• No results found

REIS-NL: De inzetbaarheid van de Residential Environment Impact Scale in de Nederlands ergotherapeutische beroepspraktijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "REIS-NL: De inzetbaarheid van de Residential Environment Impact Scale in de Nederlands ergotherapeutische beroepspraktijk"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

REIS-NL

De inzetbaarheid van de Residential Environment Impact

Scale in de Nederlands ergotherapeutische

beroepspraktijk

Betreft beroepsproduct

Amsterdam, 3 juni 2016

Projectleden:

Larissa Bleeker

Iris de Groot

Maartje Knottnerus

Opdrachtgever:

Eric Tigchelaar, namens de MOHO werkgroep

Docentbegeleider:

Inge Vromen

Opleiding:

Ergotherapie, Hogeschool van Amsterdam

Onderwijsprogramma 8

Aantal woorden:

(2)

Voorwoord

Voor u ligt onze bachelor thesis voor de opleiding ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam. Tijdens de opleiding hebben wij met verschillende modellen gewerkt waaronder het

Model of Human Occupation (MOHO). Wij waren erg enthousiast dat ons de kans werd geboden te werken aan de implementatie van een nieuw meetinstrument dat voortkomt uit het MOHO.

In opdracht van Eric Tigchelaar, docent ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam en lid van de MOHO werkgroep van de Hogeschool van Amsterdam, hebben wij ons het afgelopen half jaar bezig gehouden met een eerste praktijkinventarisatie van het instrument de

Residential Environment Impact Scale (REIS).

Als projectleden hebben wij met veel plezier en enthousiasme samengewerkt aan deze bachelor thesis. Een combinatie van hard werken, goed overleg en een ontspannen sfeer hebben bijgedragen aan de kwaliteit van dit verslag.

Wij bedanken de opdrachtgever voor het aanbieden van dit afstudeerproject en zijn enthousiasme o e het p oje t. Wij da ke Ge a Teste i k a s Hee e Loo te E elo, Nadi e Wa hte a Laurens te Rotterdam en Veerle van Bergen van Reinaerde te Den Dolder voor hun enthousiasme, inzet en tijd. Ook gaat onze dank uit naar alle bewoners en medewerkers uit de eerder genoemde instellingen voor hun deelname aan het project. Tenslotte willen wij onze coach Inge Vromen bedanken voor de prettige begeleiding en waardevolle feedback.

Wij wensen u veel leesplezier toe.

Larissa Bleeker, Iris de Groot & Maartje Knottnerus

(3)

Samenvatting

Oorspronkelijke vraagstelling:

Het uitvoeren van een pilot onder ergotherapeuten van de Residential Environment Impact Scale (REIS).

Doel:

Het doel van deze pilot was het uitvoeren van een eerste praktijkinventarisatie onder

ergotherapeuten uit de praktijk om de Residential Environment Impact Scale (REIS-NL) inzetbaar te maken in de Nederlandse woon-zorginstellingen.

Methode:

Drie ergotherapeuten uit drie verschillende instellingen hebben deelgenomen aan de pilot. De REIS-NL is door de projectleden afgenomen op vijf locaties binnen de drie instellingen. Na terugkoppeling van de verkregen resultaten heeft er met de betrokken ergotherapeuten een semigestructureerd interview plaatsgevonden. Hierin is naar de bevindingen met betrekking tot de REIS-NL gevraagd.

Resultaten:

De REIS-NL geeft de ergotherapeuten structuur bij het in kaart brengen van de omgeving waarbij meerdere perspectieven worden bekeken. De onderdelen zijn volledig en relevant. Het

bewonersinterview blijkt een knelpunt, omdat het voor bewoners niet altijd mogelijk was om antwoord te geven op de vragen die gesteld worden. Er moet worden nagedacht over het betrekken van de activiteitenbegeleider in de interviews.

Conclusie:

De REIS-NL is inzetbaar binnen de Nederlandse woon-zorginstellingen, mits aan het instrument aanpassingen gedaan worden.

(4)

Inhoudsopgave

1.

Inleiding ... 6

2.

Literatuurstudie ... 9

2.1. Conclusie literatuurstudies ... 9

3.

Methode ... 12

3.1. Aanpak ... 12

3.2. Vertaling van het instrument ... 12

3.3. Werven van participanten ... 13

3.4. Kennismaking ... 14 3.5. Interventie ... 14 3.6. Werkwijze interventie ... 15 3.7. Dataverzameling ... 15 3.8. Data-analyse ... 16

4.

Resultaten ... 17

4.1. Ervaring projectleden ... 17

4.2. Ervaring deelnemende ergotherapeuten ... 18

5.

Discussie ... 23

6.

Conclusie ... 26

7.

Aanbevelingen ... 28

7.1. Vertaling ... 28

7.2. Duur afname en afnamemomenten ... 28

7.3. Toepasbaar maken van het bewonersinterview voor alle doelgroepen ... 28

7.4. Betrekken van dagbesteding en activiteitenbegeleiding ... 29

7.5. REIS-Short Form ... 30

7.6. De REIS gebruiken bij nieuwbouw ... 30

7.7. Bekend of onbekend zijn op de locatie ... 31

7.8. Scholing ... 31

7.9. Onderbouwing literatuur ... 31

8.

Literatuurlijst ... 32

Bijlage 1: Aanpassingen vertaling ... 36

Bijlage 2: Bijlage mail extra informatie over de REIS ... 38

Bijlage 3: Topiclijst ... 40

(5)

Bijlage 7: Resultaten instelling 2 afname B ... 50

Bijlage 8: Resultaten instelling 3

– afname A ... 53

Bijlage 9: Samenvatting interview

– ergotherapeut 1 ... 56

Bijlage 10: Samenvatting interview

– ergotherapeut 2 ... 59

(6)

1. Inleiding

Het Sociaal en Cultureel Planbureau verwacht dat het aantal vragers voor verstandelijke

gehandicaptenzorg (VG) enorm zal gaan groeien. De verstandelijk gehandicaptenzorg is in eerste instantie bedoeld voor mensen met een IQ lager dan 70.De ramingen voor cliënten in de VG-zorg betroffen ongeveer 80.000 cliënten in 2000 en de verwachting is circa 100.000 tot 150.000 cliënten in 2020. Daarnaast is geconstateerd dat er een grote stijging is in de vraag naar VG-voorzieningen, met name naar langdurig verblijf, de meest gebruikte- en duurste vorm. De instroom in langdurige zorg komt in alle leeftijdscategorieën voor, niet alleen bij een specifieke leeftijdsgroep.

Jongvolwassenen met een verstandelijke handicap gaan tegenwoordig eerder uit huis dan vroeger, waardoor ze langer zorg nodig hebben. Een andere oorzaak van langer zorggebruik is de toenemende levensverwachting. Sinds plusminus 25 jaar staan participatie van verstandelijk gehandicapten in de samenleving en zelfstandig wonen voorop in het VG-beleid. Dit heeft als gevolg dat de vraag naar kleinschalig wonen en dagbesteding is toegenomen (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2010).

Het aantal ouderen zal de komende jaren ook snel toenemen. Volgens de bevolkingsprognose van de Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zal het aantal 65-plussers van 2,7 miljoen in 2012 toenemen tot 4,7 miljoen in 2041. De komende jaren stijgt het aandeel van 65-79-jarigen op de totale bevolking sterk en ook de groep 80- plussers zal vanaf 2025 sterk toenemen door de dubbele vergrijzing (Zorg voor beter, 2015). Als gevolg van deze groei en de vergrijzing is het aantal mensen met dementie tussen 1991 en 2011 toegenomen. De verwachting is dat het absolute aantal personen met dementie met 73% zal stijgen tussen 2011 en 2030 (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2014).

Bewoners van Nederlandse verpleegtehuizen worden meestal goed verzorgd, maar het College voor de Rechten van de Mens concludeert in een rapport dat de mensenrechten binnen de Nederlandse verpleegtehuizen soms op het spel staan. Zo mogen bewoners niet zelf keuzes maken en vervelen zij zich door het beperkte activiteitenaanbod. Het college is van mening dat ouderen meer zeggenschap moeten krijgen over de inrichting van hun eigen plek. In sommige verpleegtehuizen is er te weinig privacy. Bewoners mogen niet hun eigen spullen neerzetten of krijgen pas de sleutel van de kamer wanneer ze er om vragen. Eén verpleeghuis besloot dat iedereen voortaan hetzelfde witte

(7)

In de huidige praktijk wordt er weinig gekeken naar de invloed van de omgeving op de wensen en behoeften van bewoners binnen de verstandelijke gehandicaptenzorg en geriatrische afdelingen. Om de omgevingsfactoren beter in kaart te brengen en vooral de invloed van deze omgevingsfactoren op de participatie te bekijken, is de Residential Environment Impact Scale (REIS) ontwikkeld.

De REIS is een meetinstrument waarmee in kaart wordt gebracht of de gemeenschappelijke faciliteiten voldoen aan de wensen en behoeften van de bewoners, zodat zij optimaal kunnen functioneren en participeren in hun eigen woonomgeving. De REIS is ontwikkeld voor mensen met een milde tot matige verstandelijk beperking en voor mensen met mentale retardatie wonend in een woon-zorginstelling (Fisher, Forsyth, Harrison, Angarola, Kayhan, Noga, Johnson & Irvine, 2014). De REIS wordt in de Verenigde Staten (REIS-US) en in het Verenigd Koninkrijk (REIS-UK) al gebruikt en is ontwikkeld vanuit het MOHO.

Het MOHO is ontstaan in 1980 en is wereldwijd een veel gebruikt model. Het model biedt

verschillende instrumenten die gebruikt kunnen worden in het ergotherapeutisch proces (Kielhofner, 2008). Eén daarvan is de Residential Environment Impact Scale.

Het MOHO is ontwikkeld als ergotherapeutisch model, gericht op de motivatie voor handelen, de levensstijl en invloed van de omgeving. Het model ziet de mens samengesteld uit drie componenten die met elkaar verbonden zijn; wil, gewenning en uitvoeringsvermogen. Het legt de nadruk op het grote geheel en de relaties tussen de verschillende onderdelen van het geheel en de wisselwerking met de omgeving (Kielhofner, 2008).

Het handelen wordt door het MOHO beschouwd als een dynamisch proces waarbij de verschillende componenten worden georganiseerd om lichaam en geest in stand te houden. Dit proces wordt bepaald door de taak en wordt afgestemd op de omgeving en beïnvloed door de omgeving (Verhoef & Zalmstra, 2012). Volgens het MOHO is handelen altijd gelokaliseerd in een fysieke en sociale omgeving. Deze omgeving heeft invloed op het handelen en geeft betekenis aan het handelen (Kielhofner, 2008). De omgeving is hierdoor een belangrijk aspect binnen het individuele handelen en dient daardoor goed aan te sluiten. Hierin speelt de REIS een rol.

De MOHO werkgroep heeft deze opdracht om meerdere redenen voorgelegd als afstudeerproject. Het instrument wordt momenteel gebruikt in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Uit kleinschalig onderzoek blijkt dat de REIS daar positief ontvangen wordt (Fisher & Kayhan, 2012). Dit is voor de MOHO werkgroep aanleiding geweest om zich te verdiepen in de REIS. De MOHO werkgroep concludeerde dat dit instrument potentie heeft binnen de Nederlandse gezondheidszorg omdat er in

(8)

Nederland nog geen ergotherapeutisch instrument bestaat wat de omgeving op deze wijze in kaart brengt. Het is daarom zaak te beoordelen of de REIS ook bruikbaar kan zijn voor de Nederlandse ergotherapeutische beroepspraktijk. Om dit te kunnen bepalen is het relevant een eerste

praktijkinventarisatie uit te voeren. Vanuit de opdrachtgever is de wens dat de aanpassingen met betrekking tot de inzetbaarheid van de REIS-NL verwerkt wordt als een geïntegreerd onderbouwd onderdeel binnen dit beroepsproduct.

De doelstelling van dit afstudeerproject is een pilot van de REIS-NL om op den duur tot gebruik van de REIS-NL in Nederland over te kunnen gaan. Vanuit de doelstelling van ons project is de volgende hoofdvraag geformuleerd:

Welke aanpassingen zijn nodig om de REIS-NL inzetbaar te maken in de Nederlandse woon- zorginstellingen?

Met behulp van de volgende deelvragen is getracht antwoord te geven op de hoofdvraag.

Deelvragen literatuuronderzoek:

 Wat is de bijdrage van het in kaart brengen van de invloed van omgevingsfactoren op de kwaliteit van leven van de bewoners in woon- zorginstellingen?

 Wat is er beschreven ten aanzien van de bruikbaarheid van de REIS?

 Welke alternatieve meetinstrumenten zijn er die meten of de omgeving voldoet aan de behoeften en wensen van bewoners in woon- zorginstellingen?

Deelvragen praktijkonderzoek:

 Is de Engelse versie van de REIS op een juiste manier vertaald naar het Nederlands?

 Is de Nederlandse vertaling van de REIS direct implementeerbaar in de Nederlandse situatie?  Wat zijn de ervaringen van ergotherapeuten in een aantal Nederlandse praktijkinstellingen

met de REIS-NL?

Wanneer de aanbevelingen voor het instrument worden verwerkt, is implementatie van de REIS-NL een stap dichterbij en is de Nederlandse ergotherapeutische beroepspraktijk een nieuw

meetinstrument rijker. Met implementatie van dit instrument krijgen ergotherapeuten handvatten om aan de slag te gaan. Hierdoor wordt de omgeving beter afgestemd op de bewoners en kunnen zij zo optimaal mogelijk participeren. Ergotherapeuten kunnen hun werkwijze onderbouwen en de

(9)

2. Literatuurstudie

In dit hoofdstuk wordt de werkwijze van de literatuurstudies toegelicht. Vervolgens worden de resultaten uit deze literatuurstudies gedeeld in een samenvatting.

Werkwijze literatuurstudie

Vanuit de hoofdvraag zijn drie deelvragen voor literatuuronderzoek opgesteld. Deze zijn beantwoord door middel van de individuele literatuurstudies. Deze literatuurstudies zijn methodisch

o gege e olge s het stappe pla oo het s h ij e a ee lite atuu studie A ksey & O Malley, . I elke lite atuu studie zij , a het opstelle a de deel age e de ij eho e de inclusie- en exclusiecriteria, de zoekstrings opgesteld. Vervolgens zijn er relevante databanken gekozen, waarin de zoekstrings zijn ingevoerd. De gevonden artikelen zijn naar Refworks

geïmporteerd, waar de duplicaten zijn verwijderd. De werkwijze en gevonden artikelen zijn door een ander projectlid peer reviewed uitgevoerd en uiteindelijk is consensus bereikt. De artikelen zijn beoordeeld op basis van titel, abstract en relevantie. Vanuit de zoekacties zijn per literatuurstudie acht relevante artikelen gevonden. Hiervan zijn de belangrijke gegevens gepresenteerd in een tabel. Uiteindelijk is in de conclusie het antwoord op de deelvraag geformuleerd, waarbij kritisch is gekeken naar de kwaliteit van de artikelen.

2.1.

Conclusie literatuurstudies

In het volgende stuk is een samenvatting te lezen van de literatuuronderzoeken. Deze literatuuronderzoeken hebben zich op de volgende vragen gericht:

Wat is de bijdrage van het in kaart brengen van de invloed van omgevingsfactoren op de kwaliteit van leven van de bewoners in woon-zorginstellingen?

Welke alternatieve meetinstrumenten zijn er die meten of de omgeving voldoet aan de behoeften en wensen van bewoners in woon-zorginstellingen?

Wat is er beschreven ten aanzien van de bruikbaarheid van de REIS?

In de REIS wordt beschreven dat de omgeving invloed kan hebben op de participatie van bewoners in woon-zorginstellingen. Om dit aan te kunnen tonen is er gezocht naar de invloed van de omgeving op de kwaliteit van leven van bewoners in een woon- zorginstelling (Knottnerus, 2016). Uit het

merendeel van de artikelen in deze literatuurstudie blijkt dat de omgeving van invloed is op kwaliteit van leven van bewoners in woon-zorginstellingen. Kwaliteit van leven is een subjectief begrip en moeilijk te meten en in kaart te brengen. Zelf gerapporteerde vragenlijsten geven de beste weergave

(10)

van bewoners. De vraag is echter of bewoners met dementie door problemen met het terughalen van gebeurtenissen, niveau van communicatie, inzicht en tijdwaarneming in staat zijn om de

vragenlijsten zinvol en betrouwbaar in te vullen (Fleming, Goodenough, Low, Chenoweth & Brodaty, 2014). De kwaliteit van leven van verpleeghuisbewoners met ernstige dementie is gerelateerd aan omgevingsfactoren zoals temperatuur, geluid en verlichting. Hoge temperatuur in slaapkamers en het doorbrengen van veel tijd in de slaapkamer wordt geassocieerd met lagere kwaliteit van leven. Het monitoren van deze omgevingsfactoren draagt mogelijk bij aan het verbeteren van kwaliteit van leven (Garre-Olmo, Lopez-Pousa, Turon-Estrada, Juvinya, Ballester, Vilalta-Franch, 2012). Het verbouwen en vernieuwen van een woon- zorginstelling laat slechts een lichte verbetering zien in kwaliteit van leven. Een verbouwing van een woon-zorginstelling hoeft niet perse te leiden tot een verbetering van de kwaliteit van leven van bewoners (Falk, Wijk & Persson, 2009).

Deze onderzoeken laten zien dat de omgeving wel degelijk invloed heeft op kwaliteit van leven. Het is daarom belangrijk dat ook hier aandacht aan wordt besteed. In de literatuur is gezocht naar andere meetinstrumenten die kijken naar de invloed van de omgeving op individuen (Bleeker, 2016). Het blijkt dat er meerdere instrumenten zijn die onderdelen gebruiken die ook worden getoetst in de REIS. Uit testen komt naar voren dat specialistische dementieafdelingen beter scoren dan

traditionele afdelingen wanneer aandacht wordt besteed aan bewegwijzering, veiligheid, privacy en verlichting, getest met de Therapeutic Environment Screening Scale (TESS-2+) (Slaughter, Calkins, Eliasziw & Reimer, 2006). Het blijkt dat onder andere privacy, een ondersteunende omgeving, het belang van persoonlijke spullen, aansluitende activiteiten en comfort een positieve invloed hebben op kwaliteit van leven, wanneer deze factoren goed aanwezig zijn (Cutler, Kane, Degenholtz, Miller & Grant, 2006). Uit afnames van de Camberwell Assessment of Needs for the Elderly (CANE) blijkt dat de meest onvervulde behoeften bij dementiepatiënten de stimulatie van dagelijkse activiteit is (Hancock, Woods, Challis & Orrell, 2006). Ook het maken van keuzes blijkt van van belang voor dementiepatiënten. Dit is ge ete et de Tool fo U de sta di g ‘eside t s Needs as I di idual Persons (TURNIP) (Edvardsson, Fetherstonhaugh & Nay, 2011). In de REIS worden bovenstaande onderdelen meegenomen tijdens de observatie of de interviews. Uit de artikelen blijkt dat bij goede aanwezigheid van deze factoren de kwaliteit van leven verbetert. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het nuttig is dat de REIS deze onderdelen bevat. Een toevoeging aan de REIS-NL zou kunnen zijn dat ook wordt gekeken naar de hoeveelheid personen die gebruikt maakt van een faciliteit. (Cutler et al., 2006).

(11)

De zojuist omschreven resultaten laten zien dat meerdere instrumenten overlappende onderdelen hebben met de REIS. Tijdens literatuuronderzoek is ook gekeken naar de REIS zelf en hierbij specifiek naar de bruikbaarheid van dit meetinstrument(de Groot, 2016). Vanuit het Verenigd Koninkrijk kwam de vraag voor een korte versie van de REIS. De REIS-Short Form (SF) werd om die reden ontwikkeld (Parkinson, Fisher & Fisher, 2011). Gebruikers van deze REIS-SF geven aan dat deze korte versie goed te gebruiken is bij verschillende individuen buiten een residentiële setting. Voorbeelden hiervan zijn ouderen die fysiek niet in staat zijn om naar huis terug te keren vanuit het ziekenhuis, mensen met mentale problemen die moeilijkheden ervaren in de gemeenschap en mensen die om verschillende redenen overwegen om naar een woon-zorginstelling te gaan.

In één van de onderzoeken zijn enquêtes verstuurd naar gebruikers van de REIS. Uit deze enquêtes bleek dat over het algemeen de REIS en REIS-SF als bruikbare instrumenten werden gezien. Wel zijn er enkele aanbevelingen gedaan zoals meer voorbeelden in de handleiding en meer onderzoek naar betrouwbaarheid en validiteit van het instrument (Fisher & Kayhan, 2012). Over het algemeen laat dit literatuuronderzoek zien dat er weinig artikelen beschikbaar zijn en dat de onderzoeken die zijn uitgevoerd veel biases bevatten. Over het algemeen zijn de onderzoeken naar de REIS beperkt.

(12)

3. Methode

Dit hoofdstuk geeft de methode weer die tijdens het praktijkonderzoek is gebruikt. Er wordt beschreven hoe het proces van vertalen is uitgevoerd, hoe de participanten zijn geworven en de werkwijze van de pilot wordt verder toegelicht.

3.1.

Aanpak

In dit project is een pilot uitgevoerd onder ergotherapeuten in de praktijk. Op deze manier kon het instrument op kleine schaal worden getest. Daarnaast gaf dit de mogelijkheid om aan de hand van een kleine praktijkanalyse oplossingen te geven voor implementatie op grotere schaal (The Lean Six Sigma Company, 2016).

De projectgroep is begonnen met zich te verdiepen in het instrument, het opdoen van ideeën en het maken van een planning waarin de uit te voeren activiteiten globaal zijn beschreven. Daarna is de vertaling van het instrument bruikbaar gemaakt voor de pilot, zie voor uitgevoerde aanpassingen bijlage 1. De instellingen zijn geworven, benaderd en geselecteerd voor deelname aan het project. De kennismakingsgesprekken, de afnamen van het instrument en de terugkoppeling van de resultaten aan de ergotherapeuten hebben plaatsgevonden. Als laatste zijn er aanbevelingen gedaan over mogelijke aanpassingen in de REIS-NL en is er advies gegeven voor verdere implementatie. Deze adviezen zijn vervolgens overgedragen aan de opdrachtgever.

3.2.

Vertaling van het instrument

Om het instrument bruikbaar te maken voor het praktijkonderzoek, zijn de volgende stappen genomen:

1. oriënteren op de REIS UK en REIS-US;

2. vertalen van de REIS-UK door externe vertaler;

3. controleren van de vertaling op (professioneel) taalgebruik;

4. vertaling aansluitend maken voor gebruik in de Nederlandse situatie; 5. aanbevolen aanpassingen voorleggen aan de opdrachtgever;

(13)

De projectgroep heeft de versie van de REIS uit Groot-Brittannië (REIS-UK) naast de versie uit de Verenigde Staten (REIS-US) gelegd om de verschillen tussen de twee versies te kunnen bepalen. Hierdoor is meer inzicht verkregen in de inhoud en werkwijze. Om het instrument bruikbaar te maken voor een eerste praktijkonderzoek was een Nederlandse vertaling nodig. Aan de start van het project heeft de opdrachtgever de REIS-UK naar een externe vertaler gestuurd. Eind februari heeft de projectgroep de Nederlandse vertaling mogen ontvangen. De opdrachtgever heeft enkel de

scoreformulieren, de uitgebreide criteria, verslagleggingsformulieren en de formulieren met

aanwijzingen laten vertalen. Deze onderdelen waren het meest van belang voor het afnemen van de REIS. Om het instrument zo goed mogelijk te laten aansluiten op de Nederlandse situatie, heeft de projectgroep het vertaalde deel van de REIS nagelopen op professioneel taalgebruik en de

aansluiting bij de Nederlandse situatie. Elk projectlid heeft de vertaling individueel doorgelezen, waarna de bevindingen gezamenlijk zijn besproken. Per gevonden item zijn mogelijke alternatieven genoteerd en deze zijn voorgelegd aan de opdrachtgever. Tijdens dit overleg is consensus bereikt over de te maken aanpassingen. Deze aanpassingen zijn doorgestuurd naar de externe vertaler, die de wijzigingen heeft doorgevoerd. Deze laatste versie is door de opdrachtgever goedgekeurd voor gebruik in het praktijkonderzoek.

3.3.

Werven van participanten

De eerste stappen in het werven van deelnemers voor het praktijkonderzoek zijn gezet door de opdrachtgever. Voor aanvang van het project heeft de opdrachtgever zelf contact gehad met twee ergotherapeuten, die aangaven mee te willen doen aan dit onderzoek. Vervolgens zijn vanuit het professionele netwerk van de projectleden drie andere instellingen benaderd voor deelname aan het onderzoek.

Deze vijf instellingen zijn door de projectleden per e-mail benaderd voor een introductie van het REIS-NL project. Deze e-mail betrof een globale uitleg over het project en een bijlage met aanvullende informatie over de REIS. Deze aanvullende informatie is te vinden in bijlage 2. Twee instellingen hebben per e-mail een reactie gegeven en zijnvervolgens telefonischbenaderd. Drie van de vijf instellingen zijn uitgesloten van deelname. Eén instelling bleek alleen een kinderergotherapeut in dienst te hebben, twee andere instellingen bleken niet geschikt vanwege een te kleine formatie of afwezigheid van een eigen ergotherapeut. De instellingen die telefonisch zijn benaderd zijn

(14)

Na de eerste wervingsronde bleek dat vanuit het eigen netwerk niet voldoende instellingen geworven konden worden. In overleg met de coach is besloten om een oproep te doen in een gesloten groep voor ergotherapeuten op Facebook. Op basis van deze oproep hebben zes ergotherapeuten aangegeven interesse te hebben in deelname. Deze ergotherapeuten zijn

vervolgens via een persoonlijk bericht op Facebook benaderd en hebben een e-mail met aanvullende informatie ontvangen. Uiteindelijk hebben twee ergotherapeuten uit twee instellingen daarop gereageerd. Op korte termijn kon met één van de twee instellingen afspraken worden gemaakt; deze instelling wordt verder aangeduid als instelling 3.

Er zijn vijf locaties binnen drie verschillende instellingen geïncludeerd, waarvan één verpleeghuis met een psychogeriatrische afdeling en twee instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking. Per instelling heeft één ergotherapeut deelgenomen aan het onderzoek, verder te lezen als

ergotherapeut 1, 2 en 3.

3.4.

Kennismaking

Bij twee van de drie instellingen heeft een telefonische introductie plaatsgevonden. Vervolgens heeft bij alle drie de instellingen een kennismaking plaatsgevonden op locatie. Er waren elke keer twee van de drie projectleden aanwezig. Tijdens deze kennismaking is verdere uitleg gegeven over de REIS en is besloten of de instelling voldeed aan de eisen voor afname. Alle instellingen konden geïncludeerd worden. De kennismakingsgesprekken hebben per keer ongeveer 45 minuten in beslag genomen. Ter kennisneming hebben wij de REIS-UK en de vertaling achtergelaten, zodat de ergotherapeuten de mogelijkheid kregen om zich te verdiepen in het instrument.

3.5.

Interventie

Het instrument bestaat uit de volgende vier stappen: 1. observatieronde door de instelling;

2. observatie van activiteiten; 3. interviewen van de bewoners; 4. interviewen van de medewerkers.

(15)

Tijdens de afname van de REIS-NL werden de volgende onderdelen gescoord: dagelijkse ruimtes, dagelijkse objecten, faciliterende relaties en structuur van activiteiten. Op elk item heeft elk

projectlid een score van 1, 2, 3 of 4 toegewezen. De benodigde informatie is door middel van de vier stappen verzameld, zodat de projectleden een professioneel oordeel konden geven.

De vier-puntschaal is als volgt onderverdeeld: 4= omgeving biedt veel ondersteuning 3= omgeving biedt ondersteuning 2= omgeving verstoort

1= omgeving verstoort sterk

Om ervoor te zorgen dat de projectleden op de juiste wijze de scores zouden toekennen, is gebruik gemaakt van de uitgebreide criteria uit de REIS-NL handleiding (Fisher et al., 2014).

3.6.

Werkwijze interventie

De projectleden hebben in tweetallen de locaties bezocht en hebben afzonderlijk van elkaar de observatiegedeeltes afgenomen. Beide interviews zijn door één projectlid afgenomen, waarbij de ander heeft genotuleerd en eventueel aanvullende vragen heeft gesteld.

3.7.

Dataverzameling

Tijdens het afnemen van de REIS-NL is de informatie uit de observaties en de interviews genoteerd in de formulieren van de REIS-NL. Elk projectlid heeft een eigen formulier ingevuld. De opmerkingen die de ergotherapeuten tijdens de afnames of na de afname hebben genoemd, zijn genoteerd om te verwerken in de resultaten.

Informatie over ervaringen van de betrokken ergotherapeuten is verzameld met behulp van een semigestructureerd interview. Deze manier van interviewen zorgt voor structuur in het gesprek en geeft daa aast ge oeg ui te oo a de e the a s Jo g, Meass hal k, Legius, Va de oele, Glorieux & Visser, 2015). Om het interview vorm te geven is een topiclijst opgesteld, welke is terug te vinden in bijlage 3. De p oje tg oep heeft e oo gekoze o de topi lijst i de jij- o te

(16)

3.8.

Data-analyse

De dag na afname zijn de scores van de twee aanwezige projectleden met elkaar vergeleken en zijn de verschillen besproken. Deze zijn weergeven in een tabel. De sterke punten en zwakke punten, de samenvatting en de aanbevelingen zijn onder de tabel uitgeschreven. De resultaten van de afnames zijn te vinden in de bijlagen 4 tot en met 8.

De uitwerkingen van de resultaten zijn gebruikt als middel om uiteindelijk informatie te verkrijgen over de ervaringen van de betrokken ergotherapeuten met de REIS-NL.

De verkregen informatie uit de interviews zijn samengevat en te vinden in de bijlagen 9 tot en met 11.

Zowel de resultaten van de afnames als de samenvatting van het interview zijn opgestuurd naar de betreffende ergotherapeuten voor een membercheck. Er is gekozen voor het uitvoeren van een membercheck om vast te stellen of de samenvattingen een juiste reconstructie van de werkelijkheid zijn (Verhoef, Kuiper, Neijenhuis, Dekker-Doorn & Rosendal, 2015). De antwoorden uit de interviews zijn per vraag bekeken en vergeleken met de antwoorden van de andere ergotherapeuten.

(17)

4. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten die verkregen zijn uit de pilot beschreven. Eerst wordt beschreven welke bevindingen de projectleden hebben gehad met het afnemen van de REIS-NL. Vervolgens zijn de bevindingen van de betrokken ergotherapeuten weergeven.

4.1.

Ervaring projectleden

Observatie van de omgeving

De REIS-NL biedt structuur en handvatten voor het observeren van de omgeving. De omgeving kan vanuit verschillende perspectieven worden bekeken en er kan een totaalbeeld van de omgeving worden gevormd.

De afname van het instrument neemt meer tijd in beslag wanneer het wordt afgenomen door iemand die niet bekend is op de locatie. Dit heeft als reden dat informatie moet worden nagevraagd bij het aanwezige personeel of eventueel, waar mogelijk, bij een bewoner.

Observatie van de activiteit

Vanuit de REIS wordt beschreven dat er minimaal drie alledaagse activiteiten geobserveerd moeten worden om een goed totaalbeeld te kunnen vormen. De projectgroep heeft verschillende activiteiten geobserveerd zoals het ontbijt, het koffie drinken, de lunch en het verplaatsen binnen en

buitenshuis. Niet alle bewoners konden de activiteit volledig zelfstandig uitvoeren. Voor een aantal inwoners bleken kleine taken, zoals een jas op hangen of een kopje pakken al een moeilijke activiteit te zijn.

Het was voor de projectleden een uitdaging om de onderdelen met betrekking tot de activiteiten te scoren, omdat zij beperkte kennis hadden over de mogelijkheden en het niveau van functioneren van de bewoners.

Interview met de bewoners

In het bewonersinterview worden drie basisvragen gesteld, waarbij in wordt gegaan op de beleving van de bewoners met betrekking tot de woonomgeving en welke veranderingen het wonen prettiger kunnen maken. Er is ruimte om aanvullende vragen te stellen naar aanleiding van de verkregen informatie uit gesprekken en de observatie.

Tijdens afname van de interviews bleek dat het merendeel van de bewoners moeite had met het beantwoorden van open vragen. Gesloten vragen werden gemakkelijker beantwoord, maar hierbij is

(18)

twijfel of het antwoord adequaat is. Bewoners konden antwoord geven op de vraag of ze zich prettig voelen in de omgeving, maar waren niet in staat dit verder toe te lichten.

Een medewerker van instelling 2 heeft de projectleden ondersteund bij het stellen van de interviewvragen. Hij gaf aan dat zijn houding en gedrag de antwoorden van de bewoners kan

beïnvloeden. Volgens de ergotherapeut heeft het humeur van de cliënt ook invloed op de resultaten. Interview met het personeel

In het personeelsinterview zijn vier basisvragen gesteld, waarbij wordt ingegaan op wat het tehuis goed doet, wat het tehuis kan verbeteren, welke hindernissen verbetering belemmeren en welke veranderingen bijdragen aan het verbeteren van het tehuis. Daarnaast zijn met behulp van de optionele, meer gedetailleerde handleiding verdiepende vragen gesteld.

De medewerkers hadden veel kennis over de bewoners en hebben het meeste contact met de sociale omgeving van de bewoners. Zij konden goed verwoorden wat zich afspeelde op de afdeling en het personeel leek goed te kunnen spreken vanuit het bewonersperspectief. De verkregen informatie uit het personeelsinterview heeft een meerwaarde gehad bij het invullen van het scoreformulier.

4.2.

Ervaring deelnemende ergotherapeuten

Met de drie deelnemende ergotherapeuten heeft een semigestructureerd interview plaatsgevonden, zie paragraaf 3.7. In dit interview zijn vragen gesteld naar aanleiding van de observatie en de

verkregen informatie tijdens het praktijk onderzoek.

Hieronder zijn de antwoorden van de drie ergotherapeuten per vraag samengevat: Wat is jouw indruk van de REIS-NL?

Alle ergotherapeuten zijn van mening dat de REIS-NL een compleet beeld geeft van wat zich in een woning afspeelt. Zij geven aan dat de REIS-NL houvast biedt bij het in kaart brengen van de omgeving en de REIS-NL dit overzichtelijk en gestructureerd weergeeft.

Ergotherapeut 3 vraagt zich wel af of dit instrument straks breed inzetbaar zal zijn binnen de doelgroep waarin zij werkt. Er is een grote non-verbale groep binnen haar werksetting. Deze doelgroep vindt het beantwoorden van een open vraag lastig. Daarnaast geeft zij aan dat een houding veel invloed op het antwoord. Het betrekken van begeleiding en familie kan ook een optie zijn bij het afnemen van het interview.

(19)

Hoe denk je over de onderdelen waaruit de REIS-NL bestaat?

Ergotherapeuten 1 en 2 vinden alle onderdelen van de REIS-NL belangrijk om af te nemen.

Ergotherapeut 3 voegt toe dat alle onderdelen volledig zijn. Alleergotherapeutenbenoemen dat het bewonersinterview een lastig onderdeel is, omdat de bewoners moeilijk te bevragen zijn. Vragen worden niet altijd begrepen en de antwoorden hangen af van het moment van de dag.

Ergotherapeut 2 zou om die reden eerder kiezen voor een extra observatie. Zij benoemt ook dat de vragen vrij groot en open zijn en vraagt zich af of je dan wel alle aspecten van de vraag beantwoord krijgt en door het doorvragen niet teveel stuurt. Ergotherapeut 1 benoemt dat medewerkers en bewoners vaak een wenselijk antwoord geven, omdat ze het moeilijk vinden negatieve onderdelen te belichten. Als alternatief geeft zij het bevragen van een familielid of mantelzorger. Er kan niet

volledig rekening worden gehouden met de individuele normen en waarden van de bewoners omdat ze niet alleen wonen.

Zijn er nog onduidelijkheden over de manier van afnemen van de REIS-NL?

Ergotherapeut 1 en 3 ervaren geen onduidelijkheden over de manier van afname. Zij zouden met de kennis die ze nu hebben het instrument kunnen afnemen.

Ergotherapeut 2 benoemt dat ze met de scores en beschrijvingen uit de voeten kan en dat de scorelijsten helder zijn. Zij had graag meer voorbeelden willen hebben voor het gesprek met de medewerker, over het stellen van vragen. Als voorbeeld geeft zij het ophangen van een lijst, zodat werknemers op de hoogte zijn van het aankomende interview en hier hun perspectieven in kunnen laten vullen. Ergotherapeut 2 is van mening dat het voordeel van de open vragenisdat vaak het belangrijkste naar voren komt.

Ergotherapeut 3 meldt dat zij wel twijfelt over de scores, omdat deze subjectief lijken.

Is het voor jou haalbaar om een manager, teamleider en iemand van het verzorgd personeel te interviewen?

Ergotherapeut 1 en 2 zijn het er over eens dat het haalbaar is om de interviews af te nemen.

Ergotherapeut 3 vertelt dat het lastig wordt om een teamleider of manager te interviewen, maar dat het niet onmogelijk is. De managers staan vaak verder van de doelgroep af en schuiven deze taken vaak door aan de begeleiders.

Door ergotherapeut 2 wordt benoemd dat het wel afhangt van de rol die verkregen is binnen een instelling of de interviews afgenomen kunnen worden. Het instrument geeft houvast waarin verschillende kaders worden aangeboden; dit is fijn wanneer de ergotherapeuten zich verliezen in alle dingen die moeten gebeuren. Zij beschrijft het personeelsinterview als relevant, omdat er

(20)

mogelijk iemand met een goed idee komt aan de hand van het interview. Daarnaast geeft het interview een goed beeld van de huidige situatie in de instelling.

Wat ontbreekt er volgens jou in de REIS-NL?

Volgens ergotherapeut 2 wordt de tuin vaak vergeten in de observatie van de omgeving. Er wordt vanuit de ergotherapie wel geprobeerd de tuin te betrekken in de observaties. Deze zelfde ergotherapeut benoemt dat zij het stuk 'gevoel' mist in de REIS-NL. De bewoners hebben het verstand van een klein kind, soms van een baby en dan is juist het stuk beleving en gevoel van veilig voelen essentieel. Het aanzicht van de ruimte maakt niet zoveel uit; het is belangrijker dat bewoners zich veilig voelen. Daarin is de nabijheid van de begeleiding en de begeleidingswijze het meest van belang. Als de begeleiding zich niet goed voelt, dan voelt de bewoner dit aan. Wellicht is dit een punt dat bij deze doelgroep meer naar voren mag komen.

Ergotherapeut 1 benoemt dat zij het betrekken van de dagbesteding of activiteitenbegeleiding mist, terwijl de hierboven genoemde ergotherapeut dit juist niet mist. Dit heeft als reden dat er

onderscheid gemaakt wordt tussen dagbesteding of wonen. Ook ergotherapeut 3 ziet toegevoegde waarde in het betrekken van de activiteitenbegeleiding. Er mist volgens ergotherapeut 1 in het instrument ook een stuk over vrijwilligers. De beschikbaarheid van personen is meer dan alleen in de observatie op de afdeling. Het zou beter naar voren kunnen komen onder faciliterende relaties. Andere aanwezige disciplines hoeven volgens de ergotherapeuten niet betrokken te worden in het instrument.

Ergotherapeut 2 noemt dat het belangrijk is om te kijken op welk vlak advies wordt gegeven met behulp van de REIS-NL. Bij adviseren blijkt tijd en geld altijd een knelpunt. Het is soms zoeken naar wat ideaal is en wat haalbaar is in de betreffende situatie. Hierover moet goed worden nagedacht bij het afnemen van de REIS-NL.

Volgens ergotherapeut 1 moet de mate van zelfstandigheid tijdens het beoordelen worden meegenomen; of mensen iets zelfstandig kunnen, maar ook willen doen. Hierin komt een

tegenstrijdigheid naar voren, namelijk dat enerzijds de bewoners door institutionalisering aangeven het te makkelijk vinden dat er voor hen gezorgd wordt. En anderzijds dat de ergotherapeuten graag zien dat de bewoners uitgedaagd worden om zo lang mogelijk zelfstandig te zijn. De manier waarop dit bekeken moet worden komt niet goed terug in het instrument. Als laatste punt wordt aangegeven dat niet beschreven staat of het herhalen van het instrument na een bepaalde periode of na het uitvoeren van aanpassingen noodzakelijk is.

(21)

Geeft de REIS-NL jou informatie, die je normaal niet te weten was gekomen?

Er wordt door ergotherapeuten 1 en 2 aangegeven dat er niets is dat ze voor het eerst hoorden wat betreft de resultaten en aanbevelingen. Ergotherapeut 3 geeft aan dat zij aan sommige dingen zelf niet bedacht had of nog niet had gezien. Zij observeert zelf de omgeving vaak pas naar aanleiding van een vraag. Hierdoor bekijkt zij de situatie met een kokervisie. Zij geeft aan dat je door het gebruik van het instrument niet met die kokervisie kijkt en de hele omgeving meeneemt in de observatie.

De omgeving roept bij ergotherapeut 2 al snel een bepaald gevoel op, waardoor ze dingen ziet en ook snel actiepunten kan opnoemen. Zij verteld dat de woning voor de werknemers een

werkomgeving is waar ze dagelijks zijn, waardoor haar dingen opvallen die de werknemers niet meer zien.

Ergotherapeut 1 benoemt dat de REIS-NL structuur geeft in de manier waarop je naar de omgeving kijkt. Je neemt alle punten mee die in het instrument zijn uitgewerkt. Zij gaat er vanuit dat hierin alle punten met betrekking tot de omgeving zijn beschreven.

Denk je dat de REIS-NL een meerwaarde kan zijn?

Ergotherapeut 1 en 3 geven aan dat het instrument structuur biedt. Ergotherapeut 2 benoemt dat de verslaglegging meer gestructureerd wordt en het overdraagbaar is naar andere partijen, zoals

managers, familie en verzorgend personeel. Zij ervaart dat met behulp van de REIS-NL geen nieuwe dingen worden onderzocht, maar het houvast geeft om alle kaders met betrekking tot de omgeving te bekijken.

Ergotherapeut 3 denkt dat de REIS-NL een meerwaarde heeft, maar hoopt dat het instrument breder toepasbaar wordt voor cliënten die verbaal minder sterk zijn. Zonder het cliëntinterview of met een aanpassing in het cliëntinterview zou ze het zeker willen gebruiken. Ergotherapeut 2 en 3 benoemen dat ze het instrument ook zouden inzetten om te kijken wat nodig is bij de bouw van de nieuwe woningen. Ergotherapeut 3 vertelt dat ze het instrument in de oude woningen zou afnemen, zodat concreet gemaakt kan worden wat de belemmeringen zijn voor de cliënten. Dit maakt het tastbaar en concreet, zodat er rekening mee kan worden gehouden in de nieuwbouw.

Ben je een voorstander van verder implementatie van de REIS-NL?

Alle ergotherapeuten zijn voorstanders van implementatie. Ergotherapeut 1 noemt dat het fijn is om een check op de afdeling te doen. Zij zal tijd vrij maken om het gehele instrument af te nemen. Ze geeft aan dat het goed inrichten van de omgeving en de ruimte zeker een meerwaarde heeft. Ergotherapeut 2 denkt dat de REIS-NL zou kunnen helpen in het maken van gemeenschappelijke keuzes. Aan de hand van de punten uit de REIS-NL kan het gesprek worden aangegaan over veranderingen in de woning.

(22)

Ze vinden allemaal dat er gekeken moet worden naar het bewonersinterview. Hierbij wordt door de ergotherapeut 2 als aanbeveling gegeven logopedisten in te zetten en plaatjes in de REIS-NL

persoonlijker te maken. Het is belangrijk om op hetzelfde communicatieniveau van de bewoner te zitten. Het vragen stellen als buitenstaander werkt soms wel, maar op dit niveau geven de bewoners sneller antwoord aan iemand die zij kennen en vertrouwen.

Vind jij dat er scholing nodig is bij verder implementatie van de REIS-NL?

Ergotherapeut 2 vindt scholing een goed idee om meer diepgang te bereiken. Zij zegt theoretische uitleg over het instrument het meest belangrijk te vinden om aan de slag te kunnen gaan en

handvatten te krijgen. Het geeft haar de kans om vragen te stellen en praktijksituaties voor te leggen. Zij vindt het belangrijk om rekening te houden met referentiekaders, interpretatie en normen. Deze punten zijn voor haar interessant om mee te nemen in het scoren.

Ergotherapeut 3 be oe t dat s holi g uttig zou ku e zij oo haa e haa ollega s. )ij heeft het instrument nu al gezien en kent de manier van scoren van haar SCOPE scholing, dus dit maakt het voor haar makkelijker dan voor een collega die niet geschoold is. Bij eventuele scholing zou zij graag casussen willen behandelen, waarin wordt gekeken naar de overeenkomsten in het scoren en de interpretatie.

Ergotherapeut 1 benoemt dat een twee uur durende cursus voldoende zou zijn, waar

kennisoverdracht en overleg met andere ergotherapeuten die het instrument al gebruiken fijn zou zijn.

Ergotherapeut 2 benoemd dat gebruik van de REIS-NL het in kaart brengen van de omgeving wat formeler maakt. Dit kan voor haar verschil maken, ook interdisciplinair. Er zijn veel disciplines en elke discipline doet iets. Zij denkt dat de REIS-NL kan dit meer bij elkaar kan brengen en ervoor kan zorgen dat meer gerichte actiepunten uitgezet kunnen worden naar de disciplines. Soms wordt vergeten dat er een bepaalde professionaliteit nodig is voor inrichting van de omgeving. Als ergotherapeuten kunnen zij met gebruik van dit instrument professionaliteit laten zien aan de managers.

Ergotherapeut 2 geeft aan het liefst scholing te volgen met ergotherapeuten uit dezelfde doelgroep, zodat de vraagstellingen meer overeenkomen. Ergotherapeut 1 geeft aan dat ze het juist een toegevoegde waarde zou vinden om met ergotherapeuten van beide doelgroepen te werken.

(23)

5. Discussie

De doelstelling van dit afstudeerproject was het opzetten van een inventariserende pilot onder ergotherapeuten binnen verschillende settings. Daarin is onderzocht of het instrument, de REIS-NL, bruikbaar is binnen de Nederlandse beroepspraktijk. Het is gebleken dat het instrument gebruikt kan worden om de invloed van de omgeving op de wensen en behoeften van de bewoners te meten. De ergotherapeuten zien de meerwaarde van het inzetten van het instrument. De REIS-NL geeft structuur en biedt handvatten in het observeren van de omgeving. Daarnaast geeft het inzicht in verschillende perspectieven met betrekking tot de omgeving. De resultaten uit de studie bevestigen de verwachting van de MOHO werkgroep, namelijk dat er in de Nederlandse beroepspraktijk behoefte is aan een instrument zoals de REIS-NL. Er zijn echter nog enkele aanpassingen nodig om het instrument optimaal te kunnen gebruiken.

De projectgroep is over het algemeen tevreden met de gevolgde werkwijze tijdens de verschillende fases a dit p oje t. Ee aa tal keuzes o dt i de olge de ali ea s te dis ussie gesteld.

Het aantal participanten in het onderzoek was klein, waardoor de uitspraken niet representatief zijn voor de gehele doelgroep. In het beginstadium waren vanuit het eigen netwerk weinig instellingen beschikbaar, waardoor het veel tijd in beslag heeft genomen om het aantal participanten te verhogen. Achteraf gezien had de projectgroep het bericht op Facebook eerder moeten plaatsen. Hierdoor hadden mogelijk meer instellingen benaderd kunnen worden en was er tijd geweest voor meer afnames. Om meer input en onderling vergelijkingsmateriaal te verkrijgen zou het in het vervolg raadzaam zijn een tweede ergotherapeut per instelling te includeren.

Een ander obstakel was de communicatie met de betrokken deelnemers en mogelijke deelnemers. De voortgang van het project is belemmerd doordat instellingen niet altijd goed bereikbaar waren via e-mail en/of per telefoon.

In de pilot was verschil merkbaar tussen een afname in het bijzijn van een ergotherapeut en een afname zonder ergotherapeut. Alleen de eerste afname heeft plaatsgevonden zonder het bijzijn van de ergotherapeut, dit maakt de werkwijze in vergelijking met de andere afnamen anders en is mogelijk minder informatie verkregen. Daarnaast heeft de projectgroep mogelijk minder informatie kunnen verzamelen, omdat aanvullende vragen niet gesteld konden worden.

Vanuit de REIS-NL wordt niet beschreven of de ergotherapeut bekend moet zijn op de afnamelocatie. Het voordeel van afname door een onbekende op de locatie is dat er kritisch wordt gekeken naar de

(24)

omgeving en objectief wordt beoordeeld aan de hand van het scoreformulier. Een nadeel is dat er mogelijk belangrijke informatie wordt gemist, dit moet worden nagevraagd aan het personeel of eventueel de bewoners. Hier is niet altijd mogelijkheid voor.

Het interview met de bewoners gaf niet het gewenste resultaat. De ergotherapeuten merkten ook op dat dit een lastig onderdeel is, aangezien de bewoners moeite hadden met het beantwoorden van de open vragen. In dit eerste praktijkonderzoek zijn de andere mogelijkheden niet onderzocht, namelijk het inzetten van familie of andere betrokkenen. Wanneer hier wel mogelijkheid voor was geweest, hadden meer gerichte aanbevelingen gedaan kunnen worden. In het literatuuronderzoek is niet naar voren gekomen welke ervaringen ergotherapeuten in de Verenigde Staten of in het Verenigd

Koninkrijk met het bewonersinterview hebben gehad.

Hierbij moet echter rekening gehouden worden met het feit dat de projectleden geen ervaring hebben met het behandelen van verstandelijk gehandicapten. Dit heeft het afnemen van het interview mogelijk belemmerd, waardoor er mogelijk vertekening is van de resultaten. De

projectgroep is wel van mening dat het bewonersinterview een meerwaarde heeft binnen de REIS-NL.

Een sterk punt binnen dit onderzoek is het feit dat de projectg oep zi h heeft ge i ht op ee z a e doelgroep, waarvoor weinig instrumenten voorhanden zijn. Wellicht waren de resultaten anders geweest op het moment dat wij een somatische doelgroep hadden geïncludeerd. Door het maken van deze keuze bieden wij deze doelgroep de mogelijkheid kennis te maken met een nieuw instrument.

De projectgroep heeft niet de mogelijkheid gehad om zowel een manager als een zorgmedewerker uit dezelfde instelling te interviewen voor de afname. Het is mogelijk dat daardoor in de resultaten een perspectief ontbreekt. Er is ook geen mogelijkheid geweest om familie of de directe sociale omgeving van de betreffende bewoner in te zetten bij het bewonersinterview, waardoor de invloed van deze mogelijkheid niet is onderzocht.

De opdrachtgever wil de REIS-NL in Nederland implementeren naar aanleiding van de ontwikkelingen rondom het instrument in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.

Hier is echter weinig wetenschappelijke onderbouwing voor te vinden. De onderzoeken naar de REIS zijn beperkt, ook omtrent bruikbaarheid en validiteit. Dit maakt de onderbouwing voor de keuze van

(25)

Na afronding van dit praktijkonderzoek is de projectgroep van mening dat de REIS-NL een aanvulling kan zijn op de bestaande instrumenten. Wenselijk is dat er in de toekomst meer

wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan om het gebruik van de REIS-NL verder te onderbouwen. De projectleden hebben de resultaten van de afnamen vergeleken en enkele scores bleken te verschillen. De projectgroep adviseert dat er wordt gekeken de validiteit van het instrument. Bij verder onderzoek kan gebruik worden gemaakt van psychometrisch onderzoek. In deze vorm van onderzoek gaat het om de constructie van het instrument en het testen van het instrument op betrouwbaarheid en validiteit (Dassen, Keuning, Jansen & Jansen, 2012).

Achteraf is gebleken dat één van de vragen uit het semigestructureerde interview anders gefo ulee d had ku e o de . Mogelijk is et de aag Ben je een voorstander van verder

implementatie van de REIS-NL?’ de suggestie gewekt dat de projectgroep per definitie al voorstander

was van verdere implementatie.

Er moet rekening worden gehouden met het feit dat de participanten mogelijk niet volledig objectief hebben deelgenomen aan het onderzoek, aangezien zij behoefte hebben aan een nieuw instrument om de omgeving in kaart te brengen.

Als laatst hebben de gebruikte literatuurstudies elk eigen beperkingen in het onderzoek. Daarmee moet rekening worden gehouden in het stellen van conclusies over de uitkomsten.

(26)

6. Conclusie

De hoofdvraag van deze bachelor thesis is:

Welke aanpassingen zijn nodig om de REIS-NL inzetbaar te maken in Nederlandse woon- zorginstellingen?

Het doel van deze pilot was een eerste praktijkinventarisatie naar de inzetbaarheid van de Residential Environment Impact Scale onder ergotherapeuten, werkzaam in Nederlandse

woon-zorginstellingen. De ergotherapeuten die deel hebben genomen aan de pilot hebben positief gereageerd op het instrument. Hoewel de resultaten voortkomend uit dit praktijkonderzoek veelbelovend zijn, is er nog geen volledige en representatieve theoretische onderbouwing voor de REIS-NL.

Uit literatuuronderzoek is gebleken dat de omgeving invloed heeft op de kwaliteit van leven (Knottnerus, 2016). Het is dus belangrijk dat hiernaar gekeken wordt door middel van een

instrument. Er blijken verschillende meetinstrumenten te zijn die zich richten op de invloed van de omgeving, waarvan enkele onderdelen overlappen met de REIS-NL (Bleeker, 2016). Uit

literatuuronderzoek blijkt dat er weinig wetenschappelijke literatuur beschikbaar is over de REIS. De literatuur die gevonden is, is beperkt en geeft geen antwoord op de vraag of de REIS bruikbaar is (De Groot, 2016).

De betrokken ergotherapeuten geven aan dat het instrument nog enkele beperkingen heeft. Deze moeten verbeterd worden voordat de REIS-NL geïmplementeerd kan worden. De projectgroep deelt deze mening. Voor verdere implementatie dient de REIS-UK volledig vertaald te worden. Er zijn aanpassingen nodig op het gebied van het bewonersinterview. Het interview is beperkt bruikbaar bij de doelgroepen psychogeriatrie en verstandelijk gehandicapten. De duur van de afname en de afnamemomenten moeten beschreven worden in de handleiding van het instrument. Het is van belang te onderzoeken of het betrekken van activiteitenbegeleiding en dagbesteding een

meerwaarde kan hebben voor de REIS-NL. Daarnaast is er sinds kort ook een Short-Form van de REIS beschikbaar. Deze versie is breder inzetbaar, ook buiten de institutionele settings, en kan een aanvulling zijn binnen de bestaande meetinstrumenten. Er moet bekeken worden of de REIS-NL een

(27)

De projectgroep adviseert om in het vervolgonderzoek de ergotherapeuten het instrument zelf af te laten nemen om hun kennis en kunde te kunnen gebruiken. Om de ergotherapeuten zelfstandig de REIS-NL te kunnen laten afnemen wordt een scholing geadviseerd. Daarnaast is het van belang dat er verder onderzoek wordt gedaan naar de REIS, om onder andere de validiteit te onderzoeken.

De projectgroep verwacht dat op het moment dat deze aanbevelingen worden meegenomen bij verdere implementatie, de REIS-NL in de toekomst inzetbaar zal zijn binnen de Nederlandse woon- zorginstellingen. Vervolgonderzoek moet uitwijzen of de REIS-NL ook bij andere doelgroepen gebruikt kan worden.

In het volgende hoofdstuk zullen de aanbevelingen verder worden toegelicht ten behoeve van verdere implementatie van de REIS-NL. Aan de hand van deze pilot heeft de projectgroep getracht bij te dragen aan de ontwikkeling van een nieuw instrument binnen de Nederlandse ergotherapeutische beroepspraktijk.

(28)

7. Aanbevelingen

7.1.

Vertaling

Een gedeelte van de REIS-UK versie is vertaald naar het Nederlands door een externe vertaler. Bij verdere implementatie dient het gehele document te worden vertaald zodat de ergotherapeuten de gehele handleiding kunnen doornemen voordat zij de REIS-NL gaan afnemen.

7.2.

Duur afname en afnamemomenten

Herhaling en evaluatie

Van één van de ergotherapeuten die deel heeft genomen aan het praktijkonderzoek kwam de vraag of de REIS na een bepaalde tijd herhaald en geëvalueerd moet worden. In de REIS staat hierover niets beschreven. Een aanbeveling is om uit te zoeken wat hierover wordt gezegd in de literatuur en wat het nut kan zijn van herhaling van afname na verloop van tijd en een evaluatie.

Tijdsinvestering

De administratie van de REIS neemt gemiddeld drie uur in beslag (Fisher et al., 2014). Het is echter niet duidelijk hoe lang de afname van het instrument in beslag neemt. Om hier een uitspraak over te kunnen doen is het van belang dat een gemiddelde van de observatie, het personeelsinterview en het bewonersinterview wordt berekend.

7.3.

Toepasbaar maken van het bewonersinterview voor alle doelgroepen

Uit het praktijkonderzoek kwam naar voren dat het bewonersinterview een knelpunt is binnen de afname van de REIS-NL. Bij de doelgroep verstandelijk gehandicapten bleek dat het niveau van functioneren vaak te laag was om antwoord te geven op de vragen die gesteld worden vanuit de REIS-NL. De open vragen worden vaak niet begrepen en de gesloten vragen leveren wel antwoorden op, maar er is twijfel over de betrouwbaarheid van deze antwoorden.

Inzetten familie, vrienden en medewerkers

(29)

(Fisher et al., 2014). Wanneer de cliënt zelf niet voldoende in staat is zijn wensen of behoeften kenbaar te maken, kan in de directe omgeving van de cliënt verder informatie worden verzameld (le Granse & Kuiper, 2012). Naast familie en vrienden zou een medewerker van de afdeling ingezet kunnen worden bij bewoners die zich verbaal niet goed of helemaal niet kunnen uitdrukken. De medewerkers hebben een band met de bewoners en kunnen hierdoor makkelijker contact leggen en de vragen stellen. Het is van belang dat een medewerker in de VG- zorg zich bewust is van eigen gedragingen. Met gedrag en houding kan een medewerker onbewust laten zien in welke stemming hij of zij is. Bewoners zien het gedrag van de medewerker als signaal en kunnen daar bepaalde betekenissen uit afleiden. Het is van belang dat de aandacht van de bewoner er volledig bij is en de boodschap volledig overkomt (Vandoorne, 2010). Ergotherapeut 2 adviseert contact op te nemen met de logopedie. De logopedisten richten zich vaak op het communicatieniveau en kunnen hierdoor adviezen geven over wat de beste manier van vragen stellen is. Tijdens verdere implementatie moet worden onderzocht of het inzetten van familie, vrienden en medewerkers van de afdeling bij de afname van het bewonersinterview bijdraagt aan het verkrijgen van informatie.

Inzetten van alternatieve antwoordmogelijkheden

Een andere aanbeveling om het bewonersinterview bij de doelgroep verstandelijk gehandicapten af te kunnen nemen, is werken met gesloten vragen die beantwoord kunnen worden met symbolen, zoals smileys. In de Child Occupational Self Assessment (COSA) wordt al gebruik gemaakt van symbolen. De COSA is een instrument dat wordt gebruikt voor kinderen en het meest geschikt is in de leeftijd tussen de 8 en 13 jaar. De bewoners van de verstandelijk gehandicapten instellingen die geïncludeerd zijn in dit praktijkonderzoek functioneren op een niveau van een kind van 2-6 jaar. Het is dus zaak om te onderzoeken of symbolen voor deze doelgroep werken.

Doelgroepen

Tijdens dit praktijkonderzoek is de REIS-NL afgenomen bij de doelgroepen dementie en verstandelijk gehandicapten. Binnen de verstandelijk gehandicapten instelling is gebruik gemaakt van een

doelgroep die op het niveau functioneert van 2 tot 6 jaar. Het is aan te bevelen om na te gaan of een doelgroep met een hoger niveau wel goed te bevragen is in het bewonersinterview.

7.4.

Betrekken van dagbesteding en activiteitenbegeleiding

Vanuit de REIS-UK wordt niet geschreven over het betrekken van andere disciplines, zoals

activiteitenbegeleiding en ambulante begeleiding. Een ergotherapeut geeft aan dat het betrekken van de activiteitenbegeleiding een meerwaarde kan zijn. Dit vindt binnen de setting in het zelfde

(30)

gebouw plaats en soms zelfs in de eigen woonkamer van de bewoners. Hierdoor kan de activiteitenbegeleiding waardevolle informatie geven.

Ergotherapeut 1 en ergotherapeut 3 geven aan dat het betrekken van activiteiten begeleiding en ambulante begeleiding een meerwaarde kan zijn, omdat dit ook over de leefomgeving van de bewoner gaat. Zo breng je de totale leefomgeving in kaart en kun je als therapeut ervoor zorgen dat deze totale leefomgeving aansluit op de bewoner. Een andere ergotherapeut geeft aan dat de activiteiten begeleiding echt buiten het woongebied van de bewoners valt en hier dus los van staat. Het ligt er dus aan hoe de setting is opgebouwd. Het betrekken van andere disciplines kan binnen bepaalde settings als waardevol worden beschouwd. Het is daarom van belang dat dit in een volgende pilot verder wordt onderzocht.

7.5.

REIS-Short Form

Uit literatuuronderzoek blijkt dat niet alleen de REIS, maar ook de REIS-Short Form (REIS-SF) wordt gebruikt in verschillende landen. De REIS-SF is een verkorte versie van de REIS en geschikt voor verschillende individuen, zoals ouderen die fysiek niet in staat zijn om naar huis terug te kunnen keren van uit het ziekenhuis, mensen met mentale problemen die moeilijkheden ervaren in de gemeenschap en mensen die om verschillende redenen overwegen om naar een woon-zorginstelling te gaan (Parkinson, Fisher & Fisher, 2011).

De REIS-SF richt zich dus niet zo zeer op instellingsniveau, maar op de woonomgeving van mensen die nog thuis wonen. Vanuit de overheid wordt gestimuleerd ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Hierbij wordt als optie gegeven om de huidige woning aan te passen en deze

comfortabeler te maken met behulp van nieuwe technologieën. Daarnaast wordt beschreven tijdig te verhuizen naar een woning die past bij de volgende levensfase (Rijksoverheid, 2015). De REIS-SF kan hierin een rol spelen door in kaart te brengen wat de bewoner nodig heeft om zelfstandig te kunnen blijven wonen.

De projectgroep adviseert daarom aan de opdrachtgever zich te gaan verdiepen in de REIS-SF. Het is belangrijk te bekijken wat voor meerwaarde de REIS-SF kan bieden binnen de ontwikkelingen in de gezondheidszorg.

7.6.

De REIS gebruiken bij nieuwbouw

(31)

en dat zij door middel van dit instrument haar professionaliteit kan laten zien binnen dit onderwerp. De projectgroep adviseert om bij verder implementatie ook deze vorm van gebruik van de REIS te onderzoeken.

7.7.

Bekend of onbekend zijn op de locatie

De projectgroep raadt aan wanneer de REIS-NL geïmplementeerd wordt deze door de

ergotherapeuten te laten afnemen. Tijdens praktijkonderzoek is gemerkt dat informatie wordt gemist wanneer een ergotherapeut onbekend is op de locatie en daardoor geen compleet beeld geschetst kan worden van de locatie. Dit belemmert het scoren en het doen van aanbevelingen in de REIS-NL. De projectgroep adviseert de kennis en kunde van de ergotherapeuten te gebruiken in de volgende pilot.

7.8.

Scholing

De ergotherapeuten adviseren scholing bij verdere implementatie. De projectgroep concludeert uit de afname dat de scores soms onderling kunnen verschillen. Er wordt aanbevolen om dit onderdeel mee te nemen in de scholing. Ergotherapeut 3 geeft aan benieuwd te zijn naar de betrouwbaarheid van het scoren, omdat het geven van scores niet geheel objectief is.

7.9.

Onderbouwing literatuur

Uit literatuuronderzoek is gebleken dat er weinig onderzoek over de REIS beschikbaar is (de Groot, 2016). De projectgroep adviseert aan de MOHO werkgroep om in de toekomst meer onderzoek te doen naar de REIS ten aan zien van bruikbaarheid, validiteit en betrouwbaarheid.

(32)

8. Literatuurlijst

A ksey, H. & O Malley, L. . “ opi g studies: to a ds a ethodological framework. International Journal of Social Research Methodology: Theory & Practice, 8 (1), 19-32.

Bleeker, L. (2016). Literatuurstudie; Een literatuurstudie naar de alternatieve meetinstrumenten die meten of de omgeving voldoet aan de behoeften en wensen van de bewoners in

woonzorginstellingen. (Niet gepubliceerde literatuurstudie). Ergotherapie, Hogeschool van Amsterdam.

Cutler, L.J., Kane, R.A., Degenholtz, H.B., Miller, M.J. & Grant, L. (2006). Assessing and Comparing Physical Environments for Nursing Home Residents: Using New Tools for Greater Research Specificity. The Gerontological Society of America, 46 (1), 42-51.

Dassen, T.W.N., Keuning, F.M., Jansen, G.J. & Jansen, W.S. (2012). Lezen en beoordelen van onderzoekspublicaties. Amersfoort: Thieme Meulenhof

Edvardsson, D., Fetherstonhaugh, D. & Nay, R. (2011). The Tool for Understanding Residents' Needs as Individual Persons (TURNIP): construction and initial testing. Journal of Clinical Nursing, 20, 2890-2896.

Fisher, G., Forsyth, K., Harrison, M., Angarola, R., Kayhan, E., Noga, P. L., Johnson, C. & Irvine, L. (2014). Residential Environment Impact Scale (version 4.0). The Model of Human Occupation Clearinghouse, Department of Occupational Therapy. University of Illinois, Chicago, USA.

Falk, H., Wijk, H., & Pe sso , L. 9 . The effe ts of efu ish e t o eside ts uality of life a d wellbeing in two Swedish residential care facilities. Health & Place, 15, 717-724.

Fisher, G., & Kayhan, E. (2012). Developing the residential environment impact survey instruments through faculty-practitioner collaboration. Occupational Therapy in Health Care, 26(4), 224-239 16p. doi:10.3109/07380577.2012.723152

(33)

Fisher, G., & Kayhan, E. (2012). Developing the residential environment impact survey instruments through faculty-practitioner collaboration. Occupational Therapy in Health Care, 26(4), 224-239 16p. doi:10.3109/07380577.2012.723152

Fleming, R., Goodenough, B., Low, L., Chenoweth, L., & Brodaty, H. (2014). The relationship between the quality of the built environment and the quality of life of people with dementia in residential care. Dementia, 0 (0), 1-18.

Garre-Olmo, J., López-Pousa, S., Turon-Estrada, A., Juvinýa, D., Ballester, D. & Vilalta-Franch, J. (2012). Environmental Determinants of Quality of Lige in Nursing Home Residents with Severe Dementia. JAGS, 60 (7), 1230-1236.

Granse, M. le & Kuiper, C. (2012). Cliënt. In M. le Granse, M. van Hartingsveldt & A. Kinébanian. (Red.), Grondslagen van de ergotherapie (pp. 212). Amsterdam: Reed Business

Groot, I. de (2016). MOHO-REIS. Het gebruik van de REIS. (Niet gepubliceerde literatuurstudie). Ergotherapie, Hogeschool van Amsterdam.

Hancock, G.A., Woods, B., Challis, D. & Orrell, M. (2006). The Needs of Older People with dementia in residential care. International Journal of Geriatric Psychiatry, 21, 43-49.

Jong, A. de, Maesschalck, L. de, Legius, M., Vandenbroele, H., Glorieux, M. & Visser, M. (2015).

Inleiding wetenschappelijk odnerzoek voor het gezondheidsonderwijs (5de druk). Amsterdam:

Reed business.

Kielhofner, G. (2008). Model of Human Occupation: Theory and Application. Baltimore & Philadelphia: Lippincott Williams & Wilkins, a Wolter Kluwer business.

Knottnerus, M. (2016). Wat is de bijdrage van het in kaart brengen van de invloed van

omgevingsfactoren op de kwaliteit van leven van de bewoners in woon- zorginstellingen? (Niet gepubliceerde literatuurstudie). Ergotherapie, Hogeschool van Amsterdam.

Nationaal Kompas Volksgezondheid (2014). Neemt het aantal mensen met dementie toe of af? Geraadpleegd op 2 mei 2016, van http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/psychische-stoornissen/dementie/trend/

(34)

Pronk, I. (2016). Goede zorg in verpleeghuis, maar verveling ligt op de loer. Geraadpleegd op 22 april 2016, van

http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/4237218/2016/02/03/Goede-zorg-in-verpleeghuis-maar-verveling-ligt-op-de-loer.dhtml

Parkinson, S., Fisher, G., & Fisher, J. (2011). Development of an occupation-focused home assessment for use in mental health services. Mental Health Occupational Therapy, 16(1), 8-11 4p. Retrieved from

live

Rijksoverheid (2015). Langer zelfstandig wonen ouderen. Geraadpleegd op 27 mei 2016, van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ouderenzorg/inhoud/ouderen-langer-zelfstandig-wonen

Sociaal en Cultureel Planbureau (2010). Steeds meer verstandelijk gehandicapten? Geraadpleegd op 21 april 2016, van

http://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2010/Steeds_meer_verstandelijk

_gehandicapten

Slaughter, S., Calkins, M., Eliasziw, M. & Reimer, M. (2006). Measuring Physical and Social

Environments in Nursing Homes for People with Middle- to Late-Stage Dementia. JAGS, 54, 1436-1441.

The Lean Six Sigma Company (2016). 8 richtlijnen voor een geslaagde pilot. Geraadpleegd op 27 mei 2016, van https://www.theleansixsigmacompany.nl/blog/lean/8-richtlijnen-voor-een-geslaagde-pilot/

Vandoorne, L. (2010). Communiceren met mensen met een ernstige verstandelijke beperking. Bijblijven, 26 (4), 44-47.

Verhoef, J., Kuiper, C., Neijenhuis, K., Dekker-Doorn, C. van & Rosendal, H. (2015). Zorgbasics. Praktijkgericht onderzoek. Amsterdam; Boom Lemma uitgevers.

(35)

Verhoef, J. & Zalmstra, A. (2012). Model of Human Occupation. In M. le Granse, M. van Hartingsveldt, & A. Kinébanian. (Red.), Grondslagen van de ergotherapie (pp. 431-449). Amsterdam: Reed Business

Zorg voor beter (2015). Cijfers: vergrijzing en toenemende zorg. Geraadpleegd op 2 mei 2016, van http://www.zorgvoorbeter.nl/ouderenzorg/hervorming-zorg-cijfers-vergrijzing.html

(36)

Bijlage 1: Aanpassingen vertaling

Paginanummer Oorspronkelijke vertaling Uiteindelijke vertaling

23 Duidelijke veiligheidskwesties Aa ezigheid a eiligheids isi o s (komt ook elders in document voor, met uitzondering van pagina 33.

23 Focal point Blikvanger (komt ook elders in document

voor)

23 Zelfkalmerend Kalmerend

23 Raken aan Invloed hebben op (komt ook elders in

document voor)

25 Personenr Personen

25 Prompts Cues (komt ook elders in document voor)

25 Recourses Hulpbronnen (komt ook elders in

document voor)

26 Just Right Challenge Juiste mate van belasting (alleen op deze

pagina aangepast)

28 Accomodatie Accommodatie

28 Voorbeeldige Optimale (komt ook elders in document

voor)

28 Voortreffelijke Uitstekende (komt ook elders in

document voor)

30 Also Ook (komt ook elders in document voor)

33 Excellente Uitstekende

34 Barbecue Woord weg halen uit deze zin

34 Toaster Broodrooster

35 Buitengewone Bijzondere

35 Beddegoed Beddengoed

35 Gemeenschap Leefgemeenschap

(37)

36 Bestek gedeeltelijk aangepast Te weinig aangepast bestek

38 Sleutelbegrippen op twee regels Op één regel noteren (komt ook elders in document voor)

38 Peers Medebewoners

40 Just Right-niveau Just Right Challenge

41 Info on Informatie over

41 Gemeenschappelijke resources Gemeenschappelijke hulpbronnen (komt ook elders in het document voor)

42 Consumentgroepen Bewonersgroepen

42 Ageren In actie komen

43 Vermogens Mogelijkheden

43 Te vee Te veel

47 In tehuis In het te huis

47 2 zinnen niet vertaald Actiepunt voor externe vertaler

49 Core & Cluster Overig

49 Transgender Verwijderen uit document

49 Overig Verwijderen uit document

49 Etniciteit Culturele achtergrond

49 Wit Verwijderen uit document

49 Zwart Verwijderen uit document

49 Aziatisch Verwijderen uit document

49 Latino Verwijderen uit document

(38)

Bijlage 2: Bijlage mail extra informatie over de REIS

Onderdelen van de REIS-NL zijn:

1. Een observatieronde door de instelling;

Bij voorkeur in het bijzijn van een bewoner. Aan de hand van de scorelijsten van het instrument wordt de observatie uitgevoerd. Er zal gelet worden op de volgende omgevingskenmerken:

o De fysieke ruimte op het gebied van toegankelijkheid, personalisatie, sensorische eigenschappen en de aanwezige visuele ondersteuning.

o De beschikbaarheid en eigenschappen van objecten in de ruimte. o Interactie en relaties tussen de bewoners en het personeel. o De activiteiten en routines die voorkomen in de omgeving. 2. Observatie van activiteiten;

Het is gewenst om minimaal drie activiteiten in de omgeving te observeren. Daarnaast is het wenselijk dat de activiteiten plaatsvinden in zowel privé ruimtes als in gemeenschappelijke ruimtes.

3. Interviewen van de bewoners;

Het interview met de bewoners is flexibel en biedt de therapeuten de kans om op verdere omgevingsfactoren in te gaan. Ook kan de therapeut die de REIS afneemt tijdens dit interview meer de diepte in gaan op eerder genoemde of geobserveerde punten tijdens de observatieronde.

4. Interviewen van de medewerkers;

Dit zijn de woonbegeleiders en de leidinggevende van de woonbegeleiding.

Het interview met de medewerkers is geheel flexibel en kan zowel informeel als formeel zijn.

Scoren:

Tijdens de afname worden de volgende onderdelen gescoord: dagelijkse ruimtes, dagelijkse

objecten, faciliterende relaties en structuur van activiteiten. Op elk item kan de therapeut een score van 1, 2, 3 of 4 toewijzen. Het verzamelen van informatie is benodigd om een professioneel oordeel te kunnen geven op het betreffende item. Dit vereist dat het voor de therapeut duidelijk is welk item wordt beoordeeld, hoe het scoresysteem werkt en om welke informatie het gaat.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De nauwkeurigheid van de resultaten wordt aangegeven met marges of intervallen die bepaald worden door de omvang van de steekproef, het gevonden percentage en het

Twee van deze soorten, de driedoornige stekelbaars en de Europese paling, zijn potentiele trekvissen die een groot voordeel kunnen ondervinden van een goede verbinding

directe omgeving Natura 2000 Kandidaat te schrappen indicator Deze indicator leert ons iets over de nabijheid van het Natura 2000-netwerk bij onze werkplek, maar niet over

The likelihood-ratio is the probability of the score given the hypothesis of the prose- cution, H p (the two biometric specimens arose from a same source), divided by the probability

Een deel van de afvoer die verzameld wordt in Salland stroomt in deze situatie dus niet meer door de Weteringen naar het Zwarte Water maar het achterliggende gebied in.. De hoogte van

Zeker nog voor haar vakantie een SEO laten maken, zodat bij een afwijkend SEO nog tijd is voor eventueel volgonderzoek en counseling.. Zo snel mogelijk na haar vakantie een

De facto betekent dit dat een EU-burger op dezelfde dag waarop hij, al dan niet met de hulp van de sterke arm, het grondgebied heeft verlatenweer terug kan keren en daar op grond