• No results found

Leefbaarheid in gevaar? : leefbaarheid en toerisme in de binnenstad van Amsterdam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Leefbaarheid in gevaar? : leefbaarheid en toerisme in de binnenstad van Amsterdam"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Leefbaarheid in gevaar?

Leefbaarheid en toerisme in de binnenstad van Amsterdam

Annet Strooper 10220992

22-6-2014

Algemene Sociale Wetenschappen Domein Urban Studies Begeleidster Dorine Greshof Tweede lezer Debby Gerritsen

(2)

Inhoudsopgave

1. Samenvatting ... 4 2. Inleiding ... 5 3. Theoretisch kader ... 7 3.1 Onderzoeksliteratuur ... 7 3.2 Theorieën ... 9 3.2.1 Leefbaarheid ... 9 3.2.2 Toerisme ... 11 3.2.3 Diversiteit ... 12 4. Probleemstelling ... 14

4.1 Hoofd- en deelvragen en hypothesen ... 14

4.2 Relevantie ... 15 5. Methodologie ... 17 5.1 Interdisciplinariteit ... 17 5.2 Onderzoeksstrategie en methode ... 17 5.3 Operationalisering ... 18 5.3.1 Toerisme ... 19 5.3.2 Leefbaarheid ... 19 5.4 Populatie... 20 5.5 Meetniveau ... 21

5.6 Betrouwbaarheid, validiteit en ethiek ... 21

5.7 Pilot ... 22

6. Resultaten ... 23

6.1 Datapreparatie ... 23

6.1.1 Beschrijving van de data ... 23

6.1.2. Betrouwbaarheidstest ... 24

6.1.3 Aannames voor parametrische toetsen ... 24

6.2 Data-analyse ... 24

6.2.1. Correlaties ... 24

6.2.2. Beantwoording van de deelvragen ... 25

6.2.3. Beantwoording hoofdvraag ... 27

7. Conclusie ... 28

7.1 Conclusie ... 28

7.2 Discussie ... 29

(3)

7.3 Reflectie ... 29

8. Literatuurlijst ... 31

9. Bijlagen ... 33

9.1 Vragenlijst ... 33

9.2 Vragen uit bestaande vragenlijst ... 36

9.3 Descriptieve tabel over de data ... 37

9.4 Skewness, kurtosis en z-scores ... 38

9.5 P-P plots van de variabelen ... 39

9.6 Kolmogorov-Smirnov test ... 40

(4)

1. Samenvatting

Het aantal toeristen in Amsterdam groeit en de problematiek rondom deze groei is regelmatig terug te vinden in het nieuws. Vaak wordt daarbij de term ‘leefbaarheid’ genoemd. De binnenstad zou steeds minder leefbaar worden voor de bewoners, langzaam ‘pretparkiseren’ (Burgers, 1999) en veranderen in een ‘toeristenparadijs’. Is de invloed van toerisme op de leefbaarheid van de Amsterdamse binnenstad werkelijk zo groot? Om hier achter te komen is dit kwantitatieve onderzoek gedaan. Daarbij zijn 123 bewoners van postcodegebied 1011 en 1012 van de

Amsterdamse binnenstad ondervraagd door middel van een vragenlijst. Het ging hierbij om vragen over aspecten van leefbaarheid die in verband zouden kunnen staan met toerisme. Deze aspecten zijn vervolgens onderverdeeld in de domeinen voorzieningen, drukte, economische groei en veiligheid en criminaliteit in de binnenstad.

Er is door middel van correlaties gekeken of toerisme samen hangt met de verschillende domeinen van leefbaarheid en in welke mate toerisme de variantie in de perceptie over leefbaarheid bepaald. Tussen toerisme en alle domeinen van leefbaarheid bleek een significante samenhang, net als tussen toerisme en leefbaarheid in zijn geheel. Toerisme blijkt voor 59% de variantie in de perceptie over voorzieningen in de binnenstad te bepalen. Daarentegen bepaald toerisme voor slechts 12% de variantie in de perceptie over de veiligheid en criminaliteit. De variantie in de

perceptie over drukte in de binnenstad en economische groei wordt voor respectievelijk 18% en 29% bepaald door toerisme. Het is absoluut niet verkeerd dat de problematiek rond toerisme en de leefbaarheid regelmatig aan de kaak wordt gesteld, want toerisme blijkt voor 46% de variantie in de perceptie over de leefbaarheid van de Amsterdamse binnenstad te bepalen.

(5)

2. Inleiding

De bewoners in de binnenstad van Amsterdam hebben te maken met een steeds groter aantal toeristen en dagjesmensen. De verwachting is dat dit de leefbaarheid van de binnenstad bewoners zal beïnvloeden. De gemeente Amsterdam maakt zich zorgen om de verdringing van de woon- en werkfunctie in de binnenstad (Van der Laan, 2014). Zou de leefbaarheid in gevaar zijn?

Leefbaarheid zal in dit onderzoek worden beschouwd als de kenmerken van een

leefomgeving en de beleving van de mensen die er dagelijks vertoeven (Leidelmeijer & van Kamp, 2003). Eerder onderzoek naar leefbaarheid en toerisme bestaat uit de invloed van toeristen en dagjesmensen op enkele onderdelen van leefbaarheid, zoals drukte. Dit wordt beschreven in het rapport Drukte in de binnenstad van Onderzoek en Statistiek (Ten Berge & Jakobs, 2013). In dit rapport worden de toeristen en dagjesmensen als de meest genoemde bron van zowel drukte als overlast genoemd. Echter, over leefbaarheid in zijn geheel kan nog geen uitspraak worden gedaan. Bovendien is eerder onderzoek niet theoretisch onderbouwd, ook hierin zal dit onderzoek zich onderscheiden. In dit kwantitatieve onderzoek zal worden onderzocht of er een verband is tussen de aanwezigheid van toeristen en dagjesmensen en de leefbaarheid in de Amsterdamse binnenstad (postcodegebieden 1011 en 1012), volgens de bewoners van deze postcodegebieden.

Omdat toeristen en dagjesmensen moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn, zullen deze beide groepen onderzocht worden en in dit onderzoek gezamenlijk aangeduid worden als ‘toerisme’. Toerisme wordt in dit onderzoek beschouwd als “personen die reizen naar en verblijven op plaatsen buiten hun normale omgeving, (…) om redenen van vrijetijdsbesteding, zaken en andere doeleinden die niet zijn verbonden met het uitoefenen van activiteiten die worden beloond vanuit de plaats die wordt bezocht.” (Centraal Bureau voor de Statistiek, z.d.)

Er zal in dit onderzoek gekeken worden naar verschillende onderdelen van leefbaarheid die in verband zouden kunnen staan met toerisme, zoals veiligheid, criminaliteit, overlast, drukte en vervuiling of verfraaiing van gebouwen/voorzieningen en omgeving. Het onderdeel veiligheid en criminaliteit zal gericht zijn op het veiligheidsgevoel van de bewoners. Overlast kan sociaal zijn en in verband staan met het als bewoner lastig worden gevallen door toeristen, maar kan ook fysiek zijn in de vorm van vandalisme en vervuiling. Daarnaast zijn er specifieke bronnen van overlast, zoals verkeersoverlast en geluidsoverlast (VROM, 2004). Het laatste zal de focus hebben, maar ook verkeersoverlast zal meegenomen worden in het onderzoek, vanwege de onveilige situaties in het verkeer door fietsende toeristen.

Verder zal nog onderzocht worden of de bewoners ook positieve aspecten aan de groei van toerisme ondervinden. Hierbij kan worden gedacht aan de vergroting van het aanbod en de

verfraaiing van voorzieningen, maar ook de economische groei in de stad die voor een groot deel het gevolg is van de groei van de toeristische sector (Amsterdam City Index, 2014). Daarnaast zal het

(6)

debat rond diversiteit worden beschreven. Zorgt veel toerisme en dus veel diversiteit voor onveiligheid en criminaliteit (Burgers, 2001), of kan diversiteit ook staan voor ‘eyes on the street’ (Jacobs, 1961)? Voordat over al het bovenstaande een uitspraak kan worden gedaan zullen de bewoners van postcodegebied 1011 en 1012 in Amsterdam worden ondervraagd door middel van een vragenlijst. Vervolgens zullen er analyses worden gedaan met de verkregen data. Het doel van dit onderzoek is wetenschappelijk bewijzen of de perceptie over toerisme al dan niet samenhangt met de leefbaarheid van de Amsterdamse binnenstad.

Eerst zal in deze scriptie het theoretische kader worden beschreven, waarin theorieën behandeld zullen worden die van toepassing zijn op dit onderwerp. Vervolgens zal de

probleemstelling met bijbehorende hoofd- en deelvragen en hypothesen beschreven worden. Daarna volgt in het methodedeel de operationalisering van de gevormde concepten en een

beschrijving van de onderzoeksmethoden. Vervolgens worden in de resultaten de data-analyses en uitkomsten beschreven. Tot slot de conclusie van het onderzoek.

(7)

3. Theoretisch kader

Om de invloed van toerisme op leefbaarheid te kunnen onderzoeken worden eerst theorieën besproken die van toepassing zijn op dit onderwerp. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van

literatuur afkomstig van verschillende relevante disciplines, om zo een breed licht te kunnen werpen op het onderwerp. Eerst zullen een aantal uitgevoerde onderzoeken beschreven worden die mogelijk bruikbaar zijn voor dit onderzoek en een debat aangeven over negatieve en positieve gevolgen van toerisme in de stad.

3.1 Onderzoeksliteratuur

Het eerste onderzoek in dit theoretisch kader is een vergelijkend onderzoek uitgevoerd door de afdeling Onderzoek en Statistiek (O&S) van Amsterdam genaamd Drukte in de binnenstad. Hierin is nagegaan of er in 2012 meer drukte in de Amsterdamse binnenstad was in vergelijking met 2001 (Ten Berge & Jakobs, 2012). Dit onderzoek richt zich in eerste instantie niet op toerisme, maar toerisme wordt wel in verband gebracht met de drukte. In 2001 is er door O&S al onderzoek gedaan naar de drukte in de binnenstad. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er sprake was van

toenemende drukte, maar een completer overzicht van de ontwikkelingen in de binnenstad was nodig. In het in 2012 uitgevoerde vervolgonderzoek wordt nagegaan of er echt sprake is van meer drukte in de binnenstad volgens de perceptie van de bewoners (Ten Berge & Jakobs, 2012).

Uit het onderzoek van 2012 is naar voren gekomen dat de bewoners de voorzieningen, de winkels, de sfeer en de centrale ligging noemen als aantrekkelijke aspecten van de Amsterdamse binnenstad (Ten Berge & Jakobs, 2012). De vier meest onaantrekkelijke aspecten die in 2012 worden genoemd zijn de drukte, het verkeer, het parkeren en de bereikbaarheid. Daarnaast vinden de bewoners de overlast van toeristen onaantrekkelijk. In 2001 werd drukte pas als vijfde

onaantrekkelijke aspect genoemd, hetgeen erop duidt dat tussen 2001 en 2012 meer bewoners drukte als een negatief aspect van wonen in de Amsterdamse binnenstad beschouwen. Van de mensen die het drukker vinden worden geeft meer dan de helft aan dat dit voornamelijk door toeristen en dagjesmensen komt. Zowel in 2001 als in 2012 worden deze mensen als de meest genoemde bron van zowel drukte als overlast genoemd.

Ondanks dat uit het onderzoek naar voren komt dat het drukker is geworden in de

binnenstad vinden alle respondenten het nog steeds leuk en gezellig. Echter, voor bepaalde groepen is op een aantal punten de grens bereikt of is het te druk geworden. Hierbij gaat het voornamelijk om de bewoners van de binnenstad. Zij geven aan de binnenstad wel eens te willen vermijden vanwege de drukte. Het aanpakken van het verkeer wordt als eerste punt genoemd om de binnenstad leuker te maken, gevolgd door het reguleren en terugdringen van het toerisme. Volgens Ten Berge en Jakobs (2012) zou het kunnen zijn dat de drukte in het verkeer en het toerisme samenhangen.

(8)

Bijvoorbeeld door de meer verschillende vormen van verkeer waar toeristen gebruik van kunnen maken, zoals de fiets, de hop-on hop-off bus, fietstaxi’s en de bussen en touringcars waarmee de toeristen naar de binnenstad worden gebracht.

Het onderzoek van Ten Berge en Jakobs (2012) is relevant omdat drukte, verkeer- en parkeerproblemen en overlast in verband worden gebracht met toerisme. Drukte en voornamelijk overlast door toerisme komt terug in het volgende onderzoek van Benschop, Buijs, Engelfriet, Floor, van Mourik, de Nijs en Visser (2009). De gemeente Amsterdam wil proberen drukte en overlast te verminderen door criminogene branches in de binnenstad terug te dringen. Om het gevolg hiervan te onderzoeken is een onderzoek gedaan naar het effect van de halvering van coffeeshops in

postcodegebied 1012.

Uit dit onderzoek genaamd Coffeeshops in het hart van de stad. Bewoners en toeristen over

postcodegebied 1012 in Amsterdam (Benschop et al., 2009) komt naar voren dat door de halvering

een deel van de Amsterdamse toeristen, met name de drugstoeristen, niet meer zullen komen. Het aantal voorzieningen zou dus effect hebben op het aantal toeristen. Het sluiten van coffeeshops zou ook gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en economie. De bewoners denken dat het sluiten van de coffeeshops een negatief effect zal hebben op Amsterdam als geheel, door de afname van het aantal toeristen en de achteruitgang van de werkgelegenheid. Daarentegen zal de sluiting een positief effect hebben op de leefbaarheid van de buurt. De meeste respondenten denken namelijk dat een halvering van het aantal coffeeshops zal zorgen voor een afname van overlast, een toename van veiligheid en een sfeerverbetering. Echter, een groot deel van de bewoners (voornamelijk degenen die er het langst wonen) verwachten niet of nauwelijks een effect.

Voorzieningen blijken een belangrijke indicator te zijn voor leefbaarheid met betrekking tot toerisme. Toeristen worden aangetrokken door bepaalde voorzieningen en deze voorzieningen kunnen positief of negatief zijn voor een buurt. In het volgende onderzoek worden méér positieve en negatieve gevolgen van toerisme voor een buurt beschreven. Dit is een onderzoek van Andereck, Valentine, Knopf en Vogt (2005) en zij beschrijven dat er een algemene tendens is die zegt dat de komst van toerisme negatieve en positieve gevolgen kan hebben. Degenen die van de economische ontwikkeling door toerisme profiteren, zien de positieve kant van toerisme in. Hierbij kan worden gedacht aan een verbetering van de levenskwaliteit door werkgelegenheid, belastingopbrengsten, economische diversiteit, festivals, restaurants, natuurlijke en culturele bezienswaardigheden en recreatiemogelijkheden. De bewoners zijn zich echter ook bewust van de negatieve effecten op de levenskwaliteit. Dit in de vorm van drukte, verkeer en parkeerproblemen, vandalisme, vuil,

toegenomen criminaliteit, toegenomen woonkosten, wrijving tussen de toeristen en de bewoners, en veranderingen in de manier van leven bij de bewoners.

(9)

Andereck et al. (2005) beschrijven de social exchange theory die hieraan ten grondslag zou liggen. Dit is een sociologische theorie waarbij gepoogd wordt de uitwisseling van bronnen tussen individuen en groepen in een interactie te begrijpen. Mensen mengen zich in een interactie als er iets van waarde uit te halen is. Dit kan materieel, sociaal of psychologisch zijn. Ze hebben daarbij eerst de kosten en baten overwogen. Percepties van de uitwisseling verschillen zodra er een negatieve of positieve uitkomst wordt verwacht. Uit het toeristisch oogpunt kan de social exchange theory veronderstellen dat de houding van een individu tegenover de toeristische sector wordt bepaald door de uitkomsten en gevolgen van de sector voor het individu. Sommige bewoners zullen van toerisme profiteren, terwijl anderen vooral te maken krijgen met de negatieve gevolgen. Degenen die van de voordelen profiteren zullen de uitwisseling dan ook positief evalueren in tegenstelling tot degenen die met de negatieve gevolgen te maken krijgen.

In dit onderzoek komen verschillende indicatoren van leefbaarheid naar voren die in verband worden gebracht met toerisme, zoals werkgelegenheid, voorzieningen, drukte, verkeer en

parkeerproblemen, vandalisme, vuil, criminaliteit en wrijving tussen toeristen en de bewoners. Verder is het interessant dat dit onderzoek, in tegenstelling tot de voorgaande onderzoeken, theoretisch onderbouwd is door middel van de social exchange theory (Andereck et al., 2005).

3.2 Theorieën

Na enkele uitgevoerde onderzoeken te hebben besproken is het van belang meer inhoudelijk naar het begrip leefbaarheid te kijken om te weten wat het precies inhoudt en uit welke domeinen het bestaat. Daarom volgt eerst een RIVM rapport, waarin is gepoogd leefbaarheid door middel van een literatuuronderzoek te kunnen beschrijven.

3.2.1 Leefbaarheid

In het RIVM rapport Kwaliteit van de Leefomgeving en Leefbaarheid van Leidelmeijer en van Kamp (2003) wordt leefbaarheid beschouwd als een dynamisch proces. Het gaat om de combinatie van feitelijke tel- of meetbare kenmerken van de leefomgeving en de beleving van de mensen die er dagelijks vertoeven. Leefbaarheid is dus vooral een perceptie en wordt beschouwd als de subjectieve afspiegeling van de objectieve omgevingskwaliteit. De omgeving is het object en het perspectief van waaruit naar het object wordt gekeken is van de mens. De omgeving krijgt betekenis in termen van leefbaarheid. Sluit het aan bij de voorwaarden die het menselijk leven stelt of niet? En in welke mate sluit de omgeving aan bij de wensen en behoeften? Het gaat om de ‘fit’ tussen mens en omgeving.

In dit rapport wordt gewezen op het interdisciplinaire karakter van het begrip leefbaarheid. Uit welke domeinen het begrip leefbaarheid bestaat hangt af van de discipline van waaruit wordt gekeken en het doel van de analyses. Leidelmeijer & van Kamp (2003) verklaren dit als volgt:

(10)

De psycholoog zal vooral geïnteresseerd zijn in de wijze waarop diverse kenmerken van de mens bepalend zijn voor perceptie en waardering van omgevingskenmerken. De

milieuwetenschapper zal zich eerder richten op duurzaamheidsvraagstukken en de relatie tussen economie en de natuurlijke omgeving. De stedenbouwkundige gaat het vooral om de fysiek-ruimtelijke omgeving in relatie tot duurzaamheid en hoe die door de mens wordt gebruikt, de gezondheidskundige is vooral geïnteresseerd in dat aspect van de kwaliteit van het leven dat samenhangt met de (ervaren) gezondheid en de rol van de gezondheidszorg en de architect richt zich eerder op de relatie tussen mens, materialen en de woning. (p. 62) Leefbaarheid gezien vanuit de omgevingspsychologie en de stedenbouw wordt beschreven door van Dorst (2005). Hij noemt dat leefbaarheid betrekking heeft op de interactie tussen organisme(n) en de omgeving. Deze interactie kan op verschillende manieren en vanuit verschillende vakgebieden worden bestudeerd. De omgevingspsychologie hanteert het perspectief van het individu in relatie tot zijn of haar omgeving. De omgeving is hier de sociale omgeving (andere mensen) en de fysieke omgeving (gebouwde omgeving en natuurlijke omgeving). Dit is een ander vakgebied dan de omgevingssociologie waarbij het perspectief wordt gehanteerd van een groep mensen in relatie tot hun gebouwde en natuurlijke omgeving. Ook stedenbouwkundigen houden zich bezig met

leefbaarheid. Zo zijn er sinds de jaren ’60 verschillende ideeën geweest over de ontwikkeling van steden (Van Dorst, 2005). Wijken moesten meer gemeenschappen worden en dit zou een positieve invloed hebben op het geestelijk leven van de bewoners. Het gaat bij de stedenbouw vooral om het gebruik en de waardering van de omgeving door de bewoner.

Uit welke domeinen leefbaarheid bestaat hangt dus af vanuit welk oogpunt er wordt onderzocht en wat er onderzocht moet worden. Het is daarom voor dit onderzoek van belang leefbaarheid af te bakenen en meer naar leefbaarheid van wijken te kijken. Hierdoor kan een beeld worden gevormd van de indicatoren die voor de leefbaarheid van de Amsterdamse binnenstad bruikbaar zijn.

In het sociaalgeografische rapport Leefbaarheid van wijken van het ministerie van

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)(2004) wordt in beeld gebracht waar de leefbaarheid van wijken uit bestaat. Er is onderzocht welke kenmerken van wijken en buurten bepalend zijn voor het oordeel dat bewoners over hun buurt hebben. Daarmee ontstaat inzicht in de aspecten die bepalen of een wijk of buurt leefbaar is en daarmee inzicht in de indicatoren van leefbaarheid. Er wordt beschreven dat leefbaarheid steeds meer een verzamelbegrip is en staat voor alles wat er mis kan zijn met de leefomgeving van mensen, in het bijzonder in de grote steden. Het kan worden gezien als een totaaloordeel over de leefomgeving met vaak een negatieve bijklank.

Leefbaarheid bestaat volgens het VROM (2004) uit drie domeinen die sterk met elkaar samenhangen: fysieke aspecten, sociale omgeving en overlast/veiligheid. Bij fysieke aspecten kan gedacht worden aan het type bebouwing, de hoeveelheid groen op straat en voorzieningen. Bij de sociale omgeving kan gedacht worden aan het contact tussen buurtbewoners, gevoelens van

(11)

saamhorigheid en de bevolkingssamenstelling. De sociale omgeving is niet relevant, omdat het niet in verband staat met toerisme. Bij overlast/veiligheid kan worden gedacht aan criminaliteit en het veiligheidsgevoel van de bewoners. Overlast kan sociaal zijn en in verband staan met het als bewoner lastig worden gevallen door toeristen, maar kan ook fysiek zijn in de vorm van verloedering en vervuiling. Daarnaast zijn er specifieke bronnen van overlast, zoals verkeersoverlast, stankoverlast en geluidsoverlast.

De bovenstaande domeinen, met name fysieke omgeving en overlast/veiligheid, en de daarmee samenhangende aspecten (bebouwing, voorzieningen, criminaliteit, veiligheidsgevoel, fysieke en sociale overlast) zijn bruikbare indicatoren van leefbaarheid. Na de theorieën over het concept leefbaarheid is het belangrijk het concept toerisme en de relatie tot de lokale bevolking te beschrijven aan de hand van bestaande literatuur. Daarom zal in de volgende paragraaf de theorie van Boissevain uit 1996 en een recentere theorie van Lengkeek uit 2009 beschreven worden. 3.2.2 Toerisme

De antropoloog Boissevain heeft veel onderzoek gedaan naar toerisme en heeft onder andere geschreven over massatoerisme in de jaren ‘90. Cultureel toerisme zou een aantal gevolgen hebben voor de lokale bevolking. Met cultureel toerisme bedoelt hij toeristen die geïnteresseerd zijn in de levensstijl van andere mensen, hun geschiedenis en hun kunstwerken en monumenten (Boissevain, 1996). Een belangrijk factor die van invloed is op de relatie tussen ‘locals’ en toeristen is volgens Boissevain de drang van toeristen voor een tijdelijke verandering in hun leven. Ze willen ontsnappen uit de dagelijkse routine, met de beperkingen en gedragsregels die daarbij horen. Door deze tijdelijke ontsnapping kunnen ze weer op mentale en fysieke kracht komen en kunnen ze het leven thuis weer aan. Een deel van de identiteit en het normale gedrag wordt dus tijdelijk opgegeven, voor een andere identiteit. Dit proces wordt vergemakkelijkt door de anonimiteit die de toeristen ervaren. Boissevain beschrijft dat het soms om extravagant of ongeoorloofd gedrag gaat, zoals luidruchtig, wellustig, dronken of onbeleefd, hetgeen thuis onacceptabel zou zijn.

Een ander aspect waar de ‘locals’ mee om moeten gaan is de drukte en daarbij de

verdringing van doorgangen. Drukte wordt voornamelijk ervaren bij het openbaar vervoer, in winkels en bij recreatieve voorzieningen. Hoewel sommigen dit als een nadeel zien, verwelkomen anderen juist het toerisme en zien de economische voordelen ervan. Massatoerisme kan de cultuur van de ‘host community’ verwoesten en de ‘locals’ verdrijven. Hierdoor wordt de stad een

attractie/museum op zichzelf, bezet door de toerist (Boissevain, 1996). Dit komt overeen met de door Burgers (1999) beschreven ‘eftelingisering’ of ‘prektparkisering’ van de binnenstad, waarbij de binnenstad steeds meer een vrijetijds- en vermaakfunctie krijgt.

(12)

De theorie van Boissevain (1996) over cultureel toerisme is van belang omdat het inzicht geeft in de manier waarop toerisme van invloed kan zijn op het dagelijks leven van de lokale

bevolking. Het gedrag van toeristen (luid, wellustig, dronken of onbeleefd), de hoeveelheid toeristen en daarmee de drukte zijn de belangrijkste aspecten. Het gedrag van de toeristen en de gevolgen voor de lokale bevolking komen ook terug in de theorie van socioloog Lengkeek (2009). Volgens hem is toerisme een activiteit waarbij mensen hun alledaagse leven en zorgen achter zich laten. Dit vindt ergens plaats, vooral relatief ver weg van het gewone leven. De normale gedragsregels worden daarbij tijdelijk opgeschort en plezier is van groot belang. De persoon achter het bovenstaande noemt Lengkeek de ‘Homo Turisticus’. Het zijn van een dergelijk persoon houdt een rolomdraaiing in. Terwijl men in het alledaagse leven werkt en/of loonslaaf is, laat men zich nu bedienen en ervaart men tijdelijke luxe.

De toeristische sector is een spectaculair groeiende sector, maar hier moet ook wat voor worden opgegeven (Lengkeek, 2009). De toerist voelt zich vrij op een gebied waar de bewoner een alledaags leven leidt. Dit kan gevolgen hebben voor de relatie tussen de ‘guest’ en ‘host’ in de vorm van spanningen. Lengkeek haalt socioloog Bauman (1996) aan voor zijn negatieve blik op het toerisme. Het is volgens hem een ziekteverschijnsel en een metafoor voor de oppervlakkige

onverantwoordelijke kinderlijke mens. Dit is een eenzijdig beeld en er moet volgens Lengkeek (2009) dan ook een onderscheid gemaakt worden naar motieven van toeristen en belevingen waarnaar de toeristen op zoek zijn. Een deel van de toeristen komt voor oppervlakkig vermaak, maar er zijn ook toeristen die leergierig en nieuwsgierig zijn.

De theorie van Lengkeek (2009) geeft inzicht in de spanningen tussen ‘guest’ en ‘host’ zijn en het gedrag van de toerist. Dit zijn belangrijke facetten om de relatie tussen toerisme en leefbaarheid te kunnen onderzoeken. Tot slot worden er in dit theoretisch kader theorieën beschreven omtrent diversiteit. Het begrip waar positief en negatief over gedacht wordt en waar toeristen deel van uitmaken.

3.2.3 Diversiteit

De stadssociologe Jacobs pleit in haar boek The Death and life of Great American Cities (1961) voor een andere kijk op de stad, één die gebaseerd is op observatie. Er moet worden gekeken hoe de huidige stad werkelijk werkt en diversiteit moet gewaarborgd en aangemoedigd worden. Zoals in het hoofdstuk The uses of sidewalks: safety naar voren komt is diversiteit van belang voor veiligheid in de stad. In een succesvolle buurt voelen de mensen zich veilig tussen de ‘vreemden’. Niet alleen de politie zorgt voor deze veiligheid, maar ook de mensen die zich er bevinden. Zij houden controle en zijn de eyes on the street. De straat moet hiervoor continu in gebruik zijn en daarvoor is diversiteit in functies, zoals wonen, werkgelegenheid en toeristische voorzieningen, noodzakelijk. Hoe meer

(13)

mensen op straat, hoe beter voor de veiligheid. Een veilige wijk is geen wijk waar ze beter zijn in het tegengaan van criminaliteit, maar het is een wijk waar genoeg mensen een oogje in het zeil houden.

De diversiteit en de vele vreemden op straat doen denken aan de vraag of diversiteit

werkelijk goed is voor de stad. De socioloog Burgers (2001) beschrijft dat gevoelens van onveiligheid samen hangen met verstedelijking en toename van mobiliteit. Door de groei van de stad en de toenemende mobiliteit zijn er meer verschillende en afwijkende mensen naar de stad getrokken. Mensen worden in toenemende mate geconfronteerd met mensen die in allerlei opzichten anders zijn dan zijzelf. De aanwezigheid van veel mensen biedt meer mogelijkheden tot diefstal, beroving en bedrog. Men kan verdwijnen in de anonimiteit en daardoor is het makkelijker criminele activiteiten te ontplooien (Burgers, 2001).

De bezoekers (toeristen) vallen vaker ten prooi aan deze activiteiten dan de bewoners van de stad (Burgers, 2001). De stedelingen zijn na langdurig verblijf street wise geworden, wat wil zeggen dat zij een habitus hebben ontwikkeld en vervelende confrontaties kunnen vermijden. De bezoekers hebben de specifieke lokale kennis en vaardigheden niet en krijgen daarom vaker te maken met vormen van criminaliteit en andere ongemakken. Steden worden steeds belangrijker als recreatieve en toeristische bestemming en de op toeristen gerichte criminaliteit is dan ook toegenomen. De groei van deze criminaliteit wordt bevestigd door de Misdaadmeter die het Algemeen Dagblad publiceert. Amsterdam scoort op deze meter voornamelijk hoog op zakkenrollen, straatroof en autokraken (Het Parool, 26 juni 2012). Hoewel volgens Jacobs (1961) diversiteit tot meer eyes on the

street en vervolgens tot meer veiligheid leidt kan diversiteit dus ook onveiligheid en criminaliteit in

de hand werken.

Diversiteit zou dus van invloed kunnen zijn op aspecten die de leefbaarheid kunnen beïnvloeden. Om een mening te kunnen vormen over het debat van diversiteit is het belang gevoelens van onveiligheid mee te nemen als indicator in het onderzoek. Ook (de op toeristen gerichte) criminaliteit is een belangrijk onderdeel van leefbaarheid. Na het omschrijven van verschillende relevante onderzoeken en theorieën kunnen er onderzoeksvragen worden opgesteld voor het kwantitatieve onderzoek.

(14)

4. Probleemstelling

Uit het theoretisch kader kan worden opgemaakt dat er in de wetenschappelijke literatuur

onderzoek is gedaan naar effecten van toeristen op de lokale bevolking (Boissevain, 1996; Lengkeek, 2009) en op enkele onderdelen van leefbaarheid (Ten Berge & Jakobs, 2012; Benschop et al., 2009, Andereck et al., 2005), maar over leefbaarheid in zijn geheel kan nog geen uitspraak worden gedaan. Bovendien is het al verrichte onderzoek naar leefbaarheid en toerisme vaak niet theoretisch

onderbouwd. In dit kwantitatieve onderzoek zal worden onderzocht wat de invloed van de

aanwezigheid van toerisme is op de leefbaarheid volgens de bewoners van Amsterdamse binnenstad (postcodegebieden 1011 en 1012). De bewoners in de binnenstad van Amsterdam hebben namelijk te maken met een steeds groter aantal toeristen dat de stad bezoekt en de verwachting is dat dit de leefbaarheid van de binnenstad bewoners zal beïnvloeden. Of er werkelijk een verband bestaat tussen toerisme leefbaarheid zal onderzocht worden door middel van de volgende

onderzoeksvragen.

4.1 Hoofd- en deelvragen en hypothesen

Uit de probleemstelling vloeit de volgende hoofdvraag: wat is de invloed van toerisme op de

leefbaarheid van de Amsterdamse binnenstad? De deelvragen zullen bestaan uit het verband tussen

toerisme en de domeinen binnen leefbaarheid. Uit welke domeinen leefbaarheid bestaat hangt volgens Leidelmeijer en van Kamp (2003) af vanuit welk oogpunt er wordt onderzocht en wat er onderzocht moet worden. Leefbaarheid bestaat in dit onderzoek uit verschillende indicatoren die in verband zouden kunnen staan met toerisme. Deze indicatoren kunnen ondergebracht worden in de domeinen ‘voorzieningen in de binnenstad’ (voorzieningenpeil- en aanbod, verfraaiing/vervuiling (Andereck et al., 2005; VROM, 2004)), ‘drukte in de binnenstad’ (drukte en parkeerproblemen (Ten Berge & Jakobs, 2012;Andereck et al., 2005; Boissevain, 1996)), ‘veiligheid en criminaliteit’

(onveiligheidsgevoel, delicten (Benschop et al., 2009; Andereck et al., 2005; VROM, 2004; Jacobs, 1961; Burgers, 2001)) en ‘economische groei in de binnenstad’ (werkgelegenheid (Andereck et al., 2005; Amsterdam City Index, 2014)). In iedere deelvraag zal de samenhang worden gemeten tussen de perceptie over toerisme en een domein binnen leefbaarheid. Leefbaarheid is hierbij de

afhankelijke variabele en toerisme de onafhankelijke variabele. De variabelen waarop gecontroleerd zal worden zijn geslacht, leeftijd en woonduur.

De eerste deelvraag luidt: is er een verband tussen de perceptie over toerisme en de

voorzieningen in de binnenstad? Voor de beantwoording van deze deelvraag zal de theorie van

Andereck et al. (2005) en het VROM (2004) worden getoetst. Uit deze theorieën is gebleken dat toerisme zowel een positief als een negatief effect kan hebben op de leefbaarheid. Er wordt

verwacht dat toerisme zorgt voor een groter voorzieningenpeil- en aanbod en dat de voorzieningen

(15)

zullen worden verfraaid. Wellicht zorgen de toeristen juist voor vervuiling van gebouwen en omgeving. Omdat er uit de theorie geen duidelijke richting blijkt is de eerste hypothese: er is een

samenhang tussen toerisme en de tevredenheid over de voorzieningen in de binnenstad.

De tweede deelvraag luidt: is er een verband tussen de perceptie over toerisme en de drukte

in de binnenstad? Voor de beantwoording van deze deelvraag zal de theorie van Ten Berge en Jakobs

(2012) en Andereck et al. (2005) worden getoetst. Veel toerisme zorgt voor drukte in de binnenstad en deze drukte kan als vervelend of gezellig worden ervaren. De drukte in de binnenstad kan zich ook uiten in de vorm van parkeerproblemen. De tweede hypothese is daarom: er is een samenhang

tussen toerisme en de tevredenheid over de drukte in de binnenstad.

De derde deelvraag luidt: is er een verband tussen de perceptie over toerisme en de veiligheid

en criminaliteit in de binnenstad? Uit de theorie kwam naar voren dat toerisme in de Amsterdamse

binnenstad samen hangt met bepaalde vormen van criminaliteit (Het Parool, 2012; Burgers, 2001; Jacobs, 1961). Het is nog onduidelijk hoe dit samenhangt met het (on)veiligheidsgevoel (VROM, 2004). Voor beantwoording van de derde deelvraag zullen deze theorieën getoetst worden. De hypothese is: er is een samenhang tussen toerisme en de veiligheid en criminaliteit in de binnenstad.

De vierde deelvraag luidt: is er een verband tussen de perceptie over toerisme en de

economische groei in de binnenstad? Volgens de Amsterdam City Index (2014)zorgt toerisme voor

economische groei in de binnenstad. Bovendien ontstaat er werkgelegenheid (Andereck et al., 2005). Volgens de social exchange theory kan de houding van een individu tegenover de toeristische sector worden bepaald door de uitkomsten en gevolgen van de sector voor het individu. Degenen die van de voordelen profiteren zullen positief over toeristen denken in tegenstelling tot degenen die met de negatieve gevolgen te maken krijgen. Binnen de laatste deelvraag zal onderzocht worden of deze theorie ook van toepassing is op de bewoners van de Amsterdamse binnenstad. Een samenhang tussen toerisme en de economische groei kan verwacht worden. De laatste hypothese is daarom: er

is een samenhang tussen toerisme en de tevredenheid over de economische groei in de binnenstad.

4.2 Relevantie

Toerisme is een grote inkomstenbron van Amsterdam. Het is momenteel de enige groeisector van de binnenstad. Dit feit heeft een keerzijde. Het steeds groeiende aantal toeristen dat Amsterdam bezoekt, roept de vraag op of dit de stad nog wel goed doet. Burgemeester Van der Laan van

Amsterdam vindt dat de stad primair voor de bewoners moet zijn en dat de functiebalans in de gaten gehouden moet worden. Toch lijken functies als ‘wonen’ en ‘werken’ steeds meer te worden

verdrongen door toeristische voorzieningen en is de drukte in de stad enorm (Van der Laan, 2014). De Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad (VVAB) vragen aandacht voor de dreigende ‘pretparkisering‘, waarbij net zoals in Venetië bijna alleen hotels en horeca de dienst uitmaken

(16)

(Noordhollands Dagblad, 21 januari 2014). Toeristen zouden de leefbaarheid van Amsterdam verpesten. Echter, wetenschappelijk bewijs hiervoor mist.

Uit het bovenstaande blijkt dat toerisme in Amsterdam een probleem van vandaag de dag is en maatschappelijk daarom relevant is. Ook wetenschappelijk zal dit onderzoek relevant zijn omdat er een lacune blijkt te zijn in eerder onderzoek. Er is onderzoek gedaan naar enkele aspecten van leefbaarheid in relatie tot toerisme, maar wat mist in eerder onderzoek naar toerisme of

leefbaarheid is de link tussen deze concepten in zijn geheel. Bovendien is het al verrichte onderzoek vaak niet theoretisch onderbouwd. Dit onderzoek zal bijdragen aan bestaande theorie, omdat hiermee aangetoond wordt of toerisme van invloed is op de leefbaarheid van de Amsterdamse binnenstad. Hoe dit onderzoek zal worden uitgevoerd wordt duidelijk in het methodologiedeel.

(17)

5. Methodologie

5.1 Interdisciplinariteit

Dit onderzoek zal interdisciplinair zijn. Dit betekent dat er vanuit meerdere disciplines naar het onderwerp zal worden gekeken en dat deze inzichten met elkaar geïntegreerd zullen worden (Blad, S., de Roo, M., & Rutting, L., 2013). Zoals genoemd in het theoretisch kader kan leefbaarheid vanuit verschillende perspectieven en disciplines worden bekeken (Leidelmeijer & van Kamp, 2005). Het VROM (2004) hanteert voornamelijk een sociaal geografisch perspectief. Van Dorst gebruikt

verschillende disciplines, zoals omgevingspsychologie en stedenbouw. Meer (stads)sociologisch zijn de theorieën van Jacobs (1961) en Burgers (2001). De studies over toerisme zijn antropologisch (Boissevain, 1996) en sociologisch (Lengkeek, 2009). De concepten leefbaarheid en toerisme komen terug in de hoofdvraag. Voor beantwoording van de hoofdvraag moeten de disciplines dan ook met elkaar geïntegreerd worden.

5.2 Onderzoeksstrategie en methode

De onderzoeksstrategie van dit onderzoek zal kwantitatief zijn. Hierbij wordt numerieke data verzameld en geanalyseerd (Bryman, 2008). Dit past bij dit onderzoek omdat er een samenhang tussen variabelen gemeten moet worden. Bij kwantitatief onderzoek hoort een positivistische epistemologie. Dit betekent dat er zo min mogelijk interpretatie zal plaats vinden: kennis zal worden opgedaan door het analyseren van de data. Er hoort een objectivistische ontologie bij die stelt dat sociale fenomenen op zichzelf staan en er geen invloed op uitgeoefend kan worden. De aanpak zal deductionistisch zijn, dit betekent dat theorieën getoetst zullen worden.

Het onderzoeksdesign dat van toepassing is op dit onderzoek is het cross-sectionele design. Bij dit design gaat het om het verzamelen van data van meer dan één case, zodat een geheel aan kwantitatieve data wordt verzameld die in verband staan met twee of meerdere variabelen, waarbij vervolgens de relatie tussen deze variabelen wordt onderzocht (Bryman, 2008). De variabelen in dit onderzoek zijn de verschillende domeinen van leefbaarheid (voorzieningen, drukte, veiligheid en criminaliteit en economie) en de indicatoren die daar onder vallen en de indicatoren van het toerisme (zie paragraaf 5.3, tabel 1). Deze variabelen komen terug in de onderzoeksvragen.

Als onderzoeksmethode voor dit kwantitatieve onderzoek is voor een door de respondent zelf in te vullen vragenlijst gekozen. Er is hierbij gebruik gemaakt van gesloten vragen, waarbij de respondent het antwoord moet kiezen dat het meest op hem of haar van toepassing is. De vragenlijst bestaat voornamelijk uit ‘likertschaal’ vragen met antwoordcategorieën variërend van ‘helemaal mee oneens’ tot ‘helemaal mee eens’. De volledige vragenlijst is toegevoegd in bijlage 9.1. In bijlage 9.2 staat aangegeven welke vragen uit bestaande vragenlijsten afkomstig zijn.

(18)

5.3 Operationalisering

Dit onderzoek bestaat uit het hoofdconcept leefbaarheid (de afhankelijke variabele) en het concept toerisme (de onafhankelijke variabele). De concepten leefbaarheid en toerisme bestaan uit

verschillende indicatoren. Deze indicatoren worden gepresenteerd in het operationaliseringsschema (zie tabel 1). Door middel van de meetbare indicatoren is de vragenlijst voor de respondenten opgesteld (zie bijlage 9.1). Hoe de indicatoren samenhangen met de theorie wordt duidelijk in paragraaf 5.3.1 en 5.3.2.

Tabel 1: Operationaliseringsschema Deelvraag Leefbaarheid:

domeinen

Leefbaarheid: indicatoren Toerisme: indicatoren

Is er een verband tussen de perceptie over toerisme en voorzieningen in de binnenstad? Voorzieningen in de binnenstad • Voorzieningenpeil • Voorzieningenaanbod o Coffeeshops o Souvenirwinkels o Horeca o (Culturele) bezienswaardigheden • Gebouwen en omgeving • Kwantiteit • Gedrag o Luidruchtig o Onbeleefd o Dronken • In het verkeer o Wandelen o Fietsen o Fietstaxi’s o Bussen/touringcars o Opstoppingen o Verdringing van doorgangen • Contact bewoners – toeristen

Is er een verband tussen de perceptie over toerisme de drukte in de binnenstad? Drukte in de binnenstad • Drukte • Parkeerproblemen Is er een verband tussen de perceptie over toerisme en veiligheid & criminaliteit? Veiligheid & Criminaliteit

• Subjectieve (on) veiligheidsgevoel o Angst voor eigen

slachtofferschap o Angst voor andermans

slachtofferschap o Risicoperceptie slachtofferschap o Veiligheidsgevoelens ’s avonds/‘s nachts • Criminaliteit o Vandalisme o Zakkenrollen o Straatroof o Autokraken Is er een verband tussen de perceptie over toerisme en economische groei in de binnenstad? Economische groei in de binnenstad • Economische groei • Werkgelegenheid 18

(19)

5.3.1 Toerisme

Het concept toerisme zal onderzocht worden aan de hand van de perceptie over de kwantiteit van het toerisme, het gedrag van toeristen, het contact met toeristen en voorzieningen voor toeristen. Dit naar aanleiding van het theoretisch kader waarin beschreven staat dat toeristen vaak een tijdelijke, thuis onacceptabele, gedragsverandering ondergaan (Boissevain, 1996), waarbij de normale gedragsregels tijdelijk worden opgeschort en plezier van groot belang is (Lengkeek, 2009). Boissevain onderscheid hierbij luidruchtigheid (geluidsoverlast), dronkenschap en onbeleefd gedrag van toeristen. De sociale interacties die in dit onderzoek van belang zijn, zijn de contacten tussen bewoners en toeristen. Deze contacten kunnen positief zijn, maar kunnen ook zorgen voor wrijving of spanningen (Andereck et al, 2005; Boissevain, 1996; Lengkeek, 2009).

Naast het gedrag van toeristen moeten de ‘locals’ ook omgaan met de drukte door het toerisme, hetgeen meerdere malen wordt genoemd in het theoretisch kader (Ten Berge & Jakobs, 2012; Boissevain, 1996; Andereck et al., 2005). Drukte door toerisme kan gezellig worden ervaren, maar ook vervelend (Ten Berge & Jakobs, 2012). Er is onderzocht of de respondenten vinden dat er te veel toeristen in de binnenstad zijn of dat er meer toeristen mogen komen. Zoals in het onderzoek van Ten Berge en Jakobs (2012) naar voren is gekomen zou de drukte in het verkeer en de drukte door toerisme samen kunnen hangen. Bijvoorbeeld door meer verschillende vormen van verkeer waar toeristen gebruik van kunnen maken, zoals de fiets, de hop on hop of bus, fietstaxi’s en de bussen en touringcars die de toeristen naar de binnenstad brengen. Volgens Boissevain (1996) hebben ‘locals’ vaak te maken met opstoppingen en verdringing van doorgangen door toeristen.

Samenvattend bestaat het concept toerisme uit de perceptie over de kwantiteit van het toerisme, het gedrag van toeristen, toeristen in het verkeer en het contact met toeristen. De bovenstaande theorieën met betrekking tot toerisme zullen worden getoetst.

5.3.2 Leefbaarheid

Het concept leefbaarheid zal worden onderzocht aan de hand van vier domeinen. Het eerste domein gaat over de voorzieningen in de binnenstad. Het tweede domein gaat over de drukte in de

binnenstad. Het derde domein gaat over de veiligheid en criminaliteit en het vierde domein gaat over de economische groei in de binnenstad. Naar aanleiding van de theorie zijn meetbare indicatoren van leefbaarheid naar voren gekomen en vervolgens zijn die samengevoegd tot bovenstaande domeinen.

Het eerste domein van leefbaarheid ‘voorzieningen in de binnenstad’ kan onderverdeeld worden in de indicatoren voorzieningenpeil en de verfraaiing of vervuiling van gebouwen en

omgeving (fysieke overlast). Zoals Andereck et al. (2005) beschrijft kan toerisme onder andere leiden tot recreatiemogelijkheden, restaurants en culturele bezienswaardigheden. Maar ook vervuiling van

(20)

de omgeving en van gebouwen kunnen gevolgen zijn van het toerisme (Andereck et al., 2005; VROM, 2004).

Binnen het tweede domein ‘drukte in de binnenstad’ kan onderscheid worden gemaakt tussen de drukte in het algemeen en de drukte wat betreft parkeerproblemen. Drukte door toerisme kan gezellig worden ervaren, maar ook vervelend (Ten Berge & Jakobs, 2012). Ook

parkeerproblemen kunnen een gevolg zijn van het toenemend aantal toeristen (Andereck et al., 2005).

Het derde domein van leefbaarheid is ‘veiligheid en criminaliteit’. Aangezien leefbaarheid zal worden onderzocht aan de hand van de mening van de bewoners, zal het bij veiligheid niet om geregistreerde criminele cijfers gaan maar om het subjectieve (on)veiligheidsgevoel. Dit gevoel bestaat volgens Vanderveen, Pleysier en Rodenhuis (2011) uit de aspecten: angst voor andermans slachtofferschap, angst voor eigen slachtofferschap, risicoperceptie slachtofferschap en

veiligheidsgevoelens ’s avonds/’s nachts. Het tweede aspect in dit domein van leefbaarheid is criminaliteit. Misdaad dat in verband zou staan met toerisme is zakkenrollen, straatroof en autokraken (Het Parool, 26 juni 2012). Het delict vandalisme zal hieraan worden toegevoegd (Andereck et al., 2005). De samenhang tussen toerisme en criminaliteit kan dus onderzocht worden aan de hand van deze vier soorten delicten. In de literatuur is onduidelijkheid over toe of afname van criminaliteit (Jacobs, 1961; Burgers, 2001), het is dus interessant dit te onderzoeken.

Het laatste domein van leefbaarheid is ‘economische groei in de binnenstad’. Vanwege het feit dat de toeristische sector voor een groot deel van de economische groei in de binnenstad van Amsterdam zorgt (Amsterdam City Index, 2014) kan worden gevraagd in hoeverre de bewoners hier blij mee zijn. Bruikbare indicator binnen het onderdeel economie is werkgelegenheid (Andereck et al., 2005; Leidelmeijer & van Kamp, 2003). Door de vragen over economische groei en

werkgelegenheid kan worden onderzocht of de bewoners die economisch voordeel in het toerisme zien, verder ook positief zijn over de leefbaarheid met betrekking tot het toerisme (Andereck et al., 2005).

Samenvattend bestaat het concept leefbaarheid uit de volgende indicatoren: voorzieningenpeil- en aanbod, verfraaiing of vervuiling van gebouwen en omgeving, drukte,

parkeerproblemen, het (on)veiligheidsgevoel, criminaliteit en economische groei/werkgelegenheid. De bovenstaande theorieën met betrekking tot leefbaarheid zullen worden getoetst.

5.4 Populatie

De populatie van dit onderzoek zijn de bewoners van postcodegebied 1011 en 1012 in de binnenstad van Amsterdam. Deze doelgroep is gekozen omdat zij naar verwachting het meest te maken hebben met het toerisme. Zij wonen in het centrum, dicht bij de veel bezochte attracties. Er is gekozen voor

(21)

alleen postcodegebied 1011 en 1012, omdat er verwacht wordt dat de overige gebieden in de binnenstad beduidend minder door toeristen worden bezocht en deze bewoners daarom het effect van toerisme op leefbaarheid niet of nauwelijks kunnen beoordelen.

Om aan de respondenten te komen is gebruik gemaakt van sociale media (facebook) en internetsites waar óf zelf een oproep is geplaatst óf de beheerder is gevraagd een oproep te plaatsen. Verder zijn er oproepjes verspreid over honderd adressen in de binnenstad. Ook is er contact opgenomen met een lid van de buurtvereniging VOL-BG. Er is gepoogd door deze methodes 100 tot 150 respondenten te werven. De enquête is offline gehaald bij het behalen van 123

respondenten.

5.5 Meetniveau

De vragen in de vragenlijst worden op verschillende meetniveaus gemeten. Het antwoord op vraag 1 ‘geslacht’ bestaat uit twee antwoordmogelijkheden en geslacht is daarom een binaire variabele. Vraag 2 ‘leeftijd’ wordt gemeten op ratio niveau. Er bestaat hierbij een betekenisvol nulpunt. Vraag 3 ‘hoe lang woont u al in de binnenstad?’ wordt gemeten op ordinaal niveau. Er zit namelijk een volgorde in de categorieën; het aantal jaren loopt op. Het antwoord op vraag 4 ‘bent u werkzaam in /eigenaar van horeca/winkel/coffeeshop?’ bestaat uit categorieën die gelijk aan elkaar zijn en wordt daarom gemeten op nominaal niveau. De ‘likertschalen’ bij vraag 5 tot en met vraag 14 zijn gemeten op interval niveau. Er bestaat hierbij geen betekenisvol nulpunt en de stap tussen iedere categorie is even groot. Het zijn discrete variabelen omdat niet alle waarden kunnen worden ingevuld, maar enkel de antwoordmogelijkheden variërend van helemaal mee oneens tot helemaal mee eens.

5.6 Betrouwbaarheid, validiteit en ethiek

De criteria voor betrouwbaarheid en validiteit in een kwantitatief onderzoek zijn volgens Bryman (2008): betrouwbaarheid (steeds dezelfde resultaten), herhaalbaarheid, meet-validiteit (meten wat moet worden gemeten), interne-validiteit (een oorzakelijk verband tussen de variabelen), externe-validiteit (generaliseerbaarheid) en ecologische externe-validiteit (de bevindingen zijn geldig in het dagelijks leven). Er is gepoogd in dit onderzoek aan deze criteria te voldoen. In de discussie zullen enkele criteria besproken worden.

Volgens Bryman (2008) bestaat ethiek uit vier onderdelen die een discussiepunt kunnen vormen. Hij maakt onderscheidt tussen ‘schade aanrichten aan de respondenten’, ‘gebrek aan toestemming van de doelgroep’, ‘inbreuk van privacy’ en ‘misleiding’. Het onderwerp is niet intimiderend en alle verkregen gegevens zullen anoniem worden verwerkt. De verwachting is daarom dat er op geen enkel van deze punten ethische bezwaren zullen zijn of ontstaan.

(22)

5.7 Pilot

Er is een pilot uitgevoerd om het onderzoeksinstrument, de vragenlijst, te testen. De groep bestond uit enkele potentiële respondenten variërend in leeftijd en het aantal jaar dat zij wonen in de

binnenstad. Aan de hand van de feedback van deze respondenten zijn er kleine toevoegingen gedaan aan de vragenlijst. Zo is er een tijdsindicatie van vijf minuten toegevoegd aan de inleiding van de vragenlijst en is er bij ‘parkeerproblemen’, ‘een tekort aan parkeerplaatsen’ en ‘contact met

toeristen’ een weet niet/niet van toepassing mogelijkheid toegevoegd voor de respondenten die hier niet mee te maken hebben.

(23)

6. Resultaten

6.1 Datapreparatie

De meerderheid van de respondenten is verkregen door oproepen op facebookpagina’s en

internetsites van onder andere Nieuwmarkt, Zeedijk, Waterloopplein en Stadsdeel Centrum gebied 1011 en 1012. Verder zijn er oproepjes verspreid over 100 brievenbussen in de binnenstad en is er contact gezocht met een lid van buurtvereniging VOL-BG, die de oproep onder de leden heeft verspreid. De vragenlijst is offline gehaald bij het behalen van 123 respondenten. Vervolgens is de verkregen data ingevoerd in SPSS. Bij het analyseren van de data werd duidelijk dat 20 respondenten alleen de vier algemene vragen hadden ingevuld. Deze respondenten zijn dan ook uit de dataset gehaald.

6.1.1 Beschrijving van de data

Aan het onderzoek hebben 103 respondenten meegewerkt, waarvan 54 respondenten man zijn en 49 respondenten vrouw. De respondenten variëren in leeftijd van 20 tot en met 75 jaar en de gemiddelde leeftijd is 47 jaar. Wat betreft het aantal jaar dat de bewoners in de binnenstad wonen, geldt voor 73% van de respondenten dat zij 10 jaar of langer in de binnenstad wonen. 17% van de respondenten woont tussen de 3 en 10 jaar in de binnenstad en 8% woont er tussen de 1 en 3 jaar. Slechts 3% woont korter dan één jaar in de binnenstad. Van de 103 respondenten is 7% eigenaar van een winkel/horeca/coffeeshop in de binnenstad en 6% van de respondenten is werkzaam in een winkel/horeca/coffeeshop in de binnenstad. Wat de drukte in de binnenstad betreft is 57% van de respondenten het eens tot helemaal mee eens met de stelling: ‘ik vind de binnenstad te vol’. Als gekeken wordt naar de toeristische voorzieningen is 54% daar tevreden mee, bovendien vindt 66% van de respondenten dat de voorzieningen de laatste jaren verfraaid zijn. Wat opvalt is de uitkomst bij de stelling: ‘ik vind dat er teveel souvenirwinkels zijn’. Maar liefst 81% is het hier mee eens tot helemaal mee eens. Wat betreft het toerisme is 59% van de respondenten het eens tot helemaal mee eens met de stelling: ‘ik vind dat er te veel toeristen in de binnenstad zijn’. De bewoners geven aan regelmatig last te hebben van luidruchtig gedrag en dronkenschap (respectievelijk 59% en 64%). In het verkeer hebben de bewoners voornamelijk last van fietsende toeristen (68%), fietstaxi’s (66%), verkeersopstoppingen (60%) en verdringing van doorgangen door toeristen (64%). Hoewel dit lijkt op een negatieve tendens tegenover toeristen zijn de bewoners wél blij met de economische groei en de werkgelegenheid die het toerisme in de binnenstad veroorzaakt. Ongeveer de helft van de respondenten zegt het eens tot helemaal mee eens te zijn met deze stellingen (respectievelijk 48% en 56%). Overige beschrijvende statistieken van de variabelen staan in tabel 4 in bijlage 9.3. Om de deelvragen en de hoofdvraag te kunnen beantwoorden moeten er verschillende analyses worden

(24)

gedaan. Hiervoor moet eerst de betrouwbaarheidstest worden gedaan en moeten de parametrische aannames worden getest.

6.1.2. Betrouwbaarheidstest

Er is een betrouwbaarheidstest gedaan om te onderzoeken of de variabelen samen het onderliggende construct meten. Hierbij is de Cronbach’s Alpha (α) van de variabelen en

sub-variabelen opgevraagd. De α van de variabele toerisme is .992. De α van de variabele leefbaarheid is .893. Dit zijn beide zeer hoge en betrouwbare scores. De α van de variabelen (domeinen) binnen leefbaarheid is ook gemeten. De variabele ‘voorzieningen in de binnenstad’ heeft een α van .730. De Cronbach’s α van de variabele ‘drukte in de binnenstad’ is .577. Deze score is aan de lage kant en kan zorgwekkend zijn. De variabele economische groei heeft een α van .941. Tot slot heeft de variabele veiligheid en criminaliteit een α van .918.

6.1.3 Aannames voor parametrische toetsen

De eerste aanname voor parametrische toetsen is normaal verdeelde data. Om dit te onderzoeken is de skewness en de kurtosis gemeten in SPSS. De skewness laat zien in hoeverre de verdeling

symmetrisch is. De kurtosis laat de puntigheid zien (Field, 2009). De z-scores van de skewness en de kurtosis zijn berekend. Een z-score tussen de -1.96 en 1.96 betekent dat de data normaal verdeeld is. Alle z-scores vallen binnen deze grenzen, behalve de z-score skewness van de variabele toerisme (zie bijlage 9.4). Echter, de P-P plots bevestigen dat de steekproef normaal verdeeld is (zie bijlage 9.5).

Om de normaliteit verder te onderzoeken is een Kolmogorov-Smirnov test gedaan. Deze test vergelijkt de verdeling van de steekproef met een normaalverdeling met hetzelfde gemiddelde en dezelfde standaarddeviatie. Een niet significante score betekent dat de verdeling van de steekproef niet significant verschilt van een normaalverdeling. De verdeling van de steekproef is dan normaal (Field, 2009). De verdelingen van de variabelen leefbaarheid, D(103) = 0.09, p <.05, economie, D(103)= 0.19, p <.001 en toerisme, D(103)= 0.09, p <.05, zijn significant niet normaal (zie bijlage 9.6). Echter, een grote steekproef krijgt bij deze test al snel significante resultaten. De schending van normaliteit voor deze variabelen kan dus in twijfel worden getrokken.

De volgende aanname is dat de variabelen op interval- of rationiveau gemeten moeten zijn. De variabelen die gebruikt zullen worden in de analyses voldoen aan deze aanname. Tot slot moet de steekproef uit onafhankelijke waarnemingen bestaan (Field, 2009). De respondenten hebben de vragenlijst afzonderlijk van elkaar ingevuld. Aan deze aanname is dus ook voldaan.

6.2 Data-analyse

6.2.1. Correlaties

Nu aan de aannames is voldaan, kan worden begonnen met de beantwoording van de deelvragen. Om dit te kunnen doen worden eerst bivariate correlaties berekend tussen de onafhankelijke

(25)

variabele toerisme en de afhankelijke variabele leefbaarheid (plus de sub-variabelen binnen leefbaarheid). De resultaten hiervan zijn te vinden in tabel 2. In de tweede rij staan de partiële correlaties tussen de onafhankelijke variabele en de afhankelijke variabelen waarbij gecontroleerd is voor de controlevariabelen geslacht, leeftijd en woonduur. Uit de resultaten blijkt dat de bivariate correlaties nauwelijks verschillen van de partiële correlaties. De correlaties tussen toerisme en leefbaarheid worden dus nauwelijks beïnvloed door de controlevariabelen.

Tabel 2: Correlaties

Leefbaarheid Voorzieningen Drukte V en C* Economie Toerisme .676*** .766*** .423*** .343*** .542***

.699*** .773*** .410*** .370*** .545***

*** p < .001, *veiligheid en criminaliteit 6.2.2. Beantwoording van de deelvragen

De eerste deelvraag in dit onderzoek is: is er een verband tussen de perceptie over toerisme en de

voorzieningen in de binnenstad? Volgens de hypothese die bij deze deelvraag hoort wordt er

verwacht dat er een verband bestaat. Om het verband tussen de perceptie over toerisme en de voorzieningen in de binnenstad te kunnen bepalen is een bivariate correlatie berekend. Vervolgens is met behulp van de proportie verklaarde variantie bekeken hoe de variabelen samenhangen. Uit de bivariate correlatie tussen toerisme en de voorzieningen in de binnenstad kwam een significante relatie, r =.766, p. (two-tailed) <.001. De hypothese kan worden aangenomen, het verband is aangetoond. Aan de correlatiecoëfficiënt (r) kan worden afgelezen hoe groot het effect is. Een waarde van ±.1 betekent een klein effect, ±.3 betekent een medium effect en ±.5 betekent een groot effect. In dit geval representeert de correlatiecoëfficiënt een groot effect. Nu is gebleken dat er een significante correlatie bestaat tussen de perceptie over toerisme en de voorzieningen in de

binnenstad, is het interessant om te onderzoeken welke invloed toerisme heeft op de perceptie over voorzieningen. Hiervoor kan R2 (de verklaarde variantie) worden berekend. In dit geval is de R2=.59,

dit betekent dat de variantie in de perceptie over de voorzieningen in de binnenstad voor 59% wordt verklaard door toerisme. In de volgende deelvraag zal worden gekeken naar de invloed van toerisme op de perceptie over de drukte in de binnenstad.

De tweede deelvraag in dit onderzoek luidt: is er een verband tussen de perceptie over

toerisme en de drukte in de binnenstad? Volgens de hypothese die bij deze deelvraag hoort wordt er

verwacht dat er een verband bestaat. Om het verband tussen de perceptie over toerisme en de drukte in de binnenstad te kunnen bepalen is een bivariate correlatie berekend. Vervolgens is de proportie verklaarde variantie berekend. Uit de bivariate correlatie tussen toerisme en de drukte in

(26)

de binnenstad kwam een significante relatie, r =.423, p. (two-tailed) <.001. De correlatie tussen het toerisme en de drukte in de binnenstad blijkt ook significant. De hypothese kan worden

aangenomen, het verband is aangetoond. De waarde van de correlatiecoëfficiënt representeert een medium tot groot effect. Hoe de samenhang tussen de variabelen precies zit, blijkt uit de proportie verklaarde variantie. De R2=.18, dit betekent dat de variantie in de perceptie over de drukte in de

binnenstad voor 18% verklaard wordt door toerisme. In de volgende deelvraag zal worden gekeken naar de invloed van toerisme op de perceptie over de veiligheid en criminaliteit.

De derde deelvraag van het onderzoek luidt: is er een verband tussen de perceptie over

toerisme en de veiligheid en criminaliteit in de binnenstad? Volgens de hypothese die bij deze

deelvraag hoort wordt er verwacht dat er een verband bestaat. Om het verband tussen de perceptie over toerisme en de veiligheid en criminaliteit in de binnenstad te kunnen bepalen is een bivariate correlatie berekend. Uit de bivariate correlatie tussen toerisme en de criminaliteit in de binnenstad kwam een significante relatie, r =.343, p. (two-tailed) <.001. Ook deze correlatie is dus significant en de hypothese kan dan ook worden aangenomen. De waarde van de correlatiecoëfficiënt

representeert een medium effect. Welke invloed toerisme heeft op de perceptie over veiligheid en criminaliteit kan worden onderzocht door de proportie verklaarde variantie. De R2=.12, dit betekent

dat de variantie in de perceptie over de veiligheid en criminaliteit in de binnenstad voor 12% verklaard wordt door toerisme. In de laatste deelvraag zal worden gekeken naar de invloed van toerisme op de perceptie over de economische groei.

De laatste deelvraag in dit onderzoek is: is er een verband tussen de perceptie over toerisme

en de economische groei in de binnenstad? Volgens de hypothese die bij deze deelvraag hoort wordt

er verwacht dat er een verband bestaat. Om het verband tussen de perceptie over toerisme en de economische groei in de binnenstad te kunnen bepalen is een bivariate correlatie berekend. Uit de bivariate correlatie tussen toerisme en de economische groei in de binnenstad kwam een significante relatie, r =.542, p. (two-tailed) <.001. Ook deze correlatie blijkt dus significant te zijn. De hypothese kan worden aangenomen, het verband is aangetoond. De waarde van de correlatiecoëfficiënt representeert een groot effect. Welke invloed toerisme precies heeft op de perceptie over de economische groei kan worden onderzocht door middel van de proportie verklaarde variantie. De R2=.29, dit betekent dat de variantie in de perceptie over de economische groei in de binnenstad

voor 29% verklaard wordt door toerisme.

Als laatste is het nog interessant om te onderzoeken of de social exchange theory (Andereck et al., 2005) op dit onderzoek van toepassing is. Zullen de bewoners die werken in of eigenaar zijn van een winkel/horeca/coffeeshop in de binnenstad positiever denken over toerisme dan bewoners die dit niet doen? Om dit kunnen onderzoeken is een onafhankelijke t-toets uitgevoerd. Hierbij is het

(27)

gemiddelde van ‘wel werken in de binnenstad’ en van ‘niet werken in de binnenstad’ vergeleken met variabele toerisme. Het resultaat is te zien in tabel 3.

Tabel 3: Independent Samples Test

Levene’s Test for Equality of Variances T-test for Equality of Means

F Sig. T df Sig. (2-tailed) Toerisme

Equal variances assumed

Equal variances not assumed .071 .791 .071 .070 101 15.431 .943 .945

Er is gebleken dat de respondenten die wel in de binnenstad werken (M = 44.15, SE = 3.27)

gemiddeld nauwelijks verschillen van de respondenten die er niet werken (M = 43.91, SE = 1.20). Dit verschil is dan ook niet significant, t(101) =.07, p >.05, r =.01. Levene’s test voor homogene varianties is aangenomen, F(101)=.071, p >.05. De social exchange theory lijkt voor de bewoners van de

Amsterdamse binnenstad dus niet op te gaan. Wellicht is het resultaat niet significant, omdat de groep ‘wel werken in de binnenstad’ te klein is.

6.2.3. Beantwoording hoofdvraag

De hoofdvraag is: wat is de invloed van toerisme op de leefbaarheid van de Amsterdamse

binnenstad? Nu alle deelvragen beantwoord zijn en er tussen alle domeinen van leefbaarheid en

toerisme een verband blijkt te zijn (de hypothesen kunnen worden aanvaard), kan worden

verondersteld dat toerisme van invloed is op de leefbaarheid van de Amsterdamse binnenstad. Om dit te bevestigen is er ook tussen toerisme en leefbaarheid een bivariate correlatie uitgevoerd. Hier kwam een significante relatie uit, r=.676, p. (two-tailed) <.01. Ook de R2 is berekend; R2 = .46. Dit

betekent dat de variantie in de perceptie over de leefbaarheid van de Amsterdamse binnenstad voor 46% verklaard wordt door toerisme.

(28)

7. Conclusie

7.1 Conclusie

In dit onderzoek is gekeken naar de invloed van toerisme op de leefbaarheid van de Amsterdamse binnenstad. Hierbij is er gekeken naar verschillende domeinen binnen leefbaarheid die in verband zouden kunnen staan met het toerisme: de voorzieningen in de binnenstad, de drukte in de

binnenstad, de veiligheid en criminaliteit in de binnenstad en de economische groei in de binnenstad. De hoofdvraag in dit onderzoek luidde: wat is de invloed van toerisme op de leefbaarheid van de

Amsterdamse binnenstad?

In de eerste deelvraag is het verband tussen toerisme en de voorzieningen in de binnenstad onderzocht. Uit bovenstaande resultaten is gebleken dat het verband significant is en dat 59% van de perceptie over de voorzieningen in de binnenstad wordt bepaald door het toerisme. Zoals Andereck et al. (2005) beschreef kan toerisme onder andere leiden tot recreatiemogelijkheden, restaurants en culturele bezienswaardigheden. Maar ook vervuiling van de omgeving en van gebouwen kunnen gevolgen zijn van het toerisme (Andereck et al., 2005). Dat toerisme invloed heeft op de

voorzieningen in de stad bevestigd deze theorie van Andereck et al. (2005).

In de tweede deelvraag is het verband tussen toerisme en de drukte in de binnenstad

onderzocht. Uit bovenstaande resultaten is gebleken dat het verband significant is en dat 18% van de perceptie over de drukte wordt bepaald door toerisme. 57% van de respondenten vind de

binnenstad dan ook ‘te vol’ en het te druk vinden van de binnenstad bevestigd het onderzoek van O&S: Drukte in de binnenstad (2012). De respondenten hebben het meeste last van fietsende toeristen, fietstaxi’s, verkeersopstoppingen en verdringing van doorgangen door toeristen. De samenhang tussen het toerisme en de drukte in het verkeer bevestigt de theorie van Ten Berge en Jakobs (2012) en Boissevain (1996).

In de derde deelvraag is het verband tussen toerisme en veiligheid en criminaliteit in de binnenstad onderzocht. De invloed van toerisme op de perceptie over de veiligheid en criminaliteit blijkt niet groot te zijn; 12% van de perceptie over veiligheid en criminaliteit wordt bepaald door toerisme. De theorie van Burgers (2001) die voorschrijft dat diversiteit onveiligheid en criminaliteit in de hand helpt kan voor de Amsterdamse binnenstad dus niet worden bevestigd. De mensen lijken zich veilig te voelen tussen de vreemden en dit bevestigd de theorie van Jacobs (1961). Tot slot heeft toerisme invloed op de perceptie over de economische groei in de binnenstad. 29% van de perceptie over de economische groei wordt beïnvloed door toerisme. De samenhang tussen toerisme en economie bevestigt de theorie van Andereck et al. (2005). Echter, de social exchange theory (Andereck et al., 2005) die voorschrijft dat profiteren van toerisme een positieve perceptie over toerisme genereert, gaat voor de bewoners van de Amsterdamse binnenstad niet op.

(29)

Wat dit onderzoek toevoegt is een bevestiging van een significant verband tussen

verschillende domeinen van leefbaarheid en toerisme, maar ook een significante samenhang tussen toerisme en leefbaarheid in zijn geheel. Uit de laatste correlatie bleek namelijk dat 46% van de perceptie over de leefbaarheid van de Amsterdamse binnenstad bepaald wordt door toerisme. Bij een verdere groei van toerisme in Amsterdam zou de leefbaarheid dan ook steeds meer in gevaar kunnen komen. Het is dus absoluut niet verkeerd dat de problematiek rond het toerisme en de leefbaarheid regelmatig aan de kaak wordt gesteld.

7.2 Discussie

Hoewel in dit onderzoek aangetoond is dat toerisme een effect heeft op de leefbaarheid moeten de resultaten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. De Cronbach’s Alpha van de variabele ‘drukte in de binnenstad’ is aan de lage kant. Het is dus twijfelachtig of deze variabele het

onderliggende construct meet. Daarentegen is de betrouwbaarheid van de andere variabelen en de hoofdvariabelen toerisme en leefbaarheid weer zeer hoog.

De z-score skewness van de variabele toerisme viel buiten de grenzen, waardoor een normale verdeling van de steekproef niet zeker is. Ook bij de Kolmogorov-Smirnov test bleek de variabele toerisme niet normaal te zijn verdeeld, net als leefbaarheid en economische groei. Echter, een grote steekproef krijgt bij deze test al snel significante resultaten. De schending van normaliteit voor deze variabelen kan dus in twijfel worden getrokken.

Dit alles roept de vraag op of het onderzoek valide is en dus of de uitkomsten

gegeneraliseerd kunnen worden over de gehele populatie. Verder kunnen er vraagtekens worden gezet bij de mate waarin de sample random getrokken is. De bewoners die facebookpagina’s bezoeken gericht op de binnenstad kunnen worden beschouwd als betrokken bewoners, hetzelfde geldt voor leden van de buurtvereniging VOL-BG. Daarentegen zou het random verspreiden van de oproepjes in 100 brievenbussen de sample weer recht kunnen hebben getrokken.

Wat een toevoeging zou zijn aan dit onderzoek zijn kwalitatieve interviews. Dit mede door een reactie van een bewoner die het jammer vond dat er geen open antwoordmogelijkheden bij de vragen waren. Wellicht komen door interviews nieuwe ideeën, inzichten, toevoegingen en andere meningen naar boven. Het zou dus interessant zijn een vervolgonderzoek te doen door middel van kwalitatieve interviews.

7.3 Reflectie

Dit onderzoek is positief verlopen en de opgestelde deadlines zijn gehaald. Wel is gebleken dat de concepten toerisme en leefbaarheid moeilijk te definiëren en te operationaliseren zijn. Het heeft veel tijd gekost om er meetbare concepten van te maken. Daarnaast bleek het opzetten van de vragenlijst ingewikkelder dan gedacht. Het vinden van respondenten leek tijdens het opzetten van het

(30)

onderzoek een moeilijke opgave, maar de bewoners van de Amsterdamse binnenstad bleken via internet goed te benaderen. Met één onafhankelijke variabele (toerisme) was er een beperkte keuze in mogelijke analyses. Toch waren de Cronbach’s Alpha scores van de variabelen (op één na) hoog, wat duidt op een betrouwbaar onderzoek. Ook zijn er uit de correlaties veel significante resultaten naar voren gekomen. Het is al met al een leerzaam onderzoek geweest.

(31)

8. Literatuurlijst

Amsterdam City Index. (2014) Kloppend hart. Amsterdam: Studio René Bakker.

Andereck, K. L., Valentine, K. M., Knopf, R. C., & Vogt, C. A. (2005). Residents’ perceptions of community tourism impacts. Annals of tourism research, 32(4), 1056-1076.

Benschop A., Buijs L., Engelfriet L., Floor G., Mourik D. van, Nijs S. de, Visser B., Korf D.J. (2009)

Coffeeshops in het hart van de stad. Bewoners en toeristen over postcodegebied 1012 in Amsterdam.

Amsterdam: Rozenberg Publishers.

Blad, S., de Roo, M., & Rutting, L., (2013) An introduction to interdisciplinary research. Boissevain, J. (Ed.). (1996). Coping with tourists: European reactions to mass tourism (Vol. 1). Berghahn Books.

Burgers, J. (1999) Stedelijke landschappen over openbare ruimte in de postindustriële stad in: de stad op straat. Sociaal Cultureel planbureau.

Burgers, J. (2001). Onveiligheid in de stad. Justitiele verkenningen, 27, 1, pp. 25-32. Bryman, A. (2008). Social Research Methods. Oxford: Oxford University Press. Centraal Bureau voor de Statistiek (z.d.). Begrippen. Geraadpleegd op 18 juni 2014 via http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=3205.

Field, A., (2009). Discovering statistics using SPSS (and sex, drugs and rock ‘n’ roll). London: Sage Publications. (3rd edition).

Het Parool (2012). Misdaad hoort bij de toeristenstad. Amsterdam: Het Parool. Geraadpleegd op 8 maart 2014 via

http://www.parool.nl/parool/nl/4/AMSTERDAM/article/detail/3261721/2012/05/26/Misdaad-hoort-bij-de-toeristenstad.dhtml%29.

Jacobs, J. ([1961] 1991). The death and life of great American cities. New York: Vintage books, Chapter 2, pp. 29-54.

Leidelmeijer, K., & van Kamp, I., (2003)

.

Kwaliteit van de Leefomgeving en Leefbaarheid. Naar een

begrippenkader en conceptuele inkadering. Amsterdam: RIGO Research.

Lengkeek, J. (2009). Van Homo Ludens naar Homo Turisticus: regressie of een stap in de menselijke

evolutie?. Wageningen Universiteit.

(32)

Noordhollands Dagblad (2014). Amsterdam lijdt onder Holadiejeetoerist. Alkmaar: Noordhollands Dagblad. Geraadpleegd op 8 maart 2014 via

http://www.noordhollandsdagblad.nl/stadstreek/metropool/article26575673.ece/Amsterdam-lijdt-onder-Holadiejeetoerist).

Ten Berge, J., & Jakobs, E., (2013). Drukte in de binnenstad 2012. Een vergelijking met 2001. Amsterdam: Bureau Onderzoek en Statistiek.

Van der Laan, E. (2014) In: Buitenhof, televisieprogramma, Amsterdam, 5 januari 2014.

http://programma.vpro.nl/buitenhof/afleveringen/buitenhof-5-januari-eberhard-van-der-laan---gerard-t-hooft.html?npo_cc=31&npo_rnd=985802326).

Vanderveen, G. N. G., Pleysier, S., & Rodenhuis, W. (2011). Meten van onveiligheid. Uit Basisboek

integrale veiligheid. Boom Lemma uitgevers.

Van Dorst, M. (2005). Een duurzaam leefbare woonomgeving. Delft: Eburon Uitgeverij BV. VROM. (2004). Leefbaarheid van wijken. Den Haag: Ministerie van VROM.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er is één wijk die op één aspect lager scoort dan het gemeentelijk gemiddelde; de bewoners van Rhoon Noord hebben meer dan gemiddeld overlast van vervuiling in de wijk... 7

Het gaat bij het slachtofferpercentage diefstal om het percentage dat minstens slachtoffer is van één van de volgende delicten: inbraak in woning, diefstal uit auto, diefstal

samenwerkingspartners in wijken en buurten en (actieve) bewoners met en van elkaar leren en kennis uitwisselen over de gebiedsgerichte aanpak van vraagstukken op het terrein van

• Welke maatregelen, instrumenten en interventies kunnen gemeenten, corporaties en andere partijen inzetten om te sturen op veerkrachtige wijken?. • Welke beleidsmaatregelen

1.4.2 Leernetwerk als koepelbegrip voor collectief leren over leefbaarheid en veiligheid Binnen de gehanteerde definitie van het leernetwerk gaan we ervan uit dat er feitelijk

Om het beeld dat de inwoners hebben over de leefbaarheid in hun eigen directe woonomgeving (woonbuurt) zo objectief mogelijk te kunnen meten, wordt gebruik

Als er drukbezochte buurthuizen zijn, liggen daar mogelijkheden; als er in de zomer een grasveld is waar veel mensen komen, leent dat zich misschien voor een bijeenkomst waar de

De enquête is bedoeld voor alle 55-plussers in Heusden en is per post door de gemeente Asten verspreid.. In bijlage 1 vind u de enquête zoals de gemeente Asten deze verspreid