• No results found

Risicomanagement bij cliëntacceptatie beslissingen bij accountantskantoren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Risicomanagement bij cliëntacceptatie beslissingen bij accountantskantoren"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Risicomanagement bij cliëntacceptatie

beslissingen bij accountantskantoren

Bachelor Thesis Accountancy en Control

Thomas van der Lans 10379118

Universiteit van Amsterdam Amsterdam Business School

dhr. J.H. ten Berg MSc 29 Juni 2015

(2)

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Thomas van der Lans, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

Abstract

Sinds de invoering van SOX in 2001 zijn de eisen die accountantskantoren stellen aan cliënten verzwaard. Om in te schatten of een cliënt van toegevoegde waarde kan zijn voor het accountantskantoor is het nodig om cliënt te onderzoeken. Aan de hand van een besluitvormingsmodel wordt besloten of de cliënt een aanbod wordt gedaan of dat de gesprekken met de cliënt worden afgebroken. In dit model worden drie fases doorlopen. In de eerste fase worden onderzocht wat de opbrengsten zijn bij het accepteren van de opdrachten en welke risico’s deze opdrachten met zich

meebrengen. Er wordt hier gelet op vijf risico’s: audit risico, cliënt bedrijfsrisico, auditor bedrijfsrisico, litigation risico en reputatie risico.

Audit risico en auditor bedrijfsrisico hebben voornamelijk te maken met de kwaliteit die de accountant aflevert en cliënt bedrijfsrisico heeft te maken met de financiële en bestuurlijke situatie van de cliënt. Litigation risico is het risico dat het accountantskantoor loopt om aangeklaagd te worden door de cliënt, omdat deze door het accountantskantoor schade zou zijn opgelopen. Als reactie op litigation risico kan het bedrijf reputatieschade oplopen. De kans op deze reputatieschade heet reputatie risico.

In de tweede fase zal het accountantskantoor moeten proberen de verhouding in hun voordeel te doen veranderen. Dit kan door de opbrengsten te verhogen of door de risico’s te verlagen. Het belangrijkste risico dat het kantoor zal willen verlagen is reputatierisico, omdat dit risico niet alleen invloed heeft op de opdracht in kwestie, maar ook op toekomstige potentiële opdrachten. Het onderzoeken van de cliënt is de voornaamste maatregel die het kantoor moet uitvoeren om de risico’s te

verminderen. Als dit onderzoek is uitgevoerd kan op basis van de verkregen

informatie nog worden besloten een specialist in te huren of de audit activiteiten aan te passen.

Als het uiteindelijk gelukt is om de verhouding tussen de opbrengsten en de risico’s te verbeteren kan in de derde fase opnieuw worden gekeken of de verhouding voldoet aan de verwachting van het kantoor. Aan de hand van deze verhouding kan een cliënt worden afgewezen of geaccepteerd.

(4)

Inhoudsopgave Abstract 2 Inhoudsopgave 3 1. Inleiding 4 2. Theoretisch kader 6 2.1. Accounting 6 2.2. Sarbanes-Oxley 7 2.3. Besluitvormingsmodel 8 2.3.1. Model 8 2.3.2. Soorten risico’s 9 3. Risico’s 11 3.1. Audit risico 11 3.2. Cliënt bedrijfsrisico 12 3.3. Auditor bedrijfsrisico 13 3.4. Reputatie risico 13 3.5. Litigation Risico 14 4. Risicomanagement 16 5. Conclusie 19 Literatuurlijst 23

(5)

1. Inleiding

Al jaar en dag zijn er schandalen in de wereld, de accountingwereld niet

uitgezonderd. In de accountingwereld waren in de jaren 2001 en 2002 schandalen die een verandering te weeg hebben gebracht. Er moest namelijk volgens de Amerikaanse regering meer aandacht worden besteed aan interne controle in bedrijven. Een van de schandalen die ervoor gezorgd heeft dat de Amerikaanse senaat werd overgehaald om maatregelen te nemen was het schandaal rondom Enron. In 2001 werd Enron, een Amerikaans energiebedrijf, failliet verklaard, omdat er met de boekhouding gefraudeerd was. Het jaar daarop werd het

accountantskantoor Arthur Andersen schuldig bevonden aan fraude, waarbij het vernietigen van documenten over de boekhouding van Enron de meest bekende misdaad is. In 2002 ging ook telecombedrijf Worldcom failliet na fraude in de

boekhouding, waarna op 30 juli 2002 de Sarbanes-Oxley wet (SOX) werd ingevoerd. De SOX is een wet die ervoor zorgt dat interne en externe controles van de

boekhouding worden verbeterd, want in de SOX staat namelijk opgenomen dat de CEO en CFO van een bedrijf moeten verklaren dat de controles die worden

uitgevoerd waterdicht zijn. De accountant zal vervolgens moeten verklaren dat hij akkoord gaat met deze verklaringen.

Vanwege het invoeren van SOX hebben de grote accountantskantoren van de

Big Four (Deloitte, PricewaterhouseCoopers, KPMG en Ernst & Young) veel van hun

contracten ontbonden (Hindo, 2003). Volgens Hollingsworth (2011) zijn de kantoren van de Big Four hierna strengere eisen gaan stellen bij het accepteren van klanten.

Cliënten nemen namelijk risico met zich mee. Er zijn hierbij verschillende risico’s waarmee het accountantskantoor rekening moet houden als het gaat om

cliëntacceptatie. In dit onderzoek zal rekening worden gehouden met vijf soorten risico, namelijk audit risico, cliënt bedrijfsrisico, auditor bedrijfsrisico, litigation risico en reputatie risico. Het model van Johnstone & Bedard (2003) zal een belangrijk voorbeeld zijn in het beslissingsproces dat accountantskantoren volgen als het gaat om cliëntacceptatie.

Aan de hand van een literatuurstudie worden de verschillende risico’s uitgelegd en zal beschreven worden hoe deze risico’s een bijdrage leveren aan de

besluitvorming van accountantskantoren en op welke manier accountantskantoren iets aan deze risico’s kunnen doen. De onderzoeksvraag zal daarom ook zijn: Welke

(6)

maatregelen kan een accountantskantoor nemen om risico’s te verlagen in het cliënt acceptatieproces?

Er zijn al meerdere onderzoeken geweest naar risico’s in het beslissingsproces van accountantskantoren bij cliënt acceptatie, maar deze belichten vaak maar één soort risico. In dit onderzoek zullen de verschillende risico’s worden samengevoegd en zal van alle benoemde soorten risico’s beschreven worden waarom dit een risico is voor het accountantskantoor en op welke manier het accountantskantoor deze risico’s kan managen. Om deze reden zal dit onderzoek van toegevoegde waarde zijn.

(7)

2. Theoretisch kader

Voordat de hoofdvraag wordt behandeld zal in dit hoofdstuk literatuur worden behandeld om begrippen en theorieën die gebruikt worden in dit onderzoek te verduidelijken. Hierbij worden vooral behandeld: de componenten van de

werkzaamheden van accountantskantoren, een voorbeeld van een model hoe risico kan worden ingeschat bij cliënt acceptatiebeslissingen en wat er veranderd is in de besluitvorming sinds de invoering van de SOX.

2.1 Accounting

Volgens Power (1997, pp. 4-5) is er geen eenduidige betekenis van het begrip accounting in de wereld en daarom is de volgende omschrijving van het begrip slechts een poging om te zeggen wat het zou kunnen zijn.

Accounting bestaat uit meerdere fases te beginnen bij de bedrijven die gecontroleerd worden. Deze bedrijven zorgen zelf voor een overzicht van de financiële situatie, namelijk een financieel rapport. Vervolgens wordt door de

accountantskantoren gecontroleerd of de cijfers in het financiële rapport correct zijn ingevoerd en of deze cijfers een juist beeld geven van de financiële situatie waarin het bedrijf zich bevindt (Power, 1997). De laatste jaren is deze omschrijving

veranderd naar een onafhankelijk onderzoek en gevormde mening van een gekwalificeerde accountant over het financiële rapport.

De reden dat er meerdere omschrijvingen zijn is volgens Anderson (2002) doordat er een belangenconflict is bij het onderzoek. Ten eerste het belang van de cliënt die zijn bedrijf zo goed mogelijk wil presenteren om investeerders binnen te halen en daarnaast is er het belang van de gebruikers van financiële rapporten, zoals banken en investeerders, die een getrouw beeld van het bedrijf willen krijgen om een juiste beslissing te nemen. In het geval van de gebruikers wordt er dus gesproken van een mate van vertrouwen. Deze mate van vertrouwen staat vermeld in ISA 200 (International Standards on Auditing). Broberg (2013) omschrijft het volgende: het doel van een audit is het verhogen van de graad van vertrouwen van mogelijke gebruikers van financiële verklaringen. Dit wordt behaald door het geven van een mening van de accountant over de kwaliteit van de opgestelde verklaring, dat wil zeggen zonder materiële fouten, volgens de regels van accountingstandaarden.

(8)

2.2 SOX

Sinds 30 juli 2002 is de Sarbanes-Oxley wet (SOX) ingevoerd. Dit gebeurde ten gevolge van het wegvallen van een van de Big Five accountantskantoren in 2001, Arthur Andersen. Arthur Andersen ging failliet nadat het betrokken was bij

fraudezaken van Enron en Worldcom. Om te voorkomen dat meerdere

accountantskantoren in zee zouden gaan met dit soort bedrijven is SOX ingevoerd. In SOX zijn twee artikelen opgenomen die gemarkeerd kunnen worden al

belangrijkste artikelen.

Artikel 302 gaat over periodieke controle op informatieverspreiding in een bedrijf waarbij gelet wordt op de volgende punten:

Het rapport bevat geen materieel foute beweringen en bevat alle benodigde informatie en is bovendien niet misleidend. Ook moeten de financiële verklaringen en

gerelateerde informatie op een eerlijke manier gepresenteerd worden waarbij de werkelijke financiële situatie van het bedrijf en alle behaalde resultaten op een juiste manier vermeld staan. Ondergetekenden zijn verantwoordelijk voor de interne

controles en hebben deze interne controles in de laatste negentig dagen voor uitgave van de verklaring deze interne controles geëvalueerd en in het verslag verwerkt. Een lijst van alle fouten in de interne controles en informatie over enige vorm van fraude wat gepleegd is door werknemers die te maken hebben met interne activiteiten moet aanwezig zijn in het verslag. En als laatste moet vermeld worden als er significante veranderingen zijn in de interne controles of als er andere gerelateerde factoren zijn die een negatieve invloed hebben op interne controles.

Artikel 404 gaat over interne controles, waarbij de CEO en CFO van bedrijven een verklaring moeten leveren waarin vermeld wordt dat de interne controles betrouwbaar zijn en er geen mogelijkheid bestaat om fraude te plegen:

Uitgevers van financiële rapporten zijn verplicht om informatie in hun financiële rapport te vermelden over de grote en de adequaatheid van de interne controles in hun bedrijf en de procedures die gevolgd zijn bij het opstellen van het financiële rapport. Deze verklaring moet ook een deel bevatten waarin de effectiviteit van deze controles en procedures wordt vermeld.

(9)

2.3 Besluitvormingsmodel

2.3.1 Model

Om het besluit te nemen of een cliënt wordt aangenomen maken accountantskantoren gebruik van modellen. Johnstone en Bedard (2003) hebben zo’n model gecreëerd en in tabelvorm neergezet:

In dit model worden drie fases doorlopen. In de eerste fase worden de risico’s en de opbrengsten geëvalueerd. Hierbij wordt gekeken hoeveel risico er wordt gelopen bij deze cliënt en als ze dit risico aangaan hoeveel dit het kantoor oplevert. Er zijn

meerdere soorten risico’s die invloed hebben bij besluiten over cliëntacceptatie. In het model van Johnstone en Bedard (2003) worden drie risico’s geëvalueerd en deze

(10)

worden in paragraaf 2.3.2 behandeld. Daarnaast worden nog litigation risico en reputatie risico door veel onderzoeken genoemd als factor in het beslissingsproces. De opbrengsten zijn een stuk makkelijker te berekenen. De opbrengsten zullen namelijk gelijk zijn aan de prijs die het kantoor aan de cliënt rekent. Als de cliënt een lagere prijs eist zal gekeken moeten worden of onderhandeling met deze cliënt mogelijk is of dat vraag en aanbod te ver uit elkaar liggen. Een cliënt kan direct worden afgewezen als de opbrengsten veel te laag zijn of het risico veel te hoog is.

Mocht het zo zijn dat er de verhouding tussen risico en opbrengst niet goed genoeg is, maar dat de gestelde verhouding wel haalbaar lijkt kan begonnen worden aan de tweede fase van het model. In de tweede fase wordt gekeken of er wat veranderd kan worden aan de verhouding tussen het risico en de opbrengsten. Het risico zal verminderd moeten worden en/of de opbrengsten zullen verhoogd moeten worden. Het verhogen van de opbrengst is eenvoudig, want door een hogere prijs te vragen voor de opdracht of door de kosten van de opdracht, door bijvoorbeeld kleinere steekproeven te nemen bij het controleren van de posten op de balans, te verlagen worden de opbrengsten verhoogd. De risico’s verlagen is een moeilijkere opdracht waarbij er wellicht geïnvesteerd moet worden in een specialist die meer informatie kan verschaffen over de industrie waar de cliënt zich in bevind. Hierdoor kunnen eventuele valkuilen ontdekt worden voordat de cliënt is aangenomen. Hierbij moet ook worden gekeken of de kosten voor het aannemen van die specialist

opweegt tegen de risicovermindering, want anders komt het de verhouding niet ten goede.

In de derde en tevens laatste fase wordt de beslissing gemaakt. De uiteindelijke risico’s worden vergeleken met de uiteindelijke opbrengsten en er wordt een afweging gemaakt of de verhouding tussen risico en opbrengsten voldoet aan de eisen die gesteld zijn. Voldoet de verhouding dan kan er een bod worden uitgebracht naar de cliënt. Voldoet de verhouding niet, dan zal de cliënt worden afgewezen.

2.3.2 Soorten risico’s

Zoals eerder vermeld zijn er drie soorten risico’s waarmee in het onderzoek van Johnstone en Bedard (2003) rekening wordt gehouden bij cliënt

acceptatiebeslissingen: audit risico, cliënt bedrijfsrisico en auditor bedrijfsrisico. Audit risico is het risico dat gelopen wordt bij het uitvoeren van de opdracht. Volgens Johnstone (2000) zijn de belangrijkste factoren bij audit risico de relatie

(11)

tussen de cliënt en de vorige accountant en het mogelijk aanwezig zijn van een interne accounting afdeling.

Met cliënt bedrijfsrisico wordt het risico bedoeld dat de cliënt loopt in zijn eigen industrie. Het bedrijf zou bijvoorbeeld door hevige concurrentie wellicht geen winst maken of zelfs in financiële nood kunnen komen. Hier loopt het accountantskantoor in dat geval risico dat de rekening voor de opdracht niet zal worden betaald (Johnstone & Bedard, 2003).

Auditor bedrijfsrisico is het risico dat aanwezig is in het eigen accountantskantoor (Johnstone, 2000). Hierbij is het vooral belangrijk dat er mensen in het bedrijf

aanwezig zijn die de industrie van de klant kennen, maar ook de kennis hebben om de processen van de audit toe te passen. De kennis van de processen van de audit spreken voor zich, maar ook de kennis van de industrie van de klant kan helpen door eerder de problemen, waar een bedrijf tegenaan kan lopen, te ontdekken en hiervoor te waarschuwen of op te letten. Ten slotte moet er rekening gehouden worden met concurrentie van andere accountantskantoren. Je moet met de prijs van de opdracht niet te hoog gaan zitten, want hiermee kan je een cliënt afschrikken en wegjagen naar een concurrent.

Volgens Power (2004) is ook reputatie risico een belangrijke factor in het

risicomanagement. De reputatie van een accountantskantoor kan behoorlijke schade oplopen wanneer een cliënt een schandaal veroorzaakt door fraude te plegen. Met een lage reputatie is het daarna moeilijker om cliënten binnen te halen.

Naast reputatie risico bestaat er ook nog iets als litigation risico (Johnstone, 2000). Litigation risico geeft het risico aan dat een cliënt een rechtszaak start tegen een accountantskantoor. Volgens Krishnan en Krishnan (1997) en Gendron (2002) is het aantal rechtszaken tegen accountantskantoren aanzienlijk toegenomen. Een rechtszaak brengt kosten mee voor het accountantskantoor om zich te verdedigen, maar zal ook indirect invloed hebben op de reputatie van het kantoor.

(12)

3. Risico’s

Zoals vermeld in het theoretisch kader zijn er vijf soorten risico’s waarmee in dit onderzoek rekening wordt gehouden, namelijk audit risico, cliënt bedrijfsrisico,

auditor bedrijfsrisico, reputatie risico en litigation risico. In deze paragraaf zullen deze risico’s worden uitgelegd en zal worden beschreven wat de invloed van deze risico’s is op de cliëntacceptatie beslissingen.

3.1 audit risico

Bij cliëntacceptatie zijn er twee partijen die moeten voldoen aan de verwachtingen, namelijk de cliënt en de uitvoerend accountant. Voor een accountantskantoor is het van belang dat een accountant goed werk levert, want fouten die gemaakt zijn door een accountant worden afgerekend op het kantoor. Aan het maken van deze fouten is een risico verbonden. Simunic en Stein (1990, p.330) verwoorden audit risico als het risico dat de accountant, mogelijk onwetend, faalt in het op een juiste wijze bepalen van een mening over een financieel rapport welke materiële fouten bevat. Een materiele fout is een fout die op zichzelf voldoende verschil geeft tussen een goedkeurende en afkeurende verklaring.

Audit risico bestaat uit drie onderdelen, namelijk inherent risico, controle risico en detectie risico. Inherent risico houdt in dat er één of meerdere onjuistheden in het financiële rapport zijn die van materiele waarde zijn (AICPA, 2006). Bij inherent risico wordt er vanuit gegaan dat er geen interne controles aanwezig waren om de

materiele fouten te ontdekken. Ten tweede is er dus controle risico. Bij controle risico is er juist wel interne controle aanwezig, want bij controle risico is het belangrijk om te controleren of de interne controles die in een bedrijf worden uitgevoerd betrouwbaar zijn en of de informatie die vergaard wordt uit de controles op een betrouwbare manier tot stand is gekomen. De controle risico is dus het risico dat fouten niet opgespoord kunnen worden. Als laatste is er nog detectie risico. Bij detectie risico gaat het om het risico dat een materiële fout niet ontdekt wordt. Detectie risico heeft dus te maken met de kwaliteiten van de accountant zelf. Hoewel de accountant geen invloed kan uitoefenen op het inherente en controle risico hebben deze wel invloed op het detectie risico. Als namelijk het inherente en controle risico hoog zijn is de kans groter dat een materiele fout niet ontdekt wordt.

(13)

Audit risico is niet een vaste hoeveelheid risico waarmee gerekend kan worden. Het is namelijk een risico dat in grootte per accountant en per bedrijf verschilt. Audit risico kan worden omschreven als de verandering van de standaarddeviatie van omzet in een bepaald portfolio van een accountant, waarbij de toevoeging van een bepaalde opdracht de gemiddelde risico in dat portfolio verandert (Simunic & Stein, 1990, p.330). Volgens Johnstone en Bedard (2003) en Asare (1994) ligt

vanzelfsprekend de kosten van een opdracht hoger bij de kleinere kantoren, omdat de accountants die aangesloten zijn op dit kantoor minder gespecialiseerd zijn en vaak minder ervaring hebben dan accountants bij de grote accountantskantoren. Hierdoor ontstaat er meer audit risico, omdat deze kleinere accountantskantoren meer fouten zullen maken dan de grotere accountantskantoren. Een hogere audit risico leidt hierbij tot een hogere kosten voor het accountantskantoor en heeft hierdoor invloed op de cliëntacceptatie besluiten.

3.2 cliënt bedrijfsrisico

Naast het risico dat accountants meebrengen is er ook het risico dat cliënten met zich meebrengen. Volgens Johnstone en Bedard (2003) is dit het risico dat een cliënt in financiële problemen verkeerd en een eventuele betaling van de opdracht niet kan doen. Deze problemen kunnen veroorzaakt worden doordat het bedrijf zich in een markt begeeft met veel concurrentie en daarom geen winst kan maken of het bedrijf heeft te maken met slechte bestuurders die door middel van een verkeerde strategie het bedrijf in financiële nood brengen.

Voordat een cliënt wordt aangenomen moet dus worden onderzocht wat de situatie is van het bedrijf als het gaat om het leiderschap en de markt waarin het bedrijf zich bevindt. Des te beter het leiderschap of des te lager de concurrentie op de markt, des te minder risico het kantoor loopt om inkomsten mis te lopen. Volgens Bedard e.a. (2008) is een belangrijk fenomeen waarop gelet wordt: going concern risico. Dit wil zeggen dat een bedrijf financieel ongezond is of dreigt in een negatieve spiraal te belanden als het gaat om de financiën. Als blijkt dat dit going concern risico er uiteindelijk toe zal leiden dat het bedrijf failliet gaat zal het accountantskantoor er verstandig aan doen om de cliënt niet aan te nemen. De mate waarin wordt

aangegeven of een bedrijf failliet zal gaan wordt aangeduid in levensvatbaarheid, waarbij wordt gekeken of er op dat moment nog mogelijkheden bestaan om een faillissement tegen te gaan (Johnstone & Bedard, 2004).

(14)

3.3 auditor bedrijfsrisico

Sinds de Sarbanes-Oxley wet is ingevoerd zijn de kosten voor verzekeringen en andere verplichtingen toegenomen (Rama & Read, 2006). Doordat de kosten zijn toegenomen is er een verschuiving in de ratio tussen de opbrengsten en het risico van een opdracht in de sector (Shu, 2000). De verschuiving van dit ratio zorgt ervoor dat kantoren gedwongen worden om een nieuw cliëntportfolio te vormen om de risico’s te kunnen dekken.

Er moet echter ook rekening worden gehouden met de concurrentie binnen de accountingwereld. Om een cliënt binnen te halen zal het nodig zijn om een lage prijs te bieden, terwijl er een groot risico tegenover staat. Toch zullen deze cliënten nodig zijn om de portfolio gevuld te houden.

Ondanks de toename van de kosten zien Rama en Read (2006) dat een verandering van de portfolio’s uiteindelijk een positief effect gaan hebben op de uiteindelijke winst van de grote kantoren. Veel kleine kantoren zullen namelijk de markt gaan verlaten, waardoor de grote kantoren de cliënten met grote risico’s kunnen inruilen voor cliënten met een lager risico. Uit meerdere onderzoeken in het artikel van Rama en Read (2006) blijkt dat de Big 4 accountantskantoren claimen dat ze minder cliënten zijn gaan aannemen die een hoog risico met zich meebrengen. Dit zijn de onderzoeken van Bryan-Low (2003), Byrnes (2003), Hindo en Sager (2003) en Plitch en Wei (2004).

Naast de concurrentie bestaat er ook nog het risico van onbekwaamheid in het vakgebied van de cliënt. Er kunnen namelijk verkeerde beoordelingen worden gedaan over het financiële rapport, omdat de accountant niet weet hoe het in de industrie van bijvoorbeeld schoenmakers gaat. Om inzicht te krijgen in deze industrie zal het nodig zijn om specialisten in te huren. Het inhuren van deze specialisten brengt uiteraard weer kosten met zich mee die de uiteindelijke winst voor het accountantskantoor zullen verlagen.

3.4 reputatie risico

Een accountantskantoor heeft in de accountantswereld een bepaalde reputatie. Deze reputatie zorgt ervoor dat ieder bedrijf door dat kantoor de controle van de financiën wil laten doen. Het is dus voor een accountantskantoor nodig om de reputatie hoog te houden en deze geen schade op te laten lopen. Anders ontstaat het risico dat

(15)

toekomstige cliënten een aanbod van het kantoor links laten liggen en liever naar de concurrent gaat.

De reputatie van een kantoor kan op verschillende manieren worden aangetast. De meest voor de handliggende manier is imagoschade door de media wanneer een kantoor in verband wordt gebracht met een schandaal. Een goed voorbeeld wat een reputatieschade kan doen met het kantoor is het kantoor Arthur Andersen dat de controle uitvoerde voor het bedrijf Enron (Nelson, Price & Rountree, 2008). Enron, een groot Amerikaans energiebedrijf, pleegde op grote schaal fraude met de boekhouding. Door middel van meerdere dochterondernemingen werden constructies opgezet waardoor de verliezen die Enron leed werden verdoezeld. Arthur Andersen bleek later het bewijsmateriaal tegen Enron vernietigd te hebben en liep hierbij door middel van de media enorme reputatieschade op. Hierdoor ging behalve Enron ook Arthur Andersen failliet. Uit dit voorbeeld blijkt dat

reputatieschade misschien wel het belangrijkste risico is dat een accountantskantoor kan lopen als het gaat om cliëntacceptatie.

3.5 litigation risico

Reputatieschade kan niet alleen komen van schandalen, maar kan ook veroorzaakt worden doordat cliënten een rechtszaak aanspannen tegen het accountantskantoor (Johnstone, 2000). Het risico dat een kantoor loopt dat een cliënt daadwerkelijk een rechtszaak aanspant wordt omschreven als litigation risico. Choi e.a. (2004) hebben in de post-SOX tijd de vergelijking gemaakt met de pre-SOX tijd en hebben hieruit geconcludeerd dat het aantal rechtszaken tegen accountantskantoren is

toegenomen. Na de invoering van SOX zijn de eisen die gesteld worden aan de financiële verantwoording verzwaard en dat heeft ervoor gezorgd dat bedrijven minder snel een goedkeurende verklaring krijgen. Bij het krijgen van een afkeurende verklaring zullen bedrijven imagoschade oplopen wat kan leiden tot afname van aandelenprijzen en het afhaken van investeerders. Accountantskantoren worden hiervoor verantwoordelijk gehouden door de klanten en willen dat de

accountantskantoren het geleden verlies moeten compenseren.

Voor de accountantskantoren zorgt dit voor een hoog risico, want behalve de kosten van de eventuele vergoedingen die betaald moeten worden, zijn er ook nog de kosten die gemaakt worden tijdens de rechtszaak. Dit zijn kosten als

(16)

schikkingkosten, verzekeringskosten en kosten die gemaakt worden door de advocaten (Choi e.a., 2004).

Veel grote accountantskantoren weigeren volgens Hollingsworth (2011) cliënten met een hoog litigation risk, omdat het effect op de reputatie ervan erg groot is. De kantoren zoeken dit uit door te kijken of er een verhoogd cliënt bedrijfsrisico is, want des te hoger het risico van faillissement, des te hoger het risico op litigation.

Het afwijzen van deze risicovolle cliënten heeft gezorgd voor een verschuiving in de portfolio’s van de accountantskantoren. De Big Four kantoren hebben drastisch minder risicovolle cliënten aangenomen. In het onderzoek van Hollingsworth (2011) kwam naar voren dat slechts 32% van de afgewezen cliënten door een ander kantoor van de Big Four is overgenomen en dat de overige 68% genoegen heeft moeten nemen met een regionaal of zelfs lokaal accountantskantoor. Ongeveer hetzelfde resultaat kwam uit een onderzoek van Huang en Scholz (2012) waar 37% van de afgewezen cliënten werd overgenomen door een concurrerend Big Four kantoor en dus 63% genoegen moest nemen met een lagergeklasseerd kantoor.

Met litigation risico komen er echter niet alleen gevolgen voor het accountantskantoor, maar zijn er ook gevolgen voor de cliënten. Volgens Hollingsworth (2011) en Shu (2000) dalen de aandelenprijzen van bedrijven aanzienlijk als deze zijn afgewezen door een accountantskantoor. Volgens Shu (2000) dalen de prijzen gemiddeld 3.11%, maar dit wordt wel geconcludeerd met een enigszins kleine steekproef van 135 bedrijven. Beneish (2005) is het niet eens met deze conclusie en toont met zijn onderzoek, met ook een enigszins klein onderzoek van 109 bedrijven, dat aandelenprijzen nauwelijks veranderden na afwijzing.

(17)

4. Risicomanagement

In deze paragraaf zal worden gekeken hoe de risico’s worden toegepast in het risicomanagement model. Alle risico’s zullen opnieuw worden aangehaald en er zal gekeken worden of de verschillende risico’s effect hebben op de cliëntacceptatie beslissing en of dit een groot of een klein risico is.

Ten eerste zal er gekeken worden naar audit risico. Audit risico heeft te maken met de kwaliteit van de opdracht die wordt uitgevoerd en heeft betrekking op zowel de accountant als de cliënt. Het inherente risico en controle risico hebben betrekking op de kwaliteit die de cliënt aanlevert (AICPA, 2006). Als deze risico’s hoog zijn zal het accountantskantoren afschrikken, omdat er een groot risico bestaat dat de accountant een fout zal begaan tijdens de controle. Het maken van zo’n fout kan grote gevolgen hebben voor de reputatie van het kantoor. Het derde onderdeel van audit risico, detectie risico, zal alleen invloed hebben als het risico ontstaat door onwetendheid over de markt. Dit brengt namelijk kosten met zich mee in de vorm van specialisatie. Als de kosten van het inhuren van dit specialisme veel geld kost kan het voorkomen dat een accountantskantoor af zal zien van de opdracht. Als gekeken wordt naar het model van Johnstone en Bedard (2003) kan dit toegerekend worden tot fase twee van het besluitvormingsmodel van figuur 1. De kosten van de

specialisatie zullen namelijk gezien worden als kosten die bij een bepaalde strategie horen. Als de kosten voor de specialisatie niet worden geaccepteerd door het

kantoor dan zal het model het kantoor aanraden om de gesprekken met de cliënt te beëindigen.

De grote vraag is nu of audit risk te managen is. Volgens Johnstone en Bedard (2003) zijn er drie strategieën die uitgevoerd kunnen worden om het risico te

verlagen voordat de opdracht van de cliënt is aangenomen, namelijk het inschatten van de auditkosten, het eerder genoemde inschakelen van gespecialiseerd

personeel (Johnstone, 2000), het aanpassen van de hoeveelheid audit activiteiten. Het inschatten van de auditkosten zorgt ervoor dat duidelijk is of de verhouding tussen risico en opbrengsten nog winstgevend is. Het inschakelen van

gespecialiseerd personeel verlaagt het detectie risico en het aanpassen van de hoeveelheid audit activiteiten, zoals het vergroten van de steekproef, zorgt er ook voor dat het detectie risico zal afnemen.

(18)

Vervolgens kijken we naar cliënt bedrijfsrisico. Bij cliëntbedrijfsrisico wordt gekeken naar de situatie waarin de cliënt zich bevindt op financieel (Johnstone & Bedard, 2003) en bestuurlijk niveau (Arens e.a., 2012). Op financieel niveau wordt gekeken of de cliënt kan opdraaien voor de kosten die het accountantskantoor zal opleggen. Het kan namelijk zijn dat het bedrijf in kwestie zich in een markt bevindt met hevige concurrentie en op die manier niet de mogelijkheid heeft om winst te maken. Ook wordt gekeken of het bedrijf in kwestie geen going-concern is, wat inhoudt dat het bedrijf al minstens twee jaar op rij verlies draait en in een negatieve spiraal terecht is gekomen als het aankomt op het verlies van het bedrijf (Bedard e.a., 2008). Op bestuurlijk niveau wordt gekeken of het bestuur wel besluiten neemt in het belang van het bedrijf en niet besluiten neemt in het belang van hun eigen bonus. Als dit namelijk het geval is, betekent dit een hoger risico. Ook in het artikel van Asare e.a. (2005) wordt de integriteit van het bestuur als belangrijkste factor van cliënt bedrijfsrisico genoemd. Cliënt bedrijfsrisico is een soort risico dat niet te

beïnvloeden valt vanuit het accountantskantoor. Het enige wat het kantoor hier kan doen is het onderzoeken naar de hoeveelheid risico dat de cliënt met zich meedraagt en met die informatie besluiten of dit risico binnen de grenzen van het kantoor blijft.

Als derde risico kijken we naar audit bedrijfsrisico. Een grote factor in audit bedrijfsrisico is de hoeveelheid concurrentie die zich voordoet in de

accountantswereld. Om grote cliënten binnen te halen moet er goed onderhandeld worden en dit leidt vaak tot een lage opbrengst voor het accountantskantoor door de handelspositie van de cliënt. Een lage opbrengst brengt een grote verschuiving aan in de verhouding tussen risico en opbrengst waar het besluitmodel op gebaseerd is. Behalve de concurrentie moet er ook rekening gehouden worden met de kwaliteit van de accountant die de opdracht gaat uitvoeren (Johnstone, 2000). Het is

belangrijk dat de accountant de processen van een controle kent en ook ervaring in het uitvoeren van deze processen verbetert uiteraard de kwaliteit van de accountant. Naast de processen is het ook belangrijk dat de accountant beseft en begrijpt in welke markt de cliënt opereert, omdat dit invloed kan hebben op bijvoorbeeld afschrijfmethodes en de hoogte van kortlopende of langlopende schulden. Zelfs als al deze risico’s binnen het profiel van het model passen is het ook timing een belangrijk aspect van de opdracht. Aan het einde van een fiscaal jaar zijn er veel cliënten op de markt, echter kan een kantoor maar een beperkt aantal opdrachten aannemen. Hier schuilt het risico dat een kantoor teveel opdrachten aanneemt en dat

(19)

door de druk, die op de accountants komt staan, er meer fouten gemaakt worden. Audit bedrijfsrisico is een risico wat het accountantskantoor zelf in de hand heeft, waardoor dit risico makkelijker te sturen is dan cliënt bedrijfsrisico. Het risico van onervaren accountants kan worden gecompenseerd door ze in een team te laten werken met meer ervaren accountants en de kennis van de markt kan worden opgedaan aan de hand van specialisten.

Het volgende risico waar we naar gaan kijken is litigation risico. Litigation risico is de kans dat een cliënt een rechtszaak aanspant tegen het accountantskantoor. Cliënten willen een schadevergoeding voor het feit dat de accountant een afkeurende verklaring heeft afgegeven. Deze afkeurende verklaring zou er voor hebben gezorgd dat de aandelen van de cliënt minder waard zijn geworden. Hollingsworth (2011) en Shu (2000) bevestigen deze bewering, terwijl Beneish (2005) aangeeft dat de afkeurende verklaring vrijwel geen invloed heeft op de aandelenprijzen. Litigation risico is een risico wat in te schatten is door gebruik te maken van het cliënt bedrijfsrisico. Is het cliënt bedrijfsrisico hoog, dan is de kans dat de bedrijfsvoering niet in het belang van het bedrijf gaat ook groot. Als dit het geval is ontstaat er een mogelijkheid om fraude te plegen en bestaat er ook de kans op een afkeurende verklaring.

Het is voor kantoren mogelijk om litigation risico te managen door toekomstige cliënten goed te beoordelen. Hierbij is cliënt bedrijfsrisico een belangrijke factor in de beoordeling, omdat cliëntbedrijfsrisico een verband lijkt te hebben met litigation risico. Een mogelijke cliënt kan dus worden afgewezen wanneer blijkt dat deze in financiële problemen lijkt te komen, want het zal dan niet alleen invloed hebben op cliënt

bedrijfsrisico, maar kan ook effect hebben op litigation risico.

Als laatste risico kijken we naar reputatie risico. Reputatie risico is misschien wel het belangrijkste risico waarmee een accountantskantoor rekening moet houden. Waar de andere risico’s alleen betrekking hebben op de specifieke cliënt heeft reputatie risico betrekking op alle opdrachten in het hele kantoor. Als een

accountantskantoor namelijk door een schandaal reputatieschade oploopt heeft dit gevolgen voor alle toekomstige opdrachten die het kantoor zal willen uitvoeren. Reputatie risico is niet een op zichzelf staand risico. Reputatie risico is eerder het gevolg van alle eerdere genoemde risico’s. Om reputatie risico te managen is het dus van belang om alle eerder genoemde risico’s zo laag mogelijk te houden.

(20)

5. Conclusie

De onderzoeksvraag van dit onderzoek was: Welke maatregelen kan een accountantskantoor nemen om risico’s te verlagen in het acceptatieproces van cliënten? Aan de hand van een literatuuronderzoek is geprobeerd een antwoord te geven op deze vraag. Om op dit antwoord te komen begint deze conclusie met een samenvatting van dit verslag waarbij het model van Johnstone en Bedard (2003) wordt gebruikt als voorbeeld van een besluitvormingsmodel. Als laatste wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag en zullen de tekortkomingen van dit onderzoek benoemd worden.

Sinds de grote schandalen van Enron en Worldcom in respectievelijk 2001 en 2002 is de accountingwereld met de neus op de feiten gedrukt over de gang van zaken van audit controle. De Amerikaanse regering vond dat er iets moest veranderen en kozen ervoor om de Sarbanes-Oxley-wet (SOX) in te voeren. Het belangrijkste speerpunt van SOX is het verbeteren van interne controles bij de cliënten van de accountantskantoren. Als reactie op de invoering van deze wet moesten accountantskantoren hun cliëntportfolio gaan omgooien omdat de risico’s en opbrengsten niet meer in de verhouding stonden dan dat ze zelf dan doelstelling hadden.

Om een nieuw portfolio te maken werden veel cliënten ontslagen en werd er gezocht naar nieuwe cliënten om het portfolio weer op te vullen. Om te beslissen welke cliënten in het portfolio passen wordt er gebruikt gemaakt van een

besluitvormingsmodel dat bestaat uit drie fases. In de eerste fase worden de risico’s en opbrengsten die de cliënt voortbrengt geëvalueerd. Als in deze fase al blijkt dat de risico’s te hoog zijn en/of de opbrengsten te laag zijn kan de cliënt al in deze fase worden afgewezen. In de tweede fase wordt gekeken of er wat gedaan kan worden aan de hoogte van het risico en de hoogte van de opbrengsten. In het geval van de opbrengsten kan er onderhandeld worden met de cliënt over de prijs die de cliënt betaalt voor de opdracht. Ook kunnen de kosten verlaagd worden door bijvoorbeeld steekproeven bij de controle van de balansposten te verkleinen. Bij de risico’s zijn er vijf verschillende risico’s waarmee rekening gehouden moet worden, namelijk audit risico, cliënt bedrijfsrisico, auditor bedrijfsrisico, litigation risico en reputatie risico.

Audit risico is volgens drie verschillende strategieën te managen, namelijk het inschatten van de auditkosten, het inschakelen van gespecialiseerd personeel en het

(21)

aanpassen van de hoeveelheid audit activiteiten. Het inschatten van de auditkosten is belangrijk om in te schatten of de kosten zo hoog zullen zijn dat er op geen manier winst kan worden behaald uit de opdracht. Het inschakelen van gespecialiseerd personeel helpt om de markt waarin de cliënt zich bevind te begrijpen en hierdoor niet in valkuilen te lopen waar de accountant anders wel in was gelopen en het aanpassen van de hoeveelheid audit activiteiten moet ervoor zorgen dat de kosten van de audit omlaag zullen gaan, zodat het verlies dat geleden word zo laag mogelijk is als het fout gaat.

Cliënt bedrijfsrisico is een soort risico dat niet kan worden beïnvloed door het accountantskantoor. Het enige wat het kantoor aan dit risico kan doen is het goed onderzoeken van de cliënt en het risico zo goed mogelijk inschatten. Hierbij moet gelet worden op twee soorten cliënt bedrijfsrisico, namelijk het financiële risico en het bestuurlijke risico. Bij het financiële risico moet gelet worden op de financiële situatie van het bedrijf en of dit bedrijf de betalingen aan het accountantskantoor wel kan voldoen. Een bedrijf dat al twee jaar op rij verlies draait, en daarmee bekend staat als een going concern, is een risicovol bedrijf om te hebben als cliënt. Bij het bestuurlijke niveau moet gekeken worden naar de besluiten die het bestuur in het bedrijf van de cliënt maakt. Hierbij moet vooral gelet worden op de beweegredenen van de

bestuurders. Besluiten ze in het belang van het bedrijf of besluiten ze in het belang van bijvoorbeeld hun eigen bonussen. Als de tweede situatie het geval blijkt te zijn betekent dit ook dat de cliënt meer risicovol is.

Het derde risico is auditor bedrijfsrisico. Dit is een risico dat, in tegenstelling tot cliënt bedrijfsrisico, wel kan worden beïnvloed door het accountantskantoor. Ook auditor bedrijfsrisico bestaat uit twee onderdelen, namelijk de concurrentie van het kantoor en de kwaliteit van de uitvoerend accountant. Aan de concurrentie valt niet veel te doen, want als de concurrentie een lagere prijs bied, maar jij kan als kantoor zijnde met de risico/opbrengst verhouding die je in gedachten hebt geen lagere prijs bieden dan zal je deze cliënt verliezen aan de concurrent. Aan de kwaliteit van de uitvoerend accountant valt echter wel wat te doen. Een accountantskantoor kan op verschillende manieren een accountant ondersteunen om de opdracht zo goed mogelijk uit te laten voeren. Een van de belangrijkste strategieën is het vormen van goede teams. Het is belangrijk om te zorgen dat de accountant een goed team om zich heen heeft waarmee hij alle soorten informatie die hij nodig heeft kan bereiken. Het is belangrijk om bijvoorbeeld iemand in het team te hebben die de markt goed

(22)

kent, maar ook iemand die, in het geval van een onervaren accountant, al wat meer ervaring heeft en de audit processen goed kent.

Vanuit het kantoor moet ook rekening worden gehouden dat er niet te veel opdrachten worden geaccepteerd. Aan het einde van een fiscaal jaar zijn er veel potentiële cliënten op de markt en maak je als accountantskantoor snel de fout om teveel cliënten te accepteren. Echter kan je te veel cliënten hebben waardoor de accountants die de opdrachten uitvoeren in tijdnood komen. Hierdoor zullen deze accountants minder goed kunnen presteren door de druk die hen wordt opgelegd en worden er meer fouten gemaakt.

Deze fouten kunnen ervoor zorgen dat de cliënt een rechtszaak begint tegen het accountantskantoor. Dit is het litigation risico dat een accountantskantoor loopt wanneer het een opdracht van een cliënt aanneemt. Als de cliënt vindt dat hem onrecht is aangedaan door de beslissing van een accountant over de beoordeling van het bedrijf en dat het bedrijf schade heeft opgelopen door deze beslissing, dan kan de cliënt besluiten om een rechtszaak te beginnen tegen het

accountantskantoor. Om dit risico tegen te gaan is het van groots belang voor het accountantskantoor dat er goed onderzoek wordt gedaan naar potentiële cliënten. Hierbij is het belangrijk om te kijken naar de link die litigation risico heeft met cliënt bedrijfsrisico. Als namelijk het cliënt bedrijfsrisico hoog is betekent dit dat de kans op slechte resultaten in het bedrijf hoog zijn en dat kan zorgen voor fraudegevoeligheid in het bedrijf. In dit geval kan er een afkeurende verklaring komen en bestaat er een kans op een rechtszaak. Hierdoor is het dus van belang om goed te onderzoeken of een cliënt geschikt is.

Behalve de kosten van een rechtszaak is ook de reputatie van een

accountantskantoor belangrijk bij zo’n rechtszaak. Reputatierisico wordt door velen gezien als het belangrijkste risico waarmee een accountantskantoor rekening moet houden bij cliëntacceptatie. Het feit dat reputatieschade dat kan worden opgelopen bij een cliënt niet alleen invloed heeft op die opdracht, maar ook op komende

opdrachten levert daar een grote bijdrage aan. Als een accountantskantoor namelijk reputatieschade oploopt na bijvoorbeeld een rechtszaak heeft dit negatieve invloed op de kansen van dat kantoor bij het binnenhalen van een volgende cliënt.

Reputatierisico kan worden bestreden door de vier eerder genoemde risico’s zo laag mogelijk te houden. Deze risico’s hebben namelijk allemaal direct of indirect invloed

(23)

op reputatierisico. Audit risico en Auditor bedrijfsrisico hebben te maken met de fouten die de accountants, in dienst van de accountantskantoren, kunnen maken. Als dit aantal fouten hoog is zal dit niet goed zijn voor de reputatie van het kantoor. Cliënt bedrijfsrisico heeft invloed op litigation risico en litigation risico heeft daarna weer invloed op de reputatie, want als een accountantskantoor onderhevig is aan veel rechtszaken heeft dit een negatieve invloed op de reputatie.

Als het accountantskantoor alles binnen hun macht hebben gedaan om het risico zo laag mogelijk te krijgen kan er aan fase drie worden begonnen. In fase drie wordt net als in fase één gekeken naar de risico’s en de opbrengsten die de opdracht opleveren. Als de verhouding tussen het risico en de opbrengst voldoende is zal de cliënt kunnen worden geaccepteerd. Is de verhouding onvoldoende zullen de gesprekken met de potentiële cliënt worden afgebroken.

Een tekortkoming aan dit onderzoek is vooral het ombreken van veel empirisch bewijs. Er zijn nog maar weinig bedrijven onderzocht in de gevolgen van bijvoorbeeld het onterecht afgeven van een goedkeurende of afkeurende verklaring. Naast het empirische bewijs is er nog geen onderzoek gedaan naar het risicomanagement van de kleinere accountantskantoren. In vrijwel alle onderzoeken worden alleen de resultaten getoond die gevonden zijn bij de Big Four kantoren. Het kan dus voor de kleinere kantoren van belang zijn dat daar onderzoek naar wordt gedaan.

(24)

Literatuurlijst

Anderson, F. e.a. 2002. Accounting professionals and the accounting profession: linking conduct and context. Accounting & Business Research, Vol. 32, No. 1, Pp. 42–56.

AICPA (2007). Statement on Quality Control Standards No. 7: A Firm’s System of Quality Control.

Arens, A.A., Elder, R.J. & Beasley, M.S. (2012). Auditing and Assurance Services: An integrated approach. Edinburgh: Pearson.

Asare, S. e.a. (1994). Client acceptance and continuation decisions. University of

Mississippi Library Accounting Collection, Pp. 1-16.

Bedard, J. C., D.R. Deis, M.B. Curtis & J.G. Jenkins (2008). Risk Monitoring and Control in Audit Firms: A Research Synthesis. Auditing: A Journal of Practice &

Theory, 27(1).

Beneish, M. D. (2005). Do auditor resignations reduce uncertainty about the quality of firms’ financial reporting? Journal of Accounting and Public Policy, Vol. 24, No. 5, pp. 357-390.

Broberg, P. e.a. 2013. The auditor at work: a study of auditor practice in Big 4 audit firms. Doctoral thesis, Department of Business Administration, School of

Economics and Management. Lund University, Sweden.

Bryan-Low, C. (2003). Accounting firms aim to dispel cloud of corporate fraud. Wall

Street Journal.

Byrnes, N. (2003). Reform: Who’s making the grade. Businessweek, 86.

Choi, J. e.a. (2004). The riskiness of large audit firm client portfolios and changes in audit liability regimes: evidence from the US audit market. Contemporary

(25)

Gendron, Y. (2002). On the role of the organization in auditors’ client-acceptance decisions. Accounting, Organizations and Society, 27.

Hindo, B. & Sager, I. (2003). Audit clients get the heave-ho. BusinessWeek, 7.

Hollingsworth, C. (2012). Risk Management in the Post-SOX Era. International

Journal of Auditing, 16(1), pp. 35–53.

Huang, Y. and Scholz, S. (2012). Evidence on the Association between Financial Restatements and Auditor Resignations. Accounting Horizons, Vol. 26, No. 3, Pp. 439- 464.

Johnstone, K.M. (2000). Client-Acceptance Decisions: Simultaneous Effects of Client Business Risk, Audit Risk, Auditor Business Risk, and Risk Adaptation. Auditing:

A Journal of Practice & Theory, 19(1).

Johnstone, K. M. & Bedard J. C. (2003). Risk Management in Client Acceptance Decisions. The Accounting Review, 78(4): 1003-1025.

Johnstone, K.M. & J. C. Bedard (2004). Audit Firm Portfolio Management Decisions.

Journal of Accounting Research, 42(4), pp. 659-690.

Krishnan, J. & J. Krishnan (1997). Litigation Risk and Auditor Resignations. The

Accounting Review, 72(4).

Nelson, K.K., Price, R.A. & Rountree, B.R. (2008). The Market Reaction to Arthur Andersen’s Shredding of Documents: Loss of Reputation or Confounding Effects? Working paper, Rice University.

Plitch, P. & Wei, L. (2004). Auditor-client breakups rise, while disclosure often lags.

(26)

Power, M. (1997). The Audit Society: Rituals of Verification. Oxford, U.K.: Oxford University Press.

Power, M. (2004). The risk management of everything. The Journal of Risk Finance, 5(3), pp. 58-65.

Rama, D.V. & Read, W.J. (2006). Resignations by the Big 4 and the Market for Audit Services. Accounting Horizons, 20(2).

Sarbanes-OxleyAct (SOX) (2002), Public Law 107–204, 107th Congress, 2nd

Session. Washington, DC: Government Printing Office.

Shu, S.Z. (2000). Auditor Resignations: Clientele Effects and Legal Liability. Journal

of Accounting and Economics, 29(2).

Simunic, D. A. & M. T. Stein (1990) Audit Risk in a Client Portfolio Context.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hieronder worden allereerst de belangrijkste risico’s voor de klant beschreven en vervolgens de kenmerken van de financiële instrumenten waarin door de klant belegd kan worden en

● Conclusie: de werkgever is zelfs aansprakelijk indien de schade door toedoen van de werknemer zelf is ontstaan.

• Het programma van eisen wordt mogelijk op basis van onvoldoende informatie opgesteld, waardoor offertes (en mogelijk ook het project) mogelijk suboptimaal zijn.. 2.3

Kwaliteitszorg en risico’s voor leerlingen Bij een klein deel van de besturen in het voortgezet onderwijs (15 procent van de eenpitters en 2 procent van de meerpitters) is

Het bevoegd gezag Wet milieubeheer (gemeente of provincie) betreedt het terrein van de ruimtelijke ordening, het bevoegd gezag RO (gemeente) is medeverantwoordelijk voor

• bij elke aanpassing van de dosis en daarna minimaal eens per 6 maanden en bij elk bezoek moet de patiënt gecontroleerd worden op ontwikkeling van de novo of verslechtering van

Maar ik ben ervan overtuigd dat er onder de gevallen van voedselvergiftiging door het eten van bedorven eieren of vlees ook gevallen zitten waar- bij verse

 veroorzaakt wanneer het gebouw in aanbouw, wederopbouw of verbouwing is, voor zover wij aantonen deze omstandigheid enigszins heeft bijgedragen tot het zich