1
INTERAFDELINGSPROJECT ATHEROSCLEROSE
ULTRASONE SNELHEIDSMETINGEN EN DE FOUTEN DIE OPTREDEN
door: T.M. Hendriks ' HTS-student j u n i 1985
Samengesteld i n opdracht van:
D r e k e A . A . van Steenhoven Ir. H.H. Tomesen
TECHNISCHE HOGESCHOOL EINDHOVEN
mentor
begeleidings
-
docent2
SAMENVATTING
In het kader van het onderzoeksproject atherosclerose aan d e TH-E heb ik een HTS-afstudeeropdracht verricht waarbij vloeistofsnelheidsmetingen werden verricht aan een model van de halsslagader. De gebruikte meetmethode berust op
het dopplerprincipe en werkt met ultrageluid. Deze metingen, werden vervolgens vergeleken met die van een laserdopp-
lersnefheidsmeter. De lasermetingen dienden daarbij als standaardmetingen. De resultaten van beide methoden stem- men in het algemeen goed overeen. Echter metingen i n de buurt van de achterwand laten verschillen zien. In dit verslag wordt ook ingegaan op de techniek van de ultra- geluidsmethode alsmede op mogelijke oorzaken van d e ge- vonden verschillen.
3
VOORWOORD
Mijn afstudeerperiode heb ik doorgebracht aan de Technische Hogeschool Eindhoven, afdeling Werktuigbouwkunde. Een on- derdeel van deze afdeling is de vakgroep Fundamentele Werk-
tuigbouwkunde. De vakgroep houdt zich bezig met de werk- tuigbouwkundige principes van enkele lichaamsdelen. Het on- derzoek gebeurt op een breed vlak en wordt uitgevoerd door studenten en promovendi.
Gaarne wil ik mijn begeleider Anton van Steenhoven bedanken voor d e prettige samenwerking. Verder bedank ik The0 van Dup- pen en L e o Wouters v o o r het verzorgen van de hulpmiddelen, en Peter Bovenüeerd voor het gebruik van de meetresultaten van
4 INHOUDSOPGAVE Samenvatting Voorwoord i. Inleiding 1.1 Inleiding 1.2 Atherosclerose 2. Vloeistofstroming 2 . 1 Inleiding 2 . 2 Het Reynoldsgetal 3 . Ultrasone dopplersnelheidsmetingen 3.1 Inleiding 3 . 2 Dopplerfrequentie
3 . 3 Werking van de pulsed doppler snelheidsmeter
4.
De signaalverwerking in de Alvar4.1
Zenden en ontvangen4.2
Demodulatie en selectie meetvolume4,3
Filtering4.4
Nuldoorgangteller5.
Storende invloeden bij de metingen5,l
Inleiding5.2 Het kristal en de ultrasone bundel
5.3
Verbreding van het dopplerspectrum5.4
Nuldoorgangteller en drempelschakeling6 . Metingen aan het slagadermodel
6.1 Snelheidsverdelingen in het model 6 . 2 Afwijkingen in de profielen blad 2 3 6 6 7 9 9 10 12 12 12
13
24 2 4 24 25 26 30 30 3 47 . Aanbevelingen voor nader onderzoek 7.1 Het kristal 7 . 2 Een gevoeligheidsdrempel 8. Conclusie Literatuurlijst Lijst v a n figuren BIJLAGEN: I Opdracktomschrijving I1 Ontvangstversterker
III Demodulator en sample en hold
IV
Filtering V Drempelschakeling en nuldoorgangteller V I Schema A M modulator 3 7 3 7 3 7 3 9 40 41 43 44 4 5 46 47 481 ,
INLEIDING1 . 1
InleidingIn Ret atherosclerose project van de vakgroep Fundementele Werktuigbouwkunde, vindt onderzoek plaats naar stromings- verschijnselen in en rond vertakkingen en vernauwingen van
slagaders. Het onderzoek in het project richt zich met name op de ontwikkeling van meetmethoden voor de vroegtijdige detectie van atherosclerose. Tevens probeert men middels metingen en theoretische analyses van de stromingsverschijn-
selen een voorspelling te doen van het stromingsgedrag bij afwijkende vormen van de stromingskanalen (bv. bij stenose vorming). Hierbij wordt de aandacht met name gericht op het beschrijven en verklaren van stromingspatronen die optreden rond kleine vernauwingen, minder dan 3076, in de vertakking van de halsslagader. Deze vertakking is gekozen omdat ze goed toegankelijk is voor metingen met behulp van altra- geluid en omdat een kleine aandoening aldaar grote gevol- gen kan hebben. Een model is weergegeven in figuur
1 ;
fig. I . schets van de halsslagadervertakking aan d e
7
In het verslag staat een ultrasoon dopplersnelheidsmeter, fabrikaat Alvar, centraal. Het apparaat wordt binnen het project gebruikt om de mogelijkheden van het apparaat en de meetmethoden te onderzoeken. Als vergelijking wordt daar- voor een laserdopplersnelheidsmeter gebruikt waarvan de meet- nauwkeurigheid goed bekend is en die daarom ook als stand- aard v o o r d e ultrasone metingen kan dienen. Behalve het doen van vergelijkende metingen aan een halsslagader model werd er ook gekeken hoe dat de gebruikte apparatuur verbeterd k a n worden.
Zie v o o r de exacte opdrachtomschrijving bijlage I.
Hoofdstuk 2 handelt over vloeistofstromingen zodat enkele begrippen zoals die later gebruikt worden bekend-zijn.
In hoofdstuk 3 wordt iets verteld over de meetmethode.
De inhoud van hoofdstuk 4 gaat over d e algemene werking van de ultrasone dopplersnelheidsmeter. Deze uitleg handelt o - ver het gebruikte apparaat d e Echovar F8, fabrikaat Alvar,
Frankrijk. In het hoofdstuk
5
worden enkele storende invloe- den bij het meten besproken. Hoofdstuk.6 gaat over de gedane metingen en d e uitingen van de fouten daarin. Tenslotte wor- den in hoofdstuk 7 enkele suggesties gedaan o m een betere meetresultaten te verkrijgen, en staan in hoofdstuk 8 nog enkele conclusies.1.2 Atherosclerose
Atherosclerose is een aantasting van d e grote en middelgro- te slagaders waarbij door onder andere vetophoping en kalk- opname d e wand verdikt en verhardt. Dit kan leiden tot ver- nauwde bloedvaten. D e voorkeursplaatsen voor het ontstaan van atherosclerose aandoeningen zijn in de nabijheid van vertak- kingen en bochten. Een van de grote problemen is het detecte- ren van atherosclerose als de vernauwingen nog relatief klein
8
e e n melding v a n d e z i e k t e t e kunnen doen omdat l o s g e l a t e n
d e e l t j e s v a n d e v e t o p h o p i n g en k a l k a a n s l a g dunnere v a t e n kunnen a f s l u i t e n . Dit kan dan b i j v o o r b e e l d hersen- o f hart-
9
2 . V L O E I S T O F S T R O M I N G
2 . 1 Inleiding
Men onderscheidt bij de stroming van een vloeistof (of gas) twee gevallen:
-
laminaire stroming (laagjes of visceuse stroming)-
turbulente stroming (wervelstroming)Een stroming is laminair waneer deze zodanig plaats heeft dat bij een constante drukgradiënt (drukverval per meter) d e grootte en de richting van de stroming op een bepaalde plaats constant blijven. Het is dus mogelijk om op elke plaats in het stromingsvefd een snelheidsvector te defi- niëren welke constant is.
Turbulente stroming is aanwezig als de grootte en de rich- ting van de snelheid op een bepaalde plaats voortdurend met d e tijd verandert; ook wanneer men de drukgradiënt con- stant houdt. Deze twee stromingssoorten zijn zoals in fi- guur 2 door middel van luchtbelletjes of inkt zichtbaar te maken.
f i g . 2 . visualisatie van stromingen, A = laminaire stroming
10
-
2 . 2 Het ReynoldsgetalWanneer bij stromingen van vloeistof of gas een pijp gebruikt wordt met een cirkelvormige doorsnede, dan zal bij lage stroom-
snelheden de stroming laminair zijn. Boven een bepaalde snel- heid zal echter de stroming turbulent worden. Het w a s Reynolds
( 1 8 8 3 ) die de stroming karakteriseerde door, de naar hem ge- noemde, vergelijking:
u de gemiddelde snelheid over de doorsnede
- .
( m / s ) waarin :(3 d e dichtheid van het medium ( k g h 3
1
C! d e diameter van d e buis (m)2
7
d e dynamische viscositeit van het medium ( N s h ) Re het Reynoldsgetal (dimensieloos)Reynolds vond dat d e stroming in een lange rechte buis voor
.-
Re<2100 steeds laminair is en voor Re>4000 steeds turbulent.Tussen deze twee getalwaarden i s de aard van de stroming niet voorspelbaar, maar zeker niet stabiel. De snelheidsprofielen
zijn parabolisch voor een laminaire stroming, maar hebben
( z i e fig. 3 ) een andere vorm bij turbulente stroming.
fig. 3 . schematische weergaven van stromingsprofielen, A = parabolische snelheidsweergave, de snelheid
in het midden is tweemaal de gemiddelde snel- heid
Het getal van Reynolds is niei; alleen van belang om vast te stellen of een stroming al of niet laminair is. Het is ook karakteriserend voor een stationaire stroming in die zin dat als expirimenten die gedaan zijn met een geometrische vorm, herhaald worden met een gelijkvormige geometrie die groter of kleiner is, de stromingen ook gelijkvormig zullen zijn.
Voorwaarde i s dan wel dat Reynoldsgetal voor d e beide stu- dies gelijk is. Stel als voorbeeld: een buis met diameter
1
en R e = 100 dan ontstaan i n een buis met R e = 100 en diame- ter 10 dezelfde stromingsversehijnselen. In het laatste ge- val zijn dan wel, bij gebruik van dezelfde vloeistof, d e snelheden in d e buis 10 maal lager.3 .
ULTRASONE DOPPLERSNELHEIDSMETINGEN3.1 Inleiding
D e eerste snelheidsmetingen aan bloedstromingen waarbij ge- bruik werd gemaakt van de ultrasone dopplersnelheidsrneter, dateren uit de jaren zestig. Deze eerste apparaten konden alleen d e aanwezigheid van een stroming aantonen. Later, door gebruik van modernere technieken, kon niet alleen d e gerniddel- d e grootte maar ook de richting van de snelheid bepaald worden.
P a s an de begin jaren zeventig werd een apparaat ontwikkeld dat snelheidsproflelen kon opnemen. Het apparaat wat in dit v e r s l a g beschreven wordt werkt met hetzelfde principe.
3
2 DoppierfrequentieHet dopplerprincipe dat genoemd is naar de ontdekker, berust op het feit dat wanneer een bewegend deeltje geluid weerkaatst dat weerkaatste geluid een andere frequentie heeft gekregen.
De formule wordt weergegeven door:
2 '
fo'v
c o s *-
-
C waarin fd de dopplerfrequentie ( H d V de snelheid (m/s1
fo de uitgezonden frequentie (Hz) c d e v û û ï t p l a n l l n g s s n e l h z i d var: g e l 3 i . U ( m i s1
g e l v o o r een a k o e s t i s c h e k o p p e l i n g t r a n s d u c e r huid
-
vaatwand / cc 1 -vaatwandA
V
meetvolume f i g .4.
o p s t e l l i n g b i j bloedstroommetingen 3 . 3 Werking v a n d e p u l s e d d o p p l e r s n e l h e i d s m e t e r Om t o t de u i t e i n d e l i j k e d o p p l e r f r e q u e n t i e t e komen moet e e r s t h e t g e r e f l e k t e e r d e s i g n a a l o n t v a n g e n en v e r w e r k t worden. Z o a l s d e naam r e e d s z e g t w o r d t b i j p u l s e d d o p p l e r gedurende een z e e r k o r t e t i j d een s i g n a a l uitgezonden.De f r e q u e n t i e v a n d i t s i g n a a l l i g t b i j d e g e b r u i k t e appa- r a t u u r ( A l v a r F 8 ) op 8MHz
..
I n d e t r a n s d u c e r b e v i n d t z i c h een k r i s t a l w a t a l s ontvang- e r en a l s z e n d e r g e b r u i k t kan worden. Door nu een p u l s u i t t e zenden v a n 8 NHz ( p u l s d u u r i n s t e l b a a r op 0,5
1
en 2ps)en na d e z e ' b u r s t h e t k r i s t a l als o n t v a n g e r t e g e b r u i k e n
kunnen de g e r e f l e k t e e r d e g e l u i d s g o l v e n ontvangen worden. Ten g e v o l g e v a n d e e i n d i g e s n e l h e i d v a n d e g e l u i d s g o l v e n ,
1500 m / s in b i o l o g i s c h w e e f s e l , z a l h e t g e l u i d d a t i n d i e - p e r g e l e g e n l a g e n r e f l e k t e e r t l a t e r ontvangen worden.
I I
d
f i g . 5. spanningen op het kristal bij zenden en ontvangen 11 is de lengte van de uitzendburst
P2 is d e tijdsduur van signaal inname
F3
is de tijd tussen zenden en ontvangenT
is d e periodetiid tussen twee burstsr
Door
K3
en P 2 te variëren kan respectievelijk de diepte en de grootte van het meetvolume ingesteld worden. Door nu T 2 kort te nemen, bijvoorbeeld l p s , enT 3
te variëren i s het dus mogelijk om een snelheidsprofiel samen te stellen van de streming. Eet veerdeel vzn deze methodei
dus het non invasieve karakter, omdat door elastische wanden (huid en aderwand) heen gemeten kan worden. Dit in tegenstelling tot de nauwkeurigere laserdoppler.-
4 . DE SIGNAALVERWERKING IN DE ALVAR---
4 . 1 Zenden en ontvangenHet uitzenden van een signaal gebeurt eenvoudig door het kris- tal in d e transducer aan te sturen met een wisselspanning met een frequentie van 8MHz. De pulsduur
11
kan daarbij ingesteld worden op O , 5 ,u s 91p.s
en 2 P s . De pulsduur is direct gekop- peld aan de amplitude van de uitgezonden puls en daarom is de keuze afhankelijk van de demping van het lichaamsweefsel. D e herhalingsfrequentie van de puls is 31,25 of 15,625 KHz (Tr isrespectievelijk
32
en lf6p s ) .
De ontvangstversterker is opgebouwd uit een drietrapsverschil- versterker zoals weergegeven in figuur
6.
4
fasedraaier
U
timing
fig. 6 . blokschema ontvangstversterker met versterkingsregel-
unit.
Van d e versterkers A2 en A 3 wordt met behulp van een regelunit d e versterkingsfactor behvloed. Dit om twee redenen:
-
onderdrukken van de uitgang tijdens zenden-
demping van het weefsel compenseren_Na versterking wordt het signaal aangeboden aan een fasedraai- er die twee signalen produceert die 90’ ten opzichte van el-
I kaar zijn verschoven. Hiervan wordt gebruik gemaakt bij de de-
modulatie en nog later bij de richtingsbepaling van de stro- ming. In bijlage II is het gehele schema gegeven.
i6
4.2 Demodulatie en selectie meetvolme
Bij d e demodulatie is de kwadratuurfase techniek toegepast. Dit betekent dat behalve een laagfrequent uitgang ook de fase v a n het gedemoduleerde signaal behouden blijft. De signalen
die dan verkregen zijn worden aan een sample en hold schake-
ling toegevoerd. Dit gedeelte van het apparaat is weergegeven
in figuur 7 .
fig. 7 . . demodulatie en sample en holdschakeling
Het signaal dat aan d e sample en holdschakeling wordt toege- voerd heeft geen vaste fase ten opzichte van het kloksignaal
(8 M H z ) . Hierdoor ontstaat het volgende diagram, figuur 8 , o p de volgende bladzijde.
burst *I burst
Wr
. . .uitgezonden
pulsen .. . . < . ontvangen d o o r sample e nref2ekties hold samengesteld
signaal
_ _
. . . . -' f i g . 8. signalen tijdens het doorkruisen v a n d e bundel
. - .
d o o r één deeltje met een constante snelheid
. .-
Wanneer dus een deeltje in de geluidsbundel van de trans- ducer komt, zal het deeltje verschillende keren door de ultrasone burst getroffen worden am vervolgens de golven terug te kaatsen. Hierdoor ontstaat na sampling, waar het ontvangen signaal vergeleken wordt met het originele klok- signaal, de langgerekte s i n u s uit figuur.8. Deze sinus heeft de gezochte dopplerfrequentie.
De maximale dopplerfrequentie volgt uit het theorema van Shannon wat van toepassing i s op het sampleproces. Deze frequentie is maximaal de helft van de herhalingsfrequen-
t i e en bedraagt dus 1%25/2=7,8125 kHz of 31,25=15,625 kHz
Bij
een voortplantingssnelheid van 1500 m / s betekent diteen maximale detecteerbare snelheid van respectievelijk û , ? 3 m/s en 1 , 4 6 m / s
.
Omdat h e t gesampelde signaal staafvormig is opgebouwd dient h e t signaal met behulp van een laagdoorlaatfilter ontdaan te worden van d e trapjes vormen, figuur 9 .
fig.
9.
gesampeld signaal; voor e n na filteringDe totale schakeling van de demodulator en de sample en hold staan
in
bijlageI11
.
-
4 . 3 FilteringHet signaal van de holdschakeling wordt vervolgens gefilterd met behulp van een bandfilter. Hierdoor worden de ongewenste vaatwand bewegingen geëlimineerd en de trapjesvormige span- ning gladgestreken. Het gladstrijken gebeurt door een laag doorlaatfilter en de eliminatie van de vaatwandbewegingen
door een hoog doorlaatfilter. De filterkarakteristiek kan aan- gepast worden aan de behoefte met behulp van schakelaars. Hier- bij moet rekening gehouden worden met de te detecteren snelhe- den. Onderstaand figuur geeft de mogelijke karakteristieken
weer A
--
10ûHt IKHP 1OKH z 100 r<H I
8 M H z ( F R 3 1 , 2 5 K H z J
f i g . í0. banddoorlaatkarakteristieken, bovenste figuur voor
Tr=64
us en de onderste voor T =32 us.
20
Na
deze filtering houden we dus twee laagfrequente signalen overwl
e n X 2 ) die in het hoorbare gebied liggen. D e beide signalen, die nog steeds in fase verschoven zijn, worden aan een nuldoorgangteller aangeboden. Hier wordt de frequentie om- gezet in een positieve of negatieve gelijkspanning afhankelijk van de stromingsrichting. Daarnaast wordtéén
signaal naar een versterker met luidspreker gevoerd, zie ook bijlage IV4.4
NuldoorgangtellerVanaf d e sampleschakeling bestaat het blokschema uit een twee- tal bandfilters, een versterker met luidspreker en de nuldoor- gangteller zoals aangegeven in figuur l i .
fig.
1 1 .
laatste gedeelte van de schakeling; banddoorlaatfil- .L ~ e r s niet: drempelschakeling en nuldaergungteller D e nuldoorgangteller zet de dopplersignalen om naar een ge- lijkspanning. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de fase tus-sengi
e n g 2 , zodat de uitgangsspanning positief en negatiefkan zijn (afhankelijk van de stromingsrichting). Deze omzet- ting heeft als volgt plaats. Uitgaande van het ideale geval bestaan51 enfl2 uit een sinus waarbij
$1
e n 6 2 een fase21
verschil hebben aangegeven. v a n 90°. De spanningen z i j n i n f i g u u r1 2
\/
t r i g g e r n i v e a u t r i gg e r n i v eau \>\
I \ I \ / I I I O / / / 0 1 .p1
Ol
1
OI
I
J
1
1
ou
1
Ou
u
1
OR
o+
f i g .
12.
d e spanningen behorende bij f i g u u r1 1
z o a l s z e voorkomen a l s
dl
end2
sinus- vorrnig z i j n Al AZ B1 B 2c1
c2
u i tgangs- spanning1
2
2 2
Deze spanningen worden vervolgens ieder naar een schmidt- trigger gevoerd. Hier wordt de sinus omgezet naar een blok- spanning, Al en A2. Belangrijk hierbij is dat de beide trig- ger omslag niveaus overschreden zijn voordat de uitgang ver- andert (zie ook paragraaf
5.4).
Vervolgens wordt het signaal aangeboden aan een 'one-shot' schakeling. Deze schakeling geeft bij een stijgende ingangsspanning (positieve f1ank)een pulsje af. Tijdens deze puls wordt d e uitgang laag gemaakt.Dit pulsje duurt
13,9/us.
Om nu de richting van de stroming te kunnen bepalen worden de signalen Al, A2, B1 en B2 in twee'NOR' poorten gestuurd. Bij een stromingsrichting die van de probe afwijst ontstaat de situatie van figuur 12 zodat de uit- gangsspanning uiteindelijk negatief is. Is de stroming d e an- dere kant op dan ijlt ar2 voor op #l en dan bevat C2 pulsjes
en is C¶ steeds nul, In figuur
13
is de omzetting van pulsjes naar een gelijkspanning vereenvoudigd weergegeven.O OV
I
T
C R17, R O'
-15V
fig.13.
vereenvoudigde puls-spanning-omzetter, links vooreen negatieve en rechts voor een positieve snelheid
Door de spanning uit figuur
13
verder af te vlakken is het m o - gelijk om een voltmeter aan te sluiten. Bij verhoging van de dopplerfrequentie zullen het aantal pulsjes per seconde toene- men. Omdat de pulsduur van13,9,u s
niet verandert is de toena-23
me evenredig met de frequentie. In onderstaand figuur is de dopplerfrequentie tegen de uitgangsspanning neergezet. De uitgangsspanning is dus evenredig met d e dopplerfrequentie en daarmee voor de snelheid van de stroming. Ook dit gedeel- te van het apparaat is weergegeven in een bijlage,(V).
uitgangs- spanning
2
8
1
2 34
dopplerfrequentie
fig. 1 4 . uitgangsspanning van het apparaat als functie van de dopplerfrequentie. Bij een voortplantingssnel- heid c=1500 m/s komt 1V uitgangsspanning dus
5 .
STORENDE INVLOEDEN B I J DE METINGEN5.1 Inleiding
De beschrijvingen in hoofdstuk 4 z i j n gebaseerd op een ideaal systeem, Helaas zijn er een paar, niet onbelangrijke, factoren die de meetresultaten negatief beïnvloeden. Enkele ervan zullen hier behandeld worden.
5 . 2 Het kristal en de ultrasone bundel
De problemen bij de bepaling van de snelheid beginnen reeds bij het begin, namelijk bij de meetprote en het uitzenden en ontvan- gen van de ultrasone golven. De ultrasone bundel zoals die uit de probe treedt kan verschillende vormen vertonen. Enkele daar-
van zijn samen met de vorm van het kristal weergegeven in fi- guur 15.
t
1
kristaA met plexiglas lensE 5 3 5
i L
Ikristal met schotelvorm
B
fig.
1 5 .
verschillende bundels met de bijbehorende kristalvor- men,A is een parallele en 3 een gefocusseerde bundel2 5
Het gebied aangegeven met L, dicht bij het kristal, wordt fresnelzone of 'near field' genoemd. Het divergerende ge- deelte de fraunhoferzone of 'for field'. D e lengte van d e
fresnelzone is afhankelijk van het kristal.
Volgens eerdere metingen (Lex Brounts
1983)
is voor de pa- ralldle bundelD
gelijk aan 2,2 mm bij L = 10 mm. Voor de gefocusseerde bundel is dit D = 0,6 bij L = 12 mm. Om zo nauwkeurig mogelijk te meten is gebruik gemaakt van de ge- focusseerde probe zodat een zo snel mogelijke bundel ver- kregen werd. Hierbij dient er voor gezorgd te worden dat het meetvolume o p12
mm ligt om een zo smal mogelijke bun- del te krijgen.Met frequentiespectrum van het dopplersignaal. zoals dat aangeboden wordt aan de nuldoorgangteller zal niet bestaan u i t een frequentie. Bij de verklaring van het sampleproces is uitgegaan van
66n
deeltje dat zich in de bundel bevindt.Daar de bundel veel breder is dan de reflecterende deeltjes
in de vloeistof zal het dopplersignaal bestaan u i t de som van alle reflecties. Verder zullen door snelheidcverschil- len van de deeltjes de dopplerfrequenties niet gelijk zijn. Het dopplersignaal dat na sampling en filtering is verkre- gen bestaat meestel uit een band rond een bepaalde centra- le frequentie. In figuur 16 is het spectrum getekend van
1 0.0 26 y:
-23.977
HARMONIC
T -i...
. -..I 3.0000K
fig. 1 6 . spectrum van een dopplersignaal, er zijn vooral in de centrale frequentie verschillen mogelijk; dit als g e v v l g ~ r rio a optredende ~ snelheidsverschillen
5 . 4
Nuldoorgangteller en drempelschakelingHet signaal waarvan het spectrum is weergegeven in figuur 16
wordt, zoals te zien in figuur 1 1 , aangeboden aan een drempel- schakeling en vervolgens aan de nuldoorgangteller. De eerste schakeling bepaalt of het signaal niet te klein is om doorge-
27
voerd te worden, Is het signaal groot genoeg dan wordt het 10 maal versterkt en doorgegeven. Als het te klein is krijgt d e nuldoorgangteller geen signaal aangeboden. Hierdoor wordt voorkomen dat ruis als een snelheid wordt weergegeven. Het
schema i s afgebeeld op bijlage V
.
D e nuldoorgangteller zet de signalen om in een gelijkspan- ning die evenredig is met de dopplerfrequentie. Deze span- ning is dus een maat voor de snelheid van de stroming. De polariteit is afhankelijk van de stromingsrichting. De n u l - doorgangtefler bestaat uit een schmidt-trigger en een puls- spanningsomzetter. De Schmidt-trigger is weergegeven in fi-
guur 1'7 en bestaat uit een spanningsvergelijker (voltage comparator) en enkele extra componenten om signaal te leve- ren aan de 'NOR' en 'one-shot' en om een positieve terug- koppeling te verkrijgen.
fig.
17.
de schmidt-trigger schakelingDoor de terugkoppeling worden twee omschakeldrempels verkre- gen. Deze liggen op
+
0 , 1 1 en-
0 , 1 1 volt, zie ook figuur 18.28
A B
fig. 18. verschillende in- en uitgangsspanningen van de Schmidt-trigger van figuur 1 7 met drempelwaard- en + 0,llV en
-
0,llV e A : reactie bij een si-nus, B: kleine sinus met ruis e n c : grote si- nus met ruis
U i t figuur 18 blijkt dat wanneer de signaal-ruis verhou- ding te kein is d e Schmidt-trigger niet meer de juiste frequentie uit het signaal kan halen. Zoals reeds opge- merkt bestaat het doppiersignaal uit meerdere, b i j el- kaar gelegen frequenties. Uit de literatuur blijkt dat de nuldoorgangtellers dan een te hoge spanning afgeven en er zo een overschatting van de snelheid.optreedt (Perronneau 1 9 7 0 ) . De fout die optreedt hangt af van de breedte van het spectrum en de centrale frequentie. Om dit voor de gebruikte nuldoorgangteller te controleren werd door mij een schakeling ontworpen waardoor een am- plitude gemoduleerd signaal kon worden opgewekt. Dit
signaal werd aangeboden aan de drempelschakeling uit figuur
1 1 .
In bijlage V I is dit nog verduidelijkt. De uitgangsspanning werd vervolgens gemeten en vergeleken met de spanning bij aansturing met alleen de centrale frequentie. De resultaten staan in figuur 19.bandbreedte ( h z ) frequenti?
y5
I
100 150 50 4 4 4 8 8 5k5
4
4
6a
..
500
14 10 9 8 7 8 fout ( % ) \fig. 19. tabel met de overschatting van de spanning en daarmee d e snelheid
Uit d e tabel blijkt dat naarmate d e verhouding bandbreed- te/centrale frequentie toeneemt de afwijking groter wordt.
-
6 . METINGEN AAN HET SLAGADERMODEL6.1 Snelheidsverdelingen in het model
Het model waaraan gemeten werd is weergegeven in figuur 20 en is 2 , 5 maal de werkelijke grootte. Het model is geba- seerd op basis van 100 röntgenmetingen zoals beschreven door (Bharadvaj 1982). D o o r het reynoldsgetal voor de me-
tingen gelijk te houden met die van de laserdoppler-metin- gen kunnën de resultaten onderling vergeleken worden.
. , . . .
fig. 20. het model gefotografeerd
D i t model is gemaakt door eerst een mal te maken op een nu- meriek bestuurde freesbank. Door vervolgens een stearine gietsel te maken en deze te dippen met latex (een rubber) wordt dan het uiteindelijke model verkregen. D e aanslui- tingen bestaan ook uit rubber zodat een flexibel geheel wordt verkregen. D o o r nu dit model, zie figuur 21, in een waterbak te monteren wordt meteen een akoestische koppe-
ling met d e probe verkregen zonder dat er nog gel nodig is (vergelijk figuur 3 ) . _ - - -_ -- ~ -
-fig. 21. d e probe gemonteerd op een nauwkeurige traverseer- inrichting
De snelheidsprofielen zijn opgenomen op afstanden die na schaalaanpassing overeenkomen met die van de laserdoppler- metingen. D e ultrasoon metingen werden uitgevoerd door middel van een probe met twee onafhankelijke kristallen die 60° ten opzichte van elkaar zijn gemonteerd. D o o r met beide kristallen in hetzelfde meetvolume te meten kunnen dus de zuivere horizontale en vertikale snelheid bepaald worden (figuur 22). cos3O0 + V Z * ~ 0 ~ 3 0 ~
1
= -U ‘ver tikaa 1’
hor i zon =v 1
cos60 O+v2.
~ 0 ~ 6 0 ~ # \ I ‘ 60°32
D e traversering geschiedde door d e probe over het model te verplaatsen waarbij het meetvolume in het synmetrievlak lag. Er werd dus niet z o a l s gebruikelijk langs d e bundel getra- verseerd. De resultaten v a n de metingen zijn hieronder en
o p d e volgende pagina weergegeven.
fig. 2 3 . de snelheidsprofielen in d e halsslagader, gemeten met laserdoppler.
33
aanstro- ming
fig. 24 d e snelheidsprofielen, gemeten met ultrasoon geluid.
Over de betekenis van de profielvormen kan in het kort het volgende gezegd worden. In de communis is de stroming ge- heel ontwikkeld, dat wil zeggen dat er een parabolisch snelheidsprofiel bestaat. De stroming in de interna ge- lijkt op die van een bocht. Ten gevolge van de centri- fugaalkrachten verplaatst het gebied met de maximale snel- heid zich naar de wand. Voor de externa geldt, zij het in
mindere mate, hetzelfde. Verder is er in d e interna een gebied waar de stroming ongeveer nul is en zelfs een ge- ringe terugstroming optreedt. Voor meer informatie Bharad- vaj 1982.
6.2 Afwijkingen in de profielen
Zoals uit figuur
24
blijkt geven de ultrageluid metingen a a n de wand problemen. De afwijkingen ontstaan d o o r de breedte van de ultrasone bundel. In figuur 25 is dit weer- gegeven voor 3 verschillende locaties van het meetvolume.U
u
-probeV=l V=l v=o
fig. 2 5 . invloed van de bundelbreedte bij dwarstraversering
In principe leidt deze manier van meten dan ook tot een onnauwkeurigheid in de breedte van het profiel van maxi- maal twee maal de breedte van het meetvolume.
T o t nu toe is het meetvolume verplaatst door de probe ten opzichte van de buis t e verschuiven. Ook is het mogelijk
lengterichting van de bundel wordt verplaatst. Bij een lami-
naire stroming zoals die zich in de communis bevindt ZOU z o - wel in de eerste als in de tweede situatie een parabolische snelheidsverdeling gemeten moeten worden.
een meting langs de bundel alleen voor het eerste gedeelte een dergelijk verloop op. Dit is in figuur
26
geïllustreerd.Helaas levert
V
O
A
dO
fig.
26.
opgenomen snelheidsprofielen. A door de probe te verplaatsen en B door langs de bundel te metenHet model B vindt zijn ontstaan waarschijnlijk in het druppelvormige karakter van het m e e t v o l m e (Jorgenson 1 9 7 3 ) . Een andere mogelijkheid is dat ten gevolge extra reflecties toch snelheden gemeten worden. In figuur 27 is geprobeerd hiervan een voorstelling te geven.
probe \ \ \ \ mee tvolume \ \ \ \ \
fig. 2 7 . snelheidsdetectie door secundaire reflectie
De druppelvorm v a n h e t m e e t v o l m e b e t e k e n t d a t h e t volume
groter is d a n b e r e k e n d a a n d e hand v a n 12. E e r d e r e metin-
g e n (Lex B r o u n t s i983 en Jorgenson 1 9 7 3 ) l a t e n d i t z i e n .
I n f i g u u r 28 i s e e n p l o t g e t e k e n d w a a r b i j d e d i e p t e en d e g e v o e l i g h e i d t e g e n e l k a a r z i j n u i t g e z e t .
f i g . 28. d e d i e p t e g e v o e i g h e i d v a n d e g e b r u i k t e pr b e ( t y p e D8M-202) en d e vorm v a n h e t meetvolume Men kan nu i n z i e n dat wanneer men l a n g s d e b u n d e l meet i n h e t l a a t s t e g e d e e l t e v a n d e buis h e t s t a a r t j e v a n d e drup-
p e l d e s n e l h e i d s i n f o r m a t i e l e v e r t i n p l a a t s v a n de k o g e l - Ook a l v a l t T 2 b u i t e n d e wand dan w o r d t e r t o c h een s n e l - h e i d gemeten. Figuur 29 l i c h t d i t n a d e r t o e . p r o b e
n
IA
achterwandf2
-)-.+n
i-L i f i g . 29. l o c a t i e v a n d e m e e t v o l m i n a , j u i s t i n en j u i s t b u i t e n d e b u i s7 . A A N B E V E L I N G E N VOOR NADER ONDERZOEK
7 . 1 Het kristal
E r van uitgaande dat de druppelvorm van het meetvolume verantwoordelijk is voor de gemeten afwijkingen moet de
staart van de druppel verkort worden. Dit is misschien mogelijk door een ander kristal te ontwerpen wat sneller uitdempt. Wellicht kan het zijn dat aansturing met een in
fase gedraaide spanning het kristal sneller laat uitdem- pen.
In
figuur 30 is d e huidige spanningsvorm links en det e proberen vorm rechts getekend.
I
In n
opgelegde spanning
VT-
t -fig. 3 0 . spannings- en geluidsvormen van de probe bij verschillende methoden van aansturen. A: hui- dige situatie, B: te verwachten resultaat bij bijzondere aansturing van het kristal.
7.2
Een gevoeligheidsdrernpelDaar het voorgaande idee niet eenvoudig te verwezelij- k e n lijkt is een andere mogelijkheid het inbouwen van een
38
drempel. Bij de situatie zoals die in figuur 2 9 is gete- kend i s het gereflecterende signaal in de linker tekening 'groter dan in de rechter situatie. Door nu een drempel in
te bouwen die het kleinere signaal naar nul wegdrukt zal, als het meest gevoelige gedeelte van het meetvolume bij het traverseren de wand van de buis gepasseerd is,
spanning aan de uitgang van de nuldoorgangteller n u l wor- den. Het prettige van deze oplossing is dat deze eenvou- dig is uit te voeren omdat alleen een aanpassing van de besproken drempelschakeling nodig is. Het resultaat van deze aanpassing zou e s dan uit kunnen zien zoals in fi-
de
gUUr 31.
uitwendig aanbre
fig. 3 1 . de gewijzigde drempelschakeling
O p het moment van het schrijven van dit verslag kon deze methode wegens tijdgebrek nog niet uitgeprobeerd worden.
3 9
,8. C O N C L U S I E
Zoals uit hoofdstuk 6 blijkt stemmen de metingen met ultra- geluid goed overeen met de referentie metingen het laser- systeem. Uitzondering vormen d e snelheidsmetingen in de b u u r t van de achterwand. Het is niet zeker of de druppel- vorm van het meetvolume daarvan de oorzaak is, en ook is nog niet duidelijk op moment van schrijven van dit verslag
of de aangepaste drempelschakeling resultaat heeft. Wel- licht is .nodig de diverse oorzaken verder te onderzoeken
om uiteindelijk tot een goed meetresultaat te komen. Hier- b i j zal zich het onderzoek vooral moeten richten op zaken d i e buiten de Alvar-snelheidsmeter gebeuren.
40
LITERATUURLIJST
BHARADVAJ ( 1982 ) :
Steady f l o w in a model of the human carotid bifurcation. Journal of Biomechanics, v o l . 15, no. 5, blz. 363-378 BROUNTS ( 1 983 ) :
D e Echovar F8 van Alvar, een ultrasoondoppler snelheids- meter.
Af s t ud e erver s lag, T H -E i nd hov en JORGENSEN ( 1973 ) :
Physical and mathematical modelling of the pulsed ultra- sonic flowmeter.
Medical and Biological Engineering, 1973, b l z 404-421 PERONNEAU ( 1970 ) :
Velocimetre sanguin par effet Doppler.
41
L I J S T VAN FIGUREN fig.
blad
5
i. schets van de halsslagaderv.ertakking aan de hand van een groot aantal röntgenopnamen
fig.
f i g .
2.
3 .
visualisatie van stromingen 9
schematische weergaven van stromingsprofielen 10 fig. 4. opstelling bij bloedstroommetingen
13
fig. 5 . spanningen op het kristal bij zenden enontvangen
14
fig. 6 . blokschema ontvangstversterker met verster- kingsregelunit
15
fig. 7 . demodulatie en sample en holdschakeling
16
fig.
a .
signalen tijdens doorkruisen van de bundel door één deeltje met een constante snelheid17
18 fig. 9. gesampeld signaal
fig. 10. banddoorlaatkarakteristieken fig. 11.
fig. 12,
fig.
13.
laatste gedeelte van de schakeling
de spanningen behorende bij figuur
1 1
vereenvoudigde puls-spanning-omzetter
20
21
22 fig.
14.
uitgangsspanning a l s functie van de doppler- 23frequent
i
ef i g .
15.
verschillende bundels met de bijbehorende 2 4 kristalvormenfig. 16. spectrum van een dopplersignaal
fig. 17. de Schmidt-trigger schakeling
fig. 18. verschillende in- en uitgangsspanningen ’ van de Schmidt-trigger
fig. 1 9 . tabel met de overschatting van de span- ning en daarmee de snelheid
f i g . 20. h e t model gefotografeerd
fig. 21. d e probe gemonteerd
26 27 28 2 9 30 31
fig. 22. d e probe met twee onafhankelijke kristallen 31
fig. 23. d e snelheidsproflelen in d e halssagader 32
fig. 24. de profielen gemeten met ultrasoon geluid 33
fig. 25. invloed van d e bundelbreedte b i j dwars- - 34 versering
fig. 26 opgenomen snelheidsprofielen 35
fig. 27. snelheidsdetectie door secundaire reflectie 35
fig. 28. d e diepte gevoeligheid van de gebruikte probe 36
fig. 29. locatie van de meetvolumina 36
fig. 30. spanning- en geluidsvormen van de probe 37
43 bijlage I
:,fs tudeeropdracht
Naam student : Thco t-1. Hendriks, Binnenveld 3 2 , 5 5 5 2 LG Valkenswaard
school : HTS-Eindhoven, afd. Electrotechniek, Postbus 347, Eindhoven
---
---
---
Instelling : TH-Eindhoveii, afd. Werktuigbouwkunde, Postbus 5135600 M B Eindhoven
MeEL25
í55q~&e~eigq~~gs~pt : Ir. Tomesen
: Dr.Ir. A.A. van Steenhoven, vakgroep Fundamentele Werktuigbouwkunde, W.hoog -1.125, tel. 472811
I n het kader-van het interuniversitaire (THE, RL, THD) project Atherosclerose
wordt onderzoek gedaan m a r de invloed van kleine vernauwingen in de hafsslag- ddervertakking 013 i:et-. strouiingcgebeuren aldiiar. Hei uiteindeli jic doel is
ineetmethoclen te í.~ntwikkelen voor de vroegti j d i y e d e t e c t i e vdn atherosclerose. Een mogelijke en rceds klinisch veel toegepaste nierttechniek is die gebdseerti
up het meten van ;nelheidspro€ielen in bloedvaten m.b.v. gepulst ultra-geluid.
Pannen het project i s Z C ' ) ~ anemometer (Alvar Fe) voorhanden.
Doel van de afsta,!ecropdracht is nu liet voornoemdl= spparaat nader te 2vai.u- cren, en de te mt.*:'-rl -;nr:I!;eidsprofielen in een elastisch model van de liul:j-*
jlagadervertakkii~~ t c
~ e r c ~ . l ~
jken met d i e w e W e m . n . v . een lascr-Doppierzaernorneter gemeib..: zi jr, i n c i r l r ~ e Iiiouzllen er\ ,m. fie Iíit'tinqJt:n worciari d ~ a A si,
ìseperkt t o t s t a t i . a . 4 Y G t;t~oningsomstandiyhede:i.
Jpdr ach t
-
----e-io: BOUW <ie opst -*LJ ir.0; r i a u voorbc-eiri van B r o u i i r :, , , ~ ~ i t i . ' ~ u w .Jp 1-i; íirriiadì í i i i - x s stationaire nwtingen a m een %echte buis niet iiernduwinj, XI&IY 1111 met de veel beter qefocuseercie double probe.
t o t veel lagere amglitudes van de gereflectcerdc golf dan de "primaire".
Zo ja, bouw een drempel in. Overleg m.b.t. dit aspect ook met Dr.'Hoeks (RL), die ook m e t dit probleem geconfronteerd zijn.
3 O : Analyseer de stromingssituatie in een 2 , 5 maai vergroot model van de halsslagader onder stationaire stromingscondities. Verwerk de gemeten
snelheden z~r*rei statistisch als tot profi2ler. m.b.v. de signaalverwerkings- programmatuur op de afdelingscornputer ( P R ï M E )
.
Vergelijk de gevonden pro- fielen met d i ? welke uit laser-Doppler rrietingen volgden en geef een moge- lijke verkldring voor de gevonden verschiilen. G e e f ook aan hoe het met het betreffer.dc LJ : Lr-d-qcluid appdraat nog nai:dkeuriger kari worden gemeten.Lo: Onderzoek of riet fencineen van "secundaire ref
1
cxties" inderdaad leidtLiteratuur : L. % m c ~ r ì t s : Afstudeerverslag "AthrLosclerose"
,
december 1983.bijlage I1 blad 44 i i __ I k a, .rl L a a, v)
m
6-r ... l i j I ' I!
I ' ,,,,f
- i
i
II
--I
- i ! i Il
i
!
i
I
I
l a ..I
I I - I i I I 8. , ! l I I i l1
1
i ! I Li
i-
8 L -i
"
:
!
-
-<B
i -Ir t
i I j 17
; - -
,-i
I
w H h 4 bijlage111
b l a d 4546 bijlage IV L a -rl 5 ri
5
k -;..i.c. .-$-
.. -,.. . ,..
. .i' " b. , n .' ., ' . ...
:. ....,. .*-..r.- . O u1 PI k O O 3 ...
..I!
l
i
Y
a 4i
i
i
I
i
i
i
i
j
l
i
i
j
I
j
I
I
i
N I rn i 0 - J - % O > N T m TI
i
i
i
i
I
.' .:- : I 1f
o
UI a bijlage V b l a d 47-
48 bijlage ' V I