• No results found

De wenselijkheid van Socio-affectieve en cognitieve vormen van steun bij het delen van spijt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De wenselijkheid van Socio-affectieve en cognitieve vormen van steun bij het delen van spijt"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorproject Sociale Psychologie

De Wenselijkheid van Socio-affectieve en

Cognitieve Vormen van Steun bij het Delen

van Spijt

Schäfer A.M.

10682449

Begeleider: Lisanne Pauw

22 mei 2015

(2)

1 Abstract

Om erachter te komen wat een individu graag wilt horen als deze spijt ervaart is er onderzoek gedaan naar de wenselijkheid van steun bij het delen van spijt. In dit onderzoek werd aan 75 deelnemers gevraagd een hypothetisch scenario te lezen en zich dit in te beelden. Vervolgens werd hen vier reacties getoond die socio-affectief, cognitief of gecombineerd van aard waren. Na elke reactie werden vragen beantwoord over de wenselijkheid van die reactie. De combinatie socio-affectieve gevolgd door cognitieve reactie werd als meest wenselijk ervaren en enkel de socio-affectieve reactie als minst wenselijk. Individuen ervaren steun die bestaat uit een socio-affectieve gevolgd door cognitieve reactie als meest wenselijk bij het delen van spijt.

(3)

2 Inleiding

Na een week lang elke dag te hebben gestudeerd voor een wiskunde examen komt Frank erachter dat hij zich is vergeten in te schrijven voor het examen en het examen niet mag maken. Gefrustreerd, spijtig en bezorgd belt Frank zijn vriendin Lotte op en begint te klagen. Lotte voelt zich bezorgd over Frank en vraagt hem te vertellen wat er is gebeurd, hoe hij zich nu voelt en wat zou helpen zodat hij zich wat beter voelt. Ze vertelt dat ze wel eens hetzelfde heeft meegemaakt, dat het kan gebeuren en dat er nog een herkansing komt aan het einde van het blok. Frank sluit het gesprek af en voelt zich beter, opgelucht en is niet meer gefrustreerd. Het delen van emotionele gebeurtenissen is iets dat gebeurt in het dagelijks leven (Choi & Toma, 2014). Ongeveer negentig procent van de individuen geeft aan dat als zij een emotionele ervaring meemaken dat zij deze tenminste één keer delen met een ander en bij meer dan de helft van de individuen gebeurt het delen van die ervaring nog dezelfde dag (Rimé, Philippot, Boca, & Mesquita, 1992). Naast het uiten van de emotie die bij de ervaring wordt gevoeld kan men ook informatie geven over de gebeurtenis zelf. Delen kan dus zowel emotionele als informationele doelen hebben (Luminet, Bouts, Delie, Manstead, & Rimé, 2000). Het proces van delen wordt beschreven als het communiceren met anderen over de emotionele ervaring en over de gebeurtenis die deze ervaring deed ontstaan (Rimé, 2009). Een individu zou vervolgens kunnen hopen op steun van de luisteraar. Het zou voor de luisteraar lastig kunnen zijn om te bepalen naar welke soort steun de deler verlangt. Er is veel

onderzoek gedaan naar effectiviteit en de gevolgen van steun, maar er is weinig bekend over welke soort steun individuen als wenselijk ervaren bij het delen van een negatieve emotionele gebeurtenis (Rimé, 2009; Wetzer, Zeelenberg, & Pieters., 2007). De vraag die daarom

centraal staat in huidig onderzoek is: welke soort steun ervaren individuen als wenselijk bij het delen van een gebeurtenis waarbij een negatieve emotie wordt gevoeld?

Individuen kunnen verschillende motieven hebben waarom ze een negatieve emotie delen met een ander (Duprez, Christophe, Rimé, Congards & Antoine, 2014; Rimé, 2007). Uit

(4)

3

onderzoek van Zech (2006) bleek dat tachtig procent van de individuen gelooft dat “praten helpt”. In onderzoek van Duprez et al. (2014) werden opluchting, assistentie, steun, comfort, advies en oplossing het vaakst genoemd als motieven voor het delen van een negatieve emotie. Individuen die een emotionele gebeurtenis delen kunnen een gevoel van opluchting krijgen, alsof het delen hen meer zich geeft in de situatie geeft en orde op zaken stelt (Zech & Rimé, 2005). Men zou zich gesteund kunnen voelen en het gevoel kunnen krijgen dat men begrepen wordt. Het niet delen van emoties kan geassocieerd worden met gevolgen zoals meer lichamelijke ziektes en een lager subjectief welzijn (Rimé, Finkenauer, Luminet, Zech, & Philippot, 1998). Delen is dus belangrijk in meerdere opzichten en gepaste steun kan daarom worden verwacht. Maar wat is nu die gepaste steun?

De luisteraar zou twee soorten steun kunnen bieden als de ander een emotionele ervaring deelt (Rimé, 2009). Deze “two-mode theory” bestaat uit socio-affectieve steun en cognitieve steun. Socio-affectieve steun kan een bijdrage leveren aan de socio-affectieve behoeftes van de deler doordat de luisteraar reacties biedt die te maken hebben met onder andere hulp, comfort, troost, rechtvaardiging, aandacht, een binding en empathie. Deze vorm van steun kan helpen om gevoelens van angst, hulpeloosheid, eenzaamheid en onzekerheid te verlichten (Rimé, 2009). Socio-affectieve steun zou niet de emotionele impact van de

negatieve gebeurtenis verminderen, maar het zou wel een tijdelijk gevoel van opluchting kunnen geven. Cognitieve steun zou wel kunnen helpen de emotionele impact te verminderen en kan zorgen voor emotioneel herstel (Rimé, 2009; Nils & Rimé, 2012). Vanuit de negatieve gebeurtenis probeert de luisteraar dan het individu te motiveren om: “gefrustreerde” doelen los te laten, hiërarchie van motieven te reorganiseren, modellen en schema’s aan te passen, een betekenis te creëren en te her-evalueren (Rimé, 2009).

In huidig onderzoek is gekozen om te achterhalen welke steun bij de negatieve emotie spijt als meest wenselijk wordt ervaren. Als men spreekt over emoties die dagelijks besproken

(5)

4

worden, wordt deze emotie, na liefde, het meest verbaal geuit (Shimanoff, 1984). Spijt is een emotie waar iedereen wel bekend mee is en zo nu en dan ook ervaart. De emotie spijt brengt een “zinkend” gevoel teweeg, denken aan een gemiste kans en een fout die men heeft gemaakt. Men wil een tweede kans door bijvoorbeeld gedrag te veranderen om prestaties uit het verleden te verbeteren (Roseman, Wiest, & Swartz, 1994). Volgens Zeelenberg en Pieters (2007) is het bij spijt nodig om je andere mogelijkheden in te kunnen beelden in plaats van de huidige belevenis. Er vindt dus reflectie plaats over keuzes en wat voor andere uitkomsten deze keuzes teweeg hadden kunnen brengen. Het is een cognitief gebaseerde emotie die motiveert om na te denken over hoe de negatieve gebeurtenis heeft kunnen gebeuren, hoe men die kan veranderen of hoe men deze in de toekomst kan voorkomen (Zeelenberg & Pieters, 2007). Er werd daarom verwacht dat bij het delen van spijt cognitieve steun wordt verlangd. Wetzer et al. (2007) beweren dat een cruciale factor bij de gevolgen van het delen van emoties bestaat uit congruentie tussen de gedeelde emotie en het antwoord dat de luisteraar geeft bij de interactie, ofwel de emotie-respons congruentie theorie. Individuen kunnen dus behoefte hebben aan emotie congruente steun. Bij het ervaren van bijvoorbeeld de negatieve emotie spijt komt de zelfevaluatie van een persoon in het geding (Wetzer et al., 2007). De steun die iemand krijgt heeft invloed op hoe iemand zichzelf evalueert. Als de luisteraar een reactie biedt die bestaat uit de-dramatisatie van de ervaring dan zal de persoon zichzelf positiever evalueren dan wanneer men steun ontvangt die de negatieve emotie bij de ervaring bevestigt. Er werd verklaard dat bij dit type steun zelfevaluatie nadien positiever werd, ofwel het gemeten zelfvertrouwen steeg. De-dramatisatie kan onderdeel zijn van cognitieve steun en daarom kan men verwachten dat cognitieve steun als wenselijk wordt ervaren bij het delen van spijt.

Naast de emotie-respons congruentie theorie zijn er nog een aantal factoren van cognitieve steun die als wenselijk zouden kunnen worden ervaren. Individuen kunnen blijven

(6)

5

zitten met de behoefte om een emotionele ervaring te delen. Zolang een herinnering een emotie opwekt en als individuen niet herstellen van deze ervaring, kan de behoefte blijven bestaan om de ervaring te delen (Rimé et al., 1998). Cognitieve steun kan zorgen voor emotioneel herstel en zou deze behoefte kunnen verminderen (Nils & Rimé, 2012). Uit het onderzoek van Nils en Rimé (2012) kwam ook voort dat het krijgen van cognitieve steun zorgt voor een lager negatief affect dan als deze steun niet verkregen werd. Deze factoren bieden steun aan de verwachting dat cognitieve steun als wenselijk wordt ervaren.

Uit onderzoek van Brans, Van Mechelen, Rime, en Verduyn (2013) blijkt dat wanneer er bij delen sprake is van cognitieve herstructurering, dit bijna altijd in combinatie is met socio-affectieve steun. De reactie die de luisteraar geeft bij het delen is meestal socio-affectief van aard. Volgens Rimé (2009) onstaan bij individuen die een negatieve emotionele ervaring hebben meegemaakt socio-affectieve behoeften. Individuen willen bij het ontvangen van steun vaak in zekere mate dat de luisteraar erkenning, afleiding van de situatie, blijk van medeleven en niet op gevoel gebaseerde verklaringen van de situatie biedt (Burleson et al., 2005). Als een individu een reactie ontvangt die is gebaseerd op deze factoren, dan zal dit kunnen worden ervaren als geschikte steun. Deze factoren komen gedeeltelijk overeen met socio-affectieve steun en men kan dus verwachten dat individuen bij het ervaren van spijt naast cognitieve steun ook socio-affectieve steun als wenselijk ervaren.

Er is dus gebleken dat individuen bij het delen van emotionele gebeurtenissen zowel socio-affectieve als cognitieve steun wenselijk zouden kunnen vinden. In huidig onderzoek werd verwacht dat individuen de steun als meest wenselijk ervaren als deze bestaat uit socio-affectieve steun gevolgd door cognitieve steun. Deze combinatie werd verwacht als wenselijk te worden ervaren omdat Jones en Wirtz (2006) een model hebben getest waarbij verbale emotionele steun de cognitieve her-evaluatie van de emoties en gedachten kan bevorderen. Bij emotionele steun zorgen positieve emotie woorden gevolgd door cognitieve her-evaluatie

(7)

6

voor een verbetering op emotioneel vlak. Socio-affectieve steun kan bestaan uit positieve woorden, bijvoorbeeld comfort, troost en aandacht. Die steun gevolgd door her-evaluatie, onderdeel van cognitieve steun, zou zorgen voor een emotionele verbetering (Jones & Wirtz, 2006). In huidig onderzoek verwachtte men daarom ook dat deze combinatie als meest wenselijk zou worden ervaren.

In het onderzoek kregen deelnemers een scenario te lezen dat de emotie spijt zou opwekken. De deelnemers werd in totaal vier verschillende reacties getoond: socio-affectief, cognitief, socio-affectief gevolgd door cognitief en cognitief gevolgd door socio-affectief. Hen werd random een van de vier reacties getoond en vervolgens vragen gesteld over de wenselijkheid van de reactie. Hetzelfde gebeurde bij de andere drie reacties. Verwacht werd dat individuen die spijt ervoeren bij het lezen van het scenario socio-affectieve steun gevolgd door cognitieve steun als meest wenselijk zouden ervaren.

(8)

7 Methode

Deelnemers

Er deden 75 deelnemers mee aan het onderzoek. De deelnemers waren geworven via een oproep op Facebook en via het persoonlijk netwerk van de onderzoeker. In deze oproep werd informatie gegeven over het onderzoek en gevraagd of individuen deel wilden nemen aan het onderzoek. Inclusiecriteria voor dit onderzoek waren: (a) ouder dan 18 jaar en (b) Nederlands sprekend. Huidig onderzoek is onderdeel van een groter onderzoek waarbij ook de emoties verdriet, boosheid, bezorgdheid en algemeen negatief werden onderzocht.

Van de totaal 75 deelnemers hadden 19 deelnemers de vragenlijst niet volledig ingevuld. De gegevens van deze deelnemers zijn niet verder genomen in de analyse en verwijderd. Verder hebben vier deelnemers tijdens het maken van de vragenlijst een

opvallend langere tijd over bepaalde onderdelen gedaan, z = > 3. Deze onderdelen hadden te maken met vragen over de reacties. Het kan zijn dat de deelnemers tussendoor een andere activiteit hadden gedaan of in gesprek zijn geweest met iemand. Dit kan de beoordelingen hebben beïnvloed en daarom is besloten deze deelnemers niet mee te nemen. Twee deelnemers werden uitgesloten van het onderzoek omdat deze vaak dezelfde beoordeling hebben gegeven bij de vragen, z = > 3. Het is mogelijk dat deze deelnemers de vragenlijst niet serieus hebben ingevuld en daarom werden ook deze deelnemers uitgesloten van het

onderzoek. Uiteindelijk zijn 50 deelnemers meegenomen in de analyses. In een

leeftijdscategorie van 18 tot 65 jaar was de gemiddelde leeftijd van de deelnemers 33 jaar (M = 33.32, SD = 15.13). Er deden 19 mannen en 31 vrouwen mee aan het onderzoek. De deelnemers ontvingen geen beloning voor hun deelname.

Materiaal

(9)

8

algemene vragen over geslacht, leeftijd en opleidingsniveau. Er is een hypothetisch scenario geschreven dat de emotie spijt zou opwekken (zie appendix A). Dit scenario is getest in een pilotstudie.

De onafhankelijke variabele was de soort reactie. Deze reacties bestonden uit: affectief, cognitief, affectief gevolgd door cognitief of cognitief gevolgd door socio-affectief (zie appendix B). De socio-affectieve reactie bestond onder andere uit begrip en rechtvaardiging. De cognitieve reactie bestond onder andere uit her-evaluatie. Deze twee reacties werden apart maar ook als combinatie getoond, eerst socio-affectieve steun gevolgd door cognitieve steun en andersom.

De afhankelijke variabele was de wenselijkheid van de reacties. De wenselijkheid werd aan de hand van drie vragen gemeten: “in welke mate zou u deze reactie prettig vinden”, “in welke mate zou u deze reactie graag ontvangen” en “in welke mate zou dit voor u een gewenste reactie zijn”. De deelnemers beantwoorden deze vragen op een 7-punt Likertschaal, deze liep van helemaal niet (1) tot helemaal wel (7).

Er is tevens een manipulatiecheck uitgevoerd. Dit om te controleren of de deelnemers zich wel konden inleven in het scenario. Dit werd aan de hand van de volgende vraag

gemeten: “in hoeverre kon u zich inleven in het scenario”. De deelnemers beantwoorden deze vraag op een 7-punt Likertschaal, deze liep van helemaal niet (1) tot helemaal wel (7).

Procedure

De deelnemers werden benaderd door de onderzoekers met de vraag mee te willen doen aan het onderzoek. Na toezegging werd hen een link gestuurd via de mail of werd de vragenlijst geopend in bijzijn van de onderzoeker. Voorafgaand aan de start van de vragenlijst werd de deelnemers gevraagd akkoord te gaan met een informed consent over het doel van het onderzoek, gang van zaken tijdens het onderzoek, vertrouwelijkheid, vrijwillige deelname en

(10)

9

nadere inlichtingen. Eerst hebben de deelnemers vragen beantwoord over leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Vervolgens kreeg men een korte instructie over de vragenlijst en werd hen gevraagd zich het scenario in te beelden. Toen kreeg men het scenario te lezen en vervolgens random de vier reacties. Na elke reactie werden drie vragen over wenselijkheid beantwoord. Nadien werd gevraagd in hoeverre de deelnemers zich konden inleven in het scenario. Op het laatst werd de deelnemer bedankt en werd er meer informatie over het doel van het onderzoek getoond aangevuld met contactgegevens voor eventuele vragen aan de onderzoeker.

Analyse

Door middel van een betrouwbaarheidsanalyse is gecontroleerd of de vragen over de wenselijkheid betrouwbaar waren. De betrouwbaarheid van de vragen werd per reactie opnieuw geanalyseerd. Er is een repeated measures ANOVA uitgevoerd om te bekijken of er een verschil zat in de wenselijkheid per reactie. De wenselijkheid van de vier reacties werd meegenomen als within-subjects variabelen. Er is ook een manipulatiecheck uitgevoerd om te kijken of de deelnemers zich konden inleven in het scenario. Met behulp van de optie

frequencies werd bekeken of er deelnemers waren die zich helemaal niet of niet konden inleven in het scenario.

(11)

10 Resultaten

Gemiddeld konden de deelnemers zich wel inleven in het scenario (M = 5.90, SD = .97). Er waren geen deelnemers die zich helemaal niet of niet in konden leven in het scenario. Na een betrouwbaarheidsanalyse werd duidelijk dat de items over wenselijkheid bij elke reactie zeer betrouwbaar waren, α = > .90 (zie tabel 1).

Tabel 1

De betrouwbaarheid van de items over de wenselijkheid per reactie

Reactie Items wenselijkheid(α)

Socio-affectief .949

Cognitief .942

Socio-affectief gevolgd cognitief .963 Cognitief gevolgd socio-affectief .955

Vervolgens is er een repeated measures ANOVA uitgevoerd over de wenselijkheid van de vier reacties. Mauchly’s test laat zien dat de assumptie sphericiteit niet was geschonden, X2 (5) = 9.73, p =.083. Er bleek een significant verschil tussen de scores over wenselijkheid van reacties, F (3, 47) = 2.82, p = .049. De post hoc testen met Bonferroni correctie laten zien dat de socio-affectie reactie (M = 4.66, SD = 1.44) en de combinatie socio-affectief met cognitief (M = 5.31, SD = 1.37) significant van elkaar verschilden (p = .045). Daarnaast verschilde de cognitieve reactie (M = 5.26, SD = 1.22) significant met de socio-affectieve reactie (p = .050) Zoals verwacht beoordeelden de deelnemers de socio-affectieve gevolgd door cognitieve reactie als meest wenselijk. De andere reacties verschilden wel van in elkaar in mate van wenselijkheid, maar deze verschillen waren niet significant (zie tabel 2).

(12)

11

Tabel 2

De gemiddelden en standaarddeviaties van de scores op de wenselijkheid van reacties.

Noot. ab = deze gemiddelden verschilden significant. a = p = .045, b = p = .050 . N = 50 voor alle analyses. Reacties M SD Socio-affectieve reactie 4.55ab 1.44 Cognitieve reactie 5.26b 1.23

Socio-affectieve + cognitieve reactie 5.31a 1.37 Cognitieve + socio-affectieve reactie 4.98 1.36

(13)

12 Discussie

In de huidige studie werd onderzocht welke steun individuen het meest wenselijk vinden bij het delen van spijt. De reacties gebruikt in dit onderzoek bestonden uit een socio-affectieve reactie, cognitieve reactie of een combinatie van socio-socio-affectieve gevolgd door cognitieve of cognitieve gevolgd door socio-affectieve reactie. Zoals eerder beschreven zou cognitieve steun een bijdrage kunnen leveren aan het verhelpen van een negatieve ervaring en zou kunnen zorgen voor emotioneel herstel op de lange termijn (Rimé, 2009; Nils & Rimé, 2012). Uit onderzoek van Wetzer et al. (2007) bleek dat het zelfvertrouwen steeg als een individu spijt ervoer en vervolgens cognitieve steun kreeg. Als een individu spijt ervaart komt de zelfevaluatie van deze persoon in het geding. Door het bieden van een reactie die bestaat uit de-dramatisatie, onderdeel van cognitieve steun, zal de persoon zichzelf positiever

evalueren dan als men steun ontvangt die de negatieve emotie bevestigt (Wetzer et al., 2007). Daarnaast kunnen volgens Rimé (2009) bij een individu socio-affectieve behoeftes ontstaan, zoals erkenning, zodra deze een negatieve emotionele ervaring meemaakt (Burleson et al., 2005). Vanuit een model van Jones en Wirtz (2006) is gebleken dat verbale emotie woorden cognitieve her-evaluatie bevorderen. In huidig onderzoek werd daarom verwacht dat socio-affectieve steun gevolgd door cognitieve steun als meest wenselijk zou worden ervaren. Deze verwachting werd bevestigd want deze combinatie van steun werd als meest wenselijk

beoordeeld en verschilde significant van enkel de socio-affectieve reactie. Daarnaast

verschilde de cognitieve reactie ook significant van enkel de socio-affectieve reactie. Dit was ook in lijn met de verwachtingen omdat bij spijt cognitieve steun zou kunnen zorgen voor emotioneel herstel en lager negatief affect (Nils & Rimé, 2012). Individuen zouden zich dus beter kunnen voelen na het ontvangen van cognitieve steun.

Een beperking binnen huidig onderzoek is het hypothetische scenario dat de emotie spijt zou moeten oproepen. Tijdens een pilotstudie is onderzocht of de emotie spijt door het

(14)

13

hypothetische scenario werd opgeroepen. Er zijn in totaal vier scenario’s geschreven en getoetst omdat de eerste drie scenario’s niet de gewenste emotie opriepen. Bij de eerste drie scenario’s werd spijt bij minder dan de helft van de deelnemers opgeroepen. Bij het laatste scenario, dat gebruikt is in de vragenlijst, werd spijt bij de helft van de deelnemers

opgeroepen. Er is ook een andere pilotstudie uitgevoerd waarbij onderzocht is in hoeverre de emoties spijt, verdriet, bezorgdheid, boosheid en algemeen negatief affect werden opgeroepen bij het scenario dat spijt op zou moeten roepen. Er is gebleken dat de emotie spijt het meest bij het scenario werd opgeroepen. Tijdens de pilotstudie naar het scenario over spijt dat gebruikt is in de vragenlijst werd de emotie verdriet redelijk vaak opgeroepen. Het zou mogelijk kunnen zijn dat er deelnemers zijn geweest die verdriet ervoeren bij het lezen van reacties en dat hierdoor de resultaten over wenselijkheid niet volledig zijn te linken aan spijt. Voor vervolgonderzoek zou men het scenario dat spijt zou moeten oproepen kunnen

optimaliseren door eventueel een nieuw scenario te schrijven en dit opnieuw te testen in een pilotstudie.

De deelnemers in de huidige studie zijn op een niet-willekeurige manier verkregen en dit zou invloed kunnen hebben op de generaliseerbaarheid van de resultaten. De deelnemers zijn benaderd in het eigen netwerk van de onderzoeker. De meerderheid bestond uit jonge individuen en studenten. Individuen onder de dertig jaar blijken emotioneel meer intensiteit te ervaren (Diener, Sandvik, & Larsen, 1985). Wellicht hebben jonge individuen dan meer behoefte aan socio-affectieve steun, zoals troost of empathie (Rimé, 2009). Om eventuele verschillen te ontdekken tussen oudere en jongere individuen kan men voor vervolgonderzoek de deelnemers op een meer willekeurige wijze verkrijgen.

Huidig onderzoek geeft een bijdrage aan de kennis over steun bieden bij individuen die spijt delen. Eerder onderzoek gaf al kennis over de effectiviteit van socio-affectieve en cognitieve steun, maar dit onderzoek biedt kennis over de wenselijkheid van deze steun. De

(15)

14

verwachtingen die gesteld zijn werden bevestigd maar kunnen wel, zoals eerder beschreven, in zeker mate beïnvloed zijn door het spijtscenario en door het onwillekeurig verkrijgen van de deelnemers. Vervolgonderzoek dat gebruik maakt van een willekeurige steekproef en het optimaliseren van het scenario over spijt zou deze eventuele beïnvloeding kunnen uitsluiten. In eerder onderzoek naar effectiviteit kwam vooral naar voren dat cognitieve steun effectief was voor spijt (Wetzer et al., 2007; Nils & Rimé, 2012). Huidig onderzoek laat zien dat cognitieve steun gewenst is, maar toch blijkt dat individuen het in zekere mate wenselijk vinden om socio-affectieve steun te ontvangen. Als een individu spijt wil delen, dan weet men nu dat men socio-affectieve steun gevolgd door cognitieve steun zou kunnen bieden. Voor professionals maar ook voor het gewone individu kan de kennis van huidig onderzoek over het bieden van steun bij spijt ervoor zorgen dat individuen met spijt de steun als wenselijk ervaren en zich hier beter door voelen.

(16)

15 Literatuur

Brans, K., Van Mechelen, I., Rime, B., Verduyn, P. (2013). The relation between social sharing and the duration of emotional experience. Cognition and Emotion, 6, 1023- 1041. doi: 10.1080/02699931.2012.762758

Burleson, B.R., Samter, W., Jones, S.M., Kunkel, A., Holmstrom, A.J., Mortenson, S.T., & MacGeorge, E.L. (2005). Which comforting messages really work best? A different

perspective on Lemieux and Tighe’s “Receiver Perspective”. Communication Research Reports, 22:2, 87-100. doi:10.1080/00036810500130422

Choi, M., & Toma, C.L. (2014). Social sharing through interpersonal media: Patterns and effects on emotional well-being. Computers in Human Behavior, 36, 530-541. doi: 10.1016/j.chb.2014.04.026

Diener, E., Sandvik, E., & Larsen, R.J. (1985). Age and Sex Effects for Emotional Intensity. Developmental Psychology, 21(3), 542-546.

Duprez, C., Christophe, V., Rimé, B., Congards, A., &Antoine, P. (2014). Motives for the social sharing of an emotional experience. Journal of Social and Personal

Relationships, 1- 31. doi: 10.1177/0265407514548393

Jones, S.M., & Wirtz, J.G. (2006). How does the comforting process work? An empirical test of an appraisal-based model of comforting. Human communicating research, 32, 217-243. doi:10.1111/j.1468-2958.2006.00274.x

Luminet, O., Bouts, P., Delie, F., Manstead, A.S.R., & Rimé, B. (2000). Social sharing of emotion following exposure to a negatively valenced situation. Cognition and Emotion, 14(5), 661-688. doi: 10.1080/02699930050117666

(17)

16

Nils, F., & Rimé, B. (2012). Beyond the myth of venting: Social sharing modes determine the benefits of emotional disclosure. European Journal of Social Psychology, 42, 672-681. doi: 10.1002/ejsp.1880

Rimé, B. (2007). Interpersonal emotion regulation. In J. J. Gross (Ed.), Handbook of emotion regulation (pp. 466–485). New York, NY: Guilford.

Rime, B. (2009). Emotion elicits the social sharing of emotion: theory and empirical review. Emotion Review, 1, 60-85. doi:10.1177/1754073908097189

Rimé, B., Finkenauer, C., Luminet, O., Zech, E., & Philippot. (1998). Social sharing of emotion: New evidence and new questions. European Review of Social Psychologie, 9(1), 145-189. doi: 10.1080/14792779843000072

Rimé, B., Philippot, P., Boca, S., & Mesquita, B. (1992). Long-lasting cognitive and social consequences of emotion: social sharing and rumination. European Review of Social Psychology, 3(1), 225-258. doi: 10.1080/14792779243000078

Roseman, I.J., Wiest, C., & Swartz, T.S. (1994). Phenomenology, behaviors, and goals differentiatie discrete emotions. Journal of Personality and Social Psychology, 67(2), 206-221.

Shimanoff, S.B. (1984). Commonly named emotions in everyday conversations. Perceptual and Motor Skills, 58, 514.

Wetzer, I.M., Zeelenberg, M., Pieters, R. (2007). Consequences of socially sharing emotions: Testing the emotion-response congruency hypothesis. European Journal of Social Psychology, 37. 1310-1324. doi: 10.1002/ejsp.396

Zech, E. (2006). Is it really helpful to verbalise one’s emotions? Gedrag en Gezondheid, 27(1-

(18)

17

Zech, E., & Rimé, B. (2005). Is talking about an emotional experience helpful? Effects on emotional recovery and perceived benefits. Clinical Psychology and Psychotherapy, 12, 270-287. doi: 10.1002/cpp.460

Zeelenberg, M., & Pieters, R. (2007). A theory of regret regulation 1.0. Journal of Consumer Psychology, 17(1), 3-18. doi:10.1207/s15327663jcp1701_3

(19)

18 Appendix A

Scenario spijt

Je oma is al oud en gaat qua gezondheid langzaam achteruit. Ze houdt het nog steeds vol maar nu moet ze naar het ziekenhuis. Je ouders bellen om te vragen of je ook op bezoek komt. Je twijfelt, want het komt niet zo goed uit omdat je het druk hebt met werk. Daarbij ligt het ziekenhuis waar je oma is opgenomen bepaald niet om de hoek. Je besluit uiteindelijk om niet te gaan. Later hoor je dat ze verplaatst is naar een speciale afdeling waar geen bezoek is toegestaan en je weet niet wanneer en of je haar nog wel kunt zien. Nu denk je bij jezelf, was ik maar wel gegaan…

(20)

19 Appendix B

Reacties na lezen scenario over spijt

Socio-affectief: Wat naar voor je dat je haar nu niet kan zien. Ik snap dat het heel vervelend voor je is en ik kan me voorstellen dat je bang bent dat je haar niet meer kunt zien. Cognitief: Je had dit niet kunnen zien aankomen, dus neem het jezelf niet kwalijk. Ze houdt het al heel lang vol en is sterk dus ze komt er vast wel weer bovenop! Wie weet kan ze binnenkort weer van de speciale afdeling af en kun je haar weer bezoeken. Probeer er niet teveel over in te zitten.

Socio-affectief gevolgd door cognitief: Wat naar voor je dat je haar nu niet kan zien. Ik snap dat het heel vervelend voor je is en ik kan me voorstellen dat je bang bent dat je haar niet meer kunt zien. Maar je had dit niet kunnen zien aankomen, dus neem het jezelf niet kwalijk. Ze houdt het al heel lang vol en is sterk dus ze komt er vast wel weer bovenop! Wie weet kan ze binnenkort weer van de speciale afdeling af en kun je haar weer bezoeken. Probeer er niet teveel over in te zitten.

Cognitief gevolgd door socio-affectief: Je had dit niet kunnen zien aankomen, dus neem het jezelf niet kwalijk. Ze houdt het al heel lang vol en is sterk dus ze komt er vast wel weer bovenop! Wie weet kan ze binnenkort weer van de speciale afdeling af en kun je haar weer bezoeken. Probeer er niet teveel over in te zitten. Het is naar voor je dat je haar nu niet kan zien. Ik snap dat het heel vervelend voor je is en ik kan me voorstellen dat je bang bent dat je haar niet meer kunt zien.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In ruil voor het overnemen van de risico’s op de Alt-A hypotheken door de Nederlandse overheid heeft de ING zich gecommitteerd om 25 miljard euro (tien procent) extra krediet

Dc Pacifistisch Socialistische Partij kan niet beschikken honderdduizenden guldens voor het voeren van een verkiezingsactie. Voor drukwerk,

Omdat niet vereist is dat deze fout voor de inspecteur een 'nieuw feit' is, mag de inspecteur ook op deze grond navorderen indien deze redelijkerwijs bekend had kunnen zijn met

"There%was%a%party%in%Brixton%in%this%really%nice%club%that%I%go%to,%they%play%like%live%

Dit onderzoek tracht meer inzicht te verwerven over hoe volwassen hartrevalidanten sociale steun waarnemen en welke relaties er liggen tussen sociale steun en andere

loss pumps were aligned to remove energy from the tail of the Lorentzian profile, (b) the optical filter amplitude response, (c) the resonance applied to the upper sideband of a

Some of the positive effects associated with multiple identity in the intergroup context, such as intergroup bias reduction, have been found to only take place among minority groups