• No results found

Gender non-conformiteit en eetproblematiek bij (jong)volwassenen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gender non-conformiteit en eetproblematiek bij (jong)volwassenen"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gender Non-conformiteit en Eetproblematiek bij (Jong)volwassenen Stephanie Hamming

Universiteit van Amsterdam

Bachelorscriptie

Studentnummer: 10618201 Docent: Gabriël van Beusekom Datum: 30 januari 2017

(2)

Inhoudsopgave

Abstract………3

Inleiding……….….….….….….….….…...4

Methode……….….…...10

Resultaten……….….….….….….….….….……..11

Gender non-conformiteit en eetproblematiek….….….….….….….….….………...11

Gender non-conformiteit en eetproblematiek: verschil mannen en vrouwen……….…...11

Gender non-conformiteit en eetproblematiek: verschil homo- en heteroseksuelen……….…..14

Conclusie en discussie………..……….18

(3)

Abstract

Uit voorgaande onderzoeken is reeds bekend dat er een relatie bestaat tussen gender non-conformiteit (GNC) en internaliserende stoornissen. De term internaliserende problematiek omvat diverse stoornissen als depressie, angst en eetproblematiek. In de huidige literatuurstudie is onderzocht of GNC specifiek samenhangt met eetproblematiek bij (jong)volwassenen.

Aangezien GNC kan voorkomen bij zowel mannen als vrouwen en bij homo- en heteroseksuelen, wordt apart naar deze subgroepen gekeken. Onderzocht is of de

veronderstelde relatie anders is voor (jong)volwassen mannen en (jong)volwassen vrouwen. Ook is gekeken of er verschillen zijn tussen homoseksuelen en heteroseksuelen op het gebied van eetproblematiek. Uit de resultaten blijkt dat er een relatie aantoonbaar is tussen GNC en eetproblematiek. Er is echter geen eenduidige conclusie te trekken voor GNC als geheel, omdat de samenhang tussen GNC en eetstoornissen verschillend bleek voor de zojuist genoemde subgroepen.

(4)

Gender non-conformiteit en Eetproblematiek bij (Jong)volwassenen

Vaak wordt door de samenleving verwacht dat iemand zich gedraagt conform zijn/haar geslacht (Toomey, Ryan, Diaz, Card, & Russell, 2010). Een meisje is meisjesachtig en een jongen is jongensachtig. Wat als dat niet zo is? Als een jongen het liefst jurken draagt en een meisje graag met auto’s speelt. Gedragingen zijn dan niet conform de geboortesekse, dit wordt ook wel gender non-conformiteit genoemd (GNC). In zo’n geval wordt niet voldaan aan een bepaald verwachtingspatroon dat door de samenleving is opgelegd. Dit kan sociale afwijzing en daarmee gepaard gaande stress als gevolg hebben. De stress die hierdoor ervaren wordt hangt samen met internaliserende problematiek, zoals depressie (Almeida, Johnson, Corliss, Molnar, & Azrael, 2009; Bailey & Zucker, 1995; Roberts, Rosario, Slopen, Calzo, & Austin, 2013; Wiseman & Moradi, 2010). Internaliserende problematiek omvat echter een breed spectrum van stoornissen, die nog niet allen onderzocht zijn op hun relatie met GNC. De huidige literatuurstudie richt zich specifiek op de mogelijke samenhang tussen GNC en eetproblematiek als internaliserende stoornis bij (jong)volwassenen. In de huidige literatuurstudie wordt onder (jong)volwassenen de leeftijdscategorie van 18 tot 55 jaar verstaan. Hierbij wordt gekeken of de veronderstelde samenhang tussen GNC en eetproblemen anders is voor mannen en vrouwen. Daarnaast lijkt GNC samen te hangen met homoseksualiteit (Bailey & Zucker, 1995; Lippa, 2005; Rieger, Linsenmeier, Gygax, & Bailey, 2008). Daarom zal er tevens gekeken worden of de veronderstelde samenhang anders is voor personen met een homoseksuele en een heteroseksuele oriëntatie.

GNC omvat bepaalde uitingen van eigenschappen die cultureel en maatschappelijk met het andere geslacht worden geassocieerd (Bailey & Zucker, 1995). Bijvoorbeeld (jong)volwassen mannen die in hun gedragingen, interesses of kledingstijl meer vrouwelijk zijn (Van Beusekom, Roodenburg, & Bos, 2012). Gender non-conforme mannen hebben veel vrouwelijke en weinig mannelijke eigenschappen. Daarentegen hebben gender non-conforme

(5)

vrouwen veel mannelijke en weinig vrouwelijke trekken. Het betreft hier dus de mate waarin iemand zich conform zijn/haar eigen geboortesekse gedraagt. Gender omvat maatschappelijk/cultureel bepaalde eigenschappen die worden gerelateerd aan typisch mannelijk of vrouwelijk. Deze eigenschappen hebben dus geen betrekking op de biologische verschillen tussen man en vrouw. Eigenschappen die als typisch vrouwelijk worden gezien zijn vriendelijkheid, passiviteit, respect voor anderen en interpersoonlijke afhankelijkheid (Lakkis, Ricciardelli, & Williams, 1999). Deze eigenschappen worden gerelateerd aan een mogelijk lager zelfvertrouwen en de behoefte om goedkeuring van anderen te krijgen. Traditioneel typische mannelijke eigenschappen zijn dominantie, zelfvertrouwen en emotionele zelfcontrole. Vanuit deze achtergrond is de ‘femininiteits-hypothese ontstaan, die er vanuit gaat dat vrouwelijkheid een risicofactor is voor eetproblematiek en mannelijkheid juist een protectieve factor (Murnen & Smolak, 1997).

Hoewel GNC en seksuele aantrekking tot hetzelfde geslacht twee verschillende constructen zijn, blijkt uit onderzoek dat zij sterk samenhangen (Bailey & Zucker, 1995; Lippa, 2005; Rieger et al., 2008). Zo heeft retrospectief onderzoek van Bailey en Zucker (1995) aangetoond dat GNC in de kindertijd gerelateerd was aan homoseksualiteit op latere leeftijd. Homoseksuele mannen hadden als kind meer vrouwelijke interesses, vrouwelijker gedrag en een vrouwelijker zelfbeleving. Lesbische (of homoseksuele) vrouwen rapporteerden als kind juist meer mannelijke interesses, gedrag en zelfbeleving (Bailey & Zucker, 1995). GNC in de kindertijd bleek een sterkere voorspeller te zijn voor homoseksualiteit bij mannen dan bij vrouwen op latere leeftijd (Dunne, Bailey, Kirk, & Martin, 2000; Friedman & Downey, 2008). Hoewel personen met een homoseksuele, lesbische of biseksuele (HLB) oriëntatie vaker GNC zijn, geldt dit niet voor alle personen met een HLB-oriëntatie (Bailey & Zucker, 1995; Lippa, 2005). Zo kunnen homoseksuele mannen ook mannelijk zijn en weinig tot geen vrouwelijke eigenschappen hebben. Wanneer puur wordt gekeken naar sekse bleek uit

(6)

onderzoek dat jongens en meisjes niet verschillen in de mate waarin zij gender non-conform zijn. Dit betekent dat ongeacht de seksuele aantrekking, jongens en meisjes niet verschillen in de mate van GNC (Geeraets, 2015).

Onderzoek heeft aangetoond dat (jong)volwassenen die GNC zijn, kwetsbaar zijn voor het ontwikkelen van psychische problemen (Almeida et al., 2009; Bailey & Zucker, 1995; D’Augelli, Hershberger, & Pilkington, 2001; Roberts et al., 2013). Zo hadden zij vaker last van internaliserende problemen als depressie, angst en suïcidale gedragingen. Verschillende retrospectieve studies toonden een samenhang aan tussen GNC tijdens de kindertijd en internaliserende problemen op latere leeftijd (Plöderl & Fartacek, 2009; Sandfort, Melendez, & Diaz, 2007; Savin-Williams & Ream, 2003; Skidmore, Linsenmeier, & Bailey, 2006; Strong, Williamson, Netemeyer, & Geer, 2000). Jongeren die zichzelf rapporteerden als GNC hadden meer psychologische stress en hadden ook volgens leeftijdsgenoten vaker internaliserende problemen (Carver, Yunger, & Perry, 2003). Bovendien toonden gender non-conforme jongeren in een studie waarbij ze een jaar lang gevolgd werden een afname in zelfvertrouwen wat een voorspeller is voor internaliserende problematiek (Yunger, Carver, & Perry, 2004).

Eetproblematiek is een vorm van internaliserende problematiek en is in de westerse cultuur een veelvoorkomend probleem (Grunbaum et al., 2004; Milevsky, 2014). Eetstoornissen worden gekenmerkt door een abnormaal eetpatroon (Fairnburn & Harrisson, 2003). Er worden een aantal eetstoornissen onderscheiden: AN, BN en Binge Eating Disorder (BED) (Vandereycken, 2008). AN wordt gekenmerkt door de angst om dik te worden waardoor er te weinig wordt gegeten en overmatig wordt bewogen wat leidt tot ondergewicht BN uit zich in periodes van eetbuien met controleverlies, gecombineerd met compenserend gedrag in de vorm van braken. BED is een eetstoornis waar men last heeft van terugkerende eetbuien,

(7)

waarbij men grote hoeveelheden nuttigt zonder dat er sprake is van een reëel hongergevoel. Deze stoornis kent geen compenserend gedrag, zoals braken of laxeren.

Verschillende factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van eetproblematiek. Een voorbeeld van een maatschappelijk en culturele factor is het westerse schoonheidsideaal. Daarnaast is sekse een belangrijke factor, zo komt eetproblematiek vaker voor bij vrouwen dan bij mannen (Goossens, 2013). Uit onderzoek van Goossens (2013) is gebleken dat van de personen met een eetstoornis als Anorexia Nervosa (AN) en Boulimia Nervosa (BN) 95% meisjes en jonge vrouwen zijn. Verder blijkt uit de literatuur dat zorgen omtrent gewicht, lichaam en diëten voorspellend zijn voor het ontwikkelen van eetstoornissen (Kotler, Cohen, Davies, Pine, & Walsh, 2001). Aangezien eetproblemen veel negatieve gevolgen kunnen hebben voor het psychisch welbevinden en de lichamelijke ontwikkeling, is het van belang hier aandacht aan te besteden (McKnight Investigators, 2003). Belangrijk hierbij is om te kijken welke overige factoren de kans op eetproblemen doen toenemen.

Een theorie die de samenhang tussen GNC en internaliserende problemen verklaart is het minderheidsstressmodel (Hendricks & Testa, 2012; Meyer, 2003). Deze theorie veronderstelt dat HLB-personen vaker te maken krijgen met stigmatisering. Vanwege de sterke samenhang tussen homoseksualiteit en GNC, kan de theorie eveneens worden toegepast op gender non-conforme personen (Hendricks & Testa, 2012). Minderheidsstress is de stress die ervaren wordt als gevolg van stigmatisering. Volgens Meyer (2003) spelen hierbij vier processen of stressoren een rol: de stigmatisering, de verwachting om gestigmatiseerd te worden, het verbergen van de seksuele oriëntatie en de geïnternaliseerde homonegativiteit. Internaliserende problemen, zoals een depressie of suïcidaliteit, worden veelal gerelateerd aan negatieve ervaringen uit de omgeving die betrekking hebben op GNC en homoseksualiteit (Meyer, 2003). Mogelijk betekent dit dat dergelijke negatieve ervaringen de kans vergroten op langdurige stress, wat op zich weer kan leiden tot psychische problemen. Onderzoek laat zien

(8)

dat contextfactoren, zoals leeftijdsgenoten, de relatie tussen GNC en internaliserende problemen verklaren (D’Augelli, 2002). Zo vonden zij dat HLB-personen die meer gender non-conform zijn meer suïcidale gedachtes rapporteren, omdat zij meer gepest werden.

Echter, de relatie tussen GNC en psychologische stress blijkt wel te verschillen tussen subgroepen. GNC in de kindertijd leidt bij homoseksuele mannen tot meer psychologische stress dan bij homoseksuele vrouwen, vanwege de hogere mate van stigmatisering bij deze subgroep (Lippa, 2008). Eenzelfde patroon geldt voor heteroseksuele mannen en vrouwen. GNC in de kindertijd bleek een negatievere invloed op mannen te hebben dan op vrouwen met betrekking tot psychologisch stress. Gender non-conforme mannen zijn dus kwetsbaarder voor psychische problemen dan gender non-conforme vrouwen ongeacht seksuele oriëntatie. Een verklaring die hiervoor wordt gegeven is dat mannelijkheid bij vrouwen meer geaccepteerd wordt in de westerse samenleving dan vrouwelijkheid bij mannen (Lippa, 2008; Skidmore et al., 2006).

Uit bovenstaande literatuur komt naar voren dat binnen de relatie tussen gender en internaliserende problematiek diverse nuances aangebracht dienen te worden om de deelaspecten van deze relatie helder in beeld te krijgen. Zowel GNC als eetstoornissen zijn relatief onderbelichte aspecten van deze relatie, die wanneer zij opgehelderd worden duidelijkheid kunnen verschaffen over toekomstige aandachtspunten om de psychische en lichamelijke gesteldheid van personen met GNC te verbeteren. In de huidige literatuurstudie zal gekeken worden of GNC samenhangt met eetproblematiek. De onderzoeksvraag die hierbij wordt gesteld is ‘Hangt GNC samen met eetproblematiek bij (jong)volwassenen?. Deze vraag wordt beantwoord met behulp van twee deelvragen: ‘Is de (veronderstelde) relatie anders voor

mannen en vrouwen?’ en ‘Is de (veronderstelde) relatie anders voor homoseksuelen en heteroseksuelen?.

(9)

Er wordt verwacht dat GNC bij (jong)volwassen mannen zorgt voor meer eetproblematiek dan GNC bij (jong)volwassen vrouwen. Dit wordt verwacht op basis van de ‘femininiteits-hypothese’, die er vanuit gaat dat vrouwelijkheid een risicofactor is voor eetproblematiek en mannelijkheid een beschermende factor (Murnen & Smolak, 1997). Naast de ‘femininiteits-hypothese’ wordt deze verwachting ondersteund door het onderzoek van Lippa (2008) dat aantoonde dat GNC een negatievere invloed heeft op mannen dan op vrouwen in relatie tot internaliserende problematiek. Tenslotte wordt op basis van de minderheidsstresstheorie verwacht dat de relatie met eetproblematiek anders is voor heteroseksuelen en homoseksuelen vanwege verschillen in stigmatisering. Homoseksuele (jong)volwassenen hebben vaker eetproblematiek dan heteroseksuele (jong)volwassenen.

Kortom, GNC hangt samen met internaliserende problematiek zoals depressie en angst. Internaliserende problematiek omvat ook eetproblematiek. Aangezien eetproblematiek een vorm van internaliserende problematiek is, zou het kunnen dat er tevens en relatie bestaat tussen GNC en eetproblematiek. Dit zou deels verklaard kunnen worden vanuit de minderheidsstresstheorie. Het verschil tussen gender conforme mannen en gender non-conforme vrouwen op het gebied van eetproblematiek kan mogelijk verklaard worden vanuit de ‘femininiteits-hypothese’. Om nuances tussen subgroepen recht te doen, zullen in het bijzonder studies worden besproken die hebben gekeken naar sekseverschillen in de relatie tussen GNC en eetproblematiek, dan wel seksuele oriëntatie in de relatie tussen GNC en eetproblematiek.

(10)

Methode

Procedure

Aan de hand van bestaande literatuur wordt onderzocht of GNC samenhangt met eetproblematiek bij (jong)volwassenen. De centrale onderzoeksvraag wordt beantwoord door een systematische review van wetenschappelijke studies. De artikelen zijn op basis van een aantal criteria opgenomen in dit literatuuronderzoek. Zo hebben de artikelen alleen betrekking op gender non-conformiteit, genderrollen, HLB-personen en eetproblematiek. Er is gezocht naar Engelstalige literatuur en gezien de beperkte beschikbaarheid van relevante literatuur wordt geen tijdsbeperking gehanteerd. De databases die gebruikt zijn om de literatuur te selecteren zijn Google Scholar, de online bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam en Web of Science. Zoektermen die gebruikt zijn voor het vinden van literatuur zijn: gender non-conformity; gender non-conforming behaviour; gender roles; homosexuality; sexual orientation; femininity; masculinity; eating disorder; eating pathology.

Na toepassing van deze zoekstrategie zijn in de huidige literatuurstudie elf onderzoeken opgenomen, waarvan er acht cross-sectioneel zijn, twee longitudinaal en één meta-analyse. Onder de studies zijn acht Amerikaans, één Engels, één Italiaans en één Noors. Er zijn twee studies meegenomen die niet geheel voldoen aan de inclusiecriteria qua leeftijd, vanwege de relevantie van deze studies. Deze twee onderzoeken hebben de leeftijdscategorie van 12 tot 23 jaar onderzocht. Deze geïncludeerde studies zijn in de literatuurlijst gemarkeerd met een asterisk.

(11)

Resultaten

In deze resultatensectie zal verder ingegaan worden op de mogelijke samenhang tussen GNC en eetproblematiek bij (jong)volwassenen. De resultaten worden besproken per deelvraag.

GNC en eetproblematiek bij (jong)volwassenen

Uit een meta-analyse is gebleken is dat genderexpressie samenhangt met eetproblematiek (Murnen & Smolak, 1997). Wanneer we kijken naar GNC en eetproblematiek is het van belang dat aandacht wordt besteed aan verschillende subgroepen. Het lijkt aannemelijk dat GNC samenhangt met eetproblematiek, echter de richting en mate van deze relatie is mogelijk verschillend voor de subgroepen. Het blijkt daarom zinvol genuanceerder te kijken naar de verschillen tussen mannen en vrouwen en homoseksuelen en heteroseksuelen.

GNC en eetproblematiek: verschillen tussen mannen en vrouwen

In deze deelvraag wordt specifiek gekeken of de relatie tussen GNC en eetproblematiek anders is voor (jong)volwassen mannen en vrouwen.

Uit studies komt naar voren dat vrouwelijkheid gerelateerd is aan meer eetproblematiek en mannelijkheid aan minder eetproblematiek (Cella, Iannaccone, & Cotrufo, 2013; Meyer, Blissett, & Oldfield, 2001). In een cross-sectionele studie van Cella et al. (2013) werd gevonden dat gender conforme mannen meer eetproblemen hadden dan gender non-conforme vrouwen. Dit kan opgemaakt worden uit het gegeven dat participanten die vrouwelijk waren (hoge scores op vrouwelijkheid en lage scores op mannelijkheid) hoger scoorden op eetproblematiek dan participanten die mannelijk waren (hoge scores op mannelijkheid en lage scores op vrouwelijkheid) ongeacht sekse en seksuele oriëntatie. Mannelijkheid en vrouwelijkheid werd gemeten aan de hand van de Bem Sex Role Inventory (BSRI) (Bem,

(12)

1981). Deze vragenlijst heeft participanten in de studie van Cella et al. (2013) verdeeld in de genderexpressies: ‘mannelijk’ (hoge scores op mannelijkheid en lage scores op vrouwelijkheid) en ‘vrouwelijk’ (hoge scores op vrouwelijkheid en lage scores op mannelijkheid). Eetproblematiek werd gemeten aan de hand van de Eating Disorder Inventory (EDI) (Garner, Olmsted, & Polivy, 1983). Dit is een zelf-gerapporteerde vragenlijst die symptomen meet gerelateerd aan eetstoornissen. De drie dimensies van deze vragenlijst gaan over eten, gewicht en lichaam: ‘Drive for Thinness’ (DT), ‘Bulimia’ (B) en ‘Body Dissatisfaction’ (BD). Gender non-conforme mannen hadden hogere scores op DT en BD dan gender non-conforme vrouwen. De steekproef bestond uit 174 mannen (85 homoseksueel en 89 heteroseksueel) en 136 vrouwen (47 homoseksueel en 89 heteroseksueel) en 15 transseksuelen (mannen en vrouwen) in de leeftijdscategorie van 18 tot 50 jaar.

Soortgelijke resultaten zijn gevonden door Meyer et al. (2001) in een cross-sectionele studie. Mannelijkheid en vrouwelijkheid werd hier ook gemeten met de BSRI. Eetproblematiek werd hier gemeten aan de hand van de Eating Attitudes Test (EAT) (Garner & Garfinkel, 1979). Deze zelf-gerapporteerde vragenlijst meet gedragingen die gerelateerd worden aan symptomen van eetstoornissen als AN en BN aan de hand van drie subschalen, namelijk: ‘dieting’, ‘bulimia’ en ‘oral control’. Meyer et al. (2001) deden een steekproef onder 50 mannen (20 homoseksueel 30 heteroseksueel) en 50 vrouwen (20 homoseksueel en 30 heteroseksueel) in de leeftijdscategorie van 18 tot 23 jaar. Gevonden werd dat participanten die behoren tot de groep ‘mannelijk’ lager scoorden op de drie subschalen dan participanten die behoren tot de groep ‘vrouwelijk’. Meyer et al. (2001) concludeerden bovendien dat de mate van vrouwelijkheid en mannelijkheid ook specifiek bij adolescenten wordt gerelateerd aan eetproblemen.

Echter, uit een cross-sectionele studie van Pritchard (2008) bleek dat GNC bij vrouwen niet gerelateerd is aan minder symptomen van eetproblemen. De steekproef bestond uit 512

(13)

studenten (213 mannen en 299 vrouwen), waarvan 95% heteroseksueel was. De studenten hadden een gemiddelde leeftijd van 22 jaar. Aan de hand van de BSRI (Bem, 1981) werden participanten ingedeeld in vier genderexpressies: mannelijk, vrouwelijk, androgyn en ongedifferentieerd. Androgyn refereert naar de combinatie van hoge scores op mannelijke en vrouwelijke trekken. Ongedifferentieerd is een participant met lage scores op zowel mannelijke als vrouwelijke trekken. Vervolgens bleek dat gender non-conforme vrouwen meer symptomen van eetproblematiek hadden dan androgyne vrouwen. Zo hadden gender non-conforme vrouwen hogere scores op Bulimia en Body Dissatisfaction dan androgyne vrouwen. GNC blijkt uit dit onderzoek voor vrouwen niet gerelateerd te zijn aan minder eetproblematiek. Androgynie blijkt een protectieve factor te zijn voor eetproblematiek bij vrouwen.

Er zijn inconsistente resultaten gevonden met betrekking tot de invloed van GNC op eetproblematiek bij vrouwen. Mogelijk zijn deze verschillende resultaten ontstaan doordat niet alle besproken onderzoeken ook alle subschalen van de Bem Sex-Role Inventory hebben meegenomen. Zo heeft Pritchard (2008) naast de subschalen ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ ook de subschalen ‘androgyn’ en ‘ongedifferentieerd’ meegenomen. Daarentegen hebben Cella et al. (2013) en Meyer et al. (2001) alleen gekeken naar de subschalen ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’. Daarnaast zijn er verschillen in steekproeven. In onderzoek van Pritchard (2008) is een steekproef genomen onder voornamelijk heteroseksuelen (95%), terwijl in onderzoek van Cella et al. (2013) een steekproef is genomen waarbij de verhouding heteroseksuelen (60%) en homoseksuelen (40%) gelijkmatiger verdeeld was.

Geconcludeerd kan worden dat de relatie tussen GNC en eetproblematiek bij mannen anders is dan bij vrouwen. Bij mannen is GNC sterker en duidelijker gerelateerd aan eetproblematiek dan GNC bij vrouwen. Mannelijke eigenschappen bij vrouwen lijken hen te beschermen tegen eetstoornissen. Echter, wanneer androgynie in de vergelijking betrokken

(14)

wordt, blijkt deze combinatie van mannelijke en vrouwelijke factoren gerelateerd aan minder eetproblematiek dan mannelijke factoren alleen.

GNC en eetproblematiek: verschillen tussen homo- en heteroseksuelen

In deze deelparagraaf wordt gekeken of de veronderstelde samenhang tussen GNC en eetproblematiek anders is voor homoseksuelen en heteroseksuelen. De groep HLB-personen is in de meeste onderzoeken opgesplitst, omdat resultaten laten zien dat HLB-personen niet als één geheel kunnen worden beschouwd. Aangezien de literatuur over GNC beperkt is, zijn ook studies toegevoegd waarin GNC niet meegenomen is, maar wel is gekeken naar homo- en heteroseksualiteit (Austin et al., 2009; Carlat, Camargor, & Herzog, 1997; Feldman & Meyer, 2007; Moore & Keel, 2003; Share & Mintz, 2002; Wichstrøm, 2006). Alhoewel GNC niet is opgenomen in deze studies, kunnen door de sterke samenhang tussen homoseksualiteit en GNC mogelijk ook uitspraken worden gedaan over GNC (Bailey & Zucker, 1995; Lippa, 2005; Rieger et al., 2008).

Uit een cross-sectioneel onderzoek van Meyer et al. (2001) is gebleken dat GNC bij homoseksuele mannen wel gerelateerd is aan gedragingen van eetstoornissen, maar GNC bij heteroseksuele mannen niet gerelateerd is aan gedragingen van eetstoornissen. Daarnaast bleek GNC bij zowel homoseksuele als heteroseksuele vrouwen niet gerelateerd aan gedragingen die kenmerkend zijn voor eetstoornissen. Over het algemeen bleken homoseksuele mannen meer gedragingen te hebben gerelateerd aan eetstoornissen dan heteroseksuele mannen. Daarnaast bleek dat homoseksuele vrouwen minder gedragingen hadden gerelateerd aan eetstoornissen dan heteroseksuele vrouwen. Aan de hand van de BSRI (Bem, 1981) en de EAT (Garner & Garfinkel, 1979) is gevonden dat bij homoseksuele mannen GNC gerelateerd was aan hogere scores op ‘oral control’. Deze subschaal van de EAT beschrijft de manier waarop voedsel ingenomen wordt en de mate van controle die hierop wordt uitgeoefend.

(15)

Soortgelijke resultaten werden gevonden in cross-sectionele onderzoeken waarbij GNC niet meegenomen is. In de studie van Schneider, O’Leary en Jenskins (1995) werd aan de hand van subschalen, ‘Restraint’ en ‘Disinhibition’, van de Three-Factor Eating Questionnaire gemeten in welke mate er controle en ontremd gedrag plaats vond met betrekking tot voedselinname (Stunkard & Messick, 1985). Homoseksuele vrouwen hadden minder vaak gedragingen gerelateerd aan eetproblematiek dan heteroseksuele vrouwen (Schneider et al., 1995). Heteroseksuele vrouwen bleken gelijke gedragspatronen als homoseksuele mannen te hebben met betrekking tot verstoord eetgedrag. Daarnaast hadden homoseksuele vrouwen minder vaak eetbuien en hielden zich minder bezig met gewicht dan heteroseksuele vrouwen. Deze resultaten werden gevonden in een random steekproef onder 70 homoseksuelen (50 mannen en 20 vrouwen) en 150 heteroseksuelen (75 mannen en 75 vrouwen) met een gemiddelde leeftijd van 38 jaar (Schneider et al., 1995). Participanten hadden verschillende sociaaleconomische achtergronden.

Siever (1994) heeft deze bevindingen bevestigd. In zijn cross-sectionele onderzoek zijn symptomen en gedragingen van eetproblematiek gemeten aan de hand van de Eating Disorder Inventory (Garner et al., 1983) en de Eating Attitudes Test (Garner & Garfinkel, 1979). Siever (1994) heeft als achterliggende oorzaak aangetoond dat homoseksuele vrouwen minder kwetsbaar zijn voor eetstoornissen dan heteroseksuele vrouwen en homoseksuele mannen, omdat zij vaker tevreden zijn over hun lichaam. Dit bleek uit de subschaal ‘Body

Dissatisfaction’ van de EDI (Garner et al., 1983) en de Body Shape Questionnaire (BSQ)

(Cooper, Taylor, Cooper, & Fairburn, 1987). Lichaamsontevredenheid is een belangrijke voorspeller, aangezien homoseksuele vrouwen lager scoorden op de ‘Body Dissatisfaction’ schaal maakt dit ze minder kwetsbaar voor eetproblemen.

(16)

Alhoewel de literatuur consistent is over de bevinding dat homoseksuele mannen vaker symptomen en gedragingen hebben gerelateerd aan eetproblematiek dan heteroseksuele mannen, zijn de bevindingen met betrekking tot homoseksuele en heteroseksuele vrouwen in relatie tot eetproblematiek inconsistent (Austin et al., 2009; Carlat et al., 1997; Wichstrøm, 2006). GNC is niet meegenomen in onderzoek van Austin et al. (2009), Wichstrøm (2006) en Carlat et al. (1997). Resultaten lieten zien dat zowel homoseksuele mannen als vrouwen, in vergelijking tot heteroseksuele mannen en vrouwen vaker symptomen van eetstoornissen hadden. Aan de hand van de Youth Risk Behaviour (Kann et al., 1995) in onderzoek van Austin et al. (2009) en de Bulimic Investigatory Test Edinbrough (BITE) (Orlandi, Mannucci, & Cuzzolaro, 2005) in het onderzoek van Wichstrøm (2006) werd in beide onderzoeken longitudinaal gemeten in welke mate participanten gedragingen hadden gerelateerd aan eetstoornissen als BN. Een steekproef werd genomen onder heteroseksuele en homoseksuele mannen en vrouwen. Participanten waren in de leeftijdscategorie van 12 tot 23 jaar. Deze studies concludeerden dat homoseksuele (jong)volwassenen vaker last hadden van symptomen als overgeven, laxeren en eetbuien dan heteroseksuele (jong)volwassenen.

Andere studies hebben juist weer aangetoond dat er geen verschil is in eetproblematiek tussen homoseksuele vrouwen en heteroseksuele vrouwen (Feldman & Meyer, 2007; Moore & Keel, 2003; Share & Mintz, 2002). Deze studies hebben GNC niet meegenomen. Feldman en Meyer (2007) hebben een steekproef gedaan onder 396 HLB-participanten met evenveel mannen als vrouwen. Er deden 128 heteroseksuele participanten mee waarvan 65 mannen en 63 vrouwen. Participanten waren van verschillende afkomst en de gemiddelde leeftijd was 32 jaar. Aan de hand van de World Mental Health Composite International Diagnostic (WHM-CIDI) (Kessler & Üstun, 2004) werden eetstoornissen gemeten als AN, BN en BED. Er werden geen verschillen gevonden in de prevalentie eetstoornissen tussen homoseksuele vrouwen enerzijds en heteroseksuele vrouwen anderzijds.

(17)

Share en Mintz (2002) vonden soortgelijke resultaten in een cross-sectionele studie. In totaal deden er 102 heteroseksuele, 63 homoseksuele en 8 biseksuele vrouwen mee in de leeftijdscategorie van 24 tot 52. Eetproblematiek werd gemeten aan de hand van de EAT (Garner & Garfinkel, 1979). Ook hier werden geen verschillen gevonden tussen de subgroepen. Share en Mintz (2002) gaven als reden dat vrouwen in het algemeen - ongeacht seksuele oriëntatie - niet bestand zijn tegen het vrouwelijke slankheidsideaal en daarom niet verschillen van elkaar met betrekking tot eetproblemen. Zij zien de aangeboren sekse als risicofactor voor het krijgen van eetproblematiek en niet de seksuele oriëntatie. Zowel aan de hand van vragenlijsten als gestructureerde persoonlijke interviews is gebleken dat er in de leeftijdscategorie van 19 tot 55 jaar geen verschillen zijn in eetproblemen tussen homoseksuele en heteroseksuele vrouwen.

Een mogelijke oorzaak voor de verschillende bevindingen wat betreft homoseksuele vrouwen en heteroseksuele vrouwen op het gebied van eetproblematiek kan liggen in de onderzochte leeftijdscategorie, in de puberteit spelen andere factoren een rol dan bij volwassen. Daarnaast zou een mogelijke verklaring kunnen zijn dat er naar verschillende typen eetproblematiek is gekeken, AN, BN en BED hebben ieder verschillende kenmerken.

Geconcludeerd kan worden dat homoseksuele (jong)volwassen mannen vaker met eetproblematiek te maken hebben dan heteroseksuele (jong)volwassen mannen. GNC bleek gerelateerd te zijn aan eetproblematiek bij homoseksuele mannen, maar niet bij heteroseksuele mannen. De resultaten bij homoseksuele en heteroseksuele vrouwen in relatie tot eetproblematiek zijn inconsistent. GNC bleek niet gerelateerd te zijn aan eetproblematiek bij homoseksuele en heteroseksuele vrouwen. Homoseksuele vrouwen blijken in de puberteitsfase en adolescentie vaker gedragingen en symptomen van eetproblemen te vertonen dan

(18)

heteroseksuele vrouwen. Echter, homoseksuele vrouwen blijken op latere leeftijd minder gedragingen en symptomen van eetproblemen te hebben dan heteroseksuele vrouwen.

Conclusie en discussie

In de huidige literatuurstudie is de samenhang onderzocht tussen GNC en eetproblematiek bij (jong)volwassenen. Hierbij is gekeken of deze veronderstelde relatie verschilt per sekse. Daarnaast is er gekeken of deze veronderstelde relatie anders is voor homoseksuelen en heteroseksuelen. Allereerst worden de onderzoeksvragen beantwoord. Vervolgens wordt gekeken of deze overeenkomen met de verwachtingen en wat mogelijke verklaringen zijn voor inconsistenties.

De onderzoeksvraag luidt ‘Hangt GNC samen met eetproblematiek bij

(jong)volwassenen?’ Op basis van het huidige literatuuronderzoek blijkt dat er geen eenduidig

antwoord te geven is op deze onderzoeksvraag. GNC lijkt samen te hangen met eetproblematiek. Echter wanneer deze vraag zoals in dit literatuuronderzoek wordt opgesplitst in deelvragen, zijn in de literatuur ook inconsistenties te vinden.

Als antwoord op de eerste deelvraag ‘Is de (veronderstelde) relatie anders voor mannen

en vrouwen?’ werd gevonden dat GNC bij mannen sterker gerelateerd is aan eetproblemen dan

GNC bij vrouwen. De verwachting die werd gemaakt op basis van de ‘femininiteits-hypothese’ wordt voor mannen bevestigd. Er blijken echter inconsistente resultaten te zijn voor vrouwen. Mannelijkheid blijkt niet consequent een beschermende factor te zijn voor vrouwen. Als antwoord op de tweede deelvraag ‘Is de (veronderstelde) relatie anders voor homoseksuelen en

heteroseksuelen? werd gevonden dat homoseksuele mannen vaker eetproblemen bleken te

hebben dan heteroseksuele mannen. Waar het vrouwen betreft is geen eenduidig antwoord te geven op de vraag of hetero- en homoseksuele vrouwen een verschillende relatie vertonen tussen GNC en eetproblematiek.

(19)

Daarnaast werd gevonden dat gender non-conforme vrouwen meer eetproblematiek hadden dan androgyne vrouwen (vrouwen met zowel mannelijke als vrouwelijke trekken) (Pritchard, 2008). Op basis van de ‘femininiteits-hypothese’ werd verwacht dat mannelijkheid een beschermende factor zou zijn voor vrouwen in relatie tot eetproblemen. In dit geval fungeert mannelijkheid niet als beschermende factor in tegenstelling tot wat de ‘femininiteits-hypothese’ stelt. Bij de tweede deelvraag werd op basis van de minderheidsstresstheorie (Meyer, 2003) verwacht dat gender non-conforme homoseksuelen meer eetproblemen zouden hebben dan gender non-conforme heteroseksuelen. Dit bleek overeen te komen met de verwachtingen voor homoseksuele mannen. Echter ging deze verwachting niet helemaal op voor homoseksuele vrouwen. Uit een aantal studies is gebleken dat homoseksuele vrouwen even veel of minder eetproblemen hadden dan heteroseksuele vrouwen (Feldman & Meyer, 2007; Moore & Keel, 2003; Schneider et al., 1995; Share & Mintz, 2002; Siever, 1994). In dit geval wordt de minderheidsstresstheorie tegengesproken.

Een mogelijke verklaring voor de inconsistente resultaten wat betreft de relatie tussen GNC en eetproblematiek onder vrouwen, kan zijn dat niet bij alle studies alle vier de aspecten van de BSRI-vragenlijst zijn meegenomen, maar alleen de genderexpressies ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’. Toevoegen van de genderexpressies ‘androgynie’ en ‘ongedifferentieerd’ kan mogelijk hebben gezorgd voor andere resultaten (Pritchard, 2008). Het lijkt erop dat vrouwen vergelijken op basis van twee expressies, mannelijkheid en vrouwelijkheid, zorgt voor andere resultaten dan wanneer er gekeken wordt naar alle vier de dimensies. Een mogelijke verklaring voor de inconsistente resultaten wat betreft verschillen in eetproblemen bij homoseksuele en heteroseksuele vrouwen kan gevonden worden in de verschillen in leeftijdscategorieën. Veel jongeren hebben tijdens de puberteitsfase en adolescentie een lager zelfvertrouwen waardoor een grotere kwetsbaarheid bestaat voor psychische problemen (Dahl, 2004). Een lager zelfvertrouwen is een van de belangrijkste voorspellers voor eetproblemen (Fairburn &

(20)

Harrison, 2003). Het zou kunnen zijn dat jongeren in de adolescentieperiode en puberteitsfase onzekerder zijn over hun seksuele oriëntatie en veranderende lichaam, waardoor zij een groter risico lopen op eetproblemen. Tenslotte kunnen de verschillen in resultaten komen doordat niet in alle onderzoeken dezelfde eetproblematiek is gemeten. In sommige onderzoeken zijn alleen gedragingen en symptomen gemeten die leiden tot een verminderde voedselinname, terwijl andere onderzoeken symptomen en gedragingen hebben gemeten die gerelateerd zijn aan een toegenomen voedselinname. Deze verklaring wordt ondersteund door Striegel-Moore, Tucker en Hsu (1990) die vonden dat homoseksuele vrouwen juist minder dieetgedrag vertoonden, maar vaker eetbuien hadden vergeleken met heteroseksuele vrouwen.

Er zijn een aantal kanttekeningen te plaatsen bij de huidige literatuurstudie. Deze zijn grotendeels gerelateerd aan de schaarste van de beschikbare literatuur en de concessies die daardoor gedaan zijn. Ten eerste zijn er geen studies beschikbaar die uitsluitend het verschil in eetproblematiek meten bij gender conforme (jong)volwassen mannen en gender non-conforme (jong)volwassen vrouwen. Onderzoeken zijn meegenomen waarbij een groep ‘vrouwelijke’ participanten (mannen en vrouwen) werd vergeleken met een groep ‘mannelijke’ participanten (mannen en vrouwen) (Cella et al., 2013; Meyer et al., 2001). Echter is onduidelijk hoeveel mannen in de ‘vrouwelijk groep’ zaten en hoeveel vrouwen in de ‘mannelijk groep’ zaten. Conclusies kunnen mogelijk gebaseerd zijn op beperkte gegevens.

Ten tweede zijn bij de eerste deelvraag onderzoeken meegenomen die bestonden uit steekproeven van participanten met verschillende seksuele oriëntaties. De invloed van seksuele oriëntaties zijn hier niet meegenomen, terwijl deze mogelijk wel effect kunnen hebben op eetproblematiek. Ook is geen rekening gehouden met biseksualiteit en transgender personen.

Een derde kanttekening is dat voor de tweede deelvraag onderzoeken zijn gebruikt die GNC niet hebben meegenomen. Hier is – bij gebrek aan voldoende studies – geprobeerd resultaten met betrekking tot homoseksuelen toe te passen op gender non-conforme personen,

(21)

aangezien er een sterke relatie bestaat tussen beiden. Dit kan hebben geleid tot vertekende resultaten.

De laatste kanttekening is dat voornamelijk gebruik is gemaakt van zelf-gerapporteerde vragenlijsten wat de validiteit kan beperken (Huang, Liao, & Chang, 1998). Vragenlijsten met betrekking op sociaal gevoelige onderwerpen als fysieke activiteit, mate van psychologische stress, gedragscontrole en hoeveelheid voedselinname hebben meer kans op sociaal wenselijke antwoorden (Van de Mortel, 2008).

Op basis van de huidige literatuurstudie kan opgemaakt worden dat er reeds veel onderzoek is gedaan nar psychische problemen, waarbij sekse en seksuele oriëntaties zijn meegenomen. Echter, de mate van gender (non-)conformiteit wordt hierin nog maar weinig betrokken. Ook op het gebied van de relatie tussen GNC en eetproblematiek zijn de verrichtte studies beperkt. GNC blijkt desalniettemin wel een belangrijke rol te hebben in het psychologisch welbevinden (Lippa, 2008). Vanuit de maatschappij wordt druk uitgeoefend op personen die zich niet volgens traditionele verwachtingspatronen gedragen, voelen of uiten, om zich te conformeren naar de gevestigde socio-culturele genderpatronen. Dit heeft stress en internaliserende stoornissen, waaronder eetstoornissen als gevolg. Met name bij mannen lijkt GNC minder geaccepteerd te worden (Lippa, 2008; Skidmore et al., 2006). Homoseksuele gender non-conforme mannen blijken dan ook het meest kwetsbaar te zijn voor eetstoornissen. Bij vrouwen is deze relatie nog niet opgehelderd.

Het lijkt daarom qua preventie van belang dat interventies inspelen op de acceptatie van GNC in de samenleving. Daarnaast zou het gunstig zijn wanneer inzicht verkregen wordt in de precieze typen eetstoornissen die voorkomen bij de subgroepen, zodat er wat betreft preventie, signalering en behandeling het best op ingespeeld kan worden.

(22)

Referenties

Almeida, J., Johnson, R. M., Corliss, H. L., Molnar, B. E., & Azrael, D. (2009). Emotional distress among LGBT youth: The influence of perceived discrimination based on sexual orientation. Journal of youth and adolescence, 38, 1001-1014. doi:10.1007 /s10964-009-9397-9

*Austin, S. B., Ziyadeh, N. J., Corliss, H. L., Rosario, M., Wypij, D., Haines, J., ... & Field, A. E. (2009). Sexual orientation disparities in purging and binge eating from early to late adolescence. Journal of Adolescent Health, 45, 238-245. doi:10.1016

/j.jadohealth.2009.02.001

Bailey, J. M., & Zucker, K. J. (1995). Childhood sex-typed behavior and sexual orientation: A conceptual analysis and quantitative review. Developmental Psychology, 31, 43-55. doi:10.1037/0012-1649.31.1.43

Bem, S. L. (1981). Gender Schema Theory: A Cognitive Account of Sex Typing.

Psychological Review, 88, 354-364.

*Carlat, D. J., Camargo Jr, C. A., & Herzog, D. B. (1997). Eating disorders in males: a report on 135 patients. The American Journal of Psychiatry, 154, 1127-1132. doi:10.1176 /ajp.154.8.1127

Carver, P. R., Yunger, J. L., & Perry, D. G. (2003). Gender identity and adjustment in middle childhood. Sex roles, 49, 95-109. doi:10.1023/A:1024423012063

*Cella, S., Iannaccone, M., & Cotrufo, P. (2013). Influence of gender role orientation (masculinity versus femininity) on body satisfaction and eating attitudes in

homosexuals, heterosexuals and transsexuals. Eating and Weight Disorders-Studies

(23)

Cooper, P. J., Taylor, M. J., Cooper, Z., & Fairbum, C. G. (1987). The development and validation of the Body Shape Questionnaire. International Journal of eating

disorders, 6, 485-494. doi:10.1002/1098-108X(198707)

Dahl, R. E. (2004). Adolescent brain development: a period of vulnerabilities and opportunities. Keynote address. Annals of the New York Academy of

Sciences, 1021, 1-22. doi:10.1196/annals.1308.001

D’Augelli, A. R. (2002). Mental health problems among lesbian, gay, and bisexual youths ages 14 to 21. Clinical Child Psychology and Psychiatry, 7, 433-456. doi:10.1177 /1359104502007003010

D'Augelli, A. R., Hershberger, S. L., & Pilkington, N. W. (2001). Suicidality patterns and sexual orientation-related factors among lesbian, gay, and bisexual youths. Suicide

and Life-Threatening Behavior, 31, 250-264. doi:10.1521/suli.31.3.250.24246

Dunne, M. P., Bailey, J. M., Kirk, K. M., & Martin, N. G. (2000). The subtlety of sex-atypicality. Archives of sexual behavior, 29, 549-565. doi:10.1023

/A:1002002420159

Fairburn, C. G., & Harrison, P. J. (2003). Eating disorders. The Lancet, 361, 407-416. doi:10.1016/S0140-6736(03)12378-1

*Feldman, M. B., & Meyer, I. H. (2007). Eating disorders in diverse lesbian, gay, and bisexual populations. International journal of eating disorders, 40, 218-226. doi:10.1002 /eat.20360

Friedman, R. C., & Downey, J. I. (2008). Sexual orientation and psychodynamic

psychotherapy: Sexual science and clinical practice. Retrieved from

(24)

Garner, D. M., & Garfinkel, P. E. (1979). The Eating Attitudes Test: An index of the symptoms of anorexia nervosa. Psychological medicine, 9, 273-279. doi:10.1017

/S0033291700030762

Garner, D. M., Olmstead, M. P., & Polivy, J. (1983). Development and validation of a multidimensional eating disorder inventory for anorexia nervosa and bulimia. International journal of eating disorders, 2, 15-34.

Geeraets, M. (2015). Intieme relaties en seksualiteit. doi:10.1007/978-90-368-0968-9

Goossens, L. (2013). DSM-5 onder de loep: Eetstoornissen in de DSM-5. Psychopraktijk, 5(3), 28-29. doi:10.1007/s13170-013-0041-8

Grunbaum, J. A., Kann, L., Kinchen, S., Ross, J., Hawkins, J., Lowry, R., ... & Collins, J. (2004). Youth risk behavior surveillance--United States, 2003. Morbidity and

mortality weekly report. Surveillance summaries, 53, 1-96.

Hendricks, M. L., & Testa, R. J. (2012). A conceptual framework for clinical work with transgender and gender non-conforming clients: An adaptation of the Minority Stress Model. Professional Psychology: Research and Practice, 43, 460-467. doi:10.1037/a0029597

Huang, C., Liao, H. and Chang, S. 1998. Social desirability and the Clinical Self-Report Inventory: methodological reconsideration. Journal of Clinical Psychology, 54, 517-528. doi:10.1002/(SICI)1097-4679(199806)

Kann, L., Warren, C. W., Harris, W. A., Collins, J. L., Williams, B. I., Ross, J. G., & Kolbe, L. J. (1995). Youth risk behavior surveillance—United States, 1995. Journal of school

(25)

Kessler, R. C., & Üstün, T. B. (2004). The world mental health (WMH) survey initiative version of the world health organization (WHO) composite international diagnostic interview (CIDI). International journal of methods in psychiatric research, 13, 93 -121. doi:10.1002/mpr.168

Kotler, L. A., Cohen, P., Davies, M., Pine, D. S., & Walsh, B. T. (2001). Longitudinal

relationships between childhood, adolescent, and adult eating disorders. Journal of

the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 40, 1434-1440.

doi:10.1097/00004583-200112000-00014

Lakkis, J., Ricciardelli, L. A., & Williams, R. J. (1999). Role of sexual orientation and gender-related traits in disordered eating. Sex roles, 41(2), 1-16. doi:10.1023

/A:1018829506907

Lippa, R. A. (2008). The relation between childhood gender nonconformity and adult masculinity-femininity and anxiety in heterosexual and homosexual men and women. Sex Roles, 59, 684-693. doi:10.1007/s11199-008-9476-5

Lippa, R. A. (2005). Sexual orientation and personality. Annual review of sex research, 16, 119-153. doi:10.1080/10532528.2005.10559831

McKnight Investigators. (2003). Risk factors for the onset of eating disorders in adolescent girls: Results of the McKnight longitudinal risk factor study. American Journal of

Psychiatry, 160, 248-254. doi:10.1176/ajp.160.2.248

Meyer, I. H. (2003). Prejudice, social stress, and mental health in lesbian, gay, and bisexual populations: conceptual issues and research evidence. Psychological bulletin, 129, 674-697. doi:10.1037/0033-2909.129.5.674

*Meyer, C., Blissett, J., & Oldfield, C. (2001). Sexual orientation and eating psychopathology: the role of masculinity and femininity. International Journal of Eating

(26)

Milevsky, A. (2014). Understanding adolescents for helping professionals. Retrieved from http://lghttp.48653.nexcesscdn.net/80223CF/springer-static/media/sample -chapters/9780826125064/9780826125064_chapter.pdf

*Moore, F., & Keel, P. K. (2003). Influence of sexual orientation and age on disordered eating attitudes and behaviors in women. International Journal of Eating Disorders, 34, 370-374. doi:10.1002/eat.10198

*Murnen, S. K., & Smolak, L. (1997). Femininity, masculinity, and disordered eating: A meta-analytic review. International Journal of Eating Disorders, 22, 231-242.

doi:10.1002/(SICI)1098-108X(199711)

Orlandi, E., Mannucci, E., & Cuzzolaro, M. (2005). Bulimic Investigatory Test, Edinburgh (BITE). A validation study of the Italian version. Eating and Weight Disorders

-Studies on Anorexia, Bulimia and Obesity, 10(1), 14-20. doi:10.1007

/BF03354662

Plöderl, M., & Fartacek, R. (2009). Childhood gender nonconformity and harassment as predictors of suicidality among gay, lesbian, bisexual, and heterosexual

Austrians. Archives of sexual behavior, 38, 400-410. doi:10.1007/s10508-007 -9244-6

*Pritchard, M. (2008). Disordered eating in undergraduates: Does gender role orientation influence men and women the same way?. Sex Roles, 59, 282-289. doi:10.1007 /s11199-008-9449-8

Rieger, G., Linsenmeier, J. A., Gygax, L., & Bailey, J. M. (2008). Sexual orientation and childhood gender nonconformity: evidence from home videos. Developmental

(27)

Roberts, A. L., Rosario, M., Slopen, N., Calzo, J. P., & Austin, S. B. (2013). Childhood gender nonconformity, bullying victimization, and depressive symptoms across

adolescence and early adulthood: An 11-year longitudinal study. Journal of the

American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 52, 143-152. doi:10.1016

/j.jaac.2012.11.006

Sandfort, T. G., Melendez, R. M., & Diaz, R. M. (2007). Gender nonconformity, homophobia, and mental distress in Latino gay and bisexual men. Journal of sex research, 44(2), 181-189. doi:10.1080/00224490701263819

Savin-Williams, R. C., & Ream, G. L. (2003). Suicide attempts among sexual-minority male youth. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 32, 509-522. doi:10.1207/S15374424JCCP3204_3

*Schneider, J. A., O'leary, A., & Jenkins, S. R. (1995). Gender, sexual orientation, and disordered eating. Psychology and Health, 10, 113-128. doi:10.1080 /08870449508401942

*Share, T. L., & Mintz, L. B. (2002). Differences between lesbians and heterosexual women in disordered eating and related attitudes. Journal of homosexuality, 42, 89-106. doi:10.1300/J082v42n04_06

*Siever, M. D. (1994). Sexual orientation and gender as factors in socioculturally acquired vulnerability to body dissatisfaction and eating disorders. Journal of consulting and

clinical psychology, 62, 252-260. doi:10.1037/0022-006X.62.2.252

Skidmore, W. C., Linsenmeier, J. A., & Bailey, J. M. (2006). Gender nonconformity and psychological distress in lesbians and gay men. Archives of sexual behavior, 35, 685-697. doi:10.1007/s10508-006-9108-5

(28)

Striegel-Moore, R. H., Tucker, N., & Hsu, J. (1990). Body image dissatisfaction and disordered eating in lesbian college students. International Journal of Eating Disorders, 9, 493-500. doi:10.1002/1098-108X

Strong, S. M., Williamson, D. A., Netemeyer, R. G., & Geer, J. H. (2000). Eating disorder symptoms and concerns about body differ as a function of gender and sexual orientation. Journal of Social and Clinical Psychology, 19, 240-255. doi:10.1521 /jscp.2000.19.2.240

Stunkard, A. J., & Messick, S. (1985). The three-factor eating questionnaire to measure dietary restraint, disinhibition and hunger. Journal of psychosomatic research, 29, 71-83. doi:10.1186/1479-5868-6-41

Toomey, R. B., Ryan, C., Diaz, R. M., Card, N. A., & Russell, S. T. (2010).

Gender-nonconforming lesbian, gay, bisexual, and transgender youth: school victimization and young adult psychosocial adjustment. Developmental psychology, 46, 1580 -1589. doi:10.1037/a0020705

Vandereycken, W. (2008). Eetstoornissen. Handboek psychopathologie deel 1, 331-352. doi:10.1007/978-90-313-6632-3_10

Van Beusekom, G., Roodenburg, S. C., & Bos, H. M. (2012). De rol van seksuele aantrekking tot hetzelfde geslacht en gender nonconformiteit in relaties van adolescenten met leeftijdgenoten. Kind & Adolescent, 33, 251-263. doi:10.1007/s12453-012-0031-3 Van de Mortel, T. F. (2008). Faking it: social desirability response bias in self-report

research. Australian Journal of Advanced Nursing, The, 25, 40-48.

*Wichstrøm, L. (2006). Sexual orientation as a risk factor for bulimic symptoms. International

(29)

Wiseman, M. C., & Moradi, B. (2010). Body image and eating disorder symptoms in sexual minority men: A test and extension of objectification theory. Journal of Counseling

Psychology, 57, 154-166. doi:10.1037/a0018937

Yunger, J. L., Carver, P. R., & Perry, D. G. (2004). Does gender identity influence children's psychological well-being?. Developmental psychology, 40, 572-582. doi:10.1037 /0012-1649.40.4.572

(30)

Titel (auteurs, jaar)

Onderzoek Participanten Meetinstru

ment Onderzoe ksdesign Resultaten Discussie Femininity, masculinity, and disordered eating: a meta-analytic review (Murnen & Smolak, 1997) Relatie tussen genderrollen en eetproblemen Meta- analyse Er werd een kleine, heterogene positieve relatie gevonden tussen vrouwelijkheid en eetproblematiek en een kleine, heterogene negatieve relatie tussen mannelijkheid en eetproblematiek.

Gegevens laten zien dat genderrollen is gerelateerd aan eetproblematiek. Belangrijke aspecten van vrouwelijkheid die gerelateerd zijn aan eetproblemen moeten verder worden geoperationaliseerd. Influence of gender role orientation (masculinity versus femininity) on body satisfaction and eating attitudes in homosexuals, heterosexuals and transsexuals (Cella, Iannaccone, & Cotrufo, 2013) Relatie tussen genderrollen en gedragingen gerelateerd aan eetstoornissen en lichaamsontevre denheid Participanten (N=325) waren 132 homoseksuelen, 178 heteroseksuelen (vrouwen en mannen) en 15 transseksuelen. Eating Attitudes Testen de Bem Sex-Role Inventory Cross-sectioneel Verschillen warden gevonden tussen homoseksuele, heteroseksuele en transseksuele participanten. Echter blijken de verschillen het best verklaard te worden aan de hand van de constructuten ‘vrouwelijkheid’ en ‘mannelijkheid’ Eetstoornissen lijken gerelateerd te zijn aan vrouwelijkheid, mannelijkheid lijkt een beschermende factor te zijn onafhankelijk van biologisch geslacht. Sexual orientation and eating psychopathology: The role of masculinity and feminity (Meyer, Blissett, & Oldfiel, 2001) Relatie tussen genderrollen en eetpsychopathol ogie in een niet klinische steekproef Participanten (N=100) waren 40 homoseksuelen en 60 heteroseksuelen (mannen en vrouwen). Leeftijdscategor ie van 18-23 jaar. Eating Attitudes Test en de Bem Sex-Role Inventory Cross-sectioneel Voor de hele groep was er een relatie tussen vrouwelijkheid en meer eetpathologie en mannelijkheid en gezond eetgedrag. Wanneer rekening gehouden werd met de rol van seksuele oriëntatie, waren deze relaties specifiek voor homoseksuele mannen en vrouwen.

In relatie tot homoseksuele mannen en vrouwen, resultaten ondersteunen het model waarbij

vrouwelijkheid wordt gezien als risicofactor en mannelijkheid als een beschermende factor. Disordered Eating in Undergraduates: Does Gender Role Orientation Influence Men and Women the Same Way? (Pritchard, 2008) Relatie genderrollen tot eetproblematiek bij mannen en vrouwen Participanten (N=512) waaronder 213 mannen en 299 vrouwen. Gemiddelde leeftijd was 22. Eating Attitudes Test en de Bem Sex-Role Inventory Cross-sectioneel Vrouwen hadden hogere scores op verstoord eetgedrag dan mannen. Ongedifferentieer de en mannelijke vrouwen hadden hogere scores op eetproblematiek dan androgyne Bijlage: literatuuroverzicht

(31)

vrouwen, terwijl ongedifferentieer de mannen en vrouwelijke mannen hoger scoorden dan mannelijke en androgyne mannen op eetproblematiek. Sexual Orientation Disparities in Purging and Binge Eating From Early to Late Adolescence (Austin et al., 2009) Beschrijven van patronen van braken en eetbuien vanaf de vroege tot late adolescentie bij mannen en vrouwen met homoseksuele en heteroseksuele oriëntaties. Participanten (N=13.795)van tussen de 12-23 jaar. Youth Risk Behavior Surveillance System Longitudin aal Resultaten lieten zien dat seksuele oriëntatie-groepen verschilden vanaf de jongste leeftijden tot de adolescentie. Bij vrouwen, vergeleken met heteroseksuelen, voornamelijk-heteroseksuelen, biseksuelen en lesbische vrouwen hadden hogere scores op eetbuien Alleen voornamelijk-heteroseksuelen en biseksuelen hadden ook hogere scores op braken vergeleken. Bij mannen hadden alle drie de groepen hogere scores op braken en eetbuien.

Clinici moeten alert blijven m.b.t. het risico op

eetproblemen bij lesbisch, homoseksuele, biseksuele en

voornamelijk-heteroseksuele

adolescenten van beige geslachten. Eating disorders in Males: a report on 135 patients (Carlat, Camargor, & Herzog, 1997) Het beschrijven van de etiologie karakteristieken, prognoses van eetstoornissen bij mannen. Mannelijke participanten (N = 135) zijn behandeld in de Massauchusetts General Hospital. Cross- sectioneel 42 % van de mannen met bulimia waren homoseksueel of biseksueel en 58 % hadden anorexia. Vaak comorbide met depressie en persoonlijkheidss toornissen. Meeste karakteristieken van vrouwen en mannen m.b.t. eetstoornissen lijken gelijk,

homoseksualiteit/biseksual iteit lijken een specifieke risicofactor te zijn voor mannen, en in het speciaal voor de eetstoornis Boulimia.

Eating disorders in diverse lesbian, gay, and bisexual population (Feldman & Meyer, 2007)

Het meten van de prevalentie van eetstoornissen bij HLB-personen. Participanten (N=514) waren 126 heteroseksuelen en 388 homoseksuelen (mannen en vrouwen) met een diagnose eetstoornis als World Health Organization 's Composite International Diagnostic Interview. Cross-sectioneel Homoseksuele en biseksuele mannen hadden hogere prevalentie van eetstoornissen dan heteroseksuele mannen. Er waren geen Onderzoekers moeten de oorzaken onderzoeken van de hoge prevalentie van eetstoornissen bij homoseksuele en biseksuele mannen.

(32)

anorexia, bulimia en eetbuistoornis verschillen gevonden tussen lesbische, biseksuele en heteroseksuele vrouwen. Influence of sexual orientation and age on disordered eating attitudes and behaviors in women. (Moore & Keel, 2003) Onderzoeken van de invloed van leeftijd en de associatie tussen seksuele oriëntatie en verstoord eetgedrag bij vrouwen. Vrouwelijke participanten waren heteroseksueel (N=47) en homoseksueel (N=45) vrouwen Body Esteem Scale, Eating Disorders Inventory en de Self Esteem Scale. Cross- sectioneel Hoofdeffect voor seksuele oriëntatie en ‘drive for thinness’ en ‘exercise to controle weight’ en ‘body dissatisfaction’. Geen significante interactie-effecten tussen seksuele oriëntatie en leeftijd. Seksuele oriëntatie beïnvloedt verschillen type gedragingen die

gerelateerd zijn aan eetstoornissen bij vrouwen. Al met al laten homoseksuele vrouwen en heteroseksuele vrouwen meer vergelijkingen zijn dan verschillen. Differences Between Lesbians and Heterosexual Women in Disordered Eating and Related Attitudes (Share & Mintz, 2002) Onderzoeken van verschillen tussen homoseksuele en heteroseksuele vrouwen m.b.t. verstoord eten, lichaamstevrede nheid. Vrouwelijk participanten (N=173) van tussen de 24-52 jaar Eating Disorder Inventory en de Body Esteem Scale in. Cross-sectioneel Geen verschillen gevonden in verstoord eetgedrag of lichaamstevreden heid. Heteroseksuele en homoseksuele vrouwen verschillen niet in eetproblematiek en lichaamstevredenheid. Sexual orientation as a risk factor for bulimic symptoms (Wichstrøm, 2006) Onderzoeken of seksuele oriëntatie een voorspeller is voor symptomen van Boulimia Participanten (N=2.924) waren homoseksueel en heteroseksueel en tussen de 14-19 jaar Bulimic Investigatory Test-Edinborough Longitudin aal Na 5 jaar was er een toename in de prevalentie eetstoornissen bij homoseksuele participanten. Homoseksuele mannen hadden hogere scores op symptomen van Boulimia dan heteroseksuele mannen. Homoseksuele mannen en vrouwen en voorspelde meer symptomen van Boulimia. Gender, sexual orientation, and disordered eating (Schneider, O’leary, & Jenskins, 1995) Vergelijking van heteroseksuele mannen en vrouwen met homoseksuele mannen en vrouwen in eetgedrag. Particpanten (N=225) waren 25 homoseksuele vrouwen, 50 homoseksuele mannen, 75 heteroseksuele vrouwen en 75 homoseksuele mannen. Gemiddelde leeftijd van 38 jaar. Dietary Restraint and Disinhibition Scales Cross-sectioneel Vrouwen waren hadden hogere scores op ‘restraint’ subschaal en hadden meer negatieve gevoelens na een eetbui dan mannen. Heteroseksuele vrouwen scoorden hoger op ontevredenheid over gewicht. Homoseksuele mannen en heteroseksuele vrouwen hadden gelijke eetpatronen en ontremd gedrag vergeleken met homoseksuele en heteroseksuele vrouwen.

(33)

Sexual orientation and gender as factors in socioculturally acquired vulnerability to body dissatisfaction and eating disorders (Siever, 1994) Onderzoek naar de hypothese dat homoseksuele mannen en heteroseksuele vrouwen minder tevreden zijn over hun lichaam en kwetsbaarder voor eetstoornissen Participanten (N=250) waren 53 homoseksuele vrouwen, 59 homoseksuele mannen, 62 heteroseksuele vrouwen en 63 heteroseksuele mannen. Gemiddelde leeftijd was 25 jaar. Body Esteem Scale, Eating Attitudes Test, Eating Disorder Inventory, Body Shape Questionnair e. Cross-sectioneel Homoseksuele mannen en heteroseksuele vrouwen waren minder tevreden over hun lichaam en kwetsbaarder voor

eetstoornissen.

De verschillen in subgroepen kunnen verklaard worden aan de hand van de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Primary Task Support Reduction, Tunneling, Tailoring, Personalization, Self- monitoring, Simulation, Rehearsal Dialogue Support Praise, Rewards, Reminders, Suggestion,

Hypothesis 2 stated that working at a professional work space in contrast with other locations will have a positive influence on the subjective career successes work-life

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

When looking at the choice of reference picture for both regular words and diminutives, the Israeli group linked animate items more often to the corresponding

As the determinants of female labor force participation are likely to be similar to the determinants of female board participation, a negative relationship between more

The main finding of this paper shows that female CEOs earn less than males and equity-based compensation is driven by CSR investments and thus, CEOs who act in the best interest

Conclusion: Endovascular treatment of PAA with heparin-bonded stent grafts is a safe treatment option with good early and mid-term patency rates comparable with open repair using

This visual observation of a favorable US effect even at lower flow rates indicates that acoustophoretic focus- ing enables the synthesis of smaller particles with narrower