• No results found

De Brusselse broekriem aangehaald. EU-berichtgeving van 2007 tot 2012, een analyse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Brusselse broekriem aangehaald. EU-berichtgeving van 2007 tot 2012, een analyse"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

 

 

De  Brusselse  broekriem  

aangehaald  

 

EU-­‐berichtgeving  van  2007  tot  2012,  een  

analyse  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Masterscriptie Journalistiek en Media

Juli 2014

Hugo Boogaerdt

st.nr: 5871077

Begeleider: Mirjam Prenger

Tweede lezer: Martijn de Waal

24.873 woorden

(2)
(3)

Abstract  

 

In dit onderzoek wordt verkend hoe de berichtgeving over de Europese Unie door Nederlandse kranten en journaals zich heeft ontwikkeld tussen 2007 en 2013. Uit een analyse van de berichtgeving van vier grote landelijke kranten en twee landelijke televisiejournaals is naar voren gekomen dat de kwaliteit van de berichtgeving ondanks bezuinigingen niet achteruit is gegaan. De algemene tendens is dat er minder, maar uitgebreider bericht wordt over de Europese Unie. De vermindering van het aantal Brussel-correspondenten wordt opgevangen door redacteuren van de thuisredacties en een hogere werkdruk bij de correspondenten. In interviews geven Brussel-correspondenten aan dat de Eurocrisis ervoor heeft gezorgd dat hoofdredacties uitgebreide berichten over de EU willen publiceren.

(4)

Inhoudsopgave

ABSTRACT

3

INHOUDSOPGAVE

4

INLEIDING

6

Aanleiding 6 Onderzoeksvraag 6 Methode 6

 

1. CONTEXT NIEUWSMEDIA

8

1.1 Ontwikkeling van het medialandschap 8

1.2 Werkwijze van redacties 9

1.3 De veranderingen door internet 10

1.4 Politieke en bestuurlijke berichtgeving 11

1.5 Rol buitenlandcorrespondenten 13

 

2. DE EUROPESE UNIE VAN 2006 TOT 2012

15

2.1 De groeiende macht van de Europese Unie 15

2.2 De manier waarop de Europese Unie bestuurd wordt 17

2.3 Het communicatieapparaat van de EU 19

2.4 De rol van correspondenten in de verslaggeving van de EU 20

 

HOOFDSTUK 3. METHODE

23

3.1 Mixed Methods 23

3.2 Verantwoording te onderzoeken media 23

3.3 Inhoudsanalyse 24

3.4 Interviews 27

(5)

HOOFDSTUK 4. ANALYSE BERICHTGEVING

29

4.1 Kranten 29

4.2 Televisiejournaals 36

4.3 Conclusie 40

 

HOOFDSTUK 5. INTERVIEWS MET EU-CORRESPONDENTEN

41

5.1 Redactionele bezuinigingen 41

5.2 Doorgroei internet 45

5.3 De Eurocrisis en het Verdrag van Lissabon 47

 

HOOFDSTUK 6. CONCLUSIE

50

 

HOOFDSTUK 7. DISCUSSIE

53

Verhouding tot eerder onderzoek 53

Onderzoeksmethode 53 Vervolgonderzoek 54

 

LITERATUURLIJST

56

 

BIJLAGE - ANALYSETABELLEN

59

Totaal Kranten 59 Totaal Televisiejournaals 61

Kranten per titel 63

(6)

Inleiding  

 

Aanleiding  

Buitenlandcorrespondentie staat onder druk door de opkomst van het internet en krimpende budgetten van redacties (Van Roessel, 2009, groene.nl & Van Breemen, 2011, volkskrant.nl). Het is voor media veel gemakkelijker dan vroeger om verslag te doen van een buitenlandse gebeurtenis, doordat ze informatie via het web kunnen verzamelen (Archetti, 2012). Daarnaast staan de algehele budgetten van de Nederlandse media onder druk door de teruglopende advertentie inkomsten en bezuinigingen vanuit het Rijk. Het aantal correspondenten in vaste dienst is daardoor de afgelopen jaren sterk terug gelopen (Van Breemen, 2011, volkskrant.nl).

Het afnemende aantal correspondenten in vaste dienst zegt echter niet alles. Hoewel het totaal aantal Nederlandse correspondenten terugloopt, kan het zijn dat op bepaalde plekken het aantal correspondenten juist toeneemt. De wereld staat niet stil en de media kiezen er doorgaans voor om verslag te doen vanuit plekken waar de macht zich concentreert en de connectie met het thuisland groot is (Van Ginneken, 2002).

Brussel is bij uitstek een stad waar steeds meer macht naartoe vloeit en de connectie met Nederland groeiende is. Als politiek centrum van de Europese Unie is Brussel de plek waar grote besluiten genomen worden, die niet alleen van invloed zijn op Nederland, maar ook op het machtsblok dat de Europese Unie is. Die macht van de EU breidt zelfs uit. Door de vorderende integratie binnen de Europese Unie stroomt er steeds meer macht vanuit de nationale parlementen richting de Europese Unie in Brussel.

Volgens de stelregel dat media plekken opzoeken waar de macht zich bevindt en een heldere connectie hebben met het thuisland, zou het aantal Nederlandse correspondenten in Brussel toe moeten nemen. Maar naast het gegeven dat er steeds meer macht naar Brussel vloeit en de connectie tussen Nederland en Brussel steeds sterker wordt, spelen ook andere krachten in op het aantal correspondenten in Brussel. Goede voorbeelden daarvan zijn de bovengenoemde opkomst van het internet en de krimpende budgetten bij media.

 

Onderzoeksvraag  

Om de ontwikkelingen in de berichtgeving over de Europese Unie in kaart te brengen is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:

Welke gevolgen hebben de veranderingen in het medialandschap, zoals slinkende media-budgetten en het opkomende internet, tussen 2007 en 2012 gehad voor de berichtgeving over de Europese Unie?

Er wordt gekeken hoe het aantal correspondenten in Brussel zich ontwikkeld heeft tussen 2007 en 2012. Vervolgens is gekeken welke gevolgen dit heeft voor de kwaliteit en kwantiteit van de berichtgeving over de Europese Unie. Er is daarbij zoveel mogelijk rekening gehouden met andere factoren die van invloed zijn op de berichtgeving, zoals veranderingen binnen de Europese Unie en het opkomende internet.  

Methode  

In dit onderzoek is 2007 gekozen als peiljaar, omdat in dat jaar het Verdrag van Lissabon getekend is door de Europese lidstaten. Dit verdrag heeft ervoor gezorgd dat de Europese Unie meer macht heeft ten opzichte van de nationale parlementen en regeringen. In het verdrag stond bijvoorbeeld dat de regeringsleiders in de Europese

(7)

Raad, het hoogste orgaan van de EU, niet meer unaniem hoefden te stemmen over een voorstel om deze aan te nemen. In plaats daarvan is sinds het verdrag een tweederde meerderheid voldoende. Als tweede meetpunt is het jaar 2012 gekozen, het jaar waarin dit onderzoek is gestart, om zo actueel mogelijk te zijn.

Er wordt niet alleen gekeken naar het aantal correspondenten, maar ook naar de vorm van hun dienstbetrekking. Zijn de correspondenten in vaste dienst, of hebben ze een freelance contract? Christina Archetti stelt dat freelance correspondenten minder onderzoek doen voor hun bijdragen, omdat zij per stuk betaald worden en daarom een hoge productie willen draaien. Correspondenten in vaste dienst zouden er meer bij gebaat zijn om goed onderzoek te doen en kwalitatief hoogwaardige stukken te leveren (Archetti, 2012). Deze hypothese wordt op waarheid getoetst.

Dit onderzoek splitst uiteen in drie delen: een onderzoek naar het aantal berichten over de Europese Unie, een inhoudsanalyse van die berichten en een analyse aan de hand van interviews met Brussel-correspondenten over de ontwikkelingen in de berichtgeving tussen 2007 en 2012.

In dit onderzoek is ervoor gekozen om de berichtgeving van twee vergelijkbare weken te onderzoeken. Voor deze korte tijdspanne is puur uit praktisch oogpunt gekozen. Door de korte tijdspanne sluipt de kans er helaas in dat er een vertekening ontstaat in het aantal berichten over de EU, doordat er in die week toevallig bovengemiddeld veel gebeurt in het politieke hart van de Europese Unie.

In dit onderzoek zijn verschillende landelijke media betrokken. De selectie is gemaakt op basis van onderlinge diversiteit, daarom zijn zowel televisiejournaals als kranten in het onderzoek opgenomen. De media lopen ook uiteen wat betreft de inhoud, zowel politiek links georiënteerde media als rechts georiënteerde media zijn in het onderzoek opgenomen. In het onderzoek zijn media opgenomen die geen of nauwelijks correspondenten in Brussel hebben gestationeerd, maar ook media die meerdere correspondenten in Brussel hebben. Door de ontwikkelingen bij de verschillende media te vergelijken, kan er een helder algemeen beeld geschetst worden van de veranderingen binnen de landelijke media.

De keuze van te onderzoeken periodes is gevallen op twee willekeurige weken waarin geen Europese top plaats vindt. Deze keuze is gemaakt, omdat dit onderzoek zich toespitst op berichtgeving over de meer alledaagse gang van zaken binnen de Europese Unie. Bovendien zal de berichtgeving van een Europese top extra aandacht krijgen van de Nederlandse media, omdat de gebeurtenis ook interessant is voor de Haagse redactie. Dit zou tot vertroebeling van de onderzoeksresultaten leiden.

(8)

1.  Context  Nieuwsmedia  

 

De verslaggeving over de Europese Unie staat niet op zichzelf. De correspondenten en redacteuren die de berichtgeving verzorgen maken deel uit van redacties, die weer deel uitmaken van het gehele medialandschap. Om het nieuws over de Europese Unie in perspectief te plaatsen, wordt in dit onderzoek eerst gekeken naar de omstandigheden waaronder nieuws geproduceerd wordt. De ontwikkelingen van de laatste jaren krijgen extra aandacht, in het onderzoek vergelijken we immers de situatie van voor het Verdrag van Lissabon uit 2007 met de situatie van nu.

 

1.1  Ontwikkeling  van  het  medialandschap  

 

De journalistiek heeft het in de 21ste eeuw zwaar te verduren. De traditionele media, als kranten en televisieprogrammaʼs, staan onder druk. De steeds verdergaande ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologie heeft het medialandschap ingrijpend vervormd (Bakker, Scholten, 2011). De groeiende invloed van internet en de economische crisis ondermijnen het verdienmodel van deze media (Osnos, 2010). Oplages van de kranten en de kijkcijfers van de programmaʼs nemen af, waardoor de advertentie inkomsten en inkomsten uit verkoop teruglopen. Vooral de kranten die de crisis van 2008 al met schulden in gingen, hebben moeite om het hoofd boven water te houden (Bakker, Scholten, 2011).

De publieke omroepen zien hun inkomsten ook teruglopen door bezuinigingen vanuit het Rijk. In 2010 kondigt minister Van Bijsterveldt aan dat het Rijk de publieke omroep elk jaar 50 miljoen euro gaat korten totdat er een totale bezuiniging is gerealiseerd van 200 miljoen euro per jaar op een budget van 917 miljoen euro. Deze bezuinigingen hadden in 2012 tot gevolg dat Radio Nederland Wereldomroep is gestopt met uitzenden en zich nu alleen nog richt op het bevorderen van het vrije pers in landen waar vrijheid van meningsuiting onder druk staat. Hun budget van een eerdere 46 miljoen euro werd verlaagd tot 14 miljoen euro. In een plan dat kabinet Rutte II in december 2012 presenteerde wordt tevens een extra structurele bezuiniging van 200 miljoen euro op het mediabudget ingepland die vanaf 2015 volledig van kracht moet zijn. Van deze bezuinigingen daalt 125 miljoen euro neer bij de publieke omroepen. Volgens plan zal het kabinet Rutte II in 2016 nog meer bezuinigen op het mediabudget (Rijksoverheid.nl).

Een deel van de media als NRC Handelsblad zijn eigendom van investeringsmaatschappijen die geld uit het bedrijf halen. Zo keerde Egeria, sinds 2010 de eigenaar van NRC Handelsblad en NRC Next, de aandeelhouders over 2011 een rendement uit van 12,5 miljoen euro en heeft de investeerder 350 banen geschrapt (Volkskrant, 12/05/2012)1. Investeringsbedrijven hebben andere belangen dan alleen de beste journalistiek bedrijven, zij willen ook de aandeelhouder tevreden stellen door bijvoorbeeld hoge dividenden uit te keren. Hierdoor blijven er voor journalistieke media minder financiële middelen over om journalistiek te bedrijven.

Daarnaast kunnen de media moeilijk concurreren met het toenemende aanbod van gratis nieuws op het internet. In paragraaf 1.3 wordt dieper in gegaan op de invloed van internet.

                                                                                                               

1

 

Op dit moment (d.d.30/04/2014) zou Egeria NRC Media willen verkopen en voert de

investeringsmaatschappij veranderingen in de bedrijfsstructuur aan, wat voor onrust zorgt op de redactie. Zie:

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2664/Nieuws/article/detail/3430089/2013/04/23/Onrust-bij-NRC-over-grip-eigenaar-Egeria.dhtml

(9)

Als gevolg van de teruglopende financiële middelen zijn de media gaan bezuinigen. De relatief dure buitenlandcorrespondentie heeft daarbij veel geld in moeten leveren. Deze tak van journalistiek is verhoudingsgewijs sterk ingekrompen vanwege een teruglopende interesse van het publiek voor buitenlandjournalistiek en nieuwe technologische mogelijkheden (Osnos, 2012).

De verslechterende financiële toestand van de media heeft gevolgen voor de journalistieke producties. Er is minder geld om journalisten de wereld over te sturen of in het buitenland te stationeren. De kans bestaat dat de journalistiek niet meer in staat zal zijn om te werken met journalisten die daadwerkelijk aanwezig zijn bij de gebeurtenissen en zelf op zoek gaan naar verhalen. Ook in Brussel is het aantal correspondenten afgenomen, waardoor de overgebleven correspondenten duidelijker moeten kiezen waar ze bij aanwezig zijn en waar ze hun tijd insteken.

Naar verwachting zal de situatie van de journalistieke media zich in de nabije toekomst verslechteren. Terwijl de advertentiekosten en oplagen van kranten achteruit blijven gaan, moeten de publieke media de komende jaren hard bezuinigen. Daardoor moeten verschillende programmaʼs de broekriem aanhalen, fuseren, of zelfs stoppen. Het vooruitzicht is dat vooral de achtergrond-, onderzoeks- en buitenlandjournalistiek zware tijden tegemoet gaan (Bakker, Scholte, 2011).

 

1.2  Werkwijze  van  redacties  

 

Ieder nieuwsmedium heeft een hiërarchische structuur om te beslissen over welk nieuws er bericht wordt. Binnen een nieuwsorganisatie zet de hoofdredactie samen met de eindredactie uit welk nieuws er gebracht wordt. Zij hebben verschillende manieren om te beslissen welk nieuws geschikt is om te publiceren. Belangrijke factoren hierbij zijn het redactionele beleid, de voorkeur van de doelgroep, de financiële mogelijkheden en sociale normen en waarden. De redactie toetst al het nieuws op deze criteria voordat het gepubliceerd wordt, dus ook het buitenlandnieuws over de Europese Unie (Gans, 1979).

De buitenlandredactie analyseert gebeurtenissen eerst en kijkt welke maatschappelijke problemen er spelen en wat de nieuwswaarde van iedere gebeurtenis is. Dit gebeurt door zowel redactieleden op het hoofdkantoor van een medium, als door de buitenlandcorrespondenten en hun directe medewerkers van hun bureaus. (Hardt, 2000). In de keuze hoe en hoeveel een nieuwsmedium bericht vanuit het buitenland speelt geld een grote rol (Chang et al, 2012).

De media brengen buitenlandnieuws vanuit een eigen journalistiek perspectief op de feiten die plaatsvinden. Er zijn vuistregels waaraan een publicatie over buitenlandnieuws moet voldoen. Zo is het gebruikelijk om het nieuws vanuit de visie van het thuisland te belichten, bijvoorbeeld een Nederlandse krant bekijkt Spaans nieuws door een Nederlandse bril (Roberts, 1997).

De economisch zware tijden en de komst van het internet, waarop de hele dag gepubliceerd kan worden, zorgen ervoor dat redacties meer berichtgeving moeten verzorgen met minder werknemers. Redacties eisen meer van hun mensen, ze moeten langer werken en er wordt van ze verwacht dat ze meerdere taken tegelijk kunnen uitvoeren op verschillende media platforms. Hierdoor hebben de redacteuren en verslaggevers minder tijd voor onderzoek voor een nieuwsbericht (Stamper, Brants, 2012).

(10)

1.3  De  veranderingen  door  internet  

 

 

De steeds verdere integratie van internet in onze samenleving heeft duidelijke gevolgen voor de journalistiek. Het verdienmodel van de traditionele media staat onder druk mede door het internet, maar ook hebben de media hun werkwijze aangepast aan de nieuwe mogelijkheden die het internet biedt. (Bakker, Scholten, 2011)

Dankzij de snelle verbinding met de rest van de wereld is het voor redacties gemakkelijker om buitenlandse gebeurtenissen te volgen zonder dat daar iemand aanwezig hoeft te zijn (Hamilton, 2009). Dit is voor redacties een aantrekkelijke manier om geld te besparen, waardoor internet voor redacties een steeds belangrijkere bron informatie wordt (Bakker, Scholten, 2011). Dit heeft echter als nadelig gevolg dat het nieuws in toenemende mate via kanalen binnenkomt waar de redactie zelf weinig of geen invloed op heeft (Hamilton, 2009), bovendien is de informatie van het internet niet altijd even betrouwbaar (Bakker, Scholten, 2011).

Menselijke bronnen zijn echter toegankelijker geworden via internet en ook mobiele telefonie. Journalisten merken dat bronnen als politici op een groter deel van de dag bereikbaar zijn dan voor de intrede van het internet. De afstand tussen de journalist en politicus of andere bronnen is verkleind door sociale media en email, waardoor mensen elkaar gemakkelijk kunnen vinden om informatie en meningen uit te wisselen. Journalisten en politici hebben doorgaans de gehele dag toegang tot die media via hun telefoon met internet. Volgens zowel journalisten als politici is het onderling contact informeler geworden onder invloed van het internet (Stamper, Brants, 2011).

Het internet is bij uitstek een laagdrempelig medium om op te publiceren. Iedereen die een artikel of video op internet wil zetten, kan dat onder de enige voorwaarde dat hij of zij beschikt over een internetverbinding. Hierdoor hebben de traditionele media concurrentie gekregen van burgerjournalistiek (Domingo, 2008). Sinds de opkomst van journalistieke blogs is de traditionele journalistiek zijn claim op de objectieve en professionele weergave van de waarheid aan het verliezen. Doordat iedereen kan publiceren, is er een overvloed van bronnen waaruit nieuwsconsumenten kunnen putten (Witschge, Nygren, 2009). In Nederland komen journalistieke- en nieuwsblogs slechts matig van de grond. Tot nu toe hebben de traditionele media nog weinig concurrentie van blogs (Bakker, Scholten, 2011).

Toch hebben blogs hun weerslag op de traditionele media in Nederland. Met name de blog Geenstijl heeft een nieuwe manier van journalistiek geïntroduceerd die zich tegen de gevestigde orde en intellectuele journalistiek afzet. De blog negeert de geschreven en ongeschreven journalistieke codes en bericht met cynische humor. Geïnterviewden worden voor het blok gezet en als persoon aangesproken. Volgens journalisten heeft dit ervoor gezorgd dat de traditionele media hun nieuws op een meer populaire toon zijn gaan brengen (Stamper, Brants, 2011). In de volgende paragraaf staat meer over deze popularisering, toegespitst op politieke berichtgeving.

De opkomst van microblog Twitter heeft van de sociale media het meest effect gehad op het Nederlandse medialandschap. Op Twitter kunnen gebruikers berichten van 140 tekens inclusief fotoʼs of links naar websites kunnen plaatsen. Sinds de oprichting in 2006 is het aantal gebruikers snel gegroeid tot meer dan 100 miljoen halverwege 2011, waarvan 400.000 in Nederland. Twitter geeft gebruikers de mogelijkheid om snel berichten de wereld in te sturen die relatief gemakkelijk door andere gebruikers te vinden zijn. Veel gebruikers verspreiden nieuws via Twitter, waardoor nieuws snel de hele wereld over kan gaan. Voorbeelden van nieuwsberichten die als eerst op Twitter te lezen waren zijn legio, zoals de geslaagde liquidatie van Osama Bin Laden in 2011, het

(11)

neerstorten van een toestel van Turkisch Airlines nabij Schiphol in 2009 en de terroristische aanval in Mumbai in 2008 (Bakker, Scholten, 2011).

De meerderheid van de nieuwsbronnen op internet is gratis verkrijgbaar. Dit ondermijnt het verdienmodel van de traditionele media en met name de kranten, waar de consument nog altijd moet betalen voor het grootste deel van de informatie. (Philips et al, 2009) Bovendien kunnen Nederlanders via internet nieuwsbronnen vanuit de gehele wereld gemakkelijk aanboren, waardoor de Nederlandse media concurrentie krijgen van media uit de gehele wereld. Onderzoeksbureau Motivaction en etnomarketingbureau TransCity hebben in 2012 een onderzoek gepubliceerd waaruit blijkt dat Nederlanders met een niet-Westerse afkomst de Nederlandse media in toenemende mate inruilen voor buitenlandse media voor hun nieuwsvoorziening. Deze inwisseling wordt gefaciliteerd door technologische vooruitgang zoals de verbetering van internetverbindingen (Moha et al, 2012).

De gemakkelijke toegang tot bronnen zet ook de positie van correspondenten onder druk. Nieuwsconsumenten hebben via internet namelijk direct toegang tot nieuwsbronnen uit het buitenland, bijvoorbeeld een land waar een correspondent is gestationeerd. Voor een deel put de correspondent uit dezelfde bronnen die zijn beoogde publiek leest, waardoor de correspondent met aanvullende relevante informatie moet komen om zijn publiek te bedienen. De buitenlandcorrespondent moet zijn toegevoegde waarde dus extra bewijzen in het internet tijdperk.

Als gevolg van de verregaande ontwikkeling van het internet hebben de traditionele media de aandacht voor buitenlandnieuws teruggeschroefd. Het aantal buitenlandcorrespondenten, maar ook de tijd en plek die besteed wordt aan het buitenland is afgenomen (Chang et al. 2012).

Doordat media via het internet op elk moment kunnen publiceren, en niet meer afhankelijk zijn van een uitzendtijd of de publicatie van de krant, is het steeds belangrijker om nieuws snel te brengen. Een groeiend deel van de nieuwsconsumenten is altijd en overal online via mobiele apparaten met internet, zoals smartphones, tabletcomputers en laptops. Dit heeft het belang om snel te publiceren nog meer vergroot (Bakker, Scholten, 2011). Mede daardoor is de concurrentie onder de media toegenomen. Alle media proberen als eerste over een gebeurtenis berichten en er is meer behoefte aan verhalen om te publiceren, omdat de nieuwsproductie 24 uur per dag door gaat. Het snelle publiceren en de vergrote scoringsdrang gaat ten koste van feiten checken en een dramatisering van de berichtgeving (Stamper, Brants, 2011).

1.4  Politieke  en  bestuurlijke  berichtgeving  

 

In deze paragraaf worden de algemene trends in de politieke- en bestuurlijke berichtgeving geschetst. Deze context is belangrijk, omdat Brussel correspondenten voor een groot deel van hun werk verslag doen van de politiek en het bestuur van de Europese Unie. Aangezien de politieke- en bestuurlijke besluiten van de EU een direct gevolg hebben voor Nederland, zijn deze correspondenten in feite politieke- en bestuurlijke verslaggevers, gestationeerd in het buitenland.

De manier waarop nieuwsmedia verslag doen van politieke- en bestuurlijke onderwerpen is de afgelopen decennia veranderd (Vliegenthart, 2011). De neergaande trend van kijk-, luister- en leescijfers geven aan dat bepaalde nieuwsconsumenten het nieuws niet meer via de traditionele kanalen volgen. Dit heeft niet alleen te maken met de toegenomen concurrentie van internetmedia, maar ook doordat de samenleving steeds meer naar een ervarings- en belevingseconomie verandert (Costera Meijer, 2006). De media doen

(12)

politieke strategie en de strijd tussen de politieke spelers. De aandacht concentreert zich op onderlinge conflicten en de nadruk ligt op de politieke leiders en hun persoonlijkheden, constateren Blumler en Gurevitch in hun studie uit 1995 (Bumler, Gurevitchm 1995).

Dit heeft de verhouding tussen de journalistiek en de politiek op scherp gezet, het wederzijds vertrouwen is afgenomen (Stamper, Brants, 2011). Het politieke apparaat vindt dat journalisten zich te veel richten op politieke kopstukken en hun persoonlijkheid, terwijl journalisten de politieke inhoud, zoals partijstandpunten en beleid, te veel links laten liggen. Politici zijn van mening dat de media niet genoeg bijdragen aan het publieke debat, doordat ze teveel focussen op persoonlijkheden en conflicten (Vliegenthart, 2011).

De vraag is echter of conflict, verpersoonlijking en negativisme in de politieke- en bestuurlijke berichtgeving in de Nederlandse media daadwerkelijk zijn toegenomen. Volgens Vliegenthart zijn deze aspecten belangrijke nieuwswaarden en altijd onderdeel geweest van het politieke verslaggeving (Vliegenthart, 2011). Het is van alle tijden dat ingewikkelde bestuurlijke en politieke standpunten en handelingen door de media versimpeld worden gebracht als een conflict. (Vliegenthart, 2011).

Vliegenthart heeft bij drie landelijke kranten (De Telegraaf, De Volkskrant, NRC

Handelsblad) onderzocht hoe conflict, personalisatie en negativisme in de politieke- en

bestuurlijke berichtgeving zich ontwikkeld heeft tussen 1990 en 2007. Hij heeft echter geen bewijs kunnen vinden voor een toename van deze drie aspecten in de berichtgeving. Sterker nog, zijn onderzoek duidt eerder op een lichte afname van conflict, verpersoonlijking en negativisme (Vliegenthart, 2011).

Uit het onderzoek van Vliegenthart blijkt dat in 50 procent van de artikelen sprake is van personalisering, het focussen op de persoonlijke eigenschappen die niets met de politieke inhoud te maken hebben. Vliegenthart vindt in iets meer dan 55 procent van de berichten een accent op een conflict. De toon van de berichtgeving is gemiddeld redelijk neutraal tot licht positief (Vliegenthart, 2011).

Hoewel Vliegenthart geen bewijzen heeft gevonden die wijzen op een toename van conflict, personalisatie en negativisme in de berichtgeving in kranten, zijn er wel een aantal opmerkingen te maken bij het onderzoek. Ten eerste zijn de mate van personalisering, negativisme en nadruk op conflict moeilijk objectief meetbaar. Hierdoor levert het onderzoek slechts een onderbouwde schatting en geen harde cijfers. Hij onderschrijft dit probleem zelf en adviseert daarom verder onderzoek. Ten tweede heeft Vliegenthart alleen de ontwikkelingen bij Nederlandse dagbladen onderzocht, het onderzoek zegt niets over de ontwikkeling van politieke en bestuurlijke berichtgeving door bijvoorbeeld televisie (Vliegenthart, 2011). Daarnaast meet het onderzoek de ontwikkeling slechts vanaf 1990, het is goed mogelijk dat voor die tijd een grote toename is geweest van conflict, personalisatie en negativisme.

Judith Stamper en Kees Brants hebben de ontwikkelingen in de politieke journalistiek vanuit een ander perspectief benaderd. Zij hebben onderzocht hoe de berichtgeving veranderd is in de ogen van politiek televisiejournalisten en wat hun mening is over die ontwikkelingen (Stamper, Brants, 2011). Hoewel dit geen objectief beeld geeft van de ontwikkelingen, zijn deze meningen wel degelijk relevant, zeker aangezien er geen sluitende objectieve methode is om veel van de ontwikkelingen in de politieke verslaggeving te onderzoeken. Bovendien, zo citeren Stamper en Brants de socioloog W.I. Thomas, “als mensen ontwikkelingen in hun perceptie als echt ervaren, dan zijn die ontwikkelingen ook echt in hun gevolgen” (Stamper, Brants, 2011).

(13)

Stamper en Brants constateren dat de politieke berichtgeving zich verschuift naar nieuws en actualiteiten programmaʼs naar talkshows. Een groot deel van deze talkshows hebben een losse toon en geven een hoge prioriteit aan vermaak. Liesbeth van Zoonen heeft de optredens van politici in talkshows onderzocht en onderschrijft het hoge gehalte van vermaak in dit genre (Van Zoonen, 2000).

Volgens haar onderzoek worden politici en bestuurders in talkshows in toenemende mate als een individu behandeld en benadrukken talkshows het menselijke in de persoon, in plaats van de politieke inhoud. In dit genre vermengt de politieke discussie zich moeiteloos met anekdotes over het persoonlijke leven. Dit zorgt ervoor dat politieke informatie laagdrempelig, maar minder diepgaand gebracht wordt (Van Zoonen, 2000).

De politiek verslaggevers merken dat dit, samen met eerder genoemde economische en technologische factoren, druk legt op de politieke journalistiek om te populariseren. De concurrentie vanuit de talkshows en minder traditionele media probeert politici te overvallen met cynische vragen en spreken politici op een persoonlijke of amicale manier aan (Stamper, Brants, 2011). De traditionele journalistiek wordt gedwongen om mee te gaan in de popularisering om een publiek te behouden (Piët, 2003) en journalisten merken dat ze in deze trend meegaan. Dat is opmerkelijk, want de journalisten vinden zelf dat dit ten koste gaat van de kwaliteit. Zo zijn er volgens hen minder diepte interviews, is er minder onderzoeksjournalistieke berichtgeving, worden feiten niet meer gecheckt en is in de berichtgeving te weinig aandacht voor de context (Stamper, Brants, 2011).

Een andere belangrijke factor waardoor journalisten hun berichtgeving populariseren is het gevoel onder journalisten dat het publiek afhaakt als de berichtgeving over politiek gaat. De berichtgeving zou te complex en te saai zijn. De algemene opvatting onder journalisten is dat het publiek meer gebonden kan worden door het conflict binnen de politiek op te zoeken en de berichtgeving te populariseren. De politici Pim Fortuyn en later Geert Wilders, die beiden politiek succes boekten met een populistische agenda, hebben de popularisering van de berichtgeving versneld en ervoor gezorgd dat andere politici gevolgd hebben met de popularisering van hun media optredens. (Stamper, Brants, 2012)

1.5  Rol  buitenlandcorrespondenten  

 

Buitenlandcorrespondenten zijn over het algemeen in verschillende typen te classificeren afhankelijk van hun werkverhouding tot de nieuwsmedia. Socioloog en mediawetenschapper Jaap van Ginneken onderscheidt vijf verschillende categorieën van buitenlandverslaggevers:

1. Correspondenten die beschikken over ondersteunend personeel en een bureau in het land waar ze werken. Binnen de Nederlandse media zien we dit alleen bij grote televisieprogrammaʼs als Het NOS Journaal en RTL Nieuws.

2. Voltijd correspondenten, deze buitenlandverslaggevers hebben een vast contract bij één medium en krijgen een vast salaris van hun werkgever.

3. Deeltijd correspondenten, deze hebben een vast contract bij een medium en krijgen daar een vast salaris, maar werken daarnaast ook voor andere media of werkgevers.

4. Freelancers en/of stringers, deze correspondenten hebben geen vast contract, maar laten zich betalen door een factuur naar hun opdrachtgever te sturen. Ze worden betaald per afgeleverde journalistieke productie, bijvoorbeeld een artikel of keer dat ze op tv het nieuws duiden.

(14)

5. Fixers, personeel dat de correspondent vanuit het buitenland ondersteund. (Van Ginneken, 2002)

Zoals in de inleiding genoemd is, heeft de dienstbetrekking van de correspondent gevolgen voor zijn of haar werkwijze. Een vaste correspondent met een eigen bureau heeft meer tijd en ruimte voor research dan een ʻnormaleʼ voltijd correspondent. Een freelancer, die per bijdrage betaald krijgt, zal minder geneigd zijn om lang onderzoek te doen voor een artikel, omdat het zijn uurloon naar beneden drukt. Daar staat weer tegenover dat freelancers er meer baat bij hebben dat hun werk als kwalitatief goed te boek staat, wat weer een stimulans is om goed onderzoek te doen voor iedere productie waar hun naam aan is verbonden (Archetti, 2012).

Ondanks de druk op hun positie, lijkt het aantal correspondenten dat voor Nederlandse media werkt licht gestegen. Volgens onderzoek van Van der Valk en Vasterman werkten in 2006 in totaal 241 correspondenten voor de Nederlandse media (Van der Valk, 2006), in 2012 zijn dat er volgens Spierts 250 (Spierts, 2012). In deze telling is echter geen onderscheid gemaakt tussen freelance correspondenten en correspondenten met een vast contract. Door slechts te kijken naar het aantal correspondenten ontstaat een onvolledig beeld. Zo blijkt dat slechts 46 correspondenten anno 2012 een vast contract hebben, de overige 204 correspondenten werken op freelance basis (Spierts, 2012).

Een vertekening van de ontwikkeling van het aantal correspondenten ontstaat bijvoorbeeld door de wijze waarop Spierts het aantal correspondenten van opinieblad De

Groene Amsterdammer geteld heeft. Volgens het onderzoek werkte het blad in 2006 met

drie correspondenten en is dat aantal in 2012 gestegen naar 41. Spierts heeft echter in 2012 alle freelance correspondenten van De Groene Amsterdammer meegerekend, terwijl dat in het onderzoek uit 2006 niet is gedaan (Spierts, 2012). In 2006 werkte het blad met een soortgelijk aantal freelancers, plus nog drie correspondenten in vaste dienst. Die drie correspondenten met een vast contract zijn in 2012 ontslagen (Spierts, 2012).

Uit het onderzoek van Spierts en dat van Van der Valk en Vasterman valt te concluderen dat het totaal aantal buitenlandcorrespondenten redelijk op peil blijft, maar dat het deel dat daarvan op freelancebasis werkt toeneemt. Als we dit terugkoppelen naar de aanname van Archetti dat freelancers minder stimulans hebben om uitgebreid onderzoek te doen, dan zou dit kunnen betekenen dat de tegenwoordige buitenlandjournalistieke berichtgeving tot stand komt na minder onderzoek dan vroeger. Maar er zijn meer invloeden dan dat, zoals de het belang van de freelancer dat hij als een goede journalist te boek staat. Hoe de verdeling tussen freelancers en correspondenten in vaste dienst van invloed is op de berichtgeving wordt in hoofdstuk 4 behandeld.

Niet alleen het aantal Nederlandse correspondenten verandert, ook de verdeling van deze correspondenten over de wereld verschuift. Spierts heeft onderzocht dat het aantal Nederlandse buitenlandverslaggevers in West-Europa sinds 2006 licht afgenomen is van 89 naar 85 (Spierts, 2012). Dit betekent dat de berichtgeving uit West-Europa verzorgd wordt door minder correspondenten. Hoewel nog steeds 34 procent van de buitenlandverslaggevers in West-Europa zit (Spierts, 2012), kan er gesteld worden dat de focus op dit deel van de wereld licht afgenomen is. Een andere mogelijkheid is dat de werkdruk van de correspondenten sinds 2006 toegenomen is of dat de redacties andere oplossing hebben gevonden om verslag te doen van nieuws uit Europa.  

(15)

2.  De  Europese  Unie  van  2006  tot  2012  

 

De Europese Unie is een samenwerkingsverband tussen 27 Europese landen. Toen de zes initiërende landen in 1958 de voorloper van de Europese Unie oprichtten speelden vooral economische belangen een rol. Maar al gauw zal de EU zich ontwikkelen tot vooral een economische unie, waarbinnen 17 landen dezelfde munt voeren (de euro) en dus een monetaire unie vormen.

De belangrijkste instellingen van de Europese Unie (EU) zijn in Brussel gevestigd, namelijk de Europese Raad, de Raad van ministers, de Europese Commissie en het Europees Parlement (EP). Andere belangrijke Europese instellingen zijn de Europese Centrale Bank (ECB) gevestigd te Frankfurt, het Hof van Justitie en De Rekenkamer die beide in Luxemburg gehuisvest zijn.

2.1  De  groeiende  macht  van  de  Europese  Unie  

 

Ieder jaar maakt de Europese Unie honderden wetten, die allen hun eigen invloed hebben op het Nederlandse politieke en gerechtelijke systeem. Belangrijke Europese wetten hebben gezorgd voor de “single market”, de open interne markt, die een grote stimulerende werking heeft op de Nederlandse exporteconomie. Later kwam daar de monetaire unie bij, die resulteerde in de invoering van één gezamenlijke munteenheid door twaalf Lidstaten, de euro. Inmiddels voeren zeventien Lidstaten de euro als nationale munt. Het voeren van een gezamenlijke munt vergt een gezamenlijk monetair beleid en bovendien is de munt een wezenlijk onderdeel uit het leven van de inwoners van een land (Boven, Yesilkagit, 2010).

De Europese instellingen hebben vooral rond de creatie van de interne markt en de invoering van de euro veel nieuwe wetten gemaakt die van invloed zijn op het Nederland. Na de invoering van de euro ontwerpen de Europese instituties minder wetten dan voorheen, maar het aantal Europese wetten breidt nog altijd uit (Boven, Yesilkagit, 2010). Die wetten moeten allen geïmplementeerd worden door de verschillende Lidstaten, waaronder Nederland.

Hoeveel procent van de Nederlandse wetgeving precies beïnvloed is door de Europese Unie, daar zijn de meningen over verdeeld. Door te turven zijn verschillende onderzoekers op een percentage van 80 procent uitgekomen, maar het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Planbureau (CPB) schrijven in hun Europese Verkenning van 2004 over een schatting van 60 procent (Dekker et al, 2004). Ander onderzoek stelt dat slechts 12,6 procent van de Nederlandse wetten onder invloed van Europese richtlijnen tot stand komen (Boven, Yesilkagit, 2010). Bovendien hebben de Europese regels niet in alle rechtsgebieden evenveel invloed, volgens onderzoek van het Asser Instituut is bijvoorbeeld slechts 7,1 procent van de onderwijswetten beïnvloed door Europese wetgeving, terwijl dat percentage bij milieuwetgeving op 67 procent ligt (T.M.C. Asser Instituut, 2006). Naast Milieu werken Europese richtlijnen het meest in op onderwerpen die binnen de eerste pijler van de EU vallen, namelijk landbouw en veeteelt, voedselkwaliteit, volksgezondheid, welzijn en sport, economische zaken, volkshuisvesting en ruimtelijke ordening (Boven, Yesilkagit, 2010).

De grote verschillen die in deze percentages naar voren komen vallen vooral toe te schrijven aan de interpretatie van het werkwoord “beïnvloeden” door de onderzoekers. De Europese regels zijn niet in alle gevallen even bindend voor de lidstaten. Sommige Europese regels laten geen enkele speelruimte op bepaalde vlakken. Wetten die onder invloed van zulke Europese regels tot stand zijn gekomen zijn als enige geteld in het onderzoek van het Asser Instituut, vandaar het lage percentage. Daarnaast zijn er echter

(16)

speelruimte geven aan de lidstaten als zij hun eigen wetten opstellen. Bovendien heeft het Asser Instituut alleen gekeken naar de wetgeving die over de periode van één jaar is opgesteld of aangepast. Mogelijk is veel wetgeving al eerder aangepast en was het een jaar waarin minder te merken was van de Europees beleid (www.tweedekamer.nl, 30/04/2014).

In acht nemende dat er grote onenigheid is over de invloed van de Europese Unie op onze wetgeving, worden de cijfers aangehouden die door de Tweede Kamer zijn vastgesteld. Zij hanteren de maatstaf dat meer dan de helft van de nieuwe wetten tot stand komen onder invloed van de Europese Unie (www.tweedekamer.nl, 30/04/2014).

Vooral Nederlandse ondernemers merken veel van de Europese wetten. Een onderzoek van het Ministerie van Justitie toont aan dat van al hun administratieve lasten die een gevolg zijn van wetgeving, 75 procent nodig zijn vanwege Europese regels en wetten of andere internationale afspraken (Boven, Yesilkagit, 2010).

Hoewel het lastig blijkt om precies vast te stellen welk percentage van de Nederlandse wetten door Europa zijn beïnvloed, is het duidelijk dat de Europese Unie een grote weerslag heeft op Nederland. Die invloed komt niet alleen vanuit Europese wetten en richtlijnen, maar ook via andere instrumenten als (markt)regulatie, de eerder genoemde monetaire unie, verdragen en de jurisprudentie van het Europees Gerechtshof (Boven, Yesilkagit, 2010). Die laatste geldt als een hogere rechterlijke macht dan de Nederlandse, waardoor uitspraken van het Europees Gerechtshof vaak leiden tot aanpassingen in Nederlandse wetten of zelfs tot geheel nieuwe wetten (Boven, Yesilkagit, 2010). Bovendien vaardigt de Europese Unie ieder jaar vele honderden wetten uit, waar de Lidstaten rekening mee moeten houden (Lange, Bijman, 2012).

Het proces van Europese integratie vordert echter ook via informele wegen, bijvoorbeeld als nationale regeringen hun beleid op elkaar afstemmen of samen nieuw beleid opstellen (Radaelli, 2000). Ook deze afspraken in de informele sfeer kunnen wezenlijke gevolgen hebben voor de landen, zo besloten de lidstaten bijvoorbeeld in Bologna om het bachelor-mastersysteem in het hoger onderwijs in te voeren. Ook het vrije verkeer van personen, goederen en diensten binnen de Europese Unie bevordert de integratie tussen de landen (Boven, Yesilkagit, 2010).

Eind 2007 is het Verdrag van Lissabon geratificeerd. Met het van kracht worden van dit verdrag in 2009 heeft de Europese Unie meer bevoegdheden gekregen en is de besluitvorming op enkele terreinen vergemakkelijkt, daarnaast heeft het Europees Parlement meer zeggenschap gekregen (www.europa-nu.nl). De veranderingen door het verdrag zijn niet zo ingrijpend als bij eerdere verdragen, maar zorgen wel voor meer Europese integratie. De EU kan een gezamenlijke ruimtevaartpolitiek gaan voeren en kan het sportbeleid van de Lidstaten voortaan aanvullen en coördineren. Ook is erin besloten om de besluitvorming rond asiel- en migratiepolitiek, politiesamenwerking en juridische samenwerking te versoepelen. Voor een verandering op deze gebieden is niet langer een unanieme stem nodig onder de lidstaten (Vos, 2010). Verder neemt de macht van het Europees Parlement toe, zij krijgen meebeslissingsrecht op de laatstgenoemde gebieden en landbouw en visserij (Ooik, Wessel, 2009).

Ook zijn er twee nieuwe functies in het leven geroepen, de Europese Raad heeft sinds het Verdrag van Lissabon een door de lidstaten gekozen voorzitter, een functie die ook wel de Europese President wordt genoemd. Daarnaast is er een Hoge Vertegenwoordiger aangesteld, die als een soort gezamenlijke Minister van Buitenlandse Zaken die internationale betrekkingen regelt (Vos, 2010).

De nationale parlementen zijn verder betrokken bij beslissingen van de Europese instituties. Naast de Europese Raad is door het Verdrag van Lissabon ook de Europese Commissie verantwoording verplicht tegenover de nationale parlementen. Dit zorgt ervoor dat de parlementen voortaan rechtstreeks druk kunnen uitoefenen op de

(17)

Europese Commissie om een wetsvoorstel te veranderen of in te trekken (Ooik, Wessel, 2009).

Landen die niet tot de EU behoren zien de EU vooral als een economische macht en niet als een politieke macht. Dit heeft een gevolg voor de berichtgeving over de Europese Unie in die media. De buitenlandse media benaderen de EU voornamelijk vanuit een economische invalshoek (Raeymaeckers, 2007). Mogelijk komt dit doordat de Europese unie een economisch machtsblok vormt en de euro een belangrijke munt in de wereldhandel en samen met de dollar geldt als de meest gebruikte reservemunt

 

2.2  De  manier  waarop  de  Europese  Unie  bestuurd  wordt  

 

 

Het politiek stelsel van de Europese Unie verschilt van de politieke stelsels van de lidstaten. In de samenwerking tussen de lidstaten zijn de overeengekomen verdragen het primaire gemeenschapsrecht, in deze verdragen staan besluiten waaruit wetgeving voortvloeit.

Aan de basis van de politieke macht van de Europese Unie staat de zogeheten besluitvormingsdriehoek, die bestaat uit de drie belangrijkste instellingen van de Europese Unie. Dit zijn de Raad, Het Europees Parlement en de Europese Commissie (http://europa.eu/abc/12lessons/lesson_4/index_nl.htm). Deze instellingen worden hier kort besproken.

De  Raad  

De Raad is samengesteld uit de regeringen van de lidstaten en vertegenwoordigt op die manier de lidstaten. Tot de Raad behoren de Raad van de Europese Unie (ofwel: de Raad van Ministers) en de Europese Raad, waarvan de laatste het belangrijkst is. De Raad van de Europese Unie verschilt per beleidsterrein van samenstelling, ieder lidstaat wordt vertegenwoordigd door één minister en welke dat is, is afhankelijk van het beleidsterrein.

De Raad van de Europese Unie heeft in veel gevallen uiteindelijke beslissingsbevoegdheid. Samen met het Europees Parlement beslist de Raad van de Europese Unie of een EU-wetsvoorstel goedgekeurd wordt. Het is vervolgens aan de regeringen die vertegenwoordigd zijn in de Raad van de Europese Unie om de wetsvoorstellen in hun land toe te passen. (http://europa.eu/about-eu/basic-information/decision-making/index_nl.htm) Verder stellen de Raad en het Europees parlement samen de EU-begroting vast en sluit internationale overeenkomsten, nadat de Europese Commissie deze voorbereid heeft.

Om tot een beslissing te komen wordt er in de Raad van de Europese Unie gestemd, waarbij de stemmen van grotere lidstaten zwaarder wegen dan stemmen van kleinere lidstaten. Nederland heeft dertien van de 345 stemmen. Voor sommige beslissingen is een (gekwalificeerde) meerderheid van stemmen nodig, andere beslissingen moeten unaniem genomen worden, afhankelijk van de aard van het besluit.

(http://www.europa-nu.nl/id/vh75n4vkwzuc/ raad_besluit_met_gekwalificeerde)

In de Europese Raad zitten de staatshoofden van alle lidstaten, samen met de voorzitter van de Europese Commissie en wordt voorgezeten door de president van de Europese Raad. De Europese raad komt vier keer per jaar bij elkaar, maar er kunnen extra vergaderingen ingelast worden als de lidstaten dat willen.

(18)

De Europese Raad heeft als taak om de algemene beleidsoriëntaties en –prioriteiten vast te leggen en om gecompliceerde of gevoelige onderwerpen op te lossen, wanneer het niet mogelijk is om deze op een lager niveau op te lossen. In de meeste gevallen moeten besluiten van de Europese Raad unaniem genomen worden, maar voor sommige besluiten voldoet een gekwalificeerde meerderheid. Hoewel de Europese raad geen wetgevende bevoegdheid heeft, bepaald het wel voor een groot deel de politieke koers van de Europese Unie. (http://www.minbuza.nl/ecer/verdrag-van-lissabon/repertorium-verdrag-van-lissabon/institutionele-aspecten/raad-van-ministers.html)

Het  Europees  Parlement  

Het Europees Parlement bestaat uit 785 Europarlementariërs, waaronder 27 Nederlanders, die gekozen zijn door de inwoners van de lidstaten. Inwoners kunnen tijdens de vijfjaarlijkse verkiezingen stemmen wie er namens hun land in het Europees Parlement komen. Doordat de parlementariërs direct gekozen zijn, vertegenwoordigt het Europees Parlement net als de Tweede Kamer het volk.

Het heeft drie hoofdtaken:

-­‐ Het ziet toe op de politieke activiteiten van de andere EU-instellingen om te controleren of deze democratisch werken. Het controleert met name de Europese Commissie, het Parlement kan deze met via een motie van afkeuring tot aftreden dwingen.

-­‐ Het controleert de EU-begroting en kan deze afkeuren of goedkeuren. Deze taak deelt het Parlement met de Raad.

-­‐ Het is deelnemer aan de ontwikkeling van wetten.

Dit laatste punt behoeft extra uitleg. Het Europees Parlement heeft op drie manieren invloed op de wetgeving:

-­‐ Het mag advies uitbrengen over ontwerprichtlijnen en –verordeningen van de Europese Commissie. Vervolgens brengt het Parlement en advies uit met het verzoek aan de Commissie om het voorstel aan te passen.

-­‐ Het moet internationale overeenkomsten die de Europese Commissie voorbereid heeft en voorstellen voor uitbreiding van de EU goed- of afkeuren. -­‐ Het moet voorgestelde wetgeving op verschillende terreinen (vrij verkeer van

werknemers, de interne markt, onderwijs, onderzoek, milieu, trans-Europese netwerken, gezondheid, cultuur en consumentenbescherming) verwerpen of goedkeuren. Deze bevoegdheid deelt het Parlement met de Raad.

Het Europees Parlement kent net als de Tweede Kamer verschillende fracties, die ingedeeld zijn naar de politieke stroming waartoe de partijen behoren, dus niet naar nationaliteit. De grootste drie fracties zijn respectievelijk de Europese Volkspartij (EVP, Christen-democraten, 288 zetels), de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten (S&D, 215 zetels) en de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa (ALDE, 101 zetels). Een andere overeenkomst met de Tweede Kamer is dat ook het Europees Parlement per onderwerp commissies kent waarin parlementariërs met een expertise op dat vlak zetelen.

Deze commissies vergaderen in Brussel, waar het Europees Parlement gehuisvest is. Alleen de plenaire vergaderingen, die eens per maand zijn, worden in Straatsburg gehouden. Dit zijn de belangrijkste vergaderingen van het Parlement, omdat hierin gestemd wordt over wetsvoorstellen van de EU. Na twee of drie dagen vergaderen gaat het Parlement weer terug naar Brussel. Bij wijze van uitzondering vindt de plenaire vergadering in Brussel plaats. (http://europa.eu/about-eu/institutions-bodies/european-parliament/index_nl.htm)

(19)

De  Europese  Commissie  

De Europese Commissie maakt als uitvoerende macht deel uit van de institutionele driehoek. Het werkt de besluiten uit die de Raad heeft genomen en stelt nieuwe Europese wetten voor. Daarnaast is de Commissie verantwoordelijk voor de uitvoering van het hele EU-beleid en waar het geld van de EU aan uitgegeven wordt.

De Commissie is onderverdeeld in 27 verschillende directoraat generaals (DGʼs), die vergelijkbaar zijn met de departementen op nationaal niveau. Aan het hoofd van ieder DG staat een Eurocommissaris, waarvan elke lidstaat er één levert. De lidstaten stellen hun kandidaten voor en vervolgens stelt de Europese Raad de Commissie samen. Daarna moet de Commissie goedgekeurd worden door het Europees Parlement. De ambtstermijn van de Commissie is vijf jaar, dus eens in de vijf jaar wisselt de samenstelling van de Commissie.

De Commissie is op vier manieren verantwoordelijk voor het beleid van de EU:

-­‐ Zij dient wetsvoorstellen in bij het Parlement en de Raad. De Commissie schrijft de Europese wetten en stelt die pas voor als 14 van de 27 commissarissen daarmee instemmen.

-­‐ Zij beheert de begroting van de EU en verdeelt het budget. De Commissie stelt de jaarlijkse begroting op, die goed gekeurd moet worden door de Raad en het Parlement. Ook stelt ze samen met deze instituties een lange termijn “financieel kader” op en ziet ze toe op de uitgaven door lagere overheden en instellingen. Hiervoor is ze verantwoording verplicht aan de Rekenkamer. -­‐ Zij handhaaft samen met het Hof van Justitie het EU-recht. De Commissie ziet

erop toe dat de lidstaten de EU-wetgeving op de juiste wijze toepassen. Als een land of instelling de wetgeving niet correct toepast, dan kan de Commissie het dagvaarden bij het Hof van Justitie, die vervolgens een boete op kan leggen en het verplichten de wet correct toe te passen.

-­‐ Zij vertegenwoordigt de EU in de geopolitiek. De Commissie onderhandelt over internationale verdragen en communiceert namens de EU op internationale bijeenkomsten en binnen internationale instanties.

Naast een hoofdkantoor in Brussel heeft de Commissie een kantoor in Luxemburg en kleinere bureaus in iedere lidstaat en in verschillende hoofdsteden over de wereld (http://europa.eu/about-eu/institutions-bodies/european-commission/index_nl.htm).

 

2.3  Het  communicatieapparaat  van  de  EU  

 

Om de ruim 900 journalisten die in Brussel gestationeerd zijn van hun informatie te voorzien heeft de Europese Unie een uitgebreid communicatie apparaat (Raeymaeckers et al, 2007).

Het Europarlement heeft een eigen communicatie afdeling, geleid door een algemene woordvoerder die bij wordt gestaan door 36 persvoorlichters vanuit de verschillende lidstaten. Journalisten kunnen een beroep op hun doen, maar ze organiseren zelf ook persconferenties en briefings. Daarnaast hebben de leden van het Europarlement ook contact met de pers. Hoewel het Europarlement een open communicatiestructuur heeft, is de maandelijkse verhuizing naar Straatsburg voor de belangrijke plenaire vergadering een drempel voor journalisten. Van de twee maandelijkse briefings wordt er één in Straatsburg gehouden vanwege de plenaire vergadering daar (Raeymaeckers et al, 2007).

(20)

De Europese Commissie pakt de communicatie anders aan, zij bericht alleen over haar eigen bezigheden. Omdat de verschillende departementen via het recht van initiatief wetten maken, concentreert de communicatie van de Commissie zich op (de ontwikkeling van) wetgeving. Die informatievoorziening wordt verzorgd door een groep van 27 woordvoerders, voor ieder departement één. Ze worden ondersteund door 50 persvoorlichters, die voornamelijk persberichten typen, directe informatievragen van de pers beantwoorden en achtergrondrapporten typen. Daarnaast organiseert de Commissie iedere dag een persbriefing, bekend onder de naam de Middagbriefing, waar gemiddeld rond de 200 journalisten aanwezig zijn. Veel journalisten gebruiken deze briefing grotendeels om hun collegaʼs uit te horen over de onderwerpen en welke onderwerpen zij interessant vinden. De Middag briefing is mede daarom een belangrijke informatiebron voor Brussel correspondenten. Een nadeel van het communicatiebeleid van de Europese Commissie is dat hun ambtenaren niet met de pers mogen praten, wat de toevoer van informatie belemmerd (Raeymaeckers et al, 2007).

Het machtigste orgaan van de Europese Unie, de Raad, krijgt de meeste journalistieke aandacht van alle instituties. Voor informatie over de Raad kan de pers bij twee soorten kanalen terecht. Het voornaamste kanaal is het Algemeen Secretariaat van de Raad (waar 18 persvoorlichters werken), daarnaast voorzien de Permanente Delegaties en de ministers van de lidstaten journalisten van informatie. Beide organiseren persconferenties rond de bijeenkomsten van de Raad en beide sturen persberichten uit over de voortgang van de Eurotoppen (Schwaiger, 2003), maar de informatie vanuit deze kanalen vinden journalisten niet objectief genoeg (Raeymaeckers et al, 2007). Journalisten vinden het gros van de informatie te veel propaganda voor de Europese Unie (Raeymaeckers et al, 2007). Deze klacht geldt overigens niet alleen voor de Raad, maar voor de communicatie vanuit alle Europese instellingen.

Verder geven Brussel-correspondenten aan, dat de beveiliging van de gebouwen, en het Barlaymont gebouw van de Commissie in het specifiek, steeds meer een obstakel vormt voor hun informatievoorziening. Met de toename van het aantal journalisten in Brussel is de beveiliging verhoogd, vooral bij Eurotoppen waarop de Europese staatshoofden bij elkaar komen en bovendien het aantal journalisten in Brussel voor even verdubbeld (Raeymaeckers et al, 2007).

 

2.4  De  rol  van  correspondenten  in  de  verslaggeving  van  de  EU  

 

Correspondenten spelen een belangrijke rol in de berichtgeving over de Europese Unie. De correspondenten onderhouden een netwerk in Brussel en gaan naar persbijeenkomsten, waardoor zij doorgaans goed op de hoogte zijn van de activiteiten van de Europese instellingen. De uiteindelijke berichtgeving van de correspondenten is afhankelijk van externe en interne factoren. Onder externe factoren valt het aanbod van informatie, zoals nieuws naar aanleiding van de activiteiten van de EU en informatie die de Europese instellingen verschaffen. Interne factoren behelzen het werk van de correspondent zelf, dat wil zeggen de keuzes die hijzelf maakt in de berichtgeving, bijvoorbeeld waarover bericht wordt en hoe bronnen gebruikt worden (Statham, 2008).

De informatievoorziening van Brussel-correspondenten is anders dan die van ʻnormaleʼ journalisten die mogelijk over de Europese Unie berichten. Zo worden de correspondenten veel vaker met informatie benaderd door de Europese instellingen dan de rest van hun redactie (Statham, 2008). Daarnaast worden de correspondenten minder benaderd door nationale informatie verschaffers, zoals de Nederlandse regering of lobbyisten. Het is voor de Brussel-correspondenten gemakkelijker om zelf op zoek te gaan naar bepaalde informatie, vanwege de nabijheid van het politieke Europese

(21)

machtscentrum en een doorgaans grotere kennis van het informatienetwerk (Statham, 2008).

Doordat de Europese Unie op een relatief ingewikkelde manier bestuurd wordt door drie verschillende instituties (Europese Raad, Europese Commissie en het Europees Parlement), is het voor journalisten lastig om erover te berichten. De complexiteit van de materie en het feit dat journalisten met drie verschillende communicatie apparaten te maken hebben, zijn obstakels voor de berichtgeving. Het is de taak van de journalist om de politieke en bestuurlijke activiteiten van de Europese Unie zo helder mogelijk weer te geven (Raeymaeckers et al, 2007).

De complexiteit van de Europese Unie levert ook een uitdaging voor de correspondenten. Zij moeten de redacties overtuigen dat over bepaald nieuws uit Europa bericht moet worden, want zij zijn immers in de ideale positie om in te schatten welke informatie belangrijk is voor het thuispubliek (Archetti, 2012). Maar de redacties overtuigen gaat niet gemakkelijk, de correspondenten zien het als een strijd om de beperkte ruimte, die de media hebben voor berichtgeving. Daarnaast ervaren de correspondenten een strijd met de hoofdredacties om budget vrij te maken voor hun correspondentenpost. Het algeheel slinkende budget van de media heeft deze strijd aangewakkerd (Statham, 2008). De aandacht voor de Europese Unie is alleen groot bij sleutelgebeurtenissen binnen de Europese Unie, vinden de Brussel-correspondenten. Graag zouden de correspondenten zien dat er ook aandacht is voor de EU in de periodes dat er geen eurotoppen zijn. Juist in die periodes moeten de correspondenten veel moeite doen voordat zij over de EU mogen berichten. Terwijl ook dan invloedrijke beslissingen worden genomen en essentieel voorbereidend werk wordt gedaan (Gleissner, De Vreese, 2005).

Als de media correspondenten gebruiken voor de berichtgeving over de Europese Unie, dan dient dat meerdere functies. Ten eerste zijn de correspondenten de ooggetuigen ter plekke, maar ze zijn ook de duiders die uitleggen wat de gebeurtenissen betekenen voor de EU en hoe die opgevat worden. Correspondenten kleuren de berichtgeving in, doordat ze meer kunnen vertellen over de situatie en doordat ze kunnen putten uit een omvangrijk netwerk (Archetti, 2012). Daarnaast willen correspondenten zelf met exclusieve verhalen komen, bijvoorbeeld door eigen onderzoek, door informatie uit hun netwerk of door reportages te maken. Hierin voelen zij te weinig steun van hun redacties, die juist vaak willen dat de correspondenten over hetzelfde berichten als de internationaal gerenommeerde kranten (Archetti, 2012).

Accreditatie  

Journalisten moeten een persaccreditatie hebben om fysiek toegang te krijgen tot Europese instituties. Er zijn drie verschillende soorten accreditatie, waarvan de licentie die permanente toegang geeft tot alle Europese instituties het meest voorkomt. Deze accreditatie wordt vaak gebruikt door correspondenten die permanent in Brussel gestationeerd zijn en berichten over allerlei soorten bezigheden van de EU. De tweede soort accreditatie geeft permanente toegang tot slechts één van de Europese instellingen, waardoor deze accreditatie populair is onder EU verslaggevers die alleen naar Brussel komen als de Raad van Europa of de Raad van Ministers een bijeenkomst heeft. De derde vorm van accreditatie geeft alleen tijdelijke toegang tot een of meerdere Europese instellingen. Deze pas wordt vooral gebruikt door journalisten die zich bezighouden met een specifiek onderwerp. Als dat op onderwerp op de Europese agenda verschijnt, trekken ze naar Brussel om erover te berichten (Raeymakers et al. 2007). Ook veel journalisten die alleen bij Eurotoppen in Brussel zijn, maken gebruik van deze accreditatie, dit soort journalisten zijn zogeheten “geparachuteerde correspondenten” (Hamilton, Jenner, 2004).

(22)

In 2004 waren volgens database van de Europese Unie 37 Nederlandse correspondenten actief, die maakten samen 4 procent van het alle Brussel-correspondenten uit (Raeymakers et al, 2007). Navraag bij de persvoorlichting van de Europese Commissie heeft uitgewezen dat in november 2007 in totaal 33 journalisten werkzaam voor 22 verschillende Nederlandse media beschikten over een permanente accreditatie voor de Commissie het Europarlement en de Raad. In november 2012 is dat aantal afgenomen tot 26 journalisten werkzaam voor 19 verschillende media.

Volgens een artikel in De Volkskrant d.d. 3 december 2011 (Den Bremer, 2011) waren er echter op dat moment nog maar 15 Nederlandse correspondenten actief in Brussel, waarvan drie op freelancebasis. Uiteraard kunnen de criteria van beide onderzoekers verschillen, dus hier kunnen we geen voorbarige conclusies uit trekken.

Toch is het verschil met de cijfers van de Europese Commissie opmerkelijk. Navraag bij de correspondenten heeft ook niet tot de correspondenten-aantallen geleid die geaccrediteerd staan bij de persafdeling van de Europese Commissie. Mogelijk zijn er journalisten voor bedrijfsmedia permanent geaccrediteerd, waardoor het cijfer zo hoog uitvalt. Voor een ander onderzoek is het wellicht een idee om hier nader in te duiken.

Al met al valt te concluderen dat het aantal journalisten met permanente toegang tot de Europese Instellingen in Brussel van 2007 tot 2012 significant is afgenomen. Afhankelijk van het soort media men rekent tot de journalistiek is dit aantal sterker of minder sterk afgenomen.

(23)

Hoofdstuk  3.  Methode  

 

De opzet van het onderzoek bestaat uit twee delen, in het eerste deel wordt een inhoudsanalyse gedaan met behulp van vastgestelde criteria. Het tweede deel bespreekt de achterliggende processen aan de hand van interviews met de correspondenten.

 

3.1  Mixed  Methods  

 

Het gebruik van verschillende manieren van onderzoek, ook bekend als de “mixed methods”-aanpak, geeft een meer compleet beeld van de berichtgeving. Het onderzoek benadert het effect op de berichtgeving van het veranderde aantal Brussel-correspondenten en hoe hun werkwijze is veranderd door de bezuinigingen. Van tevoren moet echter vastgesteld worden, welk effect de samenstellingsveranderingen hebben op de berichten die in de media verschijnen. In die zin was de keuze voor de “mixed methods”-methode onvermijdbaar.

Voor het onderzoek zijn zowel verschillende methoden gebruikt. In de inhoudsanalyse is bijvoorbeeld gekeken naar de hoeveelheid berichtgeving en de hoeveelheid aan geciteerde bronnen. Verder is er op kwalitatief niveau gekeken naar de insteek van de berichten, met de vraag of deze voornamelijk negatief of positief is. Ook de interviews zijn vooral kwalitatief geanalyseerd, om ruimte te geven aan de interpretaties van de correspondenten en om meer specifiek op de berichtgeving in te kunnen gaan. Hoe de inhoudsanalyse en de interviews zijn gedaan, is hieronder verder uitgewerkt.

3.2  Verantwoording  te  onderzoeken  media  

 

Dit onderzoek behandelt de berichtgeving van zes landelijke media op het gebied van audiovisuele- en geschreven media. Bij de selectie van media is gekeken naar het bereik van het medium en de diversiteit van het corpus voor dit onderzoek. Zo is er gekozen om de twee grootste audiovisuele nieuwsprogrammaʼs te onderzoeken, waarvan één publiek programma, het NOS Journaal, en één commercieel programma, RTL Nieuws. Van de geschreven media zijn vier verschillende titels geselecteerd, onderverdeeld in drie typen dagblad. Er is gekozen voor twee kwaliteitskranten, de Volkskrant en NRC-Handelsblad, één populaire krant, De Telegraaf, en één economische krant, het Financieële Dagblad.

Puur gekeken naar lezersaantallen zouden ook Trouw en het Algemeen Dagblad opgenomen moeten worden. Hier is echter bewust niet voor gekozen om de omvang van het onderzoek in te perken, gelet op de gelimiteerde middelen en onderzoeksperiode die de onderzoeker tot zijn beschikking heeft. Het weglaten van Trouw en het Algemeen

Dagblad valt te verantwoorden doordat van beide kranten een soortgelijk dagblad in het

onderzoek is opgenomen met een groter bereik, respectievelijk de Volkskrant en De

Telegraaf.

Door bij de selectie eerst te kijken naar het bereik van ieder medium en vervolgens naar de diversiteit van het gehele corpus is getracht om het onderzoek zo representatief mogelijk te maken, en tegelijk de mogelijkheid open te houden om vergelijkingen te trekken tussen de verschillende type media.

(24)

3.3  Inhoudsanalyse  

 

Om een goed beeld te krijgen van de berichtgeving door de geselecteerde media wordt deze eerst geanalyseerd op compleetheid, brongebruik en diepte. Door te controleren op de aanwezigheid van deze waarden, kan beoordeeld worden in hoeverre de berichtgeving bijdraagt aan de informatievoorziening aan nieuwsconsumenten.

De berichtgeving is geanalyseerd volgens een model dat deels ontleent is aan eerder onderzoek van Bijsman en Altides (2007), waarmee zij de kwaliteit van de persvoorlichting van de Europese Instellingen hebben onderzocht. Dit model tracht de kwaliteit van de berichtgeving te achterhalen door bij ieder bericht vragen te stellen over hoe compleet het bericht is. In het model wordt bijvoorbeeld bij ieder persbericht gekeken of de huidige situatie duidelijk uitgelegd wordt en of de procedure helder naar voren komt.

De benadering om op de inhoud te evalueren is in dit onderzoek overgenomen. De gestelde vragen in het model van Bijsman en Altides laten echter veel ruimte voor interpretatie, dus is er gekozen andere maatstaven waarop beter objectief getoetst kan worden, zoals brongebruik, het aantal berichten en de lengte van de berichten. Ook het soort artikel of item zegt iets over de inhoud, bijvoorbeeld: een reportage geeft inzicht in een situatie doordat een journalist ter plekke was, een analyse houdt een situatie tegen het licht en zorgt voor duiding en een nieuwsbericht geeft beknopt de laatste ontwikkelingen. In het model wordt de hoeveelheid berichten van ieder soort bijgehouden, zodat duidelijk wordt de berichtgeving een bepaalde kant op beweegt. Om erachter te komen hoe uniek de berichtgeving is, wordt gekeken naar het aantal scoops of nieuwsverhalen met een duidelijke eigen insteek gemaakt zijn.

In het model is ook een manier opgenomen om te onderzoeken wie de berichtgeving verzorgt. Voor ieder bericht wordt bijgehouden wie het heeft gemaakt, waardoor een mogelijke verschuiving van taken zichtbaar kan worden.

De televisiejournaals en krantenartikelen verschillen op een aantal punten van elkaar, waardoor voor elk een apart analysemodel opgesteld is met een aantal kleine aanpassingen. Hieronder zijn de analysemodellen op de volgende pagina weergegeven.

(25)

ANALYSEMODEL  BERICHTGEVING  KRANTEN  

Aantal  gepubliceerde  artikelen  

Onderwerp     aantal   Soort  artikel   aantal  

Artikelen  over  de  Europese  

Unie     Nieuwsbericht  Reportage        

Analyse    

Achtergrondverhaal    

Column    

Opinie    

Anders    

Waarvan  nadruk  Europese  

instelling(en)     Nieuwsbericht  Reportage      

Analyse    

Achtergrondverhaal    

Column    

Opinie    

Anders    

Lengte  gepubliceerde  artikelen  

Totaal  per  onderwerp   aantal   Gemiddeld  per  onderwerp   aantal  

Totale  lengte  artikelen  over  de   EU  (excl.  Opinie)    

  Gemiddelde  lengte  artikelen  over   de  EU  (excl.  opinie)  

  Totale  lengte  artikelen  over  de  

Europese  instellingen  (excl.   Opinie)  

  Gemiddelde  lengte  artikelen  over   de  Europese  instellingen  (excl.   Opinie)  

 

Auteurs  van  de  artikelen  

Geschreven  door   Onderwerp  artikel  

Artikelen  over  de  EU   Waarvan  artikelen  over   Europese  Instelling(en)   Correspondent       Redactie       Persbureau       Anders       Originaliteit  berichtgeving  

Soort  artikel   Aantal  

Eigen  nieuwsverhalen  en  scoops     Berichten  met  eigen  originele  insteek    

Brongebruik   Soort  geciteerde  bronnen   Totaal  aantal  

bronnen   Gemiddeld  aantal  bronnen  per  artikel  

Bronnen  uit  ANP-­‐berichten,  die  voorzien   zijn  van  een  extra  citaat.  

   

Bronnen  die  niet  voorkomen  in  de  

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tussen kranten bestaan er verschillen in de manier waarop ze over jeugdcriminaliteit berichten (figuur 2). Bij nieuwsselectie spelen verschillende criteria een rol,

In figuur 2 is te zien dat de categorie kranten die op plek 1 hoort te staan binnen het onderwerp jeugdcriminaliteit meer aandacht besteedt aan informatie over beleid op het

Een onderzoek naar de berichtgeving over D66 in De Telegraaf, NRC Handelsblad en de Volkskrant, mei 2006 – mei 2009. Daan Bonenkamp

Op basis van deze informatie beoordeelt de manager of de bedrijfsprocessen waar hij verantwoordelijk voor is in relatie tot de strategie en de kritische succesfactoren

2 De multinationale onderneming en de locale voorschriften In de meeste landen bestaan er voorschriften voor de externe berichtgeving terwijl in een aantal daarvan ook

Door middel van enquêtes en interviews hebben anderen vele malen on­ derzocht - nationaal zowel als internationaal - welke opvattingen er bij uiteenlopende

Expected layer build-up This sample is expected to contain all layers: a crème coloured ground layer, a light-grey second ground layer, a paint layer/paint layers, and a

Hypothese 2: De verhouding tussen het aantal Antillianen, Marokkanen, Surinamers, Turken en Nederlanders dat in krantenartikelen in het Algemeen Dagblad, NRC Handelsblad, De