• No results found

Afnemende aandacht (1966-1968)

Inleiding

In zijn laatste jaren was King niet meer zo succesvol als burgerrechtenactivist. In 1966 mislukte zijn campagne in Chicago en in 1967 wist hij helemaal geen burgerrechtencampagne te organiseren. Militantere burgerrechtenbewegingen kregen ondertussen steeds meer aanhang. Als gevolg nam de steun voor King af en de kritiek op hem toe. In de laatste jaren sprak hij zich ook voor het eerst publiekelijk uit tegen de Vietnamoorlog en begon hij protesten te leiden tegen deze oorlog. Dit bleef hij doen totdat hij in 1968 werd doodgeschoten.

In dit laatste hoofdstuk zal onderzocht worden in hoeverre de visie op King in Nederland veranderde door zijn deelname aan het Vietnamprotest en door zijn dood. Om deze vraag te beantwoorden worden wederom achtereenvolgens de visies op hem van de media, de politiek en andere relevante organisaties of bewegingen geanalyseerd voor de periode 1966- 1968.

Inleiding

De media-analyse zal niet weer plaatsvinden op basis van berichtgeving rondom belangrijke gebeurtenissen of ontwikkelingen in Kings leven. Dit komt doordat de kranten hem vaak op van elkaar afwijkende momenten bespraken. Dit hoofdstuk zal daarom naar de afzonderlijke jaren kijken. Daarbij ligt de meeste focus op de berichtgeving in 1968, rond zijn dood.

Dat King in zijn laatste jaren niet veel successen boekte, was te zien in de Nederlandse media. Het aantal berichten over hem nam sterk af en de media spraken zich relatief weinig uit. In de dagen na Kings dood veranderde dit sterk. Elk dag publiceerden de kranten meerdere artikelen over hem, waarin ze veelvuldig hun mening gaven. Ook de televisie besteedde veel aandacht aan zijn dood. In heel Nederland bracht zijn dood overigens een schok teweeg. Zo vonden er onder andere vele goed bezochte stille tochten plaats en werd er een herdenkingsdienst door 2000 mensen bezocht. Daarnaast werden er vanuit de Nederlandse kerken, politiek en bevolking vele condoleances gestuurd richting de Amerikaanse regering en Kings vrouw. Deze reacties op Kings dood overtroffen wellicht enigszins de status die King in Nederland tijdens zijn leven had verworven, maar tonen wel aan dat er over het algemeen in Nederland uiterst positief naar King werd gekeken

1966

In 1966 was de aandacht voor King in de media dus relatief beperkt. De Telegraaf publiceerde bijvoorbeeld slechts negen berichten over hem en gaf daarin vrijwel nooit een mening. Alleen in een artikel over de term ‘Black Power’ werd enigszins duidelijk hoe De Telegraaf aankeek tegen King. Hierin werd hij aangekondigd als ‘de eerste voorvechter van integratie’.165 De Telegraaf presenteerde hem dus als tegenstander van Black Power en als

vooraanstaand figuur binnen de burgerrechtenbeweging.

Het Vrije Volk was wederom uitgesprokener dan De Telegraaf. King werd bijvoorbeeld geprezen om zijn moed en volharding in de burgerrechtenstrijd. Het Vrije Volk vergeleek zijn strijd met de strijd die de arbeider had gevoerd. Net als in die strijd zou de zwarte bevolking, dankzij een kleine voorhoede waar King onderdeel van was, zich tot vrijheid ‘verheffen’.166 Het is bijzonder dat een krant, die zich vooral op arbeiders richtte,

Kings strijd met de strijd van deze arbeiders vergeleek. Dat Het Vrije Volk tot deze vergelijking overging en daarbij typisch socialistische termen zoals ‘verheffen’ gebruikte, laat zien dat de krant nog steeds veel sympathie had voor King en zich nauw verbonden voelde

165 De Telegraaf, 10 september 1966, 17. 166 Het Vrije Volk, 9 april 1966, 2.

met hem en zijn strijd.

Net als de andere kranten berichtte de Volkskrant minder over King dan in voorgaande jaren. Uit de berichten viel allereerst op te maken dat de krant ook in 1966 oog had voor de dalende Amerikaanse steun voor King. In een artikel over de Mars naar Mississippi stelde de Volkskrant namelijk dat hij in deze mars nog de dominerende figuur was, maar dat er over het geheel genomen duidelijke tekenen waren dat hij aan gezag inboette.167 Uit de

Volkskrantberichten bleek daarnaast ook dat zijn geweldloosheid benadrukt bleef worden. Zo werd in een artikel over het toenemende geweld binnen de burgerrechtenbeweging King gepresenteerd als de man die het geweld probeerde voor te zijn door nieuwe acties van ‘strijdvaardige geweldloosheid’ aan te kondigen.168 De Volkskrant plaatste King dus nog

steeds recht tegenover de gewelddadige burgerrechtenstrijders.

Trouw toonde zich in 1966 regelmatig bezorgd en zelfs angstig over Kings toekomst. In een hoofdredactioneel commentaar betoogde de krant bijvoorbeeld dat King, die altijd de ‘apostel van geweldloosheid’ was geweest, zijn geduld begon te verliezen. Als de Amerikaanse autoriteiten de situatie van de zwarte bevolking niet snel verbeterde, kon het volgens Trouw wel eens snel afgelopen zijn met de geweldloze elementen in de burgerrechtenbeweging.169 Trouw liet in dit commentaar zien hoeveel waarde het hechtte aan

Kings geweldloosheid. Het verbond hem tevens weer met het christelijk geloof, door hem ‘apostel van geweldloosheid’ te noemen. Uit deze woorden sprak de bewondering die er nog altijd was binnen Trouw voor King.

Ook in andere berichten was de bezorgdheid te zien. In een commentaar over de term ‘Black Power’ stelde de krant bijvoorbeeld dat het gevaar bestond dat King door het afwijzen van deze term zijn greep op zijn eigen organisatie zou verliezen en dat de radicalisering het volledig zou winnen.170 Trouw was zelfs bang dat hem iets zou overkomen in zijn strijd tegen

Black Power. Hier wilde de krant liever niet aan denken.171 Trouw stond in 1966 duidelijk nog

aan de kant van King, maar besefte wel meer dan in de jaren daarvoor dat zijn positie binnen de burgerrechtenbeweging omstreden was. Dit stemde de krant treurig.

Ook de televisieverslaggeving over King nam af. Verder was echter vrijwel hetzelfde beeld te zien als in de gehele jaren zestig. Dat wil zeggen, een neutrale, afgewogen verslaggeving over King. Zelfs een interview dat Mies Bouman had met hem bleef neutraal.

167 De Volkskrant, 26 juni 1966, 9. 168 De Volkskrant, 12 juli 1966, 3. 169 Trouw, 28 juni 1966, 3. 170 Trouw, 9 juli 1966, 7. 171 Trouw, 9 augustus 1966, 3.

Wel is het opvallend dat zij tot tweemaal toe verwees naar zijn toespraak tijdens de Mars naar Washington.172 Dit liet zien dat deze toespraak in de tussentijd furore had gemaakt.

Ook in andere televisiefragmenten werd dus geen duidelijke mening gegeven. Uit het jaaroverzicht van het journaal bleek echter wel dat televisiemakers zich bewust waren van Kings afnemende status. Hierin werd namelijk duidelijk gemaakt dat Black Power de nieuwe slagzin was in de rassenstrijd.173 Een slagzin waar King zich dus fel tegen verzette. Kortom,

op televisie werd hij hoogstwaarschijnlijk niet meer gezien als de belangrijkste burgerrechtenleider.

1967

In 1967 was De Telegraaf kritisch in de weinige berichten die het over King publiceerde. Dit had vooral te maken met het feit dat hij zich op 4 april 1967 uitsprak tegen de Vietnamoorlog en protesten tegen deze oorlog ging organiseren. Dit was tegen het zere been van De Telegraaf, omdat deze krant juist vierkant achter de Vietnamoorlog stond.174 De krant sprak

zich dan ook vlak na Kings stellingname, net als veel Amerikanen, negatief uit over hem. In een commentaar werd beweerd dat de tijd voorbij was waarin King een machtige leider genoemd kon worden.

‘Enkele jaren geleden kwam dominee Martin Luther King naar voren als de belangrijkste figuur van de negerrevolutie; Nu is hij in conflicten gewikkeld, heeft naar verluid weinig georganiseerde aanhang en wordt, ten gevolge van zijn extremistische houding ten opzichte van de oorlog, in vele kringen meer gevreesd dan geacht.’175

De Telegraaf had dus duidelijk een ander beeld van King dan in de jaren daarvoor. In die jaren was het ook incidenteel wel kritisch geweest, maar had het over het algemeen nog een positief beeld van hem. Dat positieve beeld was in 1967, vooral door zijn Vietnamstandpunt, helemaal verdwenen. De Telegraaf betoogde dat dit standpunt de burgerrechtenbeweging schaadde en verdeelde. Bovendien werden zijn Vietnamprotesten zelfs door de nuchterste autoriteiten als een gevaar gezien.176

In een profielschets over de door De Telegraaf bewonderde FBI-directeur Hoover liet de krant zich nogmaals kritisch uit. In deze schets kwam het eerder beschreven conflict tussen King en Hoover aan de orde. Hoover beschuldigde de dominee van leugens en

172 NIBG ID 172880, Mies en Scene (VARA), 2 april 1966.

173 NIBG ID 413225, Jaaroverzicht Journaal Buitenland 1966 (NTS), 30 december 1966, min. 13-15. 174 Van der Maar, Welterusten, mijnheer de president, 115.

175 De Telegraaf, 18 april 1967, 9. 176 Ibidem, 9.

communistische sympathieën. King liet dit niet op zich zitten en vroeg een gesprek aan met Hoover. Volgens De Telegraaf vertelde King op triomfantelijke toon dat hij Hoover eens flink de les ging lezen. Na het gesprek zou hij echter zo ‘mak als een lammetje’ zijn geweest en nooit meer iets ten nadele van Hoover hebben gezegd.177 De Telegraaf trok in dit conflict dus

partij voor Hoover en suggereerde daarmee dat zijn beschuldigingen aan het adres van King juist waren. De krant had in 1967 duidelijk een negatief beeld van hem ontwikkeld.

De andere drie kranten schreven in 1967 weinig over King. De berichten die werden geschreven waren allemaal neutraal. Zo meldden de kranten wel dat King zich had gekeerd tegen de Vietnamoorlog, maar vonden ze dit geen reden om hem te bekritiseren.178

Waarschijnlijk omdat deze kranten veel kritischer waren over de Vietnamoorlog dan De Telegraaf.179 Dat deze kranten zo weinig schreven over King in 1966 en 1967 laat zien dat

zijn status ten opzichte van voorgaande jaren was gedaald.

Op televisie was in principe hetzelfde beeld te zien. Ook in 1967 was de verslaggeving weer uiterst neutraal. In een programma als Brandpunt had men wel aandacht voor de kritiek die King kreeg. De verslaggever (Willebrord Nieuwenhuis) maakte echter direct duidelijk dat dit niet zijn kritiek was, maar die van extremistische burgerrechtenleiders. Daarnaast maakte de uitzending van Brandpunt ook duidelijk dat op televisie Kings geweldloosheid nog steeds centraal in de aandacht stond. In het begin van de reportage werd King namelijk direct de ‘prediker tegen geweld’ genoemd.180

In 1966 en 1967 besteedden de media dus relatief weinig aandacht aan King. Dit kwam allereerst doordat hij niet meer zo succesvol was als burgerrechtenactivist. Hoogstwaarschijnlijk speelde ook een toenemende aandacht van de Nederlandse media voor de Vietnamoorlog een rol. In de onderzochte kranten gingen bijvoorbeeld steeds meer artikelen met betrekking tot Amerika over de Vietnamoorlog en steeds minder artikelen over de burgerrechtenstrijd. De bewering van Dudziak, dat rond 1966 de aandacht in het buitenland voor de Amerikaanse rassenkwestie afnam omdat Vietnam een belangrijker thema werd, klopt dus voor Nederland. Mede als gevolg kwam de focus ook minder op King te liggen.

1968

De Telegraaf bleef tot vlak voor Kings dood kritiek op hem leveren. Zo werd hij beschuldigd van zelfverrijking. Volgens de krant vertrouwde de zwarte bevolking King niet meer, mede

177 De Telegraaf, 19 augustus 1967, 15.

178 De Volkskrant, 6 april 1967, 7; Het Vrije Volk, 5 april 1967, 6; Trouw, 5 april 1967, 9. 179 Van der Maar, Welterusten, mijnheer de president, 79-81.

omdat het wist dat hij zich met 75.000 dollar per jaar liet betalen. Terwijl hij in weelde leefde, teerden zijn rasgenoten weg in de achterbuurten.181 De Telegraaf had dus tot vlak voor Kings

dood een negatief beeld van hem.

Dit beeld sloeg om na zijn dood. De krant was vanaf dat moment uiterst positief. Zo noemde De Telegraaf King onder meer ‘martelaar’ en vergeleek het hem met Jezus.182

Daarnaast toonde de krant bewondering voor zijn geweldloosheid. Het zou volgens de krant makkelijker zijn geweest om in Amerika voor geweld te kiezen. De Telegraaf was somber over de toekomst van dit geweldloze verzet. Het leek door Kings dood voorgoed ten grave gedragen.183 Hier presenteerde De Telegraaf King dus als de verpersoonlijking van het

geweldloze verzet.

De Telegraaf sprak overigens niet alleen maar vol lof over King. Ook na zijn dood constateerde de krant dat hij in zijn laatste jaren werd overschaduwd door het geweldvolle verzet.184 Bovendien schreef de krant lovend over een boek, waarin twee Telegraafjournalisten

King verweten teveel gebruik te hebben gemaakt van retorische middelen.185 De Telegraaf

had dus ook na Kings dood incidenteel ruimte voor kritiek op hem. Over het algemeen plaatste het hem echter op een voetstuk. Het is interessant om te zien dat De Telegraaf niet alleen somber was over Kings dood. Het stelde namelijk dat hij door zijn dood de weg naar vrijheid voor zwarten alleen nog maar had verbreed.186 De

krant erkende overigens wel dat dit positieve gevoel niet gedeeld werd in de rest van de wereld. Er was twijfel over de stabiliteit van de Amerikaanse samenleving. Velen waren van mening dat een onstabiel land zoals Amerika moeilijk als het bolwerk van de internationale politiek kon worden gezien.187 De Telegraaf bevestigde hier het beeld dat Dudziak al schetste.

Zij betoogde dat Kings dood niet zorgde voor anti-Amerikaanse reacties, maar wel voor twijfels over de rol van Amerika als leider van de vrije wereld. Na Kings dood verloor De Telegraaf dus vrijwel helemaal zijn kritische houding tegenover hem. Een verklaring hiervoor is hoogstwaarschijnlijk dat De Telegraaf voornamelijk kritisch was over Kings gedragingen in zijn laatste levensjaar, maar dat het van zijn gehele leven wel een

positief beeld had. Ook Het Vrije Volk sprak

lovend over King. De krant omschreef hem onder meer als ‘groot leider’ en ‘martelaar’.188 181 De Telegraaf, 25 januari 1968, 9.

182 De Telegraaf, 6 april 1968, 3 en 11; De Telegraaf, 10 april 1968, 11. 183 De Telegraaf, 6 april 1968, 11.

184 Ibidem, 3, 11.

185 De Telegraaf, 11 mei 1968, 5.

186 De Telegraaf, 8 april 1968, 7; De Telegraaf, 10 april 1968, 11. 187 De Telegraaf, 9 april 1968, 8.

Daarnaast verbond het hem wederom met het eigen socialistische gedachtengoed. Zo bestempelde de krant hem als een ‘sociaal-revolutionair’ en werd hij ‘leider van het zwarte Amerikaanse proletariaat’ genoemd.189 Het gebruik van deze socialistische terminologie toont

aan hoe groot King voor Het Vrije Volk was en hoezeer het zich met hem verbonden voelde. Ook Het Vrije Volk presenteerde King als de verpersoonlijking van geweldloosheid. Hij was namelijk volgens de krant de enige die opstanden in de zwarte bevolking kon voorkomen.190 De krant toonde zich

daarom ook somber over de toekomst. Het betoogde dat Kings martelaarschap voor niets was geweest, omdat zijn dood Amerika en de Amerikaanse overheid niet wakker had geschud. Door deze dood nam het extremisme van beide kanten zelfs toe.191

De Volkskrant legde na Kings dood veel nadruk op zijn geweldloosheid. De kop van een profielschets over King luidde bijvoorbeeld: Strijder voor geweldloosheid. Hij werd in dit portret omschreven als de man die het pacifisme en de geweldloze revolutionaire actie tot het hoogste doel van zijn leven had gemaakt. Hij had als ‘apostel van de passieve weerstand’ de aanzet gegeven tot het georganiseerde verzet van de zwarte bevolking.192 Deze vele aandacht voor Kings geweldloze

methode laat wederom zien dat zijn geweldloosheid een grote rol speelde in de bewondering van de Volkskrant voor King. Daarnaast toont het bovenstaande aan dat de krant hem als een van de belangrijkste figuren uit de geschiedenis van de burgerrechtenstrijd zag.

De slotwoorden van de profielschets maken veel duidelijk over de visie van de Volkskrant.

‘Maar arrestaties, gewelddaden, zware boeten, celstraffen en politiehonden konden hem niet van zijn door een christelijk geloof ingegeven principiële beleidslijn afbrengen. Als remedie voor rassenhaat bleef hij de liefde prediken. Hij bleef geweldloosheid verkondingen, maar moest ervaren dat steeds minder mensen naar hem luisterden.’193

In dit citaat werd wederom de nadruk gelegd op Kings geweldloosheid. Daarnaast blijkt ook dat de Volkskrant hem nog steeds nauw verbond met het christelijk geloof. Ook in andere artikelen na zijn dood gebeurde dit. In een commentaar werd bijvoorbeeld beweerd dat King nooit had gewanhoopt door ‘zijn geloof in zijn genadige heer en de rechtvaardigheid van zijn

189 Het Vrije Volk, 11 april 1968, 9. 190 Het Vrije Volk, 5 april 1968, 1. 191 Het Vrije Volk, 11 april 1968, 9. 192 De Volkskrant, 5 april 1968, 9. 193 Ibidem, 9.

zaak’.194

Het bovenstaande citaat maakt tevens duidelijk dat de Volkskrant ook na Kings dood besefte dat hij in zijn laatste jaren niet meer de onbetwiste leider van de burgerrechtenbeweging was.195 De bewondering voor hem bleef ondanks dit besef groot.

Vooral vanwege zijn geweldloosheid. In de ogen van de Volkskrant had de mens namelijk geen geweld nodig, ‘noch om zijn eigen gelijk te bewijzen, noch om dat van een ander te vernietigen’. Deze prediking van King zou de zwarte Amerikaanse bevolking gaan missen. De Volkskrant betoogde dat zij zouden gaan beseffen dat ‘hun stem in bange tijden, hun welsprekendheid in vernedering en hun strijdkreet voor menselijke waardigheid, voorgoed was verstomd’.196

Ook Trouw was diep geschokt door Kings dood. Volgens de krant was zijn dood de grootste denkbare ramp voor Amerika en de burgerrechtenstrijd. Het was echter ook een ramp voor de kerk. Er waren namelijk naast King maar weinig christenen die de wereld iets getoond hadden van het werkelijke beeld van Christus. Hij deed dit door solidair te zijn met de armen en verdrukten en door niet terug te slaan toen hij zelf geslagen werd. Volgens Trouw riep King haat op bij Nederlandse kerkgangers die meer verknocht waren aan orde dan aan gerechtigheid. Hij riskeerde zijn leven om deze haat aan de kaak te stellen en om gerechtigheid te bewerkstelligen. In de ogen van Trouw was daarom een navolger van Christus vermoord.197 Trouw verbond King dus ook na zijn dood met het christelijk geloof.

Het vergeleek hem zelfs met de belangrijkste persoon uit het christendom. Dit toont aan dat King door het protestant-christelijke Trouw zondermeer op een voetstuk werd geplaatst. Kings christelijke identiteit benadrukken was iets dat na zijn dood veelvuldig gebeurde in protestant Nederland. De protestante kerken betoogden bijvoorbeeld dat King zijn strijd had gevoerd volgens het geweldloosheidbeginsel, ingegeven door zijn geloof in Jezus. De Nederlandse Baptistenkerk voegde hier aan toe dat hij een strijder was in Gods geest en dat hij gevallen was zoals profeten vielen.198

Ook door de protestant-christelijke Vrije Universiteit werd Kings christelijke karakter benadrukt. De VU vergeleek King met de grootste Bijbelse figuren, zoals Mozes, Jesaja en Johannes. Het vergeleek hem zelfs met Jezus. Net als Jezus had hij zijn leven gegeven voor anderen: ‘voor de underdog, de vertrapte, de ellendige’.199 Onder protestante Nederlanders 194 De Volkskrant, 6 april 1968, 7.

195 De Volkskrant, 5 april 1968, 9; Ibidem, 7. 196 De Volkskrant, 6 april 1968, 7, 12. 197 Trouw, 6 april 1968, 9.

198 Trouw, 8 april 1968, 3.

werd King dus bewonderd. Dat zij King zelfs vergeleken met Bijbelse figuren, die voor henzelf een grote betekenis hadden, toont aan dat zij zich tevens identificeerden met zijn boodschap.

Ten slotte moet over Trouw nog opgemerkt worden dat ook deze krant Kings geweldloosheid bleef benadrukken. Trouw omschreef hem bijvoorbeeld als ‘de profeet van geweldloosheid’.200 Professor en zendeling Johannes Verkuyl schreef daarnaast dat King de

man was van ‘de geweldloze worsteling om transformatie van maatschappelijke structuren’ en dat hij naastenliefde met zijn geweldloosheid in de praktijk had gebracht. Volgens Verkuyl konden we hem alleen eren door te leven volgens zijn criterium: ‘De liefde tot God en de