• No results found

Zichtbaarheid van de verbeelding : user-generated fotoplatform als verwerkingsmechanisme van beeld

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zichtbaarheid van de verbeelding : user-generated fotoplatform als verwerkingsmechanisme van beeld"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zichtbaarheid van de verbeelding

User-generated fotoplatform als

verwerkingsmechanisme van beeld

Bacheloronderzoek Sociologie

Joris Bastiaan

St. Nr: 10367357 Universiteit van Amsterdam

14 augustus 2015 Begeleider: Dr. T. Franssen

Aantal woorden: 11.100

Abstract

In het Nederlandse journalistieke veld is opgestuurd tekst- en beeldmateriaal van mediaontvangers zoals lezers en kijkers belangrijker en invloedrijker geworden, stellen Pantti &

Bakker (2009), die onderzoek deden naar de professionele journalistiek. De gevestigde waarden rondom nieuwswaardigheid, journalistieke ethiek en techniek lijken daardoor onderhevig aan een verandering (Deuze, 2007; Mortensen, 2014). NuFoto is een user-based

fotoplatform, waarbij binnen de kaders van de nieuwsredactie van Nu.nl, een populaire Nederlandse nieuwswebsite, beeldmateriaal geplaatst kan worden. Deze participatie is zeer laagdrempelig, vereist geen kwalificaties van de gebruiker, maar kan wel toegang bieden naar succesvolle publicaties in andere media. Door middel van een kwalitatieve analyse probeert dit

onderzoek aan te tonen waarom fotografen er voor kiezen om hun beeldmateriaal te delen op NuFoto, en te kijken hoe dit platform haar gebruikers hiertoe motiveert. Daarnaast wordt er

(2)

1

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 2

2. Methode ... 4

2.1 Dataverzameling en verwerking...4

2.2 Selectie van respondenten...5

2.3 Professionaliteit als concept ... 5

3. De Professionaliteitstempel ... 6

3.1 De derde logica ... 6

3.2 De professionele journalist... 7

3.3 Een ambigue tweedeling... ...8

4. NuFoto, het user-generated fotoplatform...11

4.1 Participerende journalistiek...12

5. Bij gebrek aan altruïsme, een vervangende zucht naar erkenning...14

5.1 Exposure...14

5.2 Mechanismen in de productieketen...16

6. Barriereverhoging door drempelverlaging...17

6.1 Effecten van digitalisering...17

6.2 De gevolgen...18

7. Het bewerken van foto’s als ethiek-indicator...20

7.1 De grenzen van bewerken...20

7.2 Persoonlijke regulering...21

7.3 Opgestelde regels...21

8. Conclusie...23

(3)

2

1. Inleiding

Bijna elk relevant nieuwsmedium is naast het leveren van tekst ook bezig met het leveren van beeldmateriaal van nieuwswaardige gebeurtenissen. Beeldmateriaal kan veel toevoegen, maar in het alledaagse leven maar ook in de massamedia lijkt beeldmateriaal en de productie ervan voor lief genomen te worden. De productie en distributie van de beelden binnen de massamedia is echter onderhevig aan een groot proces waarbij meerdere actoren betrokken zijn.

De productie van beeldmateriaal bestemd voor de media is lang onderdeel geweest van de journalistiek. Howard Becker (1995: 7)beschreef twintig jaar geleden de persfotografie, of

‘fotojournalistiek’ als een vak wat moeite heeft om los te komen van de restricties die van bovenaf komen, gezien de persfotograaf afhankelijk is van de opdrachten die doorde werkgever opgelegd worden. Een eigenzinnige blik is daarbij ver te zoeken, een persfotograaf maakt weliswaar beelden die een relevant verhaal vertellen, maar deze worden desondanks wel in de kaders van zijn sturende redactie geplaatst. Het is echter de vraag of er tegenwoordig veranderingen hebben plaats

gevonden.

Een belangrijk onderdeel van de persfotografie is het leveren van beeldmateriaal van

nieuwswaardige gebeurtenissen, zeker wanneer deze gebeurtenis ver van de ontvanger plaatsvindt. Het leveren van dit beeldmateriaal gebeurde veelal door middel van fotografie, maar alternatieven zijn in opkomst 1. Fotojournalistiek is ontstaan uit het verslag geven van oorlog, zoals de

Amerikaanse Burgeroorlog in de 19e eeuw, waarbij de wreedheden en verschrikkingen van de oorlog werden vastgelegd, om een contrasterend beeld te bieden ten opzichte van de glorieuze kunst die oorlog verheerlijkte (Carrabine, 2012: 470). Het vak van de persfotografie zal in deze tekst

hoofdzakelijk besproken wprdem. Hiervoor wordt een Nederlands online fotoplatform als casus genomen.

Om een goed beeld te kunnen krijgen van de praktijk van fotojournalistiek in de huidige tijd, zal er in microperspectief gekeken worden naar een van de zijtakken van het grote nieuwsnetwerk Nu.nl. Dit netwerk beheert een platform onder de noemer NuFoto. Waar NuFoto precies uit bestaat, en hoe de ontwikkeling ervan gelopen is, zal later aan bod komen. Een kwalitatief onderzoek bestaande uit twaalf diepte-interviews met personen betrokken met deze extensie van Nu.nl is naar aanleiding van de vraagstelling uitgevoerd. Op basis van de hieruit volgende analyse en een theoretische studie zullen er enkele vragen over fotojournalisme, en de werking van eenuser-based platform, beantwoord kunnen worden.

Ten eerste zal er gekeken worden naar de motivaties van een selectie fotografen die betrokken zijn bij NuFoto. Hoewel de ingangseis laag is, wordt er, zo lijkt het immers, op hoog niveau

gefotografeerd. De vraag luidt dan ook: Waarom delen de geïnterviewde fotografen hun beeldmateriaal op het fotoplatform NuFoto?

De tweede vraag die we ons stellen gaat over de functie van NuFoto. Door een hoge aanvoer van nieuw beeldmateriaal, en een beperkte ruimte voor publicatie, is er overzichtelijkheid nodig. De

1

Er is echter een opkomst van bewegend beeld, wat langzaam de plek van nieuwsfotografie aan het innemen is (Witsche & Nygren, 2009; Mäenpää, 2014)

(4)

3

vraag die hierover gesteld wordt luidt als volgt: Hoe houdt het fotoplatform NuFoto haar gebruikers gemotiveerd om foto’s te plaatsen?

Door een lage ingangseis kan vrijwel iedereen een foto plaatsen op NuFoto, en daar ook enig succes mee bereiken. De fotojournalist beoefende echter voor een lange tijd een beroep waarvoor de ingangseis een stuk hoger was (Mortensen, 2014). De derde vraag gaat daarom over deze

verandering, en de invloed ervan op de praktijk van de persfotograaf; Welk effect heeft de verlaging van de ingangseisen van NuFoto op de regels die in de praktijk van de persfotograaf gelden?

Deze drie vragen zullen beantwoordt worden met het doel om een beeld te schetsen van de invloed van het zogenoemde user-based fotoplatform, een noemer die NuFoto ook kent. Deze term houdt in dat een fotoplatform vrijwel geheel staande wordt gehouden door de gebruikers ervan. De

relevantie van NuFoto komt voort uit een recente ontwikkeling bij het platform NuFoto. Door een uitbreiding van hun netwerk kijkt een hoger gevestigd persbureau, het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) mee met de aanvoer van beeldmateriaal op het fotoplatform NuFoto (Steen, 2013). NuFoto heeft een laagdrempelige ingangsnorm, in principe kan iedereen met een camera foto’s plaatsen op het platform. Voordat we alles dit echt kunnen beschrijven zullen we eerst wat stappen moeten ondergaan. Ten eerste zal er een methodologische verantwoording volgen.

(5)

4

2. Methode

Het onderzoek is gebaseerd op een kwalitatief onderzoek door middel van diepte-interviews met bij NuFoto betrokken personen. De respondenten zijn benaderd via het platform zelf, gezien de

redactie van NuFoto niet de gegevens van de gebruikers kon vrijgeven in verband met privacy. Veel gebruikers op het platform hadden contactgegevens weergegeven op hun profielen. Ook andere internetbronnen boden vaak de mogelijkheid tot contact met de gebruikers. Van de 31 benaderde gebruikers van NuFoto hebben er elf positief gereageerd op een verzoek tot een persoonlijk interview. De selectie van de respondenten is vrij incidenteel verlopen, er waren een aantal elementen die afhankelijk waren van de gegevens die de gebruikers haddenvrijgegeven op hun profiel of elders op het internet. Dit betekent dat een gebruiker die dit niet had vrijgegeven niet in mijn selectie terecht kon komen, en daardoor zijn de respondenten niet representatief voor de gehele groep individuen die gebruik heeft gemaakt van NuFoto. Hierdoor zijn weinig omstanders benaderd die wel deel uitmaken van de groep, gezien deze niet in een brede zin bezig zijn met fotografie, zoals de meeste respondenten dat wel deden. Naast de interviews met fotografen die gebruikers zijn van het fotoplatform, is er ook een gesprek met de redactiechef opgenomen in het onderzoek, die verantwoordelijk is voor NuFoto. Dit interview heeft, samen met informatie over het platform via verschillende bronnen, voor een duidelijk beeld van NuFoto gezorgd.

2.1 Dataverzameling en verwerking

De interviews waren semigestructureerd, wat betekent dat de interviews met behulp van een opgestelde vraag- en topiclijst afgenomen werden. Deze operationalisering bood de mogelijkheid verder in te gaan op onderwerpen die aan bod kwamen. Ook kon er enigszins afgeweken worden naar onderwerpen die wel relevant waren maar niet in het kader van het onderzoek bedacht waren (Bryman, 2012: 212). De topiclijst bood de garantie dat er over bepaalde onderwerpen gesproken werd in de gesprekken, wat een vergelijking tussen de respondenten mogelijk maakte2. De interviews zijn digitaal opgenomen en met behulp van deze opnames zijn de interviews

getranscribeerd 3, waarbij er aandacht was voor het letterlijk overnemen van de uitspraken van de respondenten.

Met behulp van Atlas.ti 7.5 zijnde ruwe data open gecodeerd, dit betekent dat geassocieerde concepten gelinkt werden en significante uitspraken van de respondenten in-vivo gecodeerd werden. Met deze vorm van codering bleef de analyse dichtbij de data met het doel om de beleefwereld van de respondenten zo juist mogelijk weer te geven. Hoewel het coderen meer diende om overzicht van de data te creëren, leidde het herhaaldelijke gebruik van codes tot het vinden van overeenkomsten en verschillen tussen de respondenten. Het schrijven van memo’s was deel van de analyse, het zorgde voor een persoonlijke reflectie, beschreef de overige elementen van het interview, zoals het scenario waar het interview zich afspeelde en het begrijpen van de inhoud van het interview op verschillende momenten. Het open coderen en het schrijven van memo’s zijn gebaseerd op de beschrijving van de Grounded Theory-methode door David Silverman (2011: 68-71).

2

Dit is in enkele gevallen niet gelukt, mede doordat een respondent hierbij zelf oversprong op een ander onderwerp, of dat een onderwerp niet genoeg benadrukt werd.

3Dit heeft echter tot gevolg gehad dat enkele onverstaanbare dingen, onopgenomen elementen en foute

interpretaties zorgden voor een reliability bias (Silverman, 2011: 366). Deze bias is verminderd door het schrijven van memo’s bij de interview. Die bestonden uit eigen interpretaties, omgeving- en

(6)

5 2.2 Selectie van respondenten

Om de verschillen tussen de respondenten divers te houden is er niet gesampled binnen een

bepaalde regio. In de praktijk was het echter het geval dat de meeste respondenten waren gevestigd in en rondom de Randstad; in steden als Den Haag en Amsterdam maar ook in kleinere plaatsen als Almere en Noordwijk. Fotografen die afhankelijk waren van gebeurtenissen in de omgeving werden door dit verschil beïnvloedt. Een fotograaf uit Almere is bezig met de gebeurtenissen in zijn eigen regio ,maar een fotograaf in Den Haag heeft een meer divers bestek aan mogelijke onderwerpen; in Den Haag zijn ook meer nationale en internationale zaken aan de orde van de dag. Echter werden gebruikers uit regionale gebieden in eerste instantie niet bereikt vanwege een grote afstand, er werd aangenomen dat, op basis van overeenkomende inhoud en materiaalaanbod, deze gebruikers overeenkwamen met wel benaderde respondenten dichterbij de Randstad, zoals respondenten uit Almere, Noordwijk en Bloemendaal; hier kwam enig effect van lokaliteit ook naar voren.

2.3 Professioneel als concept

Zoals besproken lijkt de tweedeling tussen ‘professioneel’ en ‘hobbyist’ een lastig te bepalen categorisering, zeker bij een vrij beroep als persfotografie. Interpretaties van de betekenis en de voorwaarden van de tweedeling kwamen uit de data zelf. Het merendeel van de respondenten gaf aan dat professionaliteit voortkomt uit het principe dat de term slaat op economische

afhankelijkheid van het vak, of dat een significant deel van het inkomen uit het fotograferen gehaald wordt. Deze hoofdvoorwaarde was belangrijk voor de fotografen die hier daadwerkelijk mee bezig waren, maar ook fotografen die het voornamelijk uit hobbyisme deden deelden deze perceptie:

“Er zijn verschillende definities, en er is maar eentje die ik goed vind, dat is, als je inkomsten groter zijn dan je uitgaven, dan mag jij je professioneel noemen.” (Respondent 1,

straatfotograaf, hobbyist)

Professionaliteit was een onderwerp dat deel was van de topiclist, maar vaak, na verloop van tijd kwam dit vanzelf naar boven, voornamelijk wanneer er gesproken werd over het betitelen van de fotograaf. Voorafgaande aan het onderzoek werd het afgeraden om van amateurisme te spreken gezien dit denigrerend zou zijn naar de respondent. Wanneer het echter op een subtiele manier werd gebracht, leek dit niet zo ernstig te zijn.

(7)

6

3. De professionaliteitsstempel

Hoewel professionaliteit in de algemene publieke sfeer vaak wordt geassocieerd met enige expertise in een beroep, doelt men in de sociologische theorie met professionaliteit voornamelijk op beroepen die in hun functionaliteit belangrijk zijn voor de samenleving (Abbott, 1983: 855).In verschillende theorieën over journalistiek wordt professionaliteit voornamelijk geassocieerd met de mate van inkomsten en een set van gereguleerde normen en waarden (Witsche & Nygren, 2009; Mortensen, 2014; Houten, 2009). Voordat we verder kunnen beginnen met het analyseren van de invloed van het concept ‘professionaliteit’ op de betreffende casus, zullen we dit begrip eerst in sociologische context moeten begrijpen.

Talcott Parsons (1939: 458) ziet de professionele mens als iemand die altruïstisch handelt: door het helpen van anderen (patiënten/cliënten), of in naam van een groter goed. Parsons wijst aan professionele beroepen, naast het altruïsme, nog drie andere eigenschappen toe. Ten eerste wordt rationeel handelen genoemd, dit in contrast met traditioneel handelen. Een professioneel beroep streeft er altijd naar om het product zo efficiënt mogelijk te produceren. Daarvoor moeten

traditionele manieren, die wellicht ineffectief zijn geworden, verworpen durven worden. De tweede eigenschap beschrijft Parsons als ‘functionele specificiteit’. Dit wordt verduidelijkt door het

voorbeeld van een van de klassieke beroepen, geneeskunde. Een arts biedt een patiënt medische hulp aan, waarbij de patiënt in deze relatie afhankelijk is van de arts. Deze afhankelijkheid is deels gebaseerd op de intellectuele autoriteit van de arts: die weet immers het beste hoe de cliënt kan genezen. Maar andersom heeft dit ook te maken met de noodzakelijkheid van de hulp, gezien de cliënt de hulp nodig heeft voor zijn eigen welzijn (ibid. 458) Een patiënt volgt de aanbevelingen van de arts op, niet zozeer omdat de arts fundamentele macht over de cliënt heeft. De patiënt doet dit omdat de consequenties van het verwerpen van de aanbevelingen de patiënt direct zelf zouden kunnen raken. Deze machtsrelatie is dus specifiek in de zin dat de autoriteit van de arts enkel binnen het medische vlak geldig is. De laatste eigenschap van de professionele mens is universalisme, Parsons legt dit uit als het bestaan van ‘universele eisen rondom het bepalen van succes’. Deze eisen vallen te interpreteren als enige ingangsnormen tot het beroep: om succes te behalen zal je

technisch competent moeten zijn.

Figuur 1: Drie beroepslogica en enkele eigenschappen, op basis van de teksten van Parsons (1939) en Freidson (2001)

3.1 De derde logica

Onder andere Parsons en Freidson beschouwen professionaliteit als een beroepswaarde, in de zin dat de normatieve waarde zorgt voor partnerschap, collegialiteit, discretie en vertrouwen. Daarmee is het belangrijk in het vormen en het behoud van zekere beroepen (Evetts, 2011: 407). Freidson (2001) noemt dit de derde logica die, naast de marktwerking en organisatorische (bureaucratische) krachten, als een derde macht het dienstenwerk in de publieke sectoren beïnvloedt. De theorie van

Privaat Publiek Professioneel

Interne regulering Marktwerking Bureaucratie Onafhankelijk

orgaan/ethiek

Status Op basis van

inkomsten

Op basis van toewijzing Op basis van technische kennis

Handelend in Eigenbelang Staatsbelang Maatschappelijk

(8)

7

Parsons stelt dat de drie logici in principe de zelfde sociale functie van een beroep naleven (hij maakt een driedeling tussen zakelijke, professionele en bureaucratische beroepen). Alle drie modellen streven zo snel en efficiënt mogelijk het doel te bereiken, en hebben daar hun eigen methoden voor (Parsons, 1939: 459).

Een duidelijke scheiding (Figuur 1) tussen de drie besproken vormen van beroepen zijn uiteraard ideaaltypisch. In onze fluïde samenleving verschuiven deze grenzen constant. Het is echter de vraag of de kracht van professionaliteit nog wel geldt. Volgens Reed (2007) is er door verschillende ontwikkelingen sprake van enige de-professionalisering. Belangrijke oorzaken hiervan zijn de structurele en organisatorische veranderingen in een land (denk hierbij aan staatsinterventies of privatisering), waardoor de formele positie van professionals verzwakt. Ook technologische

ontwikkelingen zijn hierbij van invloed (ibid: 188-189) Evetts stelt dat deze derde logica niet (meer) van invloed is en is opgeslokt door de twee andere logica’s, en daarom beter kan worden gezien in de vorm van een discourse; een manier om te zien hoe de marktwerking (commercie) en organisatie (beleid) in de praktijk naar voren komen (2011: 408-409). David Ardagh (2007) vult dit aan door te stellen dat professionaliteit een hybride vorm is tussen de publieke en private sector. Hoewel professionaliteit een historisch sociaal geconstrueerd concept is, en daardoor altijd in beweging is, stelt Ardagh dat de altruïstische eigenschap altijd, en nog steeds fundamenteel is voor het concept. De fluïditeit van professionaliteit is tegenwoordig zichtbaar in het feit dat de term vrij gebruikt wordt. ‘Professioneel’ is een bijvoeglijk naamwoord geworden dat voor marketingdoeleinden gebruikt wordt in te veel beroepsdomeinen, en verliest wellicht zijn betekenis hierdoor (Fournier, 1999: 281).

3.2 De professionele journalist

Laten we deze ideeën toepassen op het onderwerp dat centraal staat in dit onderzoek, de journalistiek. Journalistiek wordt opgesteld als een derderangs professie, voornamelijk door de altruïstische eigenschap. De altruïstische eigenschap van journalistiek is gemanifesteerd in het informeren van de samenleving, informatie die cruciaal kan zijn in het alledaagse leven (Arhagh, 2007: 158). Voor de hedendaagse journalistiek is het een uitdaging om sociaal verantwoordelijke en maatschappelijk relevante informatie te publiceren (Kaivo-oja, 2013: 61). Dit is terug te zien in de hedendaagse omstandigheden waar de journalistiek mee worstelt. De lijn tussen entertainment en nieuwswaardige informatie is ingrijpend vervaagd, een mediafenomeen onder de noemer

infotainment (Brants, 1998). DIt is het best zichtbaar in politieke media, waarbij de relevante inhoud minder belangrijk is geworden. In plaats daarvan is de politicus en zijn vertoning voornamelijk onderwerp van discussie (ibid: 332). McLuhans uitspraak “the medium is the message” is hierbij toepasselijk: niet zozeer wat gezegd wordt is belangrijk, eerder de manier waarop het gezegd wordt (McLuhan, 1962). Infotainment wordt door Jo Bardoel als onderhevig aan ‘commerciële exploitatie’ gezien. Waar er voorheen veel waarde werd gehecht aan het vermijden van commercie binnen de sector van de journalistiek, zijn er tegenwoordig geen bezwaren tegen een winstoogmerk (Bardoel, 1998: 290). Door commercialisering is het voor een journalist (en zijn werkgever) belangrijker geworden om het product zo breed mogelijk te verspreiden. De altruïstische eigenschap lijkt daarmee dus verloren te gaan. Als we, met de besproken theorie van Parsons in ons achterhoofd, stellen dat de journalistiek zijn professionele eigenschap verliest, is de oorzaak dus te vinden in de verschuiving van een altruïstische motivatie naar een egoïstische motivatie.

(9)

8

Hoewel het dus lijkt dat professionaliteit een lege huls wordt, is het nog steeds een etiket wat enige verwachting wekt. Wanneer een persoon zichzelf bestempelt als professioneel, zonder enige externe toestemming hiervoor, heeft deze stempel nog steeds de sociale waarde die gevolg is van een historische status. Hoewel deze persoon zijn professionaliteit niet hoeft te bewijzen aan een

autoriteit, moet dit nog wel steeds gebeuren ten opzichte van zijn cliënt of dienstverlener (Fournier, 1999: 285). Voor een professionele journalist moet dit bewezen worden aan een redactie. De verantwoording naar het publiek zou echter wel minder belangrijk kunnen worden. Wanneer het publiek niet meer controleert is er meer aan de hand en heeft de kwaliteit van het geleverde nieuws geen belang meer. In plaats van enig ‘bewustzijn van de journalistieke positie in de samenleving zal de media-eigenaar enkel oog hebben voor het terughalen van de investeringen’, en zullen

nieuwelingen deze visie overnemen zonder enige kennis van de mediacultuur (Bardoel, 1996: 299). Fotojournalistiek lijkt altijd verweven te zijn in een conflict tussen het weergeven van de harde werkelijkheid, maar ook binnen de perken van de heersende normen te blijven. Fotografie leek de reputatie te hebben om beelden te maken die veel impact kunnen hebben. Foto’s moesten van sociale waarde zijn, een foto moet iets laten zien dat het aanschouwen waard is; (Bourdieu & Bourdieu, 2004: 606). Een foto werkt echter maar een enkele kant op, gezien de ontvanger maar moeilijk een reactie kan sturen. Het lijkt het er momenteel echter op dat het publiek van ontvangers kritischer en betrokken is geworden, en ook deel kan nemen in de nieuwsproductie(Gillmor, 2004: xiii). Ontwikkelingen onderhevig aan de digitalisering van de fotografie, die de productie en de distributie van zowel camera’s en foto’s vergroot hebben, zorgden voor een deelname van onopgeleide fotografen in het speelveld. Ritzer en Jurgenson (2010) zouden deze deelname van onopgeleide fotografen, die voorheen nog nieuwsconsumenten waren, scharen onder hun noemer ‘prosumption’, een nieuwe vorm van productie en consumptie onderhevig aan modern kapitalisme. De comsumptiegoederen moeten vooraf nog (gedeeltelijk) geproduceerd worden door de

consument zelf. Dit is bijvoorbeeld terug te vinden in veel moderne media, zoals in een opiniepagina en opgestuurde berichten, maar in dit digitale tijdperk speelt veel van het nieuws zich af op het internet. Deze ‘prosumption’ heeft een invloed op de ontwikkelingen van het fotojournalistische beroep.

3.3 Een ambigue tweedeling

In voorgaand onderzoek over persfotografie en de invloed van deelnemende onopgeleide fotografen in het veld gebruikt men een divisie tussen hobbyistische en professionele fotografen. Hoewel de terminologie hiervan verschilt, is deze tweedeling is echter vrij dominant. Deze twee categorieën worden regelmatig gebaseerd op de principes van professionaliteit. Het onderzoek van Mortensen (2014: 20) baseert deze tweedeling bijvoorbeeld op de voorwaarde van enige sociale controle van ethische normen. Professionele fotografen hebben zich verenigd, en controleren elkaar op professionele waarden en proberen een professionele cultuur te hanteren. Mortensen legt hier echter nadruk op de ethische controle. De basis daarvan ligt bij de historische principes van de journalistiek: Het ging daarbij om de waarheid boven tafel te krijgen en daarmee het publiek te dienen (Ibid: 21). Tegenover deze professionals worden de burger-fotojournalisten genoemd. Deze groep hanteert vergelijkbare codes maar controleertelkaar amper, gezien ze niet onder een bepaalde noemer verenigd zijn: de codes worden door de persoon zelf gehanteerd. Dit gebrek aan vereniging is ook terug te vinden in haar operationalisering. Mortensen bereikt voor de groep professionals simpelweg de gevestigde verenigingen en haalt daardoor een hoge responsratio. De

(10)

9

Het dienen van de publieke zaak:

Journalisten moeten actief op zoek zijn naar nuttige informatie.

Objectiviteit: Journalisten zijn

neutraal, eerlijk en vertrouwelijk.

Autonomie: Een journalist moet vrij

en onafhankelijk zijn in het werken.

Directheid: Een journalist moet een

gevoel van actualiteit en snelheid hebben.

Ethiek: Een journalist moet een

gevoel voor ethiek, validiteit en legitimiteit hebben.

burger-fotojournalisten werden gezocht op diverse nieuwspagina’s van de fotowebsite Flickr, maar dit zorgde voor een lage responsratio (Ibid: 24).

Het probleem van onderzoek doen door middel van deze operationalisering lijkt hier de diffuse groep van hobbyisten te zijn. De divisie is ook terug te vinden bij het onderzoek van Witsche en Nygren (2009), maar zij doen dit op basis van een top-down perspectief. Hun onderzoek over de professie van de journalist an sich, op basis van interviews met medewerkers van persbureaus, toont aan dat professionele fotografen zich beroepen op opleiding, ‘karakter’; het willen vinden van interessant nieuws, maar ook het hebben van een

‘brand’. Dit is een titel waarop ze zich kunnen beroepen (2009: 50-54). Witsche en Nygren tonen echter aan dat journalisten zich het meest distantiëren van

burgerjournalistiek op basis van een waarheidsclaim: burgerjournalistiek is “slechts een mening’, waar professionals feiten aantonen (ibid.); Mortensen noemt dit ‘de postmoderne notie dat de waarheid ongrijpbaar is, die opdoemt uit de collectieve kennis van de

netwerksamenleving” (2014: 20). Singer vult dit aan door te stellen dat deze waarheid van

burgerjournalisten niet hiërarchisch is maar breder wordt opgevat; de burgerjournalist haalt zijn kennis uit meerdere bronnen, en laat verschillende individuen deze kennis aanvullen en betwijfelen (2007: 85)4. Dit betekent echter niet dat burgerjournalisten haaks tegenover professionals staan (wat Mortensen [2014] wel vaststelt wanneer het gaat om ethiek). Singer beschrijft het eerder als een symbiotische relatie; de

burgerjournalist betwijfelt het materiaal van de professional en discussieert erover, wat de

professional weer voedt met ideeën en nieuwe bronnen; Wellicht zorgt de relatie voor het wankelen van de positie van de autonome professional, maar de relatie verstevigd wel hun waarheidsclaim (Singer, 2014: 91). Mark Deuze (2007: 16, zie figuur 2) deed onderzoek naar de universele journalistieke waarden en normen die een journalist heeft, of ervan wordt verwacht te hebben: Hoewel deze regels in relatie staan met professionaliteit, hoeft dit niet te betekenen dat journalisten of persfotografen zich hier niet onder betitelen, want deze regels zijn in de praktijk regelmatig terug te vinden, en worden als van zichzelf sprekend opgevat. De regels worden nog regelmatig in

discussies betwijfeld en veranderd, waardoor de journalistiek zich steeds opnieuw uitvindt (ibid: 16-17). De vanzelfsprekendheid van deze regels laat zien dat een etiket als ‘professioneel’ een

disciplinaire werking heeft (Fournier, 1999). Wanneer er geen authoritair orgaan (meer) bestaat wat journalisten in hun praktijk controleert, betekent niet meteen dat er sprake is van het geheel verdwijnen van enig normbesef. De internalisering van de regels in het alledaagse handelen van een journalist zorgt dat er voor het behoud van deze ongecontroleerde normen.

4

Singer maakt deze vergelijking door middel van professionele journalisten en bloggers, maar gebruikt regelmatig de term ‘citizen’ in de zelfde context.

Figuur 2: De vijf journalistieke waarden van Deuze (2007)

(11)

10

De ambigue relatie tussen de amateur en de professional, waar dus enerzijds een tweedeling wordt behouden op basis van kennis, motivatie voor het vak en de verbinding met een persorganisatie, en anderzijds de twee groepen elkaar versterken, kan als een gevolg worden zien van een veranderend veld van de journalistiek. Hoewel de geïnstitutionaliseerde en gedisciplineerde waarden rondom objectiviteit, waarheid en ethiek gevestigd blijven, is er sprake van een “dissolutie van de grenzen tussen makers en gebruikers van nieuws, fragmentatie van werkkrachten over een eindeloze variëteit van titels, genres en media en het creatieve gebruik van technologische hulpstukken door een nieuwe generatie van reporters en redactieleden, onbelemmerd door levenslange ervaring of socialisatieprocessen” (Deuze, 2008: 20). Bij een tweedeling is er vaak sprake van overlapping, zeker wanneer deze grens meer fluïde wordt, waar in de theorie weinig aandacht aan gegeven wordt. Er zullen plekken zijn waar de twee groepen elkaar tegen komen. Een voorbeeld hiervan kan in het Nederlandse persveld gevonden worden. Gevestigde media in Nederland zijn druk bezig met de stromen van media die door gebruikers gegenereerd worden; dat is wat Pantti & Bakker (2009) aantonen in hun onderzoek in het Nederlandse persveld, wat gebaseerd is op interviews met professionals van diverse representatieve nieuwsmedia5. Dit biedt mogelijkheden voor nieuwe

initiatieven van nieuwsmedia om te ondernemen in het persveld. NuFoto is hier een voorbeeld van.

5

Ze kozen er echter voor om nieuwsmedia die enkel op het internet publiceren, zoals Nu.nl, buiten de beschouwing te laten (Pantti & Bakker, 2009: 473).

(12)

11

Voorwaarden

- De foto moet door jou zelf gemaakt zijn - De foto mag niet getruct of bewerkt zijn - Geen copyright op foto's

- Foto's niet omlijnen

- Het is niet toegestaan om accreditaties op naam van NU.nl aan te vragen

- De redactie heeft het recht om confronterende, obscene, bewerkte en irrelevante foto's te verwijderen

4. NuFoto, het user-generated fotoplatform

“NUfoto.nl is de sociale fotosite onder de vlag van NU.nl en biedt dagelijks het laatste nieuws, gefotografeerd door de NU.nl lezer. De site is voortgekomen uit het succes van de rubriek 'lezersfoto' op NU.nl, die sinds 2002 gevuld wordt met nieuwsfoto's over uiteenlopende actuele onderwerpen“ (Sanoma, 2015). Deze beschrijving wordt gegeven aan het user-generated fotoplatform, ontstaan in 2007, waar dit onderzoek zich op gericht heeft. De foto’s die worden geplaatst kunnen worden verkocht aan andere media, waarbij 100 procent van de winst naar de desbetreffende fotograaf gaat. Sinds enige tijd worden de beelden van het fotoplatform

overgenomen door gevestigde media als het ANP (Van der Steen, 2013). De foto’s kunnen ook worden geplaatst bij artikelen op de hoofdsite en de nevenpagina’s van Nu.nl, dit zorgt echter niet voor inkomsten van de fotograaf (NuFoto, 2015a). Het bieden van een expositieruimte, een directe terugkoppeling in de vorm van views en de makkelijke doorstroom van visuele media naar

verscheidene gevestigde media, maakt het fotoplatform van Nu.nl erg interessant voor de gebruikers.

Naast NuFoto werkt Nu.nl met een wijd spectrum aan import van user-generated media, van sociale media als Twitter en Facebook, fotosites als Instagram en Snapchat tot Whatsapp, waarbij mensen de redactie kunnen tippen of media kunnen opsturen. NuFoto wordt echter als erg waardevol geschat door de redactie. Niet alle media worden door de redactie gebruikt in de daadwerkelijke berichtgeving. De weergave van foto’s op een aangesloten pagina biedt een extra dimensie aan de user-generated foto’s die via dit platform geplaatst zijn, het creëert een portfolio voor de gebruiker, waarbij

verschillende gegevens worden vastgelegd, zoals het aantal views en aantal foto’s al geplaatst. In contrast met persbureaus als het

ANP vraagt NuFoto geen exclusiviteit, er wordt gesproken van een sub-licentie op de foto’s; de gebruiksrechten van de foto blijven op de naam van de gebruiker staan, waardoor de foto’s dus ook op andere platforms geplaatst worden. De voordelen staan echter tegenover een paar voorwaarden van het gebruik van NuFoto. Bij het plaatsen van foto’s zijn er enkele eisen waaraan het product moet voldoen (zie figuur 3).

Er wordt gebruikt gemaakt van een exclusieve groep fotografen, die door de redactie geselecteerd is en gezien wordt als vertrouwd, en daarom wordt deze groep betiteld als ‘trusted photographers’. Deze fotografen leveren werk met een kwaliteitsgarantie, hebben een gevestigde positie in het netwerk en verkopen regelmatig werk aan derden; de positie van hen is ook enigszins gebaseerd op het feit dat deze exclusie van de overige fotografen van administratief belang is. Het maakt de verwerking van transactiekosten en rechtswaarborg efficiënter. Daarnaast is eveneens de controle van formele eisen door de redactie voor deze groep versoepeld. Naast efficiënte handelingen biedt

Figuur 3: Voorwaarden voor het uploaden van een foto via een account op NuFoto (Nufoto, 2015b)

(13)

12

de gevestigde positie andere voordelen. De fotografen in de groep kunnen bijvoorbeeld gebruik maken van accreditatie vanuit Nu.nl en uitnodigingen krijgen voor concerten, persmomenten en andere exclusieve evenementen. De bovengenoemde regels worden dus soepeler gehanteerd bij de personen die deel uitmaken van deze groep.

4.1 Participerende journalistiek

Dat NuFoto niet als een medium voor professionele persfotografie gezien kan worden, valt nu te beargumenteren wanneer we de resultaten van Witsche en Nygren toepassen (2009). NuFoto verplicht zijn gebruikers niet om een fotografie-opleiding afgerond te hebben, evenals het

verplichten van de ‘juiste’ mentaliteit als journalist, en hoewel ‘trusted’ fotografen dit wel doen en mogen, hebben gebruikers van NuFoto geen recht om zich met de titel van Nu.nl te bestempelen in hun praktijk. Om nu te stellen dat NuFoto burgerjournalistiek produceert, valt ook te betwijfelen. In het onderzoek van Nip (2007) wordt een vijfdelige categorisering aangehouden die de mate van participatie met het publiek aantoond, waarbij traditionele journalistiek een pool vormt, en contrasterend daaraan burgerjournalistiek. Binnen deze categorisering bestaan tussenvormen. NuFoto valt echter het best te categoriseren onder de ‘participerende journalistiek’, waarbij deelnemers ‘inhoud produceren, min of meer onafhankelijk van de professionals, waarnaast de professionals ook produceren, en het geheel publiceren en vermarkten tot een nieuwsproduct. De inhoud van de deelnemers wordt daarbij ontvangen binnen de kaders wat ontwikkeld is door de professionals’ (Nip, 2007: 217). NuFoto, gezien in connectie met Nu.nl, biedt de mogelijkheid om de inhoud van de gebruikers kans te laten maken op publicatie op eigen site, maar voegt hier eigen inhoud aan toe en in de vorm van een artikel wordt het geheel gepubliceerd. Dit staat haaks opde categorie ‘burgerjournalistiek’, waarbij de publicatie en verantwoording ook onder de

verantwoordelijkheid van de deelnemer valt (Ibid: 218). Hoewel Nip aangeeft dat interactie tussen het nieuwsorgaan en de nieuwsconsument een onderdeel vormt bij haar categorisering, spreekt ze niet over het regelen van verdere publicatie van de ruwe content van de participant. NuFoto regelt de verdere afspraken voor de participant wanneer zijn of haar inhoud wordt doorverkocht en NuFoto verdient daar nietsaan. De redactie is daarbij een bemiddelaar en betaalt vervolgens de participant uit. Op deze manier hoeft NuFoto geen sublicentie te behouden op de inhoud, maar kan deze wel gratis gebruiken voor eigen doeleinden (Respondent 12, Chef used-generated Nu.nl). Het lijkt erop dat NuFoto een middenpositie inneemt tussen toegankelijke platforms als Tumblr en Flickr, waarbij foto’s geplaatst kunnen worden met het doel om deze sociaal te verspreiden, of als portfolio opgesteld kunnen worden. Door gevestigde commerciële persbureaus als het ANP en stockfotosites als Getty en Hollandse Hoogte kunnen de foto’s worden overgenomen. NuFoto levert de

mogelijkheid tot expositie voor hobbyistische doeleinden, maar geeft ook de mogelijkheid om van een laagdrempelige positie te werken naar hogere lagen van de fotojournalistiek. De foto’s kunnen immers verkocht worden, en in de breedte verspreid worden op de websites van Nu.nl, die

gemiddeld 2,5 miljoen bezoekers per dag trekken (Sanoma, 2015).

Vooral de mogelijkheid om een portfolio voor de gebruiker te creëren, in combinatie met de mogelijkheid om naamsbekendheid en inkomsten te genereren, maakt NuFoto een uniek medium. Er zijn echter vergelijkbare media te vinden die het publiek mogelijkheid bieden om visuele media te publiceren. Dat verschilt in Nederland wel per medium, toonden Pantti en Bakker (2009: 474-478) aan. Lokale televisiemedia als AT5 en Limburg 1 hechten bijvoorbeeld veel waarde aan opgestuurd materiaal (AT5 presenteert het materiaal ook op hun website, onder de noemer ‘gespot’), evenals

(14)

13

de landelijke krant de Telegraaf, maar andere kranten als het NRC en de Volkskrant doen minder met de inzendingen, hoewel ze de mogelijkheid wel aanbieden, via email of hun website

bijvoorbeeld. Deuze (2007: 20) merkt op dat de media steeds meer op elkaar gaan lijken. Naast de interesse in opgestuurd nieuws, baseren veel gevestigde media zich op dezelfde internationale persbureau’s als AP en Reuters.

(15)

14

5. Bij gebrek aan altruïsme, een vervangende zucht naar erkenning

Wat overeenkwam bij de meerderheid respondenten was het brede netwerk waarin de fotografen hun foto’s plaatsten. Zowel beroepsfotograaf als hobbyist was bezig met het plaatsen van

verschillende soorten foto’s op verschillende soorten platforms en media. Een terugkomend motief hiervoor was exposure, de drift om de foto zo zichtbaar mogelijk te maken. Dit had voor sommige respondenten economische redenen: hoe meer mensen je foto’s zien, hoe groter de kans dat de verkoop en het aantal opdrachten stijgt. Het had echter ook te maken met een bepaald eergevoel, en ook een gevoel van vreugde was hierbij vaak terug te vinden. Deze naamsbekendheid kon behaald worden met publicaties buiten het netwerk van Nu.nl, maar ook binnen dit netwerk. Een publicatie op Nu.nl vergezeld met een foto van een respondent biedt geen inkomsten maar wel exposure. Binnen NuFoto zelf wordt een kwantitatief symbool, het aantal views, gebruikt voor het aantonen van de mate van exposure. Voor de fotografen was dit een teken van waardering van anderen, mensen zagen de foto en erkenden daarmee de kwaliteit en relevantie ervan. Wat opvalt is dat dit cijfer in principe ongekleurd is, het geeft goedkeuring noch afkeuring aan. In het onderzoek werd het echter altijd opgevat als een positief signaal.Een positieve emotie kwam hierbij regelmatig samen, en werden beschreven met woorden als spanning, leukigheid, passie en een ‘kick’. Voor een hobbyist is deze emotie een vorm van waardering bij gebrek aan economische winst.

5.1 Exposure

Exposure werd bij sommige gevallen van fotografen ontnomen doordat andere media deze foto’s overnamen zonder direct te accrediteren. Dat verlies werd soms niet licht opgevat. Ook de klacht dat er op de hoofdpagina van Nu.nl er geen duidelijke doorschakeling meer te vinden was, die een bezoeker van de pagina doorstuurt naar NuFoto.nl, kwam naar voren. Tijdens interviews werd de naamsbekendheid ook geassocieerd met vorm van status. Doorvragen naar dit statusgevoel leidde tot een gepikeerde reactie van een respondent:

“Respondent: Ja waarom ben jij hier mee bezig? Waarom doe jij dit onderzoek? Joris: Om een goed cijfer te krijgen, om verder te komen in m’n veld.

R: Dat ja, dus als je dit dus klaar hebt, en je hebt dat allemaal keurig, en je hebt het af en je levert het aan en jouw professor of weet ik wat dan zeg je kijk dat heb ik gemaakt, en die zegt, Joris, top. Dat is toch status?

J: Ja het schouderklopje.

R: Ja dat. Het is volgens mij helemaal niet anders hoor, het is volgens mij een heel menselijke, een gewone eigenschap die mensen hebben, sterker nog, als meer mensen dat zouden hebben, dan zou de wereld er heel anders uitzien.” (Respondent 4, incidentenfotograaf, hobbyist)

Wat hier opvalt is de vanzelfsprekendheid van de erkenningsdrift. Hoewel de respondent in het gesprek aangeeft niet op zoek te zijn naar een economische waardering in de vorm van verdiensten, doet hij dit voor een andere terugkoppeling. De andere respondent die zich bezig hield met het fotograferen van incidenten (Respondent 7), sprak over het fotograferen als een ‘spelletje’ waarbij het een uitdaging was om concurrenten voor te zijn. Het laat zien dat de handeling, in principe meer

(16)

15

waarde heeft dan het leveren van het product. Een incidentenfotograaf heeft meer noodzaak om een foto zo snel mogelijk te plaatsen. Deze persoon is bezig met het fotograferen van onderwerpen die in zekere zin in slechts een enkele context te plaatsen zijn. Deze context is eveneens maar een beperkte tijd relevant, gezien een incident vrij snel irrelevant wordt. De praktijk van een

incidentenfotograaf wordt gedomineerd door snelheidsdrang. De concurrentiestrijd die hier uit volgt, die overigens ook bij fotografen met andere onderwerpkeuze te vinden was 6, toont ons hoe de snelheidsdrang geïnternaliseerd is. De als eerst geplaatste foto van een incident heeft de meeste kans om uitgelicht te worden, en daarmee de meeste views te bemachtigen. Hoewel recentelijkheid een belangrijk onderdeel is van het user-generated beleid van Nu.nl, is er voor fotografen naast de besproken incidentenfotografen meer ruimte tussen de gebeurtenis van het betreffende onderwerp en de publicatie op NuFoto.

Twee fotografen (Respondenten 10 en 11) hadden zich voornamelijk gericht op het maken en leveren van stockfoto’s. Dit zijn foto’s die niet in eerste instantie nieuws gerelateerd hoeven te zijn, maar interessant zijn voor media om artikelen of teksten te begeleiden met beeld. Wanneer een onderwerp niet voldeed aan de eisen die ze stelden aan hun stockfoto’s, maar wel nieuwswaardig genoeg waren voor regionale of landelijke publicatie, kozen ze er vaak voor om deze te plaatsen op NuFoto, om toch de foto te kunnen delen met een publiek. Een stockfotograaf levert producten aan meerdere organisaties, en weet wat de vraag is. Een foto wordt geselecteerd op basis van de inhoudelijke waarde, maar de stockfotograaf weet vooraf niet wat de inhoudelijke waarde is wanneer de foto gemaakt wordt. Een foto van een onderwerp kan dus meerdere betekenissen hebben in een verder stadium van het verwerkingsproces. Een enkele betekenis heeft echter geen invloed op de handeling van een stockfotograaf. De afbeelding is in die zin erg universeel. Het is niet vreemd dat de stockfotograaf dus meer waarde hecht aan de handeling en de esthetische

elementen die belangrijk zijn voor de handeling.

“Ik ging daar echt, je hebt bepaalde maanden, van half november tot half Januari, op

Hollands Spoor heb je echt perfect licht, door de glas-en-lood ramen, dus dat is al heel warm, en de zon staat al laag, en ja dan zet je die witbalans, en dat is het enige wat ik er aan gedaan heb. Die is wel echt extreem om hoog gegaan, en ik heb de silhouetwerking nog wat versterkt, om die vrouw zo min mogelijk herkenbaar te maken, dat wil ik eigenlijk gewoon niet, zo’n foto, daar liep nog iemand hinderlijk in de weg hier, waardoor die schaduw, ja hij was niet helemaal perfect, ja als ik tijd had gehad dan had ik met een groothoeklens naar voren gegaan waardoor die schaduw nog extremer was. Dit is eigenlijk nog met een grote telelens, kan je nagaan, als je dat met een groothoeklens had gedaan was dat een enorm effect geworden.” (Respondent 11, stockfotograaf)

6

Er is een concertfotograaf geïnterviewd voor het onderzoek (Respondent 2) die eenzijdig fotografeerde en zich geheel focuste op concerten en persmomenten, dat lag hem het meeste. Ook evenementenfotografen kunnen onder deze groep genoemd worden: drie fotografen (Respondent 3, 5 en 6) die betrokken waren in het onderzoek kunnen hieronder geschaard worden. Deze fotografen bezochten openbare evenementen maar ook rode lopers. Ze werden vaak geconfronteerd met fysieke interactie bij de dranghekken; geduw en getrek was hier niet vreemd.

(17)

16

Deze stockfotograaf spreekt over een foto waarbij een vrouw de deuren van een NS-sprinter opent. Een foto als deze heeft geen directe nieuwswaarde, het verbeeld een vrij alledaags tafereel. De foto kan echter wel betekenis krijgen wanneer het in context geplaatst wordt. Het kan zowel betekenis krijgen in relatie tot de NS, als in relatie met het weer (de lage zon), en zelfs de locatie (Hollands Spoor). De fotograaf weet dit echter niet op het moment van de opname, en is daarom niet relevant. De nadruk ligt voor hem op de productie (licht, silhouet, lens), en de optimalisering van deze

productie.

5.2 Mechanismen in de productieketen

De concurrentiestrijd bij incidentenfotografen en de esthetische drang bij stockfotografen staan tegenover elkaar in verband met het verschil in tijdsdruk, maar het laat wel een overeenkomst naar voren komen. Beide laten zien dat er veel waarde wordt gehecht aan het fotograferen zelf. De keten van het maken van een foto tot aan de ontvangst van de geïnteresseerde is te lang en gecompliceerd geworden in de perceptie van de fotograaf. Het uiteindelijke resultaat, de volledige vorm van het verhaal wat relevant is voor het publiek, ligt ver van de fotograaf vandaan, en heeft hier ook geen invloed op. De selectie van de juiste foto vindt immers plaats bij de redactie. De fotograaf is beperkt in het handelen, de actie stopt bij het opsturen van de foto. Door de directe terugkoppeling door middel van exposure lijkt de interesse in het uiteindelijke resultaat –de publicatie in de media– verdwenen. De wil om het publiek te informeren met belangrijk beeld is vervangen door het streven naar een zo groot mogelijk publiek. Een voorbeeld hiervan is de toplijst van NuFoto. Veel

respondenten gaven aan dat ze waarde hechtten aan de Top 50-lijst die op de pagina van NuFoto staat tentoongesteld. Deze lijst is gebaseerd op het aantal views wat het account van de fotograaf die week heeft opgebracht. Wat opvalt is dat de toplijst gebaseerd is op het wekelijkse aantal views, in plaats van een totaalopname. Als je in de toplijst wil blijven staan, dan zul je constant actief moeten blijven en regelmatig moeten uploaden.

De zichtbaarheid van de foto op zichzelf is interessanter geworden dan het verhaal wat het vertelt. Als we het historische voorbeeld van Carrabine (2012) nogmaals bekijken, kunnen we een verschil aantonen. De fotografen die gruwelbeelden vastlegden, en daarmee tegen de lijn van de

propaganda ingingen, veroorzaakten hoogstwaarschijnlijk een direct maatschappelijk effect. De keten van fotograferen tot aan het gevolgde sociale effect is zichtbaar geweest voor de fotografen. De wil tot het behalen van exposure lijkt de plaats ingenomen te hebben van het streven naar een sociaal effect. Deze wil suggereert dat een barrière bestaat tussen het produceren van het beeld en het gevolgde sociale effect ervan. Hoe valt deze barrière te verklaren?

(18)

17

6. Barriereverhoging door drempelverlaging

Dat een view opgevat wordt als een positief signaal, zegt iets over de visie van de respondenten op zijn of haar productlevering. Het laat zien dat de respondenten er van uit gaan dat een consument zelf op zoek gaat naar een foto. Een fotograaf met een vast publiek heeft de garantie dat de geleverde foto bekeken wordt. Een fotograaf betrokken bij NuFoto moet het geluk hebben dat een geplaatste foto in het oog van de bezoekers van de pagina dan wel van de redactieleden valt 7. Deze aanname klopt in zekere mate:

“[Verschillende soorten user-generated informatie] komt allemaal bij onze tak van de redactie binnen, ja dat schatten we van waarde, of het nou om beeld of tekst gaat, of het geautomatiseerd is. Zo proberen we snel beeld te leveren, en de omgeving van het

nieuwsbericht, te verrijken of aan te passen.” (Respondent 12, Chef User-generated Nu.nl) Een afbeelding die geselecteerd wordt door de redactie dient in principe als toevoeging van een al bestaand nieuwsitem dat opgesteld wordt door een redactielid; het staat nooit op zichzelf. Een zekere selectieprocedure vindt plaats, waarbij de redactie kiest voor een passende foto bij het nieuwsitem. Deze selectieprocedure heeft veel weg van gatekeeping, ook wel het bepalen van welke berichten door het medium gestuurd worden; het geeft deze actor een zekere macht over de stroom van berichten (Shoemaker & Vos, 2009: 3). Ook de exclusieve groep van ‘ trusted photographers’ is hierbinnen te plaatsen, gezien het een exclusieve groep is, en de entree ervan door NuFoto beheerd wordt. Over het algemeen betekent dit dat er een zekere accumulatie van berichten (in deze context dus foto’s) ontstaat wanneer de productie van berichten hoger is dan de doorstroom die een

gatekeeper toe laat. De oorzaak hiervan is terug te vinden in de digitalisering van de fotografie.

6.1 Effecten van digitalisering

Dat de digitalisering invloed heeft gehad op de manier van fotograferen, is duidelijk terug te vinden bij de fotografen die betrokken zijn in het onderzoek. Tussen het schieten van het beeld en het distribueren van de foto, bestaat er tegenwoordig de mogelijkheid om een voorlopig resultaat te bekijken. Digitale camera’s bezitten een scherm waarop het recent geschoten beeld terug te zien is, waarop de fotograaf de belichting, lensgebruik en brandpuntafstand kan controleren (Van Dijck, 2008: 66). Bij het analoge fotograferen, wat voor de digitalisering dominant was, was de technische kennis om een kwalitatief voldoende foto te maken van belang. Je had immers maar een beperkt aantal foto’s om te maken, en een directe terugkoppeling naar het resultaat was niet beschikbaar. Dat moment van controle kreeg je pas bij het ontwikkelen van de foto (Gunning, 2004: 44) Digitale fotografie zorgt ervoor dat het de begrenzing op het aantal foto’s dat gemaakt kan worden

minimaliseert; ze kunnen namelijk digitaal opgeslagen worden op de camera. De digitalisering heeft dus voor een aantal voordelen gezorgd voor fotografen in het veld, waarvan in dat wat volgt enkele voorbeelden worden gegeven.

Evenementenfotografen bijvoorbeeld kennen veel technische eisen voor hun onderwerp, met name bij de concertfotograaf is dit terug te vinden. Er moeten in een kort tijdsbestek foto’s gemaakt

7

De redactie van NuFoto maakt een selectie van de meest relevante foto’s en toont deze op de voorpagina van de website met behulp van een slideshow.

(19)

18

worden. Fotografen mogen bij concerten maar voor enkele minuten fotograferen. In verband met de afzetmarkt moeten deze foto’s ook van hoge kwaliteit zijn, en uitgebreide voorbereiding is hiervoor vaak van doorslaggevend belang. De mate van het belang van techniek in de praktijk is hier echter wel verweven met de drang om interessante producten voor de markt te leveren. Deze technische kennis kan ook in een mystieke vorm terugkomen, namelijk als datgene wat de concertfotograaf een ‘gave’ noemt, het kunnen zien van onderwerpen en goede foto’s, wat werkt en wat niet

(Respondent 2). Hij lijkt zich hier te baseren op een bepaalde intuïtie, die hij ook toerekent aan ervaring. Stockfotografen zijn het meest bezig met het creëren van een technisch goede foto, gezien dit ook van belang is bij de afzetmarkt, een foto die niet aan technische eisen voldoet, kan

geweigerd worden bij de gerenommeerde bureaus als Getty. Bij een van de respondenten binnen de Stockfotografen groep was er ook voor het eerst sprake van een wat onbegrijpelijk technisch jargon:

“Dat wel, als je tot, 100 ISO laag fotografeert in goed licht dan kan het wel, maar bij

nieuwsfotografie ja dan moet je vaak hogere ISO’s hebben, dan leggen die camera’s gewoon af, nog steeds hoor, want het jpeg dat er uitkomt, daar zie je die ruis niet, maar dan zit er toch een forse ruis onder, maar dan worden ook de details eruit gehaald, en voor een krantfoto, daar telt dat niet zo voor hoor” (Respondent 11, stockfotograaf)

Termen als ‘ISO-waarden’ en ‘jpeg’ kwamen herhaalderlijk terug in het gesprek. Deze vorm van technische spraak kwam bij de andere groepen niet of weinig naar voren. Het laat zien dat deze fotografen zich ontwikkeld hebben in het technische vlak van de fotografie. Dit aspect is ook belangrijk voor de foto’s en zorgt eveneens voor een enige afstand tot andere fotografen. Dezelfde werking is terug te vinden bij Freidsons eisen van het spreken van een professie, een daarvan is het bezitten van enig kenniskapitaal waarmee er een afstand wordt gecreëerd tussen de leek (Witsche & Nygren, 2009: 39). De verheffing boven concurrenten door middel van persoonlijke technische kennis, of door het spreken van een zekere gave laat zien dat er andere spelers in het veld zijn die minder kennis hebben van de techniek en de praktijk. Respondent 6 leek hier het minste van te weten:

“Ik pak m’n camera en ik maak foto’s, ja dan zie ik wel zo, ja ik kijk wel als ik naar een evenement ben als dat misschien in het donker is, of een andere stand moet hebben, ik maak ook foto’s in diverse standen, ja het is wel of het niet , ja je kan veel foto’s maken, 2000, 3000 foto’s met zo’n ding” (Respondent 6, evenementenfotograaf)

Deze respondent had weinig kennis over de techniek van de camera of het maken van foto’s, maar door de digitale technische hulpstukken kan deze respondent wel meedoen op NuFoto en met de fotografen die verder gevorderd zijn; door het maken van meerdere foto’s en door gebruik te maken van de vooraf ingestelde standen. Technische kennis werkt in die zin niet meer geheel uitsluitend voor de leek, wat het aantal personen dat actief bezig is met het produceren en het publiceren van foto’s vergroot.

6.2 De gevolgen

In reactie op de technologische ontwikkelingen zijn er dus twee dingen ontstaan. Ten eerste is er sprake van een vergroting van de productie van foto’s. Ten tweede is er een verlaging van de

(20)

19

drempelwaarde voor de deelname in het veld van de persfotografie. 8. Er is een toenemend aantal fotografen dat een stijgend aantal foto’s maakt en deze eveneens wil publicereen. Een medium als Nu.nl heeft deze gevolgen ondervonden:

“Mensen *konden+ al wel foto’s konden insturen maar dat was nog niet openbaar, dat was gewoon via de mail, en daar werd een slideshow van gemaakt, of een foto van de dag. Dat werd zo wild[.] [...] Daarnaast er was de opkomst van digitale fotografie, we hadden toen nog helemaal geen besef van het feit dat het ook een internetcomponent zou kunnen komen waardoor het nog sneller zou kunnen gaan.” (Respondent 12, Chef User-generated Nu.nl) Door een ophoping van beeldmateriaal dat Nu.nl van de gebruikers ontving, werd deze stroom onoverzichtelijk voor de redactie. Een overzichtelijk apparaat wat voor een efficiente behandeling van deze stroom zorgt is in de productieketen gekomen, onder de noemer NuFoto.

8

Alle fotografen die geïnterviewd zijn we werkten echter wel met een camera die ‘professioneel’ kon fotograferen; of er in ieder geval geld in gestoken hadden. Dit staat haaks met de ontwikkelingen die Alper (2007) en Andén-Papadopoulos (2013) vaststellen; burgerjournalisten (in deze context toepasbaar) zouden meer gaan werken met mobielere maar kwalitatief mindere camera’s, zoals die te vinden zijn in smartphones, zeker rondom de meer incidentele fotografie, die afhankelijk is van mobiliteit (Andén-Papadopoulos, 2013: 14).

(21)

20

7. Het bewerken van foto’s als ethiek-indicator

Is er nog enige erkenning van de vijf journalistieke waarden (Deuze, 2007) terug te vinden? Na de besproken analyse kunnen we stellen dat het dienen van het publieke goed in algehele zin niet deel is van de persoonlijke motivatie van de gesproken fotografen, maar dat er een vrij egocentrische motivatie voor in de plaats is gekomen. De fotografen hebben, mits het binnen de kaders van het normenmodel van NuFoto blijft, de vrijheid om te fotograferen wat ze willen. Het gevoel voor directheid is zeker terug te vinden bij de respondenten, de drang hiervoor is immers door het beschreven gatekeeping mechanisme te verklaren. Hoe het zit met ethische normen en de objectiviteit van de respondenten zal nu besproken worden.

7.1 De grenzen van bewerken

Door de diversiteit van de bereikte groep fotografen bleken ethische waarden te variëren. Bepaalde onderwerpen binnen de categorieen van NuFoto werden snel geassocieerd met verschillende soorten ethiek. Het beste voorbeeld is te vinden bij de incidentenfotografie; deze vorm werd door de respondenten die geen incidenten fotografeerden al snel afgeschilderd als onethisch. De oorzaak ligt bij het tonen van beelden die als schokkend of beledigend zouden kunnen worden opgevat. Ethische normen rondom dit principe worden ook van bovenaf gereguleerd: de redactie van NuFoto kijkt mee met de foto’s die worden opgestuurd. Daarbij hanteren zij hun eigen specifieke eisen: vooral gericht op het voorkomen van een probleem met privacy van (gefotografeerde) personen, of beelden van ‘walgelijke’ taferelen, waarbij te veel bloed en losse ledematen zichtbaar waren. De ethische normen worden dus persoonlijk maar ook via het medium gereguleerd. De

incidentenfotografen deden dit door een scheiding te bewaren tussen het fotograferen en het publiceren van een foto; ze merkten op dat alle incidenten waar deze twee fotografen op af kwamen gefotografeerd werden maar dat er vervolgens overwogen werd of de foto’s wel gepubliceerd konden worden:

“Ik fotografeer in principe alles, even simpel gesteld, maar publiceren is vak twee, dat zijn nog wel even twee verschillende dingen. Maar het is wel zo: [...] bij het *foto’s+ maken [van]mensen die beroemd zijn of vaker in de publiciteit raken, ja dan worden mijn normen vager.” (Respondent 4, incidentenfotograaf)

De ethische controle van de fotograaf zelf werd dus pas in tweede instantie toegepast. Alle fotografen hielden zich min of meer bezig met het bewerken van foto’s, met behulp van software op de computer of op een mobiel apparaat; digitalisering heeft het bewerken een stuk makkelijker gemaakt (Gunning, 2004: 40). Het is ook in dit onderzoek opgevallen dat het bewerken een stap van moment naar publicatie is geworden, die door de digitale middelen in seconden gezet kan worden, het kan zelfs op locatie door middel van een applicatie op een smartphone gedaan worden (respondent 5). De respondenten waren zich bewust van de effecten die het bewerken van foto’s op de waarheidsclaim heeft die op een persfoto rust, er was namelijk vaak een verschil tussen de mate van bewerking bij een nieuwsfoto en een foto met meer esthetische doeleinden. Een hobbyist is over het algemeen onschuldiger in het bewerken. Een van de respondenten was erg bezig met de voortgang van het bewerken van foto’s en de normen die daar aan verbonden zijn. Hij stelde zichzelf de vraag of er nog wel vraag is voor de op waarheid gebaseerde foto, en of de esthetiek en dramatiek hoger in het vaandel staan dan de natuurgetrouwheid van een foto:

(22)

21

“*I+k vind het prima hoor, om te kijken, en ze hebben het mooi gedaan, prachtig, maar dat is natuurlijk niet de werkelijkheid, maar als de werkelijkheid film wordt, dan heb ik er wel moeite mee. Maar ja als men dat wil, en je wilt je geld er mee verdienen, ja dan zou je wel moeten, maar dan hoop ik dus dat er dan alternatieven komen.” (Respondent 3, allround, hobbyist)

7.2 Persoonlijke regulering

Het bewerken van foto’s is gesimplificeerd en daardoor wijdverbreid, iedereen kan gemakkelijk een foto voor verschillende doeleinden bewerken om het beter te laten ogen. De normen eromheen vervagen daarom ook, een gevestigd fotograaf voelt minder verantwoordelijkheid om bewust om te gaan met de methode (Illich, 1977: 33; Witsche & Nygren, 2009: 42) Naast een moreel besef is een fotograaf met winstoogmerk zich ook bewust van de grenzen van het bewerken in verhouding tot de media waar de foto voor bedoeld is. Een concertfotograaf sprak hierbij over bepaalde do’s en don’ts:

“*Het+ ANP bijvoorbeeld, die accepteert niet dat er gePhotoshopped is in foto’s, maar dan praat je over de grove dingen, want iedereen haalt een stofje weg, en haalt een dingetje weg, anders verkoopt je foto niet, maar het moet nog wel gewoon zo zijn zoals het is, het mag niet afwijken van de werkelijkheid.(...) voor de muziek geldt dat ook, voor OOR bijvoorbeeld, die houdt heel erg ruw, lekker ruig bijvoorbeeld, en die gooit de schuiven helemaal open dat je echt een korrel krijgt” (Respondent 2, concertfotograaf)

De respondent is zich bewust van de wendbaarheid waarmee hij kan spelen wanneer het gaat om de verschillende markten waar hij kan leveren. Waar het ANP zich beroept op een reglement rondom bewerken van foto’s, heeft een muziekglossy als OOR meer behoefte aan een bepaalde soort techniek van fotografie die overeenkomt met hun thema’s. De ethiek rondom bewerken wordt voor een beroepsfotograaf mede bepaald door zijn afzetmarkt (Alper, 2013: 13). Wanneer we dit

vergelijken met de ethiek die gehanteerd werd door een onafhankelijk (professioneel) orgaan, kunnen we stellen dat er een zekere commercialisering van de ethiek heeft plaatsgevonden bij deze fotograaf. In plaats van het hanteren van een gereguleerde set van normen, hanteert de fotograaf nu enige regels in verband met de vraag van zijn klanten. Deze respondent had een brede

afzetmarkt, waardoor de persoon in aanraking kwam met vraag voor verschillende soorten foto’s. Ook bij NuFoto is er een reglement rondom enige ethische voorwaarden.

7.3 Opgestelde regels

NuFoto stelt bij de voorwaarden dat het bewerken van foto’s niet toegestaan is, maar het blijkt dat deze regel verschillend toegepast wordt, en afhankelijk van de situatie. Het optimaliseren van een foto wordt geaccepteerd, maar hierbij wordt rekening gehouden of dit niet ervoor zorgt dat de elementen uit de realiteit wat de foto representeert, verwateren, zoals de omgeving en het onderwerp zelf. Dit wordt echter niet met een bepaalde software gecontroleerd, maar gebeurd subjectief door redactieleden. Er wordt onder andere gelet op privacyschending, zoals het

weergeven van nummerborden, bloederige foto’s waarop bijvoorbeeld ledematen of lichamen van slachtoffers te zien zijn, maar ook de veiligheid van de fotograaf zelf wordt gewaarborgd,

onderwerpen waarbij de fotograaf in gevaar is, of in gevaar gebracht kan worden, die worden ook liever vermeden. Deze regels zijn echter ook weer fluïde, in de zin dat er uitzonderingen bestaan:

(23)

22

“Als het gaat om een botsing, ja dan niet, maar stel nou dat er een vliegtuig ergens

neergestort is doe het dan wel, ja dan wel, de grootte van een incident geeft overmacht aan die regel, maar zo ben je dus eigenlijk wel vaak bezig met: kan dit wel, kan dit niet”

(respondent 12, Chef user-generated Nu.nl)

Naast de fotografen was de redactie van NuFoto zich ook bewust van de geschreven regels, maar deze regels zijn dus vloeibaar in de zin dat nood deze regels breekt, dus bij het geval van een grootschalig nieuwsevenement. Maar ook de grens tussen het bewerken en het optimaliseren van foto’s is fluïde.

(24)

23

8. Conclusie

In de alledaagse leefwereld vergeet men wel eens wat de betekenis is van professionaliteit. Iemand die een beroep beoefent en een kwaliteitsniveau wil handhaven, kan er voor kiezen om zichzelf te betitelen met deze term. Men vergeet echter wel eens dat deze betekenis, gebaseerd op een kwaliteitsnorm, een afgeleide is van de sociologische functionalistische theorieën. De altruïstische eigenschap, die Parsons (1939) bestempelde als essentieel, wordt vaak buiten beschouwing gelaten wanneer men spreekt over professionaliteit. Wat deze scriptie echter aantoont is het bewijs dat de symbolische waarde van de term het gevolg is van deze eigenschap.

Wanneer we spreken over de veranderingen in het maatschappelijke veld van de media, waar processen als ‘infotainment’ (Brants, 1998) en de commercialisering van de dienstlevering (Bardoel, 1996) plaatsvinden, is het de vraag of er gevolgen te merken zijn in de lagere lagen van de media-hiërarchie. NuFoto en haar gebruikers laten zien dat er inderdaad veranderingen hebben

plaatsgevonden. Door de technologische ontwikkelingen zoals de digitalisering van de fotografie, en de verlaging van de eisen waaraan een foto moet voldoen is er een surplus aan beeldmateriaal ontstaan. Deze accumulatie is digitaal belichaamd in de vorm van een gebruikersplatform. De altruïstische doelstelling van de journalist, het leveren van belangrijke en relevante informatie aan het publiek, bestaat in zekere zin nog wel gezien de huidige media nog steeds deze functie hebben. De actoren die betrokken zijn bij de productie van deze informatie zijn echter minder bewust van deze functie. De gedane analyse toont aan dat een oorzaak hiervan te vinden is in een vervreemdend beloningsmechanisme waar het fotoplatform NuFoto gebruik van maakt. Een foto die geplaatst wordt op dit platform, maar door de gatekeepers niet doorgestuurd wordt naar een volgend stadium in het publicatieproces, krijgt toch een zekere feedback. Deze feedback is gemanifesteerd in de vorm van views, het aantal keer dat de foto binnen het netwerk van NuFoto bekeken wordt. Deze views zorgen voor een positieve terugkoppeling naar de fotografen, en het vergroten van de exposure (zichtbaarheid) van de fotograaf. Dit houdt de fotografen gemotiveerd, waardoor de accumulatie van beeldmateriaal, ondanks de lage doorstroom tot publicatie, groot blijft. Voorkeur voor zo snel mogelijke weergave van recente gebeurtenissen houdt ook de fotografen die hier op gericht zijn (de besproken incidentenfotografie) betrokken en uitgedaagd. Wat gesteld kan worden is dat het platform dat deze accumulatie onder controle, en overzichtelijk houdt, voor vervreemding zorgt. De gesproken fotojournalisten halen hun motivatie uit de feedback die gegeven wordt door NuFoto, en verliezen oog op de maatschappelijke functie. De erkenning van de journalistieke plicht om een juist en relevant beeld te schetsen van een nieuwswaardige situatie is vervangen door een competitiedrang of een esthetisch belang (of een combinatie ervan). Of dit in verband te brengen is met de processen in de verschillende media, besproken door Brants en Bardoel, kan niet afgeleid worden uit dit onderzoek. Dit vond immers plaats in een van de lagen waar de mediaproductie begint. Wel kunnen we vaststellen dat de gesproken journalisten handelen naar de snelheid en de esthetiek waar NuFoto naar vraagt. Om een verband tussen deze twee te verklaren zou een verder onderzoek moeten plaatsvinden verderop in de keten van de

mediaproductie. Zo zou er een totaalbeeld van een veranderend mediaveld weergegeven kunnen worden.

Wel kunnen we merken dat deze verandering in motivatie er voor gezorgd heeft dat de gesproken fotografen nog normen hanteren die objectiviteit en journalistieke ethiek waarborgen. Het is echter

(25)

24

wel zo dat deze normen fluïde zijn, en ook gebaseerd op de verwachtingen van de beheerder van de plek waar de fotograaf ze plaatst. NuFoto hanteert enkele ingangseisen die te maken hebben met de inhoud van een foto, maar deze variëren per situatie en onderwerp.

Een fotojournalist heeft de professionele eigenschap verloren. Een fotograaf handelt in eigenbelang in plaats van in het belang van de gemeenschappelijke ander. Het belang van exposure voor de gesproken fotografen toont dit aan. De oplegging van zekere normen en waarden omtrent het in praktijk brengen van het beroep is nagenoeg verdwenen. De gesproken fotojournalisten moeten hun producten aanleveren, in plaats van ernaar gevraagd worden door een opdrachtgevende instantie. De fotograaf heeft de macht over zijn product verloren, en neemt genoegen met de kwantitatieve feedback die ontvangen wordt na het plaatsen op de nieuwe schakel. De status op basis van technische kennis is niet meer relevant, deze is vervangen voor een status op basis van naamsbekendheid, dan wel kennis van het medianetwerk.

In die zin klopt het wat Evetts (2011) stelde: professionaliteit kan worden opgeslokt door de marktwerking die zo dominant is in de Westerse samenleving. Het is echter de vraag of dit als positief of negatief moet worden opgevat. Wellicht zorgt het gebrek aan objectief en moreel juist nieuws ervoor dat de ontvangende burger minder passief zal ontvangen en zelf de oude rol die de professionele journalist invulde, uit gaan voeren.

(26)

25

Literatuurlijst

Abbott, A. (1983) Professional ethics. American journal of Sociology, Vol. 88, No. 5. 855-885. Chicago, UCP.

Alper, M. (2013) War on Instagram: Framing conflict photojournalism with mobile photography apps. New Media & Society, 1 (1). 1-16.

Andén-Papadopoulos , K. (2013) ‘Citizen camera-witnessing: Embodied political dissent in the age of ‘mediated mass selfcommunication’’ New Media & Society, 0(0) 1-17.

Arhagh, D. (2007) ‘The ethical basis for HRM professionalism and codes of conduct.’ In: Pinnington, A. H., Macklin, R., & Campbell, T. Human resource management: Ethics and employment. New York: Oxford University Press.

Bardoel, J. (1996)“Beyond Journalism: A Profession between Information Society and Civil Society.” European journal of communication, 11(3), 283-302.

Becker, H. S. (1995) ‘Visual sociology, documentary photography, and photojournalism: It's (almost) all a matter of context.’ Visual Studies, 10(1-2), 5-14.

Beckert, J. (2010) ‘Institutional Isomorphism Revisited: Convergence and Divergence in Institutional Change.’ Sociological Theory 28:2. Washington: ASA.

Bourdieu, P., & Bourdieu, M. C. (2004) ‘The peasant and photography.’ Ethnography, 5(4), 601-616. London: SAGE.

Brants, K. (1998) ‘Who's afraid of infotainment?’ European Journal of Communication, 13(3), 315-335.

Bryman, A. (2012) Social Research Methods (4th edition). New York: Oxford University Press. Carrabine, E. (2012) ‘Just Images Aesthetics, Ethics and Visual Criminology.’ British Journal of Criminology, 52(3), 463-489. Oxford: OUP.

Deuze, M. (2008) ‘Understanding Journalism as Newswork: How It Changes, and How It Remains the Same’, Westminster Papers in Communication and Culture 5(2): 4–23.

Evetts, J. (2011) ‘A new professionalism? Challenges and Opportunities.’ Current Sociology 59(4) 406–422. London: SAGE.

Fournier, V. (1999) ‘The appeal to ‘professionalism’ as a disciplinary mechanism.’ The Sociological Review. Oxford: Blackwell.

Freidson, E. (2001) Professionalism, the third logic: on the practice of knowledge. University of Chicago press.

Gillmor, D (2004) We the Media: Grassroots Journalism by the People, for the People. Newton (MA):O’Reilly Media.

Gunning, T. (2004) "What’s the Point of an Index? or, Faking Photographs." Nordicom Review 25.1-2 : 39-50.

Houten, D. van, (2009) Professionalisering en arbeidsdeling. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, 15(2), 17-25.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

tot de intrinsieke doeleinden van de zich ontplooiende mens sluit een effectief over- heidsoptreden, gericht op bevordering van die ontplooiing, uit. We kunnen uit

LUCHT U GLAS.. Christa beweert: “De lichtstraal zou wel de plaat zijn ingegaan, maar er niet uitgekomen zijn, want op het onderste grensvlak vindt totale reflectie plaats.”. e) Leg

However, the effects showed that for people with a high understanding of the advertisement, there was an indirect effect of type of advertisement (congruent, incongruent CMC)

42,45 These observations indicate that in cases where the presence of atomic oxygen species on the surface is not hindered by dissociation or adsorption, the obtained limiting

In de instrumentele benadering van Du Perron dreigt het belang van het onderscheid tussen publiek­ en privaatrecht te worden gereduceerd tot de vraag welk van beide de

This project addressed this limited understanding by using an erosion flume to determine the erosion threshold for the bivalves Limecola balthica and Cerastoderma edule..

In de tekst van de transformator staat een voorschrift voor de maximale lengte van een snoer aangegeven: “L USCITA MAX mt 2”. 3p 25 † Beredeneer met behulp van

Diverse sociale wetenschappers hebben gewezen op de centrale betekenis van vertrouwen voor de kwaliteit van leven in een gemeenschap. Vertrouwen maakt onderdeel uit van wat zij