• No results found

Wat is de rol van intergroup bias, stereotypering en informatie-uitwisseling bij juryrechtspraak

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wat is de rol van intergroup bias, stereotypering en informatie-uitwisseling bij juryrechtspraak"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wat is de Rol van Intergroup bias, Stereotypering en Informatie-Uitwisseling bij Juryrechtspraak

R. J. E. Berfelo Universiteit van Amsterdam

10-06-2014 Bachelorthese Tim de Wilde

(2)

Inhoudsopgave

Abstract pagina 3

Wat is de rol van intergroup bias, stereotypering en

informatie-uitwisseling bij juryrechtspraak? pagina 4-8 Wat is de rol van intergroup bias bij juryrechtspraak? pagina 8-11 Wat is de rol van stereotypering bij juryrechtspraak? pagina 11-14 Wat is de rol van informatie-uitwisseling bij juryrechtspraak? pagina 14-18

Conclusie pagina 18-23

(3)

Abstract

Zijn juryleden anders dan gewone mensen, waardoor ze geen last hebben van verschillende soorten bias? Het antwoordt hierop is nee. In dit literatuuroverzicht is achtereenvolgend bekeken wat de rol is van intergroup bias, stereotypering en informatie-uitwisseling bij juryrechtspraak. Ook werden mogelijke verklaringen en oplossingen besproken. Intergroup bias en stereotypering bleken een negatieve rol te spelen bij juryrechtspraak. Informatie-uitwisseling bleek daarentegen een positieve rol te spelen bij juryrechtspraak. Daarnaast bleek ook dat intergroup bias, stereotypering en informatie-uitwisseling elkaar beïnvloeden. De grondigheid waarmee informatie verwerkt wordt was hierbij een belangrijke factor. Al met al moeten mensen en dus juryleden bewust worden van de effecten van intergroup bias, stereotypering en informatie-uitwisseling, om onterecht leed te voorkomen.

(4)

Wat is de Rol van Intergroup bias, Stereotypering en Informatie-uitwisseling bij Juryrechtspraak?

In 2012 werd de 17e jarige Afro-Amerikaanse Trayvon Martin doodgeschoten door burgerwacht George Zimmerman. Zimmerman verklaarde dat hij dacht dat Trayvon

gewapend was, wat achteraf niet bleek te kloppen. In 2013 werd Zimmerman vrijgesproken van moord door een jury die bestond uit zes vrouwen waarvan vijf blank. Het enige niet-blanke jurylid zei achteraf dat Zimmerman eigenlijk voor moord vervolgd had moeten worden. Ook de familie van Trayvon vond het schokkend dat Zimmerman vrijgesproken werd. Zij dachten dat Zimmerman fout zat en hoe dan ook vervolgd had moeten worden (nos.nl, 2013). Een vraag die hier naar voren komt is; heeft de huidskleur van de verdachte en de samenstelling van de juryleden invloed gehad op de uitspraak van de jury? Als de

huidskleur van invloed is geweest moeten hier psychologische processen aan ten grondslag liggen. Om misstanden in de rechtspraak te voorkomen, is het belangrijk om te kijken welke processen een rol spelen bij juryrechtspraak en wat deze processen precies voor een rol spelen.

Juryrechtspraak is één van de belangrijkste vormen van rechtsspraak in de wereld, met de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk voorop. Bij juryrechtspraak is er sprake van een jury en een rechter. In Amerika kan elke Amerikaanse staatsburger opgeroepen worden om als jurylid op te treden. De juryleden zijn dus gewone burgers net zoals u en ik. De rechter is daarentegen opgeleid om dit werk te doen. In de rechtszaal is het de bedoeling dat de jury overtuigd wordt van de (on)schuld van de verdachte, want de jury bepaalt of een verdachte (on)schuldig is. De juryleden krijgen na de zitting de gelegenheid om in een afgesloten ruimte gezamenlijk tot een oordeel te komen. Als de jury een verdachte uiteindelijk schuldig acht, dan bepaalt de rechter vervolgens de strafmaat (Sommers, 2007). In dit hele proces van

(5)

juryrechtspraak zullen er wellicht meerdere psychologische processen spelen. Hierover is echter nog weinig bekend, doordat de onderzoeken naar juryrechtspraak voornamelijk beschrijvend zijn.

Er zijn wel enkele onderzoeken die mogelijke verbanden aangeven tussen

juryrechtspraak en onderliggende processen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat er een verband is tussen de raciale samenstelling van een jury en de uitspraak van de jury (Sommers &

Ellsworth, 2001). Daarnaast lijkt er ook een verband te zijn tussen de religieuze achtergrond van de verdachte en de juryuitspraak (Miller, Maskaly, Green & Peoples, 2011). Er lijkt dus zowel bij de juryleden zelf als bij de interactie tussen jury en verdachte sprake te zijn van onderliggende processen.

Een jury bestaat uit meerdere personen die gezamenlijk een beslissing moeten maken of een verdachte (on)schuldig is. Hierdoor staat juryrechtspraak gelijk aan

groepsbesluitvorming. Binnen bedrijven is hier al veel onderzoek naar gedaan. Doordat veel bedrijven werken met teams, oftewel groepen, en ze afhankelijk zijn van de prestatie van deze teams. De prestatie wordt mede bepaald door de beslissingen die deze teams maken (Kerr & Tindale, 2004). Van een jury wordt ook een prestatie verwacht, namelijk de juiste keuze maken om iemand wel of niet te veroordelen. De drie psychologische processen die worden besproken hebben dus te maken met groepsbesluitvorming, dit zijn intergroup bias,

stereotypering en informatie-uitwisseling.

Intergroup bias is een overkoepelende naam voor ingroup en outgroup bias. Ingroup bias houdt in dat mensen geneigd zijn om de groep waar ze zelf bij horen boven groepen te plaatsen waar ze niet bij horen. Het gaat hierbij dus om de positieve attributies over de eigen groep. Als mensen andere groepen, waar ze zelf niet bij horen, minderwaardig vinden aan hun eigen groep is er sprake van outgroup bias, hierbij draait het om de negatieve attributies over de andere groep (Pettigrew, 1979). Intergroup bias speelt op allerlei vlakken een rol. Denk

(6)

hier bijvoorbeeld aan voetbal waar Ajax- en Feyenoordsupporters elkaar naar het leven staan, maar ook op het werk bijvoorbeeld afdeling A tegen afdeling B. Deze verschillen kunnen naar boven komen als er keuzes gemaakt moeten worden. Denk bijvoorbeeld aan het kiezen van een team bij gymles. Dan kiezen de Ajaxsupporters voor elkaar. Ook kan worden gedacht aan sollicitatieprocedures. Als er één iemand uit afdeling A en B tezamen promotie kan maken en degenen die dit moeten bepalen zelf afkomstig zijn uit afdeling A, zullen medewerkers uit afdeling A een grotere kans hebben op promotie. Mensen bevoordelen ingroup leden en benadelen outgroup leden aan de hand van besluitvorming (Pettigrew, 1979). Dit geldt dan dus ook voor juryrechtspraak, aangezien dit groepsbesluitvorming is.

Een volgend punt waar intergroup bias een rol bij speelt is de grondigheid waarmee informatie verwerkt wordt (Perdue, Dovidio, Gurtman & Tyler, 1990). Dit houdt in dat als mensen informatie krijgen over hun eigen groepsleden ze hier zorgvuldig en genuanceerd mee omgaan. Terwijl informatie over outgroup leden veel oppervlakkiger wordt verwerkt. Hieruit zijn twee andere processen op te maken, stereotypering en informatie-uitwisseling.

Stereotypering ontstaat doordat informatie oppervlakkig verwerkt wordt, outgroup leden hebben hier dus meer mee te maken. Als iemand daarnaast minder informatie wil verwerken dan zal diegene geneigd zijn om in een groep minder informatie uit te wisselen. Hierbij is intergroup bias dus de oorzaak dat informatie goed of slecht wordt verwerkt en de gevolgen hiervan zijn dan dat mensen meer gaan stereotyperen en minder informatie gaan uitwisselen.

Stereotypering is het hebben van een overdreven beeld van een bepaalde groep mensen die niet berust op de werkelijk. Hierbij worden persoonlijke karakteristieken van iemand geassocieerd met leden van een sociale groep (Cinnirella, 1997). Bijvoorbeeld dat alle Afro-Amerikaanse jongeren bij een bende horen, omdat Afro-Amerikaanse jongeren vaak met bendeleden worden geassocieerd. Uiteraard zijn niet alle Afro-Amerikaanse jongeren

(7)

(Macrae, Mitchell & Pendry, 2002). Er wordt dan geen moeite gedaan om meer over de andere groep te weten te komen, maar er worden gelijk algemene conclusies getrokken. Dit is dus een gevolg van oppervlakkige informatie verwerking, doordat er geen verdere informatie wordt gezocht.

Het laatste proces is informatie-uitwisseling. Bij groepsbesluitvorming is er altijd sprake van informatie-uitwisseling. De groepsleden delen de kennis en ervaring die ze hebben met elkaar om tot een besluit te komen. Vaak is hierbij sprake van belangrijke informatie die niet elk groepslid heeft. Doordat deze informatie door individuen tezamen wordt

gecombineerd is het mogelijk om het goede besluit te nemen. Desondanks blijkt deze unieke informatie vaak verloren te gaat in een groepsdiscussie of helemaal niet op tafel te komen. Dit komt doordat de informatie die iedereen heeft overheerst en vaak als waar wordt aangenomen. Unieke informatie wordt dus vaak niet gedeeld met de groep en wordt dus aangeduid als ongedeelde informatie (Stasser & Titus, 1985). Informatie verwerking speelt hier ook een rol bij. Informatie-uitwisseling en informatie verwerking zijn twee verschillende processen. Informatie verwerking is het grondig doornemen van informatie en informatie-uitwisseling is het delen van informatie met de overige groepsleden. Door oppervlakkig verwerking van informatie over outgroup leden wordt ten eerste het belang van deze informatie minder duidelijk. Ten tweede wordt informatie ten gunste van outgroup leden makkelijker over het hoofd gezien. Goede informatie-uitwisseling over outgroup leden wordt hier niet mee geholpen.

Er lijken dus drie processen te spelen bij groepsbesluitvorming. Deze processen zullen verder worden uitgediept. Ook zal de koppeling met juryrechtspraak gemaakt worden.

Hierdoor ontstaat er een goed inzicht welke rol de verschillende processen spelen bij juryrechtspraak. De vraag die centraal staat is; Wat is de rol van intergroup bias, stereotypering en informatie-uitwisseling bij juryrechtspraak?

(8)

De drie processen zullen achtereenvolgend besproken worden. In de eerste paragraaf zal er in worden gegaan op de rol van intergroup bias bij juryrechtspraak. Vervolgens zal de rol van stereotypering bij juryrechtspraak in paragraaf twee besproken worden. In paragraaf drie wordt de rol van informatie-uitwisseling bij juryrechtspraak verder uitgediept. Ook zullen mogelijke verklaringen en/of oplossingen voor de verschillende processen bekeken worden.

Wat is de Rol van Intergroup Bias bij Juryrechtspraak?

Intergroup bias lijkt een rol te spelen tussen verschillende sociale groepen. In een jury komen leden van al deze sociale groepen bij elkaar, terwijl ze een oordeel vormen over mensen die ook tot een sociale groep behoren. Tussen juryleden, verdachten en slachtoffers van verschillende sociale groepen kan intergroup bias ontstaan.

Dit komt voornamelijk naar voren door het ras van de verdachte, de juryleden en het slachtoffer. Ras is namelijk één van de meest saillante groepskenmerken die een groep heeft. Hierdoor is het makkelijk om mensen van hetzelfde ras in dezelfde groep te plaatsen. Het ras waartoe je behoort kan jouw in- en outgroup bepalen. Waarbij blanke mensen behoren tot de ingroup van een blanke man en Afro-Amerikaanse mensen tot zijn outgroup. Het ras van de verdachte, het slachtoffer en de juryleden is dus van groot belang bij intergroup bias in de rechtszaal.

Uit onderzoek waarbij individuele deelnemers, zonder juridische kennis, gevraagd werd om zaken te beoordelen bleek dat Afro-Amerikaanse verdachten zwaarder gestraft werden dan blanke verdachten (Schuller, Kazoleas & Kawakami, 2009). De zaak die hierbij gebruikt werd was echter stereotypisch voor Afro-Amerikaanse criminelen, namelijk

drugshandel. Ook was slechts vier procent van de deelnemers van Afro-Amerikaanse afkomst. Het verschil bleek desondanks te bestaan als er gecontroleerd wordt voor het type

(9)

misdrijf (DeSantis & Kayson, 1997). In dit onderzoek was het misdrijf, inbraak, niet stereotypisch voor Amerikaanse criminelen. Het is dus niet vast te stellen of Afro-Amerikanen donkere verdachten ook zwaarder bestraffen of dat er bijvoorbeeld het

omgekeerde effect plaatsvindt. Het is daarmee niettemin waarschijnlijk dat intergroup bias een rol speelt bij individuele lekenrechtspraak. Bij juryrechtspraak is er echter sprake van een groepsbesluit.

Ook na groepsoverleg bleek dat Afro-Amerikaanse verdachten zwaarder werden gestraft dan blanke verdachten (Lynch & Haney, 2009). Het misdrijf, moord, wordt niet beschouwd als stereotypisch voor Afro-Amerikaanse criminelen. De deelnemers, waarvan 82 procent blank, werden verdeeld in groepen van vier tot zeven deelnemers. Vervolgens

bekeken de deelnemers een video van een rechtszaak, waarin ofwel een blanke of een Afro-Amerikaanse verdachte terechtstond. De deelnemers moesten aansluitend gezamenlijk tot een oordeel komen. Hieruit bleek dat ook als er sprake was van een groepsbesluit, dat Afro-Amerikaanse verdachten dan zwaarder bestraft werden. Intergroup bias lijkt dus een rol te spelen bij juryrechtspraak.

Bij de hierboven besproken onderzoeken wordt voornamelijk gebruikt gemaakt van blanke deelnemers. Uit onderzoek waarbij ook Afro-Amerikaanse deelnemers, zonder

juridische kennis, werden gebruikt bleek juist dat blanke verdachten zwaarder werden gestraft dan Afro-Amerikaanse verdachten (Sommers & Ellsworth, 2000). Deelnemers lazen

samenvattingen van twaalf verschillende rechtszaken. Vijf van deze samenvattingen hadden verschil in ras als motief. Bijvoorbeeld een basketballer die een medespeler racistisch beledigde in de kleedkamer. Deze zaken hadden twee verschillende versies één met een blanke verdachte en één met een Afro-Amerikaanse verdachte. In de overige zaken werd er niet over ras gesproken. Lekenrechtspraak van Afro-Amerikanen laat dus ook zien dat intergroup bias waarschijnlijk een rol speelt bij juryrechtspraak. Dit effect was er ook als er

(10)

gebruik werd gemaakt van een ras neutraal misdrijf, moord (Abwender & Hough, 2001). Intergroup bias blijkt dus een rol te spelen bij zowel minderheden als bij meerderheden. Naast de sociale groep van de verdachte en het jurylid kan ook het groepslidmaatschap van het slachtoffer intergroup bias veroorzaken.

Uit onderzoek bleek dat deelnemers sneller geneigd waren actie te ondernemen tegen nadelige maatregelen als het slachtoffer hiervan tot de ingroup behoorde ten opzichte van een slachtoffer behorend tot de outgroup (Yzerbyt, Dumont, Wigboldus & Gordijn, 2003).

Deelnemers lazen een krantenartikel waarbij of ingroup leden of outgroup leden het slachtoffer werden van een nieuwe taalmaatregel op een universiteit. Slachtoffers van

dezelfde universiteit als de deelnemers maakte deel uit van de ingroup en slachtoffers van een andere universiteit behoorde tot de outgroup. Vervolgens gaven de deelnemers aan welke actie ze het liefst zouden willen ondernemen tegen deze maatregel; ontwijkend, spottend of offensief. Een offensieve actie werd omschreven als het ondernemen van actie ten opzicht van de maatregel. De context hierbij is echter geen rechtspraak, maar de intergroup bias komt wel heel duidelijk naar voren. Hierdoor lijkt het ook waarschijnlijk dat de rol van het slachtoffer in rechtszaken intergroup bias veroorzaakt. Deze effecten hebben dus mogelijk grote

implicaties. De samenstelling van de jury wordt van essentieel belang. Neem bijvoorbeeld een blanke verdachte en een Afro-Amerikaans slachtoffer. Mocht er in deze zaak een blanke jury worden samengesteld dan behoort de verdachte tot de ingroup van de jury en heeft hij daar voordeel van. Terwijl het slachtoffer voordeel heeft bij een Afro-Amerikaanse jury, omdat hij dan tot de ingroup van de jury behoort.

Een mogelijke manier om intergroup bias te verminderen is door juryleden bewust te maken van het ras van de verdachte (Cohn, Bucolo, Pride & Sommers, 2009). Uit hun onderzoek bleek dat als rassenverschillen in de zaak opvallend werden gemaakt dat dit het effect van intergroup bias verminderde. De deelnemers bekeken een videotape van een

(11)

rechtszaak. Hierbij werd een getuigenisverklaring waarin duidelijk het rassenaspect van de zaak naar voren kwam bij de opvallende conditie wel getoond en bij de controle conditie niet. In deze getuigenisverklaring werd bijvoorbeeld gezegd “Deze neger denkt dat hij een

politieagent is.”. Door het opvallend maken van rassenverschillen tijdens het proces bleek dat intergroup bias sterk verminderd was in vergelijking met het niet opvallend maken van de rassenverschillen. Hieruit is op te maken dat als het rassenaspect duidelijk naar voren komt mensen wellicht geneigd zijn om intergroup bias tegen te werken. Dit is mogelijk te verklaren doordat intergroup bias waarschijnlijk vaak onbewust plaatsvindt. Door het opvallend maken zijn mensen zich opeens heel erg bewust van het rassenverschil en zal de bias minder kans krijgen om een rol te spelen.

Uit deze paragraaf blijkt dat intergroup bias een negatieve rol speelt bij

juryrechtspraak. Als er sprake is van intergroup bias dan gaat de kwaliteit van de beslissing achteruit. Juryleden, blank en Afro-Amerikaans, straffen outgroup leden zwaarder dan ingroup leden. Ook of het slachtoffer bij de in- of outgroup hoort speelt hierbij een rol. Als het slachtoffer bij de ingroup van de juryleden hoort dan willen deze eerder tot actie

overgaan. Een mogelijke oplossing is het opvallend maken van de rassenverschillen tijdens het proces. Dit is wellicht een goede methode om intergroup bias te verminderen. Intergroup bias speelt dus een negatieve rol bij juryrechtspraak. Daarnaast bepaalt intergroup bias de grondigheid van informatie verwerking. De gevolgen hiervan, stereotypering en informatie-uitwisseling, kunnen dus ook een rol spelen bij juryrechtspraak.

Wat is de Rol van Stereotypering bij Juryrechtspraak?

Stereotypering kan op verschillende manieren tot uiting komen. Mensen kunnen bijvoorbeeld stereotypen hebben over de combinatie tussen het misdrijf en het ras van de

(12)

verdachte. Als er bijvoorbeeld een drugsmisdrijf gepleegd is, dan kan er op basis van een stereotype worden gedacht dat een Afro-Amerikaan dit gedaan moet hebben. Doordat drugsmisdrijven stereotypisch zijn voor Afro-Amerikaanse criminelen. Deze combinatie wordt ook wel gezien als de congruentie tussen het misdrijf en de verdachte. Deze vorm van stereotypering kan gevaar opleveren voor juryrechtspraak. Als juryleden harder gaan straffen op basis van stereotypering in plaats van het bewijs, dan is de kans groot dat verdachten onterecht vast komen te zitten of onterecht vrij worden gesproken.

Uit onderzoek bleek dat zowel blanke als Afro-Amerikaanse verdachten vaker werden bestraft als het misdrijf stereotypisch was (Jones & Kaplan, 2003). Door middel van een pre-test werd bepaald welke misdrijven stereotypisch waren. Voor Afro-Amerikaanse criminelen bleek dit autodiefstal te zijn en voor blanke criminelen was dit oplichting. Hierbij werd het ras van de deelnemers zelf niet meegenomen. Hierdoor is het niet duidelijk of het ras van de juryleden zelf ook meespeelt. Blanke deelnemers bleken hier ten aanzien van een ander ras wel last van te hebben. Ze bleken Canadese Aboriginal verdachten vaker te veroordeelden, als de factor dronkenschap werd meegenomen (Johnson, Miller &

Struckman-Johnson, 2008). Aboriginals staan in Canada bekend als mensen die vaak dronken zijn, hierdoor is er een stereotype omtrent Aboriginals en alcoholmisbruik ontstaan. Van de deelnemers was 98 procent blank. Hieruit blijkt dus dat blanke juryleden last hebben van dit stereotype, voor Afro-Amerikaanse juryleden is dit echter niet vast te stellen. Desalniettemin lijkt stereotypering over ras een rol te spelen bij juryrechtspraak. Naast ras is er ook

onderzoek gedaan naar stereotypen omtrent geslacht en jeugdzonden.

Voor geslacht bleek dat mannen vaker schuldig werden bevonden bij een stereotypisch misdrijf, het overvallen van een tankstation, in vergelijking met vrouwen (McKimmie,

Masters, Masser, Schuller & Terry, 2013). Bij dit onderzoek werd er alleen gekeken naar een stereotypisch mannelijk misdrijf. Vrouwen werden enkel beoordeeld op dit misdrijf. Een

(13)

stereotypisch vrouwelijk misdrijf werd dus niet meegenomen. Doordat dit niet is gedaan zou een alternatieve verklaring voor het resultaat kunnen zijn dat het begaan van misdrijven in het algemeen stereotypisch is voor mannen. Voor vrouwen is het dus niet duidelijk of zij last ondervinden van stereotypering.

Ook voor jeugdzonden bleek dat als stereotypen over jeugdige verdachten geactiveerd werden dat deze verdachten vaker schuldig werden bevonden (Haegerich, Salerno & Bottoms, 2013). Er werden twee verschillende stereotypische achtergronden van jeugdige criminelen geactiveerd, ‘Wayward Youth’ en ‘Superpredator’. Onder de eerste, Wayward Youth, werden verdachten verstaan die crimineel zijn geworden door hun omgeving, voornamelijk door slechte begeleiding van ouders en leraren. Bij de tweede, Superpredator, werden verdachten omschreven als koelbloedig en gewetenloos. Hieronder werden dus jeugdcriminelen verstaan die eigenlijk al volwassen waren qua geweten. De zaak die behandeld werd was voor beide stereotypen gelijk. Het verschil werd gemaakt door extra informatie, die de stereotypen activeerden, toe te voegen. Als misdrijf werd een overval in combinatie met moord gebruikt. Bij een geactiveerd Superpredator stereotype werden verdachten vaker schuldig bevonden in vergelijking met Wayward Youth stereotype en de controle conditie. Het misdrijf kwam overeen met het stereotypische gedrag van een Superpredator. Voor Wayward Youth was er geen congruentie met het misdrijf. Dit stereotype kan hierdoor nog niet worden vastgesteld. Desondanks lijkt het waarschijnlijk dat stereotypen inzake jeugdzonden ook een rol spelen bij juryrechtspraak. Meerdere karakteristieken van verdachten lijken dus hinder te ondervinden van stereotypering.

Naast deze karakteristieken blijkt dat ook de ernst van het misdrijf van belang is bij de besproken congruentie tussen stereotypen over misdrijf en verdachte. Zo bleek dat verdachten van gewelddadige en serieuze misdrijven vaker schuldig werden bevonden als er sprake was van congruentie tussen de stereotypen over het misdrijf en over de verdachte (Skorino &

(14)

Spellman, 2013). Blanke verdachten werden vaker schuldig bevonden als het om een hate

crime ging in vergelijking met oplichting. Ook Afro-Amerikaanse verdachten werden vaker

schuldig bevonden als het om gang affiliation ging in vergelijking met inbraak. Terugkijkend naar de besproken onderzoeken valt ook op dat daarbij veel gebruik gemaakt is van ernstige delicten. In het geval van ernstige delicten is voorzichtigheid omtrent stereotypering dus nog meer geboden.

Uit deze paragraaf kan geconcludeerd worden dat stereotypering een negatieve rol speelt bij juryrechtspraak. Stereotypering zorgt ervoor dat mensen vaker slechte beslissingen nemen. Als er sprake is van congruentie tussen de stereotypen over het misdrijf en over de verdachte, dan worden verdachten vaker schuldig bevonden en harder gestraft. Stereotypen op basis van ras, geslacht en jeugdzonden ondervinden hier alle drie hinder van. Ook blijkt dat er in het geval van ernstige misdrijven juryleden meer hinder ondervinden van stereotypering. Het is dus van belang om vooral bij ernstige misdrijven aandacht te schenken aan stereotypen in de rechtszaal. Slechte verwerking van informatie is mogelijk een oorzaak van

stereotypering in de rechtszaal. Als mensen congruentie waarnemen tussen het misdrijf en de verdachte dan stoppen ze met het verwerken van informatie. Dit leidt er vervolgens toe dat mensen gaan stereotyperen, waarna verdachten die stereotypisch overeenkomen met het misdrijf vaker worden veroordeeld. Om slechte informatie verwerking tegen te gaan moet er zowel mogelijk informatie worden uitgewisseld tussen de juryleden.

Wat is de Rol van Informatie-Uitwisseling bij Juryrechtspraak?

Ieder juryleden heeft eigen redeneringen en argumenten, doordat ze allemaal hun eigen achtergrond en kennis hebben. Hierdoor creëert elk jurylid zijn eigen beeld over de zaak en het bewijs. Dit kan worden gezien als ongedeelde informatie en deze komt pas naar boven

(15)

als er onderling informatie wordt uitgewisseld. Bij goede informatie-uitwisseling komt meer informatie op tafel, die het vertrouwen in iemands eerste vermoeden kan verminderen. Waardoor informatie mogelijk beter en grondiger verwerkt wordt. Zowel intergroup bias als stereotypering hebben hier baat bij.

Uit onderzoek bleek dat individuele deelnemers voornamelijk letten op gedeelde informatie en unieke ongedeelde informatie links laten liggen, waardoor deelnemers vaker de verkeerde beslissing namen (Greitemeyer & Schulz-Hardt, 2003). Dit verschil was er ook bij een face-to-face groepsbesluit (Stasser & Titus, 2003). In beide onderzoeken kregen

deelnemers informatie over drie kandidaten, A, B of C. De deelnemers selecteerde de beste kandidaat aan de hand van deze informatie. De deelnemers voerden een hidden profile taak uit. Met hidden profile wordt de ongedeelde informatie binnen de taak bedoeld. Elke

kandidaat had positieve en negatieve aspecten waarvan maar een deel bekend werd gemaakt aan de deelnemers. De bekende positieve en negatieve aspecten waren per conditie

verschillend. Zo hadden deelnemers in de hidden profile conditie voornamelijk positieve informatie over kandidaat A en negatieve informatie over kandidaat C, terwijl deelnemers in de controle conditie vooral positieve informatie over kandidaat C kregen. Bij het onderzoek met individuele deelnemers lazen de deelnemers een groepsdiscussie over de drie kandidaten. Hierbij kregen deelnemers unieke informatie van twee fictieve discussieleden, waaruit

kandidaat C als beste naar voren kwam. Deelnemers uit de hidden profile conditie bleken achteraf voornamelijk kandidaat A (84%) te kiezen in vergelijking met C (7%). Ze bleven dus bij de informatie die ze hadden voorafgaand aan de groepsdiscussie en unieke informatie van de discussieleden werd niet meegenomen. Dit bleek ook uit het onderzoek met een face-to-face groepsdiscussie. Hier was kandidaat A de beste keuze en over kandidaat B was meer gedeelde informatie. Na de groepsdiscussie werd B (71%) vaker gekozen dan A (24%). Het is

(16)

dus aannemelijk dat zowel individuele juryleden als juryleden gezamenlijk minder goede beslissingen nemen als er sprake is van ongedeelde informatie.

Een mogelijke verklaring voor dit effect is dat mensen graag vast willen houden aan hun eigen mening. Aan het begin van het groepsoverleg heeft ieder jurylid zijn eigen mening. Mochten deze botsen dan kan er competitie ontstaan tussen de juryleden. Uit onderzoek bleek dat groepsleden in een competitieve setting vaker ongedeelde informatie achterhielden en slechte beslissingen namen in vergelijking met een coöperatieve setting (Toma & Butera, 2009). De deelnemers lazen een casus over een ongeluk waarbij er vier verdachten waren. Deelnemers kozen aan de hand van gedeelde en ongedeelde informatie een dader uit deze vier verdachten. Deelnemers in de competitieve conditie kregen als instructie dat het belangrijk was om de eerste te zijn met een oplossing, ook al ging het om een groepsbesluit. Deelnemers in de coöperatieve conditie kregen daarentegen de instructie om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Competitieve groepen (33%) maakte minder vaak de goede keuze dan de

coöperatieve groepen (93%). Het geven van coöperatie bevorderende instructies binnen de jury lijkt dus een goede manier om mogelijke problemen met ongedeelde informatie te verminderen. Aan de andere kant is het ook mogelijk dat coöperatieve groepen juist meer last hebben van ongedeeld informatie. Mensen die graag samen iets willen bereiken gaan de informatie van elkaar bevestigen. De eerste informatie die opkomt is de gedeelde informatie. Hierdoor is het goed mogelijk dat ze elkaar gaan bevestigen in de gedeelde informatie, waardoor ze de ongedeelde informatie ook niet gaan uitwisselen. Deze twee tegengestelde aspecten kunnen misschien aangepakt worden door over beide specifieke instructies te geven. Bijvoorbeeld door specifiek aan te geven dat de juryleden samen tot een besluit moeten komen en dat ze allemaal unieke informatie hebben die goed gedeeld moet worden voor het besluit.

(17)

Het gebruik van de “advocaat van de duivel” techniek is een mogelijke andere

oplossing om hidden profiles te voorkomen (Waddell, Roberto & Yoon, 2013). Deze techniek houdt in dat één persoon in de groep telkens tegenover het standpunt van de groep gaat staan. Als de meerderheid binnen de jury bijvoorbeeld de verdachte schuldig acht, dan gaat die ene persoon het tegenovergestelde standpunt verdedigen, in dit geval dat de verdachte onschuldig is. Hierdoor is het mogelijk om kritisch te kijken naar het standpunt van de groep. Deelnemers lazen een dossier over een moordonderzoek met drie verschillende verdachten. Vervolgens discussieerde de deelnemers in een groep met elkaar. Hierin werd een onderscheidt gemaakt tussen twee condities, de advocaat van de duivel conditie en de controle conditie. Bij beide condities was sprake van belangrijke ongedeelde informatie. Na de discussie kozen ze één dader. Deelnemers in de advocaat van de duivel conditie kozen vaker de juiste verdachte (75%) ten opzichte van de controle conditie (58%) als er sprake was van ongedeelde

informatie. Tegengesteld aan dit onderzoek bleek uit een ander onderzoek dat deze techniek helemaal niet zo veel voordeel oplevert (Greitemeyer, Schulz-Hardt, Brodbeck & Frey, 2006). Deelnemers in de advocaat van de duivel conditie en controle conditie bleken evenveel goede als slechte beslissingen te maken. Bij de vergelijking van deze twee onderzoeken valt op dat Greitemeyer et al. (2006) een sterke tegenstelling tussen condities heeft gecreëerd. Enkel negatieve informatie over de goede kandidaat was gedeelde informatie en alle positieve aspecten van de goede kandidaat waren ongedeeld. Terwijl gedeelde informatie over de twee mindere kandidaten voornamelijk positief was en de ongedeelde negatief. De goede kandidaat was dus volledig tegengesteld ten opzichte van de gedeelde informatie. Bij Waddel et al. (2013) was de gedeelde informatie over alle drie de kandidaten negatief. Waarna aan de hand van de ongedeelde informatie de goede kandidaat gekozen werd. Hier is de tegenstelling dus minder sterk. De techniek lijkt dus vooral te werken als er geen sterke tegenstelling is tussen de gedeelde en ongedeelde informatie. Bij een daadwerkelijk juryoverleg is de sterkte van

(18)

deze tegenstelling natuurlijk niet bekend. Desalniettemin is het gebruik aan te raden

aangezien de meest negatieve consequentie is, dat het niets oplevert. Waar tegenover staat dat het bij een minder sterke tegenstelling wel werkt.

Uit deze paragraaf blijkt dat informatie-uitwisseling een positieve rol speelt bij

juryrechtspraak. Als er sprake is van goede informatie-uitwisseling dan worden er meer goede beslissingen genomen. Ongedeelde informatie blijkt geregeld verloren te gaan in

groepsoverleg. Dit geldt zowel voor fictief als voor face-to-face groepsoverleg. Mogelijke oplossingen om ongedeelde informatie boven tafel te krijgen zijn ten eerste het geven van specifieke competitieve en coöperatieve instructies. Ten tweede is het ook mogelijk om de advocaat van de duivel techniek toe te passen. Slechte informatie verwerking is een mogelijke oorzaak van slechte informatie-uitwisseling. Als mensen informatie slecht verwerken dan valt er ook minder uit te wisselen. Aangezien ze zelf minder informatie hebben om te delen. Dit effect kan mogelijk ook andersom optreden. Doordat belangrijke informatie ongedeeld is wordt informatie minder goed verwerkt.

Conclusie en Discussie

Juryrechtspraak blijkt niet beschermd te zijn tegen negatieve effecten van

psychologische processen. Juryleden ondervinden individueel en als groep veel hinder van vertekening, beslissingen worden dus beïnvloed door factoren die objectief gezien geen rol behoren te spelen. Uit de besproken onderzoeken is naar voren gekomen dat intergroup bias en stereotypering een negatieve rol spelen bij juryrechtspraak. Als één van deze twee

processen een rol speelt, dan worden er vertekende beslissingen gemaakt. Het blijkt dat juryleden outgroup leden harder straffen dan ingroup leden. Waarbij in- en outgroup worden bepaald door ras. Intergroup bias komt zowel voor bij minderheden als bij meerderheden,

(19)

oftewel blanke en Afro-Amerikaanse juryleden hebben last van deze vertekening. Voor de factor stereotypering geldt dat als er congruentie is tussen stereotypen over het misdrijf en de verdachte, dat verdachten dan vaker schuldig worden bevonden. Hierbij gaat het niet alleen om stereotypen over het ras van de verdachte, ook stereotypen op basis van geslacht en jeugdzonden van de verdachte vallen hieronder. Daarnaast hebben juryleden bij zaken met ernstige misdrijven meer last van deze bias. Informatie-uitwisseling blijkt daarentegen een positieve rol te spelen bij juryrechtspraak. Er worden vaker goede beslissingen genomen als er sprake is van goede informatie-uitwisseling. Toch blijkt dat de informatie-uitwisseling vaak niet optimaal is. De voornaamste reden hiervan is dat mensen hun unieke informatie niet blijken te delen met de groep. Waardoor er geen informatie-uitwisseling plaats vindt.

De grondigheid waarmee informatie wordt verwerkt blijkt met alle drie de processen wat te maken te hebben. Intergroup bias zorgt ervoor dat informatie verwerking voor outgroup leden oppervlakkiger is en voor ingroup leden grondiger. Hierdoor worden ten eerste stereotypen over outgroup leden versterkt. Doordat er weinig kennis is over outgroup leden wordt er meer naar algemeenheden gekeken. Hierdoor wordt er niet grondig onderzocht of deze algemeenheden wel kloppen. Ten tweede wordt ongedeelde informatie minder

uitgewisseld, omdat informatie oppervlakkiger wordt verwerkt. Door het oppervlakkig verwerken van informatie is het mogelijk dat informatie als minder belangrijk wordt

beschouwd. Dit heeft tot gevolg dat het niet nodig lijkt om deze informatie uit te wisselen, het lijkt toch niet belangrijk te zijn. De informatie-uitwisseling verloopt hierdoor slechter,

waardoor de kwaliteit van de beslissingen achteruit gaat.

Er worden meerdere verklaringen en oplossingen gegeven voor de drie besproken processen. Om intergroup bias te verminderen is het mogelijk om rassenverschillen tijdens de rechtszaak opvallend te maken. Een verklaring hiervoor kan zijn dat mensen van zichzelf denken dat ze geen verschil maken tussen in- en outgroup leden, maar hier onbewust toch

(20)

mee te maken hebben. Door het opvallend maken ligt het verschil er zo dik bovenop dat mensen er opeens heel bewust van zijn, wat er mogelijk toe leidt dat intergroup bias

verminderd wordt. Voor informatie-uitwisseling is het van belang om ongedeelde informatie boven tafel te krijgen. Hiervoor zijn twee mogelijke oplossingen. Ten eerste door zowel specifieke competitieve als specifieke coöperatieve instructies te geven. Ten tweede is het mogelijk om de advocaat van de duivel techniek toe te passen.

Voor het trekken van definitieve conclusies dienen de onderzoeken met betrekking tot intergroup bias nader bekeken te worden. Uit de onderzoeken blijkt dat outgroup leden harden worden gestraft dan ingroup leden, waarbij in- en outgroup wordt bepaald door ras. Deze onderzoeken zijn over het algemeen in de Verenigde Staten uitgevoerd. Hierdoor is het mogelijk dat het effect mede wordt bepaald door de segregatie, die daar tot voor kort nog speelde. Nog geen 60 jaar geleden werden blanke en donkere mensen niet gelijk behandeld in de Verenigde Staten. Ieder jurylid heeft waarschijnlijk nog een vader, moeder, opa of oma die de segregatie heeft meegemaakt of ze hebben het zelf nog meegemaakt. In bijvoorbeeld Europa lijkt deze ongelijkheid veel minder aanwezig te zijn geweest, doordat hier geen sprake was van expliciete wetgeving omtrent rassenverschillen. Het is dus mogelijk dat het effect van intergroup bias in de Verenigde Staten groter is ten opzichte van de rest van de wereld, wat een bedreiging zou kunnen vormen voor de generaliseerbaarheid van de onderzoeken.

Een tweede punt is dat de factor emotie nog niet bekeken is. Uit onderzoek blijkt dat als een slachtoffer uit de ingroup iets wordt aangedaan, dit sterk de emotie boosheid oproept (Yzerbyt, Dumont, Wigboldus & Gordijn, 2003). Daarnaast bleek dat mensen meer empathie voelden richting ingroup leden dan richting outgroup leden (Johnson, Simmons, Jordav, Maclean, Taddei, Thomas en Reed, 2002). Bij dit onderzoek deden uitsluitend blanke deelnemers mee. Zij rapporteerde een hogere mate van empathie richting een blanke

(21)

gevoelens niet onbelangrijk zijn. Het is goed voor te stellen dat het vrijwel onmogelijk is voor juryleden om emoties tijdens de rechtszaak uit te schakelen. Hierdoor moet er verder gekeken worden naar de effecten van emotie. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat emoties de effecten van de drie besproken processen versterken, dus nog meer stereotypering en intergroup bias. Een alternatieve mogelijkheid is dat emotie goede informatie verwerking in de weg staat. Mensen ervaren emotionele gevoelens en vergeten daardoor om informatie grondig te verwerken. Op het moment dat bijvoorbeeld de advocaat van een verdachte van een kinderverkrachting zijn mond opdoet, dat de juryleden alleen maar aan het zielige kind kunnen denken. Waardoor ze niet meer luisteren naar wat er gezegd wordt. Informatie wordt dus niet meer goed verwerkt en als dit gebeurt treed er sneller vertekening op.

Een derde punt is het selecteren van juryleden. In eerste instantie worden ze

willekeurig geselecteerd binnen het district waar de zaak speelt (nos.nl, 2005). Vervolgens krijgen de rechter, de aanklager en de advocaat van de gedaagde de mogelijkheid om deze willekeurig geselecteerde juryleden te verhoren. Als één van hen een vooroordeel bespeurt jegens de zaak kan dat jurylid worden gewraakt, dit jurylid wordt dan vervangen. Er zit een maximum aan het aantal beperkingen, maar advocaten kunnen dus een voor hun cliënt zo gunstig mogelijke jury samenstellen. Als dit feit naast de conclusies van dit

literatuuroverzicht wordt gelegd, dan blijkt het belang van deze mogelijkheid. Als we terugdenken aan het voorbeeld met het een blanke verdachte en een Afro-Amerikaans slachtoffer. Dan kan de advocaat zoveel mogelijk blanke juryleden selecteren, waardoor zijn cliënt in het voordeel is, omdat deze tot de ingroup van de verdachte behoren. Terwijl de aanklager een voornamelijk Afro-Amerikaanse jury kan proberen te selecteren. Dit deels kunnen bepalen van den samenstelling van de jury kan de gevonden effecten mogelijk

versterken. Om de externe validiteit van de onderzoeken te vergroten is het wenselijk om ook deze selectiemethode te onderzoeken.

(22)

Het is duidelijk geworden dat intergroup bias en stereotypering een negatieve rol spelen bij juryrechtspraak. Deze processen moeten dus zoveel mogelijk beperkt worden binnen de jury. Informatie-uitwisseling speelt daarentegen een positieve rol bij

juryrechtspraak. Dit proces moet dus gestimuleerd worden binnen de jury. Deze processen beïnvloeden ook elkaar, wat duidelijk is geworden aan de hand van informatie verwerking, zie figuur 1.

Figuur 1

De Onderlinge Samenhang tussen Intergroup bias, Stereotypering en Informatie-uitwisseling

Door intergroup bias wordt informatie minder goed verwerkt waardoor mensen meer stereotyperen en minder informatie uitwisselen. Stereotypering leidt daarnaast tot minder informatie-uitwisseling en ook tot intergroup bias, doordat er in algemeenheden wordt gedacht. Vervolgens leidt minder informatie-uitwisseling tot het hebben van minder

informatie, wat weer als gevolg heeft dat er meer intergroup bias en stereotypering optreedt.

Intergroup

bias

Stereotypering

(23)

De ernst hiervan moet duidelijk zijn, want de beslissing van een jury gaat over het straffen van mensen. Mogelijk zitten er mensen onterecht vast, doordat een van de verschillende besproken vertekeningen de jury op het verkeerde been hebben gezet. Zimmerman was mogelijk wel veroordeeld geweest als de gevonden effecten bekend waren geweest bij de jury. Al met al moeten mensen en dus juryleden bewust worden gemaakt van intergroup bias, stereotypering en informatie-uitwisseling, want dit kan er daadwerkelijk voor zorgen dat levens van onschuldige mensen gered worden.

(24)

Literatuurlijst

Abwender, D. A., & Hough, K. (2001). Interactive effects of characteristics of defendant and mock juror on US participants' judgment and sentencing recommendations. The

Journal of social psychology, 141(5), 603-615.

Cinnirella, M. (1997). Ethnic and national stereotypes: A social identity perspective. Beyond Pug’s Tour: National and ethnic stereotyping in theory and literary practice, 37-52. Cohn, E. S., Bucolo, D., Pride, M., & Sommers, S. R. (2009). Reducing white juror bias: The

role of race salience and racial attitudes. Journal of Applied Social Psychology, 39(8), 1953-1973.

DeSantis, A., & Kayson, W. A. (1997). Defendants' characteristics of attractiveness, race, and sex and sentencing decisions. Psychological Reports, 81(2), 679-683.

Greitemeyer, T., & Schulz-Hardt, S. (2003). Preference-consistent evaluation of information in the hidden profile paradigm: Beyond group-level explanations for the dominance of shared information in group decisions. Journal of personality and social

psychology, 84(2), 322-339.

Greitemeyer, T., Schulz-Hardt, S., Brodbeck, F. C., & Frey, D. (2006). Information sampling and group decision-making: The effects of an advocacy decision procedure and task experience. Journal of Experimental Psychology: Applied, 12(1), 31-42.

Haegerich, T. M., Salerno, J. M., & Bottoms, B. L. (2013). Are the effects of juvenile

offender stereotypes maximized or minimized by jury deliberation. Psychology, Public

Policy, and Law, 19(1), 81-97.

Johnson, J. D., Simmons, C. H., Jordav, A., Maclean, L., Taddei, J., Thomas, D., & Reed, W. (2002). Rodney King and OJ revisited: The impact of race and defendant empathy

(25)

induction on judicial decisions. Journal of Applied Social Psychology, 32(6), 1208-1223.

Jones, C. S., & Kaplan, M. F. (2003). The effects of racially stereotypical crimes on juror decision-making and information-processing strategies. Basic and Applied Social Psychology, 25(1), 1-13.

Kerr, N. L., & Tindale, R. S. (2004). Group performance and decision-making. Annual Review Psychology, 55, 623-655.

Lynch, M., & Haney, C. (2009). Capital jury deliberation: Effects on death sentencing, comprehension, and discrimination. Law and human behavior, 33(6), 481-496. Macrae, C. N., Mitchell, J. P., & Pendry, L. F. (2002). What's in a forename? Cue familiarity

and stereotypical thinking. Journal of Experimental Social Psychology, 38(2), 186-193.

McKimmie, B. M., Masters, J. M., Masser, B. M., Schuller, R. A., & Terry, D. J. (2013). Stereotypical and counter stereotypical defendants: Who is he and what was the case against her. Psychology, Public Policy, and Law, 19(3), 343-354.

Miller, M. K., Maskaly, J., Green, M., & Peoples, C. D. (2011). The effects of deliberations and religious identity on mock jurors’ verdicts. Group Processes & Intergroup Relations, 14(4), 517-532.

Nos.nl (2005). Juryrechtspraak in de VS. opgehaald op 9 juni, 2014, van http://nos.nl/artikel/50870-juryrechtspraak-in-de-vs.html

Nos.nl (2013). Zimmerman-trial: Een overzicht, opgehaald op 28 april, 2014, van http://nos.nl/op3/artikel/531030-zimmermantrial-een-overzicht.html

Perdue, C. W., Dovidio, J. F., Gurtman, M. B., & Tyler, R. B. (1990). Us and them: Social categorization and the process of intergroup bias. Journal of Personality and Social Psychology, 59(3), 475-486.

(26)

Pettigrew, T. F. (1979). The ultimate attribution error: Extending allport’s analysis of prejudice. Personality and Social Psychology Bulletin, 5, 461-476.

Schuller, R. A., Kazoleas, V., & Kawakami, K. (2009). The impact of prejudice screening procedures on racial bias in the courtroom. Law and human behavior, 33(4), 320-328. Skorinko, J. L., & Spellman, B. A. (2013). Stereotypic crimes: How group-crime associations

affect memory and (sometimes) verdicts and sentencing. Victims & Offenders, 8(3), 278-307.

Sommers, S. R. (2007). Race and the decision making of juries. Legal and Criminological Psychology, 12(2), 171-187.

Sommers, S. R., & Ellsworth, P. C. (2000). Race in the courtroom: Perceptions of guilt and dispositional attributions. Personality and Social Psychology Bulletin, 26(11), 1367-1379.

Sommers, S. R., & Ellsworth, P. C. (2001). White juror bias: An investigation of prejudice against black defendants in the American courtroom. Psychology, Public Policy, and Law, 7(1), 201-229.

Stasser, G., & Titus, W. (1985). Pooling of unshared information in group decision-making: Biased information sampling during discussion. Journal of personality and social psychology, 48(6), 1467-1478.

Stasser, G., & Titus, W. (2003). Hidden profiles: A brief history. Psychological Inquiry, 14(3-4), 304-313.

Struckman‐Johnson, C., Miller, M. G., & Struckman‐Johnson, D. (2008). Effects of Native

American race, intoxication, and crime severity on judgments of guilt. Journal of Applied Social Psychology, 38(8), 1981-1992.

(27)

Toma, C., & Butera, F. (2009). Hidden profiles and concealed information: Strategic information sharing and use in group decision-making. Personality and Social Psychology Bulletin, 35(6), 793-806.

Waddell, B. D., Roberto, M. A., & Yoon, S. (2013). Uncovering hidden profiles: Advocacy in team decision-making. Management Decision, 51(2), 321-340.

Yzerbyt, V., Dumont, M., Wigboldus, D., & Gordijn, E. (2003). I feel for us: The impact of categorization and identification on emotions and action tendencies. British Journal of Social Psychology, 42(4), 533-549.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Minder collectivisme zou in de zorg en de sociale zekerheid bijvoorbeeld aantrekkelijk kunnen zijn, juist om deze betaalbaar te houden voor hen die echt tekort komen?. Meer

Niet omdat D66 onder juristen niet meer populair zou zijn (het tegendeel lijkt het geval), maar omdat de liefde voor de directe democratie in de partij zelf bekoeld lijktJ.

We kunnen dezelfde analyses echter ook toepassen op de periode tussen 2006 en 2011, waarin premiedifferentiatie weer werd ingevoerd voor alle bedrijven in 2008.. De treatment is in

Het verschil in CAR tussen de beide groepen valt te interpreteren als een optelsom van verschillende factoren: wanneer voor de gehele dataset gevonden wordt dat

De verschillende onderwijsvormen van hoger onderwijs in Vlaanderen worden bovendien in het buitenland stilaan bekend dankzij het Naric-net- werk waarin Naric-Vlaanderen een actieve

Tracking the ways in which polygyny directly and indirectly undermines women’s sexual and reproductive health, states’ condonation of the practice violates women’s right to

Die navorsingsvrae wat gevolglik uit bogenoemde ontstaan, is eerstens wat die huidige motoriese behendigheidsprofiel van Graad 1-leerders in die Noordwes-Provinsie is, en wat die

The factors that influence the lifecycle are firstly the wording within the employment equity plan of an employer, the employer's commitment to reaching specific targets of