• No results found

Liem, Sander, Educatief Ontwerpen, Aardrijkskunde

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Liem, Sander, Educatief Ontwerpen, Aardrijkskunde"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Eindverslag Educatief Ontwerpen

Titel Effectonderzoek van mobiel veldwerk op toetsresultaten Naam auteur(s) Sander Liem

Studentnummer 5686210

Vakgebied Aardrijkskunde

Doelgroep 5 havo en 6 vwo (privéonderwijs)

Variant Effectonderzoek

Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Begeleider(s) Mathijs Booden

Datum 31/01/2019

Bibliografische referentie

Liem, S. (2019). Effectonderzoek van mobiel veldwerk op toetsresultaten. Amsterdam: Interfacultaire Lerarenopleidingen UvA.

(2)

Contents

Eindverslag Educatief Ontwerpen...1

Samenvatting...3 Probleem...4 Eindresultaat...4 Empirische verkenning...5 Exameneisen:...6 Theoretische verkenning...8 Probleem...8 Belang...8

Sociaal & Cognitief...9

Goed veldwerk...10 Mobiel Veldwerk...12 Toetsing:...14 Ontwerpregels:...15 Resultaten:...16 Resultaten toetsen:...16 Resultaten schoolexamens...20

Resultaten survey na schoolexamens...21

Discussie:...23

Conclusie...24

Referenties...25

Bijlage 1: Tijdsplanning:...26

Bijlage 2: Leerling instructie veldwerk...27

(3)

Samenvatting

Veldwerk wordt internationaal gezien als een belangrijk onderdeel van Aardrijkskunde. Schrijvers geven echter aan dat meer onderzoek naar de toegevoegde waarde cruciaal is om het in het curriculum te houden. Docenten lopen er echter tegenaan dat er te weinig tijd is buiten het reguliere curriculum om veldwerk voor te bereiden en/of uit te voeren. Schrijvers geven aan dat “Veldwerk is een werkvorm die in het Nederlandse aardrijkskundeonderwijs al lange tijd een bescheiden rol speelt.”

Het doel voor mij in dit onderzoek was om te onderzoeken of veldwerk een invloed heeft op de toepassing van Aardrijkskundige kennis en toetscijfers.

Door gebruik te maken van de Mobiele telefoon applicatie (app) Survey123 en de leerdoelen uit het curriculum Aardrijkskunde eindexamen havo en vwo 2019 laat ik zien hoe er eenvoudig veldwerk opgezet kan worden. Na het veldwerk heb ik vergeleken wat de invloed van het veldwerk is op de toetsresultaten van de leerlingen. Dit is gedaan door cijfers na de toets van over het onderwerp: “ Eigen omgeving: Stedelijke gebieden” te vergelijken met Eigen omgeving: Wateroverlast voor havo en Endogene en Exogene krachten voor vwo. De vergelijkingen waren op eindresultaat en op niveau Toegepast 2 van de reproductie, toegepast 1, toegepast 2, inzicht (RTTI)-methodeDe theorie wijst aan dat het veldwerk helpt om actuele en lokale voorbeelden te verbinden aan de leerstof. Het sociaal leren geeft aan dat het van belang is dat de docent hierin het goede voorbeeld geeft en ook deelneemt aan het veldwerk. Door het veldwerk uit te voeren verankert dit de kennis door het verbinden van verschillende termen, hetgeen bijdraagt aan het paraat hebben van kennis bij examinering.

De examinering binnen dit onderzoek toonde significante toenames in de cijfers en toepassing van de geleerde stof. Dit geeft aan dat de praktijk in dit voorbeeld de theorie volgt. De toetscijfers waren bij een beperkte groep al significant hoger dat het belang van veldwerk en vervolgonderzoek onderschrijft.

(4)

Probleem

Veldwerk is een cruciaal onderdeel voor het vak Aardrijkskunde (Berg et al, 2009. Fuller et al. 2006, Kern & Carpenter 1983). Daarentegen is de effectiviteit tot op heden nog niet onderzocht (Fuller et al. 2006).De uitdaging is echter dat het al beperkte veldwerk te weinig of onvoldoende wordt uitgevoerd (Bouwman, 2017). Gebrek aan tijd en geld in combinatie met de nodige voorbereidingsmaatregelen om veldwerk op te zetten (Bouwman, 2017. Fuller et al. 2006). Uit persoonlijke ervaring valt op dat veldwerk afwezig is op mijn werkplek.

Dit is kwalijk omdat het, naast een verplicht onderdeel, beschreven wordt als een goede leermethode (Fuller et al. 2006, Bosschaart, A. (2009). De actieve betrekking van de externe wereld helpt bij het begrip van geografische elementen in de maatschappij en natuur (van den Berg et al. 2009). Verder wordt aangegeven aan dat de affectiviteit verhoogd wordt voor het vak aardrijkskunde (Kent et al, 1997). Het helpt leerlingen de algemene regels van aardrijkskundige onderwerpen in praktijksituaties toe te passen en hiermee begrip en oproepbaarheid van geleerde kennis te vergroten (Woolfolk, 2010).

Als fysisch geograaf ben ik redelijk onbekend met sociaal geografisch veldwerk en ik heb in de afgelopen 14 maanden als startend docent Aardrijkskunde nog niet het onderdeel eigen leefomgeving: stedelijke gebieden lesgegeven. Dit is echter een belangrijk eindexamenonderdeel voor havo en vwo. Daarom wil ik mij hier in dit effectonderzoek op richten.

Ongeacht reeds vergaarde feedback van leerlingen en leraren, welke aantoont dat veldwerk een vermakelijke en effectieve leermethode is kunnen wij niet aannemen dat dit effect veroorzaakt wordt door het ‘naar buiten treden’ van de leerlingen.

Dit onderzoek zicht zich op de volgende vraag wat is de bijdrage van veldwerk aan het leerproces?

Eindresultaat

Ik heb onderzocht wat het effect van mobiel veldwerk op de toetsresultaten is in vergelijking met eerder behaalde cijfers. De nul-hypothese is dat de toetsresultaten niet significant verschillen na het uitvoeren van veldwerk. De alternatieve verwachting is dat de toetsresultaten wel signficant zullen verschillen. Dit betekent dat bij een vergelijking van de resultaten H0= µ0= µ1 en Ha= µ0≠µ1

(5)

Empirische verkenning

Voor de vastlegging van de huidige ervaring van docenten, met betrekking tot beschikbare tijd voor veldwerk , is er voor het empirische vooronderzoek een enquete afgenomen bij aardrijkskundeleraren, deze waren allen Luzac en ILO-alumni. In totaal namen 14 aardrijkskunde docenten met verschillende hoeveelheden werkervaring deel aan deze enquete. (zie figuur 1).

1 jaar

2 tm 5 jaar

5 tm 10 jaar

10 tm 30 jaar

0

1

2

3

4

5

6

Hoeveel jaar geef je al les in Aardrijkskunde?

A

a

n

ta

l

d

o

ce

n

te

n

Figuur 1: Staafdiagram met docenten die deelnamen aan survey en het aantal jaren dat ze lesgeven.

De duur van de voorbereiding van veldwerk lijkt vooral tussen de 0 en 5 uur te zitten (waarvan 2 respondenten 0 uur aangeven). Minder dan de helft van de aardrijkskunde docenten die reageerden spendeerden meer dan 5 uur per jaar aan het voorbereiden van veldwerk (figuur 2).

0-5 uur

6-10 uur

11 tm 20

21 tm 30

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Hoeveel uur spendeer je per jaar, buiten de les, aan het voorbereiden van VW

A an ta l do ce nt en

Figuur 2: Staafdiagram met op de x-as de hoeveelheid tijd die docenten spenderen aan de voorbereiding aan veldwerk, en op de y-as het aantal docenten.

In de enquete gaven acht aardrijskunde docenten aan tussen de 0 en 5 uur te per jaar te spenderen aan veldwerk (waarvan twee docenten 0 uur aangaven). Vijf docenten gaven aan tussen de 6 en 10 uur veldwerk te geven. De grootste groep spendeert in het jaar dus in totaal minder dan 5 uur aan veldwerk (figuur 3).

(6)

0-5 uur

6-10 uur

15-20 uur

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Hoeveel lesuren per jaar geef je veldwerk / les in eigen omgeving?

A

a

n

ta

l

d

o

ce

n

te

n

Figuur 3: Staafdiagram met op de x-as de hoeveelheid tijd die docenten spenderen aan het uitvoeren van veldwerk, en op de y-as het aantal docenten.

9 van de 14 docenten gaven aan dat er onvoldoende veldwerk plaatsvindt, één daarvan geeft aan dat het zwaar onvoldoende is. Slechts drie docenten geven aan dat er een redelijke hoeveelheid veldwerk is, en enkeltwee docenten vinden de hoeveelheid goed.

Zwaa r onv oldo ende onvo ldoe nde rede lijk Goed Perfe ct

0

2

4

6

8

10

In hoeverre heb je het gevoel dat het schooljaar voldoende veldwerk bevat?

A

a

n

ta

l

d

o

ce

n

te

n

Figuur 4: Staafdiagram met op de x-as de beoordeling of er voldoende veldwerk plaatsvindt en op de y-as het aantal docenten.

Exameneisen:

Omdat binnen het Luzac sommige examenkandidaten het volledige curriculum in 1 jaar afronden is er weinig tijd voor veldwerk. Het veldwerk mag daarom niet te veel tijd wegnemen van de reguliere lessen. In het vorige hoofdstuk werd aangegeven dat meerdere domeinen behandeld moeten worden om verankering van kennis te versterken. Dit betekent dat het veldwerk buiten “vaardigheden” (Domein A van de syllabus) ook aan een ander domein moet voldoen. In dit educatief ontwerp richt ik mij op het domein ‘Eigen leefomgeving: Stedelijk Omgeving’ omdat dit het enige onderdeel is waar ik nog geen leservaring in bezit.

(7)

Er zijn geen verschillen binnen de algemene examenprogramma’s wat betreft Domein A en Domein E tussen havo en vwo (zie figuur 7). Binnen de syllabus staan wel verschillen. Dit betekent echter dat het zeker mogelijk is om de stof voor beide niveaus identiek te behandelen, maar dat details sterker naar voren moeten komen bij vwo leerlingen.

Wat betreft segregatie moeten vwo leerlingen weten dat er matige segregatie is in Nederland wat betreft inkomen, en iets zwaarder wat betreft etnische achtergrond. Havo leerlingen moeten slechts weten dat dit beperkt is ten opzichte van de omgeving.

Vwo leerlingen moeten weten dat de sociale cohesie en de sociale netwerken sterk van invloed zijn op de sociale veiligheid. Havo leerlingen dienen slechts te weten dat de beleving van de openbare ruimte subjectief is.

Vwo leerlingen behoren te weten dat de beleving van de openbare ruimte, en de sociale veiligheid afhankelijk is van het onderhoud van de omgeving maar daarnaast ook afhankelijk is van sekse. Via het veldwerk gaan we de leefbaarheid meten via een indicator hiervan. Dit is in dit geval zwerfafval dat gemeten gaat worden via de digitale enquête via de mobiele telefoon.

(8)

Figuur 7: Het examenprogramma 2019 voor vaardigheden bij havo (links) en wvo (rechts) is voor Domein A: Vaardigheden identiekOntwerpregel: Voldoet aan het deel eisen van het curriculum a1 ak vwo/havo “eigen leefomgeving stedelijke gebieden” voor lokaal veldwerk.

Theoretische verkenning

Probleem

Meerdere onderzoekers geven aan dat omgevingsonderwijs (Bosschaart, A , 2009) en veldwerk (Fuller et al., 2006, Bouwman 2017) maar moeilijk van de grond komt. Mede omdat de leerdoelen over omgevingsonderwijs in de onderbouw zijn vervaagd. Bosschaart (2009) verklaart: “Veldwerk is een werkvorm die in het Nederlandse aardrijkskundeonderwijs al lange tijd een bescheiden rol speelt.” Goudappel (2013) onderschrijft dat: “veldwerk bij het vak aardrijkskunde onder druk staat en niet altijd wordt ingebracht in het curriculum”. Internationaal wordt veldwerk gezien als een waardevolle toevoeging tot het leren van aardrijkskunde. De “versterkte affectieve reactie” op de omgeving helpt een dieper begrip te creëren van de wereld en de plek van de leerling in deze wereld (Hope, 2009).

Dat veldwerk maar bescheiden uitgevoerd wordt heeft tot gevolg dat schoolboeken verschillend om gaan met ‘eigen omgeving’. Het ingezette omgevingsonderwijs is (vaak) alleen effectief voor de omgeving van de scholen zelf. Dit opzetten leunt zwaar op de ervaring en inzet van de docent (Berg et al, 2009). Met als gevolg dat veldwerk soms volledig afwezig is in het curriculum van scholen.

Belang

Veldwerk is een cruciaal onderdeel voor het vak Aardrijkskunde (Berg et al., 2009). Fuller et al. 2006, Kent et al, 1997). Het biedt de gelegenheid om geografische verschijnselen op lokaal schaalniveau in de eigen omgeving te bekijken, en als inductief regels beredeneren, of om

(9)

deductief theorieën te controleren. De eigen leefomgeving kan met kennis van de leerling hervormd worden naar een sleutel voor het verleden (Berg et al., 2009), bijvoorbeeld door te leren wanneer iets gebouwd is. Deze geografische kunde is niet alleen effectief bij sociale geografie maar ook bij fysische geografie (Press et al., 2004).

Fuller et al.,(2006) geven aan dat er onderzoek nodig is naar de effecten van veldwerk op leerresultaten. Dit mede omdat literatuur vaak het belang niet met cijfers onderschrijft, en dat deze verschilt in hun eigen nationale of soms zelfs lokale context van de school.

Sociaal & Cognitief

De sociaal leren theorie geeft aan dat leerlingen sterk gedragingen overnemen bij het leren. Wij noemen dit leren door het observeren van anderen (Woolfolk, 2010). Dit brengt risico’s en kansen met zich mee bij het veldwerk. Leerlingen kunnen elkaar motiveren maar ook demotiveren. Het is hierin van belang dat de docent als voorbeeld meedoet en een doel voor zichzelf en voor leerlingen kenbaar maakt. Door zichtbaar doelen te stellen, toont de docent wat voor resultaten er verwacht kunnen worden. Leerlingen die dit soort voorbeelden zien geloven meer in hun eigen zelfredzaamheid (Woolfolk, 2010).

 Voldoet aan Sociaal leren theorie

o Docent is voorbeeld en maakt doelen voor leerlingen en zichzelf klassikaal kenbaar

De cognitieve leren theorie geeft aan dat bestaande kennis en gedragingen veranderd worden bij het leren. Om dit te doen is het van belang dat leerlingen bekende kennis kunnen oproepen om het vervolgens toe te passen. De kennis kan dan in de hoofden van leerlingen opnieuw ingedeeld worden met nieuwe kennis of verbonden worden aan andere bestaande kennis. Het resultaat van de uitbreiding zorgt dan voor sneller ophaalbare kennis tijdens bijvoorbeeld examinering (Woolfolk, 2010).

(10)

 Voldoet aan Cognitief leren theorie

o Zorg ervoor dat voorkennis behandeld is en gebruikt wordt.

Het Sociaal cognitieve leren geeft aan dat kennis niet absoluut is. Waar kennis een sociale constructie is van meningen moet er kritisch over de kennis gesproken kunnen worden. Het is daarom van belang om informatie van verschillende bronnen te gebruiken en om leerlingen aan te moedigen te overleggen over de gevonden resultaten (Woolfolk, 2010).

Veldwerk sluit goed aan bij sociaal cognitieve visies van leren. Vooral enquiry learning lijkt goed te passen. Bij enquiry learning moeten relaties gevonden worden, hier dienen vragen over gesteld worden, welke vervolgens getest worden. Uiteindelijk dient hierdoor een regel ontwikkeld te worden, gevolgd door een discussie over het denkproces. Het is dan ook van belang voor leerlingen om te kijken of kennis die opgedaan is bij het veldwerk ook terugkomt in steden buiten het bezochte veldwerkgebied(Woolfolk, 2010).

 Voldoet aan Sociaal Cognitieve theorie

o Zelf relaties zoeken.

o Afsluitend kijken of dit terug te zien is bij vergelijkbare situaties.

Goed veldwerk

Een belangrijk onderdeel van veldwerk is dat leerlingen iets leren (Kent et al., 1997). Om iets te leren moet er een verandering in kennis of gedrag teweeg gebracht worden door een ervaring (Woolfolk, 2010). Veldwerk is hier ideaal voor, maar er zijn nog enkele theorieën die de opzet van het veldwerk kunnen versterken.

Wat je vandaag de dag kunt zien bij veldwerk betreft de locatie geschiedenis, zoals eerder gezegd is het heden de sleutel naar het verleden. De bouw en bouwperiodes van stedelijke gebieden vertellen bijvoorbeeld of een stad groei of stilstand doormaakte en wat voor beleid er werd gevoerd (Berg et al., 2009).

Er zijn 3 vormen van veldwerk. Het trajectmodel , het terreinmodel en het objectmodel.

- De ‘lichtste’ vorm van veldwerk is het trajectmodel. Hier is er sprake van een excursie waarin leerlingen vooral informatie opnemen. Deze vorm van veldwerk zet de docent vooral in de positie om te praten waar leerlingen vooral informatie opnemen. Dit type veldwerk kent het minst effectieve eindresultaat (Fuller et al. 2006).

- De ‘zwaarste’ vorm van veldwerk is het objectmodel. Dit is het dichtste bij een wetenschappelijk onderzoek. Hierbij moet het onderzoek zelf door de leerling opgezet worden, eigen onderzoeksvragen gesteld worden en het onderzoek dient zelf uitgevoerd te worden. Deze vorm van veldwerk is echter zwaar uit te voeren en te toetsen met de beperkte tijd die docenten binnen het curriculum beschikbaar hebben.

- Bij het terreinmodel moeten leerlingen informatie inventariseren en interpreteren (meestal kartering). Hierbij wordt er gekeken naar de ruimtelijke spreiding van een verschijnsel of de ruimtelijke samenhang tussen twee verschijnselen.

- Het objectmodel een eenvoudig nagebootst wetenschappelijk onderzoek (Berg et al, 2009). Gezien de korte tijdsduur (te kort voor het objectmodel) en de waarschijnlijk lage leeropbrengst bij een trajectmodel lijkt een terreinmodel het beste (Berg et al, 2009). Fuller et al., (2006) geven nog enkele tips om het leerresultaat bij veldwerk op te schroeven. Ten eerste is er een beter leerresultaat wanneer leerlingen vooral beschrijven wat ze daadwerkelijk zien zonder het al te analyseren. De beschreven resultaten van het veldwerk kunnen dan geanalyseerd worden (over de ruimte met een kaart) in het klaslokaal onder begeleiding van een docent.

(11)

Ten tweede is het van belang dat het veldwerk onderdeel is van een breder examenprogramma. De cognitieve reden hierachter is dat kennis van verschillende domeinen verbonden kunnen worden en de ophaalbaarheid van kennis (bij examinering) sneller opgeroepen kunnen worden.

Ten derde wordt aangegeven dat het van belang om het veldwerk en de doelen ervan een les van te voren te vermelden. Dit kan houdingen en verwachtingen van de les veranderen. De relevante stof (in dit geval stedelijke gebieden) moet van te voren worden behandeld om de leerlingen in staat te stellen deze stof te verankeren (Fuller et al., 2006).

(12)

Mobiel Veldwerk

Er zijn voordelen in het gebruik van mobiele telefoons bij het veldwerk. Het is handig om specifieke kennis op te halen voor een bepaald moment. Er kan data opgeslagen worden vanuit het veld wat het lesmateriaal sterk kan verbinden aan de gebruiker (Hsu et al., 2010).

Het originele plan was om leerlingen te laten werken met de app Actionbound. Dit is een website met app die vrij toegankelijk is om leerlingen een gps route te laten volgen en daar vragen en/of informatie te verzamelen. De resultaten kunnen dan worden weergegeven met foto’s, antwoorden en grafieken. Het nadeel van deze app is dat de ruimtelijke relaties niet op een kaart weergegeven kunnen worden (Parsons et al. 2017).

De app Survey123 in combinatie met ArcGisOnline kan echter de data wel op verschillende ruimtelijke manieren weergegeven worden. Hier kan bestaande data (bijvoorbeeld inkomen) op een kaart weergegeven worden waar verzamelde data (bijvoorbeeld afval) bijgeplaatst kan worden. ArcGisOnline is een online onderdeel van ESRI (Environmental Surface Research Institute) dat het programma GIS (Geographic Information Systems) ontwikkeld. Deze software wordt door 50% van de bedrijven gebruikt die werkt met digitale kaarten (https://www.esri.com/en-us/about/about-esri/overview).

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft informatie en kaarten gedeeld in ArcGisOnline die zeer bruikbaar zijn om deze ruimtelijke relaties weer te geven (figuur 5). In onderstaande kaart is voor leerlingen meteen zichtbaar dat er verschil in inkomens zijn in de buurt. Tijdens het veldwerk kijken we wat dit voor invloed heeft op de omgeving, in dit geval door observatie van de hoeveelheid zwerfafval.

Figuur 5: Weergave van ArcGisOnline met een blauwe pijl die het Luzac in Den Haag (mijn werkplek) aangeeft, met in het lichtrood hoge inkomens en in het donkerrood lage inkomens.

(13)

Binnen ArcGISonline zijn er applicaties ontwikkeld om met mobiele telefoons veldwerk uit te voeren. Survey123 is een applicatie die een enquêtes af kan nemen, waarbij naast vragen ook automatisch locaties opgevraagd kunnen worden en foto’s weergegeven kunnen worden. Deze antwoorden kunnen dan direct weergegeven worden in de kaarten. Daarna kan gekeken worden of er zichtbare relaties zijn tussen de verschillende onderdelen. Leerlingen moeten in dit geval aangeven wie de enquête invult, waar ze zijn, een foto maken.

Toegevoegd voor dit veldwerk kwantificeren leerlingen het zwerfafval met een cijfer. Dit zwerfaval is gerelateerd aan de sociale cohesie in de omgeving en de aandacht gemeente om op te ruimen in deze wijken. De vraag voor leerlingen is of de hoeveelheid zwerfafval hoger is in armere gebieden.

Figuur 6: Links is het beeld dat leerlingen op hun mobiele telefoon zullen zien in Survey123. Rechter beeld is identiek aan figuur 5, echter zijn hier mobiele enquetes (oranje rondjes) ingevuld over de hoeveelheid zwerfafval (van 1 niks tot 10 extreem veel).

 Leerlingen bekijken de spreiding van een verschijnsel of de ruimtelijke samenhang tussen twee verschijnselen binnen een afgebakend gebied.

(14)

Toetsing:

Voor en na het veldwerk worden leerlingen geëxamineerd met een toetsing voor de methode BuiteNLand, door Noordhoff uitgevers. Een voordeel is de uniformiteit van de methodes en correctiemodellen, tevens kan worden aangeven of de vragen reproductie, toegepast (1 of 2) of inzichtelijk zijn (RTTI). Met het gebruik van deze RTTI-methode kan gekeken worden op welk gebied leerlingen de meeste winst hebben behaald. Verder kan gekeken worden of de verschillen significant zijn.

De resultaten worden vergeleken door te kijken of de gemiddelden van twee groepen gelijk zijn aan elkaar. Dit wordt gedaan door de toetsresultaten en de RTTI resultaten te vergelijken tussen de toetsen waar wel en toetsen waar geen veldwerk is gedaan. Na de schoolexamens zijn de resultaten vergeleken binnen het schoolexamen tussen stedelijke gebieden en de rest, en deze resultaten ook vergeleken met locaties waar dit veldwerk niet was uitgevoerd.

De meting vind plaats over een 5-havo groep (8 leerlingen) en een 6-vwo groep (6 leerlingen). Omdat deze groepen zo klein zijn bestaat er geen controlegroep en vergelijken we slechts cijfers uit andere domeinen. Hierbij kan echter over de groep, per leerling en op RTTI niveau geanalyseerd worden of er verschillen zijn in de voor en na situatie. Hierbij zullen verschillen tussen domeinen uit de eerste periode (waar geen veldwerk plaatsvond) ook mee worden genomen.

De eerste toetsing vond plaats op 29 november. De tweede toetsing op 13 december. De schoolexamens vonden plaats op 12 en 14 januari.

(15)

Ontwerpregels:

Na het voorgaande onderzoek zijn de volgende doelen gesteld bij het uitvoeren van het onderzoek:  Voldoet aan Sociaal leren theorie:

o Docent is voorbeeld en voert ook veldwerk uit.

o Docent stelt klassikaal doelen voor de leerlingen en voor zichtzelf.

 Voldoet aan Cognitief leren theorie:

o Zorg ervoor dat voorkennis geactiveerd wordt en ingezet kan worden.

 Voldoet aan Sociaal Cognitieve theorie:

o Leerlingen zoeken naar relaties tussen resultaten.

o Afsluitend kijken of dit terug te zien is bij vergelijkbare situaties, of dat tegenovergestelde situaties en wat daar de reden van is.

 Het moet passen binnen het examenprogramma van HAVO en VWO op Domein: Leefomgeving en Domein: Geografische werkwijzen (Syllabus AK).

o Buurtprofiel van een stedelijke buurt beschrijven. o Gebruikmakende van Geo-ICT.

 Het veldwerk moet goed doordacht zijn op de grond van locatie, curriculum, voorbereiding, thema, data analyse en naverwerking.

o Voorbespreking. o Nabespreking. o Feedback.

(16)

Resultaten:

Om de resultaten weer te geven is er gebruik gemaakt van boxplots. De box zelf toont de interkwartielafstand, wat een andere manier is om de middelste 50% van de resultaten weer te geven. Verder tonen de uiteindes het hoogste en laagste resultaat, met ronde punten de voor de resterende resultaten, X voor het gemiddelde en de streep in het vierkant voor de mediaan.

Resultaten toetsen:

Bij de toetsresultaten van 5 havo liggen het minimum en maximum in de nameting (3,2 en 6,2) hoger dan de voormeting (3,0 en 5,5). Het gemiddelde is significant (p=0,03) hoger (4,8) in de nameting dan in de voormeting (3,9).

havo Toets: W-O Toets: SG

Bas 4,2 5,5

Mirna 3 4,1

Jan 5,5 6,2

Elina 3,3 3,3

Sander 3,2 4,7

Toetscijfers havo wateroverlast en stedelijke gebieden (SG).

(17)

Bij de toetsresultaten van 6 vwo liggen het minimum en maximum in de nameting (2,8 en 4,7) hoger dan de voormeting (3,0 en 5,5). Het gemiddelde is significant (p=0,03) hoger (5,0) in de nameting dan in de voormeting (4,1).

vwo Toets: EEK Toets: SG

Leo 4,6 4,9

Rea 4,3 5,4

Pim 2,7 4,1

Ollie 4,7 5,6

Toetscijfers vwo “endogene en exogene krachten (EEK)” en eigen omgeving: stedelijke gebieden (SG).

(18)

Bij de T2-resultaten van 5 havo liggen het minimum en maximum in de nameting (33% en 69%) hoger dan de voormeting (21% en 47%). Het gemiddelde is significant (p=0,003) hoger (56%) in de nameting dan in de voormeting (33%).

havo T-2: W-O T2: SG Bas 32% 56% Mirna 32% 47% Jan 46% 69% Elina 21% 34% Sander 25% 56%

T2 percentage goed havo wateroverlast en stedelijke gebieden (SG).

(19)

De T2-resultaten van 6 vwo reiken in de voormeting tussen de 29% en 46% en bij de nameting tussen de 30% en 58%. Het gemiddelde in de voormeting ligt op 33% terwijl dit bij de nameting op 69% ligt. De trend hier is stijgend (p=0,1)

vwo T2:EEK T2: SG

Leo 34% 44%

Rea 34% 47%

Pim 27% 25%

Ollie 50% 61%

T2 percentage “endogene en exogene krachten (EEK)” en eigen omgeving: stedelijke gebieden (SG).

Figuu r 12: Boxplot T2 resultaten 6 vwo

(20)

Resultaten schoolexamens

De p-waardes, het percentage van behaalde punten gedeeld door het maximum te behalen punten, van 5 havo in Luzac Den Haag lagen gemiddeld bij het schoolexamen op 49% waar de landelijke gemiddelden op 53% lag, dit toonde geen significant verschil (p=0,59). De resultaten op de vragen van stedelijke gebieden lagen respectievelijk op 68% en 65%, waar ook geen significant verschil zichtbaar was (p=0,91).

Hieruit komt naar voren dat de eindresultaten van Luzac Den Haag lager uitkwamen dan het landelijk gemiddelde. Leerlingen scoren hoger bij vragen van stedelijke gebieden dan gemiddeld over het schoolexamen.

Figuur 13: Verschillen in p-waarde bij schoolexamen 5 havo. Stedelijke gebieden weergegeven als blok (vraag 11 tm 14).

(21)

Resultaten survey na schoolexamens

Met het veldwerk viel mij het enthousiasme van leerlingen op. Ze voelden zich nuttig en betrokken en toonde meer interesse in de stof.

Na het schoolexamen met stedelijke gebieden is er een survey gedaan onder leerlingen om te bepalen wat de toegevoegde waarde was van het veldwerk. Dit is gedaan om te bepalen of

leerlingen meer affectiviteit voor het veldwerk, aardrijkskunde maar ook effectiever waren bij het maken van het schoolexamen.

Figuur 14: Staafdiagram met op de verticale as het aantal leerlingen en op de horizontale as of leerlingen het zeer oneens (1) tot zeer eens (5) zijn met de stelling “ Ik vond het veldwerk leuk”

De eerste stelling was: Ik vond het veldwerk leuk. Hierbij was 1 leerling het zeer oneens. 2 leerlingen waren neutraal, 3 leerlingen waren het eens met de stelling en 1 leerlingen was het er zeer mee eens. Hierbij lag de gemiddelde score op 3,4 tussen neutraal en eens in.

Figuur 15: Lijst met woorden gegeven door leerlingen om veldwerk te beschrijven

Bij de beschrijving is viermaal het woord leuk gegeven, verder is het woord anders en het woord saai gebruikt.

(22)

Figuur 16: Staafdiagram met op de verticale as het aantal leerlingen en op de horizontale as of leerlingen het zeer oneens (1) tot zeer eens (5) zijn met de stelling “ Ik ben door het veldwerk

aardrijkskunde leuker gaan vinden”

De tweede stelling was: Ik ben door het veldwerk aardrijkskunde leuker gaan vinden. Hierbij was 1 leerling het oneens. 3 leerlingen waren neutraal, 3 leerlingen waren het er mee eens. Hierbij lag de gemiddelde score op 3,3 tussen neutraal en eens in.

Figuur 17: Staafdiagram met op de verticale as het aantal leerlingen en op de horizontale as of leerlingen het zeer oneens (1) tot zeer eens (5) zijn met de stelling “ Ik heb het gevoel dat het

veldwerk en de nabespreking heeft geholpen met het schoolexamen”

De laatste stelling was: Ik heb het gevoel dat het veldwerk en de nabespreking heeft geholpen met het schoolexamen. Hierbij was 1 leerling het oneens. 2 leerlingen waren neutraal, 3 leerlingen waren het er mee eens en 1 leerling was het er zeer mee eens. Hierbij lag de gemiddelde score op 3,3 tussen neutraal en eens in.

(23)

Discussie:

De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn de significante toenames in de toetscijfers (p<0,05) van de leerlingen uit de 5havo en 6vwo. Daarnaast waren ook de T2-resultaten significant hoger bij havo (P<0,005) en was er een stijgende trend van vwo. Dit bevestigt het vermoeden dat het uitvoeren van veldwerk invloed heeft op de toetsresultaten en de mate waarin leerlingen in toetsen met nieuwe situaties en contexten om kunnen gaan.

Het vermoeden is dan sterk dat de toetscijfers door het veldwerk de effectiviteit binnen de toets over stedelijke gebieden heeft versterkt. De zeer hoge scores bij havo zijn wellicht mogelijk omdat het toepassen normaal moeilijker is voor havo leerlingen terwijl er een sterke nadruk op licht. De vwo vragen blijven dan wellicht nog relatief moeilijk.

De moeilijkheidsgraad van de stof verschilt. De landelijke P-waardes 12 procentpunten hoger lagen bij stedelijke gebieden dan de resterende gemiddelden. De resultaten van de leerlingen die veldwerk hadden gedaan hadden echter 19 procentpunten meer dan hun gemiddelden. Dit geeft aan dat de resultaten landelijk hoger liggen bij stedelijke gebieden, maar

In een survey kwam als eerste vraag of leerlingen het eens waren met de stelling “Ik vond het veldwerk leuk”. Dit leidde er echter toe dat leerlingen in de tweede vraag, waar naar een beschrijving van het veldwerk wordt gevraagd, vooral het woord leuk opschreven. De resultaten leunen overwegend naar leuk en dat er een bijdrage was naar de affectiviteit en de effectiviteit (bij het schoolexamen). Maar de toenames lijken maar net te wegen naar het positieve.

Verbeterpunten voor het onderzoek zijn mogelijk. Door mijn werk bij het Luzac sta ik voor kleine klassen. Ik heb in de afweging slechts gebruik gemaakt van de gegevens van leerlingen die bij beide toetsen aanwezig waren. Dit zorgde ervoor dat het aantal participanten in het onderzoek laag waren. Dit in combinatie met leerlingen die gesplitst zijn, eindexamen jaar in 2 jaar doen en dit jaar aardrijkskunde laten vallen, zorgde ervoor dat ik bij elke havo 5 leerlingen en bij vwo 4 leerlingen had.

Ondanks de uniformiteit van de toetsen (Noordhoff) verschilden de toetsen wel van onderwerp. Dit betekent dat er een onzekere factor aanwezig is, welke de validiteit van de resultaten in twijfel kan doen trekken.

Een mogelijk andere reden voor de hogere cijfers van de leerlingen is dat de toets stedelijke gebieden in het begin van het tweede semester plaatsvond en de tweede toets daarna heeft plaatsgevonden. Dit kan als gevolg hebben dat leerlingen minder scherp of geïnteresseerd waren. Verder hebben de leerlingen door het veldwerk er ongeveer 60 minuten meer lestijd gekregen dan bij de andere onderwerpen.

(24)

Conclusie

Veldwerk wordt internationaal gezien als een belangrijk onderdeel van aardrijkskunde. Onderzoekers onderschrijven dat meer onderzoek naar de toegevoegde waarde cruciaal is om het in het curriculum te houden. Docenten lopen er echter tegenaan dat er te weinig tijd is buiten het reguliere curriculum om veldwerk voor te bereiden en/of uit te voeren. Het doel was om aan te tonen hoe snel een doelmatig mobiel veldwerk opgezet kon worden.

Door gebruik te maken van de applicatie Survey123 en de leerdoelen uit het curriculum aardrijkskunde eindexamen havo en vwo 2019 werd het veldwerk opgezet. Na het veldwerk heb ik vergeleken wat de invloed van het veldwerk is op de toetsresultaten van de leerlingen. Dit is gedaan door cijfers na de toets van Eigen omgeving: Stedelijke gebieden te vergelijken met Eigen omgeving: Wateroverlast voor havo en Endogene en Exogene krachten voor vwo. De vergelijkingen waren op eindresultaat en op niveau T-2 van het RTTI methode.

Tijdens het veldwerk liepen leerlingen in hun eigen omgeving (nabij de school) door relatief arme en rijke wijken (volgens data van het CBS). Met de applicatie Survey 123 beoordeelden leerlingen de hoeveelheid zwerfafval welke meteen bij terugkomst zichtbaar waren op de kaart. Hierbij kon, vers in het geheugen, gekeken worden wat de relaties van hun bevindingen zijn met bijvoorbeeld het gemiddeld inkomen in een wijk.

De theorie wijst aan dat het veldwerk helpt om actuele en lokale voorbeelden te verbinden aan de leerstof. Het sociaal leren geeft aan dat het van belang is dat de docent hierin het goede voorbeeld geeft en ook deelneemt aan het veldwerk. Door het veldwerk uit te voeren verankert dit de kennis door het verbinden van verschillende termen wat helpt om de stof makkelijker op te halen bij toetsen.

De toetsen gemaakt in dit onderzoek toonde een significante toename in de cijfers. Bij de resultaten toegepaste (2) vragen was er een trend bij vwo en een significante toenamen bij havo. Dit geeft aan dat de praktijk in dit voorbeeld de theorie volgt. De toename was bij een beperkte groep al dermate hoger. Echter is uit de landelijke schoolexamens naar voren gekomen dat gemiddeld hoger wordt gescoord bij stedelijke gebieden wat het belang van veldwerk en vervolgonderzoek bevestigd.

Het is van belang dat veldwerk niet een ondergeschoven kind in het onderwijs wordt. Veldwerk hoort thuis in het curriculum van aardrijkskunde. Veldwerk zorgt voor het leren onderzoek doen op de aardrijkskundige methode en het leren toepassen van aardrijkskundige kennis.

(25)

Referenties

Adraens, R., & Noordink, H. Schee, J. (2015). Handreiking schoolexamen aardrijkskunde HAVO/VWO. Tweede Fase. Enschede.

Bosschaart, A. (2009). De eigen omgeving en veldwerk.

Berg, G., Bosschaart, A., Kolkman, R. J., Pauw, I., van der Schee, J. A., & Vankan, L. (2009). Vakdidactiek handboek aardrijkskunde.

Bouwmans, M. J. M. (2017). Grenzeloos leren-Casestudyonderzoek naar de kenmerken van aardrijkskunde in vakoverstijgend onderwijs in Nederland (Master's thesis).

Fuller, I. A. N., Edmondson, S., France, D., Higgitt, D., & Ratinen, I. (2006). International perspectives on the effectiveness of geography fieldwork for learning. Journal of Geography in Higher Education, 30(1), 89-101.

Hsu, T. Y., & Chen, C. M. (2010). A mobile learning module for high school fieldwork. Journal of Geography, 109(4), 141-149.

Goudappel, P.(2013). Buiten komt het tot bloei Veldwerk in het aardrijkskunde onderwijs (Master's thesis).

Hope, M. (2009). The importance of direct experience: A philosophical defence of fieldwork in human geography. Journal of Geography in Higher Education, 33(2), 169-182.

Kent, Martin, David D. Gilbertson, and Chris O. Hunt. "Fieldwork in geography teaching: A critical review of the literature and approaches." Journal of geography in higher education 21.3 (1997): 313-332.

Parsons, D., Inkila, M., & Lynch, J. (2017). Navigating learning worlds.

Press, F., Siever, R., Grotzinger, J., & Jordan, T. H. (2004). Understanding earth. Macmillan.

Woolfolk, A. (2010). Educational psychology: Modular Active Learning Edition. Prentice Hall. www.esri.com. Accessed 5th of Januari 2019.

(26)

Bijlage 1: Tijdsplanning:

(27)

Bijlage 2: Leerling instructie veldwerk

Veldwerk:

(28)

Voor je ligt de opdracht afval in Den Haag voor het blok Eigen Leefomgeving: Stedelijke gebieden. In deze opdracht ga je in gebieden met verschillen in gemiddelde inkomens kijken hoe het is gesteld met het zwerfafval.

In groepen van twee ga je straks met de fiets langs 9 verschillende zelfgekozen locaties. Let hierbij op dat jullie niet te dicht bij elkaar blijven. Zet nu eerst op de kaart op de volgende pagina stippen waar je naar toe wilt gaan en vergelijk deze met de andere groepen. Mochten de locaties te dicht bij elkaar zitten ga dan iets meer richting het westen of oosten. Let op, je moet drie punten in elke

inkomensgroep hebben.

Als je straks naar deze punten fietst zet je digitaal een punt op de kaart met Survey123. Dit is makkelijk voor je gemaakt door alleen: https://arcg.is/1e0jSG in te voeren. Probeer dit nu uit en zorg dat je de link ook bewaart (door het bijvoorbeeld naar je teamgenoot te appen) zodat je hem makkelijk op kan roepen. In deze survey vullen jullie je namen in, automatisch je locatie (let op dat je “webbrowser” toestemming geeft om locaties weer te geven, zie einde pagina), upload je een foto van waar je bent, en geef je van 1 tot en met 10 weer hoeveel zwerfafval er ligt.

Als je een testlocatie hebt ingevoerd krijg je toestemming van de docent om het veldwerk uit te voeren. Je bent na 60 minuten terug. Ben je na 65 minuten niet terug in het klaslokaal ben je te laat met alle gevolgen van dien.

Succes!

Locatierechten voor je mobieltjes oplossen.

On your Android phone or tablet, open the Chrome app .

To the right of the address bar, tap More Settings.

Tap Site settings Location.

Turn Location on or off.

How to turn Location Services on or off for specific apps (Iphone) 1. Go to Settings > Privacy > Location Services.

2. Make sure that Location Services is on.

3. Scroll down to find the app.

(29)
(30)
(31)

Bijlage 3: Lesplan veldwerk

Naam Sander Liem Lokaal 3.04

Klas 5 havo/6 vwo Aantal leerlingen 6/7

Datum 23 November 2018

Aanvang 11:15 Naam school Luzac Den Haag

Duur 120 minuten Adres school Oranjestraat 6 Den Haag

Beginsituatie / kader:

voorkennis, plaats van de les en belang van leerinhoud voor leerlingen

Geef hier aan wat de beginsituatie is. Schenk aandacht aan jouw eigen beginsituatie en die van de leerlingen. Belangrijke vragen:

 Leerlingen zijn al bekend met het hoofdstuk Eigen leefomgeving stedelijke gebieden.

 Leerlingen zijn bekend dat ze veldwerk gaan uitvoeren en hun fiets moeten meenemen

Lesdoelen

Schrijf op welke cognitieve, affectieve en interactieve doelen de leerlingen na afloop van de les moeten hebben bereikt. Op de volgende pagina’s van dit formulier kun je

specifieker zijn over bepaalde doelen. Beperk je op deze plek tot maximaal 4 doelen.

Voorbeeld

 De beleving van de openbare ruimte, dus ook van de sociale veiligheid van de

woonomgeving, is ten dele subjectief.

 Informatie in beelden en cijfers hanteren bij het beantwoorden van geografische

vragen

 Eenvoudige GIS software hanteren bij het werken met digitale kaarten

Leskern

Leerlingen leren met behulp van eenvoudige GIS software relaties tussen

inkomensverschillen, zwerfafval en de daaraan gerelateerde sociale onveiligheid te beoordelen.

Persoonlijke leerdoelen

Leerlingen in 1 les (120 minuten) veldwerk laten voorbereiden, laten uitvoeren door gebruik te maken van survey123, en daarna bespreken bij terugkomst.

(32)

Tijd Lesfase Leerinhoud Leerlingactiviteiten Docentactiviteiten 11:15 11:20 11:20 11:30 11:30 11:45 11:45 12:45 12:45 12:50 12:50 13:02 13:02 13:15 Binnenkomst leerlingen, kleine correcties gedrag, gesprek Opening, voorkennis ophalen, opdracht In opgedeelde teams veldwerk voorbereiden Veldwerk uitvoeren Binnenkomst 2 Nabespreking veldwerk zelf Bespreking resultaten Afsluiting van de les

Ophalen voorkennis stedelijke gebieden. Subjectieve

veiligheid, leefbaarheid, sociale cohesie

Ruimtelijke indeling maken voor veldwerk, relevantie bepalen van hun locatie

Eenvoudige GIS software hanteren bij het werken met digitale kaarten

Inzicht in veldwerk delen, tegenslagen of bijzonderheden delen

Relaties en regels bespreken in relatie tot resultaten

Gaan zitten, klaar maken voor de start van de les

Leerlingen luisteren en beantwoorden vragen over basiskennis stedelijke gebieden

Leerlingen bepalen via inkomensverschillenkaart en

topografische kaart welke locaties ze gaan bezoeken om surveys in te vullen Leerlingen integreren kennis door in eigen omgeving de hoeveelheid zwerfafval te bepalen.

Leerlingen reflecteren op het veldwerk, op ‘rare gebeurtenissen’ of bijzondere surveys

Leerlingen passen bestaande kennis toe. Kijken naar resultaten en bepalen of gebieden met lagere inkomens een lagere sociale cohesie hebben.

Docent loopt langs, attendeert op huisregels.

Docent checkt voorkennis, legt opdracht uit en geeft verwachtingen aan. Geeft ook aan dat hij ook aan het veldwerk deelneemt. Docent loopt langs en geeft aan dat leerlingen genoeg punten invoeren en deze vergelijken met andere groepen.

Docent motiveert leerlingen hun best te doen terwijl ze naar buiten lopen. Verder vult docent ook een aantal punten in.

Docent stelt vragen aan leerlingen. Confronteert leerlingen met mogelijke tegenslagen, complimenteert met het gemaakte werk Docent toont kaart op scherm met resultaten. Stelt vragen over de locaties. Vraagt wat de relatie is, vraagt ook naar mogelijk omgekeerde relaties (bijvoorbeeld toeristische locaties).

(33)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De grafiek van f wordt ten opzichte van de x-as vermenigvuldigd met e , het grondtal van de natuurlijke logaritme.. Vervolgens wordt de zo verkregen grafiek ten opzichte van de

[r]

In figuur 8 zijn de eerste drie stappen (dus tot en met punt P 3 ) uitgevoerd.. Bij elke stap ontstaan twee

aan het ontstaan van vertrouwen m de volwassene als basis van waaruit het de wereld en zichzelf kan verkennen Jonge kinderen kunnen scheidingen siecht ver werken omdat ze nog met

• De kmderen krijgen minder te maken met Wisselingen van leidsters deze contmuiteit is van groot belang voor de opbouw van gehechtheidsrelaties met de leidsters In een ver- ticale

Door onder meer de gemeente Maastricht wordt hierbij opgemerkt dat in het kader van de GSB afspraken de aantallen zeer actieve veelplegers (zowel het aantal dat is aangemeld

Het lijndiagram toont het aantal inwoners per bioscoop uitgesplitst per provincie (rechter verticale as). In de tabel staat per provincie het aantal bioscoopbezoeken

Over de punten op deze lijn beweert de schrijver: „De hoeveelheid regen van 100-minutenbuien is ongeveer drie keer zo groot als de hoeveelheid regen