 322. 1318 1476 1628 1337 1858 903 1177 693 1915 1552 1263 798 1748 969 617 947. 2067 2150 2821 1664 1938 1109 1425 1620 1915 2412 1806 1053 2040 1198 1142 1407. 22 24 36 21 28 18 19 15 11 26 16 13 28 12 14 16. 110 99 110 85 104 101 93 99 63 96 110 134 55 112 121 132. onder. 838 513 1055 1057 551 907 1611 1351 1313 454 478 1918 455 1788 884 1117. 3187 1068 3582 3394 4187 2049 4537 1760 2203 1320 1950 4270 3248 3850 3464 1756. 3187 1779 3582 3394 4187 3002 4537 2206 2663 2127 2044 4270 3248 3850 3464 2186. 34 27 43 47 47 42 52 27 38 32 28 52 33 52 50 21. 107 151 90 79 104 88 79 90 104 121 154 69 112 74 79 85.

(58) III - 8. Dop. #. Positie. ID 120.02. 3. boven. ID 120.02. 3. ID 120.02. 4. D10. % bedekt opp. vlek/cm2. D50. D90. 484 414 724 508 744 5327 896 697 719 482 431 6105 509 699 667 620. 1193 1510 1272 3040 3420 5327 1554 1414 2083 1337 3127 6105 1672 2771 1951 2306. 1548 2022 1918 3040 3420 5327 2504 1598 2508 2297 3127 6105 2054 2771 2265 2387. 24 26 28 34 48 63 30 29 32 36 30 81 28 28 36 35. 134 129 112 123 101 66 77 129 145 121 121 49 123 115 151 112. onder. 372 454 514 460 553 395 380 525 417 452 686 538 406 558 488 215. 786 782 1067 990 1507 1233 682 1037 1068 1247 1329 1256 2486 1537 1473 492. 1496 1437 1150 1457 1783 1852 1256 1403 1611 2218 2064 1453 2486 2318 1970 676. 14 17 14 13 29 19 15 23 17 24 31 24 21 28 25 11. 79 90 63 121 77 101 123 178 88 112 85 101 85 101 110 186. boven. 598 1538 1233 415 637 1762 473 533 1418 470 572 636 823 2651 450 450. 1651 3772 3989 1376 2132 2245 1192 2780 3905 1721 1879 4350 1717 3908 1096 1671. 2150 3772 3989 1697 2372 2305 2190 2780 3905 1783 1910 4350 2964 3908 1316 1843. 29 53 48 20 38 39 24 26 53 25 27 50 40 50 22 21. 110 77 110 115 132 118 123 101 77 143 159 137 121 63 123 154.

(59) III - 9. Dop. #. Positie. ID 120.02. 4. onder. D10 307 539 367 337 612 461 584 488 418 266 696 408 394 614 555 1195. D50. D90. 573 3363 1627 1366 788 2592 1735 1518 788 689 1030 2512 1039 1440 2260 2241. 994 3363 1650 1807 1414 2592 2200 1683 1483 1072 2019 2512 1562 2019 2260 2560. % bedekt opp 15 41 20 22 18 23 31 20 17 7 18 24 20 36 20 41. vlek/cm2 121 110 104 145 112 63 74 85 85 79 55 82 90 104 71 66.

(60) III - 10.

(61) IV - 1. Bijlage IV. Spuitvloeistofverdeling in aardappelen (op watergevoelig papier in aardappelplanten) bij een bespuiting met XR 110.02, DG 110.02 en ID 120.02 spuitdoppen (spuitdruk 3 bar; 130 l/ha) Dop. # Bladetage. Richting. Kant blad. D10. D50. D90. % bedekt opp. vlek/cm2. XR 110.02. 1 Top. Noord. boven. 214 280 227 199 234 224 272 198. 657 1018 777 665 573 821 719 614. 1270 1732 1883 1347 1116 1611 1179 1458. 31 39 32 25 22 22 26 25. 371 363 383 319 258 222 294 319. boven. 316 0 218 209 289 283 252 257. 805 0 438 565 653 505 539 914. 1156 0 668 1010 743 918 1138 1729. 10 0 12 25 4 11 23 22. 78 0 150 344 39 122 255 211. boven. 609 195 209 200 0 188 0 0. 730 236 640 443 0 714 0 0. 978 295 1243 897 0 1314 0 0. 4 1 28 9 0 11 0 0. 14 17 363 130 0 128 0 0. Oost Zuid West. 1 Midden. Noord Oost Zuid West. 1 Onder. Noord Oost Zuid West.

(62) IV - 2. # Bladetage. Richting. Kant blad. XR 110.02. 2 Top. Noord. boven. 289 289 193 272 602 311 401 292. 965 885 787 730 1974 848 539 476. 1515 2297 1139 1388 2261 2032 1055 1020. 38 45 33 34 46 39 23 21. 444 435 588 313 219 297 147 186. boven. 121 96 222 214 0 0 437 0. 121 298 777 620 0 0 1180 0. 121 298 1822 1458 0 0 1180 0. 0 0 26 32 0 0 5 0. 3 17 261 521 0 0 33 0. boven. 0 393 191 205 328 0 226 969. 0 613 601 1107 1120 0 467 969. 0 613 1249 1230 1120 0 485 969. 0 1 17 11 5 0 3 2. 0 8 233 111 25 0 28 6. boven. 295 229 251 299 0 0 294 273. 739 579 682 936 0 0 803 810. 1515 1155 1101 2657 0 0 1186 1478. 35 25 40 44 0 0 35 33. 369 347 471 449 0 0 341 338. boven. 347 0 293 189 0 0 194 265. 782 0 727 765 0 0 650 676. 975 0 1142 1216 0 0 1495 1173. 6 0 37 26 0 0 27 27. 50 0 456 442 0 0 506 301. boven. 86 427 202 229 657 922 181 217. 374 681 516 567 657 952 323 367. 374 681 862 1163 692 952 455 778. 1 2 26 19 2 4 2 12. 28 25 434 246 22 14 50 191. Oost Zuid West. 2 Midden. Noord Oost Zuid West. 2 Onder. Noord Oost Zuid West. XR 110.02. 3 Top. Noord Oost Zuid West. 3 Midden. Noord Oost Zuid West. 3 Onder. Noord Oost Zuid West. D10. D50. D90. % bedekt opp. vlek/cm2. Dop.

(63) IV - 3. # Bladetage. Richting. Kant blad. D10. D50. D90. XR 110.02. 4 Top. Noord. boven. 163 356 189 227 0 118 217 246. 681 1360 982 1293 0 359 897 685. 1488 2064 1643 2414 0 429 2011 1507. 32 41 32 38 0 1 33 33. 514 357 462 475 0 25 420 326. boven. 145 134 273 193 190 135 480 243. 223 297 690 466 299 248 565 455. 339 297 1510 1083 489 311 588 592. 1 0 29 25 2 1 4 2. 28 14 351 439 36 39 30 19. boven. 0 126 285 245 281 203 353 0. 0 234 965 653 538 467 932 0. 0 234 965 664 891 867 932 0. 0 0 3 4 15 18 2 0. 0 8 30 39 130 282 6 0. boven. 569 308 287 234 505 335 412 0. 1316 1545 824 739 1668 1336 1269 0. 2557 1681 1381 1791 2299 1923 1269 0. 42 34 31 27 41 43 5 0. 274 276 398 428 191 412 47 0. boven. 0 0 0 0 414 313 428 499. 0 0 0 0 939 645 961 1081. 0 0 0 0 2208 1320 1122 1103. 0 0 0 0 40 26 8 6. 0 0 0 0 332 345 94 30. boven. 405 498 0 291 676 696 1066 426. 1067 1443 0 945 771 1040 1066 713. 1067 1443 0 945 771 1164 1066 778. 3 5 0 3 2 9 3 3. 17 19 0 19 8 36 11 17. Oost Zuid West. 4 Midden. Noord Oost Zuid West. 4 Onder. Noord Oost Zuid West. DG 110.02. 1 Top. Noord Oost Zuid West. 1 Midden. Noord Oost Zuid West. 1 Onder. Noord Oost Zuid West. % bedekt opp. vlek/cm2. Dop.

(64) IV - 4. Dop. # Bladetage. Richting. Kant blad. DG 110.02. 2 Top. Noord. D50. D90. boven. 702 495 251 254 1903 620 363 383. 1047 1455 643 394 1903 945 1026 3195. 1188 1549 643 801 1903 1232 2236 3195. 7 15 1 6 8 7 32 34. 33 66 8 66 3 11 232 152. boven. 143 0 0 285 263 761 143 242. 510 0 0 1408 720 1018 724 1048. 510 0 0 1570 762 1066 724 1048. 1 0 0 22 3 9 1 4. 8 0 0 141 17 28 17 30. boven. 0 0 272 174 0 0 1038 157. 0 0 807 468 0 0 1038 334. 0 0 1146 916 0 0 1038 334. 0 0 6 8 0 0 2 0. 0 0 58 105 0 0 6 11. boven. 331 324 451 459 269 277 307 445. 1827 1072 2224 1477 2990 790 1209 1570. 2046 1766 2611 2352 2990 1948 1862 2812. 25 25 46 41 39 31 35 38. 173 136 404 298 395 348 287 292. boven. 492 278 280 66 291 472 343 455. 594 495 724 193 1147 1258 1484 678. 884 997 746 193 1976 2249 1872 1538. 6 10 3 0 37 44 35 13. 25 100 19 6 281 301 295 81. boven. 139 113 523 267 124 170 0 0. 606 271 1892 1589 322 268 0 0. 606 271 1892 1589 322 397 0 0. 1 0 9 8 0 1 0 0. 19 14 42 61 6 17 0 0. Oost Zuid West. 2 Midden. Noord Oost Zuid West. 2 Onder. Noord Oost Zuid West. DG 110.02. 3 Top. Noord Oost Zuid West. 3 Midden. Noord Oost Zuid West. 3 Onder. Noord Oost Zuid West. % bedekt opp. vlek/cm2. D10.

(65) IV - 5. # Bladetage. Richting. Kant blad. D10. D50. D90. DG 110.02. 4 Top. Noord. boven. 277 309 288 283 0 277 507 356. 690 1293 829 1834 0 1741 4845 760. 1657 1679 1861 2183 0 2076 4845 2182. 22 25 26 29 0 25 61 26. 217 212 200 198 0 175 153 170. boven. 293 0 281 256 642 934 348 663. 649 0 478 557 1157 1172 1420 1260. 649 0 748 1256 1474 1373 2573 1296. 1 0 10 15 19 20 30 20. 6 0 97 134 95 58 167 86. boven. 420 0 0 0 240 192 1281 333. 1058 0 0 0 314 257 1281 611. 1178 0 0 0 450 267 1281 611. 7 0 0 0 2 1 4 2. 39 0 0 0 25 19 19 11. boven. 1047 426 355 907 644 807 356 265. 1552 1337 1903 3439 1035 1636 1248 960. 1583 1337 1903 3439 1270 2016 1248 960. 14 7 12 40 11 19 4 3. 53 45 75 139 84 58 22 25. boven. 0 187 406 2569 0 0 195 921. 0 347 924 2938 0 0 257 921. 0 347 1352 2938 0 0 316 921. 0 0 18 36 0 0 0 2. 0 8 109 53 0 0 11 14. boven. 0 1135 518 373 0 533 198 307. 0 1394 1139 822 0 533 1085 674. 0 1394 1140 822 0 533 1085 674. 0 7 6 2 0 1 5 2. 0 14 33 11 0 6 45 28. Oost Zuid West. 4 Midden. Noord Oost Zuid West. 4 Onder. Noord Oost Zuid West. ID 120.02. 1 Top. Noord Oost Zuid West. 1 Midden. Noord Oost Zuid West. 1 Onder. Noord Oost Zuid West. % bedekt opp. vlek/cm2. Dop.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De studie moet antwoorden geven op de vragen: Wat is het ef- fect van boswerkzaamheden op het populatie- niveau van soorten, dient de soortenlijst van de gedragscode te

kunnen we de bissectrice MF construeren, waarna door de halve lijn CF te snijden met de drager van AB het punt B oplevert.. Omdat M het midden is van AB vinden we ook het

Firstly, the aim of the basic model is to capture the basic topology of a PON in an ILP, solve it to optimality for a number of simple datasets and verify that the model

For these reasons, decision rules were discovered using the customers’ demographic and extra value adding features (age, gender, province, medical aid, mobile phone

Based on the results of this study it is suggested that a wider range of cultivars should be tested to obtain data on drought tolerance for all spring wheat cultivars

Kinders hou daarvan - uit my ondervinding - om konstruktief besig gehou te word en daarom beskou ek hierdie apparaat as In waardevolle hulpmiddeI &#34;?. Evaluering van kennis

These animals do not execute the required number of cage revolutions (the main behav- ioural manifestation of pattern running) needed to be classified as high stereotypical animals,

ISBN- of Stowa rapportnummer en een