• No results found

Ergotherapeutische interventies en assessments voor cliënten met cardiovasculaire aandoeningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ergotherapeutische interventies en assessments voor cliënten met cardiovasculaire aandoeningen"

Copied!
89
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

              Studenten:       Mariam Jansen          Annika Luschin         Annemiek Vogelzang      Opleiding:      Ergotherapie Bachelor  Opdrachtgever:      Rob Koppers   begeleidende docent:      Anneco van der Toorn  Aantal woorden:      8.272  Amsterdam       4‐6‐2019     

BEROEPSPRODUCT

 

ERGOTHERAPEUTISCHE INTERVENTIES 

EN ASSESSMENTS VOOR CLIËNTEN 

MET CARDIOVASCULAIRE 

AANDOENINGEN   

 

Bachelor Thesis

 

(2)

    Voorwoord     Voor u ligt het beroepsproduct in het kader van het afstudeerproject ‘ergotherapeutische  interventies* en assessments voor cliënten met cardiovasculaire aandoeningen*.’ Het  beroepsproduct is geschreven door Mariam Jansen, Annika Luschin en Annemiek Vogelzang,  vierdejaars ergotherapie studenten van de Hogeschool van Amsterdam (HvA).     Namens de projectgroep bedanken wij Rob Koppers van ergotherapiepraktijk Doen en Anneco van  der Toorn van de HvA voor de begeleiding tijdens het afstudeerproject.     Daarnaast bedanken wij Marieke Rinkema ergotherapeut specialisatie slaap‐ en  vermoeidheidsproblemen, Donne Lek fysiotherapeut en coördinator polifysiek en Dada Niebeek  student deskundige burn‐out voor het geven van informatie.    Tevens bedanken wij de deelnemers voor het invullen van de enquête.     Gendering: Overal in de tekst waar de mannelijke vorm staat geschreven, kunnen 'hij', 'hem' en  'zijn' vervangen worden door 'zij en 'haar'.      Wij wensen u veel leesplezier toe       Mariam Jansen  Annika Luschin  Annemiek Vogelzang.     Amsterdam, 4 juni 2019.                              

(3)

  Inhoudsopgave    Begrippenlijst  4 Samenvatting  8 1. Inleiding  9 1.1 Aanleiding  9 1.2 Probleembeschrijving  11 1.3 Doelstelling  11 1.4 Vraagstelling  11 1.5 Relevantie  12 1.6 Haalbaarheid en uitvoering  12 2. Methode  13 2.1 Literatuuronderzoek  13 2.1.1 Onderzoeksvragen van literatuurstudies  13 2.1.2 Werkwijze literatuuronderzoek  14 2.1.3 Betoog van literatuurstudies  14 2.1.4 Conclusie  16 2.1.5 Implicatie voor de praktijk  16 2.2 Praktijkonderzoek  17 2.2.1 Werkwijze voor praktijkonderzoek  17 2.2.2 Deskresearch  17 2.2.3 Gesprekken  18 2.2.4 Enquête  18 2.2.5 Ethische aspecten  19 3. Resultaten praktijkonderzoek  20 3.1 Resultaten deskresearch  20 3.2 Resultaten semi‐gestructureerd interview met Marieke Rinkema  22 3.3 Gedragsverandering  23 3.4 Resultaten gesprek met Donne Lek  23 3.5 Resultaten enquête  24 3.6 Opdrachtgever  29 4. Discussie  30

(4)

  5. Conclusie  32 Bronnenlijst  34 Bijlagen  42 Bijlage 1 Interview met Marieke Rinkema  42 Bijlage 2 Vragen van de enquête  45 Bijlage 3 Uitgewerkte en niet uitgewerkte interventies en assessments  46 Bijlage 4 Beroepsproduct  50 Assessments en interventies per categorie  53 Assessments en interventies per fase van CPPF  55 Assessments (A) en interventies (I) alfabetisch  58  

 

 

 

(5)

 

Begrippenlijst  

De begrippen worden in de tekst gekenmerkt met een*.  Begrip   Definitie   Balans, belasting en belastbaarheid (BBB),  energiebalans  BBB is gebaseerd op het model belasting‐ belastbaarheid van van Dijk (Van Dijk, van  Dormolen, Kompier & Meijman, 1990): een  gewenst evenwicht tussen de arbeidsbelasting  (zowel fysiek als mentaal) en de belastbaarheid  van de werknemer.  In dit project wordt het in ruimere zin gebruikt  voor alle soorten belasting/verwachtingen van  de cliënt zelf en de omgeving van de cliënt. Een  balans van de ‘uitgegeven en opgewekte  energie’ van de cliënt.  Betekenisvol handelen, betekenisvolle  activiteiten  Betekenisvol handelen staat voor het dagelijks  handelen dat gekozen en uitgevoerd wordt  door personen, organisaties of populaties om  ervaringen op te doen die betekenis hebben en  voldoening geven (Pierce, 2001).   Burn‐out  Bij burn‐out is er sprake van roofbouw op het  lijf en gebrek aan ontspanning. Hierdoor  ontstaan lichamelijke en psychische  stressklachten totdat het lichaam uitgeput is  (CSR centrum, 2018).   Cardiovasculaire aandoeningen    Cardiovasculaire aandoeningen is een  verzamelnaam voor verschillende hart‐ en  vaatziektes (Gezondheidsnet, 2019).  Chronische ziekte  Een chronische ziekte is een lichamelijke of  geestelijke aandoening waarbij uitzicht op  volledige genezing ontbreekt. Ook is er sprake  van een relatief lange ziekteduur. Kenmerkend  is dat de ziekte minstens drie maanden duurt of  dat een patiënt er minimaal drie keer per jaar  hinder van ondervindt (Ensie, 2016)  Cliëntgecentreerd  Ergotherapeuten tonen respect voor hun  cliënten, betrekken cliënten bij de  besluitvorming, pleiten met en voor cliënten bij  het verwezenlijken van wat ze nodig hebben, en 

(6)

  erkennen de ervaring en kennis van de cliënten  (CAOT, 1997)  Context  Onder context wordt de som van alle  fenomenen en condities die een persoon  omringen en die zijn bestaan, het handelen en  zijn ontwikkeling beïnvloeden, verstaan. Het  dagelijks handelen van de cliënt vindt plaats  binnen de sociale en fysieke omgeving, gelegen  in de context (Satink & van de Velde, 2017).  Deskresearch  Bij deskresearch wordt naar bestaande, oftewel  secundaire informatie gezocht. Dit wordt  vervolgens geanalyseerd om de doelstelling te  behalen (van Veen & Westerkamp, 2010).  E‐health   E‐health is een internet‐technologie, om  gezondheid en de gezondheidszorg te  ondersteunen. E‐health, kun je toepassen om te  communiceren met zorgprofessionals en de  cliënt (ehealth88, 2019).  Eerstelijns ergotherapie  Ergotherapie die in de eigen vertrouwde  omgeving plaatsvindt (Ergotherapiepraktijk  Zuid‐Limburg, z.d.). Cliënten kunnen zich direct  melden bij de ergotherapeut en hoeven niet  meer eerst een verwijzing bij de huisarts of  specialist te halen (Cup, van Hartingsveldt, de  Vries‐Uiterweerd & Saenger, 2017).  FIT  De fit wordt door de fysiotherapeut gegeven is  een programma om fit te worden (Cardiovitaal,  z.d.).  Gezondheid  Dat is het vermogen zich aan te passen en eigen  regie te voeren, in het licht van fysieke,  emotionele en sociale uitdagingen van het leven   (Huber et al., 2011).      Gezonde leefstijl  Veel beweging, gezond eten, niet roken,  afvallen bij overgewicht (Hartstichting, 2019d).   In dit project wordt ook een leefstijl passend bij  gezondheid bedoeld (zie ook definitie 

(7)

  Interventie  Een interventie is een doelbewuste ingreep om  een bepaalde handeling te verbeteren, het  hangt samen met de context (Ensie, 2019).  Leefstijl  Met leefstijl wordt bedoeld: van een bepaalde  persoon of groep mensen de  levensomstandigheden, het gedrag en de  gewoonten die kenmerkend zijn voor hen of  door hen worden gekozen (Harper Collins  Publishers, 2019).   Minddistrict  Minddistrict is een leverancier van e‐health.  Minddistrict biedt verschillenden online  programma’s aan (Minddistrict, 2019).  Mindfulness  Definitie van Jon Kabat‐Zinn, geciteerd in  Schurink (2009): Beoefening van mindfulness  betekent op een speciale manier oplettend zijn:  bewust aanwezig zijn in het hier en nu, zónder  te oordelen.  Participatie  Deelnemen, iemands deelname aan het  maatschappelijk leven (WHO, 2001).  PEP  De PEP (Psycho‐Educatieve Preventiemodule) is  een onderdeel van het poliklinische  hartrevalidatie programma (Cardiovitaal, z.d.).  Semi‐gestructureerd interview  Het interview is in grote lijnen gestructureerd,  terwijl er ruimte blijft voor de respondent om  het interview te vullen (Mortelmans, 2013).  Slaapapneu  Bij het Slaap‐apneu syndroom treden  ademstilstanden op in de slaap. Er is sprake van  een slaapstoornis als dit 's nachts meer dan vijf  keer per uur gebeurt en dit minimaal tien  seconden duurt (Slingeland Ziekenhuis, 2019).  Slaapstoornis  Als de klacht van slecht slapen langer dan een  maand aanhoudt en iemand functioneert  daardoor overdag niet meer, dan spreken we  van een slaapstoornis (Slingeland Ziekenhuis,  2019) 

(8)

  Telerevalidatie      Telerevalidatie is een vorm van e‐health, een  online communicatiemiddel (Revalidatie  Nederland, 2015).  Telegeneeskunde  Telegeneeskunde is een online  communicatiemiddel om zorg te kunnen  leveren (Encyclo.nl, 2019).  Topiclijst  Dit is een lijst met onderwerpen die in het  interview in principe ter sprake moeten komen  en dient als leidraad en geheugensteun voor de  onderzoeker. Hij wordt samengesteld aan de  hand van alle informatie over het onderwerp  (Baarda et al., 2013).  Vermoeidheid  Er wordt chronische vermoeidheid bedoeld.  Chronische vermoeidheid is vermoeidheid die,  ongeacht het tijdstip van de dag, aanwezig is op  meer dan de helft van de dagen gedurende een  periode langer dan zes maanden achter elkaar  (Korenromp, Meeus & Bleijenberg, 2012).   Zelfeffectiviteit  Zelfeffectiviteit (self efficacy) is een primaire  drijfveer die invloed heeft op de motivatie en  gebaseerd is op een geloof in de eigen  mogelijkheden om een doel te behalen.  (Bandura, 1986).      Zelfmanagement  Zelfmanagement wordt gedefinieerd als ‘de  mogelijkheid van het individu om de  symptomen, behandeling, fysieke en  psychosociale consequenties en de  veranderingen in levensstijl die inherent zijn aan  het leven met een chronische aandoening te  managen’ (Jedeloo & Leenders, 2010).  Zelfredzaamheid  Zelfredzaamheid is het vermogen van mensen  om zichzelf te redden op alle levensterreinen  met zo min mogelijk professionele  ondersteuning en zorg. Door behoud en/of  versterking van zelfredzaamheid kan zorg of  intensivering van zorg worden voorkomen of  uitgesteld (Zorg voor beter, z.d.). 

(9)

 

Samenvatting

 

Tijdens het afstudeerproject stond de volgende hoofdvraag centraal: “Welke ergotherapeutische,  zoveel als mogelijk, evidence based interventies en assessments zijn geschikt om  vermoeidheidsklachten en de balans van belasting en belastbaarheid (BBB) te verbeteren, om een  leefstijlverandering teweeg te brengen en de gezondheid te bevorderen, bij cliënten in de  thuissituatie in de eerste lijn?”. In samenwerking met ergotherapiepraktijk DOEN en opdrachtgever  Rob Koppers is dit afstudeerproject uitgevoerd. De opdrachtgever wil een ergotherapeutisch  programma maken voor de eerste lijn, dat aansluit op het revalidatieprogramma Cardiovitaal van  Polifysiek van het AMC. Hij is hiervoor op zoek naar een overzicht van interventies en assessments  die direct toegepast kunnen worden in de eerstelijns ergotherapie bij cliënten met cardiovasculaire  aandoeningen.  Om de vraagstelling te kunnen beantwoorden zijn er drie literatuurstudies uitgevoerd. Twee  literatuurstudies onderzoeken de bijdrage van e‐health zowel voor de cliënt als de ergotherapeut.  Eén literatuurstudie gaat over geschikte interventies en assessments voor de behandeling van  cliënten met chronische aandoeningen met betrekking tot vermoeidheid en BBB.  Vanuit de  literatuurstudies zijn er verschillende interventies en assessments gevonden, die bruikbaar zijn voor  het eindproduct. Het blijkt dat programma’s gericht op vermoeidheid en energiebalans positief  werken op zelfeffectiviteit, participatie en levenskwaliteit. Daarnaast zijn mindfulness en  ontspanning aantoonbaar effectief voor de omgang met stress, wat ook de energiebalans ten goede  komt. Tot slot zijn assessments en interventies gericht op het bevorderen van een goede nachtrust.  Uit de andere twee onderzoeken is gebleken dat het toepassen van e‐health in combinatie met face‐ to‐face contact een positief effect heeft en toepasbaar is in de eerstelijns ergotherapie. E‐health  wordt zowel door de cliënt en behandelaar gezien als een vernieuwend en modern middel om de  behandeling zo efficiënt, effectief en doelmatig te kunnen begeleiden. Tevens blijkt het uit de  literatuur dat e‐health kostenbesparend werkt.   Het praktijkonderzoek omvat een enquête, deskresearch en gesprekken met experts. In de enquête  is geïnventariseerd welke interventies en assessments in de praktijk toegepast worden bij cliënten  met chronische aandoeningen. Er is gekozen voor chronische aandoeningen omdat er weinig te  vinden is over cardiovasculaire aandoeningen. Hart‐ en vaatziekten zijn immers ook chronische  aandoeningen. De interventies en assessments uit de enquête kunnen daarom deels ook toegepast  worden bij cliënten met cardiovasculaire aandoeningen. Ze werden gescreend op toepasbaarheid  voor het eindproduct.  In de deskresearch werden verschillende secundaire bronnen geraadpleegd. Zo geven bijvoorbeeld  het afstudeerproject ‘Burn‐out en ergotherapie’ en de Ergotherapie Richtlijn voor vermoeidheid bij  MS, CVA en de ziekte van Parkinson aanbevelingen voor assessments en interventies. Deze zijn  eveneens passend bij het eindproduct.  Verder werd er een semi‐gestructureerd interview gehouden met een op slaap en vermoeidheid  gespecialiseerde ergotherapeut. Het werd onder andere duidelijk dat er in de ergotherapie te weinig  aandacht besteed wordt aan het belang van een goed nachtrust. De oorzaken voor slaapproblemen  zijn complex en hebben gevolgen voor de energiebalans overdag. Voor de behandeling is vaak een  gedragsverandering noodzakelijk.  Kortom: er zijn veel nieuwe assessments en interventies gevonden die zeer bruikbaar zijn om 

(10)

 

1. Inleiding 

  In deze inleiding wordt een overzicht gegeven van de onderwerpen die aan bod komen in het  verslag.   In hoofdstuk 1 wordt de aanleiding, probleembeschrijving, doelstelling, vraagstelling, relevantie,  haalbaarheid en uitvoering van het project toegelicht.     In hoofdstuk 2 wordt de methode van de literatuurstudies, werkwijze, betoog, conclusie van de  literatuurstudies en implicatie voor de praktijk, evenals het praktijkonderzoek en de werkwijzen van  het praktijkonderzoek beschreven.     In hoofdstuk 3 worden de resultaten van het praktijkonderzoek beschreven, namelijk van de  deskresearch*, het semi‐gestructureerd interview*, het gesprek en de enquête.     In hoofdstuk 4 wordt de discussie beschreven en in hoofdstuk 5 staat de conclusie.    

1.1 Aanleiding  

Totstandkoming van het project  In opdracht van ergotherapiepraktijk DOEN, onder leiding van R. Koppers en in samenwerking met de  Hogeschool van Amsterdam, vindt dit afstudeerproject plaats. Het project gaat over de revalidatie in  de eerste lijn* van cliënten met een cardiovasculaire aandoening. Er is een gebrek aan interventies  en assessments (verwoord door de opdrachtgever) die toegepast kunnen worden in de eerstelijns  ergotherapie bij cliënten met cardiovasculaire aandoeningen.   Ergotherapiepraktijk DOEN, is een samenwerkingsverband aangegaan met Polifysiek. Hier volgen  cliënten met cardiovasculaire aandoeningen* het Cardiovitaal programma van zes of twaalf weken.  De cliënten volgen onder andere de Fit* en de PEP* modules. Bij de FIT wordt lichamelijk getraind  door een fysiotherapeut. De PEP gaat over psycho‐educatie. Op de helft van het programma vindt  een tussenevaluatie plaats. Hier wordt door het multidisciplinair team en de ergotherapeut gekeken  of na het volgen van het programma ergotherapie in de eerste lijn nodig is. Tevens kan het zijn dat  het aanbod van het Cardiovitaal programma door comorbiditeit, een complexe hulpvraag, cultuur  en/of motivatie niet aansluit bij de cliënt. Ergotherapie in de eerste lijn kan hier wellicht uitkomst  bieden.    Cardiovasculaire aandoeningen: prevalentie, gevolgen en risicofactoren  In Nederland zijn er ongeveer 1,4 miljoen mensen met cardiovasculaire aandoeningen. Gemiddeld  worden 730 mensen per dag opgenomen in het ziekenhuis en circa 105 mensen overlijden dagelijks  ten gevolge van deze aandoening. De Hartstichting (2019a) geeft aan dat meer vrouwen sterven aan  cardiovasculaire aandoeningen dan mannen. Uit onderzoek komt naar voren dat één op de drie  cliënten met een hartinfarct last krijgt van hartfalen in het eerste jaar na het hartinfarct  (Hartstichting, 2019a). Cliënten die zuurstoftekort hebben gehad tijdens de reanimatie kunnen  hersenschade oplopen. De gevolgen hiervan kunnen geheugenproblemen en verstoorde aandacht en 

(11)

  cliënten hinder aan ervaren (Hartstichting, 2019c). Tevens is hun gedrag, emotie en ontremming  verstoort, hier ervaren cliënten hinder van (Hartstichting, 2019c).  Er zijn een aantal risicofactoren bekend voor cardiovasculaire aandoeningen, namelijk:  leefstijlfactoren zoals roken, alcohol, ongezonde voeding en weinig beweging. Verder spelen  persoonsgebonden risicofactoren een rol zoals hoge bloeddruk, overgewicht en een hoog  cholesterolgehalte (Nederlands Huisartsen Genootschap, 2018).    Verandering van leefstijl*  Snaterse (2018) heeft onderzocht dat een aangepaste levensstijl bijdraagt aan het verlagen van de  symptomen van cardiovasculaire aandoeningen maar dat een leefstijlverandering niet gemakkelijk is.  Vijftig procent van de cliënten blijft na een hartinfarct roken en vijfenzeventig procent heeft  overgewicht (Snaterse, 2018). Het aanpassen van een levensstijl, oftewel gedragsverandering, duurt  gemiddeld een jaar tot anderhalf jaar (Brug, Van Assema & Lechner, 2010). Een gezonde levensstijl*  draagt bij aan een gezond leven, het verlagen van de zorgkosten en het verminderen van uitval op  het werk. Dit is van maatschappelijk belang.    Ergotherapie en hart‐ en vaatziekten  Ergotherapie is belangrijk voor cliënten met cardiovasculaire aandoeningen, omdat er sprake is van  klachten die invloed hebben op het uitvoeren van de dagelijkse activiteiten, participatie* en  zelfredzaamheid* (Werrij & Daniëls, 2012; Lundman, Brännström, Hägglund & Strandberg, 2009).  Cliënten met cardiovasculaire aandoeningen hebben vaak last van vermoeidheidsklachten, angst,  zorgen, onzekerheid, somberheid en hebben moeite met het vinden van de balans van hun belasting  en belastbaarheid* (BBB) (Hartstichting, 2019). De sociale omgeving van de cliënt, met name het  netwerk en de sociale interacties, speelt eveneens een belangrijke rol in het veranderen van de  leefstijl (Borsboom, Defourny & Keesmaat, 2017). Bovendien draagt de fysieke en sociale omgeving  bij aan de levenskwaliteit en participatie van de cliënt door voldoende infrastructuur, faciliteiten en  diensten maar ook contact en steun te bieden (Lundman et al., 2009). Ergotherapie richt zich op het  behandelen van de cliënt in zijn context* en op het versterken van zelfredzaamheid, gezondheid,  welbevinden en participatie (van Hartingsveldt, 2017). Hulpvragen over zelfmanagement en  leefstijlverandering passen bij ergotherapie (Logister‐Proost & Ammeraal, 2017).    Vermoeidheidsklachten  Vermoeidheid* komt vaak voor bij mensen met hart‐ en vaatziekten. De geschatte prevalentie is  30%‐70% (Kop, 2012). Door vermoeidheid wordt het dagelijkse handelen en de participatie in de  maatschappij belemmerd en kunnen zelfs gedachten over de dood bij de cliënten ontstaan (Lundman  et al., 2009). In het handboek chronische vermoeidheid beschrijft Kop (2012) dat de oorzaak van  vermoeidheid bij deze cliënten complex is. De twee sterkste beïnvloedende factoren zijn de  functionele ernst van de aandoening (fysieke en eventueel cognitieve beperkingen van de ziekte) en  voortdurende oncontroleerbare psychische belasting. Psychische belasting ontstaat vooral door de  gevolgen van de ziekte zoals verlies van werk, seksuele problemen, emotionele reacties op fysieke  klachten en confrontatie met het verhoogde risico op overlijden. Naast andere fysieke factoren van  de ziekte zelf en van eventuele comorbiditeit zijn volgende factoren ook van invloed op  vermoeidheid: depressie, ongezonde leefgewoonten, slaapstoornissen* en slaapapneu* (Kop, 2012).  Deze zijn voor de ergotherapeutische behandeling van groot belang.   

(12)

      E‐health*  Verandering van gedrag heeft een langere periode van behandeling nodig, maar in het basispakket  zit een beperkt aantal uren ergotherapie. Het gebruik van e‐health kan hier uitkomst bieden. Het  toepassen van e‐health in combinatie met regelmatig faceto‐face contact heeft een positief effect in  de eerstelijns revalidatie (Cerdan, et al., 2017). Door gebruik te maken van e‐health krijgen de  cliënten meer zelfvertrouwen en zijn ze minder emotioneel (Wiggers, et al., 2014). Tevens zorgt het  gebruik van e‐health ervoor dat er minder heropnames zijn omdat de cliënten eerst zelfonderzoek  doen naar hun aandoeningen en hierdoor eerder naar de arts of specialist gaan (Hwang, et al., 2017).   E‐health kan in verschillende vormen worden ingezet, denk hierbij aan telefonische consulten, video  consulten, e‐mail en verschillende apps.     Kortom, cliënten met hart‐ en vaatziekten ervaren grote veranderingen en belemmeringen in hun  dagelijks functioneren. In hoeverre kan ergotherapie in de eerstelijns revalidatie bijdragen aan meer  participatie, levenskwaliteit en gezondheid *bij de cliënten? Hieruit volgt dus onderstaande  probleembeschrijving.  

1.2 Probleembeschrijving 

Niet alle cliënten zijn in staat hun nieuwe levensstijl toe te passen in de thuissituatie. Ze weten niet  hoe ze dat moeten doen of ze vallen weer terug in hun oude gewoontes. Uit vooronderzoek is  gebleken dat cliënten voornamelijk te maken hebben met vermoeidheidsklachten en moeite met de  balans van de belasting en de belastbaarheid (BBB). Dat bevestigt ook de opdrachtgever.  Een ergotherapeut kan hier een grote rol in spelen, door de cliënten op de juiste wijze te begeleiden  en behandelen. Op dit moment zijn er weinig specifieke interventies bekend bij de opdrachtgever die  toepasbaar zijn in de eerste lijn met betrekking tot cliënten met een cardiovasculaire aandoening.   Er zijn al verschillende onderzoeken naar dit onderwerp vanuit de studenten van de HvA gedaan  maar er is tot nu toe beperkt succesvol resultaat behaald. Dit komt doordat er meer gezocht is naar  achtergrondinformatie en interventies voor cliënten met een cardiovasculaire aandoening. Wij zijn  ook op zoek gegaan naar interventies voor cliënten met andere aandoeningen, die voor het  begeleiden van cliënten met hartproblematiek in de eerste lijn passend kunnen zijn. 

1.3 Doelstelling 

Het doel van dit project is het ontwikkelen en beschrijven van een ergotherapeutisch programma  met toepasbare assessments en interventies op het gebied van vermoeidheidsklachten en BBB  passend binnen de behandeling in de eerste lijn na het Cardiovitaal programma voor volwassenen en  ouderen met een cardiovasculaire aandoening.  

1.4 Vraagstelling 

De hoofdvraag van het afstudeerproject luidt als volgt: Welke ergotherapeutische, zoveel als  mogelijk, evidence based interventies en assessments zijn geschikt om vermoeidheidsklachten en 

(13)

 

1.5 Relevantie  

Door passende en zoveel mogelijk evidence based assessments en interventies te vinden, wordt er  een bijdrage geleverd aan de vernieuwing en verbetering van de eerstelijns ergotherapie. De  assessments en interventies kunnen in verschillende fases van de behandeling worden gebruikt. Zij  hebben betrekking op diverse probleemgebieden en thema’s. Op deze manier kan er een  programma op maat voor elke cliënt worden samengesteld.  

1.6 Haalbaarheid en uitvoering 

Tijdens deze opdracht is er met de opdrachtgever regelmatig over de haalbaarheid van het  eindresultaat gesproken. Door de beperkingen van de beschikbare tijd kunnen niet alle gevonden  interventies en assessments worden uitgewerkt in het beroepsproduct. Er is daarom afgesproken dat  ze zoveel mogelijk uitgewerkt worden en in de juiste categorieën worden plaatst. Wat niet af is zal  later in een ander project door een andere groep studenten worden uitgewerkt.   Tevens is er afgesproken hoe het eindproduct eruit komt te zien. Er wordt een map gemaakt met  twee tabellen. In de eerste tabel zijn de assessments en interventies ingedeeld in categorieën per  probleemgebied. In de tweede tabel staan ze geordend aan de hand van de fases van het Canadian  Practice Process Framework (CPPF) (Van Hartingsveldt & Piskur, 2017). Verder is er een korte  beschrijving opgenomen van elk assessment en elke interventie in alfabetische volgorde.   

 

 

 

 

(14)

 

2. Methode 

Inleiding  

In dit beroepsproduct wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag door middel van verschillende  onderzoeksmethoden. Een van de gebruikte methoden is het uitvoeren van drie individuele  literatuurstudies. Een ander gebruikte methode is het uitvoeren van praktijkonderzoek door middel  van deskresearch, een enquête, een semi‐gestructureerd interview en gesprekken met experts.   In hoofdstuk 2.1 komen de volgende onderwerpen aan bod: literatuuronderzoek, onderzoeksvragen  van literatuurstudies, werkwijze literatuuronderzoek, betoog van literatuurstudies, conclusie en  implicatie voor de praktijk.   In hoofdstuk 2.2 komen de volgende onderwerpen aan bod: praktijkonderzoek, werkwijze  praktijkonderzoek.  

2.1 Literatuuronderzoek  

Het doel van de individuele literatuurstudies is dat er antwoord gegeven wordt op de  hoofdvraagstelling door middel van een theoretische onderbouwing uit de literatuur. De uitkomsten  van onderstaande vragen kunnen bijdragen aan het wetenschappelijke bewijs van het  beroepsproduct en kunnen bijdragen aan het vinden van interventies die toepasbaar zijn in de  revalidatie bij hart‐ en vaatziekten. 

2.1.1 Onderzoeksvragen van literatuurstudies  

De onderzoeksvragen voor de drie literatuurstudies zijn opgesteld aan de hand van de  hoofdvraagstelling:    “Welke ergotherapeutische, zoveel als mogelijk, evidence based interventies en assessments zijn  geschikt om vermoeidheidsklachten en BBB te verbeteren, om een leefstijl verandering teweeg te  brengen en de gezondheid te bevorderen bij cliënten in de thuissituatie in de eerste lijn?”      De vragen van de drie literatuurstudies zijn als volgt:  ‐ Welke interventies en assessments zijn geschikt voor de behandeling van cliënten met  chronische aandoeningen met betrekking tot vermoeidheid en de balans van belasting en  belastbaarheid? (Annika Luschin)    ‐ Welke rol kan ergotherapie spelen tijdens e‐health/e‐counseling bij de behandeling in de  thuissituatie voor cliënten met chronische klachten met betrekking tot gedragsverandering en  leefstijl? (Annemiek Vogelzang)    ‐ Wat zijn de ervaringen van de gebruikers van e‐health bij cliënten met chronische  aandoeningen tijdens de revalidatieperiode? (Mariam Jansen)  

(15)

 

2.1.2 Werkwijze literatuuronderzoek 

Voor het beroepsproduct zijn drie individuele literatuurstudies uitgevoerd. Om goed antwoord te  kunnen geven op de vragen van de literatuurstudies is er per literatuurstudie gezocht naar acht  passende artikelen. Om deze artikelen te vinden werd er gezocht in verschillende relevante  databanken en werden in‐ en exclusiecriteria opgesteld. Bovendien zijn de zoekstrategieën voorzien  van peer‐feedback. Uiteindelijk zijn de meest relevante artikelen geïncludeerd in de literatuurstudies.  Deze zijn beoordeeld door het Critical Appraisal Skills Programme (CASP) (2018) en de MCmaster  lijsten (Law et al., z.d.) 

2.1.3 Betoog van literatuurstudies 

Dit betoog werd gemaakt aan de hand van de thema’s voortkomende uit de literatuurstudies. Er zijn  drie onderzoeken gedaan waarvan één onderzoek gaat over assessments en interventies voor BBB,  vermoeidheid, stress en zelfmanagement. Dit zijn de meest voorkomende probleemgebieden van  cliënten na een cardiovasculair incident. De andere twee onderzoeken gaan over de betekenis van e‐ health voor de behandeling van cliënten met cardiovasculaire aandoeningen in de revalidatie. In  laatstgenoemde onderzoeken wordt over e‐health, telerevalidatie* en diensten in de  telegeneeskunde* gesproken. Hieronder worden de resultaten besproken met een conclusie en  implicaties voor de praktijk aan het einde.    E‐health  In vier onderzoeken hebben de cliënten aangegeven dat face‐to‐face contact in combinatie met e‐ health effectiever zou zijn tijdens hun revalidatie. Met face‐to‐face contact wordt de kloof tussen de  cliënt en de therapeut als kleiner ervaren. Hierdoor zullen de cliënten eerder hun vragen en  knelpunten bespreken (Cerdan, Catalan‐Matamoros & Berg, 2017; Hwang et al., 2017; Hoaas,  Andreassen, Lien, Hjalmarsen & Zanaboni, 2016; Wiggers, Peek, Kraaijenhagen & Jaspers, 2014).  In twee onderzoeken worden echter negatieve ervaringen beschreven met het gebruik van e‐health.  Het programma was niet gebruiksvriendelijk (Lund & Schultz, 2015) en te ingewikkeld voor de  cliënten om te gebruiken (Van Veen, Bovendeert, Backx & Huisstede, 2017). Tevens was het voor de  cliënten niet duidelijk waarom ze gebruik moesten maken van e‐health (Cerdan et al., 2017). Hieruit  blijkt dat het noodzakelijk is om het e‐health programma goed uit te leggen en duidelijk te maken  waarom het wordt ingezet. E‐health moet voor de cliënt een positief effect hebben en makkelijk in  gebruik zijn (Hwang et al., 2017; Melholt et al., 2018; Cerdan et al., 2017). Indien dat het geval is zijn  cliënten eerder geneigd om gebruik te maken van een e‐health programma en zou dit een goede  bijdrage kunnen leveren aan hun revalidatie.    Uit twee onderzoeken is gebleken dat het belangrijk is om de cliënten te motiveren om e‐health te  gebruiken (Karisalmi, Kaipio & Kujala, 2019; Hoaas et al., 2016). Als de cliënt niet gemotiveerd is om  gebruik te maken van e‐health, zal hij vroegtijdig stoppen (Payne et al. 2015), wat negatieve  gevolgen heeft op de revalidatie van de cliënt.  Daarom is het van belang om de cliënt te blijven motiveren tijdens het gebruik van e‐health. Dit heeft  namelijk een positief effect op hun revalidatie (Hoaas, et al., 2016; Karisalmi, et al., 2019).  Verschillende onderzoeken tonen aan dat het gebruik van e‐health bijdraagt aan het verminderen  van gezondheidsklachten en dat de cliënten meer vertrouwen krijgen hierdoor. Daarnaast zal door 

(16)

  het toenemende vertrouwen de stress verminderen (Vatnøy, Thygesen & Dale, 2017; Melholt et al.,  2018; Härter et al., 2016; Hwang, et al., 2017; Yousuf et al., 2019).  Verder is er uit het onderzoek gebleken dat het inzetten van e‐health ervoor zorgt dat cliënten zelf  meer initiatieven nemen met betrekking tot hun eigen gezondheid. De cliënten zoeken zelf meer  informatie op over hun aandoeningen (Vatnøy et al., 2017; Melholt et al., 2018; Härter et al., 2016).  Bovendien hebben de cliënten ervaren dat hun humeur en emotionele gesteldheid verbeterde  naarmate het gebruik van e‐health toenam (Hoaas et al., 2016; Hwang et al., 2017).  Verschillende onderzoeken tonen aan dat het gebruik van e‐health voor minder heropnames zorgt  (Hwang et al., 2017; Vatnøy et al., 2017; Melholt et al., 2018;) en dat cliënten meer eigen regie  ervaren bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten (Stut et al., 2014). Hierdoor worden de cliënten  weer zelfredzaam* (Cerdan et al., 2017; Wiggers et al., 2014; Hwang et al., 2017).    Assessments en interventies voor vermoeidheid en BBB  Net zoals bij het gebruik van e‐health dragen de gevonden assessments en interventies voor  vermoeidheid en BBB bij aan meer zelfredzaamheid, gezondheid en welbevinden van de cliënten.  Vier artikelen geven inzicht in programma’s met gebruikelijke assessments en interventies voor  zelfmanagement*, vermoeidheid en BBB bij mensen met chronische aandoeningen (Garvey,  Connolly, Boland & Smith, 2015; Richardson et al., 2014; Nordberg, Löfgren, Boman, Wennberg &  Brännström, 2017; Van Heest, Mogush & Mathiowetz, 2017). Gebruikelijke assessments zijn onder  andere COPM, AMPS, FSS (Fatigue Severity Scale) en MOCA (Montreal Cognitive Assessment).  Bekende interventies zijn bijvoorbeeld educatie, dagplanning voor balans van werk en rust,  standaarden en prioriteiten aanpassen, rusttijden inplannen, op activiteiten gerichte doelen en  betekenisvolle activiteiten*. Er wordt onder andere aangetoond dat door deze programma’s  vermoeidheid minder wordt en zelfeffectiviteit*, participatie en levenskwaliteit verhogen (Van Heest  et al., 2017; Garvey et al., 2015). Eveneens is er bewijs dat cliënten hierdoor meer participeren door  activiteiten uit te voeren, dat ze hun eigen prestaties anders waarnemen en met meer tevredenheid  ernaar kijken. Daarnaast verbetert de onafhankelijkheid in dagelijkse activiteiten en worden doelen  beter behaald (Garvey et al., 2015). Dit laat zien dat de gebruikelijke assessments en interventies een  goede basis zijn voor het vormgeven van een revalidatieprogramma voor vermoeidheid en BBB. Bij  de assessments moet wel naar de praktische toepasbaarheid worden gekeken.  Maar ook minder gebruikelijke strategieën zijn gevonden op het gebied van emotionele  management, stressreductie en slaap. Twee onderzoeken gaan over mindfulness* en  ontspanningstechnieken zoals Mindfulness Based Stress Reduction en progressieve spierrelaxatie.  Deze hebben aantoonbaar significant effect op de psychische en fysieke gezondheid van cliënten met  hart‐ en vaatziekten (Horowitz, 2010; Kemper, Carmin, Mehta & Binkley, 2016). De technieken zijn  bovendien goed toepasbaar in de thuissituatie en mede hierdoor geschikt voor het project.  De laatste twee artikelen gaan over slaap. Slaapstoornissen en slaapapneu hebben een grote invloed  op de vermoeidheid van de cliënten. Ondanks het grote belang, slaap is immers een  ergotherapeutisch domein, wordt slaap nauwelijks meegenomen in de ergotherapeutische  behandeling (Tester & Foss, 2018). In de studies wordt een korte screening voor slaapproblemen bij  elke cliënt aanbevolen (Valenza, Rodenstein & Fernández‐de‐las‐Peñas, 2011) en gepleit voor meer  bewustzijn van het belang van slaap binnen en buiten de ergotherapie (Tester & Foss, 2018).  Ergotherapeutische assessments en interventies voor slaap zijn bovendien nog weinig onderzocht. Bij 

(17)

  interventies zijn onder andere energy conservation, cognitieve gedragstherapie (CGT) in combinatie  met fysieke activiteit, hulpmiddelen en verandering van omgeving.  De onderzoeken in deze literatuurstudie hebben doorgaans een klein aantal deelnemers. Voor  grotere betrouwbaarheid is daarom meer onderzoek op deze gebieden nodig.  In het literatuuronderzoek is een breed spectrum aan gebruikelijke en minder gebruikelijke  assessments en interventies voor vermoeidheid en BBB opgenomen die bijdragen aan  zelfredzaamheid, gezondheid en welbevinden. Deze zijn voor een groot deel goed toepasbaar in de  ergotherapiepraktijk in de eerste lijn. Een overzicht van alle gevonden assessment en interventies is  in de bijlage te vinden (zie Uitgewerkte en niet uitgewerkte assessments en interventies).   

2.1.4 Conclusie  

Uit de drie literatuuronderzoeken kan geconcludeerd worden dat zowel het toepassen van e‐health  als het volgen van de programma’s voor BBB en vermoeidheid de zelfregie van de cliënt vergroot.  Doordat de cliënt steeds meer zijn eigen regie terugkrijgt neemt hij meer eigen initiatief en komen er  minder heropnames. Het zelfvertrouwen groeit en stress wordt minder.  Tevens is het duidelijk geworden dat e‐health in combinatie met face‐to‐face contact een  toegevoegde waarde heeft voor de revalidatie.   Door ergotherapeutische programma’s voor vermoeidheidsklachten, stress en een verstoorde  energiebalans wordt vermoeidheid verminderd en zelfeffectiviteit, levenskwaliteit en participatie  verhoogd. Aandacht voor ontspanning en mindfulness heeft een toegevoegde waarde voor de  gezondheid van de cliënten. Ondanks het grote belang van slaap op het dagelijks functioneren zijn  ergotherapeutische assessments en interventies nog weinig onderzocht.  Binnen deze programma’s is het mogelijk om e‐health toe te passen zodat het een onderdeel van de  behandeling wordt.   

2.1.5 Implicatie voor de praktijk 

De assessments en interventies die uit het onderzoek gekomen zijn over BBB,  vermoeidheidsklachten, stress en ontspanning zijn grotendeels goed toepasbaar in de eerste lijn en  worden gebruikt in het eindproduct voor de opdrachtgever (zie ook tabellen in bijlage). De  onderzoeken geven echter geen gedetailleerde inhoudelijke uitleg over de assessments en  interventies. Voor sommige is scholing nodig. In het praktijkonderzoek worden ook ervaringen van  therapeuten in hun dagelijkse praktijk beschreven, die wellicht richtinggevend kunnen zijn voor het  toepassen van bovengenoemde interventies en assessments.  De verkregen informatie over e‐health en de programma's die er toegepast kunnen worden tijdens  het gebruik van e‐health worden ook meegenomen in het eindproduct. Door e‐health op een  passende manier in te zetten kunnen tijd en kosten voor de behandeling worden bespaard.  Hierdoor  kan het revalidatietraject over een langere periode worden uitgevoerd. Gezien een  gedragsverandering langere tijd nodig heeft is dit een groot voordeel voor de cliënt. Hij kan immers  langer worden begeleid in zijn gedragsveranderingsproces.   Door het brede aanbod aan assessments en interventies uit de drie onderzoeken en het  praktijkonderzoek kan de opdrachtgever individueel inspelen op de behoeften van de cliënt.  Hierdoor krijgen de cliënten daadwerkelijk een programma op maat.          

(18)

 

2.2 Praktijkonderzoek  

Inleiding 

Uit de hoofdvraag komt in overleg met de opdrachtgever het praktijkonderzoek. De hoofdvraag is:  “Welke ergotherapeutische, zoveel als mogelijk, evidence based interventies en assessments zijn  geschikt om vermoeidheidsklachten en BBB te verbeteren, om een leefstijl verandering teweeg te  brengen en de gezondheid te bevorderen bij cliënten in de thuissituatie in de eerste lijn?”     De drie literatuuronderzoeken zijn uitgangspunt voor het praktijkonderzoek. In de  literatuuronderzoeken zijn de cliëntervaringen van e‐health onderzocht en of e‐health een  toegevoegde waarde heeft voor de behandeling. Tevens is er onderzocht welke interventies en  assessments ingezet kunnen worden tijdens de behandeling van cliënten met chronische  aandoeningen met betrekking tot BBB en vermoeidheidsklachten in de eerste lijn. Door middel van praktijkonderzoek wordt er verder onderzocht welke interventies en assessments  toepasbaar zijn bij cliënten met cardiovasculaire aandoening tijdens de eerstelijns revalidatie. Dit  gebeurt door middel van een deskresearch, gesprekken met verschillende experts en een enquête  onder paramedici die werkzaam zijn met cliënten met chronische aandoeningen. Hieronder wordt  eerst de methode uitgelegd en daarna worden de resultaten gepresenteerd. 

2.2.1 Werkwijze voor praktijkonderzoek 

Het praktijkonderzoek biedt de mogelijkheid om de problemen uit de praktijk te onderzoeken om tot  een relevante oplossing te komen voor het probleem (Wouters, van Zaalen & Bruijning, 2015). Het  praktijkonderzoek voor dit project zal uitgevoerd worden door middel van een deskresearch, een  enquête en gesprekken met experts, waaronder een semi‐gestructureerd interview. De verschillende  werkwijzen zijn passend bij de vraagstelling van dit onderzoek. 

2.2.2 Deskresearch 

Bij deskresearch wordt naar bestaande, oftewel secundaire informatie gezocht. Dit wordt vervolgens  geanalyseerd om de doelstelling te behalen (van Veen & Westerkamp, 2010). Omdat vanuit de  praktijk verschillende bronnen van informatie en advies beschikbaar zijn, is er voor deze vorm van  onderzoek gekozen. Informatie uit diverse bronnen werd verzameld, getoetst, geanalyseerd en  gebundeld:  ● Programma Cardiovitaal  ● Eerdere beroepsopdrachten van de HvA over bijvoorbeeld ergotherapie en burn‐out*  ● Ergotherapie Richtlijn voor vermoeidheid bij MS, CVA en de ziekte van Parkinson  ● Eigen projecten van het verdiepingsprogramma of de minor: bijvoorbeeld assessments voor  cognitie bij cliënten met NAH, interventies voor arbeidsre‐integratie.   ● Eigen kennis en ervaring met interventies van stages: bijvoorbeeld ‘Opbouw van reserves’  (Fleming, & Vollebrecht, 2016) en interventies voor BBB, stressreductie en slaap bij Reade  revalidatie  ● Informatie uit boeken en artikelen bijvoorbeeld over ACT (Acceptatie en commitment 

(19)

  etc. Daarnaast werd het ‘Handboek chronische vermoeidheid’ geraadpleegd, met name het  hoofdstuk over hart‐ en vaatziekten (Kop, 2012). 

2.2.3 Gesprekken 

Ter aanvulling van de deskresearch werden gesprekken gehouden. Omdat de opdrachtgever geen  interviews met cliënten wenst, richt het onderzoek zich op experts uit de beroepspraktijk. De  expertise van een van deze gesprekken ligt onder andere op een vakgebied waar nog weinig over  bekend is in verband met ergotherapie: slaapproblemen.    Deelnemende experts  ● Dada Niebeek student ergotherapie en deskundige burn‐out   ● Marieke Rinkema, ergotherapeut, gespecialiseerd in het begeleiden van mensen met slaap‐  en vermoeidheidsproblemen, werkend bij Reade revalidatie en in eigen praktijk in de eerste  lijn  ● Donne Lek, fysiotherapeut en coördinator Polifysiek  De experts hebben toestemming gegeven om met naam en toenaam genoemd te worden.    Data verzameling  Het interview met Rinkema is inventariserend van aard zijn, met een meer informeel karakter en  werd in de vorm van een semi‐gestructureerd interview gehouden (Wouters, van Zaalen & Bruijning,  2015). Dit biedt de mogelijkheid om door te vragen. Er werd met een topiclijst* gewerkt en met  voorbeeldvragen. Het interview richt zich op de praktijkervaring van de expert met focus op slaap en  de behandelingen die bij Reade revalidatie worden gegeven. Het verslag van het interview is  geclusterd per thema. Er werden tijdens het gesprek aantekeningen gemaakt en er is een  geluidsopname gemaakt. Deze werd later gewist evenals de gemaakte aantekeningen.   Ook de andere gesprekken met Lek en Niebeek waren inventariserend en informeel. Er werden een  aantal vragen voorbereid en er was ruimte om op thema’s van de experts in te gaan.  De verslagen van de gesprekken werden naar de experts gestuurd ter controle en ze zijn  goedgekeurd.  

2.2.4 Enquête  

Tijdens dit project is er gebruik gemaakt van kwantitatief onderzoek door middel van een enquête  (Alles over marktonderzoek, 2015). Het doel van de enquête is om interventies en assessments in  kaart brengen die momenteel gebruikt worden door verschillende zorgverleners in de praktijk bij  cliënten met chronische aandoeningen. Er is gekozen voor chronische aandoeningen omdat er weinig  te vinden is over cardiovasculaire aandoeningen. Hart‐ en vaatziekten zijn immers ook chronische  aandoeningen. De interventies en assessments uit de enquête kunnen mogelijk ook toegepast  worden bij cliënten met cardiovasculaire aandoeningen.  Om een zo breed mogelijke keuze aan assessments en interventies te verzamelen, zijn de vragen in  de enquête niet alleen voor ergotherapeuten opgesteld, maar voor verschillende professionals die  werkzaam zijn in de zorg. Mogelijk levert dit onderzoek informatie op voor nieuwe bruikbare  interventies en assessments die toegepast kunnen worden bij cliënten met cardiovasculaire  problematiek. 

(20)

  Data verzameling  De enquête is gemaakt door middel van SurveyMonkey, een onlinedienst voor enquêtes en  vragenlijsten. Daarna is de enquête elektronisch verstuurd via email en social media (Facebook,  LinkedIn). Het grote voordeel hiervan is dat experts met een drukke agenda gemakkelijk vanuit hun  bureaustoel kunnen reageren en het materiaal vervolgens elektronisch beschikbaar is (Baarda et al.,  2013). De vragenlijst is kort zodat er meer kans bestaat dat professionals de tijd nemen om hem in te  vullen. De vragen van de enquête staan in de bijlage.   De eerste twee vragen gaan over beroep en werksetting om een betere indruk van de deelnemers en  hun werksituatie te krijgen. Daarna wordt naar de aandoeningen van de cliënten gevraagd waarmee  de experts werken. Door naar de aandoening te kijken kan men afleiden of de problemen van deze  cliënten enigszins gelijk zijn aan de problemen van cliënten met hart‐ en vaatziekten. Zo zijn  bijvoorbeeld vermoeidheidsklachten bij iemand met chronische pijn of reuma vergelijkbaar met die  van iemand met hartfalen.  Hierna wordt gevraagd naar welke assessments en interventies toegepast worden.  Tevens is een vraag over het gebruik van e‐health opgenomen om te inventariseren hoeveel  deelnemers e‐health gebruiken en in welke vorm.  Gesloten vragen (dichotome vragen en multiple choice vragen) werden voor kwantitatieve gegevens  zoals de vraag naar de werksetting gebruikt. Om aan te tonen hoe vaak bepaalde antwoorden  voorkomen werd bij multiple choice vragen gebruik gemaakt van afzonderlijke antwoorden. Bij deze  vorm van antwoorden kan geen rangorde en geen gemiddelde worden vastgesteld (Alles over  marktonderzoek, 2015). Open vragen werden gebruikt om de zorgverlener het antwoord in eigen  woorden te laten formuleren, bijvoorbeeld over welke assessments hij gebruikt. Ze werden verder  ook ingezet om een antwoord toe te lichten bijvoorbeeld over het gebruik van e‐health.     Interpretatie van antwoorden  Informatie over het beroep en de werksetting van deelnemers evenals de aandoeningen van cliënten  geeft inzicht in de bredere context waarin de assessments en interventies worden gebruikt. Deze kan  worden vergeleken met de context van de opdrachtgever en zijn cliënten.  Vervolgens worden de genoemde assessments en interventies gescreend op toepasbaarheid voor  het eindproduct. Dit gebeurt door informatie op te zoeken over inhoud, lengte en beroepsgroep  waarvoor een assessment of interventie is bedoeld. Waar mogelijk wordt ook gekeken naar validiteit,  betrouwbaarheid en aanbevelingen in de literatuur.  Het gebruik van e‐health wordt kort in kaart gebracht om een beeld te schetsen van de huidige  situatie.  In een tabel bij het hoofdstuk 3.5 Resultaten enquête zijn zowel de gevonden assessments en  interventies als de toepasbaarheid ervan weergegeven. 

2.2.5 Ethische aspecten  

Voor dit project werd de “Gedragscode praktijkgericht onderzoek voor het HBO” (HBO raad  vereniging van hogescholen, 2011) aangehouden. Er werd toestemming gevraagd (informed consent) 

(21)

  namen van de experts mogen worden genoemd en zijn de verslagen ter controle naar de experts  gestuurd.  De gegevens van de enquête zijn anoniem verwerkt. Alle informatie over cliënten werd geheel  geanonimiseerd zodat personen niet te herleiden zijn.   

3. Resultaten praktijkonderzoek  

3.1 Resultaten deskresearch 

Afstudeerproject ‘Burn‐out en ergotherapie’  Zoals veel cliënten met hart‐ en vaatziekten hebben mensen met burn‐out ook te maken met  vermoeidheid, stress, angst, energiebalans en slaap (Ho‐A‐Tham, Brugman & Niebeek, 2019).  Uit het afstudeerproject ‘Burn‐out en ergotherapie’ (Ho‐A‐Tham, Brugman & Niebeek, 2019) is  gebleken dat een ergotherapeut het beste coachend kan werken en handvatten kan bieden om met  stress om te gaan. Het richten op timemanagement, coping strategieën, stressmanagement en  balans van privé en werk wordt aangeraden. Hierbij is het blijven kijken naar betekenisvolle  activiteiten van belang. Er wordt psycho‐educatie gegeven, gewerkt aan de energiebalans in de  dagindeling en er wordt gezocht naar ontspanning. Ontspanningstechnieken werden vaak gegeven in  combinatie met een aanpak gebaseerd op cognitieve gedragstherapie. Eén van de belangrijkste  punten voor gedragsverandering, en hierdoor ook voor het herstel, is inzicht krijgen in de signalen en  kunnen luisteren naar het lichaam. Nazorg en herhaling van interventies bleken verder van belang te  zijn voor het langdurig effect.  Burn‐outdeskundige en student Dada Niebeek raadt de volgende interventies aan voor cliënten met  cardiovasculaire aandoeningen: Voor mensen met angst raadt zij Graded exposure en Graded activity  aan. Voor vermoeidheid en stress adviseert zij mindfulness, ontspanningstechnieken, Yoga Nidra  (ontspanningsoefening), ademhalingsoefeningen, visualiseren van grenzen en grenzen stellen,  bewust worden en lichaamssignalen herkennen. Cognitieve gedragstherapie kan als hoofdlijn  worden gebruikt tijdens deze interventies.       Ergotherapie Richtlijn voor vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson  Evenhuis en Eyssen (2019) geven in deze richtlijn aanbevelingen voor assessments en interventies  voor ergotherapeuten. De beschreven klachten over vermoeidheid onderscheiden zich niet of  nauwelijks van de klachten van cliënten met hart‐ en vaatziekten waardoor het advies ook hier van  toepassing kan zijn.    Belangrijkste assessments   Geen aanbeveling wordt gegeven voor de Fatigue Impact Scale (FIS) vanwege de lengte, de Checklist  Individuele Spankracht (CIS) en de Visual Analog Scale‐Fatigue (VAS‐F).   Wél aanbevolen wordt de Modified Fatigue Impact Scale (MFIS) om de invloed van vermoeidheid op  het dagelijks handelen in kaart te brengen en vermoeidheid op fysiek, cognitief en psychosociaal  functioneren te evalueren. Dit assessment sluit het beste aan bij ergotherapie.  

(22)

  Voor het meten van fysieke vermoeidheid wordt de afname van de Fatigue Severity Scale (FSS)  aanbevolen.    Aanbevolen interventies  1. Motivational Interviewing (MI): MI wordt aanbevolen om gedragsverandering te laten  plaatsvinden.  2. Acceptance and Commitment Therapy (ACT): De overwegingen zijn dat acceptatie en  commitment een rol kunnen spelen bij het omgaan met vermoeidheid en dat principes van  ACT een relatie hebben met het weer uitvoeren van betekenisvolle activiteiten.  3. Mindfulness: Het is aangetoond dat mindfulness een effectieve interventie is voor  vermoeidheid. De cliënt moet er wel voor openstaan en de therapeut moet adequaat  geschoold zijn.   4. Cognitieve gedragstherapie (CGT): De principes van CGT kunnen ook door andere disciplines  dan een psycholoog worden toegepast. Ergotherapie en CGT kunnen elkaar aanvullen en  mogelijk versterken.  5. Energiemanagement: Het wordt aanbevolen om interventies uit de Energy Conservation  Course (ECC) van Packer, Brink en Sauriol (1995) te gebruiken. Er wordt geadviseerd om de  interventie af te stemmen op de wensen en behoeften van de cliënt. Bij transportproblemen  of lange reistijden is te overwegen om de interventie ook telefonisch toe te passen.  6. Activiteitenweger: Deze interventie kan gebruikt worden om de belasting en belastbaarheid  in kaart te brengen en te bespreken.  7. Graded Activity Training: Bij cliënten met CVA heeft de combinatie van Cognitieve training en  Graded Activity Training een positief effect op vermoeidheidsklachten.  8. Niet rennen maar plannen (NRMP): Het programma kan als psycho‐educatie worden ingezet.  Het ondersteunt de omgang van cliënten met vermoeidheid.    De aanbevolen assessments en interventies zijn in de tabellen van het beroepsproduct opgenomen.  In de bijlage is een korte beschrijving te vinden.      

(23)

 

3.2 Resultaten semi‐gestructureerd interview met Marieke Rinkema 

   Hieronder staat de samenvatting van de resultaten van het semi‐gestructureerde interview met  Marieke Rinkema (MR) op 1 mei 2019, te Amsterdam. Het volledige verslag is in de bijlage te vinden.      Samenvatting  Marieke Rinkema is ergotherapeut gespecialiseerd in begeleiding van mensen met slaap‐ en  vermoeidheidsproblemen. Zij werkt bij Reade revalidatie en in haar eigen praktijk in Diemen in de  eerste lijn. Zij vindt dat vragen over slaap bij elke intake horen.  Bij slaapproblemen is de oorzaak vaak complex. Fysieke, emotionele en cognitieve factoren spelen  een rol. De dag beïnvloedt de nacht en de nacht werkt door op de dag. In de ergotherapie wordt te  veel aandacht aan de dag maar vrijwel nooit aandacht aan de nacht besteed wat een gemiste kans is.  De tijdschrijflijsten lopen vaak niet door in de nachturen.  Drie pijlers zijn van belang voor de behandeling: Vertrouwen en inzicht, doen en handelen en kunnen  voelen. MR werkt altijd met een mix van methodes, afgestemd op de cliënt. Ze geeft educatie, neemt  slaapvragenlijsten af en kijkt naar de balans in de dag en de nacht en dagstructuur. Als mensen  uitgeput zijn moet men grote ingrepen op de dagstructuur doen want “een batterij laadt ook niet  zomaar op”.   Verder werkt zij onder andere met slaaphygiëne, op slaap gerichte ontspanningsoefeningen en  oefeningen voor lichaamsbewustwording. Bij Reade wordt er bovendien gewerkt met Graded  activity, mindfulness, BBB, Opbouw van reserves en de module “Voelend bewegen”. De behandeling  van slaapapneu wordt niet door een ergotherapeut gedaan. Dit moet door een arts worden  gediagnosticeerd en behandeld.  In grote lijnen heeft de ergotherapeutische behandeling vooral met educatie,  lichaamsbewustwording en gedragsverandering te maken. In het begin gebruikt MR en  neurobiologische uitleg en geeft zij het boek Pijn & het Brein (Flemming & Vollebregt, 2016) aan de  cliënten mee. Moseley en zijn team hebben namelijk ontdekt dat voor het langdurige effect een goed  begrip van wat er speelt in het lijf van groot belang is (Moseley & Butler, 2015).  Verder heeft het tijd nodig om ingesleten patronen te veranderen. Lichaamsbewustzijn is hiervoor de  basis. Door middel van waarnemen van lichaamssignalen worden beslissingen genomen voor  verandering. Als de beslissingen puur vanuit cognities worden genomen, wordt de verandering  slechts een kunstje. Maar ergotherapeuten zitten zelf te vaak in hun hoofd, omdat ze nooit geleerd  hebben hun eigen lichaam waar te nemen. Zonder bijscholing op dat vlak is het daarom de vraag of  de ergotherapeut ontspanningstechnieken zal geven. Men moet zijn grenzen kennen en cliënten  doorverwijzen.   Er is helaas weinig scholing op het gebied van slaap. MR geeft een voor ergotherapeuten  geaccrediteerde cursus bij het Nederlands Paramedisch Instituut (NPI) (voor informatie zie bijlage).  Volgens MR zouden slaap en lichaamsbewustwording onderdeel moeten zijn van elke ergotherapie  opleiding.    

(24)

 

3.3 Gedragsverandering 

Bij het manifesteren van gezondere leefgewoonten en het aanpassen van de dagindeling is er sprake  van gedragsverandering. Deze gebeurt in fases. Een vaak gebruikt model voor gedragsverandering is  het model van Balm (Kuiper, Heerkens, Bieleman, Balm & Nauta, 2011).  De fases van het model van Balm zijn:  ● Open staan: Als cliënten oprecht openstaan voor nieuwe ideeën en inzichten is dit een  eerste stap in het veranderproces.   ● Begrijpen: De verandering kan tot stand komen wanneer men begrijpt en inziet wat het  nieuwe gedrag inhoudt en welke voordelen het biedt.  ● Willen: Verandering in gedrag wordt pas reëel wanneer de cliënt daadwerkelijk wil  veranderen.  ● Kunnen: De cliënt moet verandering (aan)kunnen. Door kennis over het volhouden van  gedrag, lukt het beter om niet in oude gewoontes terug te vallen.  ● Doen: De verandering wordt in deze fase in de praktijk gebracht. De cliënt kan onvoorziene  problemen en tegenslagen tegenkomen. Hij moet zich niet laten afleiden.  ● Volhouden: Het nieuwe gedrag wordt een nieuwe gewoonte en wordt in het levenspatroon  verweven. Hiervoor zijn positieve resultaten en steun uit de omgeving nodig.  (Kuiper, Heerkens, Bieleman, Balm & Nauta, 2011).    Ook MI en ACT kennen fases van gedragsverandering, waarmee gewerkt kan worden als  ergotherapeut. Deze zijn onder andere beschreven in de Ergotherapie Richtlijn voor vermoeidheid bij  MS, CVA of de ziekte van Parkinson (Evenhuis & Eyssen, 2019).    Ongeacht welk model of aanpak men kiest, het is aan te raden om als therapeut bewust met de fases  van gedragsverandering te werken. Dit houdt in dat men goed in de gaten houdt in welke fase de  cliënt zich bevindt en de assessments en interventies bewust inzet. Zowel Rinkema als de door Ho‐A‐ Tham, Brugman en Niebeek (2019) geïnterviewde burn‐outexperts adviseren om eerst  lichaamsbewustwording te ontwikkelen om op basis daarvan stappen te zetten die het gedrag  veranderen.   

3.4 Resultaten gesprek met Donne Lek  

Er is een kort gesprek gevoerd met Donne Lek. Hij is fysiotherapeut en coördinator van het  Cardiovitaal programma. Zijn hoofdboodschap was dat ergotherapie zich meer moet profileren.  Ergotherapie is nog niet goed zichtbaar bij Cardiovitaal.  Het is verder opvallend dat ergotherapie niet op de website van Cardiovitaal wordt genoemd. Dit  project kan een bijdrage leveren aan de zichtbaarheid en de meerwaarde van ergotherapie binnen  de hartrevalidatie. Om meer aandacht aan ergotherapie te geven wordt ook de poster van het  beroepsproduct in de ruimtes van Polifysiek opgehangen.     

(25)

 

3.5 Resultaten enquête  

In totaal hebben 19 deelnemers de enquête ingevuld. Voor het onderzoek was het van belang dat de  deelnemers werkzaam waren in de zorg met cliënten met chronische aandoeningen.     Tabel 1: In onderstaand tabel is zichtbaar in welke setting de deelnemers werkzaam zijn. Sommigen  zijn in meerdere settingen werkzaam.      Tabel 1       

(26)

  In tabel 2 wordt het beroep van de deelnemers weergegeven op de horizontale as en het aantal  deelnemers per beroep op de verticale as.      Tabel 2    De beroepen van de deelnemers zijn variërend waarbij de meeste werkzaam zijn als ergotherapeut,  namelijk elf van de zorgverleners. Hierdoor zijn de resultaten bruikbaarder voor de opdrachtgever.        

(27)

  Tijdens de enquête hebben de deelnemers antwoord gegeven op de vraag met welke chronische  aandoeningen gewerkt wordt. Vanuit deze vraag komen diverse antwoorden naar voren die  zichtbaar zijn in onderstaande grafiek:        De grafiek laat zien dat al deze hierboven genoemde chronische aandoeningen, behalve dementie en  verslaving, toepasbaar zijn voor vermoeidheid en BBB bij cardiovasculaire aandoeningen.     E‐health  63% van de deelnemers heeft aangegeven geen gebruik te maken van e‐health tijdens  behandelingen en 37% heeft aangegeven hier wél gebruik van te maken. Uit de antwoorden van de  deelnemers komt naar voren dat er gebruik gemaakt wordt van digitale vragenlijsten, het versturen  van informatie via de mail, coaching via de mail, Bel Sensoren, valmat, bloedsuiker apparaat die de  gegevens gelijk doorstuurt, Zorgrobot Lea via iPad en bewegingssensoren. Ook is er door een  deelnemer aangegeven dat er samen met Minddistrict* voorlichting gegeven gaat worden over  slaap. Dit is momenteel nog in ontwikkeling. Hieruit is te zien dat e‐health nog weinig toegepast  wordt in de behandeling van cliënten met chronische aandoeningen. Er worden veel verschillende  vormen van e‐health genoemd voor verschillende doeleinden zoals coaching, valpreventie en  voorlichting.       

(28)

  Vanuit de enquête is de vraag gesteld welke interventies en assessments gebruikt worden in de  praktijk. In de twee onderstaande tabellen zijn alle assessments en interventies opgenomen die zijn  benoemd door de deelnemers. In de kolom ernaast is geëvalueerd of de assessments en interventies  ook voor dit project toepasbaar zijn.    Assessments vanuit de enquête  Assessment:  Toepasbaar voor het project:  ACLS  Allen Cognitive Level Screen  Ja, een screening om het cognitief functioneren  in kaart te brengen.  PRPP  Perceive Recall Plan Perform  Ja, om problemen in de informatieverwerking  vast te leggen.  Er bestaat een grote hoeveelheid klinimetrische  testen van Revalidatie Nederland voor  psychische problematiek.   Nee, dit zijn testen die uitgevoerd worden door  een gezondheidspsycholoog.  MOCA  Montreal Cognitive Assessment  MOCA is bruikbaar omdat het de cognitie in  kaart brengt van de cliënt.   COPM  Canadian Occupational Performance Measure  Ja, inventarisatie van de probleemgebieden en  meting van belangrijkheid en tevredenheid.  SULCS  Stroke Upper Limb Capacity Scale  Nee, deze test brengt de handvaardigheden in  kaart. Dit is tijdens het project niet van  toepassing.  NHPT  Nine hole peg test  Nee, Nine hole peg test is een test die geschikt  is voor de arm‐ en handfunctie.  ACS  Activity Card Sort  Ja, dit is een meetinstrument gericht op het  inventariseren van activiteitenpatronen van de  cliënt.   PSQI  Pittsburgh Sleep Quality Index   Ja, dit is een vragenlijst om de slaapkwaliteit in  kaart te brengen.   Activiteitenweger  Ja, de activiteitenweger geeft inzicht in de  dagindeling van de cliënt.   MFIS  Modified Fatigue Impact Scale  Ja, het meet de ervaren impact van  vermoeidheid op fysiek, cognitief en 

(29)

  NRMP  Niet rennen maar plannen  Ja, dit is een behandelprogramma waarin de  cliënt informatie, educatie en strategieën leert  om om te gaan met de cognitieve gevolgen van  hersenletsel.  Stroop  

Is vernoemd naar John Ridley Stroop 

Nee, dit is een interferentietest die gebruikt wordt in de psychologie. 

TOL 

The Tower of London 

Nee, dit is een neuropsychologische test.

    Interventies vanuit de enquête  Interventies:  Toepasbaar voor het project:  Foutloos leren  Nee, dit wordt vaak ingezet bij dementie om via  het foutloos leren bepaalde taken te (her)leren.  Vochtlijsten bijhouden  Nee, handeling van een verpleegkunde.  Neurobiologische educatie (met bewezen  therapeutisch effect op pijnintensiteit, ervaren  beperkingen en medische consumptie).   Ja, de cliënt kan beter begrijpen wat er bij hem  aan de hand is en wat nodig is om te herstellen.  Indicatiestelling via het nieuwe gevolgenmodel  (van cognitieve gedragstherapie CGT).  Nee, dit model vereist diepgaande  psychologische vaardigheden.  Oefeningen voor lichaamsbewustzijn,  mindfulness en ontspanningsoefeningen  Ja, deze oefeningen helpen om vermoeidheid en  BBB te verbeteren.  Oefeningen uit PMT  Psychomotorische therapie  Nee, hiervoor is een PMT opleiding nodig.  ACT   Acceptance and Commitment Therapy  Ja, dit is een model wat helpt bij het  terugvinden van het leven van de cliënt door  middel van gedragsverandering.  CGT  Cognitieve gedragstherapie  Ja, in de cognitieve gedragstherapie worden het  gedrag en de gedachten die de problemen in  stand houden besproken en behandeld.  Elementen hiervan kunnen ondersteunend  werken.  Graded activity  Ja, dit is toepasbaar om het gedrag te 

(30)

  veranderen. Hierbij wordt gewenst gedrag  opgebouwd.  Opbouw van reserves (best‐practice methode  voor comorbide vermoeidheid/uitputting naast  chronische pijn)  Ja, dit kan ook worden ingezet bij mensen met  cardiovasculaire aandoeningen.  Zelfmanagement  Ja, hierin begeleidt de ergotherapeut de cliënt in  het opstellen van doelen, actieplannen en  coping plannen.  Voorlichting/training  Ja, (dit is erg breed natuurlijk en kan op  verschillende manieren, dinsdag overleg hoe we  dit goed kunnen beschrijven).  Coaching  Ja,(dit is erg breed natuurlijk en kan op  verschillende manieren, dinsdag overleg hoe we  dit goed kunnen beschrijven).  Balans belasting/ belastbaarheid  Ja, leren omgaan met vermoeidheid.  Dag/weekplanning  Ja, dit is toepasbaar op verschillende manieren.  Activiteitenweger, dag planning of  weekplanning.  Waardenkompas  Ja, dit is een oefening uit de Acceptatie en  commitment therapie (ACT) om prioriteiten te  kunnen baseren op waarden.      De toepasbare assessments en interventies zijn opgenomen in het beroepsproduct. Een korte  beschrijving is in de tabellen in de bijlage te vinden. Vanwege beperkingen in tijd en omvang van dit  project zijn ze niet allemaal in de tabellen beschreven. Zie ook bijlage ‘Niet uitgewerkte assessments  en interventies’.   

3.6 Opdrachtgever 

De opdrachtgever wenst dat deze methodes toegevoegd worden in de tabellen van het  beroepsproduct.  ● Shared decision making  ● Oplossingsgericht werken     

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Veiligheid: Wij willen meer "blauw op straat" door administratieve taken zoveel mogelijk uit te besteden aan gespecialiseerde bedrijven, De politie moet primair

afwijst en alleen diplomatieke edities toelaat, hoeft hier niet te worden gedacht. Hisschien moet men er daarom niet te veel achter zoeken. Het is heel goed

De desindustrialisatie in België wordt, meer dan in andere landen, verklaard door de sterke producti- viteitsgroei in de industrie in vergelijking met die in de diensten.. 4

En voor mensen die gaan werken kan het ook span- nend zijn, dat zij niet weten of ze kunnen terugvallen op de Wajong als het weer even iets minder goed gaat. Ook vind ik het

Angèle Manteau, Ja, maar mevrouw, deze schrijven Nederlands.. door de scherpe concurrentie die elke Vlaamse uitgever die zich op dat terrein zou willen wagen in eigen land,

Surf dan even naar kids-for-kids.be, een initiatief binnen Plan België, voor kinderen in Cambodja en Vietnam. e en hart voor Jezus hebben, betekent ook anderen een

Vooralsnog heeft alleen de raad van de gemeente Amsterdam besloten over te willen gaan tot invoering van een opt-in systeem met betrekking tot (commercieel) reclamedrukwerk..

De financiën die nodig zijn voor de invoering van het “opt-in-systeem” kunnen beter worden ingezet voor concrete acties die voortkomen uit de evaluatie en meetbaar