• No results found

De invloed van kickbokstraining op het psychologisch welzijn van jongeren : een longitudinaal onderzoek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van kickbokstraining op het psychologisch welzijn van jongeren : een longitudinaal onderzoek"

Copied!
63
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van kickbokstraining op het psychologisch

welzijn van jongeren.

Een longitudinaal onderzoek.

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen

Universiteit van Amsterdam L. J. Brand (6214932)

Begeleiding: T. van der Stouwe MSc Tweede beoordelaar: Prof. Dr. G. J. J. M. Stams

(2)

Inhoudsopgave Dankwoord 3 Abstract 4 Samenvatting 4 Inleiding 5 Methoden 10 Jongeren 10 Procedure 10 Meetinstrumenten 11 Analyseplan 14 Resultaten 15 Effect Kickbokstrainig 15 Invloed Sportklimaat 16 Discussie 21 Referenties 26 Bijlagen 32

Bijlage A. Vragenlijst voormeting 32

Bijlage B. Vragenlijst nameting 41

Bijlage C. Informatiebrochure en actieve consent jongeren 55

Bijlage D. Informatiebrochure en passieve consent ouders 58

(3)

Dankwoord

Begin 2015 ging ik fanatiek van start met mijn scriptieonderzoek naar de effecten van

kickboksen op jongeren. Ik had besloten dat ik graag zelf mijn dataverzameling wilde doen. Dit heb ik geweten ook! Ondanks de moeite en tijd die dit heeft gekost, sta ik met het eindresultaat in handen, nog dubbel en dwars achter mijn besluit. Verschillende personen hebben mij de

afgelopen periode geholpen om mijn onderzoek tot een goed einde te brengen. Allereerst wil ik mijn scriptiebegeleidster Trudy van der Stouwe bedanken voor haar aanstekende enthousiasme voor het onderwerp vechtsport. Haar snelle feedback en betrokkenheid bij het onderzoek hebben mij gemotiveerd het onderzoek goed af te ronden, ook na een onderbreking in verband met het lopen van stage. De sportscholen die bereid waren deel te nemen aan mijn onderzoek, evenals de jongeren die hier trainden wil ik tevens hartelijk danken. Mijn eigen dataverzameling is een feit dankzij de gastvrijheid bij de deelnemende sportscholen en de inzet van de jongeren om de vragenlijsten in te vullen. Daarnaast wil ik mijn studiemaatje Janneke bedanken. Zij heeft mij regelmatig succesvol aangespoord door te zetten, bood mij goed gezelschap tijdens lange studiedagen op de Universiteit van Amsterdam en deelde haar rustige studeerplek in de ‘ivoren toren van de wetenschap’ met mij. Tenslotte bedank ik mijn eigen trainer Marlon. Hij heeft mij aangespoord fanatiek te (kick)boksen gedurende mijn gehele studie. Zonder Marlon waren mijn ogen niet geopend voor de wonderen van vechtsport!

(4)

Abstract

Despite the increasing popularity of the sport, the effect of kickboxing on the psychological wellbeing of youth has hardly been studied. The role of the sporting climate within this effect is still unkown. In the present study psychological wellbeing was measured in a sample of 34 youngsters from 12 to 21 years old when they started kickboxing and after two months of

training. During the second measurement the experienced sporting climate was measured as well. Juveniles showed less indirect aggression after two months of training. A prosocial- and

antisocial team climate, relational support of the trainer and macho culture in the gym influenced the self-perception, aggression, cognitive distortions related to aggression and social problems. Kickboxing has positive effects on the psychological wellbeing of youngsters. Gyms can enhance these positive effects by creating a positive sporting climate.

Samenvatting

Ondanks de populariteit van kickboksen onder jongeren, is de invloed van kickboksen op het psychologisch welzijn van jongeren beperkt onderzocht. De rol die het sportklimaat hierbij speelt is nog onbekend. Bij 34 jongeren van 12 tot 21 jaar oud werd het psychologisch welzijn gemeten toen zij begonnen met kickboksen en nadat zij twee maanden trainden. Tijdens het tweede

meetmoment werd bovendien het ervaren sportklimaat gemeten. De jongeren vertoonden na twee maanden minder indirecte agressie. Een prosociaal- en antisociaal teamklimaat, relationele ondersteuning van de trainer en de machocultuur op de sportschool waren van invloed op de competentiebeleving, agressie, denkfouten gerelateerd aan agressie en sociale problemen bij jongeren. Kickboksen heeft positieve effecten voor het psychologisch welzijn van jongeren. Sportscholen kunnen dit positieve effect bevorderen door een zo goed mogelijk sportklimaat te creëren.

(5)

De Invloed van Kickbokstraining op het Psychologisch Welzijn van Jongeren: een Longitudinaal Onderzoek.

Vechtsport is een van de tien meest beoefende sporten in Nederland (Theeboom & Verheyden, 2011). Jongeren hebben hier een groot aandeel in, zij vormen meer dan de helft van de deelnemers aan vechtsport (Breedveld, Kamphuis, & Tiessen-Raaphorst, 2008). Deze

groeiende interesse voor vechtsport bij jeugd blijkt uit de ledentallenrapportages van het Nederlands Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF; Smink & Van Veldhoven, 2012; Tiessen, 2004). Deze ledentallenrapportages zijn beperkt, doordat zij enkel jongeren betreffen tot achttien jaar die trainen bij aangesloten organisaties. De toenemende populariteit van vechtsport blijkt nog sterker uit de aanvragen bij het jeugdsportfonds om deel te mogen nemen aan sport. Het jeugdsportfonds biedt jongeren die vanwege financiële redenen geen lid kunnen worden van een sportvereniging de mogelijkheid te sporten. Een op de vijf aanvragen bij het jeugdsportfonds betreft tegenwoordig een aanvraag om deel te nemen aan vechtsport (Collard, 2010).

Ondanks de grote populariteit van de sport zijn de meningen over de meerwaarde van vechtsport verdeeld (Theeboom & Verheyden, 2011). Hoewel er geen twijfels bestaan over de positieve effecten van vechtsport op de fysieke gezondheid (Woodward, 2009), zijn de effecten voor het psychologisch welzijn van vechtsporters onduidelijk. Wetenschappelijk onderzoek naar de invloed van vechtsport op het psychologisch welzijn heeft wisselende uitkomsten (Vertonghen & Theeboom, 2010). Bovendien vond dit onderzoek voornamelijk plaats bij volwassen

participanten (zie bijvoorbeeld Björkqvist & Varhama, 2001; Kuan & Roy, 2007; Wargo, Spirrison, Thorne, & Henley, 2007). Daarnaast hanteerden enkele onderzoeken jongeren en

(6)

volwassenen als gecombineerde steekproef (Lamarre & Nosanchuk, 1999; Layton, 1990; McGowan & Miller, 1989; Rothpearl, 1980).

In bestaand onderzoek zijn zowel positieve als negatieve effecten van deelname aan vechtsport gevonden. Vechtsport hangt bijvoorbeeld samen met een toename van zelfvertrouwen (zie onder andere Kuan & Roy, 2007; Mustian et al., 2004; Qasim, Ravenscroft, & Sproule, 2014; Finkenberg, 1990) en een afname van agressie (Daniels & Thornton, 1992; Lamarre & Nosanchuk, 1999; Nosanchuk, 1981). Ander onderzoek heeft echter aangetoond dat vechtsport samenhangt met een toename in woede en agressie (Graczyk, Hucinski, Norkowski, Peczak-Graczyk, & Rozanowska, 2010; McGowan & Miller, 1989; Nosanchuk & MacNeil, 1989) en een afname in competentiebeleving (Shireman, 2010). Daarnaast zijn er ook onderzoeken waarin er geen verschil tussen vechtsporters en niet-vechtsporters gevonden werd, bijvoorbeeld wat betreft zelfvertrouwen (Foster, 1997; Wargo et al., 2007). Bovendien blijkt dat het soort vechtsport dat wordt beoefend van invloed is op het effect van de sport op het psychologisch welzijn

(Björkqvist & Varhama, 2001; Graczyk, et al., 2010; Nosanchuk & MacNeil, 1989). Slechts een beperkt aantal onderzoeken heeft de invloed van vechtsport op het

psychologisch welzijn specifiek voor jongeren onderzocht (zie bijvoorbeeld Endresen & Olweus, 2005; Reynes & Lorant, 2004; Steyn & Roux, 2009). Evenals bij volwassenen gaven deze

onderzoeken bij jongeren geen eenduidig beeld over de invloed van vechtsport op het psychologisch welzijn. Sommige onderzoeken vonden dat vechtsport samenhangt met een toename van zelfvertrouwen (Qasim et al., 2013; Steyn & Roux, 2009; Trulson, 1986), een toename van sociale vaardigheden (Kurian, Verdi, Caterino, & Kulhavy, 1994; Lakes & Hoyt, 2004; Trulson, 1986), een afname van agressie (Edelman, 1994; Skelton, Glynn, & Berta, 1991) en een afname van antisociaal gedrag (Rutten, Schuengel, Dirks, Stams, & Biesta, 2011; Zivin et

(7)

al., 2001). De duur van trainen bleek van invloed te zijn op de afname van externaliserend gedrag bij jongeren (Lakes & Hoyt, 2004; Skelton et al., 1991). Ander onderzoek vond echter dat

vechtsport samenhangt met een toename in agressie en antisociaal gedrag (Endresen & Olweus, 2005). Daarnaast zijn er onderzoeken die bij jongeren geen verschil tussen vechtsporters en niet-vechtsporters vonden. Vechtsporters en niet-niet-vechtsporters bleken niet van elkaar te verschillen wat betreft zelfvertrouwen (Lakes & Hoyt, 2004). Een meta-analyse op basis van 12 onderzoeken vond geen verschil aangaande externaliserend gedrag tussen vechtsportende en

niet-vechtsportende jongeren (Gubbels, Van der Stouwe, Spruit, & Stams, 2016). Vergelijkbaar met de effecten voor volwassenen, bleek het type vechtsport dat jongeren beoefenen van invloed te zijn op de effecten voor het psychologisch welzijn (Reynes & Lorant, 2002; Reynes & Lorant, 2004; Trulson; 1986). Bovendien blijkt de intensiteit van trainen van invloed te zijn op deze effecten (Gubbels et al., 2016).

Het bestaande onderzoek naar de invloed van vechtsport op het psychologisch welzijn bij jongeren en volwassenen is echter niet zonder gebreken. Ten eerste hanteerden weinig

onderzoeken een longitudinaal onderzoeksdesign(zie onder andere Lakes & Hoyt, 2004; Zivin et al., 2001), terwijl longitudinaal onderzoek juist de mogelijkheid biedt om een causaal verband aan te tonen tussen vechtsport en aangetroffen uitkomsten (Bijleveld, 2009). Ten tweede was er met name aandacht voor de effecten van traditionele vechtsporten, zoals karate en taekwondo, op het psychologisch welzijn van vechtsporters. Ondanks de toenemende populariteit van moderne vechtsporten, zoals kickboksen, en het afnemend aantal leden bij veel traditionele vechtsport-organisaties (Smink & Van Veldhoven, 2012), werden moderne vechtsporten zelden of nooit onderzocht. De enkele onderzoeken die deze vechtsporten wel in hun studie betrokken,

(8)

Varhama, 2001; Endresen & Olweus, 2005; Trulson, 1986). De invloed van moderne vechtsport op het psychologisch welzijn is daardoor nog onbekend. Tenslotte ontbraken controlegroepen in het merendeel van de onderzoeken (zie bijvoorbeeld Kuan & Roy, 2007; Lamarre & Nosanchuk; 1999; Wargo et al., 2007). Groepen respondenten werden ingedeeld aan de hand van de tijdsduur van trainen en het prestatieniveau en niet aan de hand van type sport. Hierdoor konden de

effecten van vechtsport niet vergeleken worden met de effecten van andere sporten of géén sport, met als gevolg dat de gevonden invloed (mogelijk ten onrechte) aan vechtsport werd

toegeschreven (Bijleveld, 2009).

Een studie die deze gebreken grotendeels heeft ondervangen is die van Endresen en Olweus (2005). Zij onderzochten bij een van de grootste steekproeven de invloed van vechtsport op het psychologisch welzijn van jongeren met eenlongitudinaal onderzoeksontwerp en een controlegroep. De onderzoekers vonden een toename in antisociaal en agressief gedrag bij vechtsportende jongens van 11 tot 13 jaar oud. Volgens Endresen en Olweus (2005) had de machocultuur op vechtsportscholen (houdingen die gefocust zijn op spieren, fysieke kracht en stoer zijn) een socialiserende functie en veroorzaakte dit de toename in antisociaal en agressief gedrag. Empirisch bewijs bood de studie echter niet voor deze veronderstelling. Bovendien onderzocht deze studie ‘power sports’, waarbij de onderzoekers meerdere vecht- en

krachtsporten gezamenlijk onderzochten. Sterker nog, het aandeel vechtsporters in de steekproef was slechts 15.7 procent. Daardoor zijn de uitkomsten mogelijk niet direct te generaliseren naar vechtsport, zeker omdat uit eerder onderzoek gebleken is dat het type vechtsport bepalend kan zijn voor de uitkomsten (Reynes & Lorant, 2002; Reynes & Lorant, 2004; Trulson, 1986).

Voor zover wij weten is over de invloed van de specifieke vechtsport kickboksen op het psychologisch welzijn van jongeren nog niets bekend. Ook ontbreekt informatie over de rol die

(9)

het sportklimaat hierbij speelt. Juist nu kickboksen de meest populaire vechtsport is onder

jongeren van 12 tot 16 jaar oud (Elling & Wisse, 2010), is het van belang onderzoek te doen naar de invloed van deze sport. De huidige studie onderzocht daarom wat de invloed is van

kickbokstraining op het psychologisch welzijn van jongeren. Onder psychologisch welzijn wordt verstaan: competentiebeleving en gevoel van eigenwaarde, de neiging tot agressief gedrag, denkfouten die samenhangen met externaliserend gedrag en sociale problemen. Deze constructen zijn twee keer gemeten bij jongeren van 12 tot 21 jaar: wanneer zij startten met kickboksen en wanneer zij twee maanden trainden. Om de door Endresen en Olweus (2005) gesuggereerde invloed van machocultuur te meten, is de jongeren bovendien gevraagd hoe zij het teamklimaat, de relationele ondersteuning van de trainer en de machocultuur op de sportschool hebben ervaren.

We verwachten geen specifieke richting van de invloed van kickboksen op het

psychologisch welzijn van de jongeren, omdat eerder onderzoek geen eenduidig beeld gaf van de uitkomsten van vechtsporten. Wel verwachten we dat het sportklimaat een rol speelt bij de invloed van kickboksen op het psychologisch welzijn. Eerder onderzoek vond dit effect namelijk voor andere sporten: een negatief klimaat leidde tot negatieve(re) uitkomsten en een positief klimaat tot positieve(re) uitkomsten (zie onder andere Dirks, Stams, Biesta, Schuengel, & Hoeksma, 2003; Rutten et al., 2004). In het huidige onderzoek wordt ten eerste de invloed van kickboksen op het psychologisch welzijn van jongeren onderzocht. Vervolgens wordt onderzocht of het sportklimaat een rol speelt bij de invloed van kickboksen op het psychologisch welzijn. De centrale onderzoeksvraag luidt: Wat is de invloed van kickbokstraining op het psychologisch welzijn van jongeren? De volgende deelvragen worden daarbij onderzocht:

(10)

- Wat is de invloed van kickbokstraining op competentiebeleving, het gevoel van eigenwaarde, de neiging tot agressief gedrag, denkfouten en sociale problemen bij jongeren?

- In hoeverre speelt het sportklimaat (machocultuur, teamklimaat, relationele ondersteuning van de trainer) een rol bij de invloed van kickbokstraining op competentiebeleving, het gevoel van eigenwaarde, de neiging tot agressief gedrag, denkfouten en sociale problemen bij jongeren?

Methoden Jongeren

Jongens en meisjes van 12 tot 21 jaar oud die in de periode van februari 2015 tot juni 2015 startten met kickboksen, vulden een vragenlijst in kort nadat zij startten met kickboksen (T1) en twee maanden later (T2). De jongeren werden geselecteerd op sportscholen die bereid waren deel te nemen aan het onderzoek. Dit betroffen in totaal negen sportscholen in Amsterdam en omgeving, Enschede en Wageningen. De steekproef bestaat uit 34 jongeren met een

gemiddelde leeftijd van 14 jaar (M = 14.06, SD = 2.45). Meer dan een derde van de jongeren was meisje (35%, n = 12) en bijna driekwart van de jongeren was allochtoon (74%, n = 25). De jongeren die beide vragenlijsten invulden maakten kans op een privé-training van een bekende professionele kickbokser. De meerderheid van de jongeren die de eerste vragenlijst ingevuld hebben nam ook deel aan de tweede meting. Slechts 15% van de jongeren (n =5) kon niet meer bereikt worden voor de vragenlijst op T2.

Procedure

Psychologisch welzijn is gemeten met behulp van vier zelfrapportage vragenlijsten. Deze bevatten vragen over de competentiebeleving en het gevoel van eigenwaarde, de neiging tot

(11)

agressief gedrag, denkfouten die samenhangen met externaliserend gedrag en sociale problemen (zie Bijlage A). Het invullen van de vragenlijst duurde ongeveer tien minuten. Op T2 zijn vragen toegevoegd over het teamklimaat, de relationele ondersteuning van de trainer en de machocultuur op de sportschool (zie Bijlage B). Het invullen van de vragenlijst op T2 duurde ongeveer 20 minuten.

De onderzoeker informeerde de jongeren over de vrijwillige deelname en de anonieme verwerking van onderzoeksgegevens. De jongeren tekenden een actief consent formulier voor hun deelname (zie Bijlage C). De ouders van minderjarige jongeren die niet aanwezig waren bij de afname van de vragenlijst werden geïnformeerd met een e-mail met leesbevestiging over het onderzoek. Zo verkreeg de onderzoeker passieve consent voor de deelname van hun kind aan het onderzoek (zie Bijlage D). Ouders die wel aanwezig waren bij de afname gaven toestemming door een actief consent formulier te tekenen (zie Bijlage E).

Meetinstrumenten

Competentiebeleving. Competentiebeleving is gemeten met behulp van de Competentie Belevingsschaal voor Adolescenten (CBSA). De CBSA geeft inzicht in het gevoel van

eigenwaarde en de competentiebeleving van adolescenten op een aantal specifieke gebieden (Treffers et al., 2002). In het huidige onderzoek zijn de schalen sociale acceptatie,

gedragshouding en gevoel van eigenwaarde gebruikt. Elke schaal bestaat uit vijf items met vier antwoordmogelijkheden. Ieder item beschrijft twee typen jongeren. De respondent kiest voor de groep waarmee hij zich het meest kan identificeren en geeft aan of hij dat een beetje of helemaal kan. De betrouwbaarheid was matig voor de schaal sociale acceptatie (αT1 = .52, αT2 = .54) en

gedragshouding (αT1 = .51, αT2 = .50) en voldoende voor het gevoel van eigenwaarde (αT1 = .71,

(12)

Agressie. Agressie is gemeten aan de hand van de Buss-Durkee Hostility Inventory-Dutch (BDHI-D). De BDHI-D is een vragenlijst voor adolescenten en volwassenen om vijandigheid en de neiging tot agressief gedrag te onderzoeken (Lange, Hoogendoorn, Wiederspahn, & De Beurs, 2005). De BDHI-D bestaat uit drie schalen, namelijk indirecte agressie, directe agressie en sociale wenselijkheid. De BDHI-D heeft veertig stellingen, waarbij de jongeren moeten aangeven of deze waar of niet waar zijn. De betrouwbaarheid was voldoende voor indirecte agressie (αT1 = .70, αT2 = .77), directe agressie (αT1 = .76, αT2 = .64) en sociale

wenselijkheid (αT1 = .66, αT2 = .62). In het huidige onderzoek blijken 10 van de 34 jongeren

(29%) hoog te scoren op sociale wenselijkheid (Lange, Hoogendoorn, Wiederspahn, & De Beurs, 1995).

Denkfouten. Denkfouten zijn met behulp van de Irrational Thoughts Inventory (BITI) gemeten. De BITI onderzoekt denkfouten gerelateerd aan externaliserend gedrag bij

adolescenten en jongvolwassenen (Hoogsteder, 2012). Denkfouten zijn irrationele gedachten die vorm krijgen door onlogische overtuigingen die niet praktisch zijn aan te tonen. De BITI meet denkfouten aan de hand van drie schalen, namelijk agressieve-, sub assertieve- en wantrouwen gerelateerde irrationele gedachten. In het huidige onderzoek zijn alleen de schalen agressieve (externaliserende) en sub assertieve (internaliserende) denkfouten gebruikt. De twee schalen bestaan uit 14 items met zes antwoordmogelijkheden, variërend van helemaal oneens tot

helemaal eens (Hoogsteder, Wissink, Stams, Van Horn, & Hendriks, 2014). De betrouwbaarheid was voldoende voor de schaal agressieve (αT1 = .70, αT2 = .79) en sub assertieve denkfouten (αT1

= .66, αT2 = .67).

Sociale problemen. Met behulp van de Youth Self Report (YSR) zijn sociale problemen onderzocht. De YSR is een vragenlijst voor jongeren over hun vaardigheden, emotionele

(13)

problemen en gedragsproblemen (Verhulst, Van der Ende, & Koot, 1997). Voor het huidige onderzoek is alleen de schaal sociale problemen gebruikt.De 11 items hebben drie

antwoordmogelijkheden: helemaal niet, een beetje of soms, duidelijk of vaak. De betrouwbaarheid van de schaal sociale problemen was matig (αT1 = .58, αT2 = .56).

Teamklimaat. De perceptie van het teamklimaat werd gemetenmet een bewerking van de Perceptie Teamklimaat (PTK) vragenlijst die Rutten en collega’s (2004) gebruikten in eerder onderzoek naar de invloed van teamklimaat. De vragenlijst bestaat uit 15 items, die zijn

aangepast voor de vechtsport context.De vijf antwoordmogelijkheden variëren van niet waar tot helemaal waar. Omdat de betrouwbaarheid van de vragenlijst in zijn geheel onvoldoende was, zijn twee schalen gevormd: prosociaal en antisociaal teamklimaat. Vier items moesten

verwijderd worden, omdat zij onvoldoende samenhingen met de constructen pro- en antisociaal teamklimaat. De betrouwbaarheden van de schaal prosociaal teamklimaat (αT2 = .64) en de schaal

antisociaal teamklimaat (αT2 = .61) waren voldoende.

Ondersteuning. De jongeren scoorden met behulp van de Relational Support Inventory (RSI; Scholte, Van Lieshout, & Van Aken, 2001) hun ervaren relationele ondersteuning van de trainer. De vragenlijst bestaat uit 27 items. De relationele ondersteuning van de trainer wordt gedefinieerd als: acceptatie, emotionele ondersteuning, respect voor autonomie, kwaliteit van communicatie en convergentie van doelen. De vijf antwoordmogelijkheden lopen van helemaal oneens tot helemaal mee eens. De betrouwbaarheid van de vragenlijst was goed (αT2 = .83).

Machocultuur. De machocultuur op de sportscholen beoordeelden de jongeren met de Hypermasculinity Inventory (HMI: Mosher & Sirkin, 1984). Van de oorspronkelijke

(14)

voor de vechtsport context. De items bestaan uit twee stellingen, waar tussen de jongere een keuze moet maken. De betrouwbaarheid van de HMI was voldoende (αT2 = .63).

Analyseplan

Alvorens te onderzoeken wat de effecten zijn van kickboksen op het psychologisch welzijn van jongeren, zijn uitvalanalyses uitgevoerd met behulp van het statistiekprogramma Statistical Package for the Social Sciences 22 (SPSS 22). Bij 5 van de 34 (15%) jongeren kon er geen vragenlijst afgenomen worden op T2 en 3 van de 34 jongeren (9%) waren kort na T1 gestopt met kickboksen. Jongeren zonder tweede vragenlijst verschilden niet van jongeren met beide vragenlijsten wat betreft leeftijd, geslacht, etniciteit, opleidingsniveau, delinquentie, het aantal trainingen vóór T1 en (alle schalen van) psychologisch welzijn op de voormeting.

Jongeren die gestopt zijn met trainen vlak na het eerste meetmoment verschillen van jongeren die zijn blijven trainen wat betreft etniciteit (t = -3.50, df = 30, p = 0.001) en directe agressie (t = -3.03, df = 31, p = 0.005). Jongeren die stopten met kickboksen zijn vaker allochtoon en vertoonden minder directe agressie dan jongeren die wel bleven kickboksen tot T2.

Naast de uitvalanalyse is met behulp van SPSS een missende-waardenanalyse uitgevoerd. Uit de analyse blijkt dat de missende waarden geheel willekeurig tot stand zijn gekomen, ook wel ‘missing completely at random’ (MCAR; χ² = .00, df = 3884, p = 1.000). Met behulp van het statistiekprogramma LISREL 8.80 is vervolgens multipele imputatie toegepast op de missende waarden. Aan de hand van alle beschikbare data zijn missende waarden ingevuld met

waarschijnlijke waarden.

Na de uitvalanalyse en de missende-waardenanalyse zijn statistische analyses uitgevoerd om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Ten eerste werd met behulp van een t-toets voor gepaarde waarnemingen onderzocht wat de invloed van twee maanden kickbokstraining is op

(15)

het psychologisch welzijn van jongeren tussen de 12 en 21 jaar. Ten tweede werd met analyses van covariantie (ANCOVA) onderzocht welke rol het sportklimaat speelt bij de invloed van kickbokstraining op het psychologisch welzijn van jongeren. De invloed van het sportklimaat op de nameting werd onderzocht, waarbij is gecorrigeerd voor de voormeting. Sportklimaat is omgescoord tot een dichotome variabele door een steekproefspecifieke verdeling te maken. De jongeren zijn ingedeeld per sportklimaat, waarbij de hoogst scorende helft tot het positieve en de laagst scorende helft tot het negatieve klimaat werd gerekend. Wanneer sportklimaat een

significante invloed had op het psychologisch welzijn, dan werd deze invloed post hoc getest met t-toetsen voor gepaarde waarnemingen.

Resultaten Effect Kickbokstraining

Om de invloed van kickbokstraining op het psychologisch welzijn van jongeren te onderzoeken zijn t-toetsen voor gepaarde waarnemingen uitgevoerd. Uit Tabel 1 blijkt dat de jongeren na twee maanden trainen minder indirect agressief waren dan voorheen. De

effectwaarde was middelgroot (Cohen, 1988). Er waren geen significante verschillen in gedragshouding, sociale acceptatie, gevoel van eigenwaarde, directe agressie, denkfouten wat betreft agressie en subassertiviteit en sociale problemen tussen de meting voor én na twee maanden kickboksen.

(16)

Tabel 1

Psychologisch welzijn van de jongeren voor en na twee maanden kickbokstraining (n = 34).

T1 T2

M SD M SD t d

Competentiebeleving (CBSA)

Sociale Acceptatie 3.11 0.62 2.99 0.89 0.82 -0.28 Gedragshouding 2.97 0.55 2.84 0.92 0.79 -0.27 Gevoel van eigenwaarde 3.18 0.77 2.95 0.99 1.34 -0.46 Agressie (BDHI-D) Directe Agressie .56 .22 .49 .27 1.81 +0.62 Indirecte Agressie .43 .20 .34 .24 2.30** +0.79 Denkfouten (BITI) Agressie 2.89 0.75 2.69 1.02 1.27 +0.44 Subassertiviteit 2.69 1.00 2.45 1.05 1.27 +0.44 Sociale Problemen (YSR)

Sociale Problemen 0.34 0.25 0.29 0.24 1.10 +0.38

Noot. Een positieve d staat voor beter en een negatieve d voor slechter psychologisch welzijn na twee maanden trainen.

**p < .05

Invloed Sportklimaat

De rol van het sportklimaat bij de invloed van kickbokstraining op het psychologisch welzijn van jongeren is onderzocht met behulp van ANCOVA. In Tabel 2 en 3 is per maat van het sportklimaat weergegeven op welke uitkomst het klimaat een significante invloed had. Uitkomsten waarop het sportklimaat geen invloed had, zijn niet weergegeven in de tabellen. Voor de beide niveaus van sportklimaat is bovendien weergegeven of er een verschil was tussen voor- en nameting. Wanneer jongeren op T2 een beter welzijn rapporteerden, dan is de

effectwaarde positief (+) weergegeven. Rapporteerden zij op T2 een slechter welzijn, dan is de effectwaarde weergegeven als negatief (-).

Prosociaal teamklimaat. Een meer prosociaal of minder prosociaal teamklimaat was significant van invloed op de nameting wat betreft sociale acceptatie, gedragshouding en directe

(17)

agressie (zie Tabel 2). Jongeren die trainden in een minder prosociaal teamklimaat lieten op T2 minder directe agressie zien, terwijl een meer prosociaal teamklimaat geen significant verschil opleverde in directe agressie op T2. Een meer of minder prosociaal teamklimaat leidde niet tot significante verschillen tussen T1 en T2 van sociale acceptatie en gedragshouding. Er was geen significant verschil op T2 tussen jongeren die trainden in een meer prosociaal en minder

prosociaal teamklimaat wat betreft gevoel van eigenwaarde, indirecte agressie, denkfouten wat betreft agressie en subassertiviteit en sociale problemen.

Antisociaal teamklimaat. Uit Tabel 2 blijkt een significant verschil op de nameting te bestaan tussen jongeren die trainden in een meer antisociaal en minder antisociaal teamklimaat wat betreft gevoel van eigenwaarde, directe agressie, denkfouten over agressie en sociale

problemen. In een minder antisociaal teamklimaat lieten de jongeren op T2 een vermindering van directe agressie, denkfouten over agressie en sociale problemen zien, terwijl jongeren in een antisocialer teamklimaat geen verschil lieten zien tussen T1 en T2. Het gevoel van eigenwaarde leidde niet tot significante verschillen tussen T1 en T2 in een meer of minder antisociaal

teamklimaat. Het antisociaal teamklimaat speelde geen rol bij de nameting van sociale acceptatie, gedragshouding, indirecte agressie en denkfouten met betrekking tot subassertiviteit.

Relationele ondersteuning trainer. De ervaren relationele ondersteuning van de trainer leverde een significant verschil op T2 op tussen jongeren die meer en minder relationele

ondersteuning kregen van hun trainer, wat betreft sociale acceptatie, gedragshouding, gevoel van eigenwaarde, denkfouten over agressie en sociale problemen (zie Tabel 3). Jongeren die twee maanden trainden met meer relationele ondersteuning van hun trainer ervoeren meer sociale acceptatie en een betere gedragshouding, terwijl geen vooruitgang werd ervaren betreffende gevoel van eigenwaarde. Jongeren die met minder ondersteuning trainden, hadden op T2 minder

(18)

competentiebeleving van sociale acceptatie, gedragshouding en gevoel van eigenwaarde.

Daarnaast lieten jongeren met minder ondersteuning van de trainer significant minder denkfouten over agressie zien, terwijl jongeren die meer steun van de trainer hadden juist significant meer denkfouten over agressie vertoonden. Het verschil tussen meer- en minder relationele

ondersteuning van de trainer wat betreft sociale problemen leidde in beide groepen niet tot significante verschillen tussen T1 en T2. De relationele ondersteuning had geen invloed op T2 wat betreft directe en indirecte agressie en denkfouten omtrent subassertiviteit.

Machocultuur. Uit de ANCOVA’s bleek dat er significante verschillen op T2 waren tussen jongeren die in meer of minder machocultuur trainden wat betreft gedragshouding, directe en indirecte agressie, denkfouten over agressie en subassertiviteit en sociale problemen. Jongeren die weinig machocultuur ervoeren op de sportschool vertoonden op T2 minder directe en

indirecte agressie, denkfouten over agressie en sociale problemen (zie Tabel 3). Bij meer

machocultuur op de sportschool waren geen significante verschillen tussen T1 en T2 betreffende deze uitkomsten. De verschillen tussen meer- en minder machocultuur wat betreft

gedragshouding en denkfouten over subassertiviteit leidden in beide groepen niet tot significante verschillen. De nameting van sociale acceptatie en gevoel van eigenwaarde werd niet beïnvloed door de mate van machocultuur op de sportschool.

(19)

Tabel 2

Analyse van covariantie (ANCOVA) sportklimaat prosociaal en antisociaal teamklimaat met het verschil tussen T1 en T2 per niveau van sportklimaat

Laag Hoog T1 M(SD) T2 M(SD) Adj. M t d T1 M(SD) T2 M(SD) Adj. M t d F (1,33)

Prosociaal Teamklimaat (Laag: n = 17, Hoog: n = 17)

Competentiebeleving (CBSA)

Sociale Acceptatie 2.94(0.60) 2.56(1.00) 2.64 1.65 -0.57 3.28(0.60) 3.42(0.47) 3.35 -0.91 +0.31 6.99** Gedragshouding 2.82(0.55) 2.49(1.03) 2.51 1.04 -0.36 3.12(0.53) 3.18(0.65) 3.17 -0.45 +0.15 4.45** Agressie (BDHI)

Directe Agressie .54(.21) .39(.30) .40 2.32** +0.80 .58(.54) .59(.19) .58 -0.19 -0.07 5.67**

Antisociaal Teamklimaat (Laag: n = 16, Hoog: n = 18)

Competentiebeleving (CBSA)

Gevoel van Eigenwaarde 3.03(0.87) 2.51(1.21) 2.57 1.55 -0.53 3.32(0.65) 3.34(0.53) 3.29 -0.19 +0.07 5.40** Agressie (BDHI)

Directe Agressie .50(.24) .34(.28) .38 2.09* +0.72 .61(.19) .62(.18) .59 -0.13 -0.04 8.58*** Denkfouten (BITI)

Agressie 2.83(0.79) 2.22(1.14) 2.26 2.20** +0.76 2.95(0.73) 3.10(0.70) 3.07 -1.16 -0.40 8.10*** Sociale Problemen (YSR)

Sociale Problemen 0.36(0.26) 0.22(0.20) 0.21 1.79* +0.62 0.33(0.25) 0.36(0.26) 0.37 -1.05 -0.36 5.29** Noot. Een positieve d staat voor beter en een negatieve d voor slechter psychologisch welzijn na twee maanden trainen.

(20)

Tabel 3

Analyse van covariantie (ANCOVA) sportklimaat relationele ondersteuning trainer en machocultuur sportschool met het verschil tussen T1 en T2 per niveau van sportklimaat

Noot. Een positieve d staat voor beter en een negatieve d voor slechter psychologisch welzijn na twee maanden trainen. *p < .10, **p < .05, *** p < .01, **** p < .001 Laag Hoog T1 M(SD) T2 M(SD) Adj. M t d T1 M(SD) T2 M(SD) Adj. M t d F (1,33)

Relationele Ondersteuning Trainer (Laag: n = 17, Hoog: n = 17)

Competentiebeleving (CBSA)

Sociale Acceptatie 3.18(0.60) 2.58(1.00) 2.53 3.03*** -1.04 3.05(0.65) 3.41(0.49) 3.46 -2.84* +0.97 15.94**** Gedragshouding 3.01(0.49) 2.34(1.00) 2.33 2.55** -0.87 2.93(0.62) 3.33(0.46) 3.34 -3.09*** +1.06 14.48*** Gevoel van Eigenwaarde 3.07(0.77) 2.47(1.08) 2.52 1.99* -0.68 3.29(0.77) 3.44(0.62) 3.39 -1.22 +0.42 9.10*** Denkfouten (BITI)

Agressie 2.93(0.63) 2.29(0.93) 2.26 2.55** +0.87 2.85(0.87) 3.09(0.98) 3.11 -1.78* -0.61 9.37*** Sociale Problemen (YSR)

Sociale Problemen 0.33(0.29) 0.21(0.24) 0.22 1.48 +0.51 0.36(0.21) 0.37(0.23) 0.37 -0.40 -0.14 4.19**

Machocultuur Sportschool (Laag: n = 17, Hoog: n = 17)

Competentiebeleving (CBSA) Gedragshouding 2.94(0.51) 2.51(1.13) 2.51 1.45 -0.50 3.00(0.61) 3.16(0.49) 3.16 -1.15 +0.39 4.62** Agressie (BDHI) Directe Agressie .52(.24) .36(.28) .39 2.22** +0.76 .61(.19) .62(.20) .59 -0.38 -0.13 8.15*** Indirecte Agressie .47(.20) .29(.26) .25 3.35*** +1.15 .39(.19) .40(.22) .44 -0.46 -0.16 7.51** Denkfouten (BITI) Agressie 2.64(0.69) 2.05(0.83) 2.16 2.38** +0.82 3.14(0.74) 3.33(0.78) 3.22 -1.16 -0.40 14.80*** Subassertiviteit 2.61(1.06) 2.06(0.90) 2.09 1.72 +0.59 2.78(0.97) 2.84(1.07) 2.80 -0.29 -0.10 5.05** Sociale Problemen (YSR)

(21)

Discussie

Het doel van de huidige studie was te onderzoeken wat de invloed van kickbokstraining op het psychologisch welzijn van jongeren van 12 tot 21 jaar oud is en welke rol het sportklimaat hierbij speelt. Uit de resultaten blijkt dat deelname aan kickbokstraining gedurende twee

maanden samenhangt met een afname van indirecte agressie. Er werd geen effect gevonden op sociale acceptatie, gedragshouding, gevoel van eigenwaarde, directe agressie, denkfouten met betrekking tot agressie en subassertiviteit én sociale problemen. Effecten op deze uitkomsten bleken sterk afhankelijk van het sportklimaat. Alleen een minder antisociaal teamklimaat en minder machocultuur leidden tot minder directe agressie, denkfouten over agressie en sociale problemen. Minder machocultuur leidde bovendien tot minder indirecte agressie. Relationele ondersteuning van de trainer bleek de meeste invloed te hebben. Met meer relationele

ondersteuning voelden de jongeren zich meer sociaal geaccepteerd en rapporteerden zij een betere gedragshouding, terwijl een gebrek aan relationele ondersteuning leidde tot minder sociale acceptatie, een slechtere gedragshouding en minder gevoel van eigenwaarde. Tot slot waren er nog twee effecten niet in de verwachte richting. In een minder prosociaal teamklimaat lieten jongeren een afname in directe agressie zien. Ook maakten jongeren meer denkfouten over agressie wanneer zij meer relationele ondersteuning kregen van de trainer, terwijl die denkfouten juist afnamen wanneer zij minder ondersteund werden.

Uit de huidige studie blijkt een samenhang tussen deelname aan kickbokstraining en een afname van indirecte agressie. De afname van indirecte agressie op T2 kan verklaard worden aan de hand van de catharsis theorie. Deze theorie stelt dat agressie afneemt door regelmatige

ontlading van woede en frustratie door bijvoorbeeld (vecht)sport (Moesch, Birrer, & Seiler, 2010; Van der Ploeg, 2014). De theorie biedt echter geen verklaring waarom er geen verschil is

(22)

gevonden tussen T1 en T2 wat betreft directe agressie. De afname van indirecte agressie lijkt vooral toe te schrijven aan jongeren die in een sportschool trainden met weinig machocultuur. Een groot effect werd gevonden op indirecte agressie wanneer sprake was van weinig

machocultuur, terwijl een effect ontbrak bij meer machocultuur. Directe agressie nam daarentegen significant af in zowel een laag prosociaal teamklimaat, een laag antisociaal teamklimaat als in een sportschool met weinig machocultuur. Hieruit zou geconcludeerd kunnnen worden dat vechtsport in het algemeen indirecte agressie kan verminderen, terwijl een vermindering van directe agressie afhankelijk is van het klimaat waarbinnen de vechtsport wordt aangeboden. De afname van indirecte agressie komt overeen met uitkomsten van eerder

onderzoek waar een afname in agressie werd geconstateerd (Edelman, 1994; Skelton, et al., 1991). Ander onderzoek vond juist een toename in agressie na deelname aan vechtsport

(Endresen & Olweus, 2005; Trulson, 1986). In deze studies werd echter gebruik gemaakt van een gemengde steekproef die voor slechts 15.7% uit vechtsporters bestond (Endresen & Olweus, 2005) of uit delinquente jongeren (Trulson, 1986).

Twee maanden kickbokstraining blijkt in de huidige studie geen significante invloed te hebben op sociale acceptatie, gedragshouding, gevoel van eigenwaarde, directe agressie, denkfouten over agressie en subassertiviteit én sociale problemen. Mogelijk is dit veroorzaakt door tegenstrijdige uitkomsten afhankelijk van het soort sportklimaat. Hoewel het merendeel van de uitkomsten wijst op een beter psychologisch welzijn in een positief sportklimaat, is ook gevonden dat juist een minder prosociaal teamklimaat en minder relationele ondersteuning leidde tot minder denkfouten over agressie en meer ondersteuning leidde tot meer denkfouten over agressie. Deze tegenstrijdige uitkomsten kunnen een overall effect drukken. Het ontbreken van significante effecten op het psychologisch welzijn van jongeren op T2 komt overeen met eerder

(23)

onderzoek (Gubbels et al., 2016; Lakes & Hoyt, 2004). De uitkomsten stroken echter niet met onderzoek waaruit bleek dat vechtsport resulteerde in een toename van zelfvertrouwen (Qasim, et al., 2014; Steyn & Roux, 2009; Trulson, 1986) en sociale vaardigheden (Kurian et al, 1994; Lakes & Hoyt, 2004; Trulson, 1986).De resultaten in het huidige onderzoek wijken mogelijk af van de uitkomsten in bovengenoemde studies, omdat deze zijn uitgevoerd met specifieke

steekproeven en traditionele vechtsporten onderzoeken. Bovendien bleek uit eerder onderzoek dat de duur van trainen invloed heeft op de effecten van vechtsport (Lakes & Hoyt, 2004;

Skelton, et al., 1991), terwijl in de huidige studie T2 na twee maanden plaatsvond. Mogelijk was dit te kort na de start om significante effecten te kunnen meten.

In de huidige studie is gebleken dat het sportklimaat een rol speelt bij de invloed die kickbokstraining heeft op het psychologisch welzijn van jongeren. Onze verwachting van het bestaan van deze invloed en de verwachting dat een negatief sportklimaat leidt tot negatieve(re) uitkomsten en een positief sportklimaat leidt tot positieve(re) uitkomsten, is grotendeels

bevestigd. De resultaten komen overeen met onderzoek naar het sportklimaat bij andere sporten, waar men vond dat een negatief sportklimaat leidde tot negatieve(re) uitkomsten en een positief sportklimaat tot positieve(re) uitkomsten (Dirks, et al., 2003; Rutten et al., 2004).

De uitkomst dat jongeren die een laag prosociaal teamklimaat ervaren na twee maanden trainen minder directe agressie vertonen, gaat tegen de verwachting in. Deze uitkomst kan verklaard worden vanuit de catharsis theorie. Het mogelijk dat jongeren die geen prosociaal teamklimaat ervaren, weinig empathie op kunnen brengen voor hun teamgenoten en minder gebonden zijn aan sociaal aanvaardbaar gedrag, waardoor zij hun agressie juist meer kunnen ontladen tijdens de training. Deze ontlading heeft een afname in directe agressie tot gevolg.

(24)

Een andere uitkomst die niet strookt met onze verwachting is dat jongeren die weinig ondersteuning van hun trainer ervaren na twee maanden kickboksen minder denkfouten over agressie maken, terwijl deze denkfouten toenemen bij veel ondersteuning van de trainer. Een vergelijktbare uitkomst werd gevonden in een onderzoek naar verschillen in cognitieve processen bij agressieve kinderen die wel of niet afgewezen waren door hun peers (Yoon, Hughes, Cavell & Thompson, 2000). Agressieve kinderen die niet waren afgewezen door hun peers vertoonden meer agressieve denkfouten, dan de agressieve kinderen die wel waren afgewezen. De geboden verklaring hiervoor was dat afgewezen kinderen reactief agressief zijn, terwijl niet afgewezen kinderen meer overwogen agressief gedrag hanteren. De studie benoemde de mogelijkheid dat reactief agressieve kinderen deze status verkrijgen doordat de docent hun impulsief agressieve gedrag afkeurt en de andere leerlingen de houding van de docent overnemen.

De huidige studie heeft een aantal beperkingen. Ten eerste zijn er beperkingen wat betreft de betrouwbaarheid van de vragenlijsten. De betrouwbaarheden van de instrumenten CBSA en YSR in de huidige studie zijn matig. In de praktijk worden Cronbach α waarden van 0.6 en hoger geaccepteerd (Bijleveld, 2009), maar bij multimodale constructen kan ook een waarde van 0.5 acceptabel zijn (Streiner, 2003). De betrouwbaarheid van de vragenlijsten wordt mogelijk ook verminderd door 10 jongeren (29%) die hoog scoorden op sociale wenselijkheid (BDHI-D). Dit kan een vertekend beeld opleveren van hun neiging tot agressie en wellicht ook van de andere variabelen. Een tweede beperking van het huidige onderzoek betreft de kleine steekproef. Hierdoor kan een Type 2 fout ontstaan: er wordt geen effect gevonden, terwijl dat er wél is. Ondanks de kleine steekproef zijn er echter meerdere significante effecten gevonden en de kans op een Type 2 fout lijkt daarom beperkt. Ten derde kon er geen causaal verband worden

(25)

van een controlegroep. Daardoor kunnen alternatieve verklaringen voor de gevonden resultaten, zoals een selectie-effect, niet worden uitgesloten (Bijleveld, 2009).

Het huidige onderzoek geeft vernieuwend inzicht in de effecten van de populaire vechtsport kickboksen en de rol die het sportklimaat hierbij speelt. Jongeren hebben baat bij kickboksen, omdat het positieve effecten heeft voor hun psychologisch welzijn. Sportscholen kunnen dit positieve effect bevorderen door een zo positief mogelijk sportklimaat te creëren. Het is van belang dat trainers de jongeren goed ondersteunen, omdat dit hun competentiebeleving bevordert. Ook hebben jongeren baat bij een minimale machocultuur op de sportschool. De neiging tot directe en indirecte agressie, denkfouten wat betreft agressie en sociale problemen van de jongeren neemt af bij een lage machocultuur. Tenslotte leidt het vermijden van een antisociaal teamklimaat tot een beter psychologisch welzijn wat betreft directe agressie, denkfouten aangaande agressie en sociale problemen. Vervolgonderzoek naar de effecten van kickboksen en de rol van het sportklimaat is van groot belang om hier meer inzicht in te verkrijgen.

(26)

Referenties

Bijleveld, C. C. J. H. (2009). Methoden en Technieken van Onderzoek in de Criminologie. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

Björkqvist, K., & Varhama, L. (2001). Attitudes toward violent conflict resolution among male and female karateka in comparison with practitioners of other sports. Perceptual and Motor Skills, 92, 586-588.

Breedveld, K., Kamphuis, C. B. M., & Tiessen-Raaphorst, A. (Red.). (2008). Rapportage Sport 2008. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)/ W. J. H. Mulier Instituut. Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences. Hillsdale, New Jersey:

Lawrence Erlbaum Associates.

Collard, D. (2010). Jeugdsportfonds: half jaar cijfers 2010. ’s-Hertogenbosch: W. J. H. Mulier Instituut.

Daniels, K., & Thornton, E. (1992). Length of training, hostility and the martial arts: a

comparison with other sporting groups. British Journal of Sports Medicine, 26, 118-120. Dirks, E., Stams, G. J. J. M., Biesta, G. J. J., Schuengel, C., & Hoeksma, J. B. (2003). Sport en

sociale integratie. Een onderzoek naar de betekenis van sportparticipatie voor de sociale integratie van jongens in de samenleving. Utrecht: NIZW.

Edelman, A. J. (1994). The implementation of a video-enhanced aikido based school violence prevention training program to reduce disruptive and assaultive behaviour among secerely emotionally disturbed adolescents. Fort Lauderdale: Nova Southeastern University.

Elling, A., & Wisse, E. (2010). Beloften van vechtsport. ’s-Hertogenbosch: W. J. H. Mulier Instituut.

(27)

Endresen, I. M., & Olweus, D. (2005). Participation in power sports and antisocial involvement in preadolescent and adolescent boys. Journal of Child psychology and Psychiatry, 46, 468- 478. Finkenberg, M. E. (1990). Effect of participation in taekwondo on college women’s self-concept.

Perceptual and Motor Skills, 70, 891-894.

Foster, Y. A. (1997). Brief aikido training versus karate and golf training and university students' scores on self-esteem, anxiety, and expression of anger. Perceptual and Motor Skills, 84, 609-610. Graczyk, M., Hucinski, T., Norkowski, H., Pęczak-Graczyk, A., & Rozanowska, A. (2010). The

level of aggression syndrome and a type of practised combat sport. Journal of Combat Sport and Martial Arts, 1, 1-14.

Gubbels, J., Stouwe, T. van der, Spruit, A., & Stams, G. J. J. M. (2016). Martial arts participation and externalizing behavior in juveniles: A meta-analytic review. Aggression and Violent Behavior, 28, 73-81.

Hoogsteder, L. M. (2012). Manual Irrational Thoughts Inventory. Tingkah: Castricum.

Hoogsteder, L. M., Wissink, I. B., Stams, G. J. J. M., Horn, J. E. van, & Hendriks, J. (2014). A Validation Study of the Brief Irrational Thoughts Inventory. Journal of Rational-Emotive & Cognitive-Behavior Therapy, 32, 216-232.

Kuan, G., & Roy, J. (2007). Goal profiles, mental toughness and its influence on performance outcomes among Wushu athletes. Journal of Sports Science and Medicine, 6(CSSI-2), 28-33.

Kurian, M., Verdi, M. P., Caterino, L. C., & Kulhavy, R. W. (1994). Relating scales on

children’s personality questionnaire to training in time and belt rank in ATA taekwondo. Perceptual and Motor Skills, 79, 904-906.

(28)

Lakes, K. D., & Hoyt, W. T. (2004). Promoting self-regulation through school-based martial arts training. Journal of Applied Developmental Psychology, 25, 283-302.

Lamarre, B. W., & Nosanchuk, T. A. (1999). Judo - the gentle way: A replication of studies on martial arts and aggression. Perceptual and Motor Skills, 88, 992-996.

Lange, A., Hoogendoorn, M., Wiederspahn, A., & Beurs, E. de (1995). BDHI-Dutch, Buss-Durkee Hostility Inventory. Handleiding verantwoording en normering van de Nederlandse BussDurkee Agressievragenlijst. Lisse: Swets & Zeitlinger.

Lange, A., Hoogendoorn, M., Wiederspahn, A., & Beurs, E. de (2005). Buss-Durkee Hostility Inventory - Dutch, BDHI-D. Handleiding, verantwoording en normering van de Nederlandse Buss- Durkee-agressievragenlijst. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Layton, C. (1990). Anxiety in black-belt and nonblack-belt traditional karateka. Perceptual and

Motor Skills, 71, 905-906.

McGowan, R. W., & Miller, M. J. (1989). Differences in mood states between successful and less successful karate participants. Perceptual and Motor Skills, 68, 505-506.

Moesch, K., Birrer, D., & Seiler, R. (2010). Differences between violent and non-violent adolescents in terms of sport background and sportrelated psychological variables. European Journal of Sport Science, 10, 319-328.

Mosher, D. L., & Sirkin, M. (1984). Measuring a Macho Personality Constellation. Journal of Research in Personality, 18, 150-163.

Mustian, K. M., Katula, J. A., Gill, D. L., Roscoe, J. A., Lang, D., & Murphy, K. (2004). Tai Chi Chuan, health-related quality of life and self-esteem: A randomized trial with breast cancer survivors. Supportive Care in Cancer, 12, 871-876.

(29)

Nosanchuk, T. A. (1981). The way of the warrior: The effects of traditional martial arts training on aggressiveness. Human Relations, 34, 435-444.

Nosanchuk, T. A., & MacNeil, M. (1989). Examination of the effects of traditional and modern martial arts training on aggressiveness. Aggressive Behavior, 15, 153-159.

Ploeg, J. D. van der (2014). Agressie bij Kinderen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Qasim, S., Ravenscroft, J., & Sproule, J. (2014). The Effect of Karate Practice on Self-Esteem in Young Adults with Visual Impairment: A Case Study. Australian Journal of Educational & Developmental Psychology, 14, 167-185.

Reynes, E., & Lorant, J. (2002). Karate and aggressiveness among eight-year-old boys. Perceptual and Motor Skills, 94, 1041- 1042.

Reynes, E., & Lorant, J. (2004). Competitive martial arts and aggressiveness: a 2-yr. longitudinal study among young boys. Perceptual and Motor Skills, 98, 103-115.

Rothpearl, A. (1980). Personality traits in martial artists: A descriptive approach. Perceptual and Motor Skills, 50, 395-401.

Rutten, E. A., Schuengel, C., Dirks, E., Stams, G. J. J. M., & Biesta, G. J. J. (2011). Predictors of antisocial and prosocial behavior in an adolescent sports context. Social Development, 20, 294 – 315.

Rutten, E. A., Stams, G. J. J. M., Deković, M., Schuengel, C., Hoeksma, J., & Biesta, G. J. J. (2004). Jeugdsport en morele socialisatie. Effecten van fair-play, sociomoreel redeneren, moreel klimaat en relationele steun van trainer op anti- en prosociaal gedrag in en om het veld. Pedagogiek, 24, 324-341.

(30)

Scholte, R. H. C., Lieshout, C. F. M. van, & Aken, M. A. G. van (2001). Percieved relational support in adolescence: dimensions, configurations, and adolescent adjustment. Journal of Research on Adolescence, 11, 71-94.

Shireman, J. (2010). The effect of martial arts training on self-concept, self-esteem, and self efficacy. Literature review. New York: Center for Teaching Excellence, United States Military Academy.

Skelton, D. L., Glynn, M. A., & Berta, S. M. (1991). Aggressive behavior as a function of taekwondo ranking. Perceptual and Motor Skills, 72, 179-182.

Smink, K., & Veldhoven, N. van (2012). Ledental NOC*NSF over 2011. Gedownload op 24 juni 2015, van < http://www.nocnsf.nl/cms/showpage.aspx?id=7677 >

Steyn, B., & Roux, S. (2009). Aggression and psychological well-being of adolescent taekwondo participants in comparison with hockey participants and non-sport group. African Journal for Physical, Health Education, Recreation and Dance, 15, 32-43.

Streiner, D. L. (2003). Being Inconsistent About Consistency: When Coefficient Alpha Does and Doesn't Matter. Journal of Personality Assessment, 80, 217-222.

Theeboom, M., & Verheyden, E. (2011). Vechtsporten met een +. Extra kansen voor kwetsbare jongeren. Brussel: VUBPRESS.

Tiessen, A. (2004). Ledental NOC*NSF over 2003. Gedownload op 24 juni 2015, van < http://www.nocnsf.nl/cms/showpage.aspx?id=2260&mid=1092 >

Treffers, P. D. A., Goedhart, A. W., Bergh, B. R. H. van den, Veerman, J. W., Ackaert, L., & Rycke, L. de (2002). Competentiebelevingsschaal voor adolescenten(CBSA):

(31)

Trulson, M. E. (1986). Martial arts training. A novel cure for juvenile delinquency. Human Relations, 39, 1131-1140.

Verhulst, F. C., Ende, J. van der, & Koot, H. M. (1997). Handleiding voor de Youth Self-Report (YSR). Rotterdam: Sophia Kinderziekenhuis/Erasmus MC.

Vertonghen, J., & Theeboom, M. (2010). The social-psychological outcomes of martial arts practice among youth: A review. Journal of Sports Science and Medicine, 9, 528-537. Wargo, M., Spirrison, C., Thorne, M., & Henley, T. (2007). Personality characteristics of martial

artists. Social Behavior and Personality, 35, 399-408.

Woodward, T. W. (2009). A Review of the Effects of Martial Arts Practice on Health. Wisconsin Medical Journal, 108, 40-43.

Yoon, J. S., Hughes, J. N., Cavell, T. A., & Thompson, B. (2000). Social Cognitive Differences Between Aggressive–Rejected and Aggressive–Nonrejected Children. Journal of

Psychology, 38, 551- 570.

Zivin, G., Hassan, N., DePaula, G., Monti, D., Harlan, C., Hossain, K., & Patterson, K. (2001). An effective approach to violence prevention: traditional martial arts in middle school. Adolescence, 36, 443- 459.

(32)

Bijlagen Bijlage A Vragenlijst Voormeting

Beste kickbokser,

Voor je ligt een boekje met allerlei vragen. Dit boekje wordt gebruikt bij een

onderzoek onder ruim 100 jongeren van 12 tot en met 18 jaar. Dat onderzoek

wordt gedaan door een masterstudent van de Universiteit van Amsterdam. Het

gaat over jongeren die beginnen met een vechtsport.

Wij zijn erg blij dat je aan het onderzoek mee wilt werken!

Geef alsjeblieft antwoord op elke vraag en probeer dat zo eerlijk mogelijk te doen.

Denk niet te lang na, je eerste reactie is vaak de beste. Het gaat om jouw mening,

je kunt dus geen foute antwoorden geven.

Jouw antwoord kun je meestal geven door een kruisje te zetten in een hokje. Kies

het hokje dat het beste past bij jouw keuze. Soms vragen wij je om iets in te

vullen. Mocht je per ongeluk het verkeerde antwoord hebben gegeven, kras dan

duidelijk dat verkeerde antwoord door! Het goede antwoord kan je daarna alsnog

geven.

Alle antwoorden worden anoniem verwerkt. Dit betekent dat je naam nergens

wordt genoemd. Jouw antwoorden kunnen dus niet worden doorverteld, ook niet

aan bijvoorbeeld mensen van de sportschool.

Snap je een vraag niet helemaal, laat het dan even weten.

Succes!

PROEFPERSOONNUMMER:

DATUM AFNAME:

(33)

JOUW GEGEVENS

Geboorte datum:………. Geslacht:

□ man

□ vrouw

Ik ben geboren in:

□ Nederland

□ Anders, nl.: ………

Mijn moeder is geboren in:

□ Nederland

□ Anders, nl.: ………

Mijn vader is geboren in:

□ Nederland

□ Anders, nl.: ………

Ik zit in klas ……..… van:

□ MAVO □ HAVO □ HAVO/VWO □ VWO

□ MBO □ VMBO □ IVMBO

□ Basisschool □ Anders, nl.:

……… Heb je ooit een strafbaar feit gepleegd?

□ JA □ NEE

Heb je in het afgelopen jaar een strafbaar feit gepleegd?

□ JA □ NEE

Hoeveel delicten heb je in het afgelopen jaar gepleegd?

□ 0 strafbare feiten

□ 1 strafbaar feit

□ 2 tot 5 strafbare feiten

□ 5 tot 10 strafbare feiten

□ > 10 strafbare feiten

(34)

HOE IK MEZELF VIND

De onderstaande vragen gaan over wat voor iemand jij bent volgens jouw eigen oordeel. In de vragen worden steeds twee groepen jongeren beschreven. Kruis aan bij welke groep jij behoort én of je helemaal of een beetje tot die groep behoort. Het is soms moeilijk om te kiezen, maar kruis dan toch het hokje aan dat het dichtst bij jou in de buurt komt. JE KRUIST DUS MAAR ÉÉN

VAN DE VIER HOKJES AAN, NAMELIJK HET HOKJE DAT HET MEEST OP JOU VAN TOEPASSING IS.

1. Sommige jongeren worden niet gauw aardig gevonden

Maar ---

Andere jongeren worden gauw aardig gevonden

2. Sommige jongeren houden zich meestal aan de regels

Maar --- Andere jongeren doen vaak dingen waarbij ze weten dat ze

fout zitten

3. Sommige jongeren zijn vaak teleurgesteld in zichzelf

Maar --- Andere jongeren zijn haast nooit teleurgesteld in zichzelf

4. Sommige jongeren hebben veel vrienden

Maar ---

Anderen jongeren hebben niet zo veel vrienden

5. Sommige jongeren doen vaak dingen die hen in de

problemen brengen

Maar --- Andere jongeren doen meestal geen dingen die hen in de

problemen brengen

6. Sommige jongeren zijn niet tevreden over de manier

waarop zij leven

Maar --- Andere jongeren zijn wel tevreden over de manier waarop

zij leven Een beetje waar voor mij Helemaal waar voor mij Een beetje waar voor mij Helemaal waar voor mij

(35)

7. Sommige jongeren worden door weinig mensen aardig

gevonden

Maar --- Andere jongeren worden door veel mensen aardig

gevonden

8. Sommige jongeren vinden dat zij zich over het algemeen

goed gedragen

Maar --- Andere jongeren vinden niet dat zij zich over het algemeen

goed gedragen

9. Sommige jongeren zijn best tevreden met zichzelf

Maar --- Andere jongeren zijn niet zo tevreden met zichzelf

10. Sommige jongeren zijn populair bij hun leeftijdgenoten

Maar --- Andere jongeren zijn niet erg populair bij hun leeftijdgenoten

11. Sommige jongeren doen dingen waarvan ze weten dat ze

die niet zouden moeten doen

Maar --- Andere jongeren doen bijna nooit dingen waarvan ze weten

dat ze die niet zouden moeten doen

12. Sommige jongeren zouden vaak liever iemand anders zijn

Maar --- Andere jongeren zijn meestal tevreden met wie ze zijn

13. Sommige jongeren hebben het gevoel dat ze door veel

leeftijdgenoten geaccepteerd worden

Maar --- Andere jongeren willen dat ze door meer leeftijdgenoten

geaccepteerd worden Een beetje waar voor mij Helemaal waar voor mij

(36)

14. Sommige jongeren gedragen zich meestal zoals van hen

verwacht wordt

Maar --- Andere jongeren gedragen zich niet vaak zoals van hen

verwacht wordt

15. Sommige jongeren zijn best tevreden met hoe ze zijn

Maar --- Andere jongeren zouden willen dat ze anders waren

Een beetje waar voor mij Helemaal waar voor mij

(37)

JOUW AGRESSIE

Op de volgende bladzijden staan 40 uitspraken. Achter elke uitspraak staan twee antwoordmogelijkheden. Daarmee kun je aangeven of de uitspraak waar of onwaar is.

WAAR NIET WAAR 1. Ik sla haast nooit terug, zelfs niet als een ander de eerste klap geef □

2. Ik wordt gemakkelijk kwaad, maar ben er snel overheen □ □ 3. Op de een of andere manier lijkt het alsof dingen die me eigenlijk □

toekomen net aan mijn neus voorbij gaan

4. Ik weet dat de mensen de neiging hebben om achter mijn rug om □ □ over me te praten

5. Ik hou ervan om soms te roddelen □

6. Ik word nooit zo woest dat ik met spullen ga gooien □

7. Van sommige mensen heb ik last als ze alleen maar in de buurt zijn □

8. Het lijkt alsof andere mensen altijd mazzel hebben

□ □

9. Ik zou geen enkele reden kunnen bedenken om ooit iemand te □ □

slaan

10. Ik ben veel vaker geïrriteerd dan de mensen weten □

11. Ik heb nog nooit een intense hekel gehad aan iemand □

12. Er is een aantal mensen dat erg de pest aan me lijkt te hebben

□ □

13. Het is voorgekomen dat ik iemand benadeelde

14. Als iemand me begint te slaan, geef ik hem er van langs

15. Als ik kwaad ben, sla ik soms met deuren □

16. Ik heb altijd geduld met een ander □

17. Als ik terugkijk op wat er met mij gebeurd is, voel ik me vanzelf □

een beetje teleurgesteld en kwaad

18. Mijn bloed gaat koken als iemand me voor gek zet □

19. Soms heb ik het gevoel dat mensen mij uitlachen □

20. Zelfs als mijn woede is opgewekt, zal ik nooit grof in de mond □

worden

21. Soms ga ik zitten pruilen als ik mijn zin niet krijg □

22. Vaak voel ik me alsof ik een vat buskruit ben dat op exploderen staat □ □ 23. Ook al kun je het niet aan me merken, soms word ik verteerd door □

jaloezie

24. Als mensen tegen me schreeuwen, schreeuw ik terug □ □ 25. Als ik echt boos word, ben ik in staat iemand in zijn gezicht te slaan □ □ 26. Sinds mijn tiende heb ik nooit meer een uitbarsting van woede gehad □

(38)

WAAR NIET WAAR 27. Als ik kwaad word, ga ik gemene dingen zeggen □

28. Soms kan ik door het minste of geringste uit mijn humeur raken □

29. Ik voel me weleens wrokkig als ik mijn zin niet krijg □

30. Als ik de mensen echt zou laten zien hoe ik me voel, dan zouden ze □ □

mij een moeilijk mens vinden om mee om te gaan

31. Ik heb weleens alles op alles gezet om mijn zin te krijgen □

32. Ik vraag me gewoonlijk af wat voor verborgen reden iemand kan

hebben om iets aardigs voor me te doen

33. Ik kan me herinneren dat ik ooit zo boos was, dat ik zomaar iets pakte □

dat in de buurt stond en dat kapot maakte

34. Bij tijd en wijle voel ik dat het leven me slecht behandelt □

35. Ik dacht vroeger altijd dat de mensen de waarheid vertelden, maar □

nu weet ik beter

36. Als ik tot lichamelijk geweld moet overgaan om mijn rechten te □

verdedigen, dan doe ik dat

37. Ik heb mensen gekend die mij zo ver wisten te krijgen, dat we op de □

vuist gingen

38. Ik laat niet toe dat veel onbelangrijke dingen me irriteren □

39. De laatste tijd ben ik wat knorrig □

40. Soms laat ik mijn boosheid merken door op tafel te slaan □

(39)

JOUW GEDACHTEN

Op deze bladzijde staan 18 uitspraken. Achter elke uitspraak staan vijf antwoordmogelijkheden. Daarmee kun je aangeven of je het helemaal eens, eens, een beetje eens, beetje oneens, oneens of helemaal oneens bent met de uitspraak

1. Ik heb het recht wraak te nemen als iemand mij schade toebrengt.

2. Als iemand agressief naar mij is, moet ik hen laten zien wie het sterkst is.

3. Ik geloof dat aanvallen de beste manier van verdedigen is.

4. Als iemand mijn familie beledigt heb ik het recht geweld te gebruiken.

5. Als iemand er bedreigend uitziet, dan kan ik vaak niks anders doen dan diegene te slaan.

6. Als iemand mij aanraakt dan moet ik diegene slaan.

7. Het is logisch voor mij om boos te worden als mensen mij bekritiseren.

8. Ik zal nooit minder agressief worden. 9. Bijna iedereen is oneerlijk, dus ik ben af

en toe ook oneerlijk.

10. Ik vind het heel erg als iemand mij niet aardig vindt.

11. Ik vind het heel erg als iemand boos op mij is.

12. Ik maak mij zorgen om wat mensen van mij denken.

13. Ik denk dat mensen boos op mij worden als ik vaak nee zeg.

14. Het is moeilijk voor mij om een mening te geven.

15. Je kan niemand vertrouwen. 16. Ik ben helemaal alleen.

17. Een hoop mensen zijn tegen mij. 18. Er zijn veel mensen die mij niet aardig

vinden.

Helemaal

oneens Oneens Beetje oneens Beetje eens Eens Helemaal eens

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

□ □

(40)

JOUW CONTACT

Op deze bladzijde vindt je 8 uitspraken over jouw contact met anderen. Je hebt drie antwoordmogelijkheden. Je kruist het eerste hokje aan als de stelling helemaal niet bij jou past. Je kruist het tweede hokje aan als de stelling soms of een beetje bij jou past. Het derde hokje vink je aan als de stelling duidelijk of vaak bij jou past.

1. Ik ben te afhankelijk van volwassenen 2. Ik voel me eenzaam

3. Ik kan niet met andere jongens en meisjes opschieten

4. Ik ben jaloers op anderen

5. Ik heb het gevoel dat anderen mij te pakken willen nemen

6. Ik raak vaak per ongeluk gewond 7. Ik word veel gepest

8. Anderen jongens of meisjes mogen mij niet 9. Ik ben onhandig of stuntelig

10. Ik ga liever om met jongere jongens of meisjes dan met jongens en meisjes van mijn eigen leeftijd 11. Ik heb een spraakprobleem (schrijf op):

_________________________________________________

Bedankt voor je medewerking!

HELEMAAL NIET SOMS OF EEN BEETJE DUIDELIJK OF VAAK

(41)

Bijlage B Vragenlijst Nameting

Beste kickbokser,

Voor je ligt een boekje met allerlei vragen. Dit boekje wordt gebruikt bij een

onderzoek onder jongeren van 12 tot en met 21 jaar. Dit onderzoek wordt gedaan

door een masterstudent van de Universiteit van Amsterdam. Het gaat over

jongens en meisjes die beginnen met een vechtsport.

Wij zijn erg blij dat je aan het onderzoek mee wilt werken!

Geef alsjeblieft antwoord op elke vraag en probeer dat zo eerlijk mogelijk te doen.

Denk niet te lang na, je eerste reactie is vaak de beste. Het gaat om jouw mening,

je kunt dus geen foute antwoorden geven.

Jouw antwoord kun je meestal geven door een kruisje te zetten in een hokje. Kies

het hokje dat het beste past bij jouw keuze. Soms vragen wij je om iets in te

vullen. Mocht je per ongeluk het verkeerde antwoord hebben gegeven, kras dan

duidelijk het verkeerde antwoord door! Het goede antwoord kan je daarna

alsnog geven.

Alle antwoorden worden anoniem verwerkt. Dit betekent dat je naam nergens

wordt genoemd. Jouw antwoorden kunnen dus niet worden doorverteld, ook niet

aan bijvoorbeeld mensen van de sportschool.

Snap je een vraag niet helemaal, laat het dan even weten.

Succes!

PROEFPERSOONNUMMER: DATUM AFNAME:

(42)

JOUW GEGEVENS

Geboorte datum:

Naar hoeveel trainingen ben je de afgelopen 2 maanden gemiddeld geweest:

□ 1 per maand

2 per week

□ 1 per 2 weken

3 per week

□ 1 per week

> 3 per week

Heb je in de afgelopen twee maanden een delict gepleegd?

□ JA □ NEE

Hoeveel delicten heb je in de afgelopen twee maanden gepleegd?

□ 0 delicten

1 delict

□ 2 tot 5 delicten

□ 5 tot 10 delicten

□ > 10 delicten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het feit dat virtuele landschapstypen niet anders beoordeeld worden door kinderen en geen andere effecten teweeg brengen kan komen doordat kinderen waarschijnlijk

Omdat huizen, voorzieningen en huisdieren niet onlosmakelijk zijn verbonden met de wijk de Hoogte kan het hierdoor zijn dat jongeren een minder sterke binding hebben met de

Het doel van deze longitudinale studie is om te onderzoeken in hoeverre de verschillende aspecten van welbevinden (emotioneel, sociaal, psychologisch en totaal), de verschillende

interventions, the actual implementation of these interven- tions into various settings lags behind. The effectiveness of Psyfit.nl, an online mental fitness program based on

‘’Hoe wordt getoetst of een rechtens aan een verbonden lichaam verschuldigde schuld in feite direct of indirect verschuldigd is aan een derde voor de toepassing van

This enables the discrete reliability for a couple of model problems like the Poisson prob- lem, eigenvalue problems, Stokes equations, and linear elasticity and thereby shows

Divergent Quiescent Transition Systems (DQTSs) are labelled transition sys- tems that model quiescence, i.e., the absence of outputs or internal transitions, via a special

&RQFOXVLRQ $OWKRXJK LW KDV EHHQ NQRZQ IRU D ZKLOH WKDW FOLPDWHUHODWHG IDFWRUV DFFRXQW IRU WKH