Bachelor scriptie sociologie Universiteit van Amsterdam Emma Geelen
10264639 Datum: 26 – 6 – 2014
Wie ik ben, is waar ik sta
Inhoudsopgave
Inleiding 4
Discoursanalyse 6
Membership Categorization Analysis 6
Membership Categorization Device en Membership Categories 8
Standardised relational pairs 8
Category Bound Predicates 9
Methoden 10
Dataverzameling 10
Analyse 10
Resultaten 11
Standardised Relational Pairs 12
Keeper – Verdediging – Middenveld – Aanval 12
Paren binnen de Membership Categories 13
Spits -‐ Elftal 13
Trainer – Spelers 13
Category Bound Predicates 14
Sociale status 14
Zelfvertrouwen 14
Belangrijkste spelers 15
Talent versus harde werker 15
Zichtbaarheid 15 Rendement 16 Voorkeursbehandeling 17 Emoties 17 Eisen 18 Verzuim vs. fout 18 Masculiniteit 19 Marcheren vs dartelen 19 Uiterlijk 19 Conclusie 21
Aanvallers als bijzondere groep 21
Trainers 21 Q-‐methodologie 22 Q-‐Methodologie 23 Methoden 24 Dataverzameling 24 Q-‐set 24 P-‐set 25 Enquête 26 Respondenten 27 Respondenten algemeen 27 Respondenten voetbaltechnisch 27 Resultaten 28
Eerste algemene resultaten 28
Factoranalyse 28
Discours 1: Stereotypisch Discours 30
Categorieën per discours 31
Discours 1: Stereotypisch Discours 32
Discours 2: Taakeisen Discours 33
Discours 3: Anti-‐aanval Discours 33
Conclusie en Discussie 37
Voetbalteams in organisaties 39
Membership Categorization Analysis & Q-‐methodologie 39
Bibliografie 41
Bijlage 1: Q-‐sample (S1 – S37) 43
Bijlage 2: Ordening stellingen per factor 44
Inleiding
Ik zit op voetbal en blijkbaar triggert dat anderen om het spelletje ‘raad de positie’ te doen. Op feestjes lijkt dit spelletje althans altijd weer terug te komen, zodra het onderwerp voetbal voorbij komt. Meestal word ik geschat op spits, een enkele keer op middenvelder, maar als ik vertel dat ik laatste man ben dan wordt er toch raar gekeken. Ik voldoe schijnbaar niet aan het profiel van een laatste man. Blijkbaar bestaat er een profiel voor een laatste man. Er wordt dus anders gedacht over de categorieën laatste man en spits. De verwachtingspatronen zijn anders, niet alleen met betrekking tot mijn voetbalkwaliteiten, maar ook met betrekking tot wie ik ben, tot mijn identiteit. Blijkbaar klop ik niet met de op de feestjes heersende discoursen over hoe laatste mannen zijn of zouden moeten zijn.
In deze scriptie doe ik onderzoek naar de discoursen over voetballers. Ik bekijk daarbij de categorie trainers en de verschillende categorieën voetballers; aanvallers, middenvelders, verdedigers en keepers.
Categoriseren is voor mensen een dagelijkse bezigheid zoals ook Harvey Sacks (in Silverman 2011) concludeert in zijn werk over Membership Categorization Analysis. Het is een manier om de complexiteit van alledag begrijpelijk te maken. Mensen categoriseren en stereotyperen altijd en overal, het is een
overlevingsmechanisme.
Bij verschillende categorieën horen verschillende verwachtingspatronen, zo verwacht men blijkbaar niet hetzelfde van een spits als van een verdediger. Deze verwachtingspatronen maken categorieën inherent normatief (Jayusi in: Housley & Fitzgerald 2002). Categorieën zeggen iets over de constructie van identiteit. Identiteiten worden sociaal geconstrueerd in een interactief proces en staan onder invloed van zelf definitie en definiëring van buiten (Vincent, 2003). Wie wij ‘zijn’ hangt voor een groot deel af van de ideeën die de buitenwereld op ons lijf geschreven heeft. Verwachtingen die men heeft over bepaalde categorieën mensen zorgen er voor dat men naar die verwachtingen gaat handelen.
Een voetbalveld is wat categorisering betreft eenvoudig. Er zijn qua posities, dus categorieën, naast de trainer maar 11 mogelijkheden, of 4 wanneer je de spelers opdeelt in de categorieën aanval, middenveld, verdediging en keeper.
Voetbal is een relevant veld van onderzoek. Voetbal is de grootste sport die ons land kent. Nederland telt ruim 1,2 miljoen amateurvoetballers, dat is ruim zeven procent van alle inwoners van ons land, en dan hebben we de ‘straatvoetballers’ nog niet eens meegerekend (KNVB 2013). Deze leden verenigen zich in een van de 3168 zelfstandige voetbalverenigingen die ons land kent (idem). “De
voetbalclub is dé plek waar mensen elkaar ontmoeten, waar zij samenwerken en elkaar daarmee bovendien leren respecteren. Voetbal, kortom, is het grootste sociale netwerk van Nederland en heeft een enorme verbindende en
maatschappelijke kracht” (KNVB 2013). Dat ziet ook het kabinet, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mevrouw Bussemaker beschreef al
samenleving” is (SCP 2008). En dat we voetbal niet alleen leuk vinden om te doen, maar er ook graag naar kijken, blijkt wel uit de kijkcijfers van verschillende voetbalprogramma’s. Studio Sport Eredivisie is steevast een van de best bekeken programma’s, met zo’n drie miljoen kijkers per aflevering (Kijkonderzoek, 2014). En ook RTL trekt twee keer per week zo’n 700.000 kijkers naar het programma Voetbal International (Kijkonderzoek, 2014).
Opmerkelijk is het dus dat voetbal in de sociologie, en zeker binnen de
Universiteit van Amsterdam, zo’n marginale plek krijgt. Als er wel aandacht voor is, gaat het bijna altijd over excessen, zoals hooligans. Als voetbal het grootste sociale netwerk in Nederland is, dan verdienen voetballers academisch,
sociologisch onderzoek. Gezien het aantal deelnemers zouden zaken die op het voetbalveld spelen van grote relevantie kunnen zijn ook buiten het veld.
Wanneer de positie op het veld van invloed is op de sociaal geconstrueerde identiteit van mensen, raakt dit alleen in Nederland al 1,2 miljoen mensen.
Daarbij worden metaforen uit de sportwereld vaak gebruikt in het bedrijfsleven. Sportteams worden vergeleken met teams in organisaties, die ook een
gezamenlijk doel hebben en daarvoor zullen moeten samenwerken. Er worden regelmatig sportcoaches worden gevraagd voor het geven van lezingen in organisaties. Een onderzoek naar discoursen met betrekking tot categorieën in het voetbal zouden dan ook interessante invalshoeken kunnen opleveren voor verder onderzoek naar organisaties.
Voor mijn onderzoek naar discoursen met betrekking tot de verschillende veldposities heb ik Sacks’ Membership Categorization Analysis gecombineerd met Q-‐Methodologie om de persoonlijke discoursen van voetballers te
onderzoeken.
Aan de hand van Harvey Sacks’ Membership Categorization Analysis worden de manieren waarop de verschillende veldposities (aanval, verdediging,
middenveld, keeper) door de media beschreven worden, geanalyseerd. Welke publieke discoursen zijn er te vinden? Hoe wordt taal gebruikt om de verschillen tussen deze groepen duidelijk te maken? Hoe wordt taal gebruikt om identiteiten te creëren rondom deze categorieën? Zo wordt er geanalyseerd wat de “Category Bound Predicates” zijn waarmee de verschillende groepen beschreven worden.
Op basis hiervan kan een relevante Q-‐set gemaakt worden. Daarmee kan worden bekeken hoe de persoonlijke discoursen van voetballers zich ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het dominante publieke discours verhouden. Dit wordt gedaan aan de hand van Q-‐Methodologie, waarin participanten een aantal statements (de Q-‐set) zullen moeten ordenen op basis van een schaal. Deze procedure is gebaseerd op de aanname dat specifieke uitspraken niet geïsoleerd bekeken kunnen worden, maar betekenis krijgen door de relatie met andere uitspraken. Welke groepen gebruiken welke discoursen en hoe verhouden die zich ten opzichte van zichzelf, van elkaar en van het dominante publieke discours?
Discoursanalyse
Discours analyse is een analyse van de manieren waarop er over bepaalde zaken gesproken of geschreven wordt. Het gaat daarbij dus niet om een oordeel over de inhoud van wat er gezegd wordt, maar over hoe, met welke woorden, bepaalde zaken geframed worden. “DA incorporates insights from the work of continental philosophers like Michel Foucault (1926-‐84), for whom discourse was a term that denoted the way in which a particular set of linguistic categories relating to an object and the ways of depicting it frame the way we comprehend that object. The discourse forms a version of it. Moreover the version of an object comes to constitue it.” (Bryman 2008:499).
Zo zou bijvoorbeeld een discours over scheidsrechters onze concepten over hoe scheidsrechters zijn, en hoe er bijvoorbeeld op hen gereageerd mag worden, creëren. Het discours wordt daarmee ook een framework voor de
rechtvaardiging van macht en gedrag. Zoals Foucault benoemde: “Knowledge and power are inextricably intertwined”.
In de discoursanalyse wordt getracht bloot te leggen welke zaken
genormaliseerd worden, welke stereotyperingen zijn er te vinden, zodat daar vervolgens vraagtekens bij geplaatst zouden kunnen worden. Waarom vinden we het bijvoorbeeld enigszins normaal om te horen dat een scheidsrechter beledigd wordt, en niet normaal dat een moeder beledigd wordt?
Membership Categorization Analysis
Membership Categorization Analysis is een bijzondere vorm van
discoursanalyse, uitgewerkt door Harvey Sacks. Ook bij hem gaat het over hoe er over bepaalde zaken gesproken of geschreven wordt.
Harvey Sacks was geïnteresseerd in het beschrijven van “methods persons use in doing social life” (Sacks in Silverman 1998 : 74). Een van die methodes is volgens hem het genereren van categorieën om situaties begrijpelijk te maken. Als we niet zouden categoriseren, zou er teveel informatie op ons af komen om de wereld enigszins behapbaar te kunnen maken. “Membership Categorization Analysis (MCA) is one means of explicating the practically oriented, common-‐ sensical, and cultural reasoning of people as they go about their social lives. In particular it focuses on the recognizability of people as certain sorts of people or, more specifically, people as certain sorts of members of society, and how this recognizability is a resource for members in their dealings with each other” (Silverman 1998).
Zijn focus ligt dus op de organisatie van categorieën in discours. Categorieën zijn daarbij “essentially meaning making resources in that the classification of a person as a type or member of a social category enables others to interpret, classify and assign meaning to actions and utterances” (Feiberg & Freebody 2009). Categoriseren is dus meer dan alleen de taal, maar is vaak een daad, zoals de filosoof J.L. Austin beschreef in zijn boek “How to do things with Words” (1962). Hij schrijft daarin dat veel talige uitingen niet slechts een beschrijving
van een huidige situatie zijn, maar dat ze vaak een handeling op zich zijn (Silverman 2011: 300).
Susan Fiske schreef in dit opzicht in haar artikel “Controlling other people, The impact of Power on Stereotyping” (1993) over de macht van stereotyperingen. Stereotyperen is een categorie-‐gebonden cognitieve reactie op een ander. Het beschrijft iemands overtuigingen over een individu gebaseerd op zijn of haar lidmaatschap van een groep (Fiske 1993). Het zegt iets over de identiteit van een persoon, aan de hand van zijn of haar groepslidmaatschap. Fiske (1993) zegt hierover: “Without stereotypes, there would be less need to hate, exclude, exterminate. For good reasons, people object to being stereotyped, categorized, and attributed certain characteristics in common. People do not want to be stereotyped because it limits their freedom and constrains their outcomes, even their lives. In short, stereotypes exert control”.
Door het categoriseren vinden we bepaalde talige zaken ‘logisch’. Zodat wij het bijvoorbeeld logisch vinden dat wanneer je hoort “De X schoot op het doel, de Y wist de bal te stoppen”, je bijna automatisch op de plaats van de X “aanvaller” invult en op de plek van Y “keeper”. Sacks keek daarvoor naar “how it is that any activities, which members do in such a way as to be recognizable as such to members, are done and done recognizably” (Silverman 2011: 257).
Aangezien deze scriptie een onderzoek betreft naar discoursen over categorieën (namelijk veldposities), wordt hier op basis van Membership Categorization Analysis het dominante publieke discours met betrekking tot de veldposities van voetballers onderzocht. Het doel van de MCA uit deze scriptie is uiteindelijk tot een concours te komen waarmee een Q-‐methodologische studie, naar
persoonlijke discoursen, uitgevoerd kan worden.
Over hoe men tot een concours en van een concours tot een Q-‐sort (een lijst van stellingen die onderzocht gaan worden) komt bestaat geen eenduidig antwoord in de literatuur. Er wordt gesuggereerd dit samen met vakinhoudelijke experts te doen (Jedeloo 2009), bestaande thema’s uit eerder onderzoek te gebruiken (Bröer 2013) of gewoon “the fullest range of viewpoints” mee te nemen (Ward 2009). Allen goede opties, waarvan vooral de laatste problematisch is, want hoe weet je of je de ‘fullest range’ te pakken hebt, zonder een voorafgaande grondige analyse.
Aan de hand van Membership Categorization Analysis kan een betere afweging gemaakt worden over welke stellingen uiteindelijk in de Q-‐set belanden, omdat de stellingen vooraf al analytisch bekeken zijn, en men zeker weet de meest relevante stellingen mee te nemen in de Q-‐set.
De vier belangrijkste analytische concepten vanuit Sacks’ Membership Categorization Analysis; Membership Categorization Devices (MCDs), Membership Categories (MCs), Category Bound Predicates (CBP) en
Standardised Relational Pairs (SRPs), worden hieronder verder toegelicht en toegespitst op de analyse van veldposities.
Membership Categorization Device en Membership Categories
Sacks kwam in zijn zoektocht tot een aantal conclusies over hoe mensen categoriseren. Zo stelde hij “Each identity is heard as a category from some collection of categories” (Silverman 2011: 258). Zowel “keeper” als “aanvaller” in het eerder genoemde voorbeeld worden gezien als een Membership Category van de collectie voetbalwedstrijd. Sacks noemt zo’n collectie een “Membership Categorization Device” (MCD). Zo’n MCD bestaat uit een collectie van categorieën en regels over hoe deze categorieën te gebruiken (Silverman 2011: 258).
Voor dit onderzoek is gekeken naar verschillende Membership Categories van de collectie “voetbalteam”. Zo is gekeken naar de categorieën aanvallers,
middenvelders, verdedigers, keepers en trainers.
Er is geanalyseerd op basis van Membership Categories, terwijl in veel van de geanalyseerde teksten gesproken werd over specifieke ‘members’ van deze categorieën. Zo word er gesproken over bijvoorbeeld “Cillissen die de bal stopt” in plaats van “de keeper die de bal stopt”. Deze analyse is aan de hand van de categorieën gedaan, omdat er op basis van de consistency rule van Sacks vanuit wordt gegaan, dat we “Cillissen”, in het geval van het voorbeeld “de X schoot op het doel, de Y wist de bal te stoppen”, horen als keeper, en bijvoorbeeld niet als vader van drie kinderen: “The consistency rule: If some population of persons is being categorized, and if some category from a device’s collection has been used to categorize a first member of the population, then that category or other categories of the same collection may be used to categorize further members of the
population” (Silverman 2011: 258).
Een daarop volgende conclusie van Sacks is de Consitency Rule Corollary: “If two or more categories are used to categorize two or more Members to some
population, and those categories can be heard as categories from the same collection, then hear them that way” (Silverman 2011: 259). De categorie “keeper” zou ook kunnen passen in de collectie beroepen, maar door de
toevoeging van “aanvaller”, hoor je beide categorieën in de collectie voetbalteam.
Sacks gaat verder met de Duplicative Organization “means that we treat any set of categories as defining a unit, and place members of the population into cases of the unit” (Silverman 2011: 259). Hierdoor worden aanvaller en keeper gezien als onderdeel van dezelfde unit. Een unit is in dit geval de voetbalwedstrijd. Het gaat immers duidelijk niet over een aanvaller en een keeper van het zelfde
voetbalteam. Een voetbalwedstrijd bestaat pas bij de gratie van twee teams. Standardised relational pairs
Een aanvaller en keeper zijn niet alleen leden van een zelfde unit, maar hebben ook beiden rechten en plichten tegenover elkaar. Sacks refereert wat dit betreft aan Standardised Relational Pairs (SRPs) (Silverman 2011: 260). SRPs worden gevonden in Collection R: “A collection of paired relational categories ‘that constitutes a locus for a set of right sans obligations concerning the activity of giving help” (idem). Standardised Relational Pairs maken de afwezigheid van een ander onderdeel van het paar zichtbaar (idem). Zo kan een speler in een
verwacht wordt. Sacks noemt dit Programmatic Relevance: “if R is relevant, then the non-‐incumbency of any of its pair positions is an observable, i.e. can be proposedly a fact” (idem).
Als de keeper bijvoorbeeld niet aanwezig is terwijl de aanvaller op het doel schiet, wordt dit hoogst waarschijnlijk gemeld, aangezien de verplichting of verwachting is dat aanvaller en keeper tegenover elkaar staan in deze situatie, en de keeper dus misbaar is.
Category Bound Predicates
De reden dat wij het logisch vinden om te lezen “De aanvaller schoot op het doel, de keeper wist de bal te stoppen”, komt volgens Sacks omdat er vele soorten activiteiten zijn die logischerwijs geassocieerd worden met bepaalde
categorieën. “Above all, everyday understanding is based on the assumption that, as Sacks puts it, ‘they (i.e. some category of people) do such things’” (Silverman 2011: 261). Stereotyperingen zijn volgens Sacks dus een logisch gevolg van het begrijpelijk maken van de wereld.
Sacks noemt deze activiteiten Category Bound Activities (CBA). “CBA allows us to ‘tie’ certain activities to particular categories” (Silverman 2011: 261). Zo is het voor ons logisch dat de aanvaller op het doel schiet, en niet de keeper. Aanvallers schieten immers op het doel, en keepers stoppen de bal. Natuurlijk zijn deze activiteiten nooit geheel zonder ambiguïteiten, andersom had ook gekund, maar dat was een zeer uitzonderlijke situatie geweest. Dat klopt niet direct met de CBA die wij aan aanvallers en keepers hebben toegekend. Het feit dat
handelingen categorie gebonden zijn, zorgt er bovendien voor dat wij een mening kunnen hebben over ‘afwezige’ activiteiten (Silverman 2011). Als een keeper een bal niet stopt bijvoorbeeld, kan dat heftige reacties opleveren, omdat een keeper nou eenmaal de bal ‘hoort’ te stoppen, dat is onderdeel van zijn Category Bound Activity en wordt dus van hem verwacht.
Fiske (1993) heeft het wat dit betreft over “prescriptive stereotyping”, in tegenstelling tot “descriptive stereotyping” waarbij aangegeven wordt welke competenties, gedragingen en voorkeuren mensen van een bepaalde groep meestal hebben. Bij prescriptive stereotyping gaat het over hoe mensen van een bepaalde groep zouden moeten denken, voelen en gedragen. Dit zijn vaak
positieve stereotyperingen, maar deze leggen wel eisen op het individu om te conformeren of teleur te stellen (Fiske 1993: 623).
Ook Jayusi wijst op het morele en normatieve karakter van categorieën en categorisering. Zij beschrijft hoe praktijken, zoals het doen van beschrijvingen of het stellen van vragen, onverbiddelijk moreel zijn (Housley & Fitzgerald 2002). Zoals te zien in het eerder genoemde voorbeeld, waarbij we verwachten dat de keeper de bal stopt. Het ligt bijna voor de hand om te suggereren dat we dat verwachten, omdat hij dat zou moeten doen. Een stelling waar ideeën over normaliteit en normativiteit bij kijken.
Een verdere uitwerking van MCA, waar in deze scriptie dankbaar gebruik van is gemaakt, is Watson’s (1978) uitbreiding van het idee van Category Bound
Activities naar een meer algemeen idee van Category Bound Predicates (CBP). Niet alleen handelingen kunnen gebonden zijn aan categorieën, maar ook andere karakteristieken, in essentie alles wat ‘correct’ toegekend kan worden aan een lid van een categorie (Watson 1978) .
Methoden
DataverzamelingEr is een kwalitatieve data analyse gedaan naar de manieren waarop de
verschillende veldposities (aanval, verdediging, middenveld, keeper en trainer) door de media beschreven en besproken worden.
Hiervoor is twee weken lang de mediaberichtgeving over voetbal verzameld, in de periode van 24 februari 2014 tot 10 maart 2014. In deze periode zijn 56 relevante krantenartikelen van alle landelijke en regionale Nederlandse kranten en vier opnames van het televisieprogramma Voetbal International als data verzameld. De periode net na de Olympische Spelen is gekozen zodat het sportnieuws niet gedomineerd zou worden door dat evenement.
Het tijdsbestek is gekozen om praktische redenen als een gebrek aan tijd. De schrijver beseft dat een periode van twee weken te kort is om een volledige analyse op uit te voeren, aangezien de gebeurtenissen van deze twee weken dominant zullen zijn in de nieuwsberichtgeving. Zo speelde in deze periode het incident waarbij Graziano Pelle (aanvaller van Feyenoord) na een, in zijn ogen, onterechte beslissing van de scheidsrechter, vernielingen aanbracht in het Twente stadion, speelde het Nederlands elftal teleurstellend tegen Frankrijk, en vond de klassieker Ajax – Feyenoord plaats.
Aangezien er gekeken wordt naar hoe er over deze gebeurtenissen gesproken wordt, in plaats van naar de feiten die besproken worden, is het niet
problematisch voor een weergave van het huidige publieke discours. Er was bovendien in elk geval genoeg voetbal om over te praten en te schrijven, zoals bleek.
Analyse
Het doel van de analyse is om er achter te komen hoe taal gebruikt wordt om de verschillen tussen de Membership Categories van het Membership
Categorization Device ‘voetbalteam’ duidelijk te maken.
Voor de analyse is het software programma Atlas.TI gebruikt. Door middel van dit programma is er gecodeerd op basis van veldposities. Aanval, middenveld, verdediging, keeper en trainer zijn de 5 posities die meegenomen zijn in de analyse. Het onderscheid tussen aanvallende en verdedigende middenvelders is vrij snel komen te vervallen, ten behoeve van het overzicht. Ook de verdere analyse van de categorie aanvoerders is vanwege de complexe dubbelrol komen te vervallen. Bij de codering is uitgegaan van de huidige positie van de speler. Als een speler in het verleden andere posities heeft bekleed is dit niet meegenomen
De verschillende codes zijn 461 toegekend aan de data. De lengte van de uitspraak is niet meegenomen. Als een uitspraak over bijvoorbeeld zowel een aanvaller als een verdediger ging werd deze uitspraak twee keer gecodeerd.
Het Membership Categorization Device van mijn studie is bekend, evenals de Membership Categories. Op basis van deze categorieën is gekeken naar de Category Bound Predicates. De belangrijkste vraag is daarbij welke predicaten toegekend worden aan welke categorieën. Hiervoor is open gecodeerd, waarbij alle woorden die iets zeggen over een van de categorieën meegenomen zijn.
Deze Category Bound Predicates zijn in eerste instantie ingedeeld in vijf thema’s. Naast de CBP ‘activiteiten’, die de originele Category Bound Activities van Sacks bevat, dus de werkwoorden, zijn de vier andere thema’s geleend van Jacco van Sterkenburg, Annelies Knoppers en Sonja de Leeuw (2012) in hun artikel “Constructing Racial/Ethnical Difference in and Through Dutch Televised Soccer”, namelijk: Cognitief/psychologisch, Fysiek, Technisch en Algemene Evaluatie.
Op basis hiervan is bekeken welke CBPs het meest opvielen en is een nieuwe indeling gemaakt, zoals te vinden in de resultaten.
Daarnaast heb ik gekeken naar de Standardized Relational Pairs die gevormd werden in de data.
Resultaten
Het Membership Categorization Device ‘voetbalteam’ bestaat uit zijn
Membership Categories: aanvallers, middenvelders, verdedigers, keepers en trainers.
Wat direct op valt is dat er verreweg het meest gesproken wordt over de categorie aanvallers. En hoewel het doel niet is om een Comparative Keyword Analysis te maken, is het wel een interessant gegeven. Van de 461 uitspraken ging het 224 keer over aanvallers. Dit in vergelijking met 87 keer over
middenvelders, 51 keer over verdedigers, 22 keer over keepers en 77 keer over trainers (waarbij bij de laatstgenoemde wel toegegeven moet worden dat de eerste 20 minuten van een aflevering van Voetbal International volledig aan Louis van Gaal (trainer Nederlands Elftal) gewijd waren, maar die maar als 1 quote heeft meegeteld.
Hieronder zal bekeken worden welke Standardised Relational Pairs er gevormd worden in de media, en vervolgens welke Category Bound Predicates (CBPs) er voor de verschillende categorieën te vinden zijn in de data. Daarbij valt op dat het onderscheid tussen de categorie aanvallers en de andere categorieën steeds het meest duidelijk zijn. Aanvallers lijken een groep apart als het aankomt op de Standardised Relational Pairs en de CBPs waarmee ze omschreven worden.
Standardised Relational Pairs
Standardised Relational Pairs is een concept van Sacks wat gebruikt wordt om aan te tonen dat door middel van tekst relaties gevormd worden van personen die blijkbaar rechten en plichten ten opzichte van elkaar hebben.
Collection R is daarin een collectie van gepaarde relationele categorieën “that constitute a locus for a set of rights and obligations concerning the activity of giving help”. Deze heeft Programmatic Relevance, als de afwezigheid van een partij als feit opgemerkt kan worden.
Keeper – Verdediging – Middenveld – Aanval
Ten eerste kan een voetbalteam, logischerwijs, als geheel gezien worden als gestandaardiseerde relationele paren tussen zijn categorieën keeper,
verdedigers, middenvelders, aanvallers en trainer. De Programmatic Relevance of Collection R is zeker aanwezig, aangezien elk van deze categorieën gemist zouden worden in een wedstrijd.
De indeling aanvallers, middenvelders, verdedigers en keeper komen regelmatig terug, het zijn bijvoorbeeld ook de categorieën op basis waarvan het systeem geduid wordt , zoals vier-‐drie-‐drie of vier-‐vier-‐twee, waarbij de nummers iets zeggen over het aantal verdedigers, middenvelders en aanvallers. Blijkbaar zijn er op een voetbalveld dus grenzen te trekken tussen 4 groepen spelers, met andere rechten en verplichtingen tussen en binnen de groepen. Er wordt wel eens gesproken over “de as” en “de flanken”, maar de verdeling met grenzen over de breedte van het veld komt veel regelmatiger terug dan de verdeling met grenzen over de lengte van het veld.
Deze vier groepen hebben rechten en verplichtingen tegenover elkaar. Zo wordt er regelmatig gesproken over het belang van de aansluiting van “het
middenveld” bij “de aanval” of dat “het middenveld” de bal moet komen halen bij “de verdediging”. “De verdediging” kan bijvoorbeeld ook als geheel “zwak” zijn. Opvallend is dat de keeper altijd alleen staat in het team. Deze wordt in de systeemomschrijving bovendien niet eens meegeteld.
“De linies” hebben binnen de categorieën ook verplichtingen naar elkaar toe. Verdediging moet elkaar bijvoorbeeld “opvangen” of “rugdekking geven”. Waarbij nooit gesproken wordt over dat een andere speler de taak van de keeper had moeten overnemen. Wat dat betreft is de taak, verplichtingen en rechten van de keeper dus afgezonderd, iets wat hij alleen moet opknappen volgens het
discours. Waar het middenveld bijvoorbeeld als “een blok” moet staan, en dus een gezamenlijke taak en verantwoordelijkheid heeft. Een keeper heeft natuurlijk ook andere rechten in het veld, zo is hij de enige die de bal met zijn handen mag pakken. Dus is het wellicht logisch dat hij ook in het discours een aparte status krijgt.
“Doelman Cilissen: matig. Defensie: kwetsbaar. Middenveld, zeker nadat Strootman was uitgevallen met een blessure: vaak overlopen. Aanval: weinig gezien”
Paren binnen de Membership Categories
Niet iedereen binnen de categorieën heeft dezelfde hoeveelheid rechten en verplichtingen ten opzichte van elkaar. Binnen de categorieën zijn er sterkere en zwakkere Collection R’s te vinden, met een hogere of lagere Programmatic Relevance. Bij de verdediging is dit het meest duidelijk het geval. Zo wordt regelmatig gesproken over een “centraal verdedigingsduo” en “de backs”. De verdediging lijkt dus op te delen in twee duo’s die met elkaar samenwerken en eigenlijk samen een eenheid zijn, zij vangen elkaars taken op en helpen elkaar. Bij de aanval lijken “de buitenspelers” gezamenlijk een Collection R te vormen met Programmatic Relevance.
Spits -‐ Elftal
Bijzonder is dat regelmatig naar “de spits” als een enkel persoon wordt
verwezen. In principe hoort deze net als de buitenspelers bij de categorie aanval, maar toch lijkt de spits in het discours vaak alleen te staan in zijn rechten en plichten ten opzichte van anderen. De spits lijkt dan ook een aparte positie ten opzichte van de rest van het elftal verworven te hebben.
Zo wordt gesproken over Zlatan Ibrahimovic: “Zlatan voorop, met z’n grote bek, en dan allemaal er achteraan” (VI 24-‐2-‐2014). Of over Klaas-‐Jan Huntelaar geschreven: “Op de spitspositie speelde Huntelaar een anonieme wedstrijd. Hij werd nooit in stelling gebracht door zijn ploeggenoten en liep er verloren bij” (De Telegraaf 27-‐2-‐2014). Of over Castagnios: “De spits kust met zijn 1-‐2 een elftal wakker dat 67 minuten op apegapen had gelegen” (De Volkskrant 24-‐2-‐2014).
Hij is hiermee te vergelijken met de keeper, alleen heeft een spits niet letterlijk andere rechten (qua spelregels) in het voetbalveld. De spits lijkt daarmee bovendien boven het elftal geplaatst te worden.
Hoewel middenvelders, in tegenstelling tot aanvallers nooit worden beschreven als de belangrijkste spelers, worden ze wel regelmatig omschreven als de leider-‐ op-‐de-‐achtergrond van een team, gezien de metaforen die voor hen gebruikt worden als “dirigent”, “regisseur”, “controleur” en “machinekamer”. Waar een spits daarmee duidelijk op de voorgrond als leider van een team neergezet wordt, wordt de middenvelder dit vaak op de achtergrond.
Trainer – Spelers
Sacks heeft het naast de Collection R ook over de Collection K: “a collection constructed by reference to special distributions of knowledge exsisting about how to deal with some trouble” (Silverman 2011: 260).
Deze collectie is terug te vinden in de relatie tussen de trainer en alle spelers. Waarbij de trainer gezien wordt als de “expert”. Het zegt iets over het feit dat een trainer qua expertise boven het elftal staat.
Zo wordt het handelen van een trainer ten opzichte van zijn spelers bijvoorbeeld benoemd als “begrip tonen”, “gedrag afkeuren” en “spelers in bescherming nemen”. Het zijn allen erg verzorgende bijna moederlijke woorden.
De trainer is volgens het discours ook de persoon die ervoor zorgt dat er een elftal gevormd wordt en dat het elftal dingen gaat doen: “Ancelotti slaagt er
vooralsnog goed in om de kikkers in de kruiwagen te houden en zijn sterrenensemble als een team te laten spelen” (De Telegraaf 26-‐2-‐2014).
“Een jonge Duitse trainer die een compleet vreemdelingenlegioen zover heeft gekregen dat ze met z’n allen jagen en dat 1,5 uur volhouden” (VI 28-‐2-‐2014).
De trainer wordt dan ook beschreven als “de verantwoordelijke”, en staat
daarmee in zijn eentje. Door deze loskoppeling, en verwijzing naar een Collection K, kan een trainer ook in zijn eentje afgerekend worden op het presteren van een elftal.
Category Bound Predicates
Category Bound Predicates (CBPs) gaat over de predicaten die aan bepaalde categorieën gebonden worden. Het zijn de woorden die volgens het discours horen bij de categorieën. Bij de CBPs valt op dat er met name onderscheid te zien is tussen de woorden die gebruikt worden voor aanvallers en de predicaten die aan de andere categorieën gebonden worden.
Sociale status
Aanvallers bleken uit de analyse van de Standardised Relational Pairs een aparte status te hebben, waarmee ze boven de groep geplaatst worden. Dit lijkt nog een keer bevestigd te worden door de predicaten die ze toegekend krijgen.
Zelfvertrouwen
Zelfvertrouwen lijkt een CBP van zowel aanvallers als verdedigers en keepers, maar waar bij aanvallers met name gefocust wordt op de aanwezigheid van zelfvertrouwen, wordt bij verdedigers en keepers veelal gefocust op het gebrek eraan.
De categorie aanvallers wordt veelal beschreven als arrogant, of in elk geval vol zelfvertrouwen.
“Pelle is op een standpunt gekomen dat hij zichzelf belangrijker vindt dan Feyenoord. Hij leidt aan een hele ernstige vorm van zelfoverschatting.” (VI 3-‐3-‐ 2014).
“Depay wordt vaak egoïsme verweten, maar het afstandsschot waarmee hij 0-‐2 maakte, is tekenend voor het geloof dat de vleugelaanvaller in zichzelf heeft” (Spits 24-‐2-‐2014).
Bij de achterhoede wordt als het op het zelfvertrouwen aankomt met name gefocust op prescriptive stereotyping, zoals Fiske (1993) dat omschrijft, een manier van stereotyperen waaruit blijkt aan welke eisen een speler zou moeten voldoen. Bij verdedigers en keepers wordt met name gesproken over het afwezig zijn van het zelfvertrouwen, waaruit blijkt dat iemand dit wel zou moeten
hebben. Het feit dat predicaten categorie gebonden zijn, zorgt er immers, zoals eerder genoemd, voor dat wij een mening kunnen hebben over ‘afwezige’ activiteiten (Silverman 2011).
“Cillissen toonde waarom van Gaal diep zal nadenken over de WK-‐doelman. Hij is onzeker, trapt slecht en oogt zenuwachtig als een schooljongen voor een niet geleerd proefwerk” (De Volkskrant 6-‐3-‐2014).
Door veelal te focussen op de onzekerheid van verdedigers of keepers, blijkt dat de ‘zekerheid’ als CBP gemist wordt. Een CBP die dus wel verwacht wordt van keepers en verdedigers.
Belangrijkste spelers
Het zelfvertrouwen van aanvallers lijkt ook wel ergens vandaan te komen, gezien de vele citaten waarin aanvallers omschreven worden als de “beste” of
“belangrijkste spelers” als “fenomeen” of zelfs “van de buitencategorie”. Waar middenvelders, net als verdedigers, qua algemene evaluatie niet veel verder komen dan omschrijvingen als “aardig spelertje”, “goed te gebruiken”, “een heel beste speler” of “niks mis mee”. Zoals al bleek uit de analyse van Standardised Relational Pairs krijgt de spits hiermee een positie die boven het team staat.
Zo word gesproken over Zlatan Ibrahimovic: “Hij is de hopman met 10
padvinders. Als je met Zlatan in het veld speelt, dan ga je met vertrouwen het veld in. Zlatan voorop, met z’n grote bek, en dan allemaal er achteraan. Dan kun je toch niet verliezen” (VI 24-‐2-‐2014).
Talent versus harde werker
Daarbij worden aanvallers met enige regelmatig, zo’n 13 keer in de data, omschreven als “talent”, waar middenvelders en verdedigers slechts 1 keer als talenten omschreven zijn.
“De aanvaller wordt als een van de grootste talenten gezien in de opleiding van Ajax en hij is dan ook ambitieus. Ik wil een van de beste spelers ter wereld worden.” (Metro 24-‐2-‐2014)
De categorie middenvelders wordt hierbij met name omschreven als “harde werkers” en ze zijn “ijverig”. Het zijn dus de harde werkers ten opzichte van de talenten. Waarbij dus een verschil wordt gemaakt tussen de ascribed status, die toegeschreven wordt aan personen op basis van hun aangeboren verschillen of mogelijkheden, en de achieved status die toegeschreven wordt op basis van prestatie of verdienste (Linton in: Foladare 1969). Bij aanvallers lijkt meer gefocust te worden op de ascribed status, het aangeboren talent, waar bij
middenvelders meer gefocust wordt op de achieved status van de harde werker.
Zichtbaarheid
De hogere sociale status van aanvallers als de belangrijkste, talentvolle en zelverzekerde spelers heeft wellicht te maken met de zichtbaarheid van aanvallers op het resultaat van de wedstrijden door middel van doelpunten.
Scoren is immers, niet geheel onverwacht, een van de belangrijkste CBPs van aanvallers. Zo werd gesproken over Zlatan Ibrahimovic: “Over een echte spits gesproken, 22 doelpunten in de Franse League” (VI 24-‐2-‐2014).
Maar van aanvallers wordt ook buiten de doelpunten om verwacht dat ze zichtbaar zijn.
Het lijkt de bedoeling dat aanvallers indruk maken, zo wordt geschreven over het Nederlands voetbal: “Het lijkt alweer eeuwen geleden dat een Spartacus opstond als Ruud Gullit, die alleen al met zijn indrukwekkende verschijning de tegenstander angst inboezemt” (Brabants Dagblad 7-‐3-‐2014). Met dit citaat wordt dus geduid op de verwachting dat aanvallers indrukwekkende verschijningen zijn.
Aanvallers moeten “opvallen” en “de aandacht opeisen”, volgens de
omschrijvingen. Er wordt in de teksten meerdere keren verwezen naar het feit dat een aanvaller “niet te zien” is geweest, wat aangeeft dat dit een belangrijke CBP is.
Maar ook van middenvelders wordt verwacht dat ze opvallen: “Clasie is toch geen personality op het middenveld? Eerder (red.) een eenvoudig stofzuigertje voor NAC” (VI 7-‐3-‐2014).
En ook trainers moeten zichtbaar zijn. Het niet hebben van ‘iets geks’ wordt als opvallende uitzondering besproken: “Luhakai doet het heel goed, en zonder lawaai, je hoort of ziet nooit wat van ‘m. Nee, hij doet nooit iets geks, die man” (VI 24-‐2-‐2014).
Bij verdedigers of keepers wordt niet gesproken in termen van “opvallen” of “te zien zijn”. Blijkbaar is dit dus niet een CBP die bij deze categorieën hoort. Hoe verder naar achter in het veld hoe minder zichtbaar je schijnbaar hoeft te zijn.
Rendement
De zichtbaarheid op het resultaat zorgt er bovendien voor dat er bij aanvallers regelmatig gesproken wordt over het “rendement” van een speler, met
betrekking tot het aantal doelpunten dat hij maakt. Zo spreekt zelfs Depay zelf: “Ik weet ook dat mijn rendement omhoog moet, maar ik ben wel een speler die doelgericht is, die acties maakt. Ik moet gewoon mijn eigen ding blijven doen. Ik train daarop, doe veel trapoefeningen. Het betaalt zich nu uit.” (Spits 24-‐2-‐2014).
Er zijn hele rubrieken in kranten waar alleen maar het aantal doelpunten per speler benoemd worden. Een rubriek over het aantal voorkomen doelpunten van verdedigers, of het aantal goede onderscheppingen van middenvelders zou ondenkbaar zijn.
Meer dan bij andere spelers wordt er bij aanvallers bovendien gesproken over de kosten van de speler. En wordt over Brian Ruiz geschreven: “Natuurlijk verraadt zijn eerste balaanname dat de Costaricaan een klassespeler is, maar van een voetballer die 62.500 per duel kost wordt meer verwacht” (Spits 24-‐2-‐2014).
Er lijkt dus over aanvallers een kosten-‐baten analyse gemaakt te kunnen worden, waar dat bij andere spelers veel minder het geval is.
Voorkeursbehandeling
Zowel wat betreft emoties als het maken van fouten, krijgen aanvallers een voorkeursbehandeling. Vanuit het discours wordt er van hen meer gepikt dan van de andere spelersgroepen.
Emoties
Aanvallers worden het meest van allen omschreven als emotionele personen, zowel in positieve: “Op de tribunes sloeg de afwezige pinchhitter Danny
Koevermans zowat een ruitje stuk van blijdschap” (AD 24-‐2-‐2014), als negatieve emoties: “Zijn (Klaas-‐Jan Huntelaar red.) belangrijkste wapenfeit was
aanvankelijk een gefrustreerde tackle op de enkels van Luka Modric, waarvoor Huntelaar geel kreeg” (De Telegraaf 27-‐2-‐2014).
Ook andere spelers zullen ongetwijfeld gedurende de wedstrijd emoties ervaren, maar bij hen wordt dat nauwelijks benoemd, waar het bij aanvallers blijkbaar belangrijk is te melden dat ze ‘gefrustreerd’ of ‘blij’ zijn. Blijkbaar behoort het mogen tonen van emoties als CBP bij de categorie aanvallers.
Opvallend daarbij is ook dat uit de hand gelopen emoties in de media genormaliseerd worden. Zo antwoord Hans Kraaij jr. als aan hem gevraagd wordt of de aanvoerdersband van Pelle afgenomen moet worden na een eerdere kopstoot én het incident in Twente waar hij na een, in zijn ogen, onterechte beslissing van de scheidsrechter vernielingen aanrichtte in het stadion: “Nee, ik vind het ook wel getuigen van dat hij er echt mee bezig is, dat hij gefrustreerd is, dat hij teleurgesteld is. Ik heb ook weleens een fles appelsap tegen de muur aan gegooid” (VI).
Wellicht is deze normalisering een gevolg van het altijd maar toegekend krijgen van het CBP emoties tonen. Door dit CBP gaan we van aanvallers verwachten dat ze emotioneel zijn, en als dit dan een keer in doorgeslagen versie gebeurt, zoals bij Pelle het geval was, is dat wellicht ook makkelijker goed te praten. De stap van ‘emoties’ naar ‘uit de hand gelopen emoties’ is immers niet zo groot als van niks naar uit de hand gelopen emoties. De vraag is natuurlijk of zo een
uitbarsting van een keeper op de zelfde manier goed gepraat zou worden, iets wat op basis van deze analyse niet te verwachten is.
Ook bij trainers wordt gefocust op de emoties, met name op woede. “Trainer Ronald Koeman was ‘woest’ en voelde zich ‘bestolen’” (NRC Handelsblad 24-‐2-‐ 2014).
De emoties van trainers worden net als de emoties van aanvallers
genormaliseerd in het discours, zo blijkt als er gesproken wordt over een
uitzonderlijke trainer, de “rustige” Philip Cocu: “Cocu is boos geworden in de rust, “foei” heeft ie geroepen (spottend). Frank de Boer was vanaf eerste moment
geboren trainer, en Cocu niet” (VI 3-‐3-‐2014).
Verdedigers worden, evenals de keeper, in dit opzicht juist omschreven met woorden als “nuchter”, “stabiel” en “nadenkend”. Zij worden omschreven met de emoties die onder controle worden gehouden, in tegenstelling tot de uit de hand
lopende emoties van aanvallers. Verdediger worden daarbij ook omschreven als kritisch op zichzelf. “Zijn gebaar met zijn hand bij zijn oor bestempelde Veltman achteraf schuldbewust als ‘een domme actie’. ‘Dat had ik niet moeten doen. Scoren tegen Feyenoord was al een mooi statement’” (NRC.Next 3-‐3-‐2014).
De uitzondering bevestigt daarbij de regel, wanneer in VI gesproken wordt over een keeper die omschreven wordt als “druktemakertje” en “spring in’t veld” en daarom “geen echte keeper” (VI 28-‐2-‐2014).
Een typische omschrijving van de verschillen was te vinden in het Algemeen Dagblad: “Van der Laan en Nienhuis zijn ook de twee nuchtere Groningers in een selectie vol extraverte persoonlijkheden. Vestigen Elvis Manu, Bartholomew Ogbeche en Jody Lukoki voorin de aandacht op zich, de keeper en de verdediger bewaken achterin de balans wel. ‘We hebben een beetje het tegenovergestelde karakter, denk ik. Dat weten zij ook wel’, zegt Nienhuis.” (AD 1-‐3-‐2014).
Wat betreft emoties lijken aanvallers zich dus meer te mogen laten gaan dan verdedigers, waarvan verwacht wordt dat ze hun emoties meer onder controle houden.
Eisen
Aan verdedigers en keepers lijken meer eisen gesteld te worden dan aan aanvallers, gezien de nadruk op de prescriptive stereotyping omschrijvingen.
Verdedigers worden, zowel op het gebied van zelfvertrouwen, uiterlijk als bewegingen met name omschreven op dat wat van ze verwacht wordt, maar vaak uitblijft. Zo missen ze “het postuur” of “de kwaliteiten”. Ook acties van keepers worden veelal negatief omschreven als “onzeker”, “matig” of “waardeloos”.
Over aanvallers is deze manier van omschrijvingen, waarbij dus gefocust wordt op dat wat er niet is, veel minder terug te vinden.
Verzuim vs. fout
Scoren is een van de weinige CBPs waarbij ook aanvallers regelmatig op hun gebrek worden omschreven. Zo wordt regelmatig verwezen naar het feit dat een speler “verzuimt” te scoren.
Waar bij aanvallers gesproken wordt van “verzuimen om te scoren” wordt bij verdedigers en keepers veel meer het woord “fout” gebruikt. Fouten die ze dus volgens de CBP niet zouden mogen maken. Bovendien wordt bij VI (24-‐2-‐2014) een hele compilatie getoond van fouten van keepers, waar hard om gelachen wordt door de presentatoren. Een compilatie die je over aanvallers
waarschijnlijk niet snel zult zien. Verdedigers en keepers lijken dus minder fouten te mogen maken dan aanvallers, aangezien er bij aanvallers nauwelijks gesproken wordt over fouten.