• No results found

Een geweldloze christen met een nobel doel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een geweldloze christen met een nobel doel"

Copied!
77
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een geweldloze christen met een nobel doel

Een onderzoek naar de redenen waarom Martin Luther King in Nederland in de

jaren zestig zoveel bekendheid en aanzien vergaarde

Naam: Jan Willem het Lam Nummer: 11360593

Opleiding: Master Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Instelling: Universiteit van Amsterdam

Begeleider: Dhr. dr. R. van der Maar Datum: 04-07-2017

(2)

Afbeelding voorpagina: Het Vrije Volk, 12 maart 1965, blz. 2.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 5

Literatuur en vraagstelling 5 Bronmateriaal 14

Hoofdstukindeling 15

Hoofdstuk 1: Kritiek van binnenuit en Buitenaf 17 Inleiding 17

Kings jonge jaren 17 De boycot en de nasleep 17 Sit-ins en Freedom Rides 18 Albany 19

1963: een succesvol jaar 20 Stijgende reputatie 21

Afnemende steun 23

Hoofdstuk 2: Groeiende aandacht, toenemende status (1960-1963) 26 Inleiding 26

Kranten 26 Televisie 33 Politiek 34 Conclusie 35

Hoofdstuk 3: Kings status op een hoogtepunt (1964-1965) 37 Inleiding 37

Media 37 Politiek 49

(4)

Andere relevante organisaties 50 Conclusie 52

Hoofdstuk 4: Afnemende aandacht (1966-1968) 54 Inleiding 54

Media 54 Politiek 62

Andere relevante organisaties of bewegingen 63 Conclusie 67

Conclusie 69 Bibliografie 74

Primaire bronnen 74

(5)

Inleiding

Tussen 1954 en 1968 streed een burgerrechtenbeweging voor de gelijke berechting van Afro-Amerikanen. In deze beweging was Martin Luther King de meest prominente figuur. Via het organiseren van protestacties en het houden van toespraken ontpopte King zich tot een van de belangrijkste burgerrechtenleiders en vergaarde hij internationaal grote bekendheid. Die internationale bekendheid is na zijn dood in 1968 nooit afgenomen. Zelfs vandaag de dag kennen velen in de wereld King nog.

Ook in Nederland weet vrijwel iedereen vandaag de dag wie King is. Hij is niet alleen bekend, maar wordt ook bewonderd. Er zijn bijvoorbeeld straten, parken en scholen naar hem vernoemd. Daarnaast wordt er ieder jaar een lezing gehouden over Kings gedachtengoed (Martin Luther King lezing). Ten slotte kent en bewondert vrijwel iedere Nederlander zijn ‘I have a dream’ toespraak. King heeft vandaag de dag kortom een grote reputatie in Nederland. Ook in de jaren zestig, toen King als burgerrechtenactivist actief was, was er in Nederland al veel aandacht voor hem. Kranten schreven regelmatig over hem en hij werd twee keer in Nederland uitgenodigd. De eerste keer in 1964, om te spreken op de Europese Baptisten Conferentie. De tweede keer in 1965, toen hij een eredoctoraat ontving aan de Amsterdamse Vrije Universiteit. Bij deze uitreiking waren vele belangrijke Nederlandse overheidsfunctionarissen aanwezig. Dat er al in de jaren zestig relatief veel aandacht en bewondering was voor King bleek ten slotte ook uit de Nederlandse reacties op zijn dood. In de Eerste en Tweede Kamer werd een minuut stilte gehouden en er vonden meerdere rouwtochten plaats. In deze scriptie zal onderzocht worden waarom King zo’n grote bekendheid en groot aanzien vergaarde in Nederland in de jaren zestig. Daarbij wordt onder meer bekeken welke aspecten van zijn persoonlijkheid vooral aanspraken en of hij ook bekritiseerd werd. Met behulp van de bovenstaande hoofdvraag wordt tevens geprobeerd om meer duidelijkheid te krijgen over Kings betekenis voor de Nederlandse jaren zestig.

Literatuur en vraagstelling

Dit scriptieonderzoek concentreert zich dus op de Nederlandse jaren zestig. Vrijwel alle wetenschappers zijn het erover eens dat er in deze jaren in Nederland grote veranderingen plaatsvonden. Historicus Hans Righart noemt bijvoorbeeld onder meer de uitbreiding van de sociale zekerheid, politieke vernieuwing, ontzuiling, deconfessionalisering en een grotere seksuele vrijheid.1 Arthur Marwick voegt daaraan toe dat er in de jaren zestig een 1 H. Righart, De eindeloze jaren zestig: Geschiedenis van een generatieconflict (Amsterdam 1995) 13.

(6)

transnationale jongerencultuur ontstond en dat jongeren meer inspraak kregen doordat ze steeds meer belangrijke posities gingen bezetten.2 Ook historicus James Kennedy constateert

dat er grote veranderingen plaatsvonden. Hij stelt dat geen enkel land zo’n grote metamorfose doormaakte als Nederland. Voor de jaren zestig werd het gezien als een ouderwets en eigenaardig land. Aan het eind van deze jaren liep Nederland echter voorop in tolerantie en progressiviteit.3

De meeste historici vinden dus dat de jaren zestig Nederland ingrijpend veranderde.4

Historici zijn het echter niet eens over waarom er grote veranderingen plaatsvonden en over wat de drijvende kracht was achter de veranderingen.

Righart is van mening dat de tegenstelling tussen de vooroorlogse en naoorlogse generatie een katalyserend effect heeft gehad op de snelle maatschappelijke veranderingen van de jaren zestig. Door de veranderende materiële omstandigheden raakten beide generaties tijdens deze jaren in een crisis. Bij de vooroorlogse generatie resulteerde dit in een besef onder de politieke elite dat de gevestigde structuren zouden moeten plaatsmaken voor nieuwe. Deze elite bleven desondanks vasthouden aan sommige oude normen en waarden. Ook de naoorlogse generatie vertoonde crisisverschijnselen. Er ontstond in deze generatie een behoefte aan eigen symbolen en ontladingsmomenten.5

De naoorlogse generatie was volgens Righart postmaterialistisch en zette zich met protestbewegingen in voor sociaal-culturele veranderingen. Deze protestbewegingen politiseerden rond 1967. Als gevolg werden de postmaterialistische symbolen en mythen omgesmeed in politieke programma’s en verspreidden de veranderende opvattingen over seksualiteit en machtsverhoudingen zich over de gehele samenleving.6

Volgens Kennedy kwamen de veranderingen in de jaren zestig juist vooral snel tot stand dankzij het gedrag van een heterogene groep gezagsdragers/elite. Kennedy beweert dat deze elite de veranderingen hebben vergemakkelijkt, hebben gestuurd en zelfs hebben aangemoedigd. Dit deden zij, omdat zij geloofden in de onverbiddelijke komst van veranderingen. Dankzij deze houding van de elite konden de grote veranderingen in de jaren zestig snel tot stand komen.7

2 A. Marwick, The Sixties: Cultural Revolution in Britain, France, Italy, and the United States, c.1958-c.1974 (New York, 1998) 18, 19.

3 J.C. Kennedy, Nieuw Babylon in Aanbouw. Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995) 11.

4 Zie voor een uitzondering op deze mening: J. Bosmans, ‘Kanttekeningen bij de politieke en parlementaire ontwikkeling van Nederland’, in: H.W. von der Dunk, e.a., (red.), Wederopbouw, Welvaart en Onrust: Nederland

in de jaren vijftig en zestig (Houten 1986) 60, 61.

5 Righart, De eindeloze jaren zestig, 17, 25-27. 6 Ibidem, 20, 28-30.

(7)

Kees Schuyt en Ed Taverne hebben hun bedenkingen bij de visies van zowel Righart als Kennedy. Zij stellen allereerst dat Kennedy het verzet van de gezagsdragers tegen de nieuwigheden van de jaren zestig onderschat. In de praktijk bleek namelijk regelmatig dat de elite van de vooroorlogse generatie helemaal niet zo tolerant waren. Na de provorellen deelden de autoriteiten bijvoorbeeld zware straffen uit.8

Daarnaast overschat Righart het generatieconflict. De waardenpatronen en idealen waarvoor de naoorlogse generatie streed zouden al in de jaren vijftig gepredikt worden door leden van de vooroorlogse generatie. De strijd voor die waardenpatronen en idealen werd uiteindelijk op een massale en systematische manier overgenomen door de jonge generatie in de jaren zestig. Beide generaties verschilden volgens Schuyt en Taverne alleen in de actievormen die ze kozen om voor dezelfde zaken te vechten.9

De wetenschappers geven zelf niet een centrale verklaring voor de veranderingen in de jaren zestig. Ze noemen echter wel vier belangrijke factoren. Allereerst de structuur van de politieke besluitvorming die in de jaren zestig niet in staat bleek nieuwe belangengroepen recht te doen. Als gevolg gingen deze groepen op een eigen manier hun recht halen. Ze wilden een nieuw systeem van vertegenwoordiging, namelijk directe democratie. Dit kwam niet tot stand, maar de politiek ging wel meer rekening houden met de stem van onderop.10

Ten tweede wijzen Schuyt en Taverne op de nieuwe actievormen in de jaren zestig. Deze creëerden volgens de schrijvers een nieuwe cultuur. Uiteindelijk verdwenen de actievormen, maar de nieuwe thema’s waarmee ze verbonden waren, bleven en werden opgenomen in de politiek. Een derde belangrijke factor waren de media. Door hun uitgebreide berichtgeving over de protesten kon een cultuur van opstandigheid ontstaan. Jongeren wilden niet onderdoen voor hun opstandige leeftijdsgenoten. Een laatste belangrijke factor was de driehoeksverhouding tussen de vernieuwende voorhoede, het gezag en de omstanders. Schuyt en Taverne betogen dat het vaak de bemiddeling van omstanders was, namelijk sympathiserende leden van de oudere generatie, die uiteindelijk zorgde voor vernieuwing.11

De Nederlandse protestbewegingen en hun inspiratiebron

8 Schuyt en Taverne, 1950: Welvaart in zwart-wit, 382-385. 9 Ibidem, 28, 382.

10 Ibidem, 401. 11 Ibidem, 402-403.

(8)

Zoals al eerder vermeld, waren de jaren zestig ook de jaren van protestbewegingen die zich keerden tegen het gezag. Deze protestbewegingen zijn voor dit scriptieonderzoek bijzonder interessant, omdat veel van hen hun inspiratie haalden uit de door King aangevoerde burgerrechtenbeweging. Verschillende protestbewegingen namen de actievormen over die door zijn burgerrechtenbeweging waren geïntroduceerd. Niek Pas constateert bijvoorbeeld dat Roel van Duijn, een belangrijke Provo, sit-ins en sit-downs organiseerde.12 Ook de

Pacifistische Socialistische Partij (PSP), die vele protesten organiseerde in Nederland, liet zich volgens historicus Van der Maar inspireren door protestvormen van de burgerrechtenbeweging. Zo nam deze partij onder meer de stille tocht over. Een derde groep die zijn inspiratie haalde uit de burgerrechtenbeweging was het Vietnamprotest. Ook in dit protest werden sit-ins en stille tochten gehouden. Er werd zelfs een keer, in een oproep om deel te nemen aan een stille tocht, verwezen naar de kritiek die King op de Amerikaanse militaire betrokkenheid bij Vietnam had gehad.13

Het burgerrechtenprotest van onder meer King was dus een inspiratie voor verschillende Nederlandse protestbewegingen. Onder andere Schuyt en Taverne, beweren zelfs dat de jaren zestig eigenlijk niet begrepen kunnen worden zonder naar de burgerrechtenbeweging te kijken. Deze beweging gaf namelijk het model voor het verzet tegen de bestaande orde. Latere protesten stoelden allemaal op een of andere manier op dit ‘vlekkeloze voorbeeld’.14 Het was een model zonder compromis of politieke uitwisseling en

tevens voor een integer doel.15

De sit-in was bijvoorbeeld een perfect actiemiddel, want doel en middel vielen samen. De burgerrechtenbeweging wilde namelijk met de sit-in de segregatie tussen zwart en wit beëindigen. Door met een sit-in te blijven zitten tussen blanken werd de segregatie ook direct beëindigd. De gebruikte techniek viel dus samen met het beoogde resultaat. Dit was volgens Schuyt ook het grote verschil tussen de burgerrechtenbeweging en andere protestbewegingen. Als andere protestbewegingen de sit-in gebruikten, was de sit-in uitsluitend een middel tot een ander doel. Doelen vaak met een mindere morele lading dan rassengelijkheid. De sit-in verloor buiten de burgerrechtenbeweging als gevolg grotendeels zijn morele kracht.16

De protestbewegingen namen dus veel actievormen over van de

12 N. Pas, Provo!:Mediafenomeen 1965-1967 (Amsterdam 2015) 15-16, 22.

13 R. van der Maar, Welterusten, mijnheer de president: Nederland en de Vietnamoorlog 1965-1973 (Amsterdam 2007) 43, 82.

14 Schuyt en Taverne, 1950: Welvaart in zwart-wit, 390.

15 D. Burner, Making peace with the sixties (Princeton 1996) 8; Schuyt en Taverne, 1950: Welvaart in zwart-wit, 390.

16 C.J.M. Schuyt, Recht, orde en burgerlijke ongehoorzaamheid (Rotterdam 1972) 98; Schuyt en Taverne, 1950:

(9)

burgerrechtenbeweging. Deze burgerrechtenbeweging van onder meer King was een model voor het Nederlandse protest. Het is daarom relevant om in deze scriptie ook te bekijken hoe juist deze Nederlandse protestbewegingen aankeken tegen King. Namen ze alleen de actiemiddelen over van zijn burgerrechtenbeweging, of betekende hij meer voor hen? De burgerrechtenbeweging en King

Uit het bovenstaande blijkt dat veel aspecten van de Nederlandse jaren zestig al zijn besproken. In wetenschappelijke publicaties is echter nog nooit hoofdzakelijk onderzocht waarom er in Nederland tijdens deze jaren veel belangstelling was voor King en welke betekenis hieraan moet worden toegekend. Over King zelf en over zijn burgerrechtenbeweging, zijn wel veel werken geschreven.17

Vooral de werken over de burgerrechtenbeweging waarin wordt gekeken naar de betekenis van de burgerrechtenbeweging voor de Amerikaanse jaren zestig en voor andere Amerikaanse protestbewegingen, zijn relevant. Kees Schuyt kijkt bijvoorbeeld naar de band tussen de burgerrechtenbeweging en de latere Amerikaanse studentenprotesten. Volgens hem bestond er een persoonlijke band tussen deze twee groepen. Veel studenten hadden deelgenomen aan de protesten tegen rassendiscriminatie of hadden deze protesten van dichtbij ervaren. Deze ervaringen hadden studenten gevoeliger gemaakt voor repressie en minder bang om de confrontatie met het gezag aan te gaan.18

Schuyt beweert dat de persoonlijke band tussen de burgerrechtenbeweging en de studenten zorgde voor orde in de Amerikaanse studentenprotesten. Toen die persoonlijke band minder werd, verdween die orde. In Europa was volgens Schuyt die orde in de studentenprotesten nooit aanwezig geweest, omdat daar de persoonlijke band met de burgerrechtenbeweging volledig ontbrak.19 De vraag is of tussen de Nederlandse

protestbewegingen en de burgerrechtenbeweging inderdaad totaal geen persoonlijke band bestond. Dat de burgerrechtenbeweging dus alleen maar op het gebied van actievormen een inspiratie was. Dit scriptieonderzoek probeert op deze vraag een antwoord te geven.

Niet alleen over de burgerrechtenbeweging, maar ook over King zelf zijn al veel werken geschreven. Zo is hij ondertussen het onderwerp geweest van meerdere biografieën. Een van de meest recente biografieën is geschreven door Peter Ling. Hierin komt het beeld

17 Voor een compleet overzicht van de belangrijkste werken zie: D. McAdam, ‘The Civil Rights Movement, in: D.L. Leal, T. Lee en M. Sawyer (red.), The Oxford Handbook of Racial and Ethnic Politics in the United States (Online maart 2016).

18 Schuyt, Recht, orde en burgerlijke ongehoorzaamheid, 99. 19 Ibidem, 100.

(10)

naar voren dat King onderdeel was van een burgerrechtenbeweging die zeker vanaf ongeveer 1965 verdeeld was. Ling laat daarnaast zien dat King in Amerika van zowel tegenstanders, als van mede-burgerrechtenactivisten veel kritiek kreeg. Door tegenstanders werd hij onder andere neergezet als communist.20 Binnen de burgerrechtenbeweging kreeg hij onder meer het

verwijt dat hij teveel de grote leider zou spelen en alle successen zelf zou opeisen.21 Er was

dus veel kritiek in Amerika op King. In het eerste hoofdstuk zal hier dieper op worden ingegaan.

Nederland en de burgerrechtenbeweging

De burgerrechtenbeweging en King zijn dus al uitgebreid behandeld in wetenschappelijke literatuur. Ook over de Nederlandse visie in de jaren zestig op de burgerrechtenbeweging, zijn al enkele werken geschreven. Bijvoorbeeld door historica Mary Dudziak. Zij heeft onderzoek gedaan naar hoe de Amerikaanse overheid reageerde op kritiek vanuit bijvoorbeeld Europa op de rassenkwestie. Dudziak gaat dus niet expliciet in op de Nederlandse visie op de burgerrechtenbeweging en de rassendiscriminatie, maar probeert wel een algemeen beeld te geven van hoe Europa omging met de Amerikaanse rassenkwestie. Daarbij doet zij voor dit scriptieonderzoek enkele interessante observaties.

Dudziak constateert bijvoorbeeld dat ook uit bevriende Europese landen, zowel uit linkse als uit conservatieve hoek, kritiek kwam op de Amerikaanse rassenkwestie. Volgens Dudziak leek echter vanaf ongeveer 1964 de Amerikaanse propaganda in de wereld aan te slaan. In deze propaganda werd benadrukt dat de Amerikaanse overheid koste wat het kost een einde wilde maken aan de rassendiscriminatie en dat het daarin al grote stappen had gezet. Volgens Dudziak werd kortom, in de Europese publieke opinie vanaf 1964 geloofd dat er vooruitgang werd geboekt op de raciale kwestie. De kritiek op Amerika nam daardoor af. Daar kwam nog bij dat volgens Dudziak rond 1966 de aandacht in het buitenland voor de Amerikaanse rassenkwestie ook afnam, omdat Vietnam een belangrijker thema werd.22 Het is

interessant om in deze scriptie te onderzoeken of deze omslag in 1966 ook in de Nederlandse visie op King terug is te zien. Stond ook King bijvoorbeeld vanaf 1966 minder in de aandacht, of bleef hij even belangrijk omdat hij ook een rol speelde in het protest tegen de Vietnamoorlog?

Dudziak gaat ook kort in op de Europese reacties op Kings dood. Zij stelt dat het veel

20 P.J. Ling, Martin Luther King, Jr. (Londen 2002) 117, 229. 21 Ling, Martin Luther King, 50, 58, 127, 138.

22 M.L. Dudziak, Cold War Civil Rights: Race and the image of the American democracy (Princeton 2000) 239-240.

(11)

geschoktheid en verdriet veroorzaakte. Het zorgde daarnaast niet voor anti-Amerikaanse reacties, maar wel voor twijfels over de rol van Amerika als leider van de vrije wereld.23 Het

is een interessante vraag of dergelijke reacties inderdaad ook in Nederland te zien waren na zijn dood.

Marja Roholl heeft, in tegenstelling tot Dudziak, wel specifiek onderzoek gedaan naar de Nederlandse visie op de Amerikaanse rassenkwestie. Zij stelt onder meer dat Nederland volgens opiniepeilingen een van de meest kritische landen was over de rassendiscriminatie. Ze beweert bovendien, net als Dudziak, dat deze kritiek in alle lagen van de bevolking terugkwam. Haar bevindingen sluiten echter niet allemaal aan bij de bevindingen van Dudziak. Waar Dudziak beweert dat de Amerikaanse propaganda rond 1964 effect had op de Europese mening over de Amerikaanse rassenkwestie, is Roholl juist van mening dat de Amerikaanse propaganda in Nederland vrijwel niet aansloeg.24 Er is in dit scriptieonderzoek

helaas geen ruimte om dieper op deze belangwekkende tegenstelling in te gaan.

Roholl focust zich in haar onderzoek vooral op wat de Nederlandse kranten zeiden over de Amerikaanse rassenkwestie. Ze stelt dat er tot 1954 in Nederland vrijwel niets werd geschreven over dit onderwerp. Dit kwam volgens haar onder andere, doordat de kranten vanwege een pro-Amerikaanse houding de communisten niet in de kaart wilden spelen. Na 1954 werd er meer geschreven over de rassenkwestie. De verslaggeving bleef echter neutraal en de rassenkwestie werd neergezet als alleen een probleem van zuidelijk Amerika. Zeker tot 1957 zat er volgens Roholl een discrepantie tussen de neutrale verslaggeving van de kranten en de veel kritischere Nederlandse bevolking.25

Na het incident in Little Rock in 1957 veranderde volgens Roholl de verslaggeving over de rassenkwestie. In Little Rock werden zwarte leerlingen de toegang geweigerd tot een middelbare school. Door dit incident en door de aarzelende reactie van president Eisenhower, realiseerden Nederlandse kranten zich voor het eerst dat de rassenkwestie een probleem van geheel Amerika was. Little Rock zorgde niet voor een omslag in de Nederlandse positieve houding ten opzichte van Amerika, maar het vormde wel het begin van een kritischere houding ten opzichte van een vriend. Amerika bleef nog steeds de bevrijder en beschermer van Nederland. Pas na de moord op Kennedy (1963), kwam er een omslag in dit beeld. Aan

23 M. Dudziak, Cold War Civil Rights, 245.

24 M. Roholl, ‘Uncle Sam: An Example for All? The Dutch orientation towards America in the Social and Cultural Field’, in: H. Loeber (ed.), Dutch-American Relations 1945-1969; A Partnership; Illusions and Facts (Assen 1992) 148.

25 M. Roholl, ‘Rassendiscriminatie in de Verenigde Staten: Een schandvlek op het blazoen van een vriend. Nederlandse persreacties en Amerikaanse propaganda tijdens de Koude Oorlog, 1945-1960’, Sociologie Vol. 4 (2008) 142-144.

(12)

de ene kant door groeiende kritiek op de rassenkwestie en op de Vietnamoorlog en aan de andere kant door de opkomst van een nieuwe generatie die minder vastzat aan het denkkader van de Koude Oorlog en aan de dankbaarheid wegens de Tweede Wereldoorlog.26

Ook Eppo König heeft onderzoek gedaan naar de visie van de Nederlandse kranten op de rassendiscriminatie in Amerika en de strijd daartegen. König besteedt in zijn onderzoek, in tegenstelling tot Roholl, ook soms aandacht aan de visie van de kranten op King. Deze visie is in zijn onderzoek vooral een illustratie van hoe er in de kranten naar de gehele burgerrechtenbeweging werd gekeken. Het is dus niet het hoofdonderwerp.

König komt tot de conclusie dat de meeste kranten tot eind jaren vijftig over het algemeen nog geloofden dat de rassenverhoudingen in Amerika verbeterden. Ze zagen in deze jaren de rassendiscriminatie nog als alleen een probleem van zuidelijk Amerika. Volgens König was er echter in de jaren vijftig ook al twijfel of er echt wel vooruitgang werd geboekt op het rassenvraagstuk. Een deel van die twijfel werd weggenomen in 1960, toen Kennedy werd verkozen tot Amerikaans president. Rond 1960 gingen de meeste kranten tevens inzien dat rassendiscriminatie in geheel Amerika voorkwam. König stelt ten slotte dat vanaf de dood van Kennedy in 1963 de toon van het commentaar over de rassenkwestie veranderde van kritisch naar bijna cynisch.27

König heeft het dus ook regelmatig over de visie van de kranten op King. Hij stelt bijvoorbeeld dat King in Nederland bijzonder geliefd was. Hij gaat verder niet in op de vraag waarom King geliefd was, welke onderdelen van zijn persoonlijkheid aanspraken en hoe hij werd neergezet door de Nederlandse bevolking.28 Hier zal dit scriptieonderzoek wel op

ingaan.

König treedt wel meer in detail over hoe de kranten keken naar King. Zo stelt hij bijvoorbeeld dat de meeste kranten zijn geweldloze protestmethode aanhingen en dat hij werd neergezet als symbool van de strijd tegen onrecht en als opvolger van Gandhi en Christus.29

Hij maakt ook duidelijk dat er kritiek was op King. Op deze kritiek gaat König echter verder niet diep in.30 In deze scriptie zal dat wel worden gedaan.

König heeft dus al het een en andere geschreven over de Nederlandse visie op King. Toch ligt er op dit onderwerp nog voldoende ruimte voor dit scriptieonderzoek. Allereerst

26 Roholl, ‘Rassendiscriminatie in de Verenigde Staten’, 145, 151.

27 E. König, Zwart Nieuws: De verslaggeving over de Amerikaanse burgerrechtenbeweging in de Volkskrant,

Trouw, Het Vrije Volk, Het Parool en de Nieuwe Rotterdamse Courant van 1954-1968. Doctoraalscriptie (Erasmus

Universiteit Rotterdam 2003) 122-154, 195-196. 28 Ibidem, 56-58.

29 Ibidem, 160, 163, 166. 30 Ibidem, 158, 161, 169.

(13)

blijft namelijk, zoals eerder vermeld, de bespreking van de visie van de kranten op King vooral een illustratie voor hoe de kranten keken naar de gehele burgerrechtenbeweging. König gaat daarom ook vrijwel nooit diep in op de visie op King. Hij noemt enkele positieve en kritische opmerkingen over hem, maar zegt weinig over de vraag waarom kranten zo naar hem keken. Daarnaast laat hij ook veel onbesproken. Hij vermeldt bijvoorbeeld dat er in kranten portretten werden geschreven over King, maar vermeldt vervolgens niet wat daarin stond.

Er ligt ten tweede ook nog voldoende ruimte op dit onderwerp, omdat König eigenlijk vrijwel alleen heeft gekeken naar de visie van kranten op King. De visie van andere media en andere groepen in de samenleving blijft nog onbesproken. Kranten alleen zijn niet voldoende om een goede indruk te krijgen over hoe er in Nederland aangekeken werd tegen King. Zoals Roholl namelijk al aangaf, zat er regelmatig een discrepantie tussen de mening van de kranten en de bevolking, als het om de Amerikaanse rassenkwestie en dus waarschijnlijk ook King ging.31 Voor een zo volledig mogelijk beeld over waarom er in Nederland zoveel

belangstelling en bewondering bestond voor King in de jaren zestig, moeten er dus ook andere bronnen worden bekeken. Bijvoorbeeld televisiebeelden. Tachtig procent van de Nederlandse bevolking had in 1968 namelijk al een televisie en dit instrument had volgens historicus Jan Bank een grote invloed op de ontwikkelingen in de Nederlandse jaren zestig.32 Dergelijke

invloedrijke bronnen kunnen dus niet genegeerd worden en zullen daarom in dit scriptieonderzoek zeker aan de orde komen.

Uit het bovenstaande werd duidelijk dat er in Nederland tijdens de jaren zestig al veel belangstelling en bewondering was voor King. In deze scriptie wordt dus voor het eerst onderzocht worden waarom Martin Luther King in Nederland zo’n grote bekendheid en groot aanzien vergaarde in de jaren zestig. Aan de hand van deze hoofdvraag zal tevens een poging gedaan worden om meer duidelijkheid te krijgen over zijn betekenis voor de Nederlandse jaren zestig en de grote veranderingen die daarin plaatsvonden.

Bronmateriaal

De hoofdvraag zal vooral beantwoord worden op basis van primair bronmateriaal.

Allereerst zullen vier kranten geanalyseerd worden. Het gaat daarbij om de neutrale/liberale

31 Roholl, ‘Rassendiscriminatie in de Verenigde Staten’, 142, 144, 149.

32 J. Bank, ‘Televisie in de zestig’, in: H.W. von der Dunk, e.a., (red.), Wederopbouw, Welvaart en Onrust:

(14)

Telegraaf, het socialistische Het Vrije Volk, de katholieke Volkskrant en de protestant-christelijke Trouw. Deze kranten vertegenwoordigden de vier belangrijkste zuilen in Nederland. Ze zouden dus met elkaar een redelijke representatie moeten zijn van de Nederlandse samenleving in jaren zestig en daardoor een goede indicatie moeten kunnen geven van de in Nederland bestaande visies op King.

Ter aanvulling op de kranten, komt ook de televisie aan de orde in dit onderzoek. De televisie maakte dus in de jaren zestig een enorme ontwikkeling door en had een significante invloed op de jaren zestig. Daarom is het belangrijk om te kijken welke beeld er op televisie werd neergezet van King. Bijvoorbeeld in journaals en actualiteitenrubrieken, zoals Achter het Nieuws en Brandpunt. Zeker bij de televisie blijft het wel steeds de vraag in hoeverre de visie op King een goede representatie vormde van de bestaande visies in Nederland. Veel televisiejournalisten waren namelijk onderdeel van een specifieke groep, die brutaler was dan het establishment en de gemiddelde Nederlander.33

Niet alleen de televisie, maar de gehele media maakten overigens grote veranderingen door in de jaren zestig.34 Daardoor is het extra interessant en relevant om krantenartikelen en

televisiebeelden te analyseren. Wellicht hadden deze grote veranderingen namelijk invloed op de beeldvorming van de media over King.

Ten derde wordt er gekeken naar de handelingen van de Eerste en Tweede Kamer en naar ministerraadsverslagen. Er wordt hierin onderzocht hoe vaak er over King gesproken werd en wat Kamerleden en ministers precies zeiden over King. Dit bronmateriaal is relevant omdat het laat zien in hoeverre de visie op King in de Nederlandse publieke opinie de politiek beïnvloedde. Daarnaast maakt het enigszins duidelijk of er een kloof zat tussen de beeldvorming op het politieke terrein en de beeldvorming onder gewone burgers.

Veel bronnencollecties voor dit scriptieonderzoek liggen ten slotte in het IISG. Bijvoorbeeld het archief van de Anti Rassendiscriminatie Klub, die tussen 1964 en 1968 actief was. Deze Klub schreef meerdere brieven naar King. De visie van deze vereniging is wellicht niet representatief voor de Nederlandse visie op King en de invloed van deze vereniging was ook niet groot. Toch is het relevant om de visie van de ARK te behandelen, omdat het laat zien hoever de bewondering in Nederland voor King soms ging.

Uit het IISG zullen daarnaast ook de archieven worden onderzocht van een aantal organisaties en bewegingen die betrokken waren bij de Nederlandse protestbewegingen. Het gaat hierbij om de PSP, Politeia, ASVA en Provo. Vooral hun partijbladen, jaarverslagen en

33 Bank, ‘Televisie in de jaren zestig’, 83, 106-107.

(15)

notulen van de buitenlandcommissie worden nauwgezet geanalyseerd. Zoals eerder vermeld, werden deze organisaties en bewegingen tijdens hun protesten geïnspireerd door de acties van Kings burgerrechtenbeweging. Het is dus de vraag of hij alleen met zijn actiemiddelen een inspiratie was, of dat hij een grotere betekenis had voor hen.

Sommige van de bovenstaande bronnen, zoals de kranten en de archieven uit het IISG, zullen vanwege de grote hoeveelheid materiaal steekproefsgewijs worden onderzocht. Dit betekent dat de inhoud van deze bronnen specifiek wordt geanalyseerd rondom belangrijke gebeurtenissen in het leven van King. Mede op basis van deze analyse zal duidelijk moeten worden waarom King in Nederland zoveel belangstelling en lof kreeg en waaruit die belangstelling en lof precies bestond.

Hoofstukindeling

Het eerste hoofdstuk van deze scriptie zal gewijd worden aan een bespreking van Kings leven. Hierbij zal dieper ingegaan worden op de vraag hoe er in Amerika tijdens zijn leven tegen hem aangekeken werd. Zoals uit het voorgaande al duidelijk werd, hadden in Amerika zowel tegenstanders als ook mede-burgerrechtenactivisten kritiek op hem. Het is interessant om nog beter te bekijken wat die kritiek precies was en in de hoofdstukken daarna te onderzoeken of diezelfde kritiek ook onder Nederlanders bestond.

In het tweede en derde hoofdstuk staan respectievelijk de periodes 1960-1963 en 1964-1965 centraal. Het tweede hoofdstuk gaat daarbij in op de vraag welke visies er in Nederland tussen 1960 en 1963 bestonden op King en welke verklaringen ter grondslag lagen aan deze visies. Hoofdstuk drie zal vervolgens onderzoeken welk beeld er in Nederland in 1964 en 1965 van King bestond en waarom hij zoveel aandacht kreeg in deze periode. In het vierde hoofdstuk staat ten slotte de periode 1966-1968 centraal. In deze periode sloot King zich officieel aan bij het Vietnamprotest (1967) en werd hij ook vermoord (1968). In het derde hoofdstuk wordt daarom onderzocht in hoeverre Kings deelname aan het Vietnamprotest en Kings dood zorgde voor een omslag in het Nederlandse beeld van hem. In de laatste drie hoofdstukken komen steeds afzonderlijk een aantal relevante groepen uit de Nederlandse samenleving aan de orde. Een eerste groep die bekeken wordt, zijn de media. Een tweede groep waar onderzoek naar gedaan wordt, is de politiek. Ten slotte is er in de laatste twee hoofdstukken ook aandacht voor een aantal andere interessante groepen. Het gaat hierom de ARK en de zojuist genoemd organisaties en bewegingen die nauw betrokken waren bij de Nederlandse protestbewegingen. Bij elk van deze groepen wordt steeds onderzocht of er in de jaren zestig veel aandacht was voor King. Zo ja, hoe die aandacht er

(16)

precies uitzag en ten slotte waarom er veel aandacht was voor King. Via deze aanpak hoopt dit scriptieonderzoek een zo compleet mogelijk beeld te kunnen geven over waarom King in de jaren zestig in Nederland een grote bekendheid en groot aanzien vergaarde en over de betekenis van King voor de Nederlandse jaren zestig.

Hoofdstuk 1: Kritiek van binnenuit en buitenaf

(17)

In dit eerste hoofdstuk wordt Kings leven besproken. Hierbij wordt met name aandacht besteed aan zijn burgerrechtenstrijd. Daarnaast zal er ook ingegaan worden op de kritiek die King in de Verenigde Staten heeft gekregen. Het is belangrijk om deze kritiek te bespreken, zodat in de volgende hoofdstukken geanalyseerd kan worden in hoeverre de Amerikaanse kritiek ook werd geuit in Nederland.

Kings jonge jaren

King werd geboren op 15 januari 1929 in Atlanta, Georgia. Hij groeide op in een gezin dat behoorde tot de welvarende bovenklasse van de zwarte gemeenschap. Kings vader was dominee, de kerk werd hierdoor zijn tweede huis. Toch was er tijdens zijn tienerjaren ook een periode waarin hij zich afkeerde van de kerk, omdat hij vond dat de kerk te weinig deed voor de samenleving. Toen hij echter naar Morehouse College in Atlanta ging, werd zijn geloof weer versterkt door nieuwe filosofische en theologische kennis. Tijdens deze jaren besloot hij dominee te worden.35

King studeerde verder aan Crozer Theological Seminary in Chester, Pennsylvania. Deze school was belangrijk voor hem vanwege de sociale ervaring. Hij leefde voor het eerst langdurig in een geïntegreerde omgeving en dat beviel hem goed. Daardoor kreeg King de overtuiging dat integratie het beste in mensen naar boven haalde.36

Nadat hij afgestudeerd was ging King naar de Universiteit van Boston om een doctoraat in theologie te behalen Toen hij naar vier jaar zijn doctoraat had behaald, werd King dominee in Montgomery, Alabama. King was op dat moment nog geen activist. Hij was sceptisch over pacifisme en het accepteren van autoriteit was nog geen enkel probleem geweest. Hij werd echter begin 1956 wel een activist, zij het aarzelend.37

De boycot en de nasleep

Rond 1956 vond er vooral in zuidelijke Amerikaanse staten grote discriminatie plaats tegen zwarten. Er was sprake van een sterk gesegregeerde samenleving, waarin zwarten op ieder gebied werden achtergesteld. Een van de gebieden waar segregatie plaatsvond was het busvervoer. De zwarte gemeenschap in Montgomery wachtte al enige tijd op een juist moment om de segregatie hier te bestrijden doormiddel van een boycot. Dat moment kwam toen Rosa Parks werd gearresteerd, nadat zij weigerde haar plek in de bus af te staan. King

35A. Fairclough, Martin Luther King, Jr. (Londen 1995) 7-10; D.L. Lewis, Martin Luther King: A Critical

Biography (Londen 1970) 25.

36 Faiclough, Martin Luther King, Jr., 12 en 13. 37 Ibidem, 14.

(18)

werd gevraagd om de boycot te leiden. Historicus Peter Ling stelt dat hij dit eerst niet wilde, omdat hij twijfelde of een langdurige boycot effectief was. Deze aarzeling leverde hem binnen de zwarte gemeenschap het verwijt op dat hij een ‘lafaard’ was. Uiteindelijk werd hij overtuigd om toch de boycot te leiden.38

De boycot eindigde in een overwinning door een besluit van het hoogste gerechtshof, die de segregatie in het busvervoer ongrondwettelijk verklaarde. Tijdens de boycot wist King zich internationaal te profileren met zijn toespraken, ogenschijnlijke rust en geweldloosheid.39

Daarnaast leerde King ook veel over geweldloosheid en besloot hij het als zijn uitgangspunt te aanvaarden. Geweldloosheid werd voor hem een doel op zich.40

In 1957 richtte King de Southern Chistian Leadership Conference (SCLC) op. King hoopte met deze organisatie in het zuiden van Amerika vele geweldloze acties te organiseren. Het lukte de SCLC tot 1963 echter niet om een geweldloze campagne op te zetten.41 Kings

prestige onder de meeste zwarten en blanke gematigden bleef desondanks groeien, maar er was ook kritiek in de zwarte gemeenschap. Jaloerse burgerrechtenleiders noemden King te terughoudend en te autoritair. Daarnaast ergerde Ella Baker, medeoprichter van de SCLC, zich aan King, omdat hij zich teveel als de grote leider zou presenteren en de lof in ontvangst zou nemen voor andermans prestaties. Ten slotte vonden veel zwarte kerken Kings methodes te radicaal.42

Sit-ins en Freedom Rides

In 1960 keerde King terug naar Atlanta. Hij was er op dat moment dus nog niet in geslaagd om een nieuwe burgerrechtencampagne te organiseren. Daar kwam bij dat hij door andere burgerrechtenorganisaties enigszins naar de achtergrond werd verdreven. Zwarte studenten van de burgerrechtenbeweging SNCC waren bijvoorbeeld in 1960 prominent in nieuws omdat zij vele sit-ins organiseerden. King steunde deze sit-ins, maar participeerde er in het begin niet in. Onder druk besloot hij uiteindelijk toch mee te doen aan een sit-in.43

Ook in 1961 vond er weer een grote burgerrechtenactie plaats waarbij King een secundaire rol speelde. Dit keer waren het de zogenoemde Freedom Rides, georganiseerd door de burgerrechtenbeweging CORE. Freedom Rides bestonden uit een groep van blanke en

38 D.L. Lewis, Martin Luther King: A Critical Biography (Londen 1970) 51; P.J. Ling, Martin Luther King, Jr. (New York 2002) 40 en 41.

39 Lewis, Martin Luther King, 53-58.

40 Fairclough, Martin Luther King, Jr., 28 en 31; P.B. Levy, The Civil Rights Movement (Londen 1998) 10. 41 Fairclough, Martin Luther King, Jr., 50-52; Ling, Martin Luther King, Jr., 58.

42 Fairclough, Martin Luther King, Jr., 50-52. 43 Ibidem, 54.

(19)

zwarte burgerrechtenactivisten die door het zuiden reden met bussen. Ze bezochten als geïntegreerd gezelschap gesegregeerde gelegenheden. Deze Freedom Riders stuitten op veel weerstand, maar boekten uiteindelijk resultaten. Segregatie in het openbaar vervoer tussen staten werd verboden.44

King vond de Freedom Rides moedig, maar ook provocatief en roekeloos. Hij was bang dat het potentiele steun zou doen afkeren van de burgerrechtenbeweging. Toch steunde King de acties en later kreeg hij zelfs een grotere rol in de Freedom Rides. Hij deed echter niet mee aan de bustochten zelf, hierbij voerde hij als excuus aan dat hij nog een voorwaardelijke straf had uitstaan. Deze weigering zorgde ervoor dat veel studenten niet langer onkritisch tegen hem aankeken. Hij werd door deze studenten nep-Gandhi genoemd en hij kreeg van hen de bijnaam ‘The Lawd’. Dit sloeg op zijn voorzichtige houding en op het feit dat hij niet bereid leek de wet te overtreden.45

King en zijn organisatie werden dus in de periode 1960-1962 overtroffen door andere burgerrechtenorganisaties. De sit-ins en Freedom Rides waren een test voor Kings leiderschap in de burgerrechtenbeweging. Hij zou op deze acties moeten reageren, wilde hij zijn status behouden. Hij kwam tot de conclusie dat hij een omslag moest creëren door zelf initiatief te nemen.46

Albany

King was dus op zoek naar een goed moment voor een eigen geweldloze campagne. Dit moment leek zich aan te bieden in Albany, Georgia. Lokale organisaties waren daar al tijden onsuccesvol aan het demonstreren tegen segregatie. Daarom werd King gevraagd om de leiding te nemen. Ook onder zijn aanvoering waren de demonstraties echter onsuccesvol. De opkomst was laag en Albany trok niet de aandacht waar King op hoopte. Van de geëiste integratie in Albany kwam dan ook weinig terecht. Toen hij eind 1962 vertrok, waren de raciale verhoudingen slechter dan ooit. In Albany leed King een duidelijke nederlaag.47

Hij kreeg tijdens en na deze campagne kritiek. De leider van de Nationale Baptisten Conferentie, Joseph Jackson, noemde King bijvoorbeeld een provocateur vanwege zijn methode van burgerlijke ongehoorzaamheid. Daarnaast was er ook veel kritiek op het feit dat

44 A. Fairclough, To redeem the soul of America (Londen 1987) 77 en 83. 45 Fairclough, To Redeem the soul, 78-81.

46 Fairclough, Martin Luther King, Jr., 60 en 64. 47 Lewis, Martin Luther King, 162-169.

(20)

King, nadat hij gevangen was genomen, relatief snel weer vrij was. Een deel van de zwarte gemeenschap bestempelde hem als bangerik.48

1963: een succesvol jaar

King kwam er achter dat president Kennedy waarschijnlijk pas actie zou ondernemen tegen rassendiscriminatie, wanneer een geweldloze campagne uit de hand zou lopen.49 Daarom

wilde King een grote campagne opzetten in Birmingham, een als zeer racistisch bekendstaande stad in Alabama met een politiechef die graag geweld gebruikte tegen zwarten. King hoopte met zijn Birmingham Campagne en de waarschijnlijk brute reactie van de politie aan Amerika te kunnen laten zien hoe racistisch het zuiden was. De onrust die als reactie in Amerika zou ontstaan moest de federale overheid overtuigen om met maatregelen te komen.50

De Birmingham Campagne was beter georganiseerd dan die in Albany. Toch leek ook deze campagne in het begin te mislukken. Er kwamen namelijk relatief weinig mensen af op de demonstraties en de politie wist zich in het begin te gedragen. Om toch iets te forceren lokte King een arrestatie uit, maar ook dit hielp niet echt. Het kwam hem zelfs op kritiek te staan van een aantal blanke dominees. Zij waren van mening dat Kings demonstraties opriepen tot haat en geweld. Als reactie schreef King de beroemde ‘letter from a Birmingham jail’.51

Uiteindelijk kwam er toch een omslag in de campagne, tijdens een grote demonstratie waarbij ook veel kinderen betrokken waren. Politiechef Bull Connor gebruikte onder meer herdershonden en brandweerslangen om deze demonstratie uit elkaar te slaan. De media deden uitgebreid verslag van dit geweld. De Amerikaanse steun voor de demonstraties nam vervolgens enorm toe. Veel mensen schreven verontwaardigde brieven naar het Witte Huis. Dit had effect, want Kennedy ging actief op zoek naar een oplossing voor de situatie in Birmingham.52

Uiteindelijk kwam het door druk van de federale overheid tot een akkoord. Hierin werd niet voldaan aan alle eisen van de burgerrechtenbeweging. Toch kan Birmingham als een overwinning worden gezien, omdat het de burgerrechtenbeweging momentum gaf. Er kwamen namelijk in heel het zuiden veel gelijksoortige geweldloze acties op gang. Daarnaast zorgde de campagne ervoor dat Kennedy een maand later de verstrekkende Civil Rights Act

48 Levi, The Civil Right Movement, 19; Fairclough, Martin Luther King, Jr., 68. 49 Fairclough, Martin Luther King, Jr., 70.

50 Ibidem, 70 en 71. 51 Ibidem, 78.

(21)

presenteerde.53

Zelfs deze succesvolle campagne leverde King kritiek op. Zo stelde het radicale Afro-Amerikaanse blad The Liberator dat King teveel had opgegeven in het akkoord. Daarnaast was er kritiek op het feit dat King kinderen had gebruikt in zijn demonstraties. Een deel van de zwarte gemeenschap beoordeelde dit als exploitatie. Over het algemeen was de campagne echter goed voor Kings reputatie. Hij werd volgens historicus David Lewis door nog meer mensen gezien als een glorieuze leider.54

Toen de burgerrechtenwet maar niet door het Congres kwam, besloten King en andere burgerrechtenleiders extra druk te zetten via een Mars naar Washington. Deze druk bezochte mars maakte grote indruk op veel Amerikanen. Zeker de ‘I have a dream’ toespraak van King maakte veel tongen los. Toch lukte het niet om via de mars het Congres te overtuigen om de burgerrechtenwet aan te nemen.55

1963 was ook het jaar van de moord op Kennedy. King was geschokt en ook bang dat door deze moord de Civil Rights Act ernstige vertraging zou oplopen. De opvolger van Kennedy, Lyndon Jonhson, maakte de wet echter tot een van zijn topprioriteiten. Deze werd dan ook in 1964 door het Congres aangenomen.56

Stijgende reputatie (1964-1965)

In 1964 bleef Kings (inter)nationale reputatie stijgen. Zo ontving hij vele prijzen, waaronder de Nobelvredesprijs. King had in 1964 een drukke agenda. Hij leidde demonstraties, lobbyde en hield vele toespraken. Verder ging King ook op een aantal internationale reizen. Hij bracht daarbij onder meer een bezoek aan Nederland. Op 16 augustus sprak hij een volgepakte Amsterdamse RAI toe, op de Europese Baptisten Conferentie.57

Het hoogtepunt voor King in 1964 was de invoering van Civil Rights Act. Deze wet verbood segregatie in vele (publieke) sectoren. Met deze wet was natuurlijk nog niet alle wettelijke discriminatie opgelost. Bij de registratie van stemgerechtigden werd bijvoorbeeld nog veelvuldig gediscrimineerd. Begin 1965 startte King daarom in Selma, Alabama een campagne om deze vorm van rassendiscriminatie aan te pakken.

King koos Selma, omdat deze plaats een grote reputatie had op het gebied van

53 Ibidem, 134.

54 Lewis, Martin Luther King, 194, 204-206. 55 Ibidem, 220-230.

56 Ibidem, 235-237.

57 Andere Tijden, ‘Martin Luther King preekte in 1964 in Amsterdam’ (versie 16 januari 2017),

http://anderetijden.nl/artikel/673/Martin-Luther-King-preekte-in-1964-in-Amsterdam (geraadpleegd 2 april 2017); Levy, The Civil Right Movement, 24.

(22)

racisme. De kans op een gewelddadige confrontatie die de aandacht van de media zou trekken was hier groot. Die confrontatie kwam er uiteindelijk op 7 maart 1965. Een burgerrechtenmars, zonder King, werd door de lokale politie, onder leiding van George Wallace, uit elkaar geslagen. Dit voorval liet een schok van ontzetting door het land gaan. Ook voor president Johnson was de maat vol. Hij schaarde zich achter de Selmacampagne en kondigde de Voting Rights Act aan. Deze wet verbood discriminatie bij de registratie van stemgerechtigden.58

De federale overheid gaf ook toestemming voor een grote mars van Selma na Montgomery. Deze mars maakte (inter)nationaal grote indruk. King was echter, ondanks alle progressie, nog niet tevreden over de situatie in Alabama. Hij wilde een economische boycot, waarbij Amerikanen geen producten uit Alabama zouden kopen. Daar was echter onder andere burgerrechtenleiders weinig steun voor en daarom kwam de boycot nooit echt van de grond. Op 6 augustus 1965 werd de Voting Rights Act uiteindelijk ondertekend. King besefte dat de strijd voor wettelijke gelijkstelling daarmee voltooid was. Daarom ging hij zich vanaf dat moment voornamelijk inzette voor sociaaleconomische gelijkstelling.59

King boekte dus in de periode 1963-1965 grote successen. Volgens Ling had King in deze periode veel invloed en werd hij door steeds meer mensen gezien als de belangrijkste burgerrechtenleider. Ook internationaal werd zijn status in deze jaren groter. In Nederland kreeg King bijvoorbeeld in april 1965, in het bijzijn van vele Nederlandse hoogwaardigheidsbekleders, een eredoctoraat van de Vrije Universiteit. In augustus 1965 had King waarschijnlijk zijn hoogtepunt bereikt als burgerrechtenleider. King was dan ook vol goede hoop over zijn strijd.60

Ondanks de successen, kreeg King toch kritiek. Nadat hij bijvoorbeeld de FBI had aangevallen op hun passieve houding bij geweld tegenover zwarten, begon FBI-chef Hoover een lastercampagne tegen hem. Hoover liet hem afluisteren en probeerde de media ervan te overtuigen dat King een communist was. Hoover deed kortom alles wat in zijn macht lag om Kings reputatie onderuit te halen.61

Er kwam ook weer kritiek vanuit de zwarte gemeenschap. Zo kreeg hij wederom het verwijt dat hij het alleen voor de publiciteit zou doen. Ella Baker liet daarnaast weten dat King vooral door de media gecreëerd was en in werkelijkheid weinig inhoud had. Ten slotte was een relatief veel gehoord verwijt dat King een ‘Oom Tom’ was. Dat wil zeggen, dat King

58 Lewis, Martin Luther King, 272-284. 59 Ibidem, 290-296.

60 Fairclough, Martin Luther King, Jr, 104; Ling, Martin Luther King, Jr, 138. 61 Ling, Martin Luther King, Jr., 179-181.

(23)

zich gedienstig op zou stellen tegenover blanke ‘overheersers’ voor eigen gewin. King zou precies doen wat de blanke autoriteiten hem opdroegen en daarmee de burgerrechtenstrijd vertragen. Dit verwijt kreeg King veelvuldig tijdens de Selmacampagne, nadat hij zich bij een mars strikt aan de voorschriften van de federale overheid had gehouden. Na deze mars verloor King de steun van de SNCC en CORE.62

Afnemende steun

Ondanks al deze kritiek had King midden 1965 dus de steun van het grootste gedeelte van de zwarte gemeenschap. Vanaf ongeveer augustus 1965 nam deze steun in Amerika echter snel af en raakte King geïsoleerd.63 Voor deze afnemende steun waren verschillende oorzaken.

Het had allereerst te maken met het feit dat veel zwarte jongeren het gevoel kregen dat de burgerrechtenstrijd te langzaam ging. Er werden wel burgerrechtenwetten aangenomen, maar in de praktijk veranderde er weinig. De economische achterstand bleef bestaan en het geweld tegen zwarten nam juist toe. Vooral jongeren zagen de geweldloze protestmethode van King als een pragmatisch middel. Toen zij dus het gevoel kregen dat de geweldloze burgerrechtenstrijd niet genoeg opleverde, groeide de aanhang voor de agressievere stroming binnen de zwarte gemeenschap (Black Power). Deze stroming wilde niet zoals King integreren in de Amerikaanse samenleving, maar vooral de zwarte gemeenschap vrij vechten. Deze radicale burgerrechtenbeweging werd dus dominant binnen de zwarte gemeenschap vanaf augustus 1965. King kreeg vanaf dat moment steeds vaker de kritiek dat zijn geweldloze methode ineffectief, naïef en vernederd was.64

De afnemende steun had ook te maken met Kings koerswijziging. Hij begon zich meer te focussen op de economische ongelijkheid onder zwarten. Daarnaast gaf hij ook veelvuldiger zijn mening over de Amerikaanse buitenlandse politiek. Zo sprak King zich vanaf 4 april 1967 uit tegen de Vietnamoorlog en ging bovendien protesten leiden tegen deze oorlog. King was tegen de Vietnamoorlog omdat deze inging tegen zijn geweldloze principe en geld weghaalde bij programma’s voor arme (zwarte) mensen.65

Met zijn verzet tegen de Vietnamoorlog stuitte King veel Amerikanen tegen de borst. Vooral vanuit de conservatieve delen van de zwarte gemeenschap kreeg hij kritiek. De gematigde burgerrechtenbeweging NAACP verweet King bijvoorbeeld dat hij Johnson was afgevallen. Ook onder gematigde blanken verloor King veel steun. Johnson wilde

62 Lewis, Martin Luther King, 213, 231, 237, 281. 63 Levi, The Civil Right Movement, 27-31. 64 Ibidem, 297-300.

(24)

bijvoorbeeld weinig meer met hem te maken hebben. Deze gematigde blanken verweten King onder meer dat hij egoïstisch was en dat hij zich alleen tegen de Vietnamoorlog keerde om zijn prestigeverlies te compenseren.66

Ook Kings grotere concentratie op de economische achterstand van zwarte Amerikanen zorgde voor prestigeverlies. Dit kwam vooral doordat de campagnes die hij hiervoor voerde geen successen opleverden. King wilde al langer wat doen aan de economische ongelijkheid onder zwarte Amerikanen. Hij werd echter in augustus 1965 nogmaals stevig met dit probleem geconfronteerd toen in Los Angeles grote rellen uitbraken in de zwarte getto’s. Het probleem voor de zwarte bevolking in deze noordelijke stad was niet de wettelijke ongelijkheid, maar de economische ongelijkheid. King besefte na deze rellen dat hij noordelijk Amerika teveel had genegeerd. Daarom besloot hij in Chicago een groot protest te organiseren om vooral de discriminatie van zwarten op de banen- en huizenmarkt en de armoede in de getto’s aan de kaak te stellen. King had veel vertrouwen in dit protest. Hij dacht namelijk dat hij de steun zou krijgen van de blanke gematigden.67

Zijn optimisme bleek echter onterecht. De zwarte bevolking in Chicago was cynisch over King en voelde zich meer aangetrokken tot radicale burgerrechtenstrijders. Zijn retoriek sloeg daarom niet aan en de demonstraties bleven klein. Daarnaast reageerde de politie ook niet op de agressieve manier, die in het zuiden vaak voor media-aandacht had gezorgd. Om toch wat te forceren leidde King een aantal demonstraties door witte wijken. Dit leverde inderdaad gewelddadige reacties op. King kreeg echter dit keer niet de sympathie van de blanke gematigden. Zij waren juist woedend, omdat hij in hun ogen provoceerde. Uiteindelijk kwam King met het stadbestuur wel tot een akkoord. Daarvan kwam in de praktijk echter weinig terecht. De campagne in Chicago was dus een nederlaag voor King.68

Na deze campagne was er weer felle kritiek op King vanuit de zwarte gemeenschap. Zo werd hem verweten dat hij buiten zijn eigen beweging niet kon organiseren. Aan zijn demonstraties deden namelijk weinig vertegenwoordigers van de arme gemeenschap in Chicago mee. Een tweede verwijt was dat hij tijdens de campagne in Chicago nooit zo ver durfde te gaan als Gandhi. Ten derde kreeg King wederom te horen dat hij te snel tot een akkoord was gekomen. De SNCC en een groot deel van de zwarten in Chicago kwamen ten slotte tot de conclusie dat Kings methodes in het noorden averechts werkten en dat hij daarom maar beter weer terug naar het zuiden kon gaan.69

66 Fairclough, Martin Luther King, Jr., 111-114, 118. 67 Ibidem, 105-107.

68 Ibidem, 108-109. 69 Ibidem, 330-334, 351.

(25)

King kreeg dus veel kritiek. Daar kwam nog bij dat hij in 1967 ook voor het eerst in zeven jaar geen grote campagne wist te organiseren. King bleef zich ondanks alles inzetten tegen de economische ongelijkheid van zwarte Amerikanen. Hij wilde bijvoorbeeld in 1968 een grote armenmars in Washington organiseren.70 Ondertussen leidde King ook een

demonstratie van stakend schoonmaakpersoneel in Memphis. Deze demonstratie eindigde echter in een wrede confrontatie met de politie. Het was voor het eerst dat King zijn eigen demonstratie niet onder controle kon houden. Andere burgerrechtenleiders waren geschokt en bekritiseerden King fel. Adam Powell had het over ‘Martin Loser King’ en Roy Wilkins was van mening dat King niet meer in staat was om een vreedzame mars te organiseren. Hij riep King dan ook op om de armenmars niet door te laten gaan. De dominee twijfelde zelf ook, maar besloot uiteindelijk de armenmars wel door te zetten en tevens een nieuw protest in Memphis te leiden. Die nieuwe demonstratie werd echter niet meer door King geleid. Hij werd namelijk op 4 april 1968 in Memphis doodgeschoten door James Earl Ray. Hoogstwaarschijnlijk vanuit racistische motieven.71

King heeft als burgerrechtenstrijder constant kritiek gekregen. In de laatste jaren nam deze kritiek toe en zijn populariteit af. Toch stelt historicus Adam Fairclough dat King tot het eind van zijn leven door zowel mede- als tegenstanders gezien werd als de enige Afro-Amerikaan die de zwarte gemeenschap kon verenigen. Ook aan het eind van zijn leven had King dus nog veel aanzien in Amerika. De vele Amerikaanse hoogwaardigheidsbekleders op zijn begrafenis en het groot aantal eerbetonen voor hem in Amerika zijn hier een bewijs van.72

Hoofdstuk 2: Groeiende aandacht, toenemende status (1960-1963)

Inleiding

70 Fairclough, Martin Luther King, Jr., 114-120.

71 Lewis, Martin Luther King, 383;Ling, Martin Luther King, Jr., 288. 72 Fairclough, Martin Luther King, Jr., 123-127.

(26)

De eerste jaren van de periode 1960-1963 waren voor King moeilijk. In 1960 en 1961 wist hij geen enkele geweldloze actie te organiseren en in 1962 mislukte zijn burgerrechtenactie in Albany. Pas in 1963, met de Birmingham Campagne en Mars naar Washington, boekte King successen. Uit dit hoofdstuk zal duidelijk worden hoe deze ontwikkelingen het beeld van King in Nederland hebben beïnvloed. In dit hoofdstuk zal namelijk geanalyseerd worden welke visies er in Nederland tijdens de periode 1960-1963 bestonden op King. Daarbij wordt allereerst gekeken naar de visie van de kranten. Daarnaast wordt het beeld onderzocht dat op televisie en in de politiek van King bestond.

Kranten

Inleiding

Voordat het beeld van de media geanalyseerd wordt, zal eerst de ontwikkeling worden geschetst die deze media in de jaren zestig doormaakten. De Nederlandse media maakten een grote verandering door in deze jaren. Waar in de jaren vijftig het hoogste doel van de media vooral opvoeding en cultuuroverdracht was, werden in de jaren zestig voornamelijk gevoelens en persoonlijke opvattingen belangrijk. Daarnaast kwam de persoonlijkheid van journalisten meer centraal te staan. Journalisten gingen zich onafhankelijker opstellen en een vanzelfsprekend gezag voor de autoriteiten maakte plaats voor een kritische houding.73

De opkomst van de televisie in de jaren zestig, speelde een grote rol in deze veranderingen. In het begin werd televisieverslaggeving, door onder andere krantenjournalisten, nog niet als serieuze journalistiek gezien. In de loop van de jaren vond er op televisie echter een ontwikkeling plaats naar een volwassen en professionele journalistiek. Televisieprogramma’s en verslaggevers voelden zich niet langer gebonden aan de autoriteit van de omroep en de verzuilde politieke verhoudingen, maar primair aan het belang goede, kritische en onafhankelijke journalistiek te bedrijven. In deze ontwikkeling speelde vooral actualiteitenprogramma’s zoals Achter het Nieuws en Brandpunt een grote rol. De voornamelijk jonge journalisten in deze programma’s durfden kritische vragen te stellen en controversiële onderwerpen op te brengen. Ze relativeerden bovendien de autoriteiten en gaven ongewone persoonlijkheden en ideeën publiciteit. Dergelijke journalistiek loonde, want de actualiteitenprogramma’s waren de populairste televisieprogramma’s.74

De ontwikkeling naar een relatieve onafhankelijke journalistiek vond ook plaats bij veel kranten in de jaren zestig. Vooral de Volkskrant maakte een grote omslag door in deze

73 Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 316-317; König, Zwart Nieuws, 66.

(27)

jaren. In 1964 verliet hoofdredacteur Joop Lücker de krant. Lücker was trouw geweest aan de katholieke zuil en de KVP. Onder opvolger Jan van der Pluijm bleef de Volkskrant inhoudelijk een katholieke krant. Het werd echter wel kritischer op de katholieke kerk en de KVP en vaker de stem van progressief Nederland. Bovendien vond er een verjonging van de redactie plaats en was er meer ruimte voor journalisten met andere overtuigingen. De Volkskrant werd een krant waar naast progressieve christelijke jongeren ook links-progressieve Nederlanders zich in herkenden.75

De Telegraaf had zich nooit aan een zuil verbonden en legde altijd veel nadruk op haar onafhankelijkheid. In werkelijkheid had De Telegraaf echter wel een rechts karakter. Dit betekende overigens niet dat rechts Nederland werd ontzien in de felle campagnes die De Telegraaf voerde. Verschillende rechtse politici verloren mede door deze campagnes hun baan. De relatief grote onafhankelijkheid van De Telegraaf legde haar geen windeieren in de jaren zestig. De krant groeide namelijk uit tot de grootste krant van Nederland.76

Ook Trouw maakte een ontwikkeling door in de jaren zestig. Traditioneel was Trouw een christelijk-protestantse krant, nauw verbonden met de gereformeerde ARP. De partijleider, Sieuwert Bruins Slot, was bijvoorbeeld ook de hoofdredacteur van Trouw. De krant verkondigde lange tijd de politieke ideeën van deze partij. In 1960 maakte Bruins Slot echter een ommekeer door. Hij was in zijn eigen woorden bekeerd tot een werkelijke christelijke politiek. Hij redeneerde vervolgens niet meer zozeer vanuit feiten, maar vooral vanuit zijn christelijke geweten. Als gevolg ontwikkelde Trouw zich van een rechtse krant tot een krant links van het midden. Het werd een christelijke krant met een gevarieerdere redactie en lezersschare en meer aandacht voor sociale thema’s zoals het opsporen van onrecht en de strijd tegen rassendiscriminatie. 77 Dit verklaart mede de vele aandacht en bewondering die Trouw voor King had in de jaren zestig.

Alleen Het Vrije Volk wist zich niet los te maken van zijn zuil. De krant was tot 1967 het officiële partijblad van de PvdA. Dit betekende dat de hoofdredacteur werd benoemd door het PvdA-congres en eenmaal in de tweejaar verantwoording moest afleggen op dat congres. In de jaren zestig raakte Het Vrije Volk sterk in verval, veel van haar lezers trokken naar De Telegraaf. Dit verval kwam mede doordat er door de grotere welvaart minder Nederlanders onderdeel waren van de onderklasse, de klasse waar Het Vrije Volk als links-socialistische krant traditioneel voor schreef. Daarnaast hielp het ook niet dat de krant zich keerde tegen het gedachtengoed van de protestgeneratie. Hiermee verloor het veel potentiële lezers. In 1969

75 König, Zwart Nieuws, 71-74; Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 330.

76 M. Wolf, Het geheim van De Telegraaf: Geschiedenis van een krant (Amsterdam 2009) 382-388. 77 König, Zwart Nieuws, 76-78.

(28)

was het verval zo groot dat de krant landelijk ophield te bestaan.78

Tegen deze achtergrond ontwikkelden alle kranten dus een visie op King. Hieronder zal de visie voor de periode 1960-1963 geanalyseerd worden. Daarbij wordt vooral geconcentreerd op de berichtgeving rondom belangrijke gebeurtenissen in Kings leven

Telegraaf

De Telegraaf publiceerde tot 1963 weinig berichten over King. Dit waren vooral neutrale nieuwsberichten. Uit deze berichten valt echter wel op te maken dat King als een van de belangrijkste figuren in de burgerrechtenbeweging werd gezien. Hij werd regelmatig ‘negerleider’ of leider van de burgerrechtenbeweging genoemd.79 In de verslaggeving valt

verder op dat zijn geweldloosheid op een positieve manier benadrukt werd. De Telegraaf plaatste King bijvoorbeeld in een traditie met de geweldloze Gandhi en betoogde dat hij met zijn geweldloze methode de zwarte bevolking een nieuw wapen gegeven had. 80

In 1963 nam het aantal berichten over King flink toe. Waarschijnlijk doordat hijzelf meer succesvolle burgerrechtenacties ging organiseren. De berichtgeving over King was opvallend realistisch. De Telegraaf was bijvoorbeeld van mening dat King de zwarte bevolking zelfbewuster had gemaakt, maar stelde ook dat hij niet alle problemen kon oplossen. Hij had namelijk in het noorden van Amerika geen enkele invloed op de zwarte bevolking.81

Daarnaast blijkt uit een interview van Amerikacorrespondent Robert Kiek dat De Telegraaf zich bewust was van Kings aanpak: het houden van demonstraties op plekken waar het contrast met de tegenstander en de kans op een gewelddadige reactie zo groot mogelijk was. In dit interview had De Telegraaf ook voor het eerst kritiek op King. De krant betoogde dat hij zijn betogers soms tijdens demonstraties niet volledig in de hand had en zich liet leiden door sentimenten van zijn ‘rasgenoten’.82 De Telegraaf stond in 1963 nog wel achter Kings

strijd, maar was dus wel kritischer geworden.

Ten slotte valt in 1963 iets op dat ook in vrijwel alle andere kranten te zien zal zijn. Net als andere kranten berichtte De Telegraaf veel over de Mars naar Washington. Het is echter opvallend dat de krant nauwelijks inging op Kings beroemd geworden toespraak. Zijn boodschap werd kort samengevat, maar het beroemde ‘I have a dream’ fragment werd niet

78 G. Mulder, H. Arlman en U. den Tex, De val van de Rode Burcht: Opkomst en ondergang van een

krantenbedrijf (Amsterdam 1980) 101; König, Zwart Nieuws, 83-86.

79 De Telegraaf, 28 april 1962, 21.

80 De Telegraaf, 17 maart 1960, 3; De Telegraaf, 26 maart 1960, 17. 81 De Telegraaf, 15 juni 1963, 21.

(29)

genoemd.83 Een mogelijke verklaring is dat Kings toespraak vooral een televisie-evenement

was. Op de Nederlandse televisie was er namelijk wel relatief veel aandacht voor. De toespraak is daarnaast ook in ons collectieve geheugen verankerd door de televisiebeelden. Het Vrije Volk

Het Vrije Volk sprak veel vaker over King dan De Telegraaf. Dit gebeurde tot 1963 vooral op een neutrale manier. In een aantal artikelen werd echter wel stelling genomen. Daaruit bleek dat Het Vrije Volk ook lovender was over King dan Telegraaf. De krant plaatste hem geregeld op een voetstuk. Opvallend is dat Het Vrije Volk daarbij soms gebruik maakte van Bijbelse vergelijkingen.

Een artikel in 1960 had bijvoorbeeld de titel: Martin Luther King-een moderne Mozes. Het artikel werd begeleid met een tekening waarop King was te zien, biddend en opkijkend naar de hemel, terwijl rondom hem boze blanke mensen met stokken liepen. Deze tekening schetste het contrast tussen de rustige, op god vertrouwende, King en de agressieve racistische blanken. Het Vrije Volk deed in dit artikel ook een poging om hem neer te zetten als een man met een enorm doorzettingsvermogen. De krant verhaalde namelijk over zijn tegenslagen, maar liet vervolgens weten dat hij ondanks deze ‘trieste ervaringen’ bleef geloven in de kracht van het geweldloze verzet. Volgens Het Vrije Volk kreeg King door zijn ‘voorbeeldige houding’ en ‘bezielende leiding’ steeds meer mensen achter zijn boodschap. De krant benadrukte in de slotzin echter dat er in ‘menige Amerikaanse herberg’ nog steeds geen plaats voor hem was.84

King werd met Mozes vergeleken en de slotzin was een overduidelijke verwijzing naar Jezus. Voor Jezus was er namelijk ook geen plaats in de herberg. Deze vergelijkingen en dit hele artikel laten duidelijk zien dat Het Vrije Volk een hoge dunk had van King. Het artikel was namelijk een lofzang op zijn persoon en zijn methode van geweldloosheid. Het is wel opvallend dat juist een socialistische krant hem vergeleek met Bijbelse figuren. Dit had hoogstwaarschijnlijk te maken met het feit dat de schrijver van de meeste van deze hoofdartikelen, hoofdredacteur Klaas Voskuil, een christen was.85

In 1963 was het aantal berichten over King groter en gaf Het Vrije Volk ook meer zijn mening. Zo wijdde de krant een profielschets aan hem, waaruit onder meer bleek dat Het Vrije Volk King zag als de centrale figuur in de burgerrechtenstrijd. De krant stelde namelijk dat hij de stoot gaf tot het georganiseerde verzet van de zwarte bevolking tegen de segregatie.

83 De Telegraaf, 30 augustus 1963, 6. 84 Het Vrije Volk, 24 december 1960, 17.

(30)

Net als in de voorgaande jaren legde de krant tevens de nadruk op zijn geweldloze methode. Het liet weten dat geweldloos verzet Kings credo en Gandhi zijn voorbeeld was. Ten slotte valt op dat voor Het Vrije Volk King veel meer was dan alleen een burgerrechtenstrijder. Volgens de krant had hij namelijk zijn ‘unieke carrière’ in dienst gesteld van universele mensenrechten.86 Ook in Het Vrije Volk was in 1963 meer oog voor de keerzijden van

Kings geweldloze methode. Dit bleek bijvoorbeeld uit een hoofdredactioneel commentaar over het Amerikaanse rassenconflict. De krant stelde daarin dat het rassenconflict nu nog een beheerste en waardige strijd was, maar waarschuwde dat het moment dichterbij kwam waarop de zwarte bevolking alleen praten niet meer voldoende vond en Kings gematigde strijd af zou vallen.

‘Het eens erkende gezag van een man als Martin Luther King schijnt langzaamaan te verminderen. Zijn beheerste actie blijkt niets uit te halen. Daarentegen ziet men meer en meer, dat de massa het gevecht gaat overnemen uit de handen van de leiders. Of wel dat men zich tot leiders wendt, die scherpere taal spreken.’87

Het Vrije Volk zag dus dat King zeker niet de gehele zwarte gemeenschap wist te bereiken en dat de steun voor de gewelddadige burgerrechtenbeweging begon toe te nemen. Overigens sprak het zich in dit commentaar wel uit tegen deze beweging en bleef het Kings methode steunen. Het omschreef de gewelddadigere groeperingen namelijk als ‘slechte elementen’ en riep de overheid op om achter Kings gematigde beweging te gaan staan.88 In 1963 steunde Het Vrije Volk dus King, mede vanwege zijn geweldloosheid.

Het Vrije Volk en de daaraan verbonden PvdA hadden in de jaren zestig als doel maatschappelijke veranderingen te bevorderen en het lot van kansarmen te verlichten. Daarom moesten in deze krant grote maatschappelijke ontwikkelingen uitgebreid aan bod komen en vanuit een socialistisch oogpunt worden becommentarieerd.89 Onder andere dit

verklaart de grote positieve interesse vanuit Het Vrije Volk voor King, die na 1963 nog meer tot uiting kwam. Hij was namelijk zonder twijfel bezig met het bevorderen van grote maatschappelijke ontwikkelingen en kwam tevens op voor de kansarmen. In de gehele jaren zestig bestond er daardoor dus waarschijnlijk een gevoel van verbondenheid met King. Volkskrant

86 Het Vrije Volk, 11 mei 1963, 2. 87 Het Vrije Volk, 31 mei 1961, 2. 88 Het Vrije Volk, 31 mei 1963, 2.

(31)

Ook de Volkskrant schreef tot 1963 weinig over King en ook in deze krant waren vrijwel alle artikelen neutraal. Wel valt uit deze nieuwsberichten op te maken dat de Volkskrant hem in deze periode als een van de belangrijkste burgerrechtenstrijders zag. Hij werd namelijk aangesproken als ‘vooraanstaand negerleider’.90

In 1963 nam het aantal berichten over King sterk toe. Dit kwam vooral doordat zijn Birmingham Campagne veel aandacht genereerde. De Volkskrant schaarde zich achter deze campagne en zag King ook echt als leider. De krant liet bijvoorbeeld in een hoofdredactioneel commentaar weten dat de bevolking van Birmingham onder leiding van King in verzet was gekomen tegen de ‘verfoeilijke Zuid-Afrikaanse apartheid’ die in Birmingham heerste. In hetzelfde artikel signaleerde de Volkskrant, net als de andere kranten, een toenemend ongeduld en een voortschrijdende radicalisering onder de zwarte bevolking. De krant betoogde dat de federale overheid daarom eindelijk actie moest gaan ondernemen tegen de rassendiscriminatie.91 De krant maakte zich duidelijk zorgen om deze radicalisering en stond

dus achter Kings geweldloze aanpak.

De Volkskrant gaf kortom in 1963 vaker en duidelijker een mening over de rassenkwestie en over Kings demonstraties. Over King zelf sprak de krant zich echter nog steeds weinig uit. Zijn strijd werd duidelijk door de Volkskrant gesteund. Wat de krant echter specifiek van King vond, bleef begin 1963 nog onduidelijk.

De berichtgeving over de Mars naar Washington kan hier wellicht wel duidelijkheid in scheppen. De Volkskrant was positief over deze Mars en was de eerste krant waarin ook vol lof over King en zijn toespraak werd gesproken. Dit gebeurde in een artikel van de journalist van de New York Times, James Reston. Volgen hem zou Washington nog lang vervuld zijn van ‘de welluidende en melancholische stem’ van King. De journalist benadrukte dat deze dominee de toehoorders had wakker geschud en dat in zijn toespraak de stemmen van alle oude Amerikaanse hervormers en burgerrechtenactivisten weerklonken. Ten slotte betoogde Reston dat King in zijn toespraak alle thema’s van die dag had behandeld, maar beter dan elke andere spreker. King zou vervuld zijn geweest met de symboliek van Lincoln en Gandhi en de cadans van de Bijbel.92

King werd in een adem genoemd met een van de grootste Amerikaanse presidenten, met een van de meest bewonderde geweldloze activisten en met een van de beroemdste boeken ooit. Dit artikel plaatste King zonder twijfel op een voetstuk. Doordat het artikel geschreven was door een Amerikaanse journalist en niet door een Volkskrantjournalist, blijft

90 De Volkskrant, 23 mei 1961, 1. 91 De Volkskrant, 7 mei 1963, 3. 92 De Volkskrant, 31 augustus 1963, 19.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zeldzaam zijn de Turkse restaurants en cafés in Vlaanderen waar geen foto hangt van de “vader van de Turken”: de bescheiden naam waarmee de Turkse dictator zichzelf optuigt als hij

Gedeeld ouderschap laat toe dat kinderen de band met beide ouders onderhouden, maar vergt veel aanpassingsvermogen.

Terug naar het leven, want dat is de palliatieve afdeling toch eerst en vooral. 'Leven dat is ook feesten'

Het  zijn  vooral  ouderen  die  euthanasie  plegen,  maar  vorig  jaar  waren  er  ook 

Op deze bijeenkomst zal een deskundige op gebied van rouwverwerking informatie geven over zelfdoding, over signalen die hierop kunnen duiden en over mogelijkheden om zelfdoding

Volgens de grondroerdersrichtlijnen in CROW 500 (januari 2017) is de ontwerper – in plaats van de inschrijver – verantwoordelijk voor onderzoek vooraf naar kabels en

Bos: ‘Ik heb nu wat ik zocht: een versnipperaar met grote capaciteit voor het grotere werk, maar in een compacte machine voor in de kleine straatjes.’ Bos heeft inmiddels

Het patroon van nieuwe tegenstellingen die oude links-rechts patronen doorsnijden, waarbij vooral de steden en randgemeenten met veel hogeropgeleiden pro-Europees stemmen, komt in