• No results found

Koppeling melkcontrole - krachtvoederadvisering : verslag van het project in het stalseizoen 1975 - 1976

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Koppeling melkcontrole - krachtvoederadvisering : verslag van het project in het stalseizoen 1975 - 1976"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

I

F

PWEFSTATION

'VOOR *DE

RUNDVEEHOUDERIJ

- 7 , - I . %v

Koppeling

melkcontrole-krachtvoeradvisering

Ir.

R.

Raterlnk

SEPTEMBER

1977

(2)

PROEFSTATION VOOR. DE RUNDVEEHOUDERIJ

KOPPELING IVIELKCONTROLE

-

KRACHTVOERADVISERING

V e r s l a g van h e t p r o j e c t i.;z h e t ~ , t . ~ a l s e i z o e ~ ! .

7975

-

'i976

Summary i n E n g l i s h

i r . R,. R a t e r i n k

(3)
(4)

INHOUD

blz.

In1 eiding

Opzet van het project en berekening van het krachtvoeradvies 2.1. Werkwijze van het project

2.2. Proefgebieden en deelnemende bedrijven 2.3. Berekening van het krachtvoeradvies Ervaringen van de veehouders

3.1.

D e deelnemersbijeenkomsten

3.2. D e enquste op de deelnemende hedrijven

3.3.

D e toepassing van het krachtvoeradvies

3.4.

Het effect van het krachtvoeradvies op de verstrekte hoe-

veelheid krachtvoer

Analyse van de opgaven op de voerinformatieformulieren

4.1.

Vergelijking van de resultaten van het koppelingsproject

met de CVR-resultaten 2 8

Kwaliteit van de onderzochte partijen 29

Effect van het gebruik van de analysecijfers van het ruwvoeder-

onderzoek op het krachtvoeradvies 32

Verloop van de bedrijfsstandaardkoe op de deelnemende bedrijven

34

Uitbouw van het project naar

5

a

6.000 bedrijven in stalseizoen

1976/1977 36

Samenvatting

3

8

(5)
(6)

Bet voederpakket (mwvoer

c

krachtvoer) maakt een b e l a n g r i j k d e e l u i t van de t o t a l e koster. op h e t rundveebedrijf. Een zo optimaal mogelijke voe- ding z a l de kosten dru-kken. of b i j g e l i j k b l i j v e n d e kosten de opbrecgst vërho- gen. Da.arom i s h e t vau; belang de voedin$ (m.wvoer -i. krachtvoer) zo goed. mo- g e l i j k a£ t e stemmen op d.e produktieco.pa.citfii"i; van h e t d i e r , ongeacht h e t moment van de l a c t a . t i e

(

droogr.tand, pas a f g e k e ~ l f d , oudmelkt enz.

)

.

De melk- produi;tie wordt e l k e 2 r i e -evt?ntueel v i e r - weken bepaa.ld en op ba.si.s vac deze

3-

of 4-r;ekel.ijkeie p r o d u k t i e c i j f e r s v e r s t r e k t de veehouder een bepcalde hos- t e e l h e i d kra.chtvoer.

A l i n een vroeg st;adium van de compu.term~i t i g e verwerking van de melk- controle ge gever,^ werd de nzogeli 3kh.ei.d ger.oemd van een a,an. de melkcontrolege- gevens gekoppeld krachtvoeradvies.

Een e e r s t e aanzet t o t een aan de melkcon-l;role gekoppeld krach.tvoerad.- v i e s werd. gegeven i n F r i e s l a n d en Gronirigen (1 973/1974) welke h e t j a a r daar-

op voortgezet werd i n de c o n t r o l e v e r e n i g i n g !'Mi? Fryl$rilt. Ook i n de fokver- e n i g i n g Venray

(

19741

197

5 )

werd.er, ' u e l a r ~ g r i jke ervaringen verkrigen. De t i j d - rovende berekeningen werden met de ha.nd uitgevoer2.; de proeven werden met p o s i t i e f r e s u l t a a t a f g e s l o t e n , hetgeen een s:timulans was om door t e gazn. Ir1 de Loop van 1974 werd een l a n d e l i j k e werkgroep Kcppeli~.g melkcon- t r o l e

-

veevoeding g e t l n s t a l l e e r d onder voorzitterscha.p van het: P r o e f s t a t i o n voor de R.ur:~dveehoucleri j. Deze werkgroep, wa.ari.n zowel v e r % egenwoord.igers van de overheid a l s van het; b e d r i j f s l e v e n z i t t i n g hadden, bestudeerde en organi- s e e r d e een. door de computer berekende en a.an de melkcontrole gekoppe.de

( k r a c h t ) ~ o e r a d v i s e r i n g . H i e r b i j stond voor ogen d a t r e t i n s c h a k e l i n g van d.e compu.ter t e z i j n e r t i j d een onbeperkt aanta.1 veehoud.ers aan deze (kracht;)- v o e r a d v i s e r i n g zou kunnen deelnemen.

Door een. i n t e n s i e v e sa.menwerking kon h e t p r o j e c t Koppeling melkcontro- l e

-

veevoed-ing i n de winter-periode 1975/1976 op ca. 450 bedri.jven, v e r s p r e i d over

7

p r o v i n c i e s , van s t a . r t gaan.

I n h e t hierna.vo1gende v e r s l a g worden o p z e t , berekeningswijze en r e s u l - taten. van de p r o e f p e r i o d e 1975/1976 weergegeven. Ook de uilbouw van h e t pro- j e c t n a a r ruim 5.000 b e d r i j v e n i n de ~ r i n t e r ~ . ~ e r . i o d e 1976/1977 z a l word.en be- handeld.

(7)

2. OPZET VAN

HET

PE.OJECT EN BEREKmING

VAN

HET KRACETVOERADVIES

De werkgroep Koppeling melkcontrole

-

veevoeding s t e l t z i c h t e n doel een k r a c h t v o s r g i f t p e r koe t e a d v i s e r e n , d i e gebaseercl i s op de prodihktiege- gevens van de ? e s b e t r e f f e n d e koe ( i n r e l a t i e t o t l e e f t i j d en l a c t a t i e s t a d i u m ) en h e t op h e t b e d r i j f aanwezige xukvoeder. Daarnaast d i e n t h e t ~ y s t e e m zoda- n i g van o p r e t t e z i j n , d a t een onbeperkt a a n t a l veehouders h i e r a a n kan deel- nemen. Aangezi er?. men i n de winterperiode 1975/1976 van s t a r t wilde gaan, berd gekozen voor een vorm van samenwerking waarbij de computer van de Stich- t i n g Gemeenschappelijke I n f orm:~ ti e v e r w e r k i n g voor de Rundvsehouderi j (GIX) de melkcontï.olegegevens l e v e r d e en de computer van h e t B c d r i j f s l a b o r a t o r i w a voor Grond- en Gewasonderzoek t e Oosterbeek de krachtvoeradviezen berekende en a f - drukt e.

B i j de voorbereiding van h e t p r o j e c t z i j n zowel de overheid a l s h e t b e d r i j f s l e v e n nauw hetrokkcn geweest. Van de z i j d e van h e t b e d r i j f s l e v e n bra- r e n v e r t egenwoordigd:

de S t i c h t i n g CenLrlale Melkcontrole Dienct t e Arnhem (O);

-

de S t i c h t i n g Gemeenschappelijke Informatieverwerking voor de Rundvee- houderi j t e Arnhem (GIR) ;

de P r o v i n c i a l e Sticb-bing voor de Ruridveeverbetering t e T i l b u r g (PSR); h e t Landbouwschap t e Den Haag;

-

de S t i c h t i n g B e d r i j f s l a b o r a t o r i u m voor de Landbouw t e Leeuwarden;

-

de S t i c h t i n g Eedri j f slaboratorium voor Grond- en Gehiasorcderzoek t e Oost e r keek.

Het M i n i s t e r i e van Landbouw en V i s s e r i j was ~ e r l ~ e g e n w o o r d i g d door:

-

h e t P r o e f s t a t i o n voor de Rundveehouderij ( P R ) t e L e l y s t a d ;

hei; Consul en.t schap i n Al gemene Dienst voor RundveeverS; e t e r i n g t e Arnhen;; h e t Con.sulentschap i n Algemene Dienst voor Veemeding t e L e l y s t a d ;

voor de r e g i o n a l e c o n s u l e n t s c h ~ ~ p p e n : b e t Cocsulentschap voor de Rund- veehouderij en de Akkerbouw t e Leeuwarden en h e t Consulentschap voor de Rundveehouderij en de A.kkerbouw t e Roermond.

2 . 1 .

De werkwijze van h e t p r o j e c t i n h e t winterseizoen 1975/1976 i s weerge- geven i n f i g u u r l .

B i j de avondmelkcontrole neemt de monsternemer een voerinformatieformu- l i e r ( z i e f i g a u r 2 ) mee, waarop de veehouder h e t r u m o e r r a n t s o e n i n v u l t , dat h i j over

3

(eventueel

4)

weken g a a t voeren. I n d i e n de opgegeven ruwvoeders

op voederwaarde onderzocht z i j n , d i e n t h i j tevens de a n a l y s e c i j f e r s i n t e v u l l e n .

(8)

Werkwijze en uitvoering van het project Procedure of the project

evt. bedrijfsvoorlichter

proefrnei kgegevens formulieren stroom

--- -- mondelinge informatie

Voerinf ormatief ormulier Feed inf ormation sheet

(9)

Dit formulier komt met de melk controle gegeven.^ bij de ~elkccntroleur. D e melkcontrolegegevens gaan via. de

PSR

naar de

GIR.

Het vcerinformatieformu- lier irordt na een controle naar het Bedri jfxlaboratorium in Oosterbeek ge- stuurd. nOosterbeeki'vraagt de bijbehorende melkcontrolegegevens op bij de G I R , waarna de uitgewerkte proefmelkgegevens op magneetband naaz Oosterbeek ver- stuurd worden. Uit de proeimelkgegevsns en de ruwvoerinfor~~atie wordt door de c o m p u t ~ r van het Bedrijfslaboratorium in Oosterbeek bereken6 of het opge- geven ruwvoerrantsoen eventueel aange~ast moet worden en wat daarbij de kracht- voergift per koe moet zijn. Dit advies komt op een uitslagformulier (zie fi- guur

3)

en wordt in duplo c.aar de melkcontroleur gestuurd. Deze zendt één

exem~laar naar de veehouder. Bij vragen of moeilijkheden kan de veehouder deze bespreken met de melkcontroleur, die deze zonodig kan doorspelen naar de specialist voedervoorziening of bedrijfsvoorlichter van het regionale consu- len-lschap.

Uitslagformulier Feed analysis sheet

' X C T i I F F T 3 F \ l r ì F r i F R P T r I I ! l r i F \ t r i h l IIQ 4 a Q I l - T ? T ? q A P R I L 1 9 7 7

'<11'.1\/'1"7F.1<4i'!TSiiEi\! \ / i 7 i _ G E A J S I j ' r 1 í)QG4V: ? F R <n' J ? < r ) / \ G

h i 1 4 S r r)I r R t l h I T S n F Y I f ) I F \ I T $ 1 P P R < r ) E O V O ? < ? T A 4 * \ l O F <IL')Gl?iM'V1Fi\I ' < ? Q C i - I T \ / I F ? TE ~ 7 G \ / F ~ \ l I i \ l O F SAZIIFI\JSTFI.LIhlG h 5 0 G R A M 7 J E N 1 2 0 G R A Y V R F D F R K G (650/171))

(10)

Uitslagf ormulier (vervolg) Feed analysis sheet (continued)

1 1 9 1 7 , ? /t

,

5 1'1, L 1 4 7 2 7 3 q ! ' 3 1 9 ' 1 ')'j , $ s -3 ' v ? 11 > 7 1 ' 1 9 5

(11)

2 . 2 .

B i j de keuze van de proefgebieden (fok- enlof con.troleverenigingen) i s rekening gehouden met een g r o t e v a r i a t i e i n bedrijfsomstandigheden en voeder- micidelen om a l d u s voldoende e r v a r i n g op t e doen om h e t p r o j e c t op g r o t e schaal t e kunnen uitbouwen.

Als voorwaarde voor deelname werd g e s t e l d , d a t de veehouder n a a s t deel- neming aan de melkcontrole, tevens h e t ruwvoeder op voederwaarde moest l a t e n onderzoeken om i n d i t p r o e f j a a r u i t t e kunnen gaan van zo betrouwbaar moge- l i j k e c i j f e r s .

De veehouders, d i e i n de winterperiode 1975/1976 aan h e t p r o j e c t hebben deelgenomen waren over Nederland v e r s p r e i d z o a l s i n t a b e l l i s aangegeven. H i e r b i j i s tevens h e t t o t a l e a a n t a l geadviseerde d i e r e n en h e t gemiddeld aan- t a l melkgevende en droogstaa.nde melkkoeien weergegeven.

Tabel 1 Aantal deelnemenc1.e b e d r i j v e n p e r p r o v i n c i e , a a n t a l geadviseerde d i e r e n p e r p r o v i n c i e en gemiddeld a a n t a l d i e r e n p e r b e d r i j f ( p e r Î j a n u a r i 1976) m i d d z d a a n t a l F r i e s l a n d Groningen Drent e O v e r i j s s e l Zuid-Holland Noord-Brabant Limburg

a r t i c i p a t i n g advised animals animals p e r f arm

Table l Number of p a r t i c i p a t i n g farms p e r province, number of advised cows p e r province and average namber of cows p e r farm ( p e r January 1 , 1976

(12)

2 . 3 .

Op het eerste deel van het uitslagformulier wordt de voederwaarde van het rantsoen vermeld. Dit rantsoen wordt beoord-eeld volgens enkele veevoed- kundige normen, hetgeen aanleiding kan zijn voor de volgende opmerkingen.

Indien minder dan

5

k g droge stof opgegeven is volgt: "De hoeveelheid ruwvoer is te krap".

Indien meer dan l l ,S k g droge stof uit hooi, kuilgras enlof sni jmais in het rantsoen voorkomt, volgt de opmerking: "Be hoeveelheid ruwvoer is te ruimtt. Als de grens van de maximum droge-stofopname uit ruwvoer overschreden wordt, kort de computer het produkt dat de grootste hoe- veelheid droge stof in het rantsoen levert.

Indien na.ac t grasland- en/of sni jmaisprodukt en nog produkt en voorkomen die ?e droge-stofopname uit ruwvcer bevorderen, zoals aardappelen, voe- derbieten en dergelijke, dan wordt de maximale ruwvoeropname

13,5

k g droge stof.

-

Indien de zw/vre-verhouding te ruim is, volgt de opmerking:

!!In

verhand met de m i m e ~ w / v r e - v ~ r h o u d i n ~ verdient het aanbeveling dit rantsoen aan te vullen met

..

k g eiwitrijk voer

(650/300)11.

Met dit eiwitrijke voer wordt dan 1i6t basisrantsoen rechtgetrokken, zodat bij de indivi- duele advisering volstaan kan worden met krachtvoer van een normale sa- menstelling.

-

Indien het ruwvoerl,ant;soen meer dan 5.000 gzw en 850 gvre bevat, volgt de opmerking: "Dit rantsoen is te ruim om koeien droog te zetten en voor produkties onder

...

kg, daarom dan minder voeren1!.

Verder treft men op het eerste deel van het uitslagformulier een indeling in diergroep en a an

.

D e ruwvoeropname is onder andere afhankelijk van de beschikbare hoe- veelheid droge stof, de kwaliteit en soort van het verstrekte ruwvoer, de leeftijd en het lactatiestadium v;n het dier. In het computerprogramma is geen rekening gehouden met een variatie in opname veroorzaakt door de kwali- teit van het ruwvoer.

Voor melkvee ligt de droge-stofopname uit bijvoorbeeld hooi, graskuil en snijmais globa.al tussen 1 , 8

-

2 , 3 k g ds per 100 k g levend gewicht. Wordt naast volop ruwvoeder nog krachtvoer gegeven, dan moet met een extra beper- king van de ruwvoeropname rekening worden gehouden. In het computerprogramma is met het bovenstaande op de volgende wijze rekening gehouden.

D e veestapel wordt verdeeld in een aantal groepen, waarvoor op het uit- slagformulier de cijfers l t/m

6

gebruikt worden:

(13)

Dier-

l Oudere koe l a n g e r dan 2 maanden i n l a c t a t i e / E l d e r l y cow l o n g e r than 2 months i n l a c t a t i o n 2 Oudere koe t u s s e n l en 2 maanden i n l a c t a t i e /

E l d e r l y cow between l and 2 months i n l a c t a t i o n

3 Oudere koe e e r s t e maand van de l a c t a t i e / E l d e r l y cow f i r s t month of l a c t a t i o n

4

Vaars l a n g e r dan 2 maanden i n l a c t a t i e / H e i f e r l o n g e r t h a n 2 months i n l a c t a t i o n

5 Vaars t u s s e n l en 2 maanden i n l a c t a t i e / H e i f e r between l and 2 months i n l a c t a t i o n

6 Vaars e e r s t e maand van de l a c t a t i e / H e i f e r f i r s t month of l a c t a t i o n

Ruwvoeropname

Onder "oudere koe" wordt v e r s t a a n een d i e r d a t b i j a f k a l v e n ouder dan 2 j a a r en 10 maanden i s .

B i j de berekening van h e t k r a c h t v o e r a d v i e s wordt u i t g e g a a n van de hoe- v e e l h e i d ruwvoer, d i e op h e t e e r s t e d e e l van h e t u i t s l a g f o r m u l i e r onder de v e r s c h i l l e n d e diergroepen vermeld s t a a t .

Op h e t e e r s t e d e e l van h e t u i t s l a g f o r m u l i e r wordt ook de s a m e n s t e l l i n g van h e t geadviseerde k r a c h t v o e r vermeld, a£gerond op een veelvoud van 10,

b i j v o o r b e e l d (650/130). H i e r b i j i s a l s b a s i s genomen een oudere koe met een prod.uktie van 2 5 kg meetmelk ( 4 $ v e t ) , zod.at: vrc? kv =

waarin

vrekv = v r e - g e h a l t e g e a d v i s e e r d k r a c h t v o e r

-

v r e r v = t o t a l e h o e v e e l h e i d v r e i n ruwvoer gzwrv = t o t a l e h o e v e e l h e i d grzw i n ruwvoer

Op h e t tweede d e e l van h e t u i t s l a g f o r m u l i e r v o l g t de i n d i v i d u e l e k r a c h t v o e r - a d v i s e r i n g met de naam van de koe, de l e e f t i j d , h e t a a n t a l dagen i n l a c t a t i e , de d elk gift g e s c h a t i n kg, een blanco kolom voor de w e r k e l i j k e m e l k g i f t i n k g , de d i e r g r o e p en h e t k r a c h t v o e r a d v i e s .

Ten a a n z i e n van de kolom t t m e l k g i f t g e s c h a t " kan h e t volgende opgemerkt worden.

Voor de verzending van de f o r m u l i e r e n , de b e p a l i n g van v e t - en eiwitge- h a l t e n , h e t ponsen van de gegevens, de verwerking door de computers enz. i s

een bepaalde t i j d nodig. Daarom i s b e s l o t e n , d a t de veehouder h e t r a n t s o e n o p g e e f t , d a t h i j na de volgende controledatum g a a t voeren. W i l men op d a t mo- ment voor de berekening van h e t k r a c h t v o e r a d v i e s u i t g a a n van de a c t u e l e pro- d u k t i e , dan z a l een s c h a t t i n g van de aelkproduk-tie gemaa,kt moeten worden. B i j de berekening van h e t k r a c h t v o e r a d v i e s wordt n a a s t de hoeveelheid melk ook r e k e n i n g gehovden met h e t v e t g e h a l t e van de melk.

(14)

Bij het schatten van de hoeveelheid melk voor de komende voederperiode wordt gewerkt met de volgende uitgangspunten :

Melkgif t Vetgehalte De eerste

6

weken van de droogstand/

First

6

weeks of the dry period

5

4

De laatste 2 weken van de droogstand/

Last 2 weeks of the dry period

15

4

Direct na afkalven vaarzen (

<

2 jaar en 10 maanden)/

Immediately after calving heifers (< 2 years and 10 18

4

months) Direct na afkalven koeien ( 2 2 j aar en 10 maanden)/

Immediately after calving cows

( b

2 years and 10 2

5

4

months)

Na de eerste proefmelking

me melk gif

t vaarzen

(M,(

16) van de eerste proefmelking)

hei£ ers (M l 6) 1 8 After first trial milking (~=milk yield vaarzen

(M

>

16)

of first trial milking)

heif ers

(M

>

16) M+ 2 koeien (Md 23) cows (M< 23) 2

5

4

koeien

(M>

23) M+

4

cows

(M>

23) Na de -tweede proefmelking

de de

gemid- vaarzen (M ,( 16)

delde melkgift van de eerste twee proef 18 v+O

,

S

melkingen; V=het gemiddelde vetgehalte heif ers (M 16) van de eerste twee proefmelkingen) vaarzen (M>16) M+

v+o

,5

After the second trial milking

(M

= heifers ( ~ > 1 6 ) average milk yield of the first two

trial milkings;

W =

average fat content koeien

(M,(

23)

of the first two trial milkings) cows (M& 23) 2

5

V+o

, 5

koeien

(M>

23) M+

V+O,

5

cows (M> 23) Na de derde proefmelking (M= de gemid- vaarzen

delde melkgift van de laatste drie en proefmelkingen; V = het gemiddelde vet- koeien gehalte van de laatste drie proefmel-

heifers kingen)

and After the third trial milking (M = cows

average milk yield of the last three trial milkings; V = average fat con- tent of the last three trial milkings)

ield Fat content

(%l

(15)

V e t g e h a l t e n l a g e r dan 2 , 5 en h o g e r dan 10,O worden b u i t e n de b e r e k e n i n g ge- l a t e n .

U i t h e t voorgaande b l i j k t d a t de e e r s t e 6 weken van de d r o o g s t a n d wordt gevoerd v o l g e n s de norm voor een d i e r met een p r o d u k t i e van

5

kg melk met

4

%

v e t . I n de l a a t s t e 2 weken van de d r o o g s t a n d wordt de norm verhoogd t o t een p r o d u k t i e vaui 1 5 kg melk met

4%

v e t .

Na de e e r s t e en ook na de tweede p r o e f m e l k i n g wordt de gevonden produk- t i e met 2 kg verhoogd. Door deze vorm van v a s t s t e l l e n van de voedernormen k r i j g t h e t d i e r de kans t e t o n e n wat ze waard i s .

I s een koe l a n g e r dan 280 dagen i n l a c t a t i e dan wordt ook een a d v i e s v o o r de d r o o g s t a n d vermeld. I n een p e r i o d e van

3

weken kunnen d i e r e n droogge-

z e t z i j n of i n m i d d e l s a f g e k a l f d hebben. I n d i e s i t u a t i e s worden twee a d v i e - zen v e r s t r e k t .

Als l a a t s t e wordt op h e t u i t s l a g f o r m u l i e r een a a n t a l t o t a l e n vermeld, z o a l s de g e s c h a t t e m e l k g i f t , de t o t a a l benodigde h o e v e e l h e i d k r a c h t v o e r p e r dag en de t o t a l e h o e v e e l h e i d ruwvoer d i e p e r dag n o d i g i s . Deze g e t a l l e n kun- nen a l s hulpmiddel v o o r c o n t r o l e of bewaking worden g e b r u i k t .

(16)

3 * ERVARINGEN VAN D E VEEHOUDERS

Bij de voorbereiding van het project werden in september/oktober

1975

per fokvereniging deelnemersbijeenkomsten georganiseerd, waarop doel en werk- wijze van het project uiteengezet werden. Afgaande op de reacties van de vee- houders, op de ervaringen van de bij dit project betrokken melkcontroleurs

en op de mededelingen van de specialisten voedervoorziening in de proefgebie- den kan gesteld worden, dat het project als bijzonder positief is overgekomen.

3.1.

In februari

1976

werden per fokvereniging één en soms meerdere deelne- mersbijeenkomsten georganiseerd om na te gaan hoe het project in de praktijk overkwam. Door opmerkingen vanuit de praktijk kon worden getoetst of het sys- teem nog veranderd diende te worden. Daarnaast konden eventuele misverstanden of nog aanwezige onduidelijkheden opgehelderd worden.

Opvallend wap de grote bijdrage van de zijde van de veehouders aan de discussie. Twee kolommen trokken speciale aandacht, namelijk de schatting van de melkgift en het individuele krachtvoeradvies. Over de schatting van de melkgift was men in het algemeen goed tevreden. Bij grote afwijkingen had de veehouder hiervoor vaak wel een verklaring zoals bijvoorbeeld tochtigheid, uierontsteking, kreupelheid enz.

In

het begin werden de hoge krachtvoergiften (10

-

12 kg) die geadvi- seerd werden aan hoogproduktieve dieren kritisch bekeken. Op de deelnemers- bijeenkomsten kwam naar voren dat de veehouders het advies serieus trachtten op te volgen. Met name door het driewekelijks terugkeren van het voerinforma- tieformulier werd de veehouder ertoe gestimuleerd na te gaan wat hij n u wer- keli jk voerde.

Wel kwam door dit nieuwe systeem van krachtvoeradvisering duidelijk naar voren dat het bij enkele bedrijfssystemen moeilijk is de geadviseerde hoeveelheden krachtvoer te verstrekken. Ten einde een ieder de gelegenheid te geven zijn mening over het project te uiten is in april

1976

op alle deel- nemende bedrijven een enquate gehouden.

3.2.

In april werd aan alle deelnemers een uitvoerig enqueteformuliek gezon- den. In totaal werden

460

enqugtes verstuurd, waarvan na anderhalve maand 386 waren terug ontvangen. Dit is

84

$

van het verzonden aantal. Ook hieruit

blijkt dat het project bijzonder veel belangstelling genoot bij de deelnemers. Sabel 2 geeft de aantallen terugontvangen enquetes per provincie weer met daarnaast het percentage grupstalbedrijven en het gemiddeld aantal dieren per bedrijf. Hieruit blijkt dat ongeveer de helft van de deelnemers een

(17)

grupstal heeft. Van de ligboxenstalbedrijven had 78

$

de mogelijkheid de die- ren aan een vastzethek te voeren.

Tussen de gebieden kwamen qua staltype door de keuze van de bedrijven grote verschillen voor. In Friesland, Drente en Zuid-Holland had respectie- velijk

63,

71 en

79

$I

van de deelnemers een grupstal en in Noord-Brabant en Limburg was dit respectievelijk 1 4 en

33

%.

Tabel 2 Aantallen terugontvangen enquetes en percentage grupstalbedrijven per provincie

Zuid-Holland

Table 2 Number of returned inquiries and percentage of tying stalls per province.

In de enquate werd ook de vraag gesteld hoeveel ha grasland en hoeveel ha snijmais de veehouders ter beschikking hadden. Tabel

5

geeft een antwoord

op deze vraag, waarbij de bedrijfsgrootte is ingedeeld naar de oppervlakte grasland en de oppervlakte grasland en snijmais. Hieruit blijkt dat het me- rendeel van de bedrijven tussen de 10 en 30 ha grasland heeft, eventueel ge- combineerd met snijmais.

(18)

Overzicht van het aantal bedrijven met grasland en grasland en snij- mais met betrekking tot de bedrijfsoppervlakte in ha

edri j f sopp ervlakte

Survei of Ihe number of farms with grassland, and grb,ssla.nd and green maize in relation to the farm area in ha.

Het ingevulde voerinformatieformulier is de basis van het krachtvoer- advies. Op de vraag of er doorgaans een redelijke overeenkomst geweest was tussen de totale opgegeven hoeveelheden ruwvoer op het voerinformatieformu- lier en wat men in werkelijkheid gevoerd had, reageerde

89

%

positief (sprei- ding 84

%

(~riesland)

-

98

%

(overijssel)). Indien een afwijking tussen op- gave en werkelijkheid voorkwam werd in

-

34

%

van die gevallen meer ruwvoer verstrekt dan opgegeven was; 2 9

$

van die gevallen minder ruwvoer verstrekt dan opgegeven was;

-

77

%

van die gevallen een andere partij verstrekt.

Door de regelmaat in het systeem -elke drie weken wordt een nieuw voerinfor- matieformulier ingevuld- heeft de veehouder de mogelijkheid in te spelen op

een verandering in de ruwvoersituatie op zijn bedrijf. Deze kan veroorzaakt zijn door hetzij tussentijdse ruwvoeraankopen, hetzij door een veranderde vee- stapel, of eventueel een verkeerde schatting van de ruwvoerpositie aan het begin van de stalperiode.

(19)

Op de vraag hoeveel tijd het kostte om een voerinformatieformulier in te vullen vond

56

%

van de deelnemers dat hiervoor minder dan

5

minuten nodig was, terwijl

41

5

-

l5

minuten en

3

%

meer dan

l5

minuten nodig had. Hier- bij kwamen tussen de provincies geen grote verschillen voor, behalve in de provincie Overijssel, waar

63

%

van de deelnemers tussen de

5

-

l5

minuten nodig had om het formulier in te vullen en

15

%

zelfs meer dan

l5

minuten. D e verklaring hiervoor is, dat de

40

deelnemers in Overijssel tevens deelna- men aan een provinciale bedrijfsbegeleidingsproef, onder auspiciën van de

Consulentschappen en de Gezondheidsdienst voor Dieren in Overijssel en de IJsselmeerpolders.

In

het kader van deze bedrijfsbegeleidingsproef werden regelmatig veel gegevens van de boer gevraagd. Bij het invullen van de enquete werd de tijd, die nodig was voor het invullen van het voerinformatieformulier niet zuiver gescheiden van de tijd, die nodig was om de benodigde gegevens te leveren voor de provinciale bedrijfsbegeleidingsproef.

Volgens

69

%

van de veehouders is voor het invullen van het voerinfor- matieformulier een voederbalans nodig. Een groot aantal veehouders (80

%)

had een voederbalans opgesteld met behulp van het CVR (centraal Voederplan en Rantsoenberekening), een. veevoederkern of anderszins en zag hierin duide- lijke voordelen. Ten aanzien van het gebruik van de analysecijfers van het gewasonderzoek vond

35

%

van de deelnemers, dat zij wel met geschatte voeder- waardenkondenwerken. Inhoofdstuk6 wordt hierop nader teruggekomen.

Het uitslagformulier kan in drie delen gesplitst worden, te weten: het ruwvoergedeelte, de individuele krachtvoera,dv'isering en de totale hoe- veelheden. Op de vraag welk onderdeel men het meest waardevol vond, werd als volgt gereageerd (in procenten).

Totaal Li&oxenst~l

~uwvoer~edeelte/~art of roughage

6

5

7

Individueel krachtvoeradvies/~ndividual

advice of concentrate

74

75

73

Totale hoeveelheden/~otal amount 12 14 1 O

Geen mening/'No opinion 8

6

1 O

Total Cubicle stal1 Tying stal1

Hieruit blijkt duidelijk dat het individuele krachtvoeradvies per koe het meest op prijs wordt gesteld. D e verschillen tussen ligboxenstallen en grupstallen zijn niet opvallend te noemen.

Op de deelnemersbijeenkomsten bleek ook, dat men nauwelijks keek naar de hoeveelheden ruwvoer die per diergroep op het uitslagformulier vermeld stonden. Door de enquate werd dit nogmaals bevestigd, daar

56

%

van de deel- nemers dit niet nodig vond.

(20)

Op de deelnemersbijeenkomsten kwam al naar voren dat de geschatte melk- gift met belangstelling gevolgd werd. Op de vraag in hoeverre de geschatte melkgift overeenkwam met de werkelijk gevonden melkgift werd als volgt gerea- geerd (uitgedrukt in procenten).

slecht/~ad

~ a t i d ~ o d e r a t e

1 3

1 4

12

Vrij goed/~ather wel1

6

8

6

9

6

8

GO ed/~ell

1 4

I I

I 6

Total Cubicle stal1 Tying stal1 De verschillen tussen de twee staltypen waren miniem en ook waren de verschillen tussen de provincies niet opvallend. In totaal was 82

%

van de deelnemers tevreden over de geschatte melkgift. Daarnaast werd ook gevraagd bij welke dieren de grootste afwijkingen voorkwamen. Dit bleek vooral het ge- val bij de vaarzen in de tweede helft van de lactatie en bij de dieren, die pas afgekalfd hadden.

3.30

In de enquate werd de vraag gesteld in hoeverre het krachtvoeradvies opgevolgd werd. Hierop werd als volgt geantwoord (in procenten).

Strikt opvolgeq/~trictly followed l l

12

9

Leidraad

uide de

line

79

79

8

O

Nauwelijks op te v ~ l ~ e " / ~ a r d l ~ ~ ~ ~ ~ ~

6

4

7

Total Cubicle stal1 Tying stal1 Bij de grupstalbedrijven was het advies iets gemakkelijker op te volgen dan op de ligboxenstalbedri jven.

3.4.

voer P

Om het effect van het krachtvoeradvies na te gaan stonden weinig objec- tieve middelen ter beschikking en moest worden afgegaan op de reacties uit de gehouden enquate. Hierin werd gevraagd of de verstrekte hoeveelheid kracht- voer door het krachtvoeradvies veranderd was. Deze vraag was gesplitst naar vaarzen en oudere koeien en naar lactatiestadium. De resultaten van deze vra- gen staan in tabel

4

vermeld.

(21)

Het percentage deelnemers dat meer, evenveel of minder krachtvoer heeft gegeven tengevolge van het krachtvoeradvies

meer krachtvoefmore concen-

geen mening/no opinion Oudere k o e i e n / ~ l d e r l ~ cows

meer krachtvoer/more concen-

minder krachtvoer/le s s concen

Percentage of participmts, who fed more, equal or less concentrates as a result of the advice of concentrates

Uit tabel

4

blijkt, dat zowel bij de vaarzen als bij de oudere koeien in het begin van de lactatie meer krachtvoer is verstrekt dan voorbeen. Tegen het eind van de lactatie is dit effect tegengesteld en ook in de droogstand is door ca.

36

$

van de deelnemers minder krachtvoer verstrekt dan voor het project van start ging. Slechts in Overijssel kon in het kader van de bedrijfs- begeleidingsproef nagegaan worden in hoeverre deze resultaten ook kwantita- tief bevestigd werden.

Bijna

66

$

van de geënqueteerden vermeldde dat men het nut-tig achtte om de zomerperiode van

1976

door te gaan met het project. Ongeveer 85

$

van de deelnemers gaf via de enquate de wens te kennen, dat men de winterperiode

1976/1977

door wil gaan met de krachtvoeradvisering terwijl

70

$

hierover nog

(22)

4

* ANALYSE VAN DE OPGAVEN

OP

DE VOERINI?ORMATIEFORMULIEREN

Op het voerinformatieformulier

(VIF)

moest het ruwvoerrantsoen opgegeven worden, dat over drie weken aan een oudere koe, langer dan twee maanden in lactatie, verstrekt zou gaan worden. In totaal zijn 3528 rantsoenen opgegeven. Van alle verkregen analysecijfers is een aantal kengetallen verder geanaly-

seerd.

Aantal partijen per voerinformatieformulier

Op de voerinformatieformulieren konden maximaal

5

produkten per rant- soen ingevuld worden.

Tabel

5

geeft van de verschillende provincies een overzicht van het ge- middeld aantal partijen per voerinformatieformulier, opgesplitst naar Itinclu-

sief pulp en grasbrokt' en "exclusief pulp en grasbroklt.

Overzicht van het gemiddeld aantal ruwvoeders op de voerinformatie- formulieren (voor oudere koeien), de kilogrammen droge stof,en de hoeveelheid melk die naast onderhoud nog te produceren is uit de op- gegeven rantsoenen, inclusief en exclusief pulp en grasbrok

Zuid-Holland Noord-Brabant

Survey of the average number of roughage on the feed information sheets (for elderly cows), the kilograms of dry matter and the amount of milk producible from the given rations apart fxom maintenance, including and excluding pulp and grass cubes.

(23)

We zien dat er gemiddeld 2,8 produkten per dag gevoerd worden en gemid+ deld 2,2 produkten per dag indien pulp en grasbrok niet meegeteld worden. Vooral in Friesland, Groningen en Zuid-Holland wordt veel bijgevoerd. In het

zuiden wordt weinig pulp en grasbrok bijgevoerd. In Noord-Brabant kwam dit op de. 21 deelnemende bedrijven helemaal niet voor en in Limburg werd in ca.

6%

van de rantsoenen pulp enlof grasbrok bijgevoerd. In

4

%

van de rantsoenen werden

5

produkten verstrekt.

Overzicht gevoerde produkten

Uit de verkregen cijfers is niet precies op te maken hoeveel verschil- lende soorten produkten gevoerd zijn. Tabel

6

geeft wel de meest voorkomende produkten weer met de frequentie, waarin deze produkten in de rantsoenen voorkwamen (zowel in absolute aantallen als in procenten).

Tabel

6

Overzicht van de meest voorkomende produkten en het aantal keren dat deze werden opgegeven

sni jmaiskuil/~reen maize silage ~ u l ~ b r o k / ~ u l ~ cubes

Grasbrok/Grass cubes

Table

6

Survey of most frequent occurring products and the number of tkmes these were given.

Uit deze aantallen blijkt, dat de keuze van de voorgedrukte produkten (aangegeven met o ) gerechtvaardigd was. Bij 87

%

van de opgegeven produkten kon hiervan gebruik worden gemaakt zodat er geen aanleiding bestaat om wat dit betreft wijzigingen aan te brengen op het voerinformatieformulier.

(24)

Overzicht van de hoeveelheid droge stof uit ruwvoer per voerinformatieformu-

~ ~ _ ~ _ ~ ~ ~ ~ _ ~ ~ ~ 1 ~ 1 ~ _ 1 ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~

lier

m - - -

Op het voerinformatieformulier werd het ruwvoerrantsoen opgegeven, dat bestemd was voor een oudere koe, langer dan twee maanden in lactatie. In ta- bel

5

is per provincie ook weergegeven hoeveel kg droge stof in de rantsoenen aanwezig was, opgesplitst naar ftinclusief pulp en grasbrok" em ftexclusief pulp en grasbrokn. Inclusief pulp en grasbrok was gemiddeld 10,5 kg droge stof aanwezig waarvan 1 ,O kg door pulp en/of grasbrok ingenomen werd. De spreiding van de hoeveelheid droge stof per rantsoen wordt weergegeven in grafiek l.

Tabel

7

geei't de procentuele verdeling van de rantsoenen weer ten aan- zien van de hoeveelheid kg droge stof per rantsoen. Hieruit blijkt, dat er nog rantsoenen voorkomen met minder dan

6

kg droge stof

(144

rantsoenen).. Hierover zijn gedurende de winterperiode 1975/1976 al enkele opmerkingen ge- hoord. Met name in Groningen werd op een deelnemersbijeenkomst opgemerkt,

dat bij deze lage ruwvoerhoeveelheden de verdeling hiervan over de diergroepen niet geheel juist was. Dit is voor de werkgroep Koppeling melkcontrole

-

vee- voeding reden geweest voor die situaties het programma aan te passen.

Procentuele verdeling van het totaal aantal rantsoenen (inclusief en exclusief pulp en grasbrok) ten aanzien van de hoeveelheid kg ds per rantsoen

l

Percentage van de rantsoenen

*- * I-'=-=-* --%m m m-*-wm'-" ""m

exclusief inclusief

sbrok

v-=

I

pulp m d grass- pulp and grass-

Proportional division of the total number of rations (including a..nd excluding pulp and grass cubes) in respect of the m o m t of kgm DM per ration.

(25)

Grafiek l Spreiding van de hoeveelheid ds in k g per rantsoen Diffusion of the amount of kgm DM per ration

4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15

k g droge s t o f per rantsoen/

kg D M per r a t ion

D e hoeveelheid melk per rantsoen

_ - - - _ - l _ _ _ - - - l l - - -

D e kwaliteit van een rantsoen kan onder andere beoordeeld worden aan de hand van het aantal kilogrammen melk, dat uit het ruwvoerrantsoen op basis van zetmeelwaarde kan worden geproduceerd, boven de dekking van de onderhouds- behoefte (2800 gzw). Hierbij is ook een splitsing gemaakt tussen rantsoenen inclusief pulp en grasbrok en rantsoenen exclusief pulp en grasbrok. In tabel

5

staat voor de verschillende provincies hoeveel kg melk uit de opgegeven rantsoenen geproduceerd kan worden. Gemiddeld komen we voor de provincies op

7 , 5

k g melk met een rantsoen exclusief pulp en grasbrok.

De variatie tussen de rantsoenen is bijzonder groot (zie de grafieken 2 en

3)

evenals de variatie tussen de provincies: van

5,4

kg in Zuid-Holland tot 1 0 , 4 en 1 0 , l k g melk in respectievelijk Noord-Brabant en Limburg. D e ver- klaring hiervoor is, dat in de oostelijke en zuidelijke zandprovincies veel energierijke snijmaisrantsoenen voorkomen, zoals uit tabel 8 blijkt.

(26)

Tabel 8 Overzicht per provincie van het percentage rantsoenen met snijmais, de ~~/vre-verhouding in de rantsoenen (exclusief pulp en grasbrok) en de samenstelling van het geadviseerde krachtvoer

Table 8 Survey per province of the percentage of rations with green maize, sE/dcp relationship in the rations (excluding pulp and grass cubes), and the composition of the advised concentrates.

Provincie

Ook werd berekend, dat de spreiding wat de hoeveelheid melk betreft, die uit het ba.sisran.tsoen geproduceerd kan worden, bijzonder groot is. Hier- uit 7;li jkt

,

dat het moeilijk is voor a.11 e melkcontrolebedri jver? eerr kracht- voeradvies te gever,, d-at gebaseerd is op een rantsoen, waarin voldoende ener- gie aanwezig is voor on(2erhouCi. en bijvoorbeeld

5

k g melk.

~~/vre-verhouding (exclusief pulp en grasbrok) Percentage rantsoenen riet snijmais

for large rations)

P . r o v i l ~ c e

i

1 -

-

Samenstelling krachtvoer (vre) (niet gecorrigeerd voor ruime rant-

soenen) -

Percentage of rations with green maize

121 128 123 131

144

1

61

15'3

134

Friesland Gr oringen Drent e Overijssel Zir.iG-Holland Noord-brabant Limburg Gemiddeld

3

5

2

9

64

5

56

86

39

499

5 9 1 4 , 8 5 9 5

594

696

6 9 1 5 9 3

(27)

G r a f i e k 2 Te p r o d u c e r e n k g melk p e r r a n t s o e n , e x c l u s i e f p u l p e n g r a s b r o k (gemidd. 795) Graph 2 K g m o f m i l k t o be produced p e r r a t i o n , e x c l u d i n g p u l p and g r a s s c u b e s ( a v e r a g e 7 , 5 )

percentage van het aantal rantsoenen/ percentage of the number of rations

G r a f i e k

3

Te p r o d u c e r e n k g melk p e r r a n t s o e n , i n c l u s i e f p u l p e n g r a s b r o k (gemidd. 9 , 9 ) Graph 3 Kgm of m i l k t o b e produced p e r r a t i o n , i n c l u d i n g p u l p and g r a s s c u b e s ( a v e r a g e

9 , 9

) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 1213 14 15 16 17 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 'ti 12 13 IA 15 16 17 18 19 kg melk/ kg milk kg melk/ kg milk

(28)

De verhouding ZwLvre i n de rantsoenen

---

...

Ook b i j de Z~/vre-verhouding z i e n we een ruimere verhouding i n d i e ge- bieden, waar v e e l s n i j m a i s i n de rantsoenen voorkomt. B i j 78

%

van. de r a n t - soenen l i g t deze verhouding t u s s e n

4 , O

en

7 , O .

Bi: de CVR-rantsoenen v i e l i n 1975/1976

77

%

van de rantsoenen binnen d i t t r a j e c t . De gemiddelde ~ ~ / v r e - verhouding i n h e t r a n t s o e n ( e x c l u s i e f pulp en grasbrok) was

5 , 5

(CVR 1975/1976 z ~ / v r e = 5 , 8 ) . I n de p r o v i n c i e s Groningen en F r i e s l a n d komen geen CVR-bedri j-

ven voor, waarmee h e t v e r s c h i l i n zW/vrsverhouding t u s s e n de r e s u l t a t e n van h e t CVR en d i e van h e t k o p p e l i n g s p r o j e c t v e r k l a a r d wordt.

De samenstel1,ing i v r e ) van h e t geadviseerde k r a c h t v o e r

---

m--

...

k~. zoveel mogelijk met één s o o r t k r a c h t v o e r t e kunnen werken, worden rantsoenen met een ruime zw/vre-verhouding e e r s t rechtgetrokken. met een hoe- v e e l h e i d e i w i t r i j k k r a c h t v o e r van de s a m e n s t e l l i n g 650/300. B i ; de berekening van de s a m e n s t e l l i n g i s u i t g e g a a n van een koe, d i e 2 5 kg meetmelk p r o d u c e e r t volgens de fornnile

-

x 65Q, was.rbij v r e r v de t o t a l e hoeveelheid

9990

-

gzwrv

v r e i n h e t r a n t s o e n i s erx gzw& de t o t a l e hoeveelheid gzw i n h e t ran.teoen. Zodra de uitkomst van deze formule g r o t e r i s dan 155 g v r e , wordt h e t r a n t s o e n e e r s t rechtgetrokken voordat t o t een. i n d i v i d u e l e a d v i s e r i n g wordt overgegaan. I n d i e n de uit;komst k l e i n e r i s dan 50 g v r e , wordt d i t afgerond op 50 gvre.

I n g r c f i e k

4

i s de s p r e i d i n g van h e t ongecorrigeerde v r e - g e h a l t e van h e t geadviseerde k r a c h t v o e r weergeg J e v e ~ .

Grafiek

4

S p r e i d i n g van h e t v r e - g e h a l t e vcln h e t gea.dviseerde k r a c h t v o e r i n - c l u s i e f pulp en grasbrok n i e t g e c o r r i g e e r d voor mime rantsoenen (gemiddeld 1 34)

Graph

4

D i f f u s i o n of t h e dcp c o n t e n t i n t h e advised c o n c e n t r a t e s i n c l u d i n g pulp and g r a s s cubes, n o t c o r r e c t e d f o r l a r g e r a t i o n s ( average 134)

percentage van het aantal rantsoenen/ percentage of t h e number of rations 15

EO 70 90 no m lso m 190 2m vre gehalte dcp rate

(29)

In 23 $ van de rantsoenen werd het rantsoen eerst rechtgetrokken. Zon- der correctie zou bet gemiddelde vre-gehalte vz.n krachtvoer 134 zijn. In 2,5 $ van de rantsoenen kon vo1sta.a.n worden met, krachtvoer van de samenstelling

650/50, hetgeen met puLp overeerrkomt.

4.1.

Vergelijking van de resultaten van het koppelingsproject met de CVR-

resultaten

Bij het Centraal Voederplan er, Rantsoenberekening van het Bedrijfslabo- r a t o r i ~ m voor Grond- en Gewasond-erzoek te Oosterbeek wordt voor het begin van de stalperiode een inventarisatie gemzakt van het op het bedrijf aanwezige ruwvoeder. Dit ruwvoer wordt over de aanwezige dieren verdeeld i n een aantal rantsoenen. Deze rantsoenen zijn vergeleken met de rantsoen.en, d i e op het voerinformatiefomlier door de veehouder zijn opgegeven. De deelnemers i n Noord-Brabant en Limburg waren allen tevens CVR-deelnemers.

in tabel 9 worden enkele resultaten vergeleken uit ?e winterperiode

Tabel 9 Resultaten CVR (n = 1273) en koppelingsproject (n = 460) in de winterperiode 1975/1976

Table 9 Results of both the CVR ( ~ o m ~ u t e r i z e d roughage scheduling and ration calculation) n=127j) and the Project "Joining Milk production Cattle Nutrition".

In de tabel zien we dat bij de veehouders, die naast het koppelingsproject aan het CVR deelnemen, een zeer goede overeenkomst tussen beide rantsoenen voorkomt.

Koppelingspro j ec t (exclusief pulp en grasbrok) 9,5 5,3

795

1 0 9 5 696 1094 1093 6,1 10,l

Joining pro ject excluding pulp and grass cubes Landelijk

a at ion al

K g droge stof uit ruwvoer/gg dry matter from roughage ~ ~ / v r e /sE/~c~

K g melk uit

ruw voer/^^

milk from roughage Noord-Brabant

i ij en)

-

k g droge stof uit ruwvoer/kg dry matter

f rom roughage

-

~ ~ / v r e

/

S E / ~ C ~

-

k g melk uit

ruw voer/^^

milk from roughage Limburg (Venray)

-

k g droge stof uit ruwvoer/kg dry matter

f rom roughage

-

~ ~ / v r e

/

S E / ~ C ~

-

k g melk uit ruwvoer/kg milk from roughage

L CVR

9,8

5,8 895 10,5 6,6 10,6 IO,2 692

9,8

CVR

(30)

-

29

-

5.

KWALITEIT VAN DE ONDERZOCHTE PARTIJEN

Voor deelneming in de ~rinterperiode

1975/1976

werd als voorwaa.rde ge- steld, dat ca. 80

%

van de op het bedrijf aanwezige hoeveelheid ruwvoeder op voederwaarde onderzocht diende t e zijn. Van drie produkten, te weten hooi, gra.slrui1 en snijmaiskuil is van de verkregen resultaten een nadere uitwerking genraakt. Hierbij is uitgegaan van de per voerinformatieformulier (VIF) opge- geven analysecijfers. Indien een onderzochte partij langer dan.3 weken ge- voerd geweest is, zullen deze cijfers meer dan l maal gebruikt zijn. Van de

3042 keren, dat graskuil ingevuld is, werd in 2730 gevallen gebruik gemeakt van analysecijfers. Dit is ca. 89%. Bij hooien snijmaiskuilwas ditres- pectievelijk 80 en 82

%.

Hieruit valt af te leiden dat de gestelde 80 procent ruwvoeronderzoek op de bedrijven zeker gehaald is.

Graskuil

---

De gemiddelde voederwaarde per kg droge stof was 514 gzw en het gemid- delde droge-stofgehalte was ca.

51

%.

Per provincie (zie tabel 10) liep- dit uiteen van gemiddeld 490 gzw in Groningen. tot 545 gzw in Noord-Brabaant. Het

droge-stofgehalte van de geanalyseerde kuilen liep uiteen van gemiddeld 48,7 in Friesland tot 53,6 in Noord-Brabant.

Grafiek 5 geeft de spreiding in voed.erwaarde (in gzw/kg ds) van de on- derzochte graskuilen weer.

Tabel 10 Kwaliteit van de onderzochte partijen graskuil, hooi en snijmaiskuil

--

Table 10 Quality of the analysed batches of grass silage, hay and green maize silage

Provincie

Groningen

Hooi

Graskuil Sn.i jmaiskuil

Aantal par- tijen

171

r antal 'par- tijen 85

46

2s ~ . - - 52 ZW/kg pro- dukt 255 ZW/kg pro- dukt 358 d s

490

ZW/kg

439

Aantal par- tijen I1 ZW/kg pro- Lukt

173

-"T-

"Ikg

ds

595

%

ds 29

(31)

percentage van de onderzochte partijen/ percentage of the analysed Lots

390 420 450 480 510 540 570 '390 420 450 480 510 540 570 g ZW per kg ds gzw per k g ds g SE per kg DM g SE per kg D M 540 570 600 630 660 gzw per kg ds gSE per kg DM

(32)

Hooi

n---

De gemiddelde voeZ.erwaarde per kg produkt was 375 gzw en per kg droge stof 456 gzw. in ~verijssel'(zie tabel 11) was de zetmeelwaarde per kg droge stof gemiddeld het hoogst (475 gzw/kg d-s) en in Noord-Erabant gemiddeld het laagst (417 gzw/kg ds). Om eer, indruk te krijgen van de spreiding is in gra- fiek 6 de zetmeelwaarde per kg droge stof weergegeven.

Snijmaiskuil

---

De gemiddelde v-oeZ.erwaarde van de onderzochte snijmaiskuilen was per kg droge stof 613 gzw. De aantallen analyses in de verschillende provincies

zijn zodanig d.at een onderlinge vergelijking zeker niet gerechtvaardigd is. In grafiek

7

wordt wel de spreiding van de vced.erwaar&e van de geanalyseerde parti j en weergegeven.

Vergelijking van de resultaten van het koppelingsproject met.

...

de landelijke analysecijfers van het ruwvoederonderzoek

...

Hoewel dcor kiet beperkte aantal ana.lysecijfers een vergelijking van de voed.erwaardecijfers, die in het koppelingsproject verkregen zijn, met de las- delijke resultaten van het ruwvoederonderzoek niet geheel juist is, wordt hieronler toch een kort overzicht gegeven (zie tabel l l).

Tabel I 1 Voederwaarde (in gzw/kg droge stof) vocr hooi, graskuil en snij- maiskuil van de in het project gebruikte analysecijfers en de lan- delijke resultaten van het ruwvoederonderzoek

443

-

479

Grá skuil

514

f ~ n i jmai skuil

I

61

5

I

61

3

I

608

I

in the "Joining" project for hay, grass silage and green

maize silage and the national results of the roughage analysis. N.B. Bij de beide 1a.boratoria voor gewasonderzoek wordt bij hooi onder an-

dere een onderscheid gemaakt tussen

l) balenhooi en

2) ventilatiehooi; bi j graskuilen tussen

3)

parti jen met

435

%

droge stof en

4)

partijen met>35

%

droge stof.

r

H ~ Y

Grass silage

Jreen maize silage

Table 1 1 Feeding value (in gm

kgm

DM) of the analysis data used "Leeuwarden" Joining

project

(33)

6.

EE'FECT VAN HET GEBRUIK VAN DE ANALYSECIJFERS

UIT

HET RUWVOEDERONDER- ZOEK 09 HET KRACH'$ITOERiBDVIES

Zoals reed.s opgemerkt is werd voor het stalseizoen

1975/1976

als voor- waarde voor deelneming gesteld, dat 80

$

van het aanwezige ruwvoeder op voe- derwaarde oncerzocht diende te zijn.

Om

het effect van voeranalyse te bepa- len werden d.e ana.lysecijfers van alle 3528 rantsoenen vergeleken n?et de ge- middelden volgens de resultaten van het ruwvoederonderzoek van de laatste ja- ren uit de Verkorte Tabel van het Centraal Veevoederbureau. Hierdoor kon men nagaan hoe groot de invloed van het ruwvoederonderzoek op het krachtvoerad- vies was.

Het VerschilVinZW per rantsoen, ontstaan door het gebruik van analyse- cijfers, werd uitgedrukt in 0,5 kg krachtvoer per dier per dag rolgens de f o m ~ ~ l e V = k&: 2roduk.t (ZW-gemiddelde- ZW-analyse), waarbij

325

staat voor gemiddelde voederwaarde van de resultaten van de Verkorte Tabel en ZW-analyse staat voor de analysecijfers van de rantsoenen van het koppe- lingsproiect. Dit werd respectievelijk uitgevoerd voor hooi, snijmaiskuil en graskuil en voor het totale rantsoen, indien er helemaal geen gebruik gemaakt werd van ruwvoederonderzoek.

Op het voerinformatieformulier bestonden voor niet onderzochte gras- kuil

4

mogelijkheden om het droge-stofgehalte aas te geven, te weten

at

(ds

A

30

$)

-

normaal (30

$ (

ds

<

5C

$)

-

d r o m

(50

$

ds

<

60

$)

-

zeer droog (ds

>,

60

$)

Enerzijds is ervan uitgegaan dat de veehouder deze %rajecten

(4

gemiddelden) goed kan echa.tten, anderzijds is er één gemiddelde genomen (/1,4

$

ds; gzw =

514

gzw/kg ds). De resultaten staan i11 tabel 12 vermeld.

Als men, praktisch gezien, op l kg krachtvoer per dier per dag nauwkeu- rig zou kunnen voeren

(S

kg per keer), dan valt, bi j gebruihaking van d.e ge- middelde voederwaardecijfers voor

-

hooi

9694

$ 3

-

graskuil l gemiddelde

7491

$9

-

graskuil

4

gemiddelden 8390 $ 7

-

snijmaiskuil 88,O

$

en

-

geen rantso~nonder~oek 76,O

$

binnen het traject van -1 tot +l kg krachtvoer.

Ir-dien helemaal geen gebruik gemaakt zou worden van ruwvoederonderzoek, zou hij 55,l

$

van de rantsoenen gemiddeld 0,76 kg krachtvoer teveel ver- strekt worden en bij 44,9

$

van de rantsoenen gemiddeld 0,57 kg krachtvoer te weinig. Gemiddeld betekent dit een afwijking van 0,68 kg per dier per dag.

(34)

Tabel 12 P r o c e n t u e l e v e r d e l i n g van h e t ~ : f f e c t van m o e d e r o n d e r z o e k u i t - ge?.rukt p e r G ,

5

kg k r a c h t v o e r p e r dLer p e r dag

Table 12 P r o p o r t i o n a l d i v i s i o n of t h e e f f e c t of roughage a n a l y s i s expressed p e r 0 , 5 kgm of c o n c e n t r a t e s p e r anima1 p e r day

>

Wanneer nu wordt uitgegaan van 180 s t a l d a g e n , een p r i j s van h e t kracht- voer van f 0,50 p e r kg en d a t van h e t t e v e e l gevoerde k r a c h t v o e r 50

$

a l s v e r l o r e n mag worden beschouwd, dan bedraagt h e t t o t a l e v e r l i e s b i j 463 deel- nemende b e d r i j v e n met gemiddeld

54

koeien p e r b e d r i j f :

180 X 0 , 7 6 X O , 5 O X 463 X

54

X 0,551 X f

O , 5 O

= f 471.142,--

Gaat men e r ook v a n u i t d a t p e r kg t e weinig gevoerd kraxhtvoer een pro- d u k t i e v e r l i e s van 2 kg melk o p t r e e d t , dan veroorzaakt d i t een n e t t o v e r l i e s van f 0,50 p e r kg t e weinig gevoerd k r a c h t v o e r . Men h e e f t dan over de 463 deelnemende b e d r i j v e r . een v e r l i e s van:

180 x 0,57 x

463

x

54

x 0,449 x f 0,50 = f 575.888,--

Het t o t a l e v e r l i e s komt dan op ongeveer l m i l j o e n gulden voor 463 be- d r i j v e n over een s t a l p e r i o d e van 180 dagen.

I s men. i n s t a a t h e t k r a c h t v o e r op een h a l v e kg p e r d i e r p e r dag t e do- s e r e n , dan l a a t h e t ruwvoederonderzoek z i c h gemakkelijk b e t a l e n . De t o t a l e kosten h i e r v a n komen voor de deelnemende b e d r i j v ~ n b i j een onderzoek van

4

p a r t i j e n

a

ca. f 50,-- p e r p a r t i j op ongeveer f 90.000,--. Eoci O

o

0 , 5 8 , I

45

9

4

5798

5 ,

1 1 90 Kracht- voer- t r a je c t

,

i n kg Krachtvoerbespat ) 2,O Grâskuil r i n g door onder- zoek/saving of c o n c e n t r a t e s by a n a l y s i s Te weinig k r a c h t - voer v e r s t r e k t

/

Too l i t t l e c o n c e n t r a t e s S n i jmais- 094

4

gemid- delden 0 , 8 196

794

1538 2495 31 50 11

, 7

494

196 1 , 2 1 3 5 - 2 9 0 1 , O - 1 , 5 0 , 5 - 1,O 0 - 0 , 5 O

-

0 , 5 0 , s

-

1 , 0 150- 7 7 5 s u p p l i e d I ~ r a j e c t o r y ' of concen- t r a t e s i n kg G e en rantsoen- onderzoek 176 l gemid- delde 2,9 296 8 , 8 1539 23,o 24,o 11,2

595

297 393 '

4

aver- Hay 1 , 5 - 2 , 0 ! 2,o 392

7 , 9

22,4

39,o

22,6

4 ,

1 094 O

o

1 ,O 1 1 , l l aver-

497

1 0 , l 1697 22,

o

25,7 11,6 492 199 195 age s age

-

Grass s i l a g e Green No r a t i o n maize s i l a g e a n a l y s i s

(35)

7

VERLOOP VAN D E BEDRIJFSSTALNDJARDKOE OP CE DEELNEMENDE BEDRIJVEN

Indien door het project Koppeling melkcontrole

-

veevoeding anders ge- voerd zou zijn, hetgeen door de enquete bevestigd werd, kon dit resulteren in een aantal effecten, waaronder

l. een krachtvoerbesparend effect, door3at aan laagproduktieve dieren min- der krachtvoer verstrekt wordt;

2. een toename van de verstrekte hoeveelheid krachtvoer aan hoogproduktie- ve dieren.

Dit laatste zal invloed moeten hebben op de melkproduktie. Hiertoe is een ver- gelijking gemaakt tussen het verloop van de standaardkoe op de deelnemende bedrijven met dat van de niet deelnemende binnen het gebied van de fok- en controleverenigingen, waarin de bedrijven liggen. Tevens is een scheiding aangehouden tussen de

3-

en 4-weekse controle.

Grafiek 8 geeft het verloop te zien van de bedri jfsstandaardkoe van de deelnemers en die van de niet deelnemers b i m e n dezelfde verenigingen. Op- vallend is hierbij, dat binnen de verenigingen de deelnemers gemiddeld een hogere standaardkoe hebben dan de niet deelnemers. Dit rechtvaardigt het ver- moeden, dat de gemiddeld betere bedrijven zich hebben opgegeven voor deelne- ming aan het proefproject. Dit blijkt ook uit het feit, dat de deelnemers de daling van de standaardkoe in het najaar wat beter weten op te vangen dan de niet deelnemers.

Uit het verloop van de standaardkoe in

1975/1976

valt moeilijk af te leiden of de stijging bij de deelnemers sterker is geweest dan bij de niet deelnemers, aangezien de resultaten landelijk gezien niet vergeleken zijn met die van het stalseizoen

1974/1975.

Uit enkele deelgegevens, waarbij over een langere periode vergeleken is, blijkt dat de stijging op de deelnemende bedrijven sterker geweest is dan op de niet deelnemende bedrijven.

In

Zuid-Holland is de standaardkoe van

55

deelnemende bedrijven in het stalseizoen

1975/1976

0,8 kg sterker gestegen in vergelijking met het stalsei- zoen

1974/1975.

In F~iesland is dit verschil

0,4

kg, terwijl op de deelnemende bedrijven in Noord-Brabant een toena.me gevonden werd van 1,5 kg ten gunste van de deelnemers.

(36)

Grafiek 8 Verloop standaardkoe

(3

weekse-controle)

346

deelnemers

Graph 8 Trajectory of the average herd standard cow production

( three - weeks milk recording)

346 participant s Deelnemer s/Participants

7

Niet deelnemers..' Non articipants

2

Ct art project 29-6-1976

(37)

8. UITBOUW

VAN HET

PROJECT

NAAR 5

a

6.000

BEDRIJVEN IN STALSEIZOEN

1976/1977

Bij de verdere uitbouw van het project Koppeling melkcontrole

-

veevoe- ding is ervan uitgegaan, dat de regionale begeleiding optimaal dient te zijn. Daartoe is per provincie de helft van de fok- en/of controleverenigingen in de gelegenheid gesteld in het stalseizoen

1976/1977

met ongeveer 25 procent van huri leden deel te nemen aan het project. Tot l september

1976

hadden zich de volgende aantallen veehouders per provincie opgegeven: Groningen 270;

Friesland 780; Drente 430; Overijssel 890; Gelderland 800; Utrecht 260; Noord- Holland 185; Zuid-Holland

315;

Zeeland 65; Noord-Brabant 720 en Limburg 425. Totaal zijn dat

5140

deelnemers. Van de deelnemers in het stalseizoen

1975/

1976

heeft inmiddels

93

%

zich weer opgegeven.

In

de werkwijze van het project is een vsranc!.ering aangebracht. Het voerinformatieformulier -voorheen geponst door het Bedrijfslaboratorium Oos- terbeek- zal evenals de melkcontrolegegevens geponst worden door de regionale ponscentra van de Provinciale Stichtingen voor de Rundveeverbetering. Voor- deel hierbij is, dat zoveel mogelijk gebruik gemaakt wordt van bestaande kana- len, hetgeen kostendrukkend werkt. Daarnaast is het mogelijk met de moderne ponsapparatuur bij de PSR.een aantal controle-elementen in te bouwen. Hier- door kunnen schrijf- en ponsfouten sneller en gemakkelijker opgespoord en ge- corrigeerd worden.

D e GIR verzamelt zowel de voerinfomnatieforriiulieren als de melkcontro- legegevens en stuurt deze samen op magneetband door naar het Bedrijfslabora- torium in Oosterbeek, waar de adviezen berekend en afgedrukt worden.

Ook zijn enkele programmawijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van de ervaringen in de winterperiode

1975/1976

en mede in verband met de krappe ruwvoersituatie op veel bedrijven voor het stalseizoen

1976/1977.

D e belangrijkste aanpassingen en/of wijzigingen zijn:

-

D e afgelopen winterperiode diende de veehouder op te gegen welk ruwvoer- rantsoen hij verstrekte aan een oudere koe, langer dan twee maanden in lactatie. Aangezien men veelal het rantsoen opgaf dat aan een gemiddel- de koe verstrekt werd, zal dit in het stalseizoen

1976/1977

als richt- lijn aangehouden worden. Hiermee wordt tevens een betere afstemming bereikt op de hoeveelheid ruwoer, die volgens de voederbalans beschik- baar is.

-

Ombij r a n t s o e n e n m e t w e i n i g r u w v o e r t e w a a r b o r g e n , d a t hoogproduktieve die- ren voldoende structuurhoudend materiaal kunnen o?nemen, wordt van die rantsoenen meer ruwvoer toegerekend aan hoogproduktieve dieren ten kos- te van oudmelkte dieren en speciaal ten koste van droogstaande dieren. Hiertoe zijn de diergroepen anders ingedeeld en wel als volgt.

(38)

-

Groep 1 Oudere koe van O t/m

3

maanden in lactatie

-

Groep 2 Oudere koe van

4

t/m

6

maanden in lactatie

-

Groep

3

Oudere koe van

7

maanden in lactatie tot droogstand

-

Groep

4

Vaars van O t/m

3

maanden in lactatie

-

Groep

5

Vaars van

4

t/m

6

maanden in lactatie

Groep

6

Vaars van

7

maanden in lactatie tot droogstand

-

. Groep

7

Alle droogstaande dieren

Voor deze diergroepen zijn, afhankelijk van de volgens het voerinforma- tieformulier beschikbare hoeveelheid droge stof, opnamefactoren bere- kend en/of vastgesteld.

-

Voor elk rantsoen (rawvoer

+

krachtvoer) zal worden nagegaan, of mini- maal 1 / 3 van de totale hoeveelheid droge stof in het rantsoen in de vorm van structuurhoudend materiaal aanwezig is. Wordt deze verhouding overschreden, dan zal achter Set desbetreffende krachtvoeradvies een signalering aangebracht worden met de verwijzing, dat bij deze kracht- voergift i n verband met een tekort aan structuurhoudend materiaal voe- dingsstoornissen kunnen optreden.

Op het uitslagformulier van de krachtvoeradvisering wordt een kolom ge- introduceerd, waarin een signalering aangebracht wordt omtrent het tijd- stip, waarna de dieren weer geinsemineerd kunnen worden.

(39)

9

SAMENVATTING

Reeds in een vroeg stadium van de computermatige verwerking van de melk- controlegegevens werd de mogelijkheid genoemd van een aan de melkcontrolege- gevens gekoppeld krachtvoeradvies.

In

de winterperiodel975/1976 is het project Koppeling melkcontrole

-

veevoeding van start gegaan. Hierin waren zowel het bedrijfsleven als de over- heid betrokken. Doel van het project is een zo groot mogelijk aantal veehou- ders van een krachtvoeradvies te voorzien.

Ruim

460

bedrijven uit

7

provincies deden in het stalseizoen

1975/1976

mee. Naast deelneming aan de melkcontrole diende men ook het ruwvoer te laten

onderzoeken op voederwaarde.

De melkcontroleur verzorgde de formulierenstroom van en naar de veehou- der. D e melkcontrolegegevens werden verwerkt door de computer van de Stich- ting Gemeenschappelijke Informatieverwerking voor de Rundveehouderij, terwijl het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek te Oosterbeek de voer- informatieformulieren verwerkte. Uit de proefmelkgegevens en de voerinforma- tie werd door de computer het krachtvoeradvies berekend. Zonodig werd het ruw- voerrantsoen aangepast.

Door middel van deelnemersbi jeenkomsten en een enquete bleek dat deze vorm van veevoedingsvoorlichting goed is aangeslagen. Uit de enquste kon de conclusie getrokken worden dat

50

%

van d e veehouders in het begin van de lac- tatie meer krachtvoer was gaan voeren en dat

44

%

tegen het eind van de lac- tatie minder krachtvoer was gaan verstrekken. Van alle verkregen cijfers zijn een aantal kengetallen verder geanalyseerd. Uit de ingevulde voerinformatie- formulieren bleek onder andere dat exclusief pulp en grasbrok gemiddeld

9,5

kg droge stof werd opgegeven, waarin naast onderhoud gemiddeld voldoende ener- gie aanwezig was voor

7,5

kg melk. Zowel in hoeveelheid droge stof als in aantal kg melk per rantsoen bestond een grote variatie.

De hoeveelheid krachtvoer, die teveel gevoerd of verspild wordt -uit- gaande van gemiddelde voederwaardecijfers- viel in het grootste deel van de rantsoenen

(76

5)

binnen de nauwkeurigheid, waarmee praktisch gezien per dag krachtvoer kan worden verstrekt. Daar het een geselecteerde groep veehouders betreft, is het voorbarig hieruit reeds algemeen geldende aonclusies te trek- ken.

D e bedrijfsstandaardkoe van de deelnemende 'bedrijven in de verschillende proefgebieden is-meer gestegen dan die van de niet deelnemers

(0,4

-

1,5 kg).

In

verband met de krappe ruwvoerpositie op veel bedrijven ten gevolge van de droge zomer in

1976

is het programma gewijzigd en aangepast. Voor rant- soenen met weinig ruwvoer wordt een andere verdeling van de beschikbare hoe- veelheid ruwvoer over de diergroepen toegepast. Tevens wordt voor elk rantsoen

(40)

nagegaan of minimaal

1/3

van de totale hoeveelheid droge stof in de vorm van structuurhoudend materiaal aanwezig is.

In de winterperiode

1976/1977

zal het project uitgebreid worden tot on- geveer 5300 bedrijven. Uit de eerste groep van 460 deelnemers heeft zich in- middels ruim

93

$

weer opgegeven.

(41)

Already in an early stage of the computerized process of milk recording data the possibility arose to relate the advices of concentrates to the milk recording data.

In the wintertime of

1975-1976

the Project "Joining Milk Production Cattle Nutrition" started off. Representatives of government and agricultural trade and industry were involved.

Aim of this Project is to advise as many dairy farmers as possible. In the stalling period of

1975/1976

over

460

farmers from seven provinces participated. As a consequence to join in the Project these farmers had to have their roughage analysed on feeding value.

The milk inspector took care of the flow of sheets to and from the

farmers. The milk recording data were processed by the computer of "De Stichting Gemeenschappelijke Informatieverwerking voor de Rundveehouderi j

h he

Foundation Common Data Processing Centre for Cattle ~usbandr~)" at Arnhem, whereas the Computer of "Bedrijf slaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek ( ~ a b o r a t o r ~ f or Soil and Crop

esti in^)"

at Oosterbeek processed the feed information sheets.

Aocording to participant meetings and an inquiry it appeared that this way of advising about feeding cattle was quite succesful. The conclusion of the inquiry showed that

50%

of the farmers had started to feed more concentrates in the first part of the lactation period and

44%

of the farmers had started to feed less concentrates in the last part of the lactation period.

Some figures of al1 gathered data have further been analysed. From the filled feed information sheets it appeared amongst others that, excluding pulp and grass cubes, an average amount of

9,5

kgm

DM

was fed in which apart from

maintenance normally enough energy was available for a milkproduction of

7,5

kgm. Both D M content as wel1 as kgm milk varied a lot per ration.

By taking the average feeding value f igures, in most rations

(76%)

concen- trates were being overfed, as far as practically speaking exactness by feeding concentrates each day is possible.

As this project only concerns a selected number of dairy farmers, it should be premature to draw conclusions in relation to the general situation.

The milk yield of the average herd standard cow production has increased more at participating farms spread over the country than at not participating farms

(0,4-1,5

kgm).

I n relation to the bad roughage availability on many farms because of the rainless swnmer of 1976 the program had to be changed and modified.

(42)

The available amount of roughage is differently divided over the milk production groups in case of rations containing little roughage. Besides, each ration is checked on containing at least

1/3

of the total DM content in the form of structure maintaining material.

In the wintertime of 1976/1977 the number of participating farms wil1 be extended to approximately

5.300.

From the very first group of 460 participants over

93%

already applied to join in again.

(43)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

The dynamic Otto cycle analysis, presented above, was used to analyze these engines and the predicted performance at the specified engine speeds is also shown in Table 2.. The

van der Molen uit Utrecht te benoemen tot lid van de Raad van Toezicht van de Stichting Minkema College voor openbaar voortgezet onderwijs in Woerden en omstreken, met ingang van 10

Dit betekent dat de deelnemers woonachtig zijn in deze regio en dat de Hogeschool Drenthe (als onderdeel van de Hogescholengroep Noord Nederland) zijn medewerking aan het

In zijn nieuwe functie, waarin hij onmiddellijk van bijzondere capaciteiten blijk gaf, kreeg Hirschfeld met geen land meer contact dan met Duitsland: er moesten ingewikkelde

H et zou bij uitstek nuttig zijn gew eest indien het M ilita ir G ezag uit Londen enkele duizenden exem plaren had kunnen m een em en van die num m ers van het

Meestal is de ervaring van de verantwoordelijke voor de vrijwilligers (beroepskracht) voldoende om deze oefening te maken. Wanneer we een voortraject nodig achten, wil dit zeggen