• No results found

NGOs & morele verantwoordelijkheid : Oxfam UK Haïti 2011

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "NGOs & morele verantwoordelijkheid : Oxfam UK Haïti 2011"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Universiteit van Amsterdam

NGOs & morele

verantwoordelijkheid

Oxfam UK Haïti 2011

maud.vandenboorn@student.uva.nl Maud van den Boorn

BA scriptie Politicologie

Ethiek in organisaties en professies

Dhr. Dr. R. van Es

(2)

1

2-07-2018

Table of Contents

1. Inleiding ... 2

2. Methode ... 3

3. Case: Oxfam UK Haiti 2011 ... 4

4. De hulpverlener als centrale actor ... 7

4.1 Morele beeldvorming ... 7

4.2 Morele oordeelsvorming ... 10

4.3 Morele besluitvorming ... 13

5. Analyse I ... 15

6. De NGO als centrale actor ... 18

6.1 Morele beeldvorming ... 18 6.2 Morele oordeelsvorming ... 21 6.3 Morele besluitvorming ... 24 7. Analyse II ... 25 8. Conclusie ... 28 Literatuurlijst ... 29 Bijlage 1 ... 32 Bijlage 2 ... 39 Bijlage 3 ... 49

(3)

2

1.

Inleiding

De ontwikkelingen binnen de #MeToo discussie hebben er in alle waarschijnlijkheid voor gezorgd dat negen jaar na dato aan het licht is gekomen dat Oxfam UK hulpverleners in 2011 tijdens de humanitaire ramp op Haïti zijn beschuldigd van seksueel wangedrag. Dat seksueel wangedrag zich niet laat beperken binnen de muren van een NGO, blijkt uit tal van aangiftes binnen Hollywood, de Rooms-Katholieke kerk, de internationale sportwereld en grote multinationals als Heineken (Maidman 2017; Lanting 2018; van Beemen 2018).

Introductie

De betrokkenheid van NGOs, zoals De Wereld Bank en Artsen zonder Grenzen, bij internationale economische en politieke beleidsvorming groeit met de dag en dus hiermee ook hun mondiale macht. Zij presenteren zichzelf als onafhankelijk van staten, vrijwillig en non-business (Parlement en politiek 2018). Inherent hieraan volgt een status van eerlijkheid en geloofwaardigheid. Er zit echter ook een schaduwkant aan deze onberispelijke reputatie.

In 2002 volgde een schokgolf van verontwaardiging over de internationale gemeenschap. In een rapport van Save the Children kwam het seksuele wangedrag en machtsmisbruik van hulpverleners in Congo aan het licht. Kort hierna beloofden de NGOs voor verbetering te zorgen. Echter, in de jaren opvolgend haalden herhaaldelijk verscheidene NGOs het nieuws met betrekking tot het wangedrag van hun hulpverleners in rampgebieden (Naber 2018). Dit was ook het geval op negen februari 2018. The Times UK bracht een rapport uit waarin naar buiten kwam dat personeelsleden van Oxfam UK zich onzedelijk hadden gedragen tijdens hun missie op Haïti in 2011. Een golf van kritiek volgde. Dankzij het hoge morele gehalte dat NGOs claimen binnen de internationale samenleving lijkt het extra schokkend dat ook binnen deze sector sprake is van misdragingen door personeelsleden.

Probleemstelling en onderzoeksvraag

Middels deze scriptie is getracht in beeld te brengen welke professionele beperkingen en mogelijkheden zijn verbonden aan het hulpverlenen en welke waarden en normen spelen in de context waarbinnen dit seksuele wangedrag zich voordoet. Hierbij is de case van Oxfam UK als uitgangspunt gebruikt. Deze doelstelling valt binnen het onderzoek naar aidculture, een onderwerp dat steeds meer belangstelling

(4)

3

krijgt van de sociale wetenschappen. Het is een stroming binnen het politicologische, sociologische en antropologische debat waarbinnen humanitaire hulp wordt gezien als een cultureel fenomeen (Apthorpe 2011). Zo komt Autesserre (2014) met een alternatieve verklaring voor waarom internationale vredesinterventies vaak falen hun volledige potentie te bereiken. Liberale westerse sociale gebruiken en praktijken zijn sterk bepalend voor de effectiviteit van de inspanningen op het veld. Zij blijken in feite contraproductief, omdat zij niet strijken met de lokale gewoontes en culturen.

Vanuit een ethische invalshoek is naar het probleem gekeken. Ethiek is een filosofische discipline en een wetenschappelijke studie die wordt gebruikt om moreel gedrag te onderbouwen of bekritiseren. Het is een systematische reflectie op de alledaagse praktijk. Vanuit de ethiek kijken we dus naar de alledaagse moraal en proberen die te verhelderen (Van Es 2015:78).

De centrale vraagstelling in het onderzoek luidt: ‘Wie draagt de morele verantwoordelijkheid voor het individueel handelen van de hulpverlener?’

Er is gekozen om gebruik te maken van het Van Es model voor Morele besluitvorming om de centrale vraag te beantwoorden. Dit model is een handzame manier om een morele kwestie te ontleden en hierover moreel te kunnen oordelen (Idem:164). Allereerst is de morele kwestie geanalyseerd vanuit het perspectief van de individuele hulpverlener. Na de gewonnen inzichten uit de literatuurstudie en interviews is het Van Es model nogmaals toegepast, ditmaal vanuit het perspectief van de NGO.Het bij elkaar brengen van de twee perspectieven levert een vernieuwend beeld op van verantwoordelijkheden.

Leeswijzer

In hoofdstuk twee is uiteengezet welke actoren geïnterviewd zijn en verantwoord waarom voor de Oxfam UK case is gekozen. Hoofdstuk drie omvat het feitenrelaas van de casestudie. In hoofdstuk vijf komt het van Es Model aan bod vanuit het perspectief van de individuele hulpverlener, bijhorende een analyse van de gewonnen informatie uit de interviews. In hoofdstuk zeven is de NGO leidend voor het van Es Model en de bijhorende analyse. De ideeën van Geoff Moore over goed leiderschap zijn hier toegevoegd aan het model. In de conclusie is gekeken naar de betekenis van de resultaten voor de verschillende stakeholders en wat we kunnen leren van de bevindingen.

2.

Methode

Er is voor gekozen gebruik te maken van een kwalitatieve casestudie bij het beantwoorden van de centrale vraagstelling. Hieraan is invulling gegeven middels het bestuderen van relevante literatuur omtrent aidculture. Daarnaast zijn er drie diepte-interviews met experts op het gebied van ontwikkelingshulp afgenomen. Het betreft Linda Polman, een werknemer bij een NGO en Bram Jansen.

(5)

4

Linda Polman is onderzoeksjournaliste op het gebied van humanitaire hulp en interventies. Daarnaast is zij schrijfster. Ze publiceerde vijf boeken, waaronder de Crisiskaravaan waarin de dilemma’s van hulpverlening in rampgebieden aan bod komen. Het boek werd in tien talen vertaald (Lindapolman.nl). De NGO werknemer is binnen de organisatie verantwoordelijk voor de humanitaire en politieke contextanalyse. Zij geeft hierover strategisch advies. Ook houdt zij zich bezig met de belangenbehartiging van de mensen die zij tegenkomt tijdens haar werk. Binnen een tijdsperiode van drie jaar heeft zij deelgenomen aan drie uiteenlopende missies in het buitenland (Werknemer NGO 2018).

Bram Jansen is cultureel antropoloog en doet onderzoek aan de Universiteit van Wageningen. Hij houdt zich voornamelijk bezig met humanitaire hulp, ontwikkelingssociologie en migratiestudies. Voor zijn PhD heeft hij anderhalf jaar onderzoek gedaan naar de gedragingen van verschillende actoren in en rond het vluchtelingenkamp Kakuma, Kenia (WUR 1918).

De case betreft het seksueel wangedrag van Oxfam UK hulpverleners op Haïti in 2011. Er is voor deze case gekozen, omdat in kwestie duidelijk is wat er feitelijk is voorgevallen en er tegen de desbetreffende individuen ook daadwerkelijk maatregelen zijn genomen. Dit is uitzonderlijk, NGOs brengen maar mondjesmaat naar buiten wat er binnen de organisatie afspeelt. Omdat uit de interviews naar voren kwam dat het voornamelijk om misbruik van meisjes en vrouwen gaat, op hen ligt in dit onderzoek dan ook de focus.

3.

Case: Oxfam UK Haïti 2011

12 Januari 2010 trof een aardbeving van 7,0 op de schaal van richter Port-au-Prince, Haïti. De gevolgen bleken desastreus. De Haïtiaanse regering telde een dodenaantal van 230 duizend inwoners, 300.000 gewonden en 1.5 miljoen daklozen vast. Met het regenseizoen op komst moest er vanuit de internationale gemeenschap snel gehandeld worden. Een totaal van 13 miljard dollar werd vrijgemaakt voor de wederopbouw van het land en het aantal aanwezige NGOs werd geschat van 3000 tot 10.000 (Simpson 2018).

De aanwezigheid van NGOs is geen nieuw fenomeen voor de Haïtianen. Al ruim zestig jaar fungeert Haïti als een donor darling. “Je ziet dat er heel veel Amerikaans geld naartoe gaat, het ligt in hun achtertuin. Het aantal hulporganisaties was altijd al krankzinnig hoog daar, maar na de aardbeving werd het alleen nog maar erger” (Polman 2018). Door de blijvende aanwezigheid van NGOs, richt de bevolking zich voor hun basisvoorzieningen aanvankelijk tot de NGOs voordat zij zich richten tot de openbare diensten die de overheid biedt (UNIP 2010).

(6)

5

Haïti was en is een van de armste en economisch ongelijk verdeelde landen ter wereld. De rijkste 1% bezit evenveel als de armste 45% van de bevolking. Er heerst politieke onrust, de criminaliteit is hoog en de veiligheid in veel gebieden kan niet gegarandeerd worden (Rijksoverheid 2018). Mede door de parlementaire democratie met haar gekozen president en volksvertegenwoordigers is er nauwelijks sprake van constructieve politieke samenwerking in het land. Er is een gebrek aan leiderschap, bestuur en verantwoording.

Beschuldigingen

Een van de duizenden NGOs die in 2010 neerstreek op Haïti was Oxfam UK. Opgericht in 1956 tegen de bestrijding van onrecht en armoede. Oxfam is in 93 landen actief en heeft hongersnood, onveiligheid en onrechtvaardigheid hoog in het vaandel staan (Oxfam.nl). De organisatie ontving 70 miljoen pond aan regeringsdonoren en publieke donaties voor hun werk op Haïti en bracht 230 hulpverleners naar het eiland (O’Neill 2018).

Op 12 juli 2011 stelde Paul Caney, hooggeplaatste official in de Caribische en Latijns-Amerikaanse tak van Oxfam UK, de seniorpartners op de hoogte van een klokkenluider die zou aantreden. Zij zou met verschillende beschuldigingen komen jegens mannelijke hulpverleners die gestationeerd waren in Port-au-Prince, Haïti. De beschuldigingen betroffen onder andere fraude, seksueel wangedrag, nalatigheid en nepotisme en betekende dus een schending van de gedragsregels zoals vermeld in de Code of Conduct (Oxfam 2011). De hulpverleners werden onder andere beschuldigd van het houden van seksfeestjes met prostituees in hun door Oxfam UK betaalde appartementen. Er waren bedenkingen over de leeftijd van de meisjes en het kon niet worden uitgesloten dat zij minderjarig waren.

Direct na de beschuldigingen in 2011 startte Oxfam UK een intern onderzoek om de waarheid rondom de beschuldigingen boven water te halen. De beschuldigingen hadden mede betrekkingen op de landcoördinator, Roland van Hauwermeiren. Naast het onderzoeksteam en Roland van Hauwermeiren was niemand op de hoogte van het onderzoek dat liep. In een interview met BBC verklaart Barbra Stocking, directeur Oxfam, dat de landcoördinator direct toegaf aan de beschuldigingen. De reden dat hij niet op staande voet was ontslagen, maar een deal werd aangeboden, was omdat meerdere hulpverleners betrokken zouden zijn bij het wangedrag. Om een zo goed mogelijk en volledig onderzoek uit te kunnen voeren naar deze verdachten, was het van belang dat zij geen licht kregen van het lopende onderzoek (Stocking 2018).

In totaal werden 9 personeelsleden schuldig bevonden aan seksueel wangedrag, het gebruik van prostituees in het appartementencomplex van Oxfam UK en het intimideren van andere personeelsleden. Zij zijn als gevolg hiervan ontslagen of opgestapt (Oxfam 2011). Oxfam UK heeft alle namen anoniem gehouden, op die van Robert van Hauwermeiren na. Op 5 september hetzelfde jaar bracht Oxfam een persbericht naar buiten en daarmee was de kous af.

(7)

6

9 Februari 2018 werd de wereld wakker geschud door een onderzoek van The Times: ‘Top Oxfam staff paid Haïti survivors for seks’. Hierin kwam het seksuele wangedrag door hulpverleners van Oxfam UK uit 2011 aan het licht. Er volgde een tsunami van kritieken op het destijds handelen van Oxfam UK met betrekking tot het aanpakken en oplossen van dit wangedrag. Oxfam UK werd onder andere verweten het wangedrag van hun personeel stil te hebben gehouden en andere hulporganisaties niet op de hoogte te hebben gesteld van de incidenten. Door het zwijgen kon Robert van Hauwermeiren tussen 2012 en 2014 aan de slag bij Artsen zonder Grenzen (BBC 2018). Nadat Mark Goldring, directeur Oxfam, toegaf dat anders gehandeld had kunnen worden, dient op 12 februari adjunct-directeur Penny Lawrence haar ontslag in. Zij verklaart volledige verantwoordelijkheid te nemen en zich diep te schamen. Op 16 februari kondigt Oxfam UK aan een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de working culture and practices van de organisatie. Daarnaast zeggen zij te streven naar een internationale database waarin hulpverleners die zich misdragen worden opgenomen (BBC 2018).

Als reactie op het aan het licht kopen van het seksueel wangedrag heeft Haïti tijdelijk de vergunning van de hulporganisatie ingetrokken. Op 13 februari spreekt president Jovenel Moise dat dit nog maar het topje van de ijsberg is en dat er sprake is van ernstige schending van de menselijke integriteit. Meer dan 7000 donateurs trokken hun lidmaatschap in en ambassadeurs actrice Mini Driver en aartsbisschop Desmund Tutu trokken hun support voor de hulorganisatie terug (NOS 2018).

Het Oxfam schandaal wordt gezien als een wake up call voor de hulpsector. Experts op gebied van ontwikkelingssamenwerking zijn niet verbaast over de aard van de beschuldigingen. Volgens Linda Polman (2018) “Hadden we het al veel eerder kunnen weten. Ik ben in veel gebieden geweest en je ziet het gewoon. Daarnaast hoor je de verhalen van zowel hulpverleners als de lokale bevolking, het is gewoon een heel bekend verschijnsel”. De manier waarop Oxfam de beschuldigingen heeft afgehandeld is volgens haar ondermaats: “Wat ik me ervan herinner, is dat ze de verantwoordelijke man niet ontslagen hebben, maar verzochten zelf ontslag te nemen, ze hem niet hebben aangegeven bij de politie en de slachtoffers niet hebben gecompenseerd. Dus kortom, ze hebben het in zoverre aangepakt, dat ze de noodzakelijke mensen uit de weg hebben geholpen, zodat ze daar geen verantwoording voor hebben hoeven afleggen” (Linda Polman).

Ook hoogleraar Dorothea Hilhorst verbaasde zich niet over het feit dat er sprake was van seksueel wangedrag onder hulpverleners en noemt het gedrag vooral tragisch. Zij is van mening dat Oxfam UK adequaat en juist heeft gereageerd in 2011 (Hilhorst 2018).

(8)

7

4.

De hulpverlener als centrale actor

‘Als ik verantwoordelijk ben, kan het mijn taak, bevoegdheid of plicht zijn (beginselen) ervoor te zorgen dat bepaalde zaken gedaan of bereikt worden (gevolgen) en aangenomen wordt dat ik daartoe in staat ben, dat ik daartoe de daadkracht, kwaliteit of inzet heb (deugden). In het verlengde daarvan kunnen drie soorten verantwoordelijkheden worden onderscheiden’ (van Es 2015).

4.1 Morele beeldvorming – Fase 1: Intuïtie, stakeholders en waarden

Wat is er moreel aan deze kwestie?

Morele intuïtie

De morele intuïtie is de rauwe emotie die opkomt naar aanleiding van een gebeurtenis (Van Es 2015:171). Het eerste gevoel dat opkomt is afgunst. De mensen in een rampgebied hebben weinig tot geen middelen om te overleven en hebben dus geen andere keus dan de hulpverleners te vertrouwen. De hulpverlener ben je niet alleen verantwoordelijk voor het eigen handelen, maar ook voor het welzijn van de getroffen lokale bevolking. Je verwacht van hulpverleners een hogere morele standaard dan van de gemiddelde mens, hun beroep draait immers om helpen waar de nood het hoogste is. Het tweede gevoel dat opkomt is wantrouwen. Hulpverleners worden grotendeels betaald uit belastinggeld. Hoe kan je als belastingbetaler erop vertrouwen dat dit gedrag niet eerder regel dan uitzondering is en jij dus dit gedrag zonder het te weten in stand houdt. Hoe kan dat dat iemand die staat voor morele bekwaamheid zo de mist in gaan met zijn gedrag?

Stakeholders

In deze morele kwestie is de centrale actor de individuele hulpverlener en vanuit zijn invalshoek wordt gekeken naar de morele kwestie. Deze actor heeft zijn eigen stakeholders. Stakeholders hebben een aandeel in het voortbestaan en het welzijn van een organisatie en de centrale actor. Primaire stakeholders zijn direct bepalend voor de waarden van het individu. In deze case is dit de NGO Oxfam. Secundaire stakeholders bepalen indirect mee voor de waarden van de centrale actor, in casu zijn dit de regeringsdonoren. De tertiaire stakeholder zijn de media. Zij zijn als het ware de spreekbuis voor de publieke waarden. Per morele kwestie kan het gewicht van de stakeholder in het machtsspel verschillen. Het gaat zowel om de onderlinge verhouding als de dynamiek tussen de stakeholders bij morele besluitvorming (Van Es 2015:173). Van belang is dus te kijken hoeveel invloed een stakeholder op de centrale actor heeft.

(9)

8

Ruit van waarden

De ‘Ruit van waarden’ maakt onderscheidt tussen een viertal verschillende waarde domeinen die middels een bepaalde dynamiek in verhouding met elkaar staan. Het professionele, publieke, organisationele en persoonlijke domein (Idem:175). Omdat je persoonlijk bent betrokken bij de morele kwestie zijn dit de waarden die op het eerste moment op de voorgrond staan. Deze waarden verschuiven vervolgens naar het publieke domein. Het publiek (publieke waarden) heeft kritiek op de organisatie (organisationele waarden). De organisatie werkt echter via de hulpverleners (professionele waarden). Persoonlijke waarden zijn gecategoriseerd in intrinsieke en instrumentele waarden. De intrinsieke waarden betreffen: betrouwbaarheid, respect en integriteit. De instrumentele waarden tact en geduld (Ibid). Een NGO en haar hulpverleners nemen de taak op zich om hulp te bieden aan mensen in nood. Om deze hulp zo goed mogelijk te geven, dienen zij betrouwbaar te zijn en geen misbruik te maken van de middelen waarover zij beschikken. Respect voor een ander en tactvol en integer handelen sluiten hierop aan.

Publieke waarden zijn de waarden van de meest dominante groepen binnen de democratische rechtsstaat. Deze waarden zijn algemeen aanvaard en via de media vertolkt (Idem:178). Hulpverleners hebben de plicht de hulpmiddelen op een rechtvaardige manier te verdelen. Hierbij spelen de waarden: veiligheid, betrouwbaarheid, eerlijke behandeling en geweldloosheid.

Organisationele waarden vormen zich rondom de concrete doelen van de NGO. Enerzijds de zakelijke waarden die zijn gericht op het optimaal gebruik maken van de middelen en continuïteit. Anderzijds de vakinhoudelijke waarden. Deze betreffen producten en diensten die de organisatie aanbiedt en hebben dus betrekking op het functioneren van de hulpverleners. In casu spelen kwaliteit en klanttevredenheid een essentiële rol. De hulpverlener dient vakbekwaam te zijn en zich loyaal op te stellen tegenover de NGO en hulpbehoevenden (Idem:177).

Professionele waarden zijn de mores bij een professie, de kwaliteiten van een professional. Het gaat hier om de morele waarden die inherent zijn aan het juist uitoefenen van het beroep. Denk aan gedrags- en beroepscodes zoals de Code of Conduct. Ze geven de missie en visie van de hulporganisatie weer. Ze zijn inherent aan het op de juiste manier invulling geven aan het beroep. Deze waarden zijn: zorgvuldigheid, deskundigheid, loyaliteit, oprechtheid en het met respect omgaan met anderen (Idem:176).

(10)

9

Om te bepalen welke waarden zwaarder wegen moet er een verticale en horizontale afweging gemaakt worden. Verticale morele afwegingen tussen waarden hebben betrekking op wie de centrale actor verantwoording af aan moet leggen en aan wie legt deze stakeholder op haar beurt verantwoording af (Ibid). De hulpverlener legt verantwoording af aan zijn of haar managers. Welke op hun beurt verantwoording afleggen aan de regeringsdonoren. Horizontale morele afwegingen gaan over personen die hetzelfde beroep uitoefenen als de centrale actor, zowel binnen als buiten de organisatie. Hulpverleners op dezelfde locatie op hetzelfde moment aan collega’s binnen en buiten Oxfam UK.

Morele kwestie 1

Is het moreel laakbaar dat hulpverleners van Oxfam UK tegen betaling gebruik maken van seksuele handelingen met hulpbehoevende vrouwen?

Persoonlijk Publiek

Organisationeel Professioneel

(11)

10

4.2 Morele oordeelsvorming – Fase 2: Verschillende perspectieven

Hoe kun je vanuit de ethiek naar de morele kwestie kijken?

Deugden

Is het handelen in deze context gepast?

Om te kunnen oordelen of de centrale actor heeft gehandeld in overeenstemming met zijn deugden, moet deze autonoom zijn. Een vrije beslissingsruimte heeft om te handelen en te bepalen wat juist is (Van Es 2015:192).

Een deugd is het weloverwogen goede. Men hoort zorgvuldig te handelen met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid en de geldende regels. Er kunnen drie soorten deugden worden onderscheden: Rechtvaardigheid, zelfvorming en zorg (Idem:183-204). Integriteit is een samengestelde deugd uit betrouwbaarheid, zorgvuldigheid, oprechtheid en waardigheid. Daarnaast heeft integriteit betrekking op de rol van een professional en wat er van hem wordt verwacht. Integriteit is een basisbehoefte om deugdzaam te kunnen werken (Idem:191).

Deugden van rechtvaardigheid zijn gericht op algemeen moreel gedrag. Het leidmotief is neutraliteit, de hulpverlener behoort zich neutraal op te stellen tegenover hulpbehoevenden en heeft zichzelf en zijn driften dus onder controle (Moore 2017:115). De deugden van onpartijdigheid en oprechtheid spelen in casu. Een hulpverlener dient eenieder te helpen die in nood verkeert, ongeacht etniciteit, gender of politieke overtuiging. Deze hulp is oprecht en wordt niet gedreven door een achterliggende agenda. Deugden van zelfvorming zijn matigheid, gerechtigheid en moed en gericht op de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid. Het leidmotief is tevens de persoonlijke verantwoordelijkheid van de hulpverlener, welke voortkomt uit traditie en gewoonten (Van Es 2015:188).

Gevolgen

Deugden Beginselen

(12)

11

Deugden van zorg zijn gericht op het geluk en het welzijn van de medemens: zorgzaamheid, behulpzaamheid, onbaatzuchtigheid, liefdadigheid en betrouwbaarheid. Het leidmotief is verbondenheid (Ibid). Deze deugden horen hoog in het vaandel te staan bij iedere hulpverlener.

Beginselen

Komt het alledaagse handelen overeen met het voorgeschreven handelen?

Omdat deugdzaamheid niet altijd bij elke hulpverlener aanwezig is, moet een NGO beginselen opstellen waaraan de hulpverlener zich dient te houden. De beginselen van Oxfam UK staan vastgelegd in de Code of Conduct (Oxfam International 2017). Ook hier speelt integriteit weer een belangrijke rol (Moore 2017) De plichten die hieruit volgen zijn:

- De plicht respectvol om te gaan met de macht die komt met mijn positie en deze met terughoudendheid te gebruiken.

- De plicht respectvol om te gaan met de lokale gebruiken en culturen, zelfs als deze verschillen van de Code of Conduct.

- De plicht alle mensen met respect en waardigheid te behandelen en elke vorm van intimidatie, discriminatie, intimidatie, uitbuiting en misbruik tegengaan.

- De plicht om in overeenstemming met de internationale normen geen seksuele relaties te hebben met minderjarigen of begunstigen in ruil voor hulp. Evenals geen geld wisselen voor seksuele gunsten of andere vormen van vernedering.

- De plicht op te treden tegen elke vorm van corruptie.

- De plicht op passende wijze verantwoording af te leggen voor al het Oxfam geld en eigendom, zoals voertuigen en accommodatie.

- De plicht de gezondheid, veiligheid en het welzijn van alle Oxfam medewerkers, vrijwilligers en contractor te beschermen.

- De plicht de universele mensenrechten na te leven en te beschermen.

Gevolgen

Wat zijn de positieve en negatieve gevolgen van de handeling?

Kwaliteit en context spelen hier een rol. De nadruk ligt op de consequenties van het handelen in de toekomst. Gevolgen worden uitgedrukt in termen van kosten en baten, nut, of wel utilitarisme (Bentham 1798). Zij dienen te worden beoordeeld op de belangen die ermee worden behartigd of geschaad worden.

In de sociologie wordt een onderscheid gemaakt tussen de regelutilisten en actutilisten. Regelutilisten staan dicht bij het perspectief van beginselen. Zij kijken naar de handeling die als gevolg het meeste nut

(13)

12

oplevert voor het grootste aantal mensen in een wereldwijde context en dus niet per definitie op lokaal niveau. Actutilisten staan daarentegen dicht bij de deugden van zorg, zij betreffen beide het persoonlijke domein. Het individu kiest datgene wat het meeste nut oplevert in de gegeven context (Idem:197). De hulpverlener heeft de plicht te handelen ten behoeve van het welzijn van de lokale bevolking. Hij is zich bewust van zijn positie en is dus in staat een gevolgenafweging van handelingsmogelijkheden maken, deze beredenering staat haaks op wat Hilhorst (2018) concludeert. Bij deze gevolgenafweging moet gekeken worden welke belangen zwaarder hebben gewogen. De hulpverleners in casu hebben gehandeld naar wat voor hen persoonlijk het meeste nut opleverde op dat moment en zijn dus actutilisten.

Echter, om juist te kunnen oordelen moet er sprake zijn van een core practice. Dit is in casu niet het geval, omdat hulpverlenen geen beroep is. Dit maakt het des te lastiger om een moreel oordeel te vormen.

Morele kwestie 2

Na fase twee is gebleken dat seksuele handelingen tegen betaling verboden zijn volgens de Code of Conduct. Op basis hiervan is de morele kwestie aangepast naar:

Is het moreel laakbaar dat hulpverleners van Oxfam UK in strijd hebben gehandeld met de Code of Conduct? Terwijl de volgende omstandigheden en argumenten van kracht waren:

Pro Contra

- De actor is autonoom.

- De plicht alle vormen van uitbuiting en misbruik tegen te gaan.

- De plicht geen seksuele relaties te hebben met minderjarigen of begunstigen in ruil voor hulp.

- Er is altijd sprake van een scheve machtsverhouding tussen hulpverlener en hulpbehoevende

- Er kan niet worden uitgesloten dat de seks niet in overeenstemming was.

(14)

13

4.3 Morele besluitvorming – Fase 3: Verantwoordelijkheid

Voor welke handelingen draagt de hulpverlener de verantwoordelijkheid?

Morele verantwoordelijkheid

Verantwoorden is een taak van de morele actor die in vrijheid keuzes maakt op basis van goede redenen (Idem:206).

De Oxfam UK hulpverleners namen een defensieve houding aan wanneer zij zich dienden te verantwoorden. Ondanks dat zij middels de media naar buiten brachten morele verantwoordelijkheid te nemen voor hun daden, was dit niet op eigen initiatief en vonden zij dat er vanuit de democratische rechtsstaat te overdreven werd gereageerd. Hieruit blijkt dat zij zich nauwelijks psychologisch verantwoordelijk voelden (Idem:207). Of deze individuen aansprakelijk zijn bij wet is discutabel. In Haïti zijn zij niet vervolgd en in Nederland is tot op heden geen juridische actie tegen hen ondernomen. Naast hun ontslag heeft Oxfam UK ook geen verdere stappen ondernomen.

De verantwoording kan zowel functioneel als persoonlijk worden geacht. Functioneel, omdat de verantwoordelijkheid kan worden verbonden aan de rol en positie die de hulpverleners innamen binnen Oxfam UK. Persoonlijk, omdat de handeling specifiek is verbonden aan de mentale of fysieke kenmerken van het individu. Niet iedereen die bij een NGO werkt gedraagt zich op deze manier, maar de centrale actor in kwestie wel (Ibid). Uit de drie klassieke perspectieven van de Morele Oordeelsvorming zijn drie vormen van verantwoordelijkheid te onderscheiden (Idem:208).

Uit het deugden perspectief vloeit ontwikkelingsverantwoordelijkheid. De morele actor neemt verantwoordelijkheid voor zijn karakter en de manier waarop deze zich heeft ontwikkeld. Tot een moreel oordeel wordt gekomen op basis van zelfbewuste identiteitsvorming. De actor is receptief. Hij

(15)

14

luistert goed naar anderen en probeert ze te begrijpen. Hiervan is in casu geen sprake, maar dit zou wel moeten. Hij zou zich voornamelijk moeten verantwoorden tegenover de benadeelde vrouwen op Haïti. Toenaderingsverantwoordelijkheid volgt uit het beginselen perspectief. De morele overtuigingen van de anderen worden gerespecteerd, maar de eigen morele overtuiging wordt duidelijk naar voren gebracht. Een moreel besluit wordt genomen op basis van reciprociteit. Er wordt niet enkel geredeneerd vanuit eigen perspectief, maar van een inleving in conflicterende perspectieven is ook sprake. Ook hiervan is in casu geen sprake. Uit geen enkel gegeven feit blijkt dat de hulpverleners zich hebben ingeleefd in andere actoren en de morele overtuigingen van de vrouwen respecteerden.

Uit het gevolgen perspectief vormt zich de handelingsverantwoordelijkheid. De hulpverlener neem verantwoordelijkheid voor zijn handelen en dus ook voor de positieve en negatieve effecten ervan op anderen. Hij accepteert het debat dat hem ten deel valt. Hij komt tot een moreel besluit op basis van congruentie; hij geniet van de winst, maar vergoed ook de schade. Door interdependentie en context mee te wegen is er sprake van probabiliteit mee. Dit nuanceert de handelingsverantwoordelijkheid, maar laat haar niet verdwijnen (Idem:209). In casu nemen de hulpverleners grotendeels verantwoordelijkheid voor het handelen. Echter, het is niet duidelijk hoe hij de schade vergoedt. De schade die is berokkend wordt niet aangepakt door de hulpverleners zelf.

Publieke verantwoordelijkheid

Rechtvaardigen is nodig wanneer het gedrag schade berokkent aan de deugdzaamheid van de samenleving (Idem:211). Oxfam neemt deze taak op zich, omdat het gedrag van hun hulpverleners het goede imago van Westerse hulporganisaties schaadt. Ook zij hebben echter nooit juridische verantwoording hoeven afleggen. Staatsrechtelijke verantwoording is wel aan de orde geweest. Deze werd door de verschillende nationale takken aan de minister afgelegd. In Nederland heeft Oxfam een rapportageplicht, waarbij de NGO aan de minister van Handel- en Ontwikkelingssamenwerking verantwoording moet afleggen. Morele rechtvaardiging gaat via de media (Ibid). Via rapporten, persberichten en interviews heeft Oxfam zich verantwoord. Er zijn mensen ontslagen en de gedragsregels zullen worden aangescherpt. De enige hulpverlener die niet anoniem is gebleven, Roland Hauwermeiren, heeft in een open brief zijn excuses aangeboden (AD 2018).

Identiteit

De identiteit van het individu maakt zich kenbaar in de vorm van verandering en continuïteit (Van Es 2015:217). Dat het seksueel misdragen in de identiteit van Roland Hauwermeiren zit, valt niet te betwisten. Enkele jaren voor zijn missie in Haïti, heeft hij in Tsjaad zich op dezelfde onzedelijke manier gedragen (Ibid). Verondersteld kan worden dat het plausibel is dat dit gedrag deel lijkt te zijn van zijn morele identiteit. Dit blijkt tevens uit het gebrek aan verantwoordelijkheid die hij heeft genomen.

(16)

15

Moreel standpunt

Ja, het is moreel laakbaar dat 9 van de 230 Oxfam UK hulpverleners op Haïti in 2011 zich schuldig hebben gemaakt aan seksueel wangedrag jegens hulpbehoevende vrouwen en/of meisjes. Het is de morele plicht van een hulpverlener om in overeenstemming met de internationale normen te handelen en geen seksuele relaties aan te gaan in ruil voor hulpmiddelen of betalingen.

Rob van Es beredeneert op basis van een statistisch onderbouwde normaalverdeling dat 1:40 een egoïst is (Idem:92). Uit ervaring kan worden aangenomen dat de motivatie tot moreel handelen verschilt binnen een business en een non-business organisatie. Onder hulpverleners van een NGO zou je dus een afwijking van de verdeling verwachten naar de kant van altruïsten; 1:80 is een egoïst. Van de tweehonderd Oxfam UK hulpverleners zouden er drie moeten handelen uit puur egoïsme, dit blijken er echter negen. In casu gaat deze veronderstelling dus niet op, dat is interessant en zet vraagtekens bij het non-business karakter van een NGO.

5.

Analyse I

In deze analyse komen de inzichten uit de interviews aan bod die betrekking hebben op de professionele waarden van de hulpverlener. Hieruit resulteert in hoeverre en binnen welke context deze waarden een rol spelen voor het individueel handelen van de hulpverlener in het rampgebied.

Organisatiecultuur

Allereerst bestaat er een enorme drift tussen lokale kennis en expert kennis. Binnen de humanitaire sector ontstaan experts op een bepaald domein. Zij hebben enorme thematische kennis over bijvoorbeeld watervoorziening of gendergelijkheid, maar weten niets van de lokale cultuur en context. Deze thematische kennis nemen zij mee en passen zij toe op de verschillende gebieden. Hierdoor wordt lokale kennis als discourse en dynamiek tussen lokale stammen marginaal (Jansen 2018). Deze disconnectie tussen thematische kennis en lokale kennis zorgt ervoor dat interventies niet hun volledige capaciteit bereiken (Autesserre 2014:3).

Daarnaast is hulpverlenen, wanneer het grootschalige humanitaire interventies betreft, geen hulpverlenen vanuit het morele uit, maar puur beleidsmatig. De NGO wordt een soort overheid die het

(17)

16

machtsvacuüm opvult dat is ontstaan tijdens de humanitaire ramp. Ze pakken dus op wat de lokale autoriteiten hebben of moesten laten liggen (Jansen 2018). De NGO is daar dus niet als gast, maar als bestuurder. Het is dus een illusie dat jij als hulpverlener daar bent voor the moral high ground. Dit is terug te zien in de interesse van de regeringsdonoren in korte termijn projecten. Wanneer een donor zijn interesse verliest, verschuiven zij hun aandacht naar het volgende agendapunt. NGOs volgen lijdzaam. “Dit is een immoraliteit waar de lokale bevolking direct last van heeft. Hoe ze op die manier gebruikt en misbruikt worden” (Polman 2018).

“Een grappig voorbeeld is dat je bij NGOs bij een project vaak jezelf moet voorstellen en dan moet eindigen met wat je marital status is. De antwoorden daarop zijn vaak, MBA: Married But Available en Celibatair Geograpic: dat je hier singel bent, maar in general niet” (Ibid). Deze cultuur en het feit dat er zeven dagen per week gewerkt moet worden en je weinig contact met vrienden en familie hebt, kunnen leiden voor heel veel frustraties. “Er is zeker geen zerotolerance cultuur” (Werknemer NGO 2018).

Culturele verschillen en dynamieken

In een rampgebied heerst er een bepaalde power dynamiek die gelijk voelbaar is. Niet alleen tussen hulpverlener en hulpgever, maar ook tussen hulpverleners onderling. Er zijn allereerst altijd hoger geplaatsten. Daarnaast is er een bepaalde dynamiek tussen de locals en de expats: “Als er morgen oorlog uitbreekt, ben ik weg en moeten zij blijven” (Werknemer NGO 2018).

Gebleken is dat door deze power dynamiek een wetteloze omgeving is ontstaan (Polman 2018). Binnen deze chaotische omgeving zijn de lokale autoriteiten vaak omkoopbaar en kan jij de hulpverlener dus ongestoord zijn gang gaan. Door deze situatie van wetteloosheid en het enorme machtsverschil tussen hulpgever en hulpontvanger, kan je je morele normen en waarden uit het oog verliezen (Polman 2018). Deze aanwezigheid van deze wetteloze omgeving is niet alleen terug te vinden in het gedrag van de hulpverlener, maar ook in dat van de hulpbehoevenden. Hulpverleners worden vaak door hulpbehoevenden gestrikt in seksuele handelingen: “Toen ik als onderzoeker rondliep in kamp Kumama merkte ik de drive dat hulpbehoevenden claims konden maken tegen het humanitaire apparaat. Het creëren van een narratief van kwetsbaarheid werd een strategie om uit de hopeloze situatie te kunnen ontsnappen” (Jansen 2018).

Echter, het beeld van volledige afhankelijkheid dat wordt geschetst door NGOs en de hulpverleningsindustrie klopt vaak niet. “Voor mijn PhD heb ik lang in een vluchtelingenkamp rondgehangen en de afhankelijkheid is nooit zo” (Jansen 2018). Dit is het beeld dat NGOs willen dat de wereld ziet. Wat hier ook in mee speelt is dat de meeste hulpverleners, zo’n negentig procent, lokalen zijn. Het simplistische idee van de blanke, rijke Westerling die de held komt uithangen, is dus te kort door de bocht volgens Jansen (2018). Deze diversiteit onder hulpverleners is belangrijk om in het

(18)

17

achterhoofd te houden. Het kan gaan om lokale staf, nationale staf, of een expat, de westerse hulpverlener (Ibid).

Ook het beeld dat wordt geschetst van een ultieme corrupte regering klopt niet. Het is in het Westen gewoonte geworden om zulke regeringen weg te zetten als corrupt en het komt ons ook nog eens verschrikkelijk goed uit. Het is een narratief wat ons goed dient (Polman 2018). “Ze zijn vast corrupt, maar niet met hulpgeld, want dat krijgen ze niet”. Dus parallel aan de plaatselijke wetten en normen, staan die van de NGOs. Zij oefenen invloed en macht uit los van de nationale overheid.

Het is belangrijk duidelijk te stellen in welke situatie er wel of niet sprake is van seksueel misbruik. Dit is namelijk context en cultureel bepalend. Deze nuancering is nodig, omdat niet bij alle seks sprake is van misbruik (Jansen 2018). Zo is er vaak tijdens een humanitaire crisis sprake van transactionele seks. Dit is seks waarbij er sprake is van een bepaalde relatie tussen de twee individuen, waarbij de vrouw na afloop een cadeautje verwacht (Hilhorst). In het Westen ook wel bekend onder de noemer Sugar daddy. Een mooi voorbeeld hiervan komt Bram Jansen (2018) tegen in Kenia: “Een van de dingen die ik daar deed was rondhangen op het politiebureau. Daar was een bepaalde agent die ik leerde kennen en hij vertelde mij dat hij drie verschillende vriendinnen uit het vluchtelingenkamp had. Ik dacht, dit is problematisch, dit mag niet bij wet. Naar eigen zeggen was hij een Sugar daddy, een welbekend fenomeen in het Westen. Hij onderhoudt relaties met die vrouwen en zij krijgen daar iets voor terug. Hij was een agent en vond dit op geen enkele manier gek”.

Of transactionele seks gedwongen seks is uit nood of vrijblijvend, verschillen de meningen over. Linda Polman (2018) ziet de relatie tussen een witte hulpverlener en een hulpbehoevend meisje per definitie als ongeoorloofd. Het is vergelijkbaar met een arts die een relatie aangaat met een patiënt, of een professor met een student. Je hebt een groep die volstrekt afhankelijk is van de ander (Polman 2018). In het achterhoofd houdende dat negentig procent van de hulpverleners locals zijn, is het lastig om te stellen dat hulpverleners per definitie geen seksuele relaties mogen aangaan met locals in het hulpgebied. Je moet dus erg voorzichtig zijn met het bepalen wanneer misbruik begint en wanneer er sprake is van transactionele of vrijwillige seks (Jansen 2018).

Seksueel wangedrag binnen NGOs komt minsten net zo vaak voor als tussen hulpverlener en hulpbehoevende, maar dit blijkt een onderbelicht probleem. “Binnen de werkcontext is dit eenduidiger misbruik dan een relatie op basis van een bepaalde transactie” aldus Bram Jansen (2018). Om dit argument zwaarte te geven komt hij met een mooi voorbeeld over een Britse directeur in Kenia. Deze man is al acht jaar in Kenia gepositioneerd, door dit lange verblijf is de dynamiek tussen hulpgever en hulpontvanger routine geworden. De directeur kreeg een relatie met een lokale vrouw met wie hij later ging samenwonen en kinderen kreeg. Je eerste morele intuïtie hierbij zou zijn, dit klopt niet. Hier is sprake van een relatie waarbinnen een disbalance zat. “Echter, iedereen die het stel kende wist dat het

(19)

18

twee volwassenen waren die in elkaar de liefde hadden gevonden”. Wederzijds consent is hierin dus belangrijk, terwijl dit het lastigste vast te stellen is.

Aanbevelingen

Allereerst het creëren van een open deur beleid, het werken in teams. Het misbruik vindt plaats in de kantoren van de hulpverleners. Een nieuwe strategie kan zijn om te zorgen dat er altijd een mannelijke en vrouwelijke hulpverlener, of iemand van de lokale en de westerse staf aanwezig moet zijn.

Ook meer finesse in de omgang met lokale bevolking zou stap richting het juiste kunnen zijn. “Ik zou zeggen dat het begint met thee drinken en koffie drinken, rondlopen en aanvoelen wat het betekent als iemand je benadert” (Jansen 2018). Hier hoort bij een goede samenwerking tussen de NGOs en de lokale autoriteiten, dat ze daadwerkelijk partners worden. Het geld van de NGOs gaat niet naar de lokale regering. Als autoriteit van het gastland sta je dus als het ware van een afstand te kijken hoe dat geld wordt besteed in jouw land.

Als laatste, en het lijkt voor de hand liggend, maar is het zeker niet, binnen het team meer praten over het onderwerp. Het bespreekbaar maken. “Je stelt jezelf heel vaak de vraag: stel ik me niet aan? Maar je weet van binnen dat er iets niet goed zit” (Werknemer NGO 2018).

6.

De NGO als centrale actor

Het van Es model voor morele besluitvorming is ingevuld vanuit de NGO als morele actor. Na de eerste inzichten uit de interviews werd duidelijk dat het beleid en de cultuur binnen de NGO van dus danige invloed zijn dat het interessant is de morele besluitvorming vanuit een tweede perspectief te bekijken. Omdat de centrale actor een organisatie betreft, is het framework voor een ethische organisatie van Geoff Moore (2017) toegevoegd.

6.1 Morele beeldvorming – Fase 1: Intuïtie, stakeholders en waarden

Wat is er moreel aan deze kwestie?

Morele intuïtie

De eerste reactie die opkomt is ongeloof. Het is bijna niet te geloven dat NGOs passief optreden tegen het seksuele wangedrag van hun personeelsleden. Als NGO ben je verantwoordelijk voor het doen en

(20)

19

laten van de hulpverleners. Het beleid dient er toe de hulpbehoevenden op een zo eerlijke manier te helpen en beschermen. Het is dan ook ongelofelijk dat een NGO van haar personeelsleden verwacht te handelen naar de Code of Conduct, terwijl zij vervolgens niet optreden wanneer het gedrag haaks blijkt te staan op de opgelegde regels. Hoe kan een organisatie als niet-statelijk worden beschouwd, als zij voor negentig procent afhankelijk is van belastinggeld?

Stakeholders

Met de NGO als centrale actor veranderen ook de primaire en secundaire stakeholders. Uit de analyse is naar voren gekomen dat de regeringsdonoren de belangrijkste stakeholders van een NGO zijn. Zij bepalen waar het hulpgeld naartoe gaat en hoe dit wordt besteed (Van Es 2015:255). De secundaire stakeholders betreffen het personeel van de NGO en de media. De media blijkt hier een zeer belangrijke rol te spelen, omdat voor zowel de NGO als de primaire stakeholder de reputatie van de organisatie op nummer één staat. Deze reputatie wordt bepaald door de publieke opinie en vertolkt door de media. In het machtsspel is het gewicht van de regeringsdonoren in deze morele kwestie dus een stuk zwaarder dan voorheen werd aangenomen. De dynamiek tussen de hulpverlener, NGO en regeringsdonor blijkt verrassend veel te lijken op die van een doorsnee, op winst belust bedrijf zoals Heineken of de Universiteit van Amsterdam.

Ruit van Waarden

Waar in eerste instantie de persoonlijke en professionele waarden het zwaarst leken te wegen, blijkt na onderzoek dat de organisatorische en publieke waarden meer van toepassing zijn. De publieke waarden weerspiegelen de publieke opinie. In casu hebben deze waarden betrekking op het vraagstuk van de moraliteit van ontwikkelingssamenwerking en de publieke verantwoording van NGOs over hun mores. Het nastreven van deze waarden dient als doel het hooghouden van de reputatie. De organisationele waarden zijn: effectiviteit en efficiëntie en kwaliteit, betrouwbaarheid en transparantie. Zij hebben betrekking op: de doeltreffendheid van de middelen en het bereiken van het grootst mogelijke resultaat met de middelen en continuïteit en baanzekerheid.

In het handelen is terug te zien dat het beeld van de internationale samenleving van een NGO heeft van groter belang is voor het handelen van de hulpverlener en NGO, dan voorheen werd gedacht. De reputatie van de NGO dient te allen tijde hoog gehouden te worden. Omdat een hulpverlener zich loyaal dient op te stellen tegenover de NGO, worden de persoonlijke en professionele dus waarden van minder belang.

Waar bij het beroep van hulpverlener geen sprake was van een core practice is daar bij deze centrale actor wel sprake van. Tussen de persoonlijke en organisatorische waarden kan dan ook een

(21)

20

denkbeeldige lijn worden getrokken, welke betrekking heeft op de positie van de manager en hoe deze behoort te handelen.

De persoonlijke waarden worden middels deze lijn gelinkt aan practice en internal goods en de organisatorische waarden aan institution en external goods. De internal goods van een NGO zijn het geven van noodhulp, en het veiligstellen van mensenlevens, zij dragen bij aan het persoonlijke gewin van de NGO. External goods, bijvoorbeeld status en geld, zijn er voor het behalen van de internal goods (Moore 2017:56). Een NGO is een non-business organisation, maar het feit dat ze geen geld willen verdienen, betekent niet dat ze dit niet nodig hebben. Ze moeten dus ook deels zijn gericht op external goods, de organisatorische waarden (Idem:141). De hoofdactiviteit van een NGO is dus niet enkel gericht op de practice en het behalen van de internal goods, maar veel meer op een institutie die de external goods nastreeft.

Morele kwestie 1

Is het moreel laakbaar dat het beleid van Oxfam UK niet primair gericht is op het nastreven van de internal goods?

Professioneel Organisationeel

Internal goods External goods

(22)

21

6.2 Morele oordeelsvorming – Fase 2: Verschillende perspectieven

Hoe kun je vanuit de ethiek naar de morele kwestie kijken?

Deugden

Is het handelen in deze context gepast?

Deugden zijn diepgewortelde bepalingen die ervoor zorgen dat een individu zich op een bepaalde manier gedraagt en voelt. Ze stellen ons in staat om de internal goods binnen de practice te bereiken (Idem:57). Volgens Moore (2017) bestaan er zeven organisatorische deugden: moed, zelfcontrole, rechtvaardigheid, ijver, integriteit, standvastigheid, practical wisdom en traditie. (Idem:115).

Moed en practical wisdom zijn de belangrijkste deugden voor een manager(Ibid). In het gedrag van een NGO zijn beide niet terug te vinden. De NGO komt niet op voor haar hulpverleners wanneer zij aan de bel trekken en laat de hulpbehoevende in de steek wanneer de agenda van de regeringsdonoren verandert. Daarnaast kan men niet spreken van moed wanneer een NGO het probleem van seksueel wangedrag niet bij de kern probeert aan te pakken. In casu is dit terug te zien in het intern afhandelen van het seksueel wangedrag.

Practical wisdom heeft betrekking op de stijl van leiding geven, het omgaan met het personeel en hen kennis laten maken met the common good. Dit vereist kennis van het vak, flexibiliteit en het juist omgaan met omstandigheden waar tegenaan wordt gelopen. Hierbij spelen ook ethische overwegingen in relatie tot het beschermen van de internal goods een rol ‘to know when an issue could not be ignored’ (Ibid:116). De manager moet zorgen dat de organisatie in zijn geheel op haar best is. Naast moed is ook practical wisdom niet terug te zien in het gedrag van de NGO managers. Het onderwerp van seksueel

Gevolgen

Deugden Beginselen

(23)

22

wangedrag is niet enkel af te handelen door het veranderen van enkele gedragscodes en het aanbieden van oprechte excuses.

Geconcludeerd kan worden dat de NGO handelt uit extrinsieke motivatie. De deugdzaamheid waar de organisatie voor staat is geen waarde op zichzelf, maar een middel tot een ander doel, een goede reputatie.

Beginselen

Komt het alledaagse handelen overeen met het voorgeschreven handelen?

Niet alleen de hulpverleners zijn gebonden aan gedragscodes, ook het management van een NGO dient zich aan de regels te houden. Deze zijn anders dan die voor de hulpverlener, want zij hebben betrekking op het beleid dat de managers moeten voeren. Er is gekeken naar het doel en de principes van de organisatie en op welke manier deze bijdragen aan the common good. Het gaat hier om het organisatorische karakter en de organisatiecultuur. Middels acht beginselen kunnen de deugden van de manager bereikt worden (Moore 2017:132-136). Hier gaat het om:

- Het rekruteren van genoeg reciprocators die van zichzelf the common good nastreven.

- Ontwikkelen van mechanismen die het debat over internal goods van de organisatie faciliteren. - Het creëren van meaningful work.

- Leden van de organisatie moeten betrokken worden bij het maken van besluiten. - Het vertrouwen van de leden van de organisatie door minder monitoren van prestaties. - Het aansporen van groepsidentiteit.

- Vastgelegde en eerlijke salarissen voor iedereen. - Transparantie.

Oxfam geeft hier invulling aan door te werken met het Dilemma boek en het Response Plan, waarin managers leren omgaan met verschillende scenario’s. Daarnaast meldt Oxfam te werken met een vertrouwenspersoon en een klokkenluidersregeling. In 2016 is Oxfam International gestart met het project Embedding Integrity Management, met als doel een hoog niveau van integriteit en transparantie te creëren, met een zerotolerance beleid met betrekking tot het naleven van de Code of Conduct (Oxfam Novib 2018).

Gevolgen

Wat zijn de positieve en negatieve gevolgen van de handeling?

De consequenties van het dusdanig handelen van de hulpverlener zijn van grote invloed op de hoogte van de donaties die binnenkomen. Dit zou de voornaamste reden zijn dat Oxfam UK in eerste instantie een intern onderzoek heeft opgezet en dit niet expliciet in de media heeft gebracht. Veel particulieren

(24)

23

hebben hun donaties ingetrokken. Echter, deze donaties dekken maar tien procent van het bestedingsbudget. Oxfam UK zou hier dus relatief weinig van merken.

Wat waarschijnlijk een grotere rol heeft gespeeld bij het handelen van de NGO, is de consequentie van reputatieschade. Door het aan het licht komen van het seksuele wangedrag is Oxfam UK veelal negatief in de media verschenen en hebben bekende ambassadeurs hun publieke steun voor de organisatie ingetrokken.

Het is onduidelijk of bij de gevolgenafweging het belang van de reputatie primair speelde omdat Oxfam UK geen gezichtsverlies wilde leiden, of enkel omdat met het binnenkomen van minder donaties, minder hulp kan worden verricht. Oxfam UK kan dus enerzijds worden aangemerkt als regelutilistisch en anderzijds als actutilistisch (Van Es 2015:197).

Morele kwestie 2

Is het moreel laakbaar dat Oxfam UK haar handelen laat leiden door status de external goods? Terwijl de volgende omstandigheden en argumenten van kracht waren:

Pro Contra

- De actor is autonoom.

- Een goede manager moet zowel de external goods als de internal goods nastreven.

- Er is sprake van extrinsieke motivatie. - De plicht genoeg reciprocators te

rekruteren die van zichzelf the common good nastreven.

- De plicht transparant beleid te voeren.

- Onduidelijk is waar de motivatie van reputatieschade door wordt gedreven. - Er zijn tal van plannen en projecten

waarin de manager wordt getraind. - De organisatie heeft financiële steun

(25)

24

6.3 Morele besluitvorming – Fase 3: Verantwoordelijkheid

Voor welke handelingen draagt Oxfam UK de verantwoordelijkheid?

Morele verantwoording

Verantwoordelijkheid is een verplichting tot verantwoorden die is gekoppeld aan een functie (Van Es 2015:256). Dit gaat gepaard met bureaucratisch en hiërarchisch management. Wanneer het een NGO betreft, komt deze vorm van managen in geding met de pijlers van onafhankelijkheid en flexibiliteit. Er is sprake van functionele verantwoordelijkheid omtrent de reactie en de handelingen naderhand, omdat de managers van Oxfam UK in functie aanwijsbaar zijn voor het handelen van de organisatie. Ketenverantwoordelijkheid heeft betrekking op de verantwoordelijkheid die je als organisatie hebt voor verantwoord samenwerken. Morele verantwoordelijkheid in een organisatie is onvervreemdbaar en cumulatief. Dit betekent voor zowel de functieverantwoordelijkheid als de ketenverantwoordelijkheid dat ieder aansprakelijk is voor het eigen deel van de interne besluitvorming (Ibid). In casu kan niet worden gesproken over verantwoord samenwerken. Er zijn een hoop gedupeerden en de integriteit van de NGO is onder vuur komen te liggen. Eenieder die betrokken was rondom het beleid, dat heeft bijgedragen aan het klimaat waarbinnen het seksueel wangedrag kon plaatsvinden, kan dus verantwoordelijk worden gesteld. Het niet stellig optreden bij eerdere meldingen van wangedrag en het in dienst nemen van hulpverleners zonder hen te screenen horen hier dus ook bij.

Moreel standpunt

Ja, het is moreel laakbaar dat Oxfam UK in 2011 het onderzoek naar het seksueel wangedrag van hun personeelsleden intern heeft afgehandeld, om zo de reputatieschade binnen de perken te houden. Uit dit handelen blijkt dat zij zich afhankelijk opstelt tegenover de regeringsdonoren en zich voornamelijk laat leiden door de external goods. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de professionele waarden ondergeschikt zijn aan de organisatorische waarden van publieke verantwoording, klanttevredenheid en kwantiteit.

(26)

25

7.

Analyse II

De inzichten uit de interviews met betrekking tot de organisatorische waarden van de NGO komen in deze analyse aanbod. Dit geeft duidelijkheid op welke manier zij een rol spelen binnen de gegeven context.

Organisatiecultuur

Duffield (2011) schrijft over de radicalisering van ontwikkelingshulp. Hulp heeft zich ontwikkeld rond het idee van het radicaal willen hervormen van samenlevingen naar westerse maatstaven, middels het veranderen van lokale normen en mores. Hiermee komt hulp op gespannen voet te staan met het principiële karakter van onafhankelijkheid en onpartijdigheid waar NGOs voor staan.

NGOs schrijven zich naar het geld toe volgens Bram Jansen (2018). Ondanks dat een donorregering altijd een politiek karakter heeft, wordt binnen de aidculture die is ontstaan het heel normaal gevonden door NGOs om desondanks gefinancierd te worden door staten. Hiermee stellen zij zichzelf deels afhankelijk van de regeringsdonoren en dus de politieke agenda (Jansen 2018). Het gros van het hulpgeld gaat dan ook naar landen waar het Westen een militaire, economische of diplomatieke agenda heeft. De hulp die NGOs geven en bieden is dus niet gebaseerd op waar deze het hardste nodig is, maar om de buitenlandse agenda van staten te dienen (Polman 2018). De belangrijkste donoren zijn de Europese lidstaten en de Verenigde Staten. De verandering in hun buitenlandse agenda is goed terug te zien in de plekken waar ontwikkelingshulp wordt geboden. Twintig jaar geleden, tijdens de Koude Oorlog, ging het merendeel van het hulpgeld naar onze bondgenoten in Afrika. Tien jaar geleden ging het naar de oorlog tegen het terrorisme en nu, tijdens de vluchtelingencrisis, naar de landen waar migranten tegengehouden kunnen worden. Ontwikkelingshulp kan hierom ook worden gezien als neokoloniaal. Vandaag de dag zijn de grote donoren in de hulpindustrie de grote koloniale overheersers van toen. Het ministerie van Koloniën is enkel vervangen door het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking en Handelsbetrekkingen (Polman 2018).

NGOs die afhankelijk zijn van regeringsdonoren moeten verantwoording afleggen aan hogerop, bewijzen dat het belastinggeld goed besteed is. Hierdoor wordt de hulp beter en is het een stap richting professionalisering (Jansen 2018). In de huidige situatie is deze verantwoording is echter doorgeschoten: “AzG heeft binnen twee weken een kliniek up and running, maar vijf maanden later zijn andere NGOs nog steeds aan het onderhandelen” (Werknemer NGO 2018). Het maakt je als hulpverlener minder vrij en de hulp die kan worden geboden minder effectief (Ibid).

De relatie tussen regeringsdonoren en hulporganisaties en de manier waarop de hulpindustrie in elkaar zit is volgens Linda Polman (2018) dan ook complex en pervers.

(27)

26

Binnen Artsen zonder Grenzen, maar zeer aannemelijk ook binnen ander NGOs, heerst er een bijna extremistische cowboy en militaire cultuur. Het idee ‘dat je alles opgeeft om dit te doen’ creëert een cultuur waarbinnen je niet zozeer voor je eigen rechten kan staan, “een cultuur waarbinnen je niet goed aan de bel kan trekken als iets over je grens heen gaat” (Werknemer NGO 2018). Deze cultuur draagt bij aan het gevoel dat je dingen moet pikken die eigenlijk niet juist zijn. Naast deze cowboy cultuur, heerst er binnen een NGO een familiegevoel, iedereen kent elkaar. Een situatie als deze maakt het lastiger om op te staan wanneer een collega zich misdraagt. Er zou niet worden getwijfeld aan je geloofwaardigheid, maar je reputatie staat hierbij wel op het spel” (Ibid). Na het aankaarten van het gedrag van een collega bij het hoofdkantoor, kwam als eerste reactie van de superior naar de Head of mission: ‘U need to get the team to just get over it’. “Het is gewoon secundaire en dat niet eens…” (Ibid).

Verantwoordelijkheid

Een NGO heeft weinig regels omtrent aidculture. Er wordt vaak gedacht dat wanneer dit werk wordt omlijnd met te veel regels, er niet genoeg klandizie overblijft (Jansen 2018). Mensen houden er niet van om op hun vingers gekeken te worden.

“Gedragscodes zijn er om het publiek gerust te stellen” (Polman 2018). Ze zijn niet bindend en voor een buitenstaander is het niet duidelijk wanneer binnen een NGO de gedragscodes worden overschreden. Daarnaast is een gedragscode opstellen niet het probleem aanpakken bij de kern. Aan het begin van een missie krijg je een Code of Conduct welke je moet lezen en ondertekenen. Op locatie krijg je het lokale veiligheidsbeleid met betrekking tot prostitutie, drug en andere regels. Er wordt slechts kort iets gezegd over het verbod op relaties met lokalen of hulpbehoevenden. Dit beleid onderteken je eveneens. Hierna wordt aan beide geen aandacht meer besteed: “Iedereen zou je zo de principes kunnen vertellen, maar niemand de Code of Conduct kunnen herhalen” (Werknemer NGO 2018).

Als er al een meldpunt is in het rampgebied, is deze onzichtbaar: “Ik werk al enkele jaren voor Artsen zonder Grenzen en ik heb nooit geweten dat er een meldpunt was” (Ibid).

Omgang met locals is er nauwelijks. De muren rondom de compounds zorgen ervoor dat de lokale gewoontes en ideeën niet doordringen tot de westerse hulpverleners. De hulpverlener wordt als het ware gezien als een parallelle autoriteit (Jansen 2018). Mede hierdoor durven locals vaak niet naar de lokale politie te stappen. Omdat een gebied zo extreem afhankelijk is van de hulp, is het onwaarschijnlijk dat een lokale politieman kan ingrijpen in het gedrag van een hulpverlener.

(28)

27

“Ik kan me niet goed voorstellen dat een lokaal individu die afhankelijk is van onze hulp, een weg zou kunnen vinden om seksueel wangedrag, door een medewerker van de hulporganisatie, aan te kaarten bij de verantwoordelijke hulporganisatie” (Werknemer NGO 2018).

Daarnaast is het bij het verantwoordelijk stellen en sancties opleggen voor een hulpverlener nog altijd onduidelijk door wie dit gedaan moet worden; het gastland of het thuisland. Officieel zou het gastland dit moeten doen, maar dat gebeurt niet. Wanneer de verantwoordelijkheid bij een NGO komt te liggen, dringt de vraag zich op of een westerse NGO de lokale staf zou kunnen aanklagen voor iets wat in een andere cultuur misschien wel gebruikelijk is. Daarnaast is er het neokoloniale argument; wanneer een westerse hulpverlener zich misdraagt in het gastland, maar hiervoor in het thuisland wordt berecht. Vanuit het gastland kan dit beredeneerd worden als het bovenstellen van de westerse regels op de lokale regels door het Westen (Ibid).

Aanbevelingen

Allereerst het humanitaire paspoort, oftewel blacklisting. Ontwikkelingswerkers die veroordeeld zijn voor wangedrag en het niet naleven van de Code of Conduct hebben geen recht op dit paspoort. Op deze manier moet worden voorkomen dat zij bij een andere NGOs aan de slag kunnen.

Ten tweede zouden donoren verantwoordelijkheid moeten eisen van hulporganisaties en hun verplicht moeten stellen om aangifte toe doen tegen de hulpverleners die zich niet gedragen (Polman 2018). Artsen zonder Grenzen is een hulporganisatie die geheel onafhankelijk is, maar toch erg groot. Zij kan hierdoor de eigen agenda bepalen en die baseren op ethische keuzes. “Ik denk dat regeringen de minst ethische instellingen zijn op deze aarde” (Polman 2018). Artsen zonder Grenzen geeft deels kenbaarheid aan deze stelling, omdat zij in 2016 alle banden met regeringsdonoren verbroken als politiek statement tegenover de EU-Turkije deal (Werknemer NGO). Hoe meer een NGO zich losweekt van de donorregeringen, hoe ethischer een hulporganisatie kan worden, volgens Linda Polman (2018). Ten derde een onafhankelijk meldpunt. Onafhankelijk van de lokale autoriteiten, maar ook van de NGOs zelf. Iemand die niet wordt betaald door de hulpindustrie en hun ook geen verantwoording hoeft af te leggen, vrij en niet beïnvloedbaar (Polman 2018). “Als die persoon op hoofdkantoor zou zitten, dat gevoel alleen al zou mij niet het idee geven dat die persoon independent is” (Werknemer NGO 2018). De belangenverstrengeling maakt het niet helemaal zuiver.

(29)

28

8.

Conclusie

In dit onderzoek is gekeken welke waarden, deugden en beginselen van invloed zijn op het gedrag van hulpverleners in rampgebieden. Het model van Van Es (2015) heeft aangetoond zeer waardevol te zijn voor het tot de kern komen van het morele probleem.

In antwoord op de onderzoeksvraag: ‘Wie draagt de morele verantwoordelijkheid voor het individueel handelen van de hulpverlener?’ kan het volgende geconcludeerd worden: Het individuele verwijt is minder groot dan gedacht, er is een grotere rol weggelegd voor de NGO en haar primaire stakeholder. Zowel de hulpverleners als Oxfam UK draagt morele verantwoordelijkheid voor het seksuele wangedrag op Haïti in 2011.

Nabeschouwing

Door het bij elkaar brengen van twee perspectieven is een vernieuwend beeld geschetst van verantwoordelijkheden. Het onderzoek plaatst een kritische noot bij de naleving van de gedragscodes en geeft een nuancering rondom het dragen van verantwoordelijkheid binnen NGOs.

Aan het begin van de scriptie is de individuele hulpverlener geïntroduceerd als centrale actor en primair verantwoordelijke voor het seksueel wangedrag. Dit narratief is echter getackeld nadat bleek dat de machtsverhoudingen tussen de stakeholders anders waren verdeeld dan verondersteld aan het begin van het onderzoek. Zowel de regeringsdonoren als de media zijn van grote invloed op het beleid van de NGO en bekleden dus een zekere mate van verantwoordelijkheid. Gebleken is dus dat de publieke en organisationele waarden zwaarder wegen dan de publieke en professionele waarden bij het gedrag. Uit de analyses is gebleken dat de interne organisatiecultuur en het externe beleid grotendeels worden bepaald door de regeringsdonoren en het streven naar een onberispelijke reputatie. Als gevolg hiervan worden interne problemen, zoals het wangedrag van hulpverleners, ondergeschikt bevonden aan het hogere doel. Gebleken is dat dit doel niet een zo groot mogelijk aantal mensen in nood helpen is, maar het tevredenstellen van de regeringsdonoren.

Het non-business karakter van een NGO heeft een positieve invloed op het vertrouwen van de publieke opinie en private donoren. Deze reputatie is echter zodanig belangrijk gebleken dat moreel handelen hier ondergeschikt aan is. De publieke opinie speelt een belangrijke rol in de beeldvorming van het karakter van de NGO. Echter, de media brengen zelden de andere kant van het verhaal naar buiten, waardoor onze blik is vertroebeld en het gedrag van NGOs in stand wordt gehouden.

De hulpverlener en NGO zijn dus beide verantwoordelijk, doordat zij zich bewegen binnen een organisatiestructuur die fouten aanmoedigt, straffeloosheid cultiveert en zichzelf in stand houdt.

(30)

29

Literatuurlijst

AD.nl (2018). “Belgische ex-topman Oxfam: wel intiem contact gehad, geen prostituees”,

https://www.ad.nl/buitenland/belgische-ex-topman-oxfam-wel-intiem-contact-gehad-geen-prostituees~ae581acd/. Geraadpleegd op 27 juni 2018.

Apthorpe, R. (2011). “Alice in Aidland, A Seriously Satirical Allegory”. In: Mosse, D. (red.) 'Adventures in Aidland: The Anthropology of Professionals in International Development, chapter 10. Oxford: Berghahn books.

Autesserre, S. (2014). Peaceland: Conflict Resolution and the Everyday Politics of International Intervention. New York: Columbia University.

BBC (2018). “Oxfam Haiti allegations: how the scandal unfolded”, https://www.bbc.com/news/uk-43112200. Geraadpleegd op 21 mei 2018.

Beemen, S. van (2018). “Promotiemeisjes van Heineken verkopen bier met hun lichaam”,

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/03/23/promotiemeisjes-van-heineken-verkopen-bier-en-hun-lichaam-a1596910. Geraadpleegd op 21 juni 2018.

Duffield, M. (2011). “Total War as Environmental Terror: Linking Liberalism, Resilience, and the Bunker”, South Atlantic Quarterly, 110 (3): 757-769.

Es, R. van (2015). Professionele ethiek. Morele besluitvorming in organisaties en professies. Deventer: Vakmedianet.

Hilhorst, D (2018). Geïnterviewd door Chris Kijne bij NPO Radio 1. 16 juni.

Jansen, B. (2018). Socioloog op het gebied van Development and Change. Interview afgenomen op 16 juni.

Karimi, F. (2018). “Position Paper ten behoeve van het rondetafelgesprek inzage misstanden in de noodhulpsector in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, 26 maart 2018”,

https://www.dedikkeblauwe.nl/files/attachment/1024. Geraadpleegd op 21 juni 2018.

Kerlin, M. (1997). “Peter French, Corporate Ethics and The Wizard of Oz”, Journal of Business Ethics, 16 (12): 1431-1438.

(31)

30

Lanting, B. (2018) . “Rooms-Katholieke kerk treft schikking met slachtoffers seksueaal misrbuik: 180 miljoen euro”.

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/rooms-katholieke-kerk-treft-schikking-met-slachtoffers-seksueel-misbruik-180-miljoen-euro~b17b239a/. Geraadpleegd op 21

juni 2018.

Maidman, T. (2017). “Weinstein aangeklaagd voor misbruik in Cannes”,

https://www.ad.nl/show/weinstein-aangeklaagd-voor-misbruik-in-cannes~a4a70629/. Geraadpleegd

op 21 juni 2018.

Moore, G. (2017). Virtue at work. Ethics for Individuals, Managers and Organizations. New York: Oxford University Press.

Naber, C. (2018). “Hulpverleners in Afrika ‘gaven prostituees medicijnen in ruil voor seks”.

https://www.ad.nl/buitenland/hulpverleners-in-afrika-gaven-prostituees-medicijnen-in-ruil-voor-seks~a34f52f4/. Geraadpleegd op 21 juni 2018.

NOS.nl (2018). “Haiti trekt vergunning Oxfam GB tijdelijk in vanwege seksueel wangedrag”,

https://nos.nl/artikel/2218896-haiti-trekt-vergunning-oxfam-gb-tijdelijk-in-vanwege-seksueel-wangedrag.html. Geraadpleegd op 3 juni 2018.

O’Neill, S. (2018). “Top Oxfam staff paid Haiti survivors for sex”. The Times, 9 februari. Oxfam (2011). Haiti Investigation Final Report - Confidential. Londen: Oxfam UK. Oxfam International (2017). Oxfam Employee Code of Conduct.

Oxfam Novib (2018). “Werken aan integer werken”,

https://www.oxfamnovib.nl/blogs/dilemmas-en-oplossingen/werken-aan-integer-werken.

Geraadpleegd op 20 juni 2018.

Parlement en Politiek (2018) “Non-gouvernementele organisatie (NGO)”, https://www.parlement.com/id/vhxllq5m72c9/non_gouvernementele_organisatie_ngo.

Geraadpleegd op 20 juni 2018.

Polman, L. (2018). Onderzoeksjournaliste en schrijfster. Interview afgenomen op 4 juni

Rijksoverheid (2018). “Reisadvies Haiti”,

https://www.nederlandwereldwijd.nl/reizen/reisadviezen/haiti. Geraadpleegd op 9 juni 2018.

Simpson, A. (2018). “Eight years after Haiti shook: where has all the money gone?”, https://issblog.nl/2018/02/02/eight-years-after-haiti-shook-where-has-all-the-money-gone-by-avagay-simpson/. Geraadpleegd op 9 juni 2018.

(32)

31

SLRC (Secure Livelihoods Research Consortium) (2016). Women engaging in transactional sex and working prostitution: Practices and underlying factors of the sex trade in South Kivu, the Democratic Republic of Congo. London: Overseas Development Institute.

Stocking, B. (2018). Geïnterviewd door Emily Maitlis bij BBC Newsnight. 12 februari. UNIP (United Nations Institute of Peace) (2010). “Haiti: A Republic of NGOs?”, https://www.usip.org/sites/default/files/resources/PB%2023%20Haiti%20a%20Republic%20of%20N GOs.pdf. Geraadpleegd op 9 juni 2018.

Werknemer NGO (2018). Interview afgenomen op 12 juni.

WUR (Wageningen University & Research) (1918). “Bram Jansen”,

(33)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A literature study is included in Chapter 2, which focuses on the chemical properties of the following complexes; furyl, bithienyl, N-methyl-thieno[3,2-b]pyrrolyl,

NWCS: Netherlands working conditions survey; OES: Organizational efficacy scale; PAR: Participatory action research; RAND-36: General health scale; PRODISQ: PROductivity and

Each path through the zone graph corresponds to a path form in the state space (the concept of path forms will play a particularly important role in Section 7.5).. Section 7.3.1,

taak heeft dit njpmgsproces de ruimte te geven (romanticisme) dan vloeien waarden en nor- men vanzelf voort uit de eisen die de natuur- lijke ontwikkeling stell (naturahsme) Zo is

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is alert op de door u genoemde punten en onderschrijft de door de Algemene Rekenkamer geformuleerde aanbevelingen om efficiëntie,

Wij zijn daarom ook blij met de erkenning van de Algemene Rekenkamer (ARK) dat met de hulpverlening belangrijke resultaten geboekt zijn, de hulp terecht is gekomen bij de mensen

Dit deel van onze rapportage is mede gebaseerd op ons veldonderzoek dat we in 2012 in Haïti hebben uitgevoerd en gericht was op drie hulp- programma’s die deels gefinancierd zijn

wel kunnen is aangeven door welk moreel kompas iemand zich laat leiden, wat is bepalend voor iemands handelen wan- neer deze met morele dilemma’s geconfronteerd wordt.. Een