• No results found

Factoren die van invloed zijn op de werking van implementatie intenties : structuur en de mate van obsessieve-compulsieve symptomen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Factoren die van invloed zijn op de werking van implementatie intenties : structuur en de mate van obsessieve-compulsieve symptomen"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Factoren die van Invloed zijn op de Werking van Implementatie Intenties: Structuur en de Mate van Obsessieve-Compulsieve Symptomen

Bachelorthese Klinische Psychologie Amber Sibbing

Studentnummer: 10723625 Begeleider: A.A.C. Verhoeven Universiteit van Amsterdam Aantal woorden: 5452 2 juni 2017, Amsterdam

(2)

2 Abstract

Implementatie intenties zijn effectief gebleken bij het doorbreken en creëren van gewoontes. Een implementatie intentie is een als-dan plan die een specifieke stimulus, ‘als’, linkt aan een instrumentele response, ‘dan’. Gesuggereerd wordt dat de als-dan structuur essentieel is voor de effectiviteit van implementatie intenties. De huidige studie onderzoek of deze structuur essentieel is door de effectiviteit van dan-als implementatie intenties te vergelijken met als-dan implementatie intenties. Om te zorgen dat herhaling van de als-dan-als structuur niet gaat lijken op een als-dan structuur is er tussen het herhalen van de plannen een afleiding gezet door middel van een cognitieve load. Daarnaast is er onderzoek gedaan bij wie implementatie intenties werken door te kijken of de effectiviteit van implementatie intenties samenhangt met de mate van obsessieve-compulsieve symptomen. Verwacht werd dat de als-dan structuur effectiever zou zijn in vergelijking met dan-als structuur wanneer er een cognitieve load toegevoegd werd. Daarnaast werd verwacht dat implementatie intenties effectiever zouden zijn bij mensen met een hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen. Deelnemers (n = 56) participeerden in een computertaak die de gewoontevorming meet. Ook vulden ze OCI-R in waarmee de mate van obsessieve-compulsieve symptomen werd gemeten. De resultaten lieten zien dat er geen significant verschil in effectiviteit was tussen als-dan en dan-als implementatie intenties, met of zonder cognitieve load. Daarnaast werd er geen significant effect gevonden van implementatie intenties bij mensen met hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of deze resultaten hetzelfde zijn bij een grotere steekproef en bij onderzoek in de praktijk.

(3)

3

Factoren die van Invloed zijn op de Werking van Implementatie Intenties: Structuur en de Mate van Obsessieve-Compulsieve Symptomen

Diner om klokslag zes uur, koffiedrinken na het ontbijt, de lift nemen op werk en een koekje ’s avonds bij de thee. Over deze gedragingen wordt vaak niet bewust nagedacht, maar lijken in veel gevallen automatisch te gaan. De gedragingen worden uitgevoerd op basis van gewoontegedrag. Wanneer men specifiek gedrag herhaaldelijk uitvoert in een stabiele omgeving kan er een gewoonte ontwikkelen (de Wit & Dickinson, 2009). Een groot deel van de gedragingen in het dagelijks leven is gekarakteriseerd door gewoontes. Uit de studie van Wood, Quin & Kashy (2002) kwam naar voren dat bijna 50% van de gedragingen worden uitgevoerd zonder dat erover nagedacht werd. Doordat gewoontes een grote rol spelen in het dagelijks leven zijn hier de laatste jaren verscheidene onderzoeken naar gedaan.

Volgens de duale-systeem theorieën kan gedrag worden aangestuurd door twee aparte systemen, namelijk een doelgericht en een automatisch systeem (de Wit & Dickinson, 2009; de Wit et al. 2012). In het doelgerichte systeem wordt er een keuze gemaakt die gebaseerd is op welke response wenselijk is om een bepaalde uitkomst te behalen. Deze keuze hangt af van de mogelijke consequenties van de acties en hoe gunstig deze consequenties zijn. Daarentegen wordt een gewoontesysteem aangedreven door een bepaalde stimulus-response associatie. Wanneer een response vaker wordt herhaald in de aanwezigheid van een specifieke stimulus, ontstaat er een stimulus-response associatie die steeds sterker wordt. Men maakt een keuze zonder een overweging te maken van de consequenties van de actie. De omgeving kan een gewoontegedraging dan direct activeren zonder de tussenkomst van een doelbewuste staat (Wood & Neal, 2007).

Gewoontegedrag stelt men in staat om over andere dingen na te denken terwijl het gedrag wordt uitgevoerd (Jager, 2003; Wood et al, 2002). Daardoor worden gewoontes geassocieerd met efficiëntie en het kunnen verminderen van de aandacht. Het wordt

(4)

4

makkelijker om zonder nadenken en zonder veel moeite bijvoorbeeld koffie te zetten, de weg naar werk te fietsen of tanden te poetsen. Gewoontegedrag kan dus erg nuttig zijn. Maar naast dat gewoontegedrag voordelen heeft, zitten er ook negatieve aspecten aan. Ten eerste kan men ongewenste gewoontes hebben, zoals ongezond eten, roken of alcohol drinken (Jager, 2003). Ondanks de motivatie van mensen is het vaak lastig om deze ongewenste gedragingen te doorbreken (Polivy & Herman, 2002). Dit kan op lange duur leiden tot verscheidene gezondheidsklachten (Mokdad et al., 2003; Carbone, Kverndokk & Røgeberg, 2005; Room, Babor & Rehm, 2005). Daarbij is een te grote afhankelijkheid van gewoontes gelinkt aan klinische condities zoals aan Obsessieve-Compulsieve Stoornis, ook wel OCS (Gillan et al., 2014), en verslaving (Orbell, Blair, Sherlock & Connor., 2001; Everitt & Robbins, 2005). Er is dus maatschappelijk en klinisch belang bij dat er een manier is om slechte gewoontes af te leren en goede intenties juist wel uit te voeren. Om gewoontes te doorbreken en nieuwe gewoontegedragingen te vormen zijn er de laatste jaren nieuwe strategieën onderzocht (Lally & Gardner, 2013). Een van deze strategieën is het vormen van implementatie intenties.

Implementatie intenties

Het is gebleken dat gewoontes kunnen worden aangeleerd en worden doorbroken door implementatie intenties te formuleren (Webb, Sheeran & Luszczynska, 2009; Holland, Aarts, Langendam, 2006; Verplanken & Wood, 2006). Implementatie intenties zijn simpele actie plannen die specificeren wanneer, waar en hoe iemand een bepaalde gedraging uitvoert (Gollwitzer, 1999). Een implementatie intentie is dus een concrete uitwerking van een doelintentie. Wanneer een doel intentie alleen stelt: “Ik wil Z halen”, stelt een implementatie intentie: “Als situatie Y voorkomt, dan zal ik starten met instrumenteel gedrag X”. Een implementatie intentie heeft een als-dan-structuur. Hierdoor ontstaat er een associatie tussen de stimulus en de instrumentele response. Wanneer er zo’n mentale link gecreëerd is, zal het gedrag meer automatisch uitgelokt worden bij de geassocieerde situationele stimulus

(5)

5

(Gollwitzer & Sheeran, 2006). In het geval van het doorbreken van bestaande gewoontes specificeren implementatie intenties een stimuli, die normaliter leidt tot ongewenste gewoontegedrag in het als-gedeelte van het plan, en linken dit aan alternatief gedrag in het dan-gedeelte (Holland et al, 2006).

Er is meerdere malen een positief effect gevonden van implementatie intenties. De meta-analyse van Gollwitzer & Sheeran (2006) liet zien dat implementatie intenties een middelgroot tot groot positief effect hebben op het bereiken van doelen (d =.65). Implementatie intenties werken op meerdere domeinen zoals verminderen van roken (Webb et al., 2009), het verhogen van de beweging (Milne, Orbell, & Sheeran, 2002), fruit en groente eten (Chapman, Armitage & Norman, 2009), en het verliezen van gewicht (Luszczynska, Sobczyk & Abraham, 2007). Dit toont aan dat de implementatie intenties op meerdere vlakken in het dagelijks leven een positief effect kunnen hebben bij het creëren en doorbreken van gewoontes.

Structuur

Uit voorgaande is gebleken dat implementatie intenties effectief zijn in het veranderen van bestaand gedrag, en het creëren van nieuw gedrag. Van de onderliggende mechanisme van implementatie intenties is minder bekend. Wel is gebleken dat de effectiviteit van implementatie intenties mede verklaard kan worden door twee onderliggende mechanismes, namelijk door de toegankelijkheid van een specifieke situatie en een sterke associatie tussen de stimulus en response (Webb & Sheeran, 2007; Webb & Sheeran, 2008). De toegankelijkheid van een specifieke situatie, de stimulus, kan worden gezien als de als-component in de als-dan structuur van een implementatie intentie. Als iemand altijd ’s avonds op de bank naar een snack grijpt, is de als-component ‘’s avonds op de bank’. Daarnaast kan de associatie tussen de stimulus en response gezien worden als de associatie tussen de

(6)

als-6

component en de dan-component, wat in dit voorbeeld een associatie is tussen ‘’s avonds op de bank’ en ‘snacken’. Doordat de als-component in de als-dan structuur zorgt voor de toegankelijkheid van de stimulus, is er een verhoogde activatie van deze situatie en wordt de situatie herkent als een mogelijkheid om de geplande response uit te voeren. De bekende als-dan structuur lijkt hierdoor van invloed op de effectiviteit van implementatie intenties. Om te weten te komen of deze structuur inderdaad essentieel is voor het effect, zal de structuur van de implementatie intentie veranderd moeten worden.

Een eerdere voorbereidende studie onderzocht de effectiviteit van gewone als-dan implementatie intenties in vergelijking met omgekeerde dan-als implementatie intenties en een controle conditie die doel intenties formuleerde (Verhoeven & de Wit, in prep). De resultaten lieten zien dat het vormen van zowel gewone als omgekeerde implementatie intenties de prestatie, op de taak die gewoontes meet, verbeterde in vergelijking met de doel intenties, en dat er tussen beide vormen van implementatie intenties geen verschil in prestatie werd gevonden. Dit resultaat was tegen de verwachtingen in omdat er werd verwacht dat de als-dan structuur de effectiviteit van implementatie intenties verklaard. Deze uitkomst kan echter een resultaat zijn van een methodische tekortkoming van het onderzoek. In de studie moesten de deelnemers een als-dan of een dan-als implementatie intentie vormen tijdens de taak en deze hard op herhalen. Wanneer dan-als plannen vaker achter elkaar worden gezegd, zoals dan-als, dan-als, kan er alsnog een als-dan associatie ontstaan. Het is daarom van belang het onderzoek naar de effectiviteit van omgekeerde implementatie intenties te herhalen en dan te controleren voor deze methodische tekortkoming. In het huidige studie, zal deze methodische tekortkoming dan ook meegenomen worden.

(7)

7

Naast dat het van belang is om te onderzoeken op wat voor manier implementatie intenties werken, is belangrijk om te kijken bij wie implementatie intenties werken. Uit voorgaand genoemde onderzoeken is gebleken dat gewoontes een rol spelen in klinische populaties zoals bij mensen met stoornissen als OCS (Gillan et al., 2014), en verslaving (Orbell et al., 2001; Everitt et al., 2005). Veel van het gedrag wat men uitvoert in klinische stoornissen wordt beschouwd als compulsief gedrag, namelijk drugsgebruik bij mensen die verslaafd zijn, herhalend gedrag en tics bij mensen met het Tourette Syndroom, restrictief eten bij mensen met een eetstoornis en herhalend- en vermijdingsgedrag bij mensen met, de gelijknamige stoornis, OCS (Gillan & Robbins, 2014; Koob, 2009). Omdat compulsiviteit een hoofdkenmerk is van OCS, en gewoontes een rol spelen bij OCS, is het interessant om te onderzoeken of implementatie intenties ook beter werken bij mensen met een hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen. OCS wordt gekenmerkt door overmatig herhaaldelijk compulsief gedrag en ongewenste indringende gedachten en ideeën die stress oproepen (Riggs & Foa, 1993). Hoewel voor men met OCS het compulsieve gedrag vaak onproductief en zinloos is, kunnen ze hier vaak niet mee stoppen. Het lijkt op een vastgeroeste gewoonte die niet doorbroken kan worden. Volgens de gewoontehypothese van OCS zijn compulsieve symptomen in OCS veroorzaakt door tekorten in doelgericht leren, die leiden tot overmatige afhankelijkheid van stimulus-response gewoontes (Graybiel & Rauch, 2000; Gillan et al., 2011). Deze bevindingen werden bevestigd door de resultaten van het onderzoek van Snorrason, Joo Lee, de Wit & Woods (2016), die aantoonden dat obsessieve-compulsieve symptomen geassocieerd zijn met een grote afhankelijkheid van gewoonten die ten koste gaan van de doelgerichte controle. Doordat implementatie intenties bewezen zijn om stimulus-response gewoontes te kunnen doorbreken, en eerder onderzoek aantoont dat obsessieve-compulsieve symptomen geassocieerd zijn met een afhankelijkheid van gewoonten, kan er

(8)

8

verwacht worden dat implementatie intenties effectiever zijn bij mensen met hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen.

Huidige studie

In de huidige studie is het doel om onderzoek te doen naar de effectiviteit van omgekeerde dan-als implementatie intenties ten opzichte van gewone als-dan implementatie intenties. Om ervoor te zorgen dat een herhaling van de dan-als implementatie intenties niet gaat lijken op een als-dan implementatie intentie is er tussen het herhalen van de plannen een afleiding gezet door middel van een cognitieve load. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan of obsessieve-compulsieve symptomen van invloed zijn op de effectiviteit van zowel gewone implementatie intenties als omgekeerde implementatie intenties. Naar aanleiding van eerder onderzoek zijn de volgende hypotheses voor deze studie opgesteld.

De eerste hypothese is opgesteld naar aanleiding van drie te verwachten effecten met betrekking tot de structuur van implementatie intenties. Ten eerste zullen omgekeerde dan-als implementatie intenties net zo effectief zijn als gewone als-dan implementatie intenties wanneer er geen cognitieve load is toegevoegd. Er zal dus geen hoofdeffect zijn van structuur. Dit wordt verwacht omdat wanneer dan-als plannen vaker achter elkaar worden gezegd, de structuur gaat lijken op een als-dan plan, en er dan een gelijk effect is van beide implementatie intenties. Er wordt wel een hoofdeffect van cognitieve load verwacht. De cognitieve load zorgt voor beide vormen voor een verminderd effect omdat er afleiding is van de taak. Ongeacht de als-dan of dan-als structuur, zullen de implementatie intenties zonder cognitieve load effectiever zijn dan de implementatie intenties met cognitieve load. Als derde is de verwachting dat er een interactie-effect is van structuur en cognitie. Wanneer de cognitieve load is toegevoegd, wordt een grotere effectiviteit verwacht van als-dan

(9)

9

implementatie intenties in vergelijking met dan-als implementatie intenties. Hierbij zorgt de cognitieve load voor een afleiding zodat dat de dan-als structuur niet op een als-dan structuur kan gaan lijken.

De tweede hypothese stelt dat implementatie intenties effectiever zijn bij mensen die een hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen hebben. Dit wordt verwacht omdat obsessieve-compulsieve symptomen gelinkt zijn aan een verhoging van stimulus-response gewoontes. Verwacht wordt dat mensen met een hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen makkelijker gewoontes kunnen vormen. De implementatie intenties zullen daardoor naar verwachting effectiever zijn bij mensen met een hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen dan bij mensen met een lagere mate van obsessieve-obsessieve-compulsieve symptomen.

Methoden Deelnemers

De doelgroep van de studie waren studenten van de Universiteit van Amsterdam die geworven zijn via de onderzoeks-website van de universiteit. Een totaal van 75 deelnemers werd getest. Er zijn 19 deelnemers geëxcludeerd uit de studie, door dat de plannen niet op de correcte manier waren geformuleerd (n = 14), de leeftijd hoger was dan 40 jaar (n = 2), de accuraatheid van het laatste blok onder de 75% was (n = 1), de taak voortijdig afgesloten was (n = 1), en door een outlier in de data op de gewoontetaak (n = 1). De resultaten van deze deelnemers zijn niet meegenomen in het onderzoek. In de huidige studie zaten 56 deelnemers, waarvan 21 mannen, en 35 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 22.20 (SD = 3.04). De deelnemers werden verdeeld over vier condities, namelijk de als-dan conditie met cognitieve load (n = 14), de dan-als cognitie met cognitieve load (n = 15), de als-dan conditie zonder cognitieve load (n = 12), en de dan-als zonder cognitieve load (n = 16). Deelneming werd

(10)

10

beloond met 0.75 Psychology Research Credit of €7,50 en de deelnemers konden een monetair bonus verdienen van maximaal €2,-, afhankelijk van hoe goed de computertaak werd uitgevoerd. De studie is goedgekeurd door de Ethische Commissie van de Universiteit van Amsterdam

Procedure

Het experiment duurde ongeveer 45 minuten. Deelnemers arriveerden bij het lab van de Universiteit van Amsterdam. Bij aankomst werden de deelnemers aangewezen aan een van de vier condities, als-dan met cognitieve load conditie, dan-als met cognitieve load conditie, als-dan zonder cognitieve load conditie, of de dan-als zonder cognitieve load conditie. De deelnemers werden naar een aparte kamer gebracht, waar ze een informatiebrief over het onderzoek en een informed consent kregen, waarna ze deze konden invullen. Na het invullen van het informed consent werd verzocht de namen van de plaatjes van stimuli uit te schrijven op het stimulus-en uitkomstformulier. Vervolgens werd verteld dat de munten geld waard zijn, namelijk 2 eurocent per munt wat kon oplopen tot een maximum van €2,-. De computertaak werd gestart door de testleider, en die ging in de kamer achter de deelnemer zitten. De deelnemers kregen eerst een demoversie van de leerfase van slips-of-action taak. Tijdens deze demoversie kon de deelnemer aan de testleider nog vragen om extra verduidelijking of informatie over de taak. Na de demoversie begon de leerfase van de echte taak.

In de leerfase van de echte taak kregen deelnemers te horen dat ze munten konden verdienen door de juiste toets te drukken bij het zien van een bepaald symbool. Deelnemers leerden om of rechts (m-toets) of links (z-toets) te drukken, afhankelijk van welke symbool getoond werd op de computer. Wanneer er op de goede toets werd gedrukt, kwam er een ander symbool in beeld van een munt en werd er een cash-geluidje laten horen, wat aantoonde

(11)

11

dat er een beloning verdiend was. Na de leerfase van de echte taak kregen de deelnemers informatie over de testfase en konden oefenen met een demoversie van de testfase. Verder oefenden ze met de cognitieve load, de afleiding in de taak. In de testfase was de opdracht om niet meer voor een bepaalde uitkomst te drukken. Wanneer de deelnemers op die bepaalde uitkomst drukten zou dit leiden tot een devaluatie van punten en geld. In de eerste conditie vormen de deelnemers een als-dan plan. “Als stimulus X of Y verschijnt, druk ik niet.” In de tweede conditie vormen de deelnemers een dan-als plan. “Ik druk niet, als stimulus X of Y verschijnt.” In de derde en vierde conditie formuleren de deelnemers ook een als-dan of dan-als plan, maar dan met een cognitieve load. De cognitieve load hield in dat de deelnemers een rij getallen hoorden, en daarna een van deze getallen op het scherm zagen en moesten intypen welk getal voor dat getal kwam. De condities zonder cognitieve load kregen voor dat ze de plannen moesten maken deze afleiding, terwijl de condities met cognitieve load de getallen moesten onthouden tijdens het maken van de plannen. Gedurende de testfase schreven de testleiders de plannen mee die door de deelnemers geformuleerd werden om te kijken of dit juiste plannen waren.

Na het uitvoeren van de taak vulden de deelnemers online vragenlijsten in. Eerst werd er aan de deelnemers eerst gevraagd welke associaties ze geleerd hadden en hoe zeker ze van deze associaties waren. Vervolgens werd er naar demografische informatie gevraagd. Daarna vulden de deelnemers meerdere vragenlijsten in waaronder de Obsessive Compulsive Inventory-Revised (OCI-R; Foa et al., 2002). Bij de OCI-R moesten de deelnemers een vragenlijst van 18 items invullen waar de hoogte van de obsessieve-compulsieve symptomen van de deelnemers wordt gemeten. Daarnaast werden er nog drie vragenlijsten meegenomen voor andere studies, namelijk korte vragenlijsten over de motivatie en het stressniveau tijdens de test en de Nederlandse verkorte versie van de Substance Use Risk Profile Scale, waarin verslavingsgevoeligheid werd uitgevraagd.

(12)

12 Materialen

Slips-of-action taak.

Om gewoontevorming versus doelgericht gedrag te meten is er gebruik gemaakt van de slips-of-action taak. De slips-of-action taak die gebruikt is, is een versimpelde versie van de taak uit het onderzoek van de Wit et al. (2012). De versimpelde versie bevat 4 in plaats van 6 stimulus-response symbolen en de plaatjes die gebruikt werden als symbolen zijn veranderd. De taak bestaat uit twee delen, namelijk de instrumenteel leren fase en de testfase. De taken werden uitgevoerd op een computer in een aparte kamer. Eerst kregen de deelnemers er een demoversie van de echte taak waarin ze konden oefenen, waarna ze de echte taak moeten doen.

Het eerste deel van de taak is de instrumentele leerfase. In deze fase zijn de deelnemers geïnstrueerd om of links of rechts te drukken na het zien van een bepaald symbool. Links drukten ze op de z-toets, en rechts op de m-toets op het toetsenbord. De deelnemers moesten zo vaak mogelijk op de juiste toets drukken. Als een juiste response is gegeven zal een munt getoond worden met een ander symbool erop, wat laat zien wat de uitkomst is. Door trial en error leren de deelnemers op welke knop ze moeten drukken. Door dit vaak te herhalen wordt een associatie aangeleerd. In totaal bestond deze taak uit 12 leer blokken.

Het tweede deel van de taak is de testfase. In deze fase krijgen de deelnemers de opdracht om niet meer voor een bepaalde uitkomst te drukken. Deze uitkomst zal namelijk leiden tot een devaluatie van punten en geld. De slips-of-action taak bevat 4 test blokken. De

(13)

13

deelnemers krijgen blokken waarin elke keer een andere uitkomst wordt gedevalueerd. Per blok moeten de deelnemers dus een nieuw plan formuleren en deze hardop herhalen. In de eerste conditie vormen de deelnemers een als-dan plan zonder cognitieve load, in de tweede conditie vormen de deelnemers een dan-als plan zonder cognitieve load. En in de derde en vierde conditie formuleren de deelnemers ook een als-dan of dan-als plan, maar dan met een cognitieve load. Op deze manier wordt voorkomen dat mensen in de dan-als conditie toch een als-dan plan weten te formuleren. De score van de taak is het percentage goed drukken min het percentage fout drukken. Hoe hoger deze score hoe beter iemand het op de taak gedaan heeft, en hoe lager de score hoe slechter iemand het op de taak heeft gedaan

Obsessive-Compulsive Inventory- Revised

Aan de deelnemers is gevraagd om de Obsessive Compulsive Inventory-Revised (OCI-R; Foa et al., 2002) in te vullen (Cronbach’s alfa = .86). De OCI-R bestaat uit 18-items, waar de deelnemers hun antwoord kunnen variëren van helemaal niet (0), tot extreem (4). De 18-items bestaan uit 6 sub-schalen, namelijk wassen, checken, ordenen, geobsedeerdheid, verzamelen en neutraliseren. De items hebben betrekking op ervaringen die mensen in het dagelijkse leven meemaken, zoals “Ik controleer dingen vaker dan nodig is” en “Ik raak overstuur door vervelende gedachten die ik tegen mijn wil in heb”. De score van de OCI-R werd berekend door de scores van alle items bij elkaar op te tellen, deze kan variëren van 0 tot 72. Hoe hoger de score, des te meer obsessieve-compulsieve symptomen de deelnemer heeft. De aanbevolen cutoff score is 21, een score boven dit niveau geeft aan dat er een waarschijnlijke aanwezigheid is van een obsessieve-compulsieve stoornis (Fao et al., 2002)

Data analyse

Voor de analyses van de verkregen data is er gebruikt gemaakt van het programma SPSS Statistics 22. Voordat de eerste en tweede hypothese werden getoetst, zijn er

(14)

14

randomisatiechecks met Chi-kwadraat analyse en met One-way Independent ANOVA uitgevoerd om te kijken of er een verschil tussen de condities met betrekking tot de leeftijd en geslacht van de deelnemers. Vervolgens is er een Factorial ANOVA uitgevoerd om de eerste hypothese te testen, die de effectiviteit van omgekeerde implementatie intenties vergelijkt met gewone implementatie intenties. Voor het toetsen van de tweede hypothese, die test of de mate van obsessieve-compulsieve correleert met de effectiviteit van implementatie intenties, is er gebruik gemaakt van correlatieanalyse.

Resultaten Randomisatiechecks

Er is een One-Way Independent ANOVA, met als onafhankelijke variabele conditie en als afhankelijke variabele leeftijd, uitgevoerd om te onderzoeken of er een verschil tussen de condities, met betrekking tot de leeftijd van de deelnemers. De resultaten lieten geen effect zien van conditie op leeftijd, p = .12. Dit toonde aan dat er geen verschil was in leeftijd tussen de vier verschillende condities. Daarnaast is er, om te onderzoeken of er een verschil was tussen de conditie op basis van geslacht, een Chi-kwadraat analyse uitgevoerd met als onafhankelijke variabele conditie en afhankelijke variabele geslacht. Hier lieten de resultaten geen effect zien van conditie op geslacht, p = .54. Dit toonde aan dat er ook geen verschil was in geslacht tussen de vier condities.

Implementatie intenties

Om te onderzoeken of als-dan implementatie intenties net zo goed werken als dan-als implementatie intenties zonder cognitieve load, maar met cognitieve load als-dan implementatie intenties beter werken dan dan-als implementatie intenties, is er een Factorial ANOVA uitgevoerd. Hierbij werd de structuur (als-dan vs. dan-als) en cognitieve load (wel

(15)

15

vs. geen cognitieve load) gezien als onafhankelijke variabelen en de uitkomst op de slips-of-action taak als afhankelijke variabele. Uit de analyse kwam naar voren dat de Levene’s test significant was (p = .01), waaruit we kunnen zien dat er niet aan de assumptie is voldaan van gelijke varianties tussen de condities. De resultaten uit Factorial ANOVA kunnen wel geïnterpreteerd worden omdat de F-test robuust is. De bevindingen laten geen hoofdeffect zien van structuur, F(1, 52) = 1.13, p = .29, wat aantoont dat er geen significant verschil werd gevonden in de uitkomsten van de slips-of-action taak tussen de condities met de als-dan structuur en de condities met de dan-als structuur. Wel werd hoofdeffect gevonden van cognitieve load F(1,52) = 10.37, p =.002, wat indiceert dat de uitkomst op de slips-of-action taak significant verschilt tussen de condities met cognitieve load en de condities zonder cognitieve load. De deelnemers die de taak uitvoerden met cognitieve load hadden een lagere score dan de deelnemers die dit deden zonder cognitieve load. In Figuur 1. zijn de gemiddelden met standaarddeviatie van score op de slips-of-action taak van de deelnemers met cognitieve load en de deelnemers zonder cognitieve load weergegeven in een grafiek. Een interactie-effect van structuur en cognitieve load werd niet gevonden, F(1,52) = .001, p = .98. Dit toont aan dat er geen verschil is tussen de effectiviteit van als-dan en dan-als implementatie intenties met het toevoegen van de cognitieve load. In Tabel 1. zijn de gemiddelden en standaarddeviaties van de slips-of-action taak in de verschillende condities weergegeven.

Figuur 1. Gemiddelden op de Slips-of-Action Taak voor Deelnemers met Cognitieve Load en Deelnemers zonder cognitieve Load. De error-bars representeren de standaarddeviaties.

(16)

16

Tabel 1. Gemiddelden en Standaarddeviaties van de Slips-of-Action Taak in de Condities

Obsessieve-compulsieve symptomen

Er is een correlatieanalyse uitgevoerd, met als onafhankelijke variabele mate van obsessieve-compulsieve symptomen en als afhankelijke variabele de uitkomst op de slips-of-action taak, om te onderzoeken of implementatie intenties effectiever zijn bij deelnemers met een hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen. Er werd geen significante correlatie gevonden tussen de mate van obsessieve-compulsieve symptomen en de hoogte van de score op de taak, R = -.08, p = .58. Deze resultaten laten zien dat implementatie intenties niet effectiever lijken te zijn bij deelnemers met een hogere mate van obsessieve-compulsieve

Conditie N Gemiddelden (Standaarddeviaties)

Als-dan met cognieve load 13 .68 (.31)

Dan-als met cognitieve load 15 .78 (.14)

Als-dan zonder cognitieve load 12 .86 (.08)

(17)

17

symptomen. De scores op de OCI-revised varieerden van 0 tot 37, met een gemiddelde van 11.38 (SD = 1.14). Uit de resultaten kwam naar voren dat 10.7% (n = 6) een score had boven de cutoff score van 21.

Discussie

Het doel van de huidige studie is geweest om te onderzoeken of omgekeerde dan-als implementatie intenties even effectief zijn als de, eerder bewezen effectieve, gewone als-dan implementatie intenties. Naast de structuur is ook onderzocht bij wie de implementatie intenties goed werken. Er is daarbij onderzocht of implementatie intenties effectiever zijn bij deelnemers met een hoge mate van obsessieve-compulsieve symptomen in vergelijking met deelnemers met een lage mate van deze symptomen. Als eerste laten de resultaten zien dat er geen verschil in de effectiviteit van gewone- ten opzichte van omgekeerde implementatie intenties is, zonder en met het toevoegen van een cognitieve load. Dit suggereert dat de structuur geen effect had op de effectiviteit van implementatie intenties. Wel is er een significant verschil gevonden in de mogelijkheid om gewoontes te doorbreken tussen de deelnemers met cognitieve load in vergelijking met de deelnemers zonder cognitieve load. Dit toont aan dat de cognitieve load als afleiding effectief is gebleken. Ten tweede, laten de resultaten zien dat er geen effect is gevonden tussen de mate van obsessieve-compulsieve symptomen en de mogelijkheid om gewoontes te doorbreken. Op basis van deze resultaten kan er geconcludeerd worden dat implementatie intenties niet effectiever zijn bij deelnemers met een hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen

De resultaten van het onderzoek naar de effectiviteit van de structuur van implementatie intenties zijn niet in lijn met de verwachting en theorie waar de specifieke als-dan structuur wordt gezien als een onderliggend mechanisme voor de effectiviteit van implementatie intenties. In eerdere onderzoeken leek de als-component in de als-dan structuur

(18)

18

te zorgen voor de toegankelijkheid van een specifieke stimulus, waardoor implementatie intenties goed werken (Webb & Sheeran, 2007; Webb & Sheeran, 2008). Echter is in deze studie aangetoond dat de structuur van implementatie intenties ook veranderd kan worden in een dan-als structuur om effectief te zijn. De eerder voorbereidende studie van Verhoeven et al. (in prep) kan daardoor wel bevestigd worden. Zelfs met een correctie van de methodische tekortkoming door een toevoeging van de effectieve cognitieve load geeft de huidige onderzoek hetzelfde resultaat weer dat omgekeerde dan-als implementatie intenties net zo effectief zijn bij het doorbreken van gewoontes en het creëren van nieuwe gewoontes als de gewone als-dan implementatie intenties.

Daarnaast zijn de resultaten van het onderzoek of implementatie intenties effectiever zijn bij mensen met een hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen niet in lijn met de verwachtingen. Eerder onderzoek toonde aan dat OCS geassocieerd is met een grote afhankelijkheid van gewoontes (Gillan et al., 2011; Snorrason, Joo Lee, de Wit & Woods, 2016). Er werd daardoor verwacht dat mensen met hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen ook beter gewoontes konden aanleren en afleren door middel van implementatie intenties. Dit resultaat wordt echter niet aangetoond.

Dat er geen verschil is gevonden in de effectiviteit van dan-als implementatie intenties en als-dan implementatie intenties was onverwacht. Het zou kunnen zijn dat de als-dan structuur minder essentieel is als onderliggend mechanisme van implementatie intenties, en juist de associatie tussen de als-component en dan-component van belang is. Web & Sheean (2007) toonden naast het feit dat de effectiviteit van implementatie intenties wordt gemedieerd door de toegankelijkheid van de stimulus, dat implementatie intenties ook gemedieerd worden door de sterkte van de associatie. Wanneer het zo is dat de associatie tussen de stimulus en response de werking verklaard, kunnen de als- en dan-componenten in een andere structuur worden gezet zonder dat dit een verschil geeft in de effectiviteit.

(19)

19

Het resultaat dat liet zien dat implementatie intenties niet effectiever zijn bij deelnemers met een hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen was ook onverwacht. Dat er geen effect wordt gevonden kan mogelijk een andere verklaring hebben. Eerder onderzoek toonde aan de deelnemers met een obsessieve-compulsieve symptomen het slechter deden in de testfase op de slips-of-action taak (Gillan, et al. 2011). De deelnemers met hogere matte van obsessieve-compulsieve symptomen hadden in de leerfase al sterkere gewoontes aangeleerd, en konden deze in de testfase moeilijker afleren. Het zou kunnen dat implementatie intenties wel relatief effectiever zijn bij mensen met een hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen. Echter, omdat deze deelnemers normaal al slechter scoren op de testfase van de slips-of-action taak omdat het moeilijker is om de eerder geleerde gewoontes te doorbreken, wordt het effect van de implementatie intenties opgeheven.

Deze onverwachte resultaten hebben implicaties op onderzoek en interventies in de klinische praktijk. In onderzoek en praktijk wordt er nog vastgehouden aan de als-dan structuur van implementatie intenties, terwijl er nu gebleken is dat dit misschien wel helemaal niet hoeft. Het kan zijn dat de associatie tussen de als-component en de dan-component voldoende is voor de effectiviteit van implementatie intenties. Omdat dit een van de eerste onderzoeken is die deze bevindingen heeft getoond, zal er nog meer onderzoek gedaan moeten worden om deze bevindingen te bevestigen. Daarnaast wordt er in de praktijk bij mensen met obsessieve-compulsieve klachten nog weinig gebruik gemaakt van implementatie intenties. Wanneer de alternatieve verklaring klopt en gewoontes van mensen met obsessieve-compulsieve klachten toch effectief doorbroken kunnen worden met hulp van implementatie intenties, kan dit helpen bij de behandeling van de klachten.

Naast dat de studie implicaties kan hebben voor onderzoek en interventies waren er nog wel een aantal beperkingen. Ten eerste, namen er relatief weinig deelnemers (n = 56) deel aan de studie. Dit was minder dan volgens een poweranalyse werd aanbevolen. Ondanks dat,

(20)

20

lieten de resultaten van het onderzoek naar de structuur geen richting zien naar het effect van als-dan implementatie intenties ten opzichte van dan-als implementatie intenties. Met meer deelnemers had er waarschijnlijk ook geen significant verschil gevonden. Wel varieerden de scores van deelnemers op de OCI-R maar van 0 tot 37. De extreme scores van 37 tot 72 kwamen niet voor in deze studie. Het zou kunnen dat er bij deelnemers met een nog hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen een ander effect wordt gevonden. Het is daarom interessant om in vervolgonderzoek meer deelnemers te testen en ook deelnemers met een hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen, om zo een grotere variantie te krijgen met betrekking tot deze symptomen. Een tweede beperking van het onderzoek was dat obsessieve-compulsieve klachten gemeten werden met een zelf-gerapporteerde vragenlijst. Het kan ook zo zijn dat deelnemers hun obsessieve-compulsieve symptomen lager inschatten. Het is daarom nuttig om in vervolg ook gebruik te maken van data die op meerdere rapportages zijn gebaseerd dan alleen op zelfrapportage. Ten slotte is er in de huidige studie alleen een vergelijking is gemaakt van dan-als implementatie intenties en als-dan implementatie intenties met een computertaak met abstracte symbolen in een lab-setting. Er is nog niet gekeken hoe de dan-als implementatie intenties ten opzichte van als-dan implementatie intenties werken in de praktijk, en of er dezelfde resultaten uitkomen. Daarom zal er voor vervolgstudies ook onderzoek in de praktijk naar dan-als implementatie intenties gedaan moeten worden.

Ondanks de beperkingen zitten er ook sterke punten in de huidige studie. Een sterk punt van het onderzoek is dat er verder onderzoek is gedaan naar de effectiviteit van omgekeerde implementatie intenties ten opzichte van gewone implementatie intenties. Hiermee is het onderzoek verder gegaan op eerdere bevindingen van voorbereidend onderzoek (Verhoeven et al, in prep). Naast alleen het repliceren van het onderzoek is er ook met de methodische tekortkoming van eerder onderzoek rekening gehouden door de

(21)

21

cognitieve load toe te voegen in de huidige studie. Daarnaast was er tijdens het testen van de deelnemers altijd een testleider aanwezig in de kamer om te kijken of de juiste plannen werden geformuleerd en om te controleren of de procedure op een juiste manier verliep. Een andere toevoeging van dit onderzoek is dat het voor het eerst onderzoekt of de effectiviteit van implementatie intenties verschilt bij mensen met hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen. Dit geeft meer inzicht in de praktijk bij wie de implementatie intenties kunnen werken.

Uit de huidige studie kan geconcludeerd worden dat dan-als implementatie intenties net zo effectief zijn in vergelijking met als-dan implementatie intentie, met en zonder het toevoegen van een cognitieve load. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat implementatie intenties niet effectiever zijn bij mensen met een hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen. De bevindingen zijn een aanvulling op de literatuur over implementatie intenties en geven inzicht op de werking van implementatie intenties, met betrekking tot de achterliggende mechanisme en voor wie implementatie intenties werken. Daarnaast hebben de resultaten ook implicaties voor de interventies in de praktijk. De bevindingen laten zien dat beide structuren van implementatie intenties kunnen worden gebruikt bij het doorbreken en creëren van gewoontes. Daarbij is er een begin gemaakt wat de effectiviteit van implementatie intenties is op mensen met obsessieve-compulsieve symptomen. Vervolgonderzoek met een grotere steekproef en ook met deelnemers die een hogere mate van obsessieve-compulsieve symptomen laten zien, is nodig om de resultaten te bevestigen. Daarnaast is het nuttig om ook nog onderzoek te doen naar de verschillende structuren van implementatie intenties buiten de lab-setting zodat er gekeken kan worden of dezelfde effecten worden gevonden wanneer deze implementatie intenties worden toegepast als interventies in de praktijk.

(22)

22 Referenties

Everitt, B. J., & Robbins, T. W. (2005). Neural systems of reinforcement for drug addiction: from actions to habits to compulsion. Nature neuroscience, 8(11), 1481-1489.

Carbone, J. C., Kverndokk, S., & Røgeberg, O. J. (2005). Smoking, health, risk, and perception. Journal of Health Economics, 24(4), 631-653.

Chapman, J., Armitage, C. J., & Norman, P. (2009). Comparing implementation intention interventions in relation to young adults’ intake of fruit and vegetables. Psychology and Health, 24(3), 317-332.

Graybiel, A. M., & Rauch, S. L. (2000). Toward a neurobiology of obsessive-compulsive disorder. Neuron, 28(2), 343-347.

Gillan, C. M., Morein-Zamir, S., Urcelay, G. P., Sule, A., Voon, V., Apergis-Schoute, A. M., & Robbins, T.W. (2014). Enhanced avoidance habits in obsessive-compulsive

disorder. Biological psychiatry, 75(8), 631-638.

Gillan, C. M., Papmeyer, M., Morein-Zamir, S., Sahakian, B. J., Fineberg, N. A., Robbins, T. W., & de Wit, S. (2011). Disruption in the balance between goal-directed behavior and habit learning in obsessive-compulsive disorder. American Journal of Psychiatry, 168(7), 718-726.

Gillan, C. M., & Robbins, T. W. (2014). Goal-directed learning and obsessive–compulsive disorder. Phil. Trans. R. Soc. B, 369(1655), 20130475.

Gollwitzer, P. M. (1999). Implementation intentions: Strong effects of simple plans. American psychologist, 54(7), 493.

(23)

23

Gollwitzer, P. M., & Sheeran, P. (2006). Implementation intentions and goal achievement: A meta‐ analysis of effects and processes. Advances in experimental social psychology, 38, 69-119.

Foa, E. B., Huppert, J. D., Leiberg, S., Langner, R., Kichic, R., Hajcak, G., & Salkovskis, P. M. (2002). The Obsessive-Compulsive Inventory: development and validation of a short

version. Psychological assessment, 14(4), 485.

Holland, R. W., Aarts, H., & Langendam, D. (2006). Breaking and creating habits on the working floor: A field-experiment on the power of implementation intentions. Journal of Experimental Social Psychology, 42(6), 776-783.

Jager, W. (2003). Breaking bad habits: a dynamical perspective on habit formation and change. Human Decision-Making and Environmental Perception–Understanding and Assisting Human Decision-Making in Real Life Settings. Libor Amicorum for Charles Vlek, Groningen: University of Groningen.

Koob, G. F. (2009). Neurobiological substrates for the dark side of compulsivity in addiction. Neuropharmacology, 56, 18-31.

Lally, P., & Gardner, B. (2013). Promoting habit formation. Health Psychology Review, 7(sup1), S137-S158.

Luszczynska, A., Sobczyk, A., & Abraham, C. (2007). Planning to lose weight: randomized controlled trial of an implementation intention prompt to enhance weight reduction among overweight and obese women. Health Psychology, 26(4), 507.

Milne, S., Orbell, S., & Sheeran, P. (2002). Combining motivational and volitional interventions to promote exercise participation: Protection motivation theory and implementation intentions. British journal of health psychology, 7(2), 163-184.

(24)

24

Mokdad, A. H., Ford, E. S., Bowman, B. A., Dietz, W. H., Vinicor, F., Bales, V. S., & Marks, J. S. (2003). Prevalence of obesity, diabetes, and obesity-related health risk factors, 2001. Jama, 289(1), 76-79.

Orbell, S., Blair, C., Sherlock, K., & Conner, M. (2001). The theory of planned behavior and ecstasy use: Roles for habit and perceived control over taking versus obtaining substances. Journal of Applied Social Psychology, 31(1), 31-47.

Polivy, J., & Herman, C. P. (2002). If at first you don't succeed: False hopes of self-change. American Psychologist, 57(9), 677.

Riggs, D. S., & Foa, E. B. (1993). Obsessive-compulsive disorder. Comprehensive Handbook of Personality and Psychopathology, 169.

Room, R., Babor, T., & Rehm, J. (2005). Alcohol and public health. The lancet, 365(9458), 519-530.

Snorrason, I., Lee, H. J., de Wit, S., & Woods, D. W. (2016). Are nonclinical obsessive-compulsive symptoms associated with bias toward habits?. Psychiatry research, 241, 221-223.

Verhoeven, A.A.C., & de Wit, S. (in preparation). Then-if plans: The effects of reversed implementation intentions on breaking habits.

Verplanken, B., & Wood, W. (2006). Interventions to break and create consumer habits. Journal of Public Policy & Marketing, 25(1), 90-103.

Webb, T. L., & Sheeran, P. (2007). How do implementation intentions promote goal attainment? A test of component processes. Journal of Experimental Social Psychology, 43(2), 295-302.

(25)

25

Webb, T. L., & Sheeran, P. (2008). Mechanisms of implementation intention effects: the role of goal intentions, self‐efficacy, and accessibility of plan components. British Journal of Social Psychology, 47(3), 373-395.

Webb, T. L., Sheeran, P., & Luszczynska, A. (2009). Planning to break unwanted habits: Habit strength moderates implementation intention effects on behaviour change. British Journal of Social Psychology, 48(3), 507-523.

de Wit, S., & Dickinson, A. (2009). Associative theories of goal-directed behaviour: a case for animal–human translational models. Psychological Research PRPF, 73(4), 463-476.

de Wit, S., Watson, P., Harsay, H. A., Cohen, M. X., van de Vijver, I., & Ridderinkhof, K. R. (2012). Corticostriatal connectivity underlies individual differences in the balance between habitual and goal-directed action control. Journal of Neuroscience, 32(35), 12066-12075.

Wood, W., & Neal, D. T. (2007). A new look at habits and the habit-goal interface. Psychological review, 114(4), 843.

Wood, W., Quinn, J. M., & Kashy, D. A. (2002). Habits in everyday life: thought, emotion, and action. Journal of personality and social psychology, 83(6), 1281.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Badat also provides the socio- economic context of the rural struggles and why banishment was considered such an effective response when compared to other forms of repression used

• Triangulering word eerstens gebruik deur die data ten opsigte van die onderwysers wat aan primere skole verbonde is se beleefde eise en behoeftes wat deur middel van

Before the assessment of different diagnostic techniques, chapter 2 completes the introductory part of this thesis by describing the wound healing process, the

In this paper, we propose the wear score function to compare and evalu- ate the relative impact of usage (charge and discharge) profiles on cycle life.. The wear score function can

Membrane coating is monitored by means of changes in membrane permeability after each bilayer (figure 3b) and the zeta-potential (figure 4). for all coating conditions the

Brain-inspired computer vision with applications to pattern recognition and computer-aided diagnosis of glaucoma..

%DVHG RQ WKH H[SHULHQFHV PDGH ZLWK WKH OHFWXUH ³(QHUJ\ (IILFLHQF\ LQ 3URGXFWLRQ (QJLQHHULQJ´ UHVHDUFKEDVHG OHDUQLQJ XVLQJ WKH LQIUDVWUXFWXUH RI D