• No results found

Tekstbegrip

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tekstbegrip"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DATUM: MAANDAG 19 JULI 2010 TIJD : 08.15 – 09.45 UUR

DE KLEINE KABENLA

I II III IV V VI 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43

In een klein dorp woonde een jongetje dat Kabenla heette. Elke morgen liep hij naar een rivier in de buurt om voor het gezin water te halen. Omdat hij opgewekt en hulpvaardig was, waren zijn ouders heel trots op hem.

Toen Kabenla op een dag weer met kruiken beladen naar de rivier liep, dacht hij: Wat is het toch saai in ons dorp. De mensen gaan ’s ochtends naar hun kostgrondjes of op jacht en komen ’s avonds doodmoe thuis. Ik moet voor wat opwinding zorgen.

Op weg naar de rivier kwam hij op een idee. Hij liep met zijn lege kruiken terug naar het dorp. En al van ver begon hij te schreeuwen: ,,Help, Help! Ik heb een leeuw gezien! Kom gauw! Er is een leeuw! Een grote leeuw!” De mannen die het hulpgeroep hoorden, pakten hun wapens en snelden de schreeuwende Kabenla tegemoet. ,,Waar is die leeuw dan?” riepen ze. ,,Hij sloop langs de oever en had me zeker opgevreten als ik niet was weggerend,” zei de jongen hijgend. ,,Als hij bij de oever heeft rondgezworven, zullen we zijn spoor snel vinden!” riep het stamhoofd. De mannen haastten zich naar de rivier en ze waren nauwelijks weg of Kabenla barstte in een daverend gelach uit. ,,Nu heb ik lekker het hele dorp in rep en roer gebracht!”, jubelde hij, terwijl hij zich op de knieën sloeg van pret.

In de smalle dorpsstraat was geen mens meer te bekennen. De vrouwen en de kinderen hadden zich uit angst voor de leeuw in hun hutten verborgen. Maar Kabenla’s ouders die even later terugkeerden van hun kostgrondje dat ver van het dorp af lag, wisten nog van niets. ,,Vandaag klopt er iets niet in ons dorp,” zei Kabenla’s moeder bezorgd. ,,Niemand vertoont zich op straat!” ,,We zullen het onze jongen straks vragen,” antwoordde de man. Kabenla kwam hen tegemoet met zijn nieuws. ,,Weten jullie al dat ik bij de rivier een grote leeuw heb gezien? De mannen zijn met speren ernaar toe gegaan om hem te doden. De vrouwen en kinderen houden zich uit angst voor de leeuw verborgen in hun hutten!”

,,O jongen toch,” zei Kabenla’s moeder en ze aaide hem over zijn hoofd. ,,Wat ben ik blij dat jij aan die leeuw bent ontkomen.” ,,Maar ik heb geen water kunnen halen,” jammerde Kabenla. ,,Maar jongen toch,” troostte zijn moeder hem, ,,dat water is toch helemaal niet belangrijk; we zijn zielsgelukkig dat je nog leeft.” Kabenla amuseerde zich over de lichtgelovigheid van zijn ouders. Maar hij liet niets merken en ging mee naar hun hut. Daar moest hij het verhaal over de leeuw uitvoerig vertellen. Keer op keer onderbrak zijn opgewonden moeder hem. Ze riep met vreugdetranen in haar ogen: ,,Mijn dappere Kabenla, wat ben ik toch blij dat je nog leeft!”

Pas tegen het eind van het verhaal hoorden ze in de dorpsstraat een hels kabaal. Het stamhoofd kwam met een somber gezicht hun hut binnen. ,,Beste Kabenla,” sprak hij, ,,we hebben de oever van de rivier doorzocht, maar er was geen spoor van een leeuw te bekennen. De mannen in het dorp zijn woedend op je, omdat ze denken dat die leeuw een verzinsel van je is. Heb je ons voor de gek gehouden, of heb je de waarheid gesproken?”

Onmiddellijk nam de moeder van Kabenla het voor hem op. ,,Wat krijgen we nou! Mijn zoon liegt niet! Hij heeft nog nooit ...” Toen onderbrak het stamhoofd haar woordenvloed. ,,Ik heb je zoon een vraag gesteld, waarop ik ook alleen maar van hem een antwoord wil hebben.” ,,Geloof me, ik heb vanochtend een leeuw gezien,” zei Kabenla, die vervolgens in tranen uitbarstte. Het stamhoofd keek een poosje naar de huilende jongen en zei toen: ,,We zullen het hierbij laten. Ik weet dat je een ijverige, gehoorzame jongen bent, daarom wil ik best geloven dat je de waarheid hebt gesproken.”

(2)

1 In alinea I gaat het over ... A de jongens in het dorp. B de ouders van Kabenla. C een dorp aan de rivier.

D een vlijtige jongen uit het dorp.

2 Regel 3: ... waren ... op hem.

Zijn ouders waren altijd heel trots op hem, omdat hij ...

A elke morgen vroeg opstond. B blij en behulpzaam was. C in het dorp woonde.

D voor iedereen water haalde.

3 Lees regel 4 tot en met 6.

In regel 6 staat: Ik moet voor wat opwinding zorgen.

De jongen zegt dat, omdat ...

I er dagelijks dezelfde dingen worden gedaan. II hij voor afwisseling wil zorgen.

Wat is waar? A I is waar. B II is waar.

C I en II zijn waar. D I en II zijn niet waar.

4 Lees alinea III.

Heeft Kabenla een leeuw gezien? A Ja, want hij riep om hulp.

B Ja, want de mannen gingen de leeuw achterna. C Neen, want de leeuw was heel ver weg.

D Neen, want er was geen leeuw in de buurt.

5

Regel 7: Op weg naar de rivier kwam hij op een idee.

Wat was zijn idee?

A om geen mensen meer te helpen B om geen water meer te halen

C om voor sensatie te zorgen in het dorp D om een leeuw te roepen

6

Er zijn enkele woorden in alinea III die

vertellen dat Kabenla veel plezier had over zijn daad.

Welke woorden horen daar niet bij? A daverend gelach

B jubelde hij C rep en roer D van pret

7

Regel 14: Kabenla barstte ... uit. Hij lachte, omdat ...

A de mannen gauw het spoor van de leeuw vonden.

B het hele dorp naar de rivier ging. C hij de mannen had beetgenomen. D hij zich op de knieën sloeg.

8

Regel 16: In de smalle dorpsstraat was geen mens meer te bekennen.

Dit kwam doordat ...

A ze bang waren voor de leeuw. B de mensen doodmoe waren.

C de mensen naar hun kostgrondjes waren. D ze geen zin hadden om buiten te zitten.

(3)

Regel 19: Vandaag klopt ... bezorgd. Kabenla’s moeder was bezorgd, want ... A er was iets vreselijks gebeurd in het dorp. B haar zoon kwam haar rennend tegemoet. C de bewoners waren nergens te zien. D ze zag sporen van een leeuw.

10

Regel 20-21: We zullen ... nieuws. Het nieuws is, dat ...

A de mannen van het dorp op jacht zijn gegaan. B hij een grote leeuw bij de rivier heeft gezien. C de vrouwen en kinderen in hun hutten zijn. D Kabenla’s ouders ook naar de rivier gingen.

11 Lees alinea V.

Kabenla’s moeder luisterde naar het verhaal van de leeuw.

Wat was haar reactie? A Ze was boos op Kabenla.

B Ze was boos op de mannen van het dorp. C Ze huilde van verdriet.

D Ze was blij Kabenla te zien.

12 Lees alinea V

I Kabenla vond het fijn dat zijn ouders hem direct, zonder erbij na te denken, geloofden. II De ouders vertrouwden het verhaal van Kabenla niet echt, maar ze deden wel alsof. Wat is waar?

A I is waar. B II is waar.

C I en II zijn waar.

Lees alinea V nog eens.

Voor de ouders is het belangrijk, dat Kabenla ... A geen water heeft gehaald.

B nog leeft.

C het verhaal uitvoerig vertelt. D een dappere jongen is.

14 Regel 32-36: Pas tegen ... je is. Dat kabaal kwam van ...

A het stamhoofd en de mannen. B de mannen en de vrouwen. C de vrouwen en kinderen. D alle bewoners van de straat.

15

Zie regel 32-33: Het stamhoofd ... binnen. Het stamhoofd had een somber gezicht, want ... A zijn mannen hebben de leeuw niet kunnen vangen.

B hij gelooft dat Kabenla ze voor de gek gehouden heeft.

C Kabenla’s moeder beschermde hem. D de leeuw liep nog vrij rond.

16

Zie regel 37: Onmiddellijk nam ... op. Men bedoelt daarmee:

A ze bood haar verontschuldigingen aan. B ze antwoordde op de vraag.

C ze nam de schuld op zich. D ze verdedigde haar zoon.

(4)

17

Zie regel 37-38: Wat krijgen ... nooit ... Kabenla’s moeder kon de zin niet afmaken. Waarom niet?

A Ze moest even nadenken. B Ze kreeg de kans niet.

C Kabenla begon plotseling te praten. D Kabenla vroeg haar om stil te blijven.

18

Zie regel 37-38: Wat krijgen ... nooit ... Kabenla’s moeder kon de zin niet afmaken. Wat zou ze nog willen zeggen?

Mijn zoon liegt niet, hij heeft nog nooit ... A iets gestolen.

B iemand bedrogen. C een leeuw gezien. D iemand gebrutaliseerd.

19

Lees regel 38-39. Toen onderbrak ... hebben. In deze regels lezen we dat ...

A Kabenla’s moeder gelijk krijgt. B het stamhoofd de zaak gelooft. C Kabenla’s moeder ,,een bok” krijgt. D het stamhoofd boos is op Kabenla.

20 Wat is waar?

I In de regels 33-36 twijfelt het stamhoofd aan het verhaal van Kabenla.

II In regel 42-43 maakt het stamhoofd de jongen complimenten en zegt dat hij zijn verhaal gelooft.

A I is waar. B II is waar.

C I en II zijn waar. D I en II zijn niet waar.

21

Zie regel 40-41: Geloof me ... uitbarstte. Waarom begon hij te huilen?

A Omdat zijn moeder een standje kreeg. B Omdat hij de waarheid sprak en niemand hem geloofde.

C Omdat hij spijt had van wat hij had gedaan. D Omdat hij bang was voor straf.

22

In alinea VI zijn verschillende personen aan het woord.

Wie hoort er niet bij? A de moeder

B de vader C het stamhoofd D Kabenla

(5)

VII VIII IX X XI XII XIII 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92

De volgende dagen ging Kabenla elke morgen onder begeleiding van zijn vader naar de rivier. Maar de leeuw was natuurlijk nergens te bespeuren, daarom begon de vader zich af te vragen of het verhaal van zijn zoon wel klopte. Toen Kabenla na enige tijd weer alleen naar de rivier mocht, dacht hij er weer aan, de mannen uit zijn dorp op “leeuwenjacht” te sturen. Om zich niet verdacht te maken, hield hij zich echter eerst een paar dagen rustig. Op een buitengewoon warme morgen besloot hij zijn spelletje te herhalen, maar hij vulde eerst zijn kruiken. “Help, help! Ik heb een leeuw bij de rivier gezien! Kom gauw! Een grote leeuw!” schreeuwde hij in de smalle dorpsstraat; en weer kwamen uit de hutten opgewonden mannen tevoorschijn. “Voordat we naar de rivier gaan, ” riep het stamhoofd, “wil ik eerst met die jongen praten.” Drie mannen gingen de schreeuwende Kabenla achterna en brachten hem huilend bij het stamhoofd. “Ik wil dat je met ons meegaat en de plaats aanwijst waar je de leeuw hebt gezien,” zei het stamhoofd tegen het huilende jongetje. Kabenla begreep dat elke vorm van verzet zinloos was. Dus liep hij doodsbenauwd naast het strenge stamhoofd naar de rivier.

Zodra de groep de kruiken bij de rivier had bereikt, zei het stamhoofd tegen de kleine gids: “Zeg nu maar eens waar je de leeuw hebt gezien.” Kabenla dacht een ogenblik na voordat hij naar een kleine hoogte bij de rivieroever wees. “Daar heb ik de leeuw zien liggen!” De mannen – allemaal prima jagers – gingen de plek meteen onderzoeken, maar vonden niet het geringste spoor. Toen Kabenla merkte dat de mannen hem doorhadden, kwam hij huilend met de waarheid voor de dag. Hij huilde tranen met tuiten, toen hij door het stamhoofd naar de hut van zijn ouders werd gebracht. “Hier hebben jullie je zoon, hij heeft gelogen,” sprak de machtige man. ,,Ik hoop dat jullie hem naar behoren zullen straffen!” Nadat de vader had beloofd dat hij zijn zoon streng zou straffen, verliet het stamhoofd boos de hut.

“Je hebt ons schande gegeven,” zei de vader streng tegen zijn zoon. “Het hele dorp zal ons nu bespotten. Ik schaam me voor mijn zoon die de goden mij hebben geschonken. Ik heb het stamhoofd beloofd je streng te straffen, maar omdat ik je nog nooit heb geslagen, zal ik dat ook deze keer niet doen. Ik zal het aan de goden overlaten jou je verdiende loon te geven.” Kabenla smeekte zijn ouders huilend om vergeving en beloofde, dat hij ze nooit meer te schande zou maken.

De volgende morgen stond de jongen heel vroeg op, omdat hij ongemerkt naar de rivier wilde gaan om water te halen. Toen hij de kruiken aan het vullen was, werd hij verrast door het brullen van een leeuw. Hij schrok zo hevig, dat hij een kruik in de rivier liet vallen. “Help! Help! Een leeuw wil me verslinden!” schreeuwde hij. “Help me!” Kabenla begon voor zijn leven te rennen. Maar de leeuw stortte zich met een geweldige sprong op hem en gaf hem een flinke klap in het gezicht met één van zijn klauwen. De leeuw werd plotseling door een geritsel in het bos afgeleid en dat was het moment waarop Kabenla de kans had om in een dichtbijzijnde boom te klimmen. Hij klom zo snel hij kon naar het hoogste punt van de boom en bleef daar zitten. Hij kon niet meer schreeuwen om hulp, omdat zijn mond door de enorme klap van de leeuw aan het bloeden was.

De mensen die in de buurt van de rivier woonden, hadden het hulpgeroep van Kabenla gehoord. “Hij kan het niet laten,” zeiden ze tegen elkaar. En niemand bekommerde zich om het hulpgeroep van de jongen. Kabenla’s ouders, die op weg naar hun kostgrondje langs de rivier moesten, kregen van hen te horen: “Jullie zoon is onverbeterlijk. Hij heeft het vanmorgen alweer geprobeerd.”

Kwaad ging de vader naar de rivier. Toen hij niet ver meer was van de rivier, riep hij de naam van zijn zoon. Het verbaasde hem dat hij geen antwoord kreeg en hij ging daarom sneller lopen. Hij zag de kruiken langs het water, maar van zijn zoon was geen teken te bekennen. Hij keek onderzoekend naar de grond en vol schrik zag hij een spoor van bloed.

(6)

94 95 96 97

vader was opgelucht: zijn zoon leefde. Kabenla klom uit de boom en vertelde al huilend aan zijn vader wat hem overkomen was. “De goden hebben je flink gestraft, maar ik ben blij dat je leeft en dat jij je les hebt geleerd,” mompelde hij en zij gingen beiden met tranen in de ogen naar huis.

23

Lees regel 44-45: De volgende ... rivier. Zijn vader deed dat in het begin, omdat ... A hij de leeuw wilde zien.

B hij het verhaal van Kabenla niet geloofde. C hij bang was, dat Kabenla aangevallen zou kunnen worden.

D hij wist dat Kabenla hetzelfde zou doen.

24

Lees regel 44-48: De volgende dagen ... rustig. Het belangrijkste uit dit stukje is:

A de mannen gaan weer op leeuwenjacht. B Kabenla houdt zich rustig.

C Kabenla wil dat men zijn verhaal gelooft. D Kabenla maakt opnieuw een plan.

25

Zie regel 49-50. Op een ... kruiken. Met ,,zijn spelletje” bedoelt men ... A weer zijn kruiken te vullen.

B weer het hele dorp in beweging te brengen. C weer elke morgen vroeg op te staan.

D weer met de mannen op leeuwenjacht te gaan.

26 Lees alinea VIII.

Welke zin vertelt wat juist is?

A De mannen gingen na de roep van Kabenla direct naar de rivier.

B De jongen huilde, want hij moest nog enkele kruiken vullen.

C De jongen kon niets anders doen dan meegaan, omdat het stamhoofd streng was. D De jongen huilde, want de mannen hadden hem een mep gegeven.

27

Zie regel 59: Kabenla dacht een ogenblik na. Waarover moest hij nadenken?

A Hij moest gauw een antwoord vinden.

B Hij moest eerst even aan zijn moeder denken. C Hij dacht na waar hij de leeuw precies had gezien.

D Hij dacht aan de straf die hij zou krijgen.

28

Regel 61: De mannen ... de plek ... onderzoeken, ... Met ,,de plek” bedoelt men ...

A de plaats waar de kruiken stonden. B de hoogte bij de rivieroever.

C de plaats waar de sporen te zien waren. D de smalle dorpsstraat.

(7)

Regel 66-67: Het stamhoofd verliet boos de hut. Hij was boos, omdat ...

A Kabenla had gelogen. B Kabenla huilde.

C de leeuw was ontsnapt.

D de vader zijn zoon niet strafte. 30

In alinea IX is er een zin, die kort vertelt wat het belangrijkste is van deze alinea.

Dat is de zin op

A regel 59 : ,,Zeg nu ... gezien.” B regel 60-61: ,,Daar heb ik ... liggen.”

C regel 62-63: ,,Toen Kabenla ... voor de dag.” D regel 65 : ,,Ik hoop ... straffen.”

31

In alinea IX huilde Kabenla heel veel, omdat hij ... A bang was. B pijn had. C spijt had. D verdriet had. 32 Lees alinea X.

Het belangrijkste uit dit stukje is: A het hele dorp pest het gezin. B de vader straft zijn zoon streng. C Kabenla krijgt zijn verdiende loon.

D vader schaamt zich voor zijn zoon, maar straft hem niet.

33

De vader van Kabenla is aan het woord in alinea X.

Wat heeft hij niet gezegd?

A Je hebt ons schande gegeven. B Het hele dorp zal ons bespotten.

C Ik heb het stamhoofd beloofd je nooit te slaan.

Lees regel 74-75: De volgende ... halen. Hij deed dat, omdat hij ...

A de hulpvaardige jongen van vroeger wou zijn. B niet door de mensen gezien wilde worden. C altijd water haalde voor de zon opkwam. D de mensen nog een laatste keer wilde beetnemen.

35 Lees regel 77-81.

Welke bewering is waar?

I Kabenla riep om hulp, maar de leeuw was al dichtbij.

II Er was geen echte leeuw, het was weer fantasie van Kabenla.

A I is waar B II is waar

C I en II zijn waar D I en II zijn niet waar

36 Lees regel 85: Hij ... niet laten. Welke aanvulling is goed? Hij kan het niet laten ... A naar de rivier te gaan. B ons voor de gek te houden. C onze rust te verstoren.

D vroeg in de morgen lawaai te maken. 37

Regel 85-86: En niemand ... jongen. Wat is waar?

Na het hulpgeroep van de jongen ...

A begreep men dat er werkelijk een leeuw in de buurt was.

B gingen de ouders direct naar de rivier. C haastte iedereen zich naar de rivier. D kwam niemand naar buiten.

(8)

38

Welk spreekwoord past bij alinea XII? A Haastige spoed is zelden goed. B Wie goed doet, goed ontmoet. C Boontje komt om zijn loontje. D Kabenla kijkt de kat uit de boom.

39

Lees regel 89-90: Kwaad ... zoon. Hij was kwaad op ...

A het dorp, omdat niemand geholpen had. B zijn zoon, die verbetering had beloofd. C alles wat gebeurd was, omdat hij niet naar zijn grondje kon.

D zichzelf, omdat hij niet snel bij zijn zoon was.

40

Hoe is Kabenla door de goden gestraft?

A Hij werd in de steek gelaten, toen hij hulp nodig had.

B Hij moest in een boom blijven zitten. C Hij klom in een boom en de leeuw wachtte eronder.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Praten over ziek zijn en dood gaan is misschien een beetje eng.

In 2017 worden extra middelen ingezet voor de bestrijding van invasieve exoten.. Dit zijn uitheemse planten die zich buiten hun oorspronkelijke verspreidingsgebied vestigen,

Een cameraploeg trekt naar de plaatsen waar de grote geloofs- verkondiger heeft vertoefd en probeert een portret te borstelen van zijn missie én zijn geloof in

Op een dag vraagt Jezus aan zijn leerlingen: „Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” Ze antwoorden: „Sommigen zeggen dat U Johannes de Doper bent, anderen Elia en weer anderen Jer-

eerst dachten we aan de groenstrook bij de Tweede Zijweg en het VLC, maar dat is voor veel kinderen uit De Ronde Venen wat ver weg.. Misschien is bij Allround

Kies voor de stick als uploadmedia. om terug te gaan naar de root. Kies nu de stick. Druk ok en vervolgens weer ok.). Open nu .backup wizard en doe restore –

De kritiek moet een positieve insteek hebben om bijvoorbeeld een collega te behoeden voor een potentieel probleem, om de organisatie te versterken, op tijd mee te bewegen

c In welk land is meer dan de helft van de bevolking jonger dan 15 jaar.. d In welk land is ongeveer een derde van de bevolking jonger dan