Achtergrond studie
‘God schiep de wereld maar de Nederlanders maakten Nederland’. Dit Nederlands gezegde geldt zeker voor de Zuidwestelijke Delta. Deze regio is in Nederland verreweg het gebied dat het meest is veranderd door menselijke ingrepen. De eerste polders zijn al in de 12de eeuw aangelegd. Sinds de 17de eeuw, werden harde structuren (d.w.z. dijken en strandhoofden) aangelegd tegen kusterosie, in de laatste decennia gecombineerd met zandsuppleties. Sinds de 50er jaren werden de Deltawerken (‘50s – ‘70s), de constructie (‘60s) met latere uitbreiding (2010-2013) van de havens van de Maasvlakte en de Slufter (1986-1987) gerealiseerd. Deltares onderzocht de invloed van verschillende ingrepen op de veiligheid van de kust en op de ruimte voor natuur en recreatie. Verder werden de effecten op de karakteristieke morfologische kenmerken (zandgolven en getijgeulen) bestudeerd.
Ontwikkeling van de
Zuidwestelijke Delta
De Zuidwestelijke Delta is dé regio in Nederland waar het effect van menselijke ingrepen het grootste is geweest. Deltares onderzocht de invloed van verschillende ingrepen op de over-stromingsveiligheid van de kust en op de ruimte voor natuur en recreatie. Ook zijn de effecten van verplaatsing in zand-golven en getijgeulen op de kustontwikkelingen bestudeerd.
Bathymetrie van de Zuid-westelijke Delta. De verschillende ”kustvakken” worden in geel geïdentificeerd, terwijl de namen van de verschillende estuaria worden in rood weergegeven. Samenvatting van het rapport ‘The state of the coast; case study: The South-Westerly Delta‘ (Alessio Giardino, Kees den Heijer, en Giorgio Santinelli - Deltares, 2014).
De Zuidwestelijke Delta
De Zuidwestelijke Delta kust heeft een lengte van ongeveer 100 km, exclusief de Westerschelde en de dammen die gebouwd waren tijdens de Deltawerken. Als gevolg van dit enorme project, veranderde een groot deel van de kust van een door getijden gedomineerd systeem, naar een meer door golven gedomineerd systeem (Cleveringa, 2008). Bij de grootste getijgeulen die waren afgedamd, dat wil zeggen Grevelingen en Haringvliet, zijn de zeewaarts ervan liggende delen sterk veranderd. In de buitendelta leidde de toename van golfenergie, vergeleken met getijenergie, tot erosie van de vooroever en lokaal sterke afzetting bij de dammen.
Aanpak
De onderzoekers bestudeerden de kustontwikkeling aan de hand van verschillende morfologische indicatoren. Om een inzicht te krijgen in de lange termijn kust ontwikkelingen, zijn voornamelijk kustindicatoren gekozen voor de analyse die al lange tijd verzameld worden, namelijk de gemiddelde laag- en hoogwaterlijn en de duinvoetpositie, die sinds 1843 worden geregistreerd. De ontwikkeling van zandgolven is bestudeerd op basis van dezelfde indicatoren waarbij bijzondere aandacht is besteed aan de interactie tussen zandgolven en zandsuppleties. Verder, zijn de veranderingen van de grootste getijgeulen ook beschreven in termen van verandering in volume en positie.
October 2014
Resultaten en conclusies
De resultaten laten zien dat de gemiddelde erosieve trends die zichtbaar waren voor het begin van de Delta- werken in een aantal van de Deltaregio’s, zijn veranderd in zeewaarts uitbouwende trends, als gevolg van de zandafzetting in de getijgeulen en bij de dammen. Dat is het sterkst zichtbaar bij de kustvakken Voorne en Goeree, vanwege de permanente afsluiting van de Grevelingen en het Haringvliet. De grootste veranderingen in de zuidelijke kustvakken (d.w.z. Walcheren en Zeeuws- Vlaanderen) zijn vooral het gevolg van zandsuppleties.
Zandgolven hebben ook grote invloed op de kustindicatoren: een afslaand kustvak kan na een relatief korte tijd omslaan in een aanzandend kustvak, doordat het dalwaartse deel van de zandgolf voorbij trekt en plaats maakt voor topwaarts deel van de zandgolf. Om op een nog efficiëntere manier zandsuppleties te plannen, verdient het aanbeveling om rekening te houden met de aanwezigheid, amplitude en migratiesnelheid van zandgolven. Kustindicatoren worden ook beïnvloed door de veranderingen in positie van de getijgeulen. Een landwaarts verplaatsende getijgeul (bv. de Oostgat) kan leiden tot dezelfde verplaatsing van de indicatoren (bv. MKL). Een dergelijke grootschalige ontwikkeling zal vermoedelijk niet snel tot staan worden gebracht door een suppletie. De conclusie is dat dergelijke kustkennis goed gebruikt kan worden bij het plannen van zandsuppleties.
verplaatsing van het zwaartepunt (open cirkels) van het Krabbengat naar het noorden als gevolg van de grootschalige morfologische veranderingen in de buitendelta
bathymetrie van het Krabbengat
Links: ontwikkeling van gemiddelde laag- en hoog- waterlijn, en duinvoetpositie bij Schouwen. De lijnen in de bovenste figuur geven de lineaire lange-termijn trends, terwijl de andere figuren de residuele trend laten zien. Rechts: Kaart van Schouwen.
Zie ook: Cleveringa, J., 2008. Morphodynamics of the Delta Coast (south-west Netherlands): Quantitative analysis and phenomenology of the morphological evolution 1964-2004. Alkyonrapport A1881; ook WL|Delft Hydraulics & Rijkswaterstaat RIKZ.