• No results found

De wisselwerking tussen een bipolaire stoornis en cannabisgebruik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De wisselwerking tussen een bipolaire stoornis en cannabisgebruik"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Wisselwerking Tussen een Bipolaire Stoornis en Cannabisgebruik

Anne-Mieke van Strien 10589481

Pedagogische Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Dr. M. Noom 19 December 2016

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 4

Middenstuk 8

- Het effect van een bipolaire stoornis op cannabisgebruik 8 - Het effect van cannabisgebruik op een bipolaire stoornis 12 - De wederkerige relatie tussen een bipolaire stoornis en cannabisgebruik 16

Conclusie & Discussie 19

Literatuurlijst 22

(3)

Abstract

In deze literatuurstudie is gekeken naar de wederkerige relatie tussen een bipolaire stoornis en cannabisgebruik bij adolescenten. De hoofdvraag luidde: Wat is de wederkerige relatie tussen een bipolaire stoornis en cannabisgebruik bij adolescenten? De eerste deelvraag betrof de vraag wat het effect van een bipolaire stoornis op cannabisgebruik is. De tweede deelvraag had betrekking op de vraag wat het effect van cannabis is op een bipolaire stoornis. In de derde deelvraag is de wederkerige relatie tussen cannabisgebruik en een bipolaire stoornis beschreven. Uit de gevonden bronnen kwam naar voren dat cannabis en bipolariteit elkaar middels onderliggende mechanismes in neurologie, cognities en emoties beïnvloeden. De conclusie luidde dat de relatie van cannabis en een bipolaire stoornis circulair is, waarbij beiden elkaar continu beïnvloeden en versterken in gebruik en symptomen. Vervolgonderzoek zou meer aandacht kunnen besteden aan de onderliggende mechanismes, om zo oorzaak en gevolg beter uit elkaar te halen.

(4)

Inleiding

Sinds de eeuwwisseling is er in de medische wereld meer specifieke aandacht gekomen voor kinderen met een psychiatrische stoornis (Chang & Shah, 2007). Zo was het tot grofweg 20 jaar geleden een zeldzaam voorkomen om bipolariteit aan te treffen bij kinderen of

adolescenten, maar met de komst van het boek The Bipolar Child: The Definitive and Reassuring Guide to Childhood’s Most Misunderstood Disorder in 2002 werd duidelijk dat een bipolaire stoornis niet adequaat herkend werd en er meer aandacht zou moeten komen voor het voorkomen, begrijpen en hulp bieden aan deze kinderen en adolescenten. Vaak worden de symptomen van een bipolaire stoornis ten onrechte opgevat als normale emoties of gedragingen, waarbij geen recht wordt gedaan aan de ernst van deze gevoelens.

Bipolaire stoornissen worden gedefinieerd als terugkerende stemmingsstoornissen, waarbij depressieve, manische, hypo-manische en gemengde episodes optreden, die kunnen worden afgewisseld met ‘symptoomvrije periodes’ (Goodwin & Jamison, 2007). Vaak wordt hier de term manisch-depressieve stoornis’ voor gebruikt. Sinds de komst van de DSM-5 (2013) wordt er binnen de bipolaire stoornissen onderscheid gemaakt tussen vijf types: type I (depressie en manie), type II (depressie met hypomanie, zonder manie), de cyclothyme stoornis (milde wisselende stemmingswisselingen, maar geen volledige stemmingsepisoden), stemmingswisselingen door lichamelijke ziekte(s) of het gebruik van (genees)middelen en de ‘restgroep’, aangeduid als ‘andere gespecificeerde bipolaire stoornis’ (American Psychiatric Association, 2013). De afgrenzing tussen deze categorieën is niet scherp en wordt mede bepaald door de duur, frequentie en de ernst van de episodes die sterk verschillen per individu (Akiskal, 2005). In de DSM-5 worden duidelijke criteria gegeven voor het herkennen van depressieve, manische en hypo-manische episodes (deze zijn terug te vinden in bijlage 1). Samenvattend kan worden gesteld dat er bij een depressie sprake is van een gedaalde

(5)

episode kenmerkt zich door ‘ontremming’, verhoogde uiting van emoties, zelfoverschatting, toenemende activiteit en vitaliteit. In ernstigere gevallen treden psychoses op. Hypomanie is een lichtere manie, waarbij er geen grote gevolgen of beperkingen zijn op het gebied van relaties, sociale contacten of het beroepsmatig functioneren. Symptomen van zowel depressie als manie kunnen gelijktijdig voorkomen (Goodwin & Jamison, 2007).

Bij kinderen en adolescenten blijkt het lastig te zijn om de diagnose van een bipolaire stoornis vast te stellen. Kinderen voldoen vaak niet aan de juiste en/of onvoldoende criteria die onder de classificatie van een bipolaire stoornis vallen en worden daardoor onder de categorie ‘ander gespecificeerde bipolaire stoornis’ geschaard (Papolos, 2007). Hierdoor duurt het te lang voordat zij de gepaste behandeling krijgen, of krijgen ze deze geheel niet. In Amerika is er een hogere incidentie van bipolariteit bij kinderen dan in Europa, waardoor er volgens sommige onderzoekers sprake is van over-diagnostisering in Amerika. Volgens de Amerikaanse psychologen zou er juist een Europese scepsis heersen in Europa, wat resulteert in onder-diagnostisering in Europa (Blader & Carlson, 2004; Chang & Shah, 2007; Soutullo et al., 2005). Ook binnen Europa verschilt de prevalentie van bipolariteit, wat kan worden verklaard door de verschillende criteria die worden gehanteerd om een bipolaire stoornis te diagnosticeren (bijvoorbeeld die van de ICD-10, DSM-IV of DSM-5) (Soutullo et al., 2005)

Ongeveer 150.000 mensen in Nederland hebben een bipolaire stoornis, wat in de populatie ongeveer gelijk verdeeld is over mannen en vrouwen. Het is een psychische aandoening die bij 1-3% van de kinderen en adolescenten voorkomt (Rigter, 2013). Dit getal is een schatting, omdat het lastig blijkt te zijn de symptomen te herkennen en diagnosticeren. Dit komt door uiteenlopende definities en het niet rapporteren van dergelijke klachten (Peeters, 1997). De diagnostiek van een bipolaire stoornis kan tevens gecompliceerd zijn omdat het lastig te differentiëren is van andere psychische stoornissen of klachten die het gevolg zijn van alcohol- en/of drugsmisbruik (Kovacs, 1997). Voor kinderen en adolescenten

(6)

geldt dat zij vaak snelle stemmingswisselingen hebben met onduidelijke symptomen, waardoor zij meestal al langer bekend zijn bij de hulpverlening (Rigter, 2013). Door de onduidelijke presentatie van symptomen, worden gedragingen eerder geclassificeerd als andere stoornissen zoals ADHD, andere gedragsstoornissen, unipolaire depressieve stoornissen en angststoornissen (Rigter, 2013).

De adolescentie is een levensfase die gekenmerkt wordt door heftige emoties, hormonale schommelingen en experimenteel gedrag. Tijdens de puberteit experimenteren adolescenten op meerdere vlakken, waarbij het gebruik van cannabis niet ongewoon is (Trimbos Instituut, 2016). Cannabis is de meest populaire drug onder adolescenten: ongeveer 20% van de 16-jarigen geeft zelf aan wel eens te hebben geblowd (Timmerman, 2006). Echter blijft het niet altijd bij experimenteren: de meeste vormen van middelenmisbruik en

verslaving beginnen in de eerste fase van de puberteit (Kessler, Amminger, Aguilar-Gaxiola, Alonso, Lee, & Ustun, 2007). Hoewel het gebruik van cannabis voor de meeste adolescenten van korte duur is, is dit niet zonder risico’s. Het gebruik van cannabis kan negatieve gevolgen hebben op de lichamelijke- en geestelijke gesteldheid, de cognitieve, sociale en schoolse vaardigheden (Horwood et al., 2012). Zo is uit meerdere studies gebleken dat er een relatie is tussen het (langdurig) gebruik van cannabis op jonge leeftijd en het ontwikkelen van een depressie (van den Brink, 2006).

In Nederland heeft 3,8% van de adolescenten een verslaving en een psychisch

probleem (Trimbos Instituut, 2016). Binnen deze groepering is met name de hoge prevalentie van de combinatie cannabis en een bipolaire stoornis opvallend. Zo blijkt uit het onderzoek van Brown, Suppes, Adinoff, en Rajan (2001) dat 8-22% van de mensen met een bipolaire stoornis cannabis gebruikt, en 30-64% het ooit meermaals heeft gebruikt. Er is echter weinig

(7)

overzichtelijke informatie beschikbaar over de onderliggende mechanismes van dit voorkomen.

Het huidige literatuuronderzoek heeft als doel een overzicht te geven van de processen die spelen bij de wederkerige relatie tussen een bipolaire stoornis en cannabisgebruik bij adolescenten, vanaf de leeftijd van 12 jaar. De eerste deelvraag gaat over de vraag wat het effect is van een bipolaire stoornis op het gebruiken van cannabis. De tweede deelvraag gaat over de vraag wat het effect is van cannabisgebruik op een bipolaire stoornis. De derde deelvraag bestaat uit de vraag naar de wederkerige effecten tussen een bipolaire stoornis en het gebruik van cannabis.

Het is van wetenschappelijk belang informatie te verkrijgen over de processen die spelen in de interactie tussen een bipolaire stoornis en cannabisgebruik, om zo meer zicht te krijgen in hoe deze factoren elkaar beïnvloeden en versterken. Op basis van deze kennis kunnen praktische richtlijnen worden opgesteld hoe in de praktijk om te gaan met zowel verslavings- als psychische problematiek en waar op ingegrepen moet worden. Deze kennis kan tevens worden gebruikt in preventieve voorlichtingen, omdat middels deze informatie meer inzicht wordt verkregen in de gevolgen van het gebruik van cannabis bij een bipolaire stoornis.

In huidige studie zal eerst worden in gegaan op het effect dat een bipolaire stoornis heeft op het gebruik van cannabis. Vervolgens wordt aandacht besteed aan het effect dat cannabis heeft op een bipolaire stoornis. Daarna worden deze twee elementen samengevoegd en zal er worden gekeken naar de wederkerige relatie tussen een bipolaire stoornis en

cannabisgebruik, waarbij de nadruk zal komen te liggen op het ‘versterkende effect’ dat deze op elkaar hebben.

(8)

De Wisselwerking Tussen een Bipolaire Stoornis en het Gebruik van Cannabis Een bipolaire stoornis ontwikkelt zich meestal in de adolescentiefase, tussen het 15e en 25e levensjaar (Milkowitz, 2012; Boer, 2007). Naast het ontwikkelen van een bipolaire stoornis is het eerder de vraag welke andere stoornis de adolescent nog meer heeft, en niet of er sprake is van nog een stoornis. Van de adolescenten met een stemmingsstoornis heeft namelijk 40 tot 90 procent nog een tweede stoornis (De Wit, 1997). Er zijn meerdere stoornissen die vaak samengaan met bipolaire stoornissen, waaronder angststoornissen, somatoforme stoornissen, externaliserende stoornissen, eetstoornissen, taalstoornissen, slaapstoornissen en

middelenmisbruik (Rigter, 2013). Met name de comorbiditeit tussen een bipolaire stoornis en middelenmisbruik is groter bij een bipolaire stoornis dan bij een andere stemmingsstoornis (Wilens et al., 2004). Een hogere mate van deze comorbiditeit zorgt voor een verhoogde kans op suïcidaliteit en psychotische symptomen (Dilsaver, Akiskal, Akiskal, & Benazzi, 2006).

Het Effect van een Bipolaire Stoornis op Cannabisgebruik

In deze paragraaf zal uiteen worden gezet hoe een bipolaire stoornis kan leiden tot

cannabisgebruik. Indien er middelen worden gebruikt om de symptomen van een psychische stoornis hanteerbaar te maken, wordt er gesproken over zelfmedicatie (Rigter, 2013). In het geval van mensen met een bipolaire stoornis, wordt cannabis veelal gebruikt om zo het slechte slapen te versoepelen, de chaos in het hoofd te onderdrukken en zowel lichamelijk als geestelijk te ontspannen (Rigter, 2013). Deze bevindingen worden bevestigd in het onderzoek van Ashton, Moore, Gallagher, en Young (2005), waarin wordt beschreven dat de

hoofdelementen van cannabis, THC en CBD, zowel een anti-deprimerend als een kalmerend ontspannen effect kunnen hebben. De opgewekte vrolijke stemming kan worden

toegeschreven aan het bestanddeel THC (Tetrahydrocannabinoïde) en het ontspannen gevoel aan CBD (Cannabidiol) (Grinspoon & Bakalar, 1998).

(9)

Zucker (2006) geeft in zijn onderzoek aan dat een psychische stoornis vaak voorafgaat aan het gebruik van een middel. Het onderzoek van Griffith-Lendering, Huijbregts, Mooijaart, Vollebergh, en Swaab (2011) bouwt hier op voort en toont aan dat dit niet zonder risico’s of gevolgen is. Het hebben van een psychische stoornis vergroot namelijk de kans op problemen met middelengebruik. Deze relatie wordt in deze paragraaf nader toegelicht. Er zullen drie kenmerken achtereenvolgend worden beschreven in hoe een bipolaire stoornis kan leiden tot cannabisgebruik: gedrag typische-, cognitieve- en neurologische kenmerken. In de loop van de tekst zal waar mogelijk een onderscheid worden gemaakt tussen de depressieve en manische episode.

Ten eerste kunnen typerende bipolaire gedragingen ten grond slag liggen aan het gebruik van cannabis. Hierbij kan een onderscheid worden aangebracht tussen manische en depressieve gedagskenmerken. In een manische episode kunnen gebrekkige controle over het eigen gedrag, sensatiezucht, geringe impulscontrole en zwakke executieve functies

kenmerkend zijn voor het gedrag dat wordt vertoond. Deze kenmerken zijn ook betrokken bij een verhoogde kans op problemen met middelengebruik, waaronder cannabis (Mayes & Suchman, 2006; Wiers & Engels, 2008). Met name de gebrekkige controle over het eigen gedrag tijdens een manie blijkt van grote invloed op de ontwikkeling van riskant

cannabisgebruik. Het is dan lastig om gedragingen en gedachten te inhiberen, hetgeen kan leiden tot het eerder gebruiken van middelen als cannabis. ‘Verhoogde sensatiezucht’ is de zucht of ‘honger’ naar nieuwe of intensere prikkels, hetgeen er toe kan leiden dat iemand cannabis gaat gebruiken. Adolescenten zijn hier over het algemeen al gevoeliger voor, al helemaal wanneer zij een bipolaire stoornis hebben. Deze relatie is nóg sterker als de desbetreffende ook vrienden heeft die cannabis gebruiken (Creemers, Vollebergh, Ormel, Verhulst, & Huizink, 2012). In een depressieve episode staan negatieve emotionaliteit als angstigheid, teruggetrokkenheid en ‘down voelen’ vaak centraal voor het gevoelsleven van de

(10)

persoon. Ook deze persoonlijkheidskenmerken blijken een grote rol te spelen bij een verhoogde kans op problemen met middelenmisbruik (Mayes & Suchman, 2006; Wiers & Engels, 2008). Er wordt dan naar cannabis gegrepen om deze gevoelens te vergeten of de problematiek te doen laten verminderen (Rigter, 2013).

Ten tweede kunnen cognitieve kenmerken van een adolescent met een bipolaire stoornis ten grondslag liggen aan het gebruik van cannabis. Ieder mens heeft zowel expliciete bewuste en impliciete onbewuste cognities over een middel (Wiers & Engels, 2008). Een expliciete cognitie is dat er een bepaalde (positieve) verwachting verbonden is aan het

gebruiken van een middel volgens de desbetreffende gebruiker. Gedachten als “ Het ontspant me als ik een joint rook” of “ Ik word er vrijer en vrolijker van wanneer ik blow” zijn hier voorbeelden van. Impliciete cognities spelen vervolgens een rol in het in stand houden van het cannabisgebruik. Een ervaren gebruiker denkt eerder aan het middel en laat zich ook eerder door deze gedachte leiden dan onervaren gebruikers. Bepaalde sociale contexten of momenten van de dag kunnen dit effect versterken (Wiers & Engels, 2008).

Voor iemand met een bipolaire stoornis is dit soortgelijk, waarbij de cognities gekleurd worden door de manische- of depressieve episode. Een depressieve episode wordt gekenmerkt door negatieve cognities als een negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen en onzekerheid. Deze cognities hangen samen met een verhoogd risico op cannabisgebruik, doordat verwacht wordt dat cannabis deze negatieve cognities en gevoelens zal doen afnemen (Rigter, 2013). Een manische episode wordt gekenmerkt door een korte aandachtspanne, onrustige snel veranderende gedachtes en (overdreven) zelfvertrouwen in het eigen kunnen of zijn. Deze gedachtes kunnen leiden tot de neiging om cannabis te gebruiken, met de

verwachting ontspanning te krijgen en deze gedachtes en gevoelens af te laten zwakken (Martinez-Arán et al., 2000). Op de lange termijn zullen de expliciete bewuste gedachtes over cannabis (bij zowel een manische als depressieve episode) worden geïnternaliseerd en

(11)

daardoor onbewuste impliciete cognities worden (Wiers & Engels, 2008; Martinez-Arán et al., 2000).

Ten derde kan de hersenstructuur van iemand met een bipolaire stoornis ten grondslag liggen aan het gebruik van cannabis. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de neurologie van kinderen met een bipolaire stoornis en specifiek de rol van genen in dit proces. Zo hoopt men vroegtijdig in te kunnen spelen en hulp te bieden voor de problematiek, gedragingen en gevoelens (Chang, Howe, Galleli, & Milkowitz, 2006). Uit het tot nu bestaande onderzoek blijkt er een vertekening te zijn in de omvang van de amygdala en prefrontale cortex van mensen met een bipolaire stoornis (Chang et al., 2006). Deze twee hersengebieden zullen afzonderlijk worden besproken in relatie tot cannabisgebruik. De amygdala is een klein deel van het brein dat een centrale rol heeft bij het reguleren en verwerken van emoties. Deze blijkt kleiner te zijn bij kinderen met een bipolaire stoornis wat resulteert in wisselende stemmingen (Chang, Karchemiskiy, Barnea-Goraly, Garret, Simeoonova, & Reiss, 2005; Chen et al., 2004; DelBello, Zimmerman, Mills, Getz, & Strakowski, 2004; Dickstein, Milham, Nugent, Drevets, Charney, Pine, & Leibenluft, 2005). Tevens worden er minder neurale verbindingen gelegd bij een kleinere amygdala, wat resulteert in een hogere gevoeligheid voor cannabis. Daarmee is er een vergrote kans op het ontwikkelen van een cannabis verslaving indien deze gevoeligheid wordt geprikkeld door het gebruiken van cannabis (Schacht, Hutchison, & Filbey, 2012). Adolescenten met een bipolaire stoornis hebben een kleinere amygdala, waar minder neuronale verbindingen worden gelegd, hetgeen leidt tot het eerder geneigd zijn tot het gebruiken van cannabis.

Naast een verkleinde omvang van de amygdala, is er tevens een verkleining in gedeeltes van de prefrontale cortex gevonden van mensen met een bipolaire stoornis (Narita et al., 2011). De prefrontale cortex is het voorste gebied van de frontale kwabben dat

(12)

verkleining van de prefrontale cortex kan meerdere gevolgen met zich meebrengen.

Voorbeelden hiervan zijn: moeite hebben met de emotie regulatie en het inhiberen van acties en gedachtes, eerder risicovol gedrag vertonen, niet kunnen plannen van acties en geen overzicht hebben over gedragingen en de daaropvolgende consequenties (Fuster, 2002). Een kleinere prefrontale cortex leidt dus bijvoorbeeld tot het moeilijker inhiberen van gedachtes en gedragingen die samengaan met de ofwel manische- ofwel depressieve episode, wat kan resulteren in risicovol gedag als het gebruiken van cannabis (Narita et al., 2011).

Verschillende aspecten van een bipolaire stoornis zijn belicht in relatie tot het gebruiken van cannabis. Zowel de neurologische-, cognitieve- als gedragskenmerken van iemand met een bipolaire stoornis blijken ten grondslag te kunnen liggen aan het gebruik van cannabis. Er is beschreven hoe bipolaire stoornis vooraf kan gaan aan het gebruiken van een middel, maar deze relatie kan ook omgekeerd zijn: middelen kunnen ook de symptomen van een stoornis verergeren en soms zelfs de stoornis veroorzaken (Zucker, 2006). Deze relatie zal in de volgende paragraaf worden toegelicht.

Het Effect van Cannabisgebruik op het Ontwikkelen van een Bipolaire Stoornis In deze paragraaf wordt beschreven hoe het gebruik van cannabis invloed heeft op het

ontwikkelen van een bipolaire stoornis. Eerst wordt de werking van cannabis in het algemeen toegelicht, gevolgd door welk effect het heeft op de hersenen voor mensen met een bipolaire stoornis en er wordt afgesloten met het beschrijven van het effect van cannabis op de

manische en depressieve symptomen. Deze zullen afzonderlijk worden beschreven. Cannabis bestaat uit meer dan 60 bestanddelen die uniek zijn voor deze plant en als verzamelnaam voor al deze stofjes wordt ook wel de term ‘cannabinoïden’ gebruikt (Morgan, 2009). De werking van cannabis is met name toe te schrijven aan de chemische bestandsdelen THC en CBD (Morgan, 2009). Het zijn dan ook deze twee bestandsdelen die de effecten en gevolgen van blowen grotendeels veroorzaken. Echter leveren andere factoren als de

(13)

intensiteit, frequentie en hoeveelheid van de cannabis ook een bijdrage aan het effect en de gevolgen van cannabis. Wanneer deze factoren en het gebruik van cannabis toenemen, nemen ook de daarbij passende gevolgen toe (Tyler, Jones, Black, Carter, & Barrowclough, 2015). Uit het onderzoek van Demirakca et al. (2011) blijkt dat door het gebruik van cannabis het korte termijn geheugen en een deel van de hersenen, dat verantwoordelijk is voor spatiële functies (ruimtelijk), tijdelijk minder goed functioneren.

Uit meerdere studies is gebleken dat het gebruik van cannabis grotere gevolgen met zich mee kan brengen wanneer het wordt gebruikt door mensen die een biologische aanleg hebben voor psychische aandoeningen. Wanneer zij regelmatig cannabis gebruiken, hebben zij nóg meer kans op het ontwikkelen van een stemmingswisselingsstoornis, waaronder een bipolaire stoornis (De Hert et al., 2010; Tyler et al., 2015). Een grove schatting stelt dat 60% van de bipolaire patiënten al voor de eerste bipolaire episode meermaals cannabis had

gebruikt (Grinspoon & Bakalar, 1998). De Hert et al. (2011) vullen deze informatie aan door te stellen dat het gebruik van cannabis de ontwikkeling van een bipolaire stoornis kan

vervroegen. Dit zal worden uitgelegd op basis van de neurologie van de hersenen, het geen vervolgens weer terug te zien is in (de symptomen) van een manie en depressie.

De gevolgen van cannabisgebruik zijn terug te vinden in de neurologie van het brein (Weeda, Peters, De Haan, & Linszen, 2006). De hersenen passen zich aan het

middelengebruik aan; vrijwel alle psychoactieve middelen veroorzaken namelijk direct na inname een psychomotorische stimulatie (‘opwinding’ of ‘arousal’), maar even later ook een dempende werking. Dit wordt ook wel sensitisatie (letterlijk: ‘het ontstaan van een

gevoeligheid’) genoemd, namelijk dat bij herhaald gebruik van een middel, de stimulatie sterker is (Wiers & Engels, 2008). Door de dempende werking die cannabis heeft op het centrale zenuwstelsel, voelt men zich over het algemeen ontspannen, losser en vrijer (De Hert et al., 2011). Deze ontspannende werking brengt echter ook schadelijke gevolgen met zich

(14)

mee in de hersenen: de cannabinoïden hebben een direct effect op het hersenweefsel, wat kan resulteren in een afname in de hoeveelheid cellichamen en zenuwcellen (grijze stof) (Weeda et al., 2006). Dit geldt ook voor de hersengebieden die betrokken zijn bij onder andere

emoties, herinnering en werkgeheugen als de temporale en prefrontale kwab. Het zijn dan ook deze gebieden van de hersenen die bij schade of een verminderde hoeveelheid grijze stof, betrokken zijn bij het ontstaan van emotie- en stemmingsstoornissen als een bipolaire stoornis (Weeda et al., 2006; Henquet, Krabbendam, De Graaf, Ten Have, & Van Os, 2006).

Wanneer mensen met een biologische aanleg voor psychische aandoeningen regelmatig cannabis gebruiken, hebben zij nóg meer kans op het ontwikkelen van een

stemmingswisselingsstoornis. Uit recent wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat mensen die dagelijks tot wekelijks cannabis gebruiken meer kans hebben op het krijgen van een stemmingswisselingsstoornis, als depressie of een bipolaire stoornis, maar ook schizofrenie (De Hert et al., 2011). Hierbij is de kans op het krijgen van een bipolariteit groter dan een depressie (De Graaf et al., 2010).

Cannabis heeft een verschillend effect op het ontwikkelen van manische en

depressieve symptomen. Eerst zal het effect van cannabis op de manische symptomen worden beschreven, gevolgd door het effect op de depressieve symptomen. Het onderzoek van

Henquet et al. (2006) toont aan dat het gebruiken van cannabis leidt tot een verhoogde kans op een manie of manische symptomen, ongeacht de reeds aanwezige bipolaire stoornis of eerdere manie of psychose (Henquet et al., 2006). Zoals al eerder beschreven maakt onder andere de duur van het cannabisgebruik uit voor het beoogde effect van cannabis, maar zo ook voor de gevolgen die het met zich mee brengt: langer cannabisgebruik hangt positief samen met de duur, de ernst en de persistente van de manische symptomen (Strakowski, Delbello, Fleck, & Arndt, 2000; Winter-van Rossum et al., 2010). Het onderzoek van Van Laar, van Dorsselaar, Monschouwer, en De Graaf (2007) bevestigt dit door aan te tonen dat

(15)

adolescenten die dagelijks tot wekelijks cannabis gebruiken, meer kans hebben op het

ontwikkelen van manische gevoelens en gedragingen als veel energie, impulsiviteit en snelle afleidbaarheid. In het onderzoek van Henquet et al. (2006) wordt zelfs gesproken over de unieke bijdrage die cannabis kan hebben op het ontwikkelen van (niet psychotische) manische symptomen. Daarbij kan regelmatig cannabisgebruik ook tot psychotische symptomen leiden of een psychose veroorzaken (Semple, McIntosh, & Lawrie, 2005). Deze relatie is ongeacht een al aanwezige bipolaire, depressieve of psychotische stoornis. Psychotische kenmerken zijn echter wel typerend voor een manische episode (Birmaher, 2013). Op basis van deze informatie is te zien dat cannabis een effect heeft op het ontwikkelen en/of versterken van manische symptomen.

Cannabis heeft ook een effect op het ontwikkelen van depressieve symptomen. Zo kan cannabis negatieve gevoelens en gedachtes veroorzaken. In een onderzoek dat is gedaan in Nieuw Zeeland bij 1265 adolescenten (14-21 jaar) bleek dat wekelijks gebruik van

cannabis leidde tot het vaker rapporteren van depressieve of neerslachtige klachten dan adolescenten die geen cannabis gebruikte (Fergusson, Horwood, & Swain-Campbell, 2002). Ander onderzoek bouwt hier op voort, waarin geen verschil werd gevonden tussen jongens en meisjes in de rapportage van depressieve klachten bij cannabisgebruikers (Poulin, Hand, Boudreau, & Santor, 2005). Op basis van deze resultaten is dan ook de gedachte

gerechtvaardigd dat het gebruik van cannabis de kans op een depressieve symptomen bij een bipolaire stoornis vergroot.

In deze paragraaf is beschreven hoe cannabisgebruik effect heeft op het ontwikkelen van een bipolaire stoornis en de daarbij horende symptomen en gedragingen. De werking die de cannabinoïde bestanddelen THC en CBD hebben op de hersenen en de manische en depressieve symptomen is uiteengezet, waardoor er inzicht is verkregen in het effect van cannabis op een bipolaire stoornis. In de volgende paragraaf zal deze informatie

(16)

gecombineerd worden met de informatie van de eerste deelvraag in het licht van een wederkerige relatie, om zo het circulaire proces tussen cannabis en een bipolaire stoornis te beschrijven.

De Wederkerige Relatie Tussen Cannabisgebruik en een Bipolaire Stoornis

In voorgaande paragrafen is uiteengezet hoe cannabisgebruik en een bipolaire stoornis elkaar afzonderlijk beïnvloeden. Echter lijken beide componenten elkaar gelijktijdig en

achtereenvolgens te beïnvloeden, en wordt er daarom ook wel gesproken van een

‘wederkerige relatie’. Dit circulaire proces zal eerst op neurologisch en daarna op emotioneel vlak worden belicht.

Door hormonale veranderingen in de adolescentie, verandert er veel op lichamelijk en neurologisch vlak. Zo ontwikkelt de prefrontale cortex zich later dan de rest van de hersenen, waardoor adolescenten eerder geneigd zijn impulsieve en experimentele gedragingen te vertonen, bijvoorbeeld cannabisgebruik (Fuster, 2002). In de eerdere paragrafen is al naar voren gekomen dat adolescenten met een bipolaire stoornis een kleinere prefrontale cortex hebben dan adolescenten zonder bipolaire stoornis. Dit leidt ertoe dat adolescenten met een bipolaire stoornis een nóg grotere kans hebben op het gebruiken van cannabis dan

adolescenten. Daarnaast vergroot het gebruiken van cannabis deze kans des te meer: de hoeveelheid grijze stof neemt af in de temporale en prefrontale cortex ten gevolge van het gebruiken van cannabis. Dit is aangetoond in een studie waarin werd onder onderzocht wat het effect is van wel/geen cannabisgebruik op neurologisch vlak bij adolescenten (Jarvis, DelBello, Mills, Elman, Strakowski, Stephen, & Adler, 2008). Hieruit bleek dat het volume grijze stof in de hersenen significant was afgenomen in de ‘cannabis gebruikersgroep’ ten opzichte van de ‘niet-cannabis gebruikersgroep’. Er zijn meerdere onderzoeken die aantonen dat de cognitieve symptomen van een depressie (somberheid, anhedonie en schuldgevoelens)

(17)

en manie (onrust, verminderd concentratie vermogen) worden veroorzaakt door een afname in grijze stof in de temporale kwab en prefrontale cortex (Vandereycken, Hoogduin, &

Emmelkamp, 2008). Kort gezegd kan een afname van grijze stof in de temporale en

prefrontale gebieden resulteren in ernstigere manische en depressieve periodes (Jarvis et al., 2008). Hieruit blijkt de wederkerige versterking van beide componenten, omdat deze periodes vervolgens weer kunnen leiden tot het (frequenter en intensiever) gebruik van cannabis, ter ontspanning of verlichting van de problematiek.

Er is meer gedetailleerd onderzoek gedaan naar mensen die reeds een bipolaire stoornis hadden en daarna cannabis zijn gaan gebruiken. Hierbij is gekeken naar de afzonderlijke invloed van de cannabinoïde bestanddelen THC en CBD op hun brein en de bipolaire symptomen (Van Laar et al., 2007; Tomasini et al., 2002) Hieruit bleek dat met name THC cruciaal is voor de toename van psychotische symptomen van een bipolaire stoornis. THC zorgt voor een verhoogde dopamine afgifte, wat kan resulteren in een

verandering van de hersenstructuur, met als gevolg manische of psychotische symptomen. Op deze wijze ligt het dopaminerge systeem ten grondslag aan de associatie tussen cannabis gebruik en een bipolaire stoornis (Van Laar et al., 2007). Ook blijkt THC een verhoogde afgifte van glutamine te veroorzaken in de prefrontale cortex bij mensen met een bipolaire stoornis (Tomasini et al., 2002). Glutamine is een aminozuur en wordt omgezet in

neurotransmitters. Een verhoogde afgifte hiervan duidt op meer hersenactiviteit, wat betekent dat het desbetreffende hersendeel meer prikkels te verwerken heeft. Wanneer er teveel

prikkels verwerkt moeten worden, kan een hersengebied ‘overprikkeld’ raken. Voor mensen met een bipolaire stoornis kan dit in dergelijke gevallen een acute manie tot gevolg hebben (Tomasini et al., 2002; Van Laar et al., 2007).

Ook is er op emotioneel vlak een wisselwerking tussen het gebruik van cannabis en de bipolaire stoornis (Winter-van Rossum, Boomsma, Tenback, Reed, & van Os, 2010). Hier is

(18)

longitudinaal onderzoek naar gedaan, waarbij 3459 mensen met een bipolaire stoornis waren betrokken. Hieruit bleek dat bij langdurig cannabisgebruik, deze groepering vaak negatiever in het leven kwam te staan dan de niet cannabis gebruikende groep. Door het gebruik van cannabis kan iemand met een bipolaire stoornis dus dieper in een depressie raken. Deze negativiteit van emoties kan vervolgens weer leiden tot meer cannabis gebruik, maar ook tot gebruik van andere middelen of combinaties van meerdere (Wilens et al., 2004). Hoewel cannabis niet direct significant gelinkt is aan suïcidale gedachten, kan het bij iemand die reeds bipolair of depressief is wel suïcidale gedachtes en gevoelens versterken (Price,

Hemmingsson, Lewis, Zammit, & Allebeck, 2009; Winter-van Rossum et al., 2010).

Naast de bovengenoemde positieve wederkerige relatie tussen cannabisgebruik en de neerslachtige gevoelens, geldt deze relatie ook voor de manische symptomen: een toename in cannabisgebruik leidt tot meer en ernstigere manische symptomen, hetgeen weer leidt tot frequenter en intensiever cannabisgebruik. Ook de kans op het herstellen van dergelijke manie is kleiner voor cannabisgebruikers (Goldberg, Garno, Leon, Koesis, & Portera, 1999). Zoals al eerder is beschreven, maken aspecten als de duur van het cannabisgebruik uit voor het beoogde effect van cannabis, maar dit brengt ook gevolgen met zich mee voor de manische symptomen: langer cannabisgebruik hangt positief samen met de duur, ernst en persistente van manische symptomen (Strakowski et al., 2000; Winter-van Rossum et al., 2010). Ook kan de kans op psychotische symptomen toenemen of de al reeds psychotische symptomen

worden versterkt of verergerd (Degenhardt & Hall, 2006). Als gevolg hiervan, geldt net als voor de depressieve symptomen, dat middels ‘zelfmedicatie’ er een toename in gebruik van cannabis is te zien, evenals in andere middelen (Van Laar et al., 2007). Andere studies bekrachtigen dit en suggereren dat er sprake is van een wederzijds causaal verband tussen cannabisgebruik en psychotische symptomen in de populatie met een bipolaire stoornis. Deze wordt mogelijk veroorzaakt door de genen die de gevoeligheid beïnvloeden voor de psychose

(19)

versterkende effecten van cannabis, terwijl de andere genen mogelijk een invloed hebben op de kans dat deze individuen überhaupt cannabis zullen gaan gebruiken (Winter-Van Rossum et al., 2010).

Samenvattend, is in deze laatste paragraaf de wederkerige associatie tussen het gebruik van cannabis en een bipolaire stoornis uiteengezet: beiden factoren kunnen tot elkaar leiden en lijken positief aan elkaar gecorreleerd. Op zowel neurologisch als emotioneel vlak is beschreven hoe deze correlatie zich manifesteert. Hierbij staat de biologische aanleg voor het ontwikkelen van een bipolaire stoornis centraal: deze verklaart zowel de ontvankelijkheid voor het ontwikkelen van de stoornis als de neiging tot het gebruiken van cannabis.

Conclusie & Discussie

De huidige literatuurstudie had als doel een overzicht te geven van de processen die spelen bij de wederkerige relatie tussen een bipolaire stoornis en cannabisgebruik bij adolescenten. Uit de besproken onderzoeken komt naar voren dat het gebruik van cannabis en een bipolaire stoornis een veelvoorkomende combinatie is. Het is lastig één van de gevonden factoren aan te wijzen als de oorzaak van deze relatie. Er lijkt namelijk sprake te zijn van een wederkerige relatie tussen deze twee componenten, waardoor ze elkaar kunnen versterken in gebruik en symptomen. De biologische aanleg voor een bipolaire stoornis is hierbinnen een belangrijke component: zowel het ontwikkelen van een bipolaire stoornis als de neiging tot het gebruiken van cannabis is hierin gelegen. Daarnaast blijkt het gebruik van cannabis het blootstellen van bipolaire symptomen te kunnen vervroegen. Indien de stoornis reeds aanwezig is, kan het gebruik van cannabis zowel de manische als depressieve symptomen versterken. Deze symptomen kunnen vervolgens weer leiden tot het gebruik van cannabis, waardoor er een vicieuze cirkel ontstaat waarin beide componenten elkaar continu beïnvloeden en versterken.

(20)

Echter, er zijn een aantal kanttekeningen te maken bij deze bevindingen. Ten eerste is het lastig om de relatie tussen het gebruik van cannabis en een bipolaire stoornis uit elkaar te halen: de effecten zijn zo met elkaar verweven dat er geen zuivere scheiding tussen oorzaak en gevolg is aan te wijzen. Het één is niet onlosmakelijk de oorzaak voor het ander, en zou dus ook niet op die manier benaderd moeten worden. Daardoor zijn de eerste en tweede paragraaf van huidig onderzoek enkel een voorbereiding op de derde paragraaf waarin deze twee worden samengevoegd. Ten tweede wordt er in de onderzoeken die zijn besproken wel over de erfelijke component gesproken die ten grondslag ligt aan een bipolaire stoornis, maar er wordt niet/nauwelijks rekening gehouden met hoe deze erfelijke component ten grondslag ligt aan het gebruiken van cannabis. Wanneer er geen erfelijke component is, op welke wijze is dit terug te vinden in de relatie tussen cannabisgebruik en een bipolaire stoornis? Ten derde is naast de genetische aanleg ook de neurologie van de hersenen per individu verschillend, dus ook dit kan het effect van cannabis beïnvloeden. Een andere neurologische opbouw van de hersenen, ligt ten grondslag aan de individuele verschillen in de werking van cannabis, ook voor mensen met een bipolaire stoornis. Ten vierde worden onderzoeksvragen en

onderzoeksopzetten vaak gereduceerd tot de relatie tussen een bipolaire stoornis en

cannabisgebruik, waarbij geen recht wordt gedaan aan de eventuele andere psychologische- of lichamelijke problematiek of ander middelenmisbruik. Ten vijfde wordt er in de besproken literatuur nauwelijks aandacht besteed aan de verhouding CBD en THC in cannabis. Beiden hebben namelijk een ander effect op de hersenen, waarbij de verhouding tussen deze twee cruciaal is voor het effect. THC veroorzaakt de psychologische manie-achtige symptomen en CBD veroorzaakt de anti-psychotische, humeur stabiliserende effecten (Ashton et al., 2005). Tot slot wordt er in de onderzoeken nauwelijks aandacht besteed aan de positieve effecten die het cannabisgebruik op de bipolaire stoornis heeft. Deze worden vooral door de gebruikers

(21)

zelf genoemd. De al eerder genoemde effecten van rust, vrijheid en ontspanning worden als prettig ervaren in zowel een manische, depressieve of tussen-episode (De Hert et al., 2011).

In vervolgonderzoek zou meer aandacht moeten worden besteed aan de onderliggende mechanismes, waarin de individuele verschillen van het effect van cannabis centraal staan. De ontwikkeling van een bipolaire stoornis bij kinderen en adolescenten zou meer aandacht moeten krijgen, waarbij de erfelijke component van deze stoornis beter belicht wordt. Hier is namelijk nog weinig specifieke informatie over bekend. Bovendien zouden externe factoren uitgesloten moeten worden. Tot nu toe zijn het vaak kortlopende studies, waarbij de effecten van andere middelen geen onderdeel van het onderzoek waren. Als er meer kennis is over de onderliggende mechanismes kan er ook bijtijds en passend worden ingegrepen op de eerste symptomen van een bipolaire stoornis. Dan kunnen eveneens de gevolgen van cannabis beter in kaart worden gebracht.

Ondanks dat er de afgelopen decennia meer aandacht is besteed aan de bipolaire stoornissen bij kinderen en adolescenten, wordt dit vaak pas onderkend ná de eerste episode. Over het algemeen wordt de ernst van deze stoornis onderschat, met name wanneer deze aanwezig is in combinatie middelengebruik als cannabis. Tijdens de puberteit zijn hormonale schommelingen ‘normaal’, maar kunnen wel degelijk wijzen op een serieuzere onderliggende problematiek. Het huidige literatuuronderzoek heeft de ernst van een bipolaire stoornis in combinatie met cannabisgebruik bij adolescenten getracht aan te tonen, waarin duidelijk werd dat tijdig en passende hulp nodig is ter preventie en ter bevordering van de geestelijke en lichamelijke gesteldheid van adolescenten met een bipolaire stoornis.

(22)

Literatuur

Akiskal, H. S. (2005). The Bipolar Spectrum: History, description, boundaries, and validity. In: S. Kasper & R.M.A. Hirschfeld (red.), Handbook of bipolar disorder. Diagnosis and therapeutic approaches (pp. 49-68). New York: Taylor and Francis.

American Psychiatric Association (2013). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Fifth Edition (DSM-5). Washington DC: American Psychiatric Association. Nederlandse vertaling (2014): Amsterdam, Uitgeverij Boom.

Ashton, C. H., Moore, P.B., Gallagher, P., & Young, A. H. (2005). Cannabinoids in Bipolair Affective Disorder: A Review and Discussion of Their Therapeutic Potential. Journal of Psychopharmacology, 19(3), 193-300. DOI:10.1177/0269881105051541

Berk, L. E. (2010). Development Through the Lifespan (5th ed.). Boston, MA: Pearson. Birmaher, B. (2013). Bipolar Disorder in Children and Adolescents. Child and Adolescent

Mental Health, 18(3), 140-148. DOI:10.1111/camh.12021

Blader J. C. & Carlson G. A. (2007). Increased rates of bipolar disorder diagnoses among U.S. child, adolescent, and adult inpatients, 1996-2004. Biological Psychiatry, 62(2), 107-114. DOI:10.1016/j.biopsych.2006.11.006

Boer, F. (2007). Bipolaire Stoornis: Hoe ver kun je een diagnose oprekken voor hij knapt? Kind en Adolescent Praktijk, 6(2), 71-72. DOI:10.1007/BF03059638

Brown, E. S., Suppes, T., Adinoff B., & Rajan T. N. (2001). Drug Abuse and Bipolar

Disorder: Comorbidity or Misdiagnosis? Journal of Affective Disorders, 65, 105-115. DOI:10.1016/S0165-0327(00)00169-5

Chang, K., Howe, M., Galleli, K., & Milkowitz, D. (2006). Prevention of Pediatric Bipolar Disorder. Annals of the New York Academy of Sciences, 1094(1), 235–247. DOI:10 .1196/annals.1376.026

(23)

Childhood’s Most Misunderstood Disorder. JAMA, 298(1), 96-101. DOI:10.1001 /jama.298.1.96

Chang, K., Karchemiskiy, A., Barnea-Goraly, N., Garret, A., Simeoonova, A. I., & Reiss, A. (2005). Reduced Amygdalar Gray Matter Volume in Familial Pediatric Bipolar Disorder. Journal of American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 44(6), 565–573. DOI:10.1097/01.chi.0000159948.75136.0d

Chen, B. K., Sassi, R., Axelson, D., Hatch, J. P. Sanches, M., Nicoletti, M., . . . Soares, J. C. (2004). Cross-sectional Study of Abnormal Amygdala Development in Adolescents and Young Adults with Bipolar Disorder. Biological Psychiatry, 56(6), 399–405. DOI :10.1016/j.biopsych.2004.06.024

Creemers, H. E., Vollebergh, W. A. M., Ormel, J., Verhulst, F. C., & Huizink, A. C. (2012). Temperament en Riskant Cannabisgebruik in de Adolescentie. Kind en Adolescent,

33(1), 21-34. DOI:10.1007/s12453-012-0002-8

Degenhardt, L. & Hall, W. (2006). Is Cannabis Use a Contributory Cause of Psychosis? Canadian Journal of Psychiatry, 51, 556-565.

De Graaf, R., Radovanovic, M., Van Laar, M., Fairman, B., Degenhardt, L., Aguilar-Gaxiola, S., . . . Anthony J. C. (2010) Early Cannabis Use and Estimated Risk of Later Onset of Depression Spells: Epidemiologic Evidence From the Population-based World Health Organization World Mental Health Survey Initiative. American Journal of

Epidemiology, 172(2), 149-159. DOI:10.1093/aje/kwq096

De Hert, M., Wampers, M., Jendricko, T., Franic, T., Vidovic, D., De Vriendt., N., . . . van Winkel, R. (2011). Effects of Cannabis Use on Age at Onset in Schizophrenia and Bipolar Disorder. Schizophrenia Research, 126(1), 270-276. DOI:10.1016

/j.schres.2010.07.003

(24)

Magnetic Resonance Imaging Analysis of Amygdala and Other Subcortical Brain Regions in Adolescents with Bipolar Disorder. Bipolar Disorder, 6(1), 43-52. DOI:10.1046/j.1399-5618.2003.00087.x

De Wit, C. A. M. (1997). Depressie bij kinderen en adolescenten. Kind & Adolescent, 18(4), 166-184. DOI:10.1007/BF03060940

Dickstein, D. P., Milham, M. P., Nugent, A. C., Drevets, W. C., Charney D. S., Pine D. S., & Leibenluft, E. (2005). Frontotemporal Alterations in Pediatric Bipolar Disorder: Results of a Voxel-based Morphometry Study. Archives of General Psychiatry, 62(7), 734–741. DOI:10.1001/archpsyc.62.7.734

Dilsaver S. C., Akiskal, H. S., Akiskal, K. K., & Benazzi, F. (2006). Dose-response Relationship Between Number of Comorbid Anxiety Disorders in Adolescent Bipolar/Unipolar Disorders, and Psychosis, Suicidality, Substance Abuse and Familiality. Journal of Affective Disorders, 96, 249-258. DOI: 10.1016/j.jad.2006.07 .008

Fergusson, D. M., Horwood, L. J., & Swain-Campbell, N. (2002). Cannabis Use and

Psychosocial Adjustment in Adolescence and Young Adulthood. Addiction, 97, 1123– 35

.

DOI:10.1046/j.1360-0443.2002.00103.x

Fuster, J. M. (2002). Frontal Lobe and Cognitive Development. Journal of Neurocytology, 31(3), 373–385. DOI:10.1023/A:1024190429920

Geller, B. & Luby, J. (1998). Bipolaire stoornissen bij kinderen en adolescenten: een overzicht van de afgelopen tien jaar. Literatuurselectie Kinderen en Adolescenten, 5(3), 336-355.

Goldberg, J. F., Garno, J., Leon, A. C., Koesis, J. H., & Portera, L. (1999). A History of Substance Abuse Complicates Remission From Acute Mania in Bipolar Disorder. Journal of Clinical Psychiatry, 60, 733-740.

(25)

Goldstein, B. I. & Levitt, A. J. (2007). Prevalence and Correlates of Bipolar I Disorder Among Adults with Primary Youth-onset Anxiety Disorders. Journal of Affective Disorders, 103, 187-195. DOI:10.1016/j.jad.2007.01.029

Goodwin F. K. & Jamison K. R. (2007). Manic Depressive Illness: Bipolar Disorders and Recurrent Depression. New York: Oxford University Press.

Griffith-Lendering, M. F., Huijbregts, S. C., Mooijaart, A., Vollebergh, W. A., & Swaab, H. (2011). Cannabis Use and Development of Externalizing and Internalizing Behaviour Problems in Early Adolescence: A Trials Study. Drug and Alcohol Dependence, 116(1-3), 11-17. DOI:10.1016/j.drugalcdep.2010.11.024

Grinspoon, L. & Bakalar, J. (1998). The Use of Cannabis as a Mood Stabilizer in Bipolar Disorder: Anecdotal Evidence and the Need for Clinical Research. Journal of Psychoactive Drugs, 30, 171-177. DOI:10.1080/02791072.1998.10399687

Henquet, C., Krabbendam, R., De Graaf, R., Ten Have, M., & Van Os, J. (2006). Cannabis Use and Expression of Mania in the General Population. Journal of Affective

Disorders, 95, 103-110. DOI:10.1016/j.jad.2006.05.002

Horwood, L. J., Fergusson, D. M., Coffey, C., Patton, G. C., Tait, R. J., D. Smart, D., . . . Hutchinson, D. M. (2012). Cannabis and Depression: An integrative data analysis of four Australasian cohorts. Drug Alcohol Depend, 126, 369–378. DOI:10.1016/j .drugalcdep.2012.06.002

Jarvis, K., DelBello, M. P., Mills, N., Elman, I., Strakowski, S. M., & Adler, C. M. (2008). Neuroanatomic Comparison of Bipolar Adolescents With and Without Cannabis Use Disorders. Journal of Child and Adolescent Psychopharmacology, 18(6), 557-563. DOI:10.1089/cap.2008.033

(26)

(2007). Age of Onset of Mental Disorders: A review of recent literature. Current Opinion in Psychiatry, 20(4), 359-64. DOI:10.1097/YCO.0b013e32816ebc8c Kovacs, M. (1997). Depressive Disorders in Childhood: An impressionistic landscape.

Journal of Child Psychology and Psychiatry, 38, 287-298. DOI:10.1111/j.14697610 .1997.tb01513.x

Martínez-Arán, A., Vieta, E., Colom, F., Reinares, M., Benabarre, A., Gastó, C., & Salamero, M. (2000). Cognitive Dysfunctions in Bipolar Disorder: Evidence of

Neuropsychological Disturbances. Psychotherapy and Psychosomatics, 69(1), 2-18. DOI:10.1159/000012361

Mayes, L. C. & Suchman, N. E. (2006). Developmental Pathways to Substance Abuse. In D. Cicchetti & D. J. Cohen (eds.) Developmental Psychopathology (2nd ed. Vol. 3) Risk, Disorder and Adaption. Hoboken: John Wiley & Sons.

Meyer, S. E. & Carlson, G. A. (2010). Development, age of onset, and phenomenology in bipolar disorder. In D. J. Milkowitz & D. Cicchetti (ed.). Understanding bipolar disorder. A developmental psychopathology perspective. New York: The Guilford Press.

Milkowitz, D. J. (2012). Family Treatment for Bipolar Disorder and Substance Abuse in Late Adolescence. Journal of Clinical Psychology, 68(5), 502-513. DOI:10.1002/jclp .21855

Morgan, C. (2009). Differential Effects of THC and CBD in Cannabis Smokers. European Psychiatry, 24(1), 35. DOI:10.1016/S0924-9338(09)70268-8

Narita, K., Suda, M., Takei, Y., Aoyama, Y., Majima, T., Kameyama, M., . . . Mikuni, M. (2011). Volume Reduction of Ventromedial Prefrontal Cortex in Bipolar II Patients with Rapid Cycling: A Voxelbased Morphometric Study. Progress in

(27)

/j.pnpbp.2010.11.030

Papolos, M. D. & Papolos, J. (2007). The Bipolar Child: The Definitive and Reassuring Guide to Childhood’s Most Misunderstood Disorder (3rd ed.). New York: Broadway Books.

Peeters, F. P. M. L. (1997). Huisarts en depressieve patiënt: Een problematisch duo? Tijdschrift voor Psychiatrie, 39(4).

Poulin, C., Hand, D., Boudreau, B., & Santor, D. (2005). Gender Differences in the

Association Between Substance Use and Elevated Depressive Symptoms. Addiction, 100(4), 525-535. DOI:10.1111/j.1360-0443.2005.01033.x

Price, C., Hemmingsson, T., Lewis, G., Zammit, S., & Allebeck, P. (2009). Cannabis and Suicide: longitudinal study. The British Journal of Psychiatry, 195(6), 492-497.DOI :10.1192/bjp.bp.109.065227

Reichart, C. G. (2007). Bipolaire Stoornis. In F. C. Verhulst, F. Verheij & R. F. Ferdinand (red). Kinder- en jeugdpsychiatrie. Psychopathologie. Assen: Van Gorcum.

Rigter, J. (2013). Handboek Ontwikkelingspsychopathologie bij Kinderen en Jeugdigen. Uitgeverij Coutinho: Bussum. ISBN: 9789046903117.

Schacht, J. P., Hutchison, K. E., & Filbey, F. M. (2012). Associations between Cannabinoid Receptor-1 (CNR1) Variation and Hippocampus and Amygdala Volumes in Cannabis Users. Neuropsychopharmacology, 37(11), 2368. DOI:10.1038/npp.2012.92

Soutullo, C. A., Chang, K. D., Diez-Suarez, A., Figueroa-Quintana, A., Escamilla-Canales, I., Rapado-Castro, M., & Ortuno, F. (2005). Bipolar Disorder in Children and

Adolescents: International Perspective on epidemiology and phenomenology. Bipolar Disorder, 7(6), 497-506. DOI:10.1111/j.1399-5618.2005.00262.x

Strakowski, S.M., Delbello, M. P., Fleck, D. E., & Arndt, S. (2000). The Impact of Substance Abuse on the Course of Bipolar Disorder. Biological Psychiatry, 48, 477-485. DOI:10

(28)

.1016/S0006-3223(00)00900-8

Timmerman, C. (2006). Blowen: jongeren doen het veel minder dan ze zelf denken (2006, 13 November). Geraadpleegd op 21 Oktober 2016, verkregen van http://www.trouw.nl Tomasini M. C., Ferraro, L., Bebe, B. W., Tanganelli, S., Cassano, T., Cuomo, V., &

Antonelli, T. (2002). Delta(9)-tetrahydrocannabinol Increases Endogenous

Extracellular Glutamate Levels in Primary Cultures of Rat Cerebral Cortex Neurons: Involvement of CB(1) Receptors. Journal of Neuroscience Research, 68, 449–5. DOI :10.1002/jnr.10242

Trimbos Instituut (2016). Peilstationsonderzoek 2015. Verkregen van https://www.trimbos.nl /kerncijfers/peilstationsonderzoek-2015#qTrendscannabis

Tyler, E., Jones, S., Black, N., Carter, L., & Barrowclough, C. (2015). The Relationship Between Bipolar Disorder and Cannabis Use in Daily Life: An Experience Sampling Study. PloS ONE, 10(3). DOI:10.1371/journal.pone.0118916

Van den Brink, W. (2006). Hoe schadelijk zijn softdrugs? Boom Juridische Uitgevers: Justitiële Verkenningen.

Vandereycken, W., Hoogduin, C.A.L., & Emmelkamp, P. M.G. (2008). Handboek Psychopathologie Deel 1 Basisbegrippen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Van Laar, M., Van Dorsselaar, S., Moschouwer, K., & De Graaf, R. (2007). Does Cannabis

Use Predict the First Incidence of Mood and Anxiety Disorders in Adult Population? Addiction, 102(8), 1251-1260. DOI:10.1111/j.1360-0443.2007.01875.x

Weeda, M., Peters, B., De Haan, L., & Linszen, D. (2006). Blijvende Neuropsychologische Stoornissen en Structurele en Functionele Hersenafwijkingen na Langdurig

Cannabisgebruik. Tijdschrift voor Psychiatrie, 48, 185-193.

Wiers, R. W. & Engels, R. (2008). Middelenmisbruik en Verslaving. In P. Prins & C. Breat (red.) Handboek klinische ontwikkelingspsychologie. Houten: Bohn Stafleu van

(29)

Loghum.

Wilens, T. E., Biederman, J., Kwon, A., Ditterline, J., Forkner, P., Moore, H., . . . Faraone, S. V. (2004). Risk of Substance Use Disorders in Adolescents With Bipolar Disorder. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 43(11), 1380-1386.

Winter-van Rossum, J., Boomsma, M. M., Tenback, D. E., Reed, C., & Van Os, J. (2010). De Invloed van Cannabis op het Ziektebeloop van de Bipolaire Stoornis; een

Longitudinale Analyse. Tijdschrift voor Psychiatrie, 52(5), 287-298.

Zucker, R. A. (2006). Alcohol Use and the Alcohol Use Disorders: A Developmental

Biopsychoscial Systems Formulation Covering the Life Course. In D. Cicchetti & D. J. Cohen (eds.) Developmental Psychopathology, (2nd ed. Vol. 3): Risk, Disorder and Adaption. Hoboken: John Wiley & Sons.

(30)

Bijlage 1: Criteria voor de depressieve, manische en hypo-manische episode volgens DSM-5

(2013)

• Depressieve episode:

o Kernsymptomen (tenminste één)  Depressieve stemming

Verlies van interesse of plezier o Bijkomende symptomen (4 of meer)

Verandering van gewicht of eetlust Insomnia of hypersomnia

 Psychomotore agitatie of remming  Moeheid of verlies van energie

Gevoelens van waardeloosheid of schuld  Verminderde concentratie of besluiteloosheid  Doodsgedachten of suïcidegedachten

Symptomen duren tenminste 2 weken en veroorzaken significant lijden of beperkingen van het functioneren.

Manische episode

o Kernsymptomen (beide aanwezig)

 Abnormaal en persisterend verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming;

 Abnormaal en persisterend verhoogde doelgerichte activiteit of energie o Bijkomende symptomen (3 of meer)

Opgeblazen gevoel van eigenwaarde of grootheidsideeën  Afgenomen behoefte aan slaap

 Spreekdrang  Gedachtevlucht

Verhoogde afleidbaarheid

 Toegenomen activiteit of psychomotorische agitatie  Activiteiten met sociaal pijnlijke gevolgen

Symptomen duren tenminste 1 week (of elke duur indien de patiënt opgenomen wordt) en veroorzaken significant lijden of beperkingen van het functioneren.

• Hypo-manische episode

o Kernsymptomen en bijkomende symptomen als bij een manische episode, maar er zijn geen psychotische verschijnselen en opname is niet noodzakelijk. o Symptomen duren tenminste 4 dagen, gaan gepaard met een onmiskenbare en

waarneembare verandering van het functioneren, maar veroorzaken geen significante beperkingen van het functioneren.

• Specificatie van de actuele episode: o met angstige spanning o met gemengde kenmerken o met ‘rapid cycling’

o met stemmingscongruente /stemmingsincongruente psychotische kenmerken o met katatonie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het antwoord op de hoofdvraag ‘Komt de bipolaire stoornis voort uit een endogeen proces of wordt deze aandoening vooral ontwikkeld door de invloed van omgevingsfactoren?’ is dat

Binnen de vijf dimensies kunnen klanten hun subjectieve oordeel geven over een dienst. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat de vijf dimensies in alle soorten diensten naar

This means that neither politics (as realism suggests) nor the economy (as world systems theory suggests) are the most important determinants of international

Wat zijn er veel mensen die zich herkennen in mijn stukjes, maar die daar zelf geen woorden voor kunnen vinden.. Ook zijn er mensen die door mijn schrijven meer van depressie

Als gevolg hiervan werd het gebruik van valproaat bij een bipolaire stoornis niet aangewezen tijdens een zwangerschap en wordt het gebruik bij meisjes en vrouwen in de

In this Letter we reveal the role of air for advancing contact lines in a paradigmatic system: a partially wetting solid plate is plunged into a reservoir of viscous liquid..

• 2008 UCP, IDS 65, MDQ hoog risico bipolaire stoornis, diagnose unipolaire depressieve stoornis. • Alle behandel mogelijkheden

Therefore, future studies should focus on: (1) the need for additional therapy in patients with larger innervation defect sizes to decrease the risk of sudden cardiac death;