• No results found

Alsof je van de stad een museum maakt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Alsof je van de stad een museum maakt"

Copied!
107
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

‘Alsof je van de stad een museum maakt’

Onderzoek naar informatievoorziening op publiekshistorische locaties

Danielle Schalkwijk MA Publieksgeschiedenis Dhr. P. Knevel

Universiteit van Amsterdam 29-06-2018

(2)

2

Afbeeldingen voorpagina:

Monumentenschild Vereniging Hendrick de Keyser, http://www.hendrickdekeyser.nl Rijksmonumentenschild Algemene Nederlandse Wielrijders Bond, http://www.anwb.nl Informatieborden Algemene Nederlandse Wielrijders Bond, http://www.anwb.nl Monumentenschild Gemeente Doesburg,

http://www.langcat.nl/emaille-monumentenschilden.html

Blue Shield UNESCO, https://www.unesco.org.uk/designation/blue-shield/

Stadsherstel Amsterdam, http://www.stadsherstel.nl Bewerking door de auteur

(3)

3 Danielle Schalkwijk

MA Publieksgeschiedenis - Universiteit van Amsterdam Studentnummer 10877444

Begeleider: dhr. P. Knevel 29-06-2018

(4)

4

Inhoud

Inleiding ... 5

De aanleiding ... 7

De behandeling... 10

Deel 1: Bijdehand of bij de hand? ... 13

Historisch erfgoed ... 14 Historische Identiteit ... 19 Sense of Place ... 19 Habitus of Location ... 21 Eigenlogik... 22 Cumulative Texture ... 25

Physical, Urban and Civic Space... 26

Concluderend ... 28

Historisch Toerisme ... 31

Staged authenticity ... 31

The Tourist Gaze ... 32

Concluderend ... 34

Identiteit en Toerisme vanuit de Toren bekeken: Bijdehand of bij de hand?... 36

Deel 2: Historisch Utrecht ... 39

Historische identiteit ... 42 Concluderend ... 46 Historisch beleid ... 48 Concluderend ... 55 De situatie ... 57 Concluderend ... 70 Conclusie ... 72 Bibliografie ... 75 Beleidsstukken ... 77 Ongepubliceerd ... 77 Websites ... 77 Afbeeldingen ... 78 Bijlagen ... 79

Bijlage 1. Interview Nancy Trentelman, Projectmanager Toeristische Informatie ANWB... 79

Bijlage 2. Methodologie onderzoek ... 81

Bijlage 3. Vragenlijst respondentenonderzoek ... 83

Bijlage 4: Uitslagen onderzoek ... 92

(5)

5

Inleiding

Lopend door de straten van de Utrechtse binnenstad zal het de meeste mensen toch wel opvallen dat je op dat moment een historisch pad bewandelt. Ongeacht of je kennis draagt van de stadsgeschiedenis ademen de grachten en panden een historische sfeer. Utrecht is geen uitzondering binnen Nederland. Vele binnensteden zoals die van Amsterdam, Leiden en Delft zijn van onschatbare historische waarde voor de sfeerimpressies die een stad geeft aan zijn bewoners en bezoekers. Op veel van de historische panden en publiekshistorische locaties wordt gebruik gemaakt van borden om de bezoeker duidelijk te maken welke historische waarde de locatie vertegenwoordigt, vaak uitgebreid met achtergrondinformatie. Een groot deel van de Nederlandse bevolking is opgegroeid met de historische informatieborden, zoals de “bruine borden” van de Algemene Nederlandse Wielrijders Bond. Toch gaan de informatieborden aan veel mensen voorbij. Als ik mijn huisgenoot (man, 25) vertel waar ik mijn scriptie over schrijf en waar ik onderzoek naar doe, is de reactie onverwachts. Als langdurige inwoner van Utrecht kan hij zich niet herinneren dat hij ooit een bord heeft gezien of gelezen in de binnenstad. Hij is zich dan ook niet bewust van de historische waarde van verschillende plekken in de Utrechtse binnenstad die wel onderdeel zijn van zijn dagelijkse leven.

Het idee voor deze scriptie is ontstaan op het Forum Romanum in Rome. Daar op het Forum Romanum kwam mijn toenmalige vriend (28) aan mij vragen of ik ergens een informatiebord zag, zodat hij wist waar we nou eigenlijk naar keken in de hopen stenen. Te eigenwijs om een rondleiding te boeken, vertrouwden wij op ons eigen vermogen om een locatie te ontdekken en verkennen. Bij hoge noodzaak werd de telefoon erbij gepakt om informatie op te zoeken. Een informatiebord was echter niet aanwezig.

Mijn gedachten over de noodzaak van informatieborden werden afgelopen januari in Indonesië nogmaals bevestigd toen mijn vriendin (29) zich midden in een heilige tempel afvroeg waar de tempel nou eigenlijk voor bedoeld was. Het begeleidende bord bij de Pura Petinget vertelde ons niet meer dan dat we verplicht waren ons te bedekken en dat je als vrouw niet naar binnen mocht als je menstrueerde. Ook de Lonely Planet Bali kon ons niks vertellen over het bouwjaar, de religie en de geschiedenis. Onze Indonesische talenkennis reek niet ver genoeg, evenals de Engelse talenkennis van de Balinese poortwachter, om informatie uit te wisselen over de tempel. Enkel het gebouwde erfgoed geeft weer dat je je

(6)

6 op een historische locatie bevindt; de verbeelding van het verleden is zonder gegeven informatie echter ver weg. In dit soort situaties zou een informatiebord uitkomst bieden. Het gebrek aan informatie heeft uiteindelijk invloed op onze verbondenheid met erfgoed. Zonder beelden en sfeer te kunnen oproepen, is de tempel slechts een stenen gebouw zonder verhaal. Zonder achtergrondkennis is een gebouw an sich niet te plaatsen in context.1 Er kan hierdoor geen verbondenheid worden gecreëerd met het erfgoed en het erfgoed verliest daarmee een identiteit. Binnen de bestaande literatuur, variërend van Kees Ribbens tot werk van Dean MacCannell en John Urry, wordt duidelijk gemaakt dat één van de speerpunten waarop zowel binnenlandse als buitenlandse toeristen een bestemming uitkiezen, de identiteit van een stad is. Vaak wordt deze identiteit bepaald door de aanwezige historie en de aanwezigheid van tastbare geschiedenis.2 De stad moet een historische identiteit bezitten én ook uitdragen.3 David Glassberg, Martyn Lee, Martina Löw, Gerhard Vinken, Gerald Suttles en Willem Frijhoff laten met hun theorieën zien hoe het verleden helpt bij ontwikkeling van een stedelijke identiteit. Het verleden, de identiteit van de stad en de identiteit van de bezoeker hebben invloed op elkaar. De identiteit van een stad en de identiteit van haar bewoners en bezoekers zijn met elkaar verbonden.4 Om de identiteit van een stad op de kaart te zetten, maken citybranders dan ook graag gebruik van het aanwezige verleden. Het verleden is tastbaar te maken dankzij het aanwezige gebouwde erfgoed. Een toerist of bewoner zal echter niet zonder aanwijzingen zomaar weten dat een pand historisch is, authentiek of nagebouwd, en wat voor functie het pand vervulde en vervult. Niet elke toerist loopt rond met een reisgids, en niet elke bewoner verdiept zich in de geschiedenis van zijn woonplaats.

Het klinkt zo simpel om gewoon een informatiebord neer te zetten op een monumentale locatie. Het is handzaam, duurzaam en relatief goedkoop. De informatie is kort en bondig. Vele organisaties reiken dan ook bordjes uit om locaties te duiden, zowel op lokaal, nationaal als internationaal niveau. Tot een aantal jaar terug was er in Nederland geen uniform beleid rondom informatievoorziening bij erfgoed. Het resultaat is dat verschillende partijen bordjes plaatsen, ieder in hun eigen vorm en met hun eigen tone of

1

G. Suttles, ‘The cumulative texture of local urban culture’, in American Journal of Sociology 90 (1984) 283-304, 299

2

K. Ribbens, Een eigentijds verleden: alledaagse historische cultuur in Nederland 1945-2000 (Hilversum, 2002), 129

3 Ibidem, 130 4

(7)

7

voice. Soms zie je door de bordjes het monument niet meer, soms schittert het monument

niet door het ontbreken van een bordje.

De aanleiding

Om verandering te brengen in de chaos van monumentenschildjes en informatiebordjes heeft de Algemene Nederlandse Wielrijders Bond onlangs, in samenwerking met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, een eenduidig en duidelijk ontwerp uitgebracht voor het monumentenbordje. In 1925 stelde de ANWB zich al het doel ‘om hen die thans vele Nederlandse monumenten van kunst en cultuur achteloos en onwetend voorbijgaan, erop attent te maken’ dat er op dagelijkse basis sprake is van (historische) kunst en cultuur in de Nederlandse omgeving.5 Dit doel wordt beoogd met het uitgeven van een maandelijks tijdschrift, De Kampioen, reisgidsen en informatieboekjes over steden en sinds 1983 met het plaatsen van monumentenborden.

Sinds de ANWB in 1983 is begonnen met het plaatsen van monumentenborden, hebben de borden enkele moderniseringen doorgemaakt, waarbij er in 2014 werd besloten tot een uniform ontwerp voor de verschillende soorten monumenten. In de jaren voorafgaand aan 2014 werd duidelijk dat er behoefte was aan een eenduidig en herkenbaar herdenkingsteken voor monumenten, niet alleen vanuit het oogpunt van bezoekers, maar vooral vanuit de eigenaren van de 60.000 rijksmonumenten en 45.000 gemeentelijke monumenten die Nederland rijk is.6 De meeste monumenten zijn echter niet als zodanig herkenbaar. Verschillende gemeentes, Staatsbosbeheer, de Hollandse Waterlinie en verschillende particuliere eigenaren van monumenten hebben bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed te kennen gegeven dat er een verlangen is naar een betere zichtbaarheid van de monumenten en een ‘nationaal herkenningsteken’. Om aan deze vraag tegemoet te komen, heeft de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, in samenwerking met de ANWB, het Rijksmonumentenbord ontwikkeld.7 De Rijksdienst en de ANWB streven naar uniformiteit in het aanleveren van monumentenborden en andere vormen van informatievoorziening, zodat er een duidelijke erkenning kan worden gegeven aan monumenten en het verbonden

5

Doelstelling ANWB sinds 1925, interview N. Trentelman, Projectmanager Toeristische Informatie ANWB, 3-5-2017

6https://erfgoedstem.nl/nieuw-rijksmonumentenbord-wordt-echt-heel-erg-mooi/, geraadpleegd mei 2017 7

(8)

8 verleden. 8 Op 11 september 2014 is dan ook een nieuw design onthuld voor de Rijksmonumentenborden, met de bedoeling een uniform en duidelijk geheel te creëren binnen de Nederlandse landsgrenzen. Een bord dat in één oogopslag te herkennen is als een monumentenbord.

Het nieuwe bord wordt sinds september 2014 in drie vormen opgeleverd: Gemeentelijk monument, Provinciaal monument en Rijksmonument. De stijl van de borden is hetzelfde, het verschil tussen deze drie soorten is te zien aan de kleur. Zo bevat het Rijksmonument een oranje hoekje, Gemeentelijk een rood hoekje en Provinciaal een geel hoekje. De borden komen daarnaast in drie formaten: klein, middelgroot en groot. Het is mogelijk om op de emaillen schildjes een informatieve tekst toe te voegen van 24 tekens. Ter illustratie: dat is de lengte van deze zin. De tekst moet terugslaan op de historie van het gebouw, zoals de oorspronkelijke functie, naam of bouwjaar. De tekst wordt aangeleverd door de aanvrager van het monumentenbord. De tekst wordt door de medewerkers van de Monumentenafdeling van de ANWB gecontroleerd op leesbaarheid en spelfouten, maar de opdrachtgever is verantwoordelijk voor de inhoud. Mocht er twijfel zijn met betrekking tot de geleverde informatie, dan wordt deze gecontroleerd door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. De ANWB probeert in de redactie de schrijfwijze en schrijfstijl zoveel mogelijk gelijk te houden, om naast de vormgeving ook de informatievoorziening volgens een vast stramien te houden.9 De aanvrager van het monumentenbord is verantwoordelijk voor de kosten van een bordje. De prijzen verschillen per grootte en lopen uiteen van 30 tot 60 euro. Een gepersonaliseerd bord kost, afhankelijk van de wensen, 10 euro extra.10

Afb.1. Het ontwerp van het monumentenschild sinds 2014, de ontwerpen voor het provinciaal en gemeentelijk monument zijn respectievelijk geel en rood. Bron: http://www.anwb.nl

8

Interview met N. Trentelman, Projectmanager Toeristische Informatie ANWB, 3-5-2017 9 Interview N. Trentelman

10

(9)

9 Het nieuwe bord kan dus worden aangevraagd door eigenaren van monumenten. Een positief verschil hierin is dat niet langer alleen gemeenten en stichtingen het bord kunnen aanvragen, maar ook particulieren; de zichtbaarheid van kleinere monumenten zou hiermee worden kunnen vergroot. De primaire functie van het Rijksmonumentenbord is die van herkenningsteken. Daarnaast geeft de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed aan dat het nieuwe, fysieke bord ook kan fungeren als een verhalenverteller.11 Dat zal een kort verhaal zijn, aangezien er slechts 24 tekens tekst op het schild kunnen worden gedrukt.

Voor een uitgebreidere informatievoorziening blijven grotere informatiepanelen beschikbaar op bestelling. De bestaande informatieborden kunnen aangepast worden aan de huisstijl van de vernieuwde monumentenbordjes. Er zijn diverse formaten, materialen, kleuren en verschijningsvormen beschikbaar. In het paneel kunnen tekst, tekeningen, foto’s en het monumentenschild (zie Afbeelding 1) worden opgenomen.12 De borden kosten gemiddeld 350 euro, afhankelijk van de mate van personalisatie. Het is ook mogelijk om deze borden te combineren met het aanbieden van digitale informatie, mits die informatie iets toevoegt aan de locatie. De ANWB werkt hiervoor samen met enkele partners die hulp bieden bij de ondersteuning van het ontwikkelen van een QR-code of NFC-chip.

In een interview uit 2014 op De Erfgoedstem wordt gesteld dat de ANWB het faciliteren van informatieborden als een belangrijke, niet-commerciële activiteit ziet. Nancy Trentelman, projectmanager Toeristische Informatie, stelt: ‘Het moet niet zo zijn dat mensen op een gegeven moment gaan zeggen ‘doe die hoop oude stenen maar weg’. Monument- en erfgoedbehoud zijn activiteiten die iets bijdragen aan de leefomgeving.’13 De ANWB hecht veel belang aan cultureel erfgoed en doet dat mede door de voorbijganger te attenderen en te informeren over de historie van monumentale en bijzondere gebouwen.14

De monumenten- en informatieborden moeten echter vanuit de maatschappij worden aangevraagd. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed stelt de monumentenborden niet in als een wettelijke verplichting.15 De ANWB gaat zelf ook niet op zoek naar locaties om borden te plaatsen, maar levert de borden uitsluitend in opdracht van een gemeente,

11 https://vng.nl/files/vng/20140917_brief_aan_gemeenten_rijksmonumentenbord_juli_2014.pdf 12

https://www.monumentenwacht-utrecht.nl/media/1214/nieuwsbrief-juni-2015.pdf 13

https://erfgoedstem.nl/bruine-borden/, geraadpleegd 15 mei 2017 14 Interview N. Trentelman

15

(10)

10 stichting, vereniging of particulier.16 Dit levert het idee op dat de eigenaren van monumenten daarmee beslissen welke geschiedenis er behouden en overgeleverd wordt en welke kant van de geschiedenis er wordt verteld. De eigenaar moet zelf het herkenningsteken aanvragen en levert bovendien de tekst en eventuele illustraties voor zowel het monumentenbord als het informatiepaneel aan bij de ANWB. Niet elke eigenaar van een monumentaal pand heeft de behoefte om een monumentenbord aan te vragen. Zo verdwijnen monumenten uit de blik van de bezoeker. Wordt er wel een bord geleverd, dan beslist de eigenaar welke informatie de geschiedenis overleeft. Dit staat haaks op het bondsdoel van de ANWB om achteloze voorbijgangers attent te maken op de aanwezigheid van erfgoed.

De omvang van de bestellingenstroom van monumentenborden neemt gestaag toe, na een rustig begin. Vooral bij de Rijksmonumentenborden groeit het aantal aanvragen. Bij de gemeentelijke monumenten is het meer divers.17 Ondanks de aanwezigheid van nationale richtlijnen en de ANWB als enige leverancier van het nationale monumentenbord kiezen veel gemeenten er nog altijd voor om een totaal ander bord te laten produceren. Deze hebben vaak een ander uiterlijk en vormgeving, zoals bij de gemeente Dronten het geval is.18 Gemeenten die nog geen eigen ontwerp bezitten, zijn geneigd om te kiezen voor het nationale ontwerp. Gemeenten die tijd en geld hebben geïnvesteerd in de ontwikkeling en implementatie van hun eigen ontwerp stappen niet snel over.19 Niet altijd wordt er bij het gemeentelijke ontwerp van een monumentenschild rekening gehouden met de uitstraling van het monumentale pand. Trentelman noemt dit een kwestie van smaak, ‘maar persoonlijk vind ik het vergelijkbaar alsof je een prachtig rijksmonument voorziet van kunststof kozijnen’.20

De behandeling

Het nieuwe beleid van de ANWB en de RCE heeft als doel een duidelijkere herkenbaarheid van monumenten te creëren en ervoor te zorgen dat erfgoed in het blikveld van de bezoeker verschijnt en aanwezig blijft. Het centraliseren van een monumentenbord is echter vooral 16 Interview N. Trentelman 17 https://www.monumentenwacht-utrecht.nl/media/1214/nieuwsbrief-juni-2015.pdf 18 https://dedrontenaar.nl/algemeen/is-er-eindelijk-uniformiteit-komt-dronten-met-eigen-monumentenschild 19 https://www.monumentenwacht-utrecht.nl/media/1214/nieuwsbrief-juni-2015.pdf 20 Interview N. Trentelman

(11)

11 beleidstechnisch bedacht. De ANWB en de RCE zijn zich er van bewust dat erfgoed belangrijk is en gemarkeerd moet worden om overleving te garanderen, maar tegelijkertijd wordt het van bovenaf bedacht om de markeringen van onderaf te laten komen. Bewoners en eigenaren van monumenten worden zelf verantwoordelijk om het monument te markeren. Het ophangen van een monumentenbord is daarmee een keuze, en niet per se één vanuit een nationaal of regionaal (toeristisch) oogpunt. De vraag is of het centraliserende beleid van de ANWB en de RCE zin heeft. Is het gecentraliseerde beleid wel gewenst van onderaf? Wat wordt er überhaupt bereikt met het markeren van monumenten? Is het nodig om monumenten aan te duiden? Kan een monumentenbord betekenis geven aan erfgoed? Heeft een informatiebord effect op de relatie tussen een bezoeker en het erfgoed?

Dit onderzoek naar het effect van gecentraliseerde informatievoorziening op publiekshistorische locaties begint dan ook met een theoretische uiteenzetting waarbij er wordt in gegaan op de academische context van dit onderzoek. Vanwege het interdisciplinaire karakter verdient de academische context meer dan een alinea in de inleiding. Er wordt aandacht besteed aan theorieën uit de velden van (publieks)geschiedenis, stedelijke identiteitsvorming en historisch toerisme. Het onderzoek bevindt zich namelijk op het snijvlak van deze disciplines. Een informatiebord is verbonden met (gebouwd) erfgoed; het is de trekpleister voor bezoekers en bewoners en daardoor is het een mogelijke factor in het creëren van een identiteit van stad en individu.

Het eerste hoofdstuk zal kort ingaan op de betekenis en vormgeving van erfgoed, gebouwd erfgoed in het specifiek. Het is nodig om vast te stellen wat het begrip erfgoed behelst, om te kunnen laten zien wat erfgoed kan betekenen. In het tweede hoofdstuk worden de standpunten van David Glassberg, Martyn Lee, Martina Löw, Gerhard Vinken, Gerald Suttles en Willem Frijhoff met betrekking tot geschiedenis en stedelijke identiteit uiteengezet. Hun theorieën als sense of place, Eigenlogik, habitus of location, cumulative

texture en physical, urban and civic space zullen de revue passeren, waarna deze toegepast

kunnen worden op lokale publiekshistorische locaties. De theorie over de identiteit van een stad is van belang om aan te duiden hoe een monument zich in een stad verhoudt en hoe belangrijk deze locatie kan zijn voor een individu of de maatschappij. De betekenis van een locatie voor individu of maatschappij speelt ook mee in de vraag naar een betekenisgeving van een locatie en de vraag naar informatievoorziening op een locatie. In het derde hoofdstuk wordt er door Kees Ribbens, Dean MacCannell en John Urry gekeken naar de

(12)

12 waarde van historisch toerisme en de wens van de toerist, zowel lokaal als nationaal, met betrekking tot publiekshistorische locaties. De toeristische blik kijkt anders dan de blik van de bewoner en dat heeft invloed op de manier waarop beide groepen naar erfgoed kijken.

Tot slot zullen de theorieën vergeleken worden. Samen laten bovenstaande auteurs zien hoe mensen omgaan met het verleden, hoe de betekenis van erfgoed wordt bepaald en hoe een relatie gecreëerd wordt tussen erfgoed en de bezoeker.

Het tweede gedeelte van deze scriptie omvat een casusonderzoek naar de beschikbaarheid en aanlevering van informatievoorziening in de historische binnenstad van Utrecht. Het eerste hoofdstuk daarvan bespreekt de historische, stedelijke identiteit van Utrecht. Het tweede hoofdstuk bespreekt, aan de hand van beleidsnota’s en marketingplannen van de Gemeente Utrecht, de aandachtspunten binnen het cultuurhistorische beleid van de gemeente. Het derde hoofdstuk gaat naar de werkelijkheid kijken. Ten eerste zal de huidige situatie van informatievoorziening in Utrecht geanalyseerd worden. Wordt er gevolg gegeven aan landelijke en gemeentelijke richtlijnen? Is het veranderende beleid van de ANWB en de RCE zichtbaar in de stad? En welke consequentie heeft dat op de aard van informatievoorziening? De Utrechtse situatie en het theoretisch kader worden getoetst bij een groep respondenten. Door middel van een enquête wordt er gekeken naar wat bezoekers zoeken op publiekshistorische locaties en op welke manier zij beïnvloed worden om een bepaalde locatie te bezoeken. Daarna wordt hun mening over historische locaties vergeleken met hun opvattingen nadat zij over dezelfde locatie informatie is geboden. De respondenten geven hun mening over het aanbod van informatieborden in de binnenstad van Utrecht en het uniforme beleid van de ANWB en de RCE. De casus toetst het theoretisch kader en laat zien of een gecentraliseerd beleid voor monumentenborden van bovenaf, ook onderaf aansluiting vindt.

Samen laten de twee delen zien wat er bereikt kan worden met het markeren van gebouwd erfgoed.

(13)

13

Deel 1: Bijdehand of bij de hand?

In dit gedeelte wordt gekeken naar de vragen die ontstaan bij het reguleren van informatievoorziening op publiekshistorische locaties. Aan de hand van de publieke omgang met het verleden, de vorming van een stedelijke identiteit door middel van het aanwezige verleden en het verlangen naar historisch toerisme wordt een theoretisch kader uiteengezet. Wat is erfgoed? Hoe wordt er omgegaan met erfgoed? Hoe draagt erfgoed bij aan de ontwikkeling van een stedelijke identiteit? Kan er een betekenisvolle relatie gecreëerd worden tussen erfgoed en de bezoeker? Samen beantwoorden deze kwesties de vraag of bezoekers en belevers van erfgoed bij de hand genomen moeten worden of bijdehand - genoeg - zijn.

(14)

14 Historisch erfgoed

‘Niets is zo veranderlijk als een monument’ - Fons Asselbergs21

Om te begrijpen hoe er in de volgende hoofdstukken gekeken gaat worden naar hoe een stedelijke identiteit wordt ontwikkeld op basis van gebouwd erfgoed, of hoe een toerist wordt aangetrokken door dat gebouwde erfgoed, wordt er eerst bekeken wat het begrip erfgoed nu precies in houdt.

De term ‘erfgoed’ wordt pas sinds de tweede helft van de twintigste eeuw gebruikt op de manier waarop het hedendaags wordt gebruikt. De oorspronkelijke, juridische betekenis is ‘dat wat iemand heeft geërfd’.22 Uit onderzoek naar het gebruik van de term ‘erfgoed’ blijkt dat het begrip in de jaren vijftig voor het eerst in verband werd gebracht met voorwerpen van culturele waarde en wetenschap.23 Er zijn sinds die jaren verschillende visies over erfgoed ontstaan.

David Lowenthal ziet (cultureel) erfgoed als een sociale constructie. Lowenthal maakt daarbij onderscheid tussen geschiedbeoefening en erfgoedbenadering. Lowenthal uit kritiek op de erfgoedbenadering die geschiedenis zou misbruiken. Erfgoed wordt volgens Lowenthal gebruikt voor binding binnen een groep en dreigt daarmee buitenstaanders buiten te sluiten. Dit gebeurt volgens hem op basis van geloof in plaats van redenatie; ‘we

exalt our own heritage not because it is demonstrably true but because it ought to be’. 24 Erfgoed heeft voor iedereen een andere betekenis en kan geen universele waarheid vertonen. Dit leidt er volgens Lowenthal toe dat ‘heritage mandates misreadings of the

past’.25 Geschiedschrijving maakt daarentegen in principe geen misbruik van het verleden. Willem Frijhoff spreekt over een erfgoedbegrip dat dynamisch is. Erfgoed wordt ‘geconstrueerd, geconstitueerd, door de selectie uit het reservoir van relicten uit het verleden’.26 Door subjectieve keuze wordt erfgoed erfgoed. Erfgoed heeft daarom geen

21 Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar kunst en cultuur (de Anton van Duinkerken-leerstoel) aan de faculteit der Letteren van de Katholieke Universiteit Nijmegen op 8 september 1999

22

Van Dale, Woordenboek der Nederlandse Taal Online, geraadpleegd 28-6-2017

23 F. Grijzenhout, Erfgoed, de geschiedenis van een begrip (Amsterdam 2007), 6 24

D. Lowenthal, The heritage crusade and the spoils of history (Cambridge 1998), 129

25 Ibidem, 129 26

(15)

15 vaste betekenis; zodra de collectieve wens van de samenleving verandert, verandert erfgoed mee.27

De keuze voor het beschouwen van ‘iets’ als ‘erfgoed’ is eigentijds, maar het object komt uit het verleden. Het geselecteerde erfgoed zegt daarmee niet alleen iets over het leven in het verleden, maar ook over de hedendaagse gedachte over het verleden. Erfgoed is hiermee dynamisch te noemen: het betekent niet dat als er in 2018 iets als erfgoed wordt aangemerkt, daar in 2068 ook nog steeds sprake van zal zijn. In de volgende hoofdstukken wordt de term erfgoed gebruikt voor het aanwezige gebouwde erfgoed, built heritage; met name voor monumenten. Maar wat zijn monumenten precies?

Om historische locaties te preserveren is - veel - onderhoud nodig. De twintigste eeuw kenmerkte zich door een groeiende interesse in de zorg voor monumenten, al dan niet beïnvloed door de reeks vernietigingen van de Eerste en Tweede Wereldoorlog. De geschiedenis van de Nederlandse monumentenzorg is terug te leiden tot de publicatie van ‘Holland op zijn smalst’ van Victor de Stuers in de negentiende eeuw.28 Te midden van de Industriële Revolutie beginnen de burgerij en de overheid zich langzaamaan meer te interesseren voor het behoud van erfgoed.29 In 1903 wordt er op verzoek van de Nederlandse Oudheid Bond een Rijkscommissie ingesteld om Nederlandse monumenten te inventariseren. Dit resulteert in 1933 in de provinciegewijze ‘Voorloopige Lijst der Nederlandsche monumenten van Geschiedenis en Kunst’.30 Daarnaast ontstaan er vanaf de jaren twintig enkele particuliere organisaties die zich inzetten voor conservering en restauratie.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de monumentenzorg op een laag pitje gezet, maar al in het eerste besluit over de wederopbouw wordt er gesproken over de bescherming van monumenten: zonder toestemming van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg mag er absoluut niets gesloopt worden.31 In 1950 wordt de Tijdelijke Wet Monumentenzorg afgekondigd, waarin wordt besloten dat alle gebouwen van de Voorloopige Lijst uit 1933 niet zonder toestemming van de minister veranderd mogen worden. Op 31 augustus 1961 wordt door de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg de

27

Frijhoff, Dynamisch erfgoed, 38

28 F. J. Duparc, Een eeuw strijd voor Nederlands cultureel erfgoed (1975), 71 29

Ribbens, Een eigentijds verleden, 75 30

Y. Meihuizen, Een monument beheren, onderhouden en handhaven. Overzicht van de Monumentenwet en de

monumentenzorg voor ambtenaren, architecten en eigenaren (derde herziene druk Den Haag 2010), 19

31

(16)

16 officiële Monumentenwet afgekondigd en de Monumentenraad geïnstalleerd.32 In deze wet wordt de term monument op drie manieren gebruikt.

- Monumenten zijn ten minste vijftig jaar oude gebouwen die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun belang voor de wetenschap of hun volkskundige waarde.

- Monumenten zijn terreinen die van algemeen belang zijn vanwege de aanwezigheid van de hiervoor genoemde zaken.

- Alle zaken en terreinen die van algemeen belang zijn wegens de verbonden geschiedkundige herinneringen.

Op de vraag wat schoonheid precies inhoudt en welke (collectieve) herinneringen van belang zijn, gaat de wetstekst niet in. Esthetica is immers subjectief en veranderlijk met de tijd.

De Rijksmonumentenlijst zal nooit aan concrete criteria kunnen voldoen. De discussie blijft lopen over wat bewaard dient te worden. Het is een illusie om ons dat voor te stellen. Voor het behoud en beschermen van monumenten zijn er geen absolute criteria – esthetiek en gevoel hebben immers een subjectief karakter. Bij de erkenning van monumenten spelen esthetische en architectonische overwegingen vaak een doorslaggevende rol. De betekenis van een locatie en monument gaat echter vele malen verder dan dat. Bij de keuze om bepaalde aspecten te conserveren en andere niet, wordt er niet altijd opgelet welke vorm van geschiedenis(sen) overblijft voor de bezoeker.

Het kernbegrip ‘vernieuwing’ zorgt binnen de monumentenzorg voor spraakverwarring en misverstanden. Is vernieuwing een term van restauratie, waar met mate oud wordt vervangen door nieuw, maar waar mogelijk het origineel bewaard blijft? Vernieuwing is in dat geval een daad van cultuurbehoud.33 Of is vernieuwing het slopen van de historische gebouwen en het opbouwen van flats en wolkenkrabbers voor de toekomst? In de jaren zeventig is er in Nederland veelal sprake van een ‘niets ontziende cityvorming’.34 Al snel komt er een tegenreactie op deze vernieuwingsdrift. Vanuit de monumentenzorg

32

Meihuizen, Een monument beheren, onderhouden en handhaven, 21 33

F. Asselbergs, Niets is zo veranderlijk als een monument. Een pleidooi voor het cultureel argument (Nijmegen 2000), 24

34

(17)

17 wordt er aandacht besteed aan het beschermen van stads- en dorpsgezichten, en het animo voor deze bescherming groeit. In 1974 worden er 123 aanvragen gedaan bij de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg.35 Van onderaf komt de vraag om wat rest van historische waarde te behouden.36 Enkele ‘fouten’ uit de jaren van cityvorming worden in het heden ook hersteld, zoals bijvoorbeeld in Utrecht en Arnhem, waar respectievelijk de singel en de Jansbeek worden her-gegraven in het stadshart. Het gevoel van de bewoners en bezoekers wordt daarmee belangrijker geacht dan de bouw- en groeimogelijkheden van de stad. Niet alleen het oog van de bewoner, maar ook het gevoel van de bewoner wil wat.

Een groot debat binnen de monumentenzorg is de vraag waar de monumentenzorg nu precies voor staat. Voor het behoud van monumenten en vernieuwing door middel van restauratie, maar hoe bewaak je dan de authenticiteit? Authenticiteit van monumenten wordt door restauratie en vernieuwing steeds zeldzamer. Dient authenticiteit te worden ontzien of te worden getransformeerd tot ‘een decorstuk van onze vluchtige welvaart’?37 Bovendien is het niet vanzelfsprekend dat de Monumentenlijst zoals deze nu is samengesteld, wordt bewaard en op deze manier wordt gewaardeerd door de volgende generatie. 38

In Nederland wordt de monumentenzorg zeer gewaardeerd door de bevolking. Recent onderzoek van Trouw wijst aan dat zeker 89% van de Nederlandse bevolking de monumentenzorg een warm hart toedraagt.39 In een onderzoek van Kees Ribbens uit 2002 blijkt dat ruim 87% van de ondervraagden het behouden van monumenten ‘belangrijk’ vindt, tegenover slechts een kleine 5% die monumentenzorg onbelangrijk vinden.40 De voorstanders zijn echter sterk vertegenwoordigd in oudere en hoger opgeleide bevolkingsgroepen, meer dan 70%. Jongeren en mensen met een lagere opleiding (24%) zijn minder enthousiast.

Zoals Fons Asselbergs in zijn rede aangaf, is niets zo veranderlijk als een monument. Gebouwd erfgoed is overgeleverd aan een subjectieve mening over esthetica; erfgoed is dynamisch in omvang en reikwijdte. Gebouwd erfgoed wordt wel zeer gewaardeerd in zijn

35

Ribbens, Een eigentijds verleden, 80 36

Asselbergs, Niets is zo veranderlijk als een monument, 32 37 Ibidem, 38 38 Ibidem, 36 39 https://www.trouw.nl/opinie/d66-bezuinigen-op-monumentenzorg-is-ordinair~a3983c59/, geraadpleegd april 2017 40

(18)

18 aanwezigheid. In de volgende hoofdstukken zal er gekeken worden naar wat gebouwd erfgoed kan betekenen voor een stad, haar identiteit en haar bezoekers.

(19)

19 Historische Identiteit

Vele steden in Nederland dragen een historische identiteit uit. De toeristenindustrie draait deels op de ambiance van de historische grachten in Amsterdam, Utrecht en Delft. Deze identiteit van een stad wordt niet geheel willekeurig gecreëerd. De geschiedschrijving heeft invloed op de identiteit van een stad en daarmee op de leefwereld van de bewoner en bezoeker.

Maar de vorming van een historische identiteit van een stad is complexer en behelst meer dan de afspiegeling van geschiedschrijving en -onderzoek. Waaruit bestaat deze stedelijke, historische identiteit en hoe komt deze tot stand? In dit hoofdstuk zullen enkele auteurs met theorieën uit verschillende academische disciplines met betrekking tot identiteitsvorming besproken worden, met als belangrijkste uitgangspunt welke rol het verleden speelt in de vorming van de identiteit van een stad. Steden bestaan uit diverse historische lagen. Ligt de vorm van een stad in het verleden of in het heden? Wat is de relevantie van geschiedenis voor de identiteitsvorming van een stad, en specifieker, welke geschiedenis is dan het belangrijkste voor de stad?

Sense of Place

David Glassberg stelt in zijn artikel Public history and the study of memory uit 1996 dat een plaats pas een plaats is als deze niet enkel fysiek aanwezig is, maar ook aanwezig is in het gevoel van de bevolking.41 In tegenstelling tot de vroegere folklore, waarin aan het geromantiseerde beeld van een locatie werd vastgehouden, richt recent onderzoek zich vooral op de tegenstrijdige betekenissen van geschiedenis tussen sociale groepen en hoe de uitvinding van een collective sense of place een onderdeel is van de strijd om culturele dominantie: welk verleden overleeft de tijd? De sense of place is hiermee een product van de machtsverhoudingen voor verschillende sociale groepen en hun belangen.42 Deze sense

of place wordt beïnvloed door sociaaleconomische en politieke krachten, maar roept ook

een gevoel van waardering op. Zo kan een overheid een cultureel beleid vaststellen en uitdragen, maar dit betekent niet gelijk dat de bevolking dit beleid accepteert. Tegelijkertijd wordt de sense of place niet alleen gecreëerd door de lokale bewoners, zij ontstaat binnen een kader van lokale en interlokale aspecten. Toeristen zijn bijvoorbeeld op zoek naar een

41 Glassberg, D., ‘Public history and the study of memory’, in The Public Historian, vol 19, no 2, Spring 1996 42

(20)

20 andere belevenis in de omgeving dan de lokale gebruiker; ze zoeken naar een ervaring die zij thuis niet kunnen bereiken; voor lokale inwoners is de sense of place een plek van herinnering en en sociale interacties.43 Bovendien zitten er discrepanties binnen het beeld van lokale gebruikers die mede worden bepaald door hun sociale klasse, generatie of levensbeeld. Historici en citybranders kunnen wel een stempel drukken op een monument of locatie, maar dat zegt niets over hoe die interpretatie dan wordt overgenomen door de samenleving. Als historici een plek aanduiden als ‘historisch’, welke variant van een maatschappij, tijd of karakter wordt er dan gerealiseerd op de locatie? Welk gevoel wordt er behouden en doorgegeven?

Volgens Glassberg geeft geschiedenis ons de speciale macht om ons te oriënteren in de wereld.44 Geschiedenis helpt ons vragen te beantwoorden met betrekking tot persoonlijke en collectieve identiteiten. Geschiedenis helpt onze relatie met de omgeving, de sense of place. Geschiedenis plaatst ons in de ruimte en lokaliseert ons in tijd. Geschiedenis vult de hiaten in onze persoonlijke en familiegeschiedenis en stelt ons daarmee in staat om onze plaats in de opeenvolging van generaties te begrijpen. Geschiedenis plaatst ons in de samenleving en helpt ons een gevoel te krijgen van waar we toe behoren; het aansluiten van onze persoonlijke ervaringen en herinneringen met die van een grotere gemeenschap.45

Volgend op het concept van sense of place is er ook sprake van een sense of past.46 Het is voor mensen emotioneel betekenisvol om een band met het heden en het verleden te creëren. Er wordt zo een gevoel van continuïteit en verbondenheid gecreëerd. Verbondenheid is een belangrijk element in de persoonlijke identiteit van de betrokken personen. Hoewel een dergelijk verband moeilijk is vast te stellen - gevoel is immers ontastbaar - maakt bovenstaand concept het belang van het verleden duidelijk in onze zoektocht naar identiteit. Niet enkel in de eigen omgeving, maar ook in de bredere omtrek van de wereld.

De sense of place is nauw verbonden met de aanwezigheid van tastbare geschiedenis. Het is niet alleen een kwestie van gevoelens en sfeer die gecreëerd worden, er

43

Glassberg, ‘Public history and the study of memory’, 20 44

D. Glassberg, Sense of History: The place of the Past in American Life (Massachussets 2001), 72 45 Glassberg, Sense of History, 72

46

(21)

21 moet wel sprake zijn van een tastbare geschiedenis. Men moet de geschiedenis kunnen voelen en kunnen ondergaan.

Habitus of Location

De sense of place wordt in elke stad op een andere manier beïnvloed door het aanwezige erfgoed. Martyn Lee maakt daarom in zijn theorie over stedelijke identiteitsvorming gebruik van het habitus concept van de Franse socioloog Pierre Bourdieu, die zich al eerder afzette tegen het idee van een autonome en statische cultuur. Bourdieu stelt de habitus als een duurzame manier van denken, handelen en waarnemen, die bij elke persoon onbewust wordt ontwikkeld. De habitus wordt dan ook beïnvloed en veranderd door familie, de sociale klasse, de sociale interacties op dagelijkse basis en de sociale positie.47

Volgens Lee hebben steden een eigen cultureel karakter in de vorm van een lokale identiteit, een habitus of location. Cultuur wordt door het publiek zelf in stand gehouden. Soms wordt er afgeweken van de ongeschreven regels of veranderen de omstandigheden. Hierdoor verandert de cultuur. Habitus is een vorm van gereguleerde improvisatie. De cultuur bepaalt de regels voor improvisatie en de improvisatie leidt tot mutaties in de cultuur.48 Lee past de flexibele identiteit van Bourdieu toe op de specifieke locatie van een monument of publiekshistorische locatie.49 Er zou meer aandacht moeten worden besteed aan de specifieke locatie van een monument, voordat er -van bovenaf- wordt bepaald welke waarde het monument vertegenwoordigt. Een monument dat voor een bepaalde stad belangrijk is, kan niet zo maar ergens anders worden neergezet en dezelfde waarde vertegenwoordigen.50

Locaties zijn natuurlijk niet slechts toevallig verbonden met de gebeurtenissen die er plaatsvinden. De locatie beïnvloedt ook de gebeurtenissen die er plaatsvinden of hebben gevonden door middel van de habitus: iedere plaats heeft een andere cultuur en reageert anders op ontwikkelingen.51 De habitus ontwikkelt zich door sociale en materiële feiten. Op sociaal vlak zijn dit de demografie binnen een stad, het gemiddelde inkomen en het

47

J.D. Edgerton, L.W. Roberts, ‘Cultural capital or habitus? Bourdieu and beyond in the explanation of enduring educational equality’ in Theory and Research in Education, 2014, Vol. 12(2), 193-220, 196

48 P. Burke, What is cultural history? (Cambridge 2008), 28 49

M. Lee, ‘Relocating Location: cultural geography, the specificity of place and the city habitus’ in J. McGuigan ed., Cultural Methodologies (London 1997), 126-141, 128

50 Lee, ‘Relocating Location’, 129 51

(22)

22 opleidingsniveau. Op materieel vlak is dit de aanwezige bedrijvigheid, het klimaat en de kwaliteit van de infrastructuur. Lee noemt dit ook wel de objectieve bestaansvoorwaarden.52 Het unieke karakter van een plek is duurzaam en ‘is always in a state of becoming and never

one of simply being’.53 De habitus evolueert in een nieuwe habitus, hij reageert en anticipeert: ‘While the habitus is a product of history, that history is always in the process of

being made’.54 De habitus is duurzaam omdat het zich aanpast aan de tijd.55

Lee ziet het concept geschiedenis als de periode waarin de stad en zijn habitus zijn geworden tot wat ze nu zijn. De geschiedenis is in zijn ogen dan ook de beweging van de stedelijke habitus door de tijd.56 Hiermee concludeert Lee dat er geen oervorm van de stad te vinden is, omdat er geen sprake is van een statische cultuur. De essentie van identiteit kan niet in het verleden worden gezocht omdat de stad een andere habitus had in het verleden. Alleen procesmatig speelt de geschiedenis een rol bij de identiteitsvorming van een stad.57 Het verleden heeft daarmee invloed op de huidige habitus, maar ís niet de huidige habitus.

Eigenlogik

Sociologe Martina Löw introduceerde de term Eigenlogik in 2005, na een uitgebreid onderzoek van de Universiteit Darmstadt (Duitsland) naar de creatie van een eigen karakter van een stad. Eigenlogik is een theoretisch concept en staat voor een interdisciplinaire benadering van een stad. Er wordt bij Eigenlogik uitgegaan van een intrinsieke logica die bepaalt hoe processen in de stad verlopen en zichzelf in stand houden. De intrinsieke logica van elke stad is uniek, wat verklaart waarom elke stad anders reageert op hetzelfde proces. Door de identiteit van een stad in een concept vast te leggen, hopen de onderzoekers beter te kunnen verklaren waarom steden op een andere manier hetzelfde proces doorlopen.58

De stedelijke identiteit is belangrijk voor de identiteit van het individu. Als persoon krijg je vaak een identiteit toegewezen op basis van een nationale en stedelijke afkomst. Je karakter wordt medebepaald op basis van je afkomst en je huidige woonplaats. Als persoon verhuis je naar steden die bij je passen. De stad verandert naar zijn inwoners toe, maar vice

52 Lee, ‘Relocating Location’, 130 53 Ibidem, 133 54 Ibidem, 133 55 Ibidem, 135 56 Ibidem, 134 57 Ibidem, 135

58 M. Löw, ‘The intrinsic logic of cities towards a new theory on urbanism’, Urban Research & Practice, 5:3, 303-315, 304

(23)

23 versa veranderen wij ook door de stad.59 Sinds de cultural turn worden steden niet enkel gelezen in termen van maatschappelijke theorieën, maar ook in termen van culturele theorie.60 Hierbij moeten twee aspecten van de stad in ogenschouw genomen worden. Steden kunnen op provinciaal niveau een andere identiteit uitdragen dan op nationaal niveau. Ten tweede wordt de heterogeniteit van een stad bepaald door het verschil in grootte en (bewoners)dichtheid.61

In tegenstelling tot wat Bourdieu aanneemt met de wisselwerking tussen sociale en mentale structuren, onderstreept Eigenlogik dat elk individu voor de uitdaging staat om te anticiperen op de structuren van een stad. Er hoeft hiervoor geen overeenstemming te zijn.62 De Eigenlogik van een stad heeft een effect op het zelfconcept van het individu. Alle disciplines geven interpretaties binnen hun eigen vakgebied voor een stadsidentiteit: historici benadrukken het belang van geschiedenis, politicologen benadrukken de lokale overheid, economen leggen nadruk op de economische sterkte van een stad en architecten stellen het belang van historische architectuur boven alles voor een identiteit van een stad. Geen van de disciplines biedt echter een op zichzelf staande, toereikende verklaring.

Löw betrekt daarom bij het concept van Eigenlogik meerdere structuren uit deze disciplines: ruimtelijk, tijd, sociaal, politiek en gevoel. De vijf structuren tonen het interdisciplinaire karakter van Eigenlogik. Het karakter van een stad is niet zomaar te construeren. Het ontstaat uit materiële en sociale factoren, vergelijkbaar met het cultural

capital van Bourdieu. Het samenwerken van deze factoren leidt tot de Eigenlogik: de

intrinsieke logica die bepaalt hoe processen in een stad verlopen en zichzelf in stand houden.63

Eigenlogik is nauw verbonden met het concept van de habitus of location van Martyn Lee. Net als de habitus houdt de Eigenlogik zichzelf in stand en verandert door invloeden en veranderingen binnen de stad en bij bewoners. De Eigenlogik wordt gevormd door mensen die betekenis aan de stad geven. Vice versa worden individuen bij het geven van betekenis beïnvloed door het aanwezige erfgoed en de reeds gegeven betekenissen aan een stad. Op deze manier ontwikkelt elke stad een exclusieve manier van denken en doen. Zo blijft de

59 Löw, ‘The intrinsic logic of cities towards a new theory on urbanism’, 303 60 Ibidem, 304 61 Ibidem, 306 62 Ibidem, 309 63 Ibidem, 308

(24)

24 Eigenlogik in stand en verandert zij slechts in kleine mate. Niet alleen vormt de mens zijn stad, maar ook de stad vormt de mens.64 De stad is niet enkel het gevolg van processen, maar ook de verklaring van deze processen.

Het concept Eigenlogik stelt dat geschiedenis en de beleving van historie veel invloed hebben op de identiteit van een stad. Of een stad wordt gezien als vooruitstrevend of behoudend is historisch bepaald en dat beïnvloedt ook hoe de stad omgaat met veranderingen.65 Concluderend verwijst Eigenlogik naar de dynamiek van betekenisgeving en geeft zij inzicht in de intrinsieke logica achter de dynamiek van betekenisgeving. Het proces van betekenisgeving is dynamisch en bevat meerdere lagen. Ook zijn er meerdere structuren van de stedelijke samenleving bij betrokken.

Gerhard Vinken laat in zijn artikel Reproducing the city? Heritage and Eigenlogik uit 2012 zien dat Eigenlogik goed is toe te passen op kleinere eenheden binnen een stad, zoals de aanwezige monumenten. De dynamiek van betekenisgeving is volgens Vinken de grote kracht achter monumenten: een monument is een vaste en duurzame kern waaromheen collectieve betekenis kan ontstaan.66 Het monument zal in verschillende tijdperken aanwezig zijn, in de dezelfde vorm en op dezelfde locatie. De betekenis die eraan wordt gegeven wordt echter bepaald door de groep en tijdsgeest.

Vinken gaat in op de stelling dat er rekening moet worden gehouden met de dynamische betekenisgeving bij het proces waarbij locaties veranderen in monumenten. Verschillende gemeenschappen hangen andere gevoelswaarden op aan erfgoed. Monumenten belichamen een structurele vorm van zelf-referentie. Het doel van Vinken in zijn artikel is het ontdekken van de beperkingen en mogelijkheden van het paradigma Eigenlogik voor erfgoedstudies.67

De Eigenlogik van een stad bepaalt hoe een stad met haar geschiedenis omgaat. De historische perceptie van een stad bepaalt vervolgens hoe er met erfgoed wordt omgegaan en aan welke elementen van de geschiedenis een stad waarde hecht. Vinken laat dit zien aan de hand van een casestudy van drie Duitse steden; Frankfurt, Wiesbaden en Darmstadt en hoe zij omgaan met hun Middeleeuwse verleden. Frankfurt staat bekend als een

64Löw, ‘The intrinsic logic of cities towards a new theory on urbanism’, 304 65

Ibidem, 311 66

G. Vinken, ‘Reproducing the city? Heritage and Eigenlogik’, Urban Research & Practice, 5:3, 2012, 325-334, 330

67

(25)

25 belangrijke handelsstad in de Middeleeuwen en zij legt dan ook nadruk op haar Middeleeuwse verleden en ondernemende handelsgeest.68 De huidige bewoners van Frankfurt zijn trots op de Middeleeuwse achtergrond van de stad. Wiesbaden profileert zich daarentegen als luxe kuuroord, waartoe zij in de negentiende eeuw is uitgegroeid. De Middeleeuwse built heritage wordt in deze marketing gebruikt als romantische landschapselement, tevens typerend voor de Verlichtingsidealen uit de negentiende eeuw. De universiteitsstad Darmstadt tenslotte, houdt niet vast aan een enkele typerende periode. In Darmstadt heeft geen enkel erfgoed een hogere status dan een andere. Vinken toont met deze casestudy hoe de manier waarop een stad zich definieert, bepaalt hoe er met erfgoed wordt omgegaan. De actualiteit wordt verbonden met het verleden en de waarden waarmee een stad graag geïdentificeerd wil worden. De aanwezigheid van built heritage uit een specifieke periode biedt geen garantie voor een focus selling point. Built heritage zegt niks voor de inwoner of bezoeker, zolang er geen betekenis of herinnering is gegeven.

Cumulative Texture

De Eigenlogik van Vinken en Löw laat zien dat de dynamiek van betekenisgeving voor elke stad anders ligt. De stad maakt een keuze op welke manier zij geïdentificeerd wil worden: Frankfurt en Wiesbaden hebben een duidelijke keuze gemaakt in de marketing van hun stedelijke identiteit. Darmstadt toont juist de gelaagdheid van haar geschiedenis. Suttles legt aan de hand van zijn concept cumulative texture uit hoe verschillende tijdperken een rol (kunnen) spelen binnen de stedelijke identiteitsvorming van een stad.

In The cumulative texture of local urban culture (1984) spreekt Gerald Suttles over de lokale cultuur van de stad en de collectieve representatie. Hij stelt dat de lokale cultuur van een stad niet alleen wordt bepaald door musea, maar ook door erfgoed, het stadsgezicht, lokale initiatieven en de graffiti op de gebouwen. Suttles stelt dat cultuur de stad niet opleukt, maar verrijkt.69 Cultuur personaliseert en verlevendigt.70 Suttles’ brede definitie van cultuur staat dichtbij het concept van identiteitsvorming: de identiteit van een stad is de representatie van de stad.71 Een beeld of een imago wordt volgens Suttles gevormd door een keten van associaties. Een imago bouwt verder op de bestaande reputatie die het al draagt.

68

Vinken, ‘Reproducing the city? Heritage and Eigenlogik’, 327 69

Suttles, ‘The cumulative texture of local urban culture’, 284 70 Ibidem, 294

71

(26)

26 Een beeld groeit wel, maar verandert niet wezenlijk; er is sprake van cumulative texture. Er wordt naarmate de jaren verstrijken meer cultuur opgebouwd en er worden meer lagen gevormd. Geschiedenis speelt volgens Suttles dan ook vaak een grote rol bij identiteit en cultuur; oudere steden hebben vaak, maar niet altijd, meer cultuur opgebouwd.

Het concept cumulative texture is gebaseerd op de gedachte dat nieuwe informatie logisch binnen het bestaande beeld geplaatst moet kunnen worden om deel uit te kunnen maken van het oude beeld. Ook geschiedenis moet voor de hand liggen, om aangenomen te worden door het publiek. Mensen zoeken in de stad naar sporen die het historische verhaal ondersteunen.72

Suttles noemt een aantal factoren waardoor men in aanraking komt met geschiedenis: het historisch centrum en monumenten, liedjes en gezegden en politieke en/of zakelijke bekende inwoners van de stad.73 Het historische centrum stamt vaak uit de bloeitijd, de gouden eeuw van de stad en vormt letterlijk en figuurlijk het historisch centrum. De gebouwen vallen veelal onder de bescherming van monumentenzorg. Een gebouw met monumentale status zegt iets over wat de samenleving als belangrijk en toonaangevend ziet en graag in stand zou willen houden. Historische gebouwen vervullen vaak al lang niet meer de oorspronkelijke functie, maar getuigen er nog wel van. Architectuur maakt de geschiedenis van een stad zichtbaar. Monumenten veranderen voor de kijker in ‘tekst’. Althans, voor de mensen met genoeg achtergrondkennis om de historische betekenis van gebouwen te kunnen duiden. Voor iemand met te weinig achtergrondkennis blijft het een anoniem gebouw.74

Physical, Urban and Civic Space

In een stad met een gelaagde geschiedenis zullen verschillende groepen een andere betekenis geven aan bepaalde elementen uit haar cumulative texture. Willem Frijhoff onderscheidt, net als Löw, het karakter van een stad verdeeld in verschillende factoren:

physical space, civic space en urban space. De eerste, de physical space, omvat de

daadwerkelijke locatie van gebouwen, pleinen en wegen. De stad als organisatie en eenheid is de urban space. De derde dimensie is de civic space: de stad zoals de inwoners deze ervaren en van betekenis voorzien door hun dagelijkse handelen in de stad. Deze civic space

72

Suttles, ‘The cumulative texture of local urban culture’, 300 73 Ibidem, 288

74

(27)

27 heeft een overeenkomende betekenis met de sense of place van Glassberg. De drie dimensies beïnvloeden elkaar, maar zullen elkaar niet altijd overlappen.75

Frijhoff illustreert zijn visie aan de hand van een casestudy van Rotterdam. Door het bombardement van mei 1940 is de oude physical space van Rotterdam grotendeels verwoest. De civic space bleef echter bestaan en oude Rotterdammers dragen dezelfde herinneringen aan hun stad dan voor het bombardement. Het decor, de built heritage, de

physical space, is echter verdwenen. Dit leidde tot een kloof tussen de civic space en de physical space.76 Deze kloof kan ook verdwijnen als niemand uit de civic space meer aandacht besteedt aan of weet van de oude physical space.

Ook tussen de urban space en de civic space kan een kloof groeien. Frijhoff neemt in zijn casestudy van Rotterdam twee herinneringsmonumenten met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog ten voorbeeld. In 1957 onthulde het gemeentebestuur van Rotterdam het beeld ‘Herrijzend Rotterdam’: een optimistisch beeld over de wederopbouw van Rotterdam. In 1953 was er door de directie van de Bijenkorf een ander monument cadeau gegeven aan de stad, ‘De Verwoeste Stad’ van O. Zadkine. ‘De Verwoeste Stad’ toont de wanhoop en het verlies na het bombardement. Het standbeeld is voor veel Rotterdammers bekender en populairder, omdat zij zich beter kunnen identificeren met verslagenheid dan hoop – als het om de oorlog gaat.77 ‘Herrijzend Rotterdam’ is het officiële gedenkteken en vertegenwoordigt de urban space. Hier worden de officiële herdenkingen gehouden. ‘De Verwoeste Stad’ vertegenwoordigt als officieus gedenkteken de civic space, omarmd door de bewoners van Rotterdam. Frijhoff maakt in zijn benadering verschil tussen de vormgeving van een stad, de bewoners van een stad en het collectieve sfeerbeeld dat wordt uitgedragen door deze bewoners. Als deze factoren niet overeenkomen kan er frictie ontstaan.78

Een gezamenlijke identiteit binnen een stad wordt volgens Frijhoff vooral gecreëerd door een gedeelde geschiedenis.79 Het geheugen van de stad wordt gemaakt door de drie dimensies. Er ontstaat weleens frictie. Frijhoff benadrukt dat de mogelijkheden tot productie van een identiteit beperkt zijn. Tot op zekere hoogte is het mogelijk het geheugen van een

75

W. Frijhoff, ‘Physical space, urban space, civic space: Rotterdam’s inhabitants and their appropriation of the city’s past’ in M. Beyer, B. Deseure ed., Local memories in a nationalizing and globalizing world (Londen 2015), 27-50, 27

76

Frijhoff, ‘Physical space, urban space, civic space’, 35 77

Ibidem, 37 78 Ibidem, 43 79

(28)

28 stad te beïnvloeden. Er zijn echter altijd persoonlijke herinneringen die nooit vergeten zullen worden.80 Inwoners zullen de ruimte en de herinnering altijd op een individuele manier toe-eigenen.

Ondanks de loskoppeling van de physical space en de civic en urban space vindt Frijhoff de koppeling tussen geschiedenis en de fysieke stad wel belangrijk. De physical space maakt het mogelijk om het verleden te voelen. In Rotterdam werd na het bombardement de eenheid van herinnering bedreigd.81 De oude bewoners droegen herinneringen aan een stad die niet meer bestond, terwijl de nieuwkomers het trauma van het bombardement niet hebben meegemaakt.82 Een stad heeft een collectief geheugen, maar niet elk individu deelt dezelfde herinneringen. Het geheugen van de stad bestaat uit meerdere dimensies.83 Het gevoel van een gemeenschappelijke identiteit wordt bedreigd als deze dimensies te ver van elkaar komen te liggen.84

Concluderend

De theorieën van bovengenoemde auteurs vertonen veel overeenkomsten en overlapping. De auteurs zijn het erover eens dat de stad een bepaalde identiteit heeft. Die identiteit ontstaat doordat bewoners betekenis geven aan een stad door middel van beelden, gevoelens en herinneringen. De stad behelst dus meer dan de built heritage. Bovendien stijgt de identiteit van een stad uit boven het individu: het beeld van de stad wordt herkend door een grotere groep mensen, op verschillende niveaus.

Ten tweede zijn de auteurs het eens over de manier waarop een identiteit of beeld van een stad tot stand komt. Het beeld ontstaat vanuit het erkende cultureel erfgoed, de materiële en sociale werkelijkheid en ontwikkelt zich daarvanuit. Het beeld van de stad of plek verandert niet radicaal maar ontwikkelt zich, en met mate: de nieuwe beelden moeten ook binnen het bestaande beeld passen.

De waarde van een historische stad wordt volgens David Glassberg bepaald door de

sense of place, het gevoel die een plek oproept bij zowel lokale bezoekers als toeristen. Deze sense of place wordt door zowel de lokale bewoners als de toeristen bepaald en is voor

80 Frijhoff, ‘Physical space, urban space, civic space’, 27 81 Ibidem, 43 82 Ibidem, 36 83 Ibidem, 27 84 Ibidem, 43

(29)

29 beide groepen anders. Een publiekshistorische locatie als het Domplein in Utrecht kan bijvoorbeeld bij lokale bezoekers een ander gevoel oproepen dan bij toeristen. Denk hierbij aan het gevoel van gezelligheid op het terras tot in de late uurtjes voor de lokale bezoekers, terwijl een toerist de Domtoren zal beklimmen en de religieuze geschiedenis van het Domplein bekijkt. De factoren hoeven elkaar niet uit te sluiten: er kan ook sprake zijn van een combinatie van factoren.

De theorieën van Löw en Lee, Eigenlogik en habitus of location, lijken veel op elkaar. Beide theorieën zijn ontstaan vanuit een interdisciplinaire benadering. Eigenlogik is gebaseerd op het aandacht besteden aan structuren uit verschillende disciplines, terwijl

habitus of location zowel culturele factoren als sociale en materiële factoren betrekt bij de

identiteitsvorming. De theorie van Suttles, cumulative texture, is gelijkvormig aan die van Lee en Löw, alhoewel hij spreekt over het opbouwende karakter van een identiteit en Lee en Löw het hebben over een evoluerende identiteit. Vinken beschrijft dat de aanwezigheid van specifieke built heritage geen garantie biedt voor de aanwezigheid van die specifieke tijdsperiode binnen de identiteit van een stad, zoals te zien is in zijn case study met betrekking tot het Middeleeuwse erfgoed in Frankfurt, Wiesbaden en Darmstadt. Frijhoff gaat een stap verder dan de Eigenlogik door de physical space en civic space los te koppelen. In Rotterdam koesteren inwoners herinneringen aan elementen die fysiek niet meer bestaan: er hoeft dus geen materiële factor mee te spelen in de vorming van een dimensie. De physical space en civic space moeten echter wel overeenkomen om te voorkomen dat er wrijving ontstaat tussen de spaces.

De geschiedenis heeft volgens alle auteurs invloed op de identiteit van een stad, daarbij overeenstemmend dat een identiteit niet zomaar gebouwd wordt of ontstaat. De identiteit moet aansluiten op het bestaande beeld die een bezoeker of bewoner van de locatie heeft. Een radicale breuk met het verleden is daarom onmogelijk. Daarnaast is built

heritage een belangrijk middel voor het leggen van verbindingen met het verleden. Built heritage is echter géén garantie dat de historische elementen deel zullen uitmaken van de

Eigenlogik van een stad. Built heritage in de civic space is ook geen voorwaarde voor de creatie van herinneringen en gevoel bij de bewoners.

De kern van een identiteit kan vaak in de geschiedenis teruggevonden worden. Eigenlogik en

habitus of location zijn echter dynamisch. Er is geen definitieve vorm, omdat de habitus altijd

(30)

30 bloeiperiode van een stad, waarna de cumulative texture zich in de jaren opbouwt. Frijhoff gelooft in verschillende percepties van een identiteit in tegenstelling tot één identiteit. De geschiedenis van de stad ziet hij daarbij als een belangrijke factor.

Alle auteurs stellen dat de constructie van een identiteit niet willekeurig gebeurt. Kan de identiteit van een stad top down worden bepaald door de autoriteiten? In citymarketing zie je vaak een overdreven positief beeld van een stad gepropagandeerd worden. Maar kan daarmee ook een positieve identiteit worden gecreëerd en vastgehouden? Suttles stelt dat er vaak een onverdeeld positief beeld wordt uitgedragen. Frijhoff maakt nadrukkelijk onderscheid tussen urban space, de stad als organisatie, en de civic space, de gemeenschap. Hij legt nadruk op de onuitwisbare herinneringen van het individu. De invloed van de autoriteit op het geheugen van de stad is daarmee wel beperkt.

Volgens Löw en Lee bepalen de Eigenlogik en de habitus of location of een stad zich identificeert met geschiedenis en welk specifiek tijdperk. Dit is uiteraard het resultaat van een wisselwerking tussen een stad en haar geschiedenis, omdat Eigenlogik en habitus of

location worden beïnvloed door het beeld van de geschiedenis. De autoriteiten kunnen

binnen de kaders van Eigenlogik en habitus wel invloed uitoefenen op de identiteit van een stad. De auteurs stellen vast dat het geheugen van de stad wel beïnvloedbaar is, maar echt rigoureuze wijzigingen zullen geen aansluiting vinden bij het individu.

(31)

31 Historisch Toerisme

In het voorgaande hoofdstuk is geanalyseerd hoe een stedelijke identiteit zich ontwikkelt en evolueert op basis van het aanwezige erfgoed. In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar de aantrekkingskracht van erfgoed op toeristen. In 1951 wordt de toerist, door de auteur van deel 42 van Reisgidsen voor het buitenland, beschreven als ‘iemand die nieuwe indrukken op wil doen, doch zich niet wilt vermoeien met diepgaande studies.’85 Op welke manier wil de toerist dan het verleden beleven? En op welke manier kan de toerist het verleden beleven? Wat drijft toeristen om de historie van een stad te komen bekijken of te ‘beleven’? Welke ervaring wil een bezoeker beleven en meekrijgen bij het bezoeken van een publiekshistorische locatie? Aan de hand van auteurs Dean MacCannell en John Urry wordt gekeken naar de manier waarop toeristen betekenis geven aan historisch erfgoed.

Staged authenticity

Professionele historici kijken vaak met dedain naar toeristen die hun nostalgie voeden met kunstmatige en verzonnen ervaringen op historische locaties. Dit denkbeeld is echter verouderd, wil Dean MacCannell duidelijk maken in zijn boek The Tourist: a New Theory of

the Leisure Class uit 1976. Volgens MacCannell wordt de moderne toerist gedreven door een

verlangen naar originele ervaringen in tijden en plaatsen buiten zijn of haar alledaagse leven. Er is een verlangen naar staged authenticity; een ervaring waarbij de bezoeker het verleden kan herbeleven door een geacteerde of samengestelde visualisatie.86 Er kan echter nooit sprake zijn van een authentieke ervaring, alhoewel staged authenticity ervoor zorgt dat de grenzen tussen authentieke, karakteristieke uitingen en opzettelijke uitingen vervagen. Het beeld van het verleden is een combinatie van ‘esthetische en romantische opvattingen’ - aandacht voor de negatieve kanten van het verleden worden buiten schot gelaten.87 Het is daarmee duidelijk dat een toerist vaak niet kritisch naar het verleden kijkt, maar het vooral ziet als een vaststaand concept, ingevuld door de toeristische activiteit.

MacCannell wijst erop dat toeristen zich op historische locaties laten leiden door aangeboden informatie. Een plek moet zijn aangeduid als iets dat de moeite waard is, bijvoorbeeld in een reisgids. Een toeristische, historische locatie is in zijn beschouwing dan

85

Ribbens, Een eigentijds verleden, 158 86

D. MacCannell, The Tourist. A new theory of the Leisure Class (Basingstoke 1976), 103-107,77; Ribbens, Een

eigentijds verleden, 131

87

(32)

32 ook een empirische relatie tussen een toerist, de bezienswaardigheid zelf en de marker: een bron van informatie over de bezienswaardigheid. Binnen dit onderzoek wordt er gekeken naar het monumentenbord als een marker, maar een bron van informatie kan veel behelzen, niet enkel de concrete variant van informatievoorziening in de vorm van een boekje, folder of bord. Een marker kan ook ideeën omvatten: informatie vanuit mondelinge overdracht of vanuit algemene opvoeding. Dit is ontleend aan de semiotiek. Aan bepaalde materiële vormen (signifier) hangt een mentaal concept (signified), gevormd door de ideeënwereld vanuit het dagelijkse leven. Als je langs de Domkerk loopt, weet je in één tel dat het een kerk is. Je hoeft niet eens naar binnen te kijken.

Deze theorie van semiotiek werkt ook dieper door in de kennis van het verleden bij de bezoeker. Bij een bezoek aan het Archeon weet je vaak: de acteurs met een berenvel en een vuursteen komen uit de prehistorie; die met een witte toga uit de Romeinse tijd. Dit aspect kan ook beschreven worden als negotiated experiences; toeristen doen voorspelbare ervaringen op die zijn gebaseerd op voorafgaande kennis uit hun eigen cultuur.88 Het gaat om een experience, een ervaring, maar eigenlijk is het hele idee al van tevoren vastgelegd. Dit idee wordt gedeeld door J.F.R. Philips in zijn artikel Recreatie en toerisme, spiegelbeeld of

reactie?: ‘De mens op vakantie laat zijn opvattingen en normen niet thuis achter.’89 De toerist zoekt weliswaar een experience, maar moet deze wel kunnen plaatsen in zijn eigen opvattingen en cultuur.

The Tourist Gaze

De experiences die toeristen beleven, worden beleefd met een vastgestelde blik. De toerist kijkt alleen naar wat hij of zij tegenkomt en heeft al een verwachting als er iets bezocht wordt. John Urry begint in zijn boek The Tourist Gaze: Leisure and Travel in Contemporary

Societies (1990) met de zin ‘We gaze at what we encounter’.90 De mens is simpel: onze blik reikt niet verder dan de associatie die op dat moment gelegd kan worden. Er moet iets tastbaars aanwezig zijn voor de toeristen, de creatie van enkel een gevoel is niet genoeg. Hij onderstreept het belang van de marker met zijn uitspraak; ‘the fame of the object becomes

88

J. Craik, ‘The culture of tourism’ in C. Rojek, J. Urry, Touring Cultures. Transformations of Travel and Theory

(Londen/New York 1997), 113-136, 115, 118; Ribbens, Een eigentijds verleden, 131.

89

J.F.R. Philips, ‘Recreatie en toerisme, spiegelbeeld of reactie?’ In K.P.C. De Leeuw, M.F.A Linders-Rooijendijk, P.J.M. Martens (red.), Van ontspanning en inspanning. Aspecten van de geschiedenis van de vrije tijd (Tilburg 1995) 35-62, p54

90

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer recente en historische gegevens specifiek voor een bepaalde vissoort worden opgevraagd om in de databank te kunnen inbrengen, kunnen andere fiches worden gebruikt waarop ook

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

Om meer grip te krijgen op de hitteproblematiek is het zinvol te onderzoeken welke fysieke aspecten van hitte de kernoorzaak zijn van de hittegevolgen. Tabel 2.2 toont voor

De oudjes onder ons herinnerden zich weliswaar het Belgische project 'de ijzeren Rijn' (Antwerpen - Roergebied per spoor) dat nooit een succes was geworden omdat met

Specifically, the study explored factors contributing to incest, how incidences of incest become known, different ways that incest can affect the offender, the

Veel mensen hebben het geloof afge- zworen en de zondag opgegeven, maar we zijn niet opgeleid om verveling op een vrije manier in te vullen.. Dat zorgt voor veel

De vier niet-doorboorde T -bijlen zijn alle vervaardigd van een forse stang, met doorsneden tussen 35 x 41 en 40 x 46 mm. De bewaard gebleven stukken zijn tussen 17,0 en 23,5

Ten slotte bleek een aantal (27) artefacten niet direct vindbaar. Het betreft voornamelijk kleine fragmenten. Deze zijn op basis van de geregistreerde beschrijving aan