• No results found

Expeditie zingeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Expeditie zingeving"

Copied!
125
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

‘Expeditie zingeving’

masterscriptie

Afstudeerscriptie

Universiteit voor Humanistiek

Begeleider: Christa Anbeek Meelezer: Lotte Huijng

Student: Sjoerd Rammelt Studentnummer: 0050004 sjoerd@rammelt.nl 28-5-2012

(2)

2 Mountains are not stadiums where I satisfy my ambition to achieve,

they are the cathedrals where I practice my religion.

I go to them as humans go to worship.

From their lofty summits I view my past, dream of the future and,

with an unusual acuity, am allowed to experience the present moment.

My vision cleared, my strength renewed.

In the mountains I celebrate creation. On each journey I am reborn.1

(3)

3

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 5 Samenvatting ... 6 Inleiding ... 8 0.1 Aanleiding ... 8 0.2 Probleemstelling... 9 0.2.1 Vraagstelling en definities ... 9 0.2.2 Doelstelling ... 10 0.2.3 Onderzoeksopzet ... 11

Hoofdstuk 1: Fascinatie voor de bergen... 13

1.1 Inleiding ... 13

1.2 Een thematische verkenning van de vraag naar het 'waarom?'…...………... 13

1.3 Zicht op onze gemeenschappelijke gevoelserfenis ... 16

1.4 De wetenschappelijke oorsprong van de beklimmingen... 18

1.5 Romantiek ... 20

1.6 Destructieve krachten: de lokroep van de bergen ... 23

1.7 Samenvattend ... 25

1.8 Vooruitblik ... 26

Hoofdstuk 2: Extreme Sporten: Ziekelijk of Zinnig? ... 27

2.1 ‘the debate on risk taking behavior’ ... 27

2.2 Christopher Cronin ... 28

2.3 Carla Willig ... 31

2.4 Eric Brymer ... 33

2.5 Thematiek ... 35

(4)

4

Hoofdstuk 3: Op zoek naar de flow- en eenheidservaring als alpinist ... 40

3.1 Inleiding ... 40

3.2 Methode van Onderzoek ... 40

3.3 Het dominerende cluster: de flow- en eenheidservaring ... 43

3.4 De respondenten en de individuele thematiek ... 46

Respondent MH ... 46 Respondent JW ... 47 Respondent LK ... 49 Respondent PG ... 50 Respondent SV ... 52 3.5 Conclusie ... 54

Hoofdstuk 4: Het verlangen naar verbondenheid ... 55

4.1 Inleiding ... 55

4.2 Autonomie en succes ... 55

4.3 Genieten ... 59

4.4 Innerlijke ontwikkeling ... 60

4.5 Transcendentie ... 65

4.6 De relatie met de natuur ... 67

4.7 Dwangmatig alpinisme ... 65

4.8 Het verlangen naar verbondenheid ... 71

4.9 Concluderend ... 73

Hoofdstuk 5: Alpinisme en Zingeving ... 74

5.1 Inleidend: de context ... 74

5.2 Antwoord op de vraagstelling ... 75

5.3 Conclusie ... 78

Literatuurlijst ... 79

(5)

5

Voorwoord

Het is echt gelukt! Om eerlijk te zijn had ik aan het begin van deze studie niet gedacht dat ik op dit punt zou aankomen. Ik kon op dat moment zo’n tijdspanne van zes jaar simpelweg niet overzien. Dit werk kon dan ook slechts tot stand komen dankzij de steun en hulp van vele mensen.

Bijzondere dank gaat uit naar mijn scriptiebegeleidster Christa Anbeek. De samenwerking heb ik als zeer bijzonder en waardevol ervaren. Zij gaf regelmatig structuur en richting aan chaotische momenten in het proces. Na een gesprek kon ik telkens weer met goede moed een aantal

vervolgstappen zetten. Ook wil ik meelezer Lotte Huijing bedanken voor haar nauwkeurige lezing en aanvullingen. Speciale dank gaat uit naar Hielke Bosma die op het methodische vlak veel heeft toegevoegd en verhelderd. Zonder zijn gulle medewerking had het derde hoofdstuk er heel anders uit gezien.

Het contact en de verhalen van de respondenten waren inspirerend voor mij als persoon en

onderzoeker. Ik wil hen bedanken voor de tijdsinvestering en het kijkje dat ze me hebben gegeven in hun leven: jullie verhalen heb ik als cadeaus ervaren.

Mijn dank gaat ook uit naar hen die mijn scriptie hebben gelezen en van feedback hebben voorzien. Dit zijn Jacob van Eijden, Sophia van Eijden, Thomas Rammelt, Margriet Rammelt, Theo

Rammelt, Marijn Bouwmeester en mijn vriendin Hannah Koolstra.

Tenslotte wil ik mijn broers, vrienden, kennissen en vooral ook mijn ouders bedanken voor hun niet aflatende steun gedurende de hele studie en in het bijzonder in het voorbije jaar. Deze steun is heel bijzonder geweest.

(6)

6

Samenvatting

Aan het begin van dit onderzoek stelden wij ons de volgende vraag:

Welke zin geven alpinisten aan hun ervaringen in expedities en alpiene tochten?

Op basis van sociologische bronnen is er in het eerste hoofdstuk een verhaal geconstrueerd over de opkomst van het alpinisme in de westerse samenleving. Wij hebben hier, met Macfarlane (2003), voornamelijk willen stellen dat de bergen, de bergen van onze verbeelding zijn. Dat betekent dat wat wij van de bergen 'maken' altijd in een sociale context begrepen dient te worden. In deze lijn hebben wij hier de veranderlijke fascinatie voor de bergen in het beeld van de westerse mens beschreven.

In het tweede hoofdstuk is een debat uit de psychologie rondom extreme sporten geanalyseerd. In kwantitatieve studies over ‘extreme sporten’ komt sensatie zoekgedrag sterk naar voren. Er zijn, zo blijkt uit kwalitatieve studies, echter ook zeer veel andere zinnige drijfveren om deel te nemen aan ‘extreme sporten’. Deze drijfveren worden vaker waargenomen bij veteranen in de sport dan bij adolescenten met een piek in hun testosterongehalte. De drijfveren uit kwalitatieve onderzoeken zijn in een schema weergegeven (pag. 38) en worden in het vierde hoofdstuk geconfronteerd met de data uit dit onderzoek.

In het derde hoofdstuk van deze scriptie wordt het onderzoeksproces en de resultaten die gevonden zijn met Zelfkonfrontatiemethode (ZKM) gepresenteerd. Deze methode is binnen dit onderzoek vooral als interviewstructureringsmethode toegepast, maar heeft onverwacht ook een behoorlijke inhoudelijke toevoeging geleverd. De dominante ervaring die uit dit onderzoek naar voren komt, de 'flow- en eenheidservaring', is een ervaring waarin de alpinist een uitdagende route aan het klimmen is met zijn partner(s) op een afgelegen plek terwijl alles soepel loopt, waar hij eenheid en

verbondenheid ervaart met de natuur, zichzelf en de anderen om zich heen. Op het moment,

wanneer alles dan even op zijn plek valt, wordt daar een soort rust en vrijheid ervaren als de alpinist over de wereld uitkijkt. De uitkomst van dit deel van het onderzoek suggereert dat alpinisme

voornamelijk een zoektocht naar deze ‘flow- en eenheidservaring’ is.

Met behulp van het data-analyseprogramma Atlas.ti hebben wij in het vierde hoofdstuk uitspraken van de respondenten nauwkeurig gespiegeld aan het theoretisch kader. In dit hoofdstuk stellen we dat in grote lijnen alle concepten uit de literatuur gevonden zijn bij de vijf respondenten uit dit onderzoek. Dit onderzoek bevestigt hiermee het kwalitatieve onderzoek dat de basis vormt van het

(7)

7 theoretische kader. Sommige aspecten die wij in dit onderzoek gevonden hebben komen echter niet in die hoedanigheid uit de literatuur naar voren. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is

verbondenheid. Deze relationaliteit die door de alpinisten onderling ervaren wordt is in de literatuur tot dusver veronachtzaamd. Hier willen wij een link leggen met de schets uit het eerste hoofdstuk. George Mallory's (1886-1924) zucht naar de bergen, en dan specifiek naar de Mount Everest, moet ook worden begrepen in de nasleep van de eerste wereldoorlog. De veteranen die uit de loopgraven kwamen konden hun verhalen vrijwel alleen delen met hun medesoldaten met wie zij samen een belangrijk moment in de geschiedenis hadden meegemaakt; met de mensen thuis kon men niet praten of werken. Reizen en bergbeklimmen was een mogelijkheid om met lotgenoten op pad te zijn, om de zinnen even te verzetten. De verbondenheid die in de bergen onderling ervaren werd stond in schril contrast met de afgesnedenheid die zij thuis ervoeren.

Concluderend stellen wij in het laatste hoofdstuk dat alpiene beklimmingen vallen binnen een categorie ervaringen die zingevend zijn. Wij kozen voor ‘zin geven’ aan de hand van Alma & Smaling (2010): “Zingeven is het plaatsen van iets in een breder verband van betekenissen die ons menselijk bestaan betreffen.” Volgens Alma & Smaling (2010) is zingeven een persoonlijke

verhouding tot de wereld die gekenmerkt kan worden door een negental ervaringsaspecten. Aan alle negen aspecten die Alma & Smaling (2010) beschrijven, wordt in het alpinisme, zoals dat door de respondenten uit dit onderzoek beschreven wordt, voldaan (zie pagina 73). Omdat het handelen van de klimmer in grote mate op het genereren van deze ervaringen ingesteld is, reikt deze ervaring verder dan de beleving op zich. De ervaring levert doelen waarnaar de rest van het leven gestuurd kan worden. Door zo boven over de toppen van de bergen te lopen wordt het leven overzichtelijk en daardoor hanteerbaarder. Men voelt de intrinsieke waarde van de natuur die een grotere

aanwezigheid representeert waar de alpinisten zich tegelijkertijd ook deel van voelen. Door de tochten te maken en de erkenning die daarbij komt kijken voelen de alpinisten zich competent en zelfverzekerd; dit motiveert hen om zich hier verder in te ontwikkelen. Tot slot zien we dat de tochten doorwerken op het algehele welbevinden van de alpinisten omdat ze vooral in deze context zo kunnen genieten.

(8)

8

Inleiding

0.1 Aanleiding

Tijdens mijn activiteiten als enthousiast sporter en in de opleiding tot buitensportinstructeur ben ik, Sjoerd Rammelt, voor het eerst in het voorjaar van 2003 in aanraking gekomen met het alpiene klimmen. Graag deel ik deze eerste ervaring.

Samen met een vriend deed ik destijds een poging om een berg in de Pyreneeën te beklimmen. De klimroute had een hoogteverschil van duizend meter en een voor ons uitdagend niveau. Met t-shirt en dagrugzak klommen wij gestaag maar zaten rond drie uur nog maar halverwege de wand. Terwijl in het boekje vermeld stond dat je binnen acht uur boven kon staan, wij er twaalf uur voor gepland hadden, begon de duisternis snel dichterbij te komen. Vanwege twijfel besloten we rond vier uur te gaan zoeken naar een back-up route voor een abseil. Deze vonden we niet en hier verloren we kostbare tijd. Om beurten kwamen we er even doorheen te zitten omdat de spanning ons te veel werd. Gelukkig was er telkens één van ons bij de les en kon hij de ander scherp houden en wat kalmeren. Dan maar via de klimroute naar beneden, de route waar we net naar boven waren

gekomen? Maar daar was deze route toch niet op ingericht? Even later zaten we vast op de wand en was het donker. Toen wij beseften dat wij hier de nacht moesten blijven, keerde de rust terug. We zouden het erg koud gaan krijgen maar de volgende ochtend konden we op ons gemak de route afmaken. Het was alleen zaak nog even een sms’je naar beneden te sturen om aan te geven dat we het vandaag niet gingen halen. Toen de sms geschreven was viel de telefoon uit. We konden geen bericht meer versturen! Niet alleen zaten wij in een benarde situatie maar onze vrienden in het dal hadden geen idee wat er met ons was gebeurd. Later beschreven ze dit als een van de onrustigste nachten van hun leven. De volgende ochtend bij zonsopkomst, toen wij na een verschrikkelijk koude nacht ons klaarmaakten om verder te gaan, hoorde we een helikopter snel dichterbij komen. Ze kwamen ons halen. Maar waarom? Wij wilden de beklimming gewoon afmaken. Enigszins verdwaasd en overrompeld sprongen wij iets later in de helikopter. Om acht uur zaten we aan de koffie en een croissant op het politiebureau in het dal ons verhaal te doen.

Alpiene ervaringen hebben van begin af aan een zeer sterke indruk op mij gemaakt. Dergelijke beklimmingen onderscheiden zich van het sportklimmen vanwege het feit dat men lange tochten maakt door vrij onvoorspelbaar terrein waarbij men zichzelf steeds moet zekeren aan de rots door middel van het eigen klimmateriaal. Deze avontuurlijke wijze van klimmen staat tegenover het klimmen in gebieden die vooraf zijn geprepareerd met gelijmde haken, kettingen of kabels. Tijdens deze lange beklimmingen staat men niet alleen bloot aan de veranderlijke weersomstandigheden

(9)

9 maar ook aan steenval, lawines en moeilijk overbrugbare passages. Al deze elementen maken de tochten onvoorspelbaar. Deze onvoorspelbaarheid in combinatie met de pure schoonheid en verlatenheid van de gebieden die verkend worden zorgen voor tochten van mythische proporties. ‘Mythische tochten’ zijn zeldzaam geworden in deze tijd die onder andere gekenmerkt wordt door steeds verder gaande technische beheersing. De impact die een dergelijke tocht op een persoon kan hebben, vooral als deze persoon de weg zonder begeleiding aflegt en de onvermijdelijke keuzes zelf moet maken, is groot. Michel Houben (2008) spreekt hier over een vorm van zingeving die niet eerder benoemd is: 'expeditie zingeving'.

Wat fascineert mij hier als klimmer en student Humanistiek aan? Er blijkt een groep mensen te zijn die zich niet verschansen in bungalows in speciaal daarvoor aangelegde parken maar expres een verlaten en ruig gebied binnentreden waar ze iets willen ervaren en doen dat in contrast staat met hun dagelijkse leven. Maar waarom dan wel? In deze scriptie wordt onderzocht of we via het concept ‘zingeving’ een antwoord kunnen bieden op deze vraag.

0.2 Probleemstelling

0.2.1 Vraagstelling en definities

Wij zijn tot de volgende vraagstelling gekomen:

Welke zin geven alpinisten aan hun ervaringen in expedities en alpiene tochten?

Alma & Smaling (2010) geven hiervoor de volgende definitie: “Zingeven is het plaatsen van iets in een breder verband van betekenissen die ons menselijk bestaan betreffen.” Het geven van betekenis aan datgene wat men doet en meemaakt is onderdeel van een zingevingsproces. Zingeven houdt in het kader van de Zelfkonfrontatie-methode (ZKM)2 enerzijds het plaatsen van ervaringen in het

eigen waardensysteem en anderzijds de ontwikkeling van dit waardesysteem in.

Volgens Alma & Smaling (2010) is zingeven een persoonlijke verhouding tot de wereld die gekenmerkt wordt door een negental ervaringsaspecten:

(10)

10 1. Doelgerichtheid Een vrijwel direct realiseerbaar doel of een richting en oriëntatie in

iemands leven.

2. Samenhang Een orde van zaken of de wereld die begrijpelijk en hanteerbaar wordt. 3. Waardevolheid Eigenwaarde of de waardering van iets in de wereld.

4. Verbondenheid Een persoonlijke, gevoelsmatige en intens beleefde samenhang met anderen en het andere.

5. Transcendentie Het overstijgen van het alledaagse en het plaatsen van de ervaringen in een groter geheel.

6. Competentie Het gevoel hebben dat je ertoe doet, het besef in staat te zijn tot adequaat handelen en de ervaring voldoende controle te hebben over je leven.

7. Erkenning De behoefte erkend te worden door de ander.

8. Motiverende werking Als gevolg van de voorgaande aspecten wordt je gemotiveerd zelf jouw leven vorm te geven en nieuwe mogelijkheden te exploreren

9. Welbevinden Ook dit is eerder een uitwerking van de voorgaande aspecten en maakt de ervaring mede vervullend

In het slotstuk van deze scriptie proberen we antwoord te geven op de vraag of de ervaringen van de respondenten deze aspecten bevatten.

0.2.2 Doelstelling

Het doel van het onderzoek is het verkrijgen van meer kennis over de betekenis van alpiene beklimmingen voor bergbeklimmers. Het antwoord op deze vragen vergroot de kennis over de belevingswereld, het persoonlijke waardesysteem en het zingevingsproces van deze klimmers. Informatie hierover kan een bijdrage leveren aan de wijze waarop de klimmers in de toekomst hun tochten zullen beleven. Met dit onderzoek wordt ook ten doel gesteld een bijdrage te leveren aan de theorievorming over zingeving en zinervaringen. Uniek aan dit onderzoek is het gebruik van de Zelfkonfrontatiemethode (ZKM) voor alpiene klimmers, waardoor een nieuwe duiding van deze klimervaringen in het kader van zingeving plaatsvindt.

(11)

11

0.2.3 Onderzoeksopzet

De vraagstelling wordt beantwoord aan de hand van een literatuuronderzoek en een empirisch kwalitatief onderzoek. De literatuur is gevonden door te zoeken op het internet (Picarta, Google Scholar) met termen zoals alpinisme, klimmen, zin(geving), betekenis en motivatie, en door het raadplegen van catalogi van de verschillende bibliotheken. Daarnaast zijn de literatuurlijsten van de gevonden bronnen een ingang geweest. Door deze te raadplegen konden wij voortbouwen op eerder gedaan literatuuronderzoek.

Het kwalitatieve onderzoek biedt de mogelijkheid om toegang te krijgen tot het perspectief, de overtuigingen en de emoties van de respondenten (IJzendoorn, 1988, p. 284). De betekeniswereld achter sociale processen, gedragingen, gevoelens en ervaringen kan op deze manier verkend worden. Het doel van het onderzoek is inzicht krijgen in de betekenis die klimmers aan de klim-ervaringen geven. Naast verkennend is dit onderzoek ook beschrijvend. Het gaat om het beschrijven van unieke kenmerken van een persoon, dit wordt ook wel idiografisch onderzoek genoemd (Maso & Smaling, 1998, p.11). Voor dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van de

Zelfkonfrontatiemethode (ZKM), ontwikkeld door Hermans en Hermans-Jansen (1995). Deze methode bevat een kwantitatieve berekening. Dit betreft een vergelijking van de lijst met emoties die per beschreven ervaring is opgesteld. De ZKM zal hieronder kort toegelicht worden. Aan de hand van Maso en Smaling (1998) zullen we rekening houden met de methodologische kwaliteit (Simonsz 2010).

De Zelfkonfrontatiemethode is een verdiepingsinstrument en theorie die zich richt op het

waardesysteem van de respondent. Met deze methode wordt onderzocht welke zaken van belang zijn voor de respondent en hoe hij3 deze ervaart. In een gesprek tussen respondent en onderzoeker

vertelt de respondent zijn persoonlijke verhaal over heden, verleden en toekomst met betrekking tot in dit geval de alpiene ervaringen. De respondent legt in samenspraak met de interviewer zijn verhaal vast in enkele tientallen zinnen, die voor hem de kern weergeven (Hermans & Hermans-Jansen, 1995, p. 35,36; Hermans, 2006, p. 187). Vervolgens geeft de respondent een

gevoelswaardering aan elk waardegebied aan de hand van een lijst emoties. De

gevoelswaarderingen worden ingevoerd in het ZKM-computer programma. Naar aanleiding van een statistische berekening van de gegevens door de computer kijkt de onderzoeker welke motieven of

3

Omwille van de leesbaarheid is er in deze scriptie gekozen voor de hij-vorm als het over de alpinist gaat. Het was niet vol te houden om in deze scriptie te spreken van ‘hij of zij’, ‘hem of haar’, ‘zijn en haar’, enzovoorts. Ook al zijn alpinisten een veelzijdige groep mensen: jong, oud, gehuwd, ongehuwd, homo en hetero-georiënteerd, met of zonder partner, met en zonder kinderen, met diverse culturele en levensbeschouwelijke achtergronden, verschillende levenservaringen, en inderdaad: zowel man en vrouw. Het is aan de lezer deze scriptie ook zo te lezen.

(12)

12 drijfveren ten grondslag liggen aan de genoemde ervaringen (Hermans & Hermans-Jansen, 1995, p. 38). De motieven die ten grondslag liggen aan deze methode zijn ‘Zelfgerichtheid’, dat wil zeggen zelfverbetering, zelfbescherming, zelfbehoud en zelfvergroting, en ‘Andergerichtheid’, waarin de behoefte naar contact en eenheid met iets of iemand anders centraal staat. Binnen deze

onderzoekmethode streeft men naar een gelijkwaardige relatie tussen onderzoeker en respondent. Na de analyse zijn de resultaten in een nagesprek met de respondenten uitvoerig besproken en geanalyseerd.

De keuze voor deze methode komt voort uit de aantrekkelijkheid van de combinatie van een kwalitatieve en een kwantitatieve analyse. In eerste instantie biedt het gesprek de mogelijkheid om een goede relatie op te bouwen en toegang te krijgen tot de belevingswereld van de respondent. De kwantitatieve analyse kan daarna inzicht geven in patronen en betekenisstructuren die in eerste instantie niet direct zichtbaar zijn voor de respondent en onderzoeker. Tot slot is er met behulp van deze methode nog geen onderzoek gedaan naar deze doelgroep. Vanwege deze reden hebben wij voorafgaand aan het onderzoek een lijst met emoties voorgelegd aan de respondenten. Zij konden hier zelf een keuze uit maken. Het grote voordeel hiervan is dat de gekozen gevoelens herkenbaar zijn voor de respondenten waardoor er een betrouwbaar resultaat naar voren is gekomen4.

Aan het einde van het onderzoeksproces hebben wij ook nog via een andere methode dezelfde data bekeken. De reden hiervoor is dat de onderzoeksdata nog onvoldoende uitgeput waren door het gebruik van slechts één methode. We merkten dit doordat veel van de thema’s die in de literatuur naar voren kwamen niet aan bod kwamen in de analyse met ZKM. Daarom is ervoor gekozen om met behulp van het data-analyseprogramma Atlas.ti, de uitspraken van de respondenten in het vierde hoofdstuk nauwkeurig te spiegelen aan het theoretisch kader, dat aan het einde van het tweede hoofdstuk geformuleerd is. Wij hebben hiermee via de methode van ‘Grounded theory’ (Glaser & Strauss, 1967) onderzoek gedaan. Dit theoretische kader is opgebouwd aan de hand van drie auteurs: Brymer (2008, 2009 en 2010), Lester (2004) en Willig (2008). De thema’s die uit hun publicaties naar voren komen laten zien dat sommige vormen van ‘extreme sporten’ als zinnig bestempeld kunnen worden. De ervaringen van de respondenten worden in het vierde hoofdstuk geconfronteerd met dit theoretische kader. In het vijfde hoofdstuk geven we antwoord op de vraagstelling aan de hand van Alma & Smaling (2010).

(13)

13

Hoofdstuk 1: Fascinatie voor de bergen

1.1 Inleiding

In dit eerste hoofdstuk wordt een sociologische en historische beschrijving gegeven van het ontstaan van het alpinisme. We zullen zien dat het beeld van de bergen in de laatste vijf eeuwen sterk veranderd is. Vanwaar komt nu die fascinatie voor de bergen? In de eerste paragraven van dit hoofdstuk worden verschillende visies op de oorsprong van deze fascinatie weergegeven.

Vervolgens zijn twee belangrijke veranderingen in de houding van de mens ten opzichte van de bergen beschreven: ten eerste de wetenschappelijke oorsprong van beklimmingen en ten tweede de invloed van de Romantiek op deze houding. Ten slotte heeft de fascinatie voor de bergen ook een keerzijde. In de zesde paragraaf van dit hoofdstuk worden destructieve krachten beschreven die in het alpinisme werkzaam zijn.

1.2 Een thematische verkenning van de vraag naar het ‘waarom?’

Het behalen van de top van een berg wordt in de westerse interpretatie vaak als een overwinning gezien. Maar wat overwint men dan? Ik kwam, zag en overwon, luidt de bekende uitspraak van Julius Caesar na zijn snelle overwinning op de koning van Pontus in het jaar 47 voor Christus. In het discours van de bergsport kan men veel parallellen ontdekken met veldslagen: alsof het op de top van de berg staan gelijk staat aan het dansen op de ribben van een net verslagen tegenstander. Een ‘berg overwinnen’ is terminologie die past bij een westers discours van verovering en

kolonisatie van onbekende gebieden. Men kan zich natuurlijk afvragen wat voor bewustzijn men de berg dan toedicht als men die berg wil overwinnen. Hoezo overwin je iets dat hoe dan ook geen weet heeft van jouw bestaan?

De Italiaanse dichter Francesco Petrarca (1304-1374) schreef over zijn beklimming naar de top van de Mont Ventoux in 1336. Petrarca beklom Mont Ventoux louter uit begeerte om zijn bijzondere hoogte nader in ogenschouw te nemen (Nabuurs, 2012). Volgens Gaston Bacelard (1884-1962), Frans filosoof en schrijver, is het verlangen naar hoogte een universeel instinct: Een mens wil in zijn jeugd, als hij zijn vleugels uitslaat, de aarde ontstijgen. Die sprong is een basale vorm van vreugde (Macfarlane, 2003: 157). Als men kijkt naar de taal, ziet men ook dat alles wat met hoogte en laagte te maken heeft in een soort hiërarchisch systeem geordend is. Hoogte, superioriteit, verheven zijn boven, zijn uitingsvormen van een masculien discours. “Linguïstisch gezien is het

(14)

14 onmogelijk om je omlaag te verbeteren” (Macfarlane, 2003: 158) 5. De bergtop wordt dan gezien

als een seculier symbool van inspanning en beloning. De “hoogte maakt een panorama mogelijk, dat is het Griekse woord voor ‘al-zicht’ of alomvattend-uitzicht”. “Grote hoogte geeft je meer zicht. Het uitzicht vanaf de top geeft je macht. Maar het vaagt je in zekere zin ook weg. Je zelfbesef neemt toe doordat je verder kunt zien, maar het komt ook onder vuur te liggen – het wordt met nietigheid bedreigd door de grote perspectieven van ruimte en tijd die vanaf een bergtop zichtbaar worden” (Macfarlane, 2003: 173).

Volgens Charles Fellows was in 1828 de kernvraag van elke expeditie: “Zijn de problemen, inspanningen en gevaren gecompenseerd door wat je hebt meegemaakt? Waarop ik, voor mijzelf antwoordde, en nog altijd antwoord, dat ik ruim schadeloos ben gesteld; omdat ik getuige ben geweest van dingen die ik nooit zou hebben kunnen bedenken, en zodoende mijn besef van de schepping heb verdiept welke, in al zijn omvang, nauwelijks een vlekje in het heelal betekent” (geciteerd uit Fleming, 2004: 114). Voor veel bergsporters zijn de ervaringen die zij opdoen tijdens een alpiene tocht dusdanig indrukwekkend, uniek en voldoening gevend, dat men steeds terug blijft komen in de bergen.

De bergbeklimmer was ook de favoriete metafoor van Nietzsche (Macfarlane, 2003: 105).

Nietzsche zei ‘dat wat je niet dood maakt, maakt je sterker’. Hij gaf hiermee weer dat blootstelling aan de gevaren van de bergen als een krachtig middel tot zelfverbetering kon gelden. Bijzonder hieraan is dat deze mogelijkheid tot zelfverbetering volgens Samual Smiles voor iedereen toegankelijk is: bergbeklimmen is dus in wezen klasseloos (Macfarlane, 2003: 100).

De menselijke drang om de ons omringende, onbekende ruimte te verkennen is een drijfveer die vooral in de tijd van de ontdekkingsreizigers sterk naar voren kwam. Een goed voorbeeld is de Gouden Eeuw in de geschiedenis van Nederland, waarin onze voorouders voornamelijk per boot de wereld ontdekten. De bergen zijn voor ons laaglanders ook een andere wereld, een wereld die geenszins op het ons bekende polderlandschap lijkt. De zucht naar het onbekende brengt nu nog steeds velen op de been. Hedendaagse expedities doen nog steeds pogingen hun naam te graveren op een nog niet eerder beklommen top. Het feit dat er nog geen mens op die ene top heeft gestaan, dat nog nooit iemand op die onherbergzame plek op de wereld is geweest, verschaft de expeditie een speciale dimensie. Het beklimmen van die maagdelijke top maakt deze klimmer als het ware uniek, deze eerste keer zal namelijk niet vergeten worden. De top is volgens Stephan Venables (2009: 8) “een prachtig, beeldend symbool van een ideaal en natuurlijk is het ontzettend

bevredigend om als eerste de top te halen van een echte berg. Maar waar het echt om gaat is hoe je

(15)

15 die top bereikt.” Het verschaft de klimmer voldoening evenals eeuwigheidswaarde en stelt hem op een bepaalde manier gerust dat zijn naam opgenomen zal worden in de geschiedenisboeken. Dat hier waarde aan wordt gehecht zegt iets over het sociale klimaat waarin we leven. Er valt natuurlijk iets te zeggen voor dit streven naar uniciteit: maar is deze behoefte wel zo vanzelfsprekend?

Macfarlane (2003: 213) stelt dat er in zekere zin niet zoiets bestaat als het onbekende. Alles wordt altijd door een bril van herkenning bekeken. Bergen zijn bergen. Het onbekende zou men, dat is vaak een stuk veiliger, ook dichter bij huis kunnen opzoeken als men uit zou gaan van het beeld van een veranderlijke wereld. Als men de wereld zo beschouwt, kan men elk moment van de dag het onbekende betreden door daar volledig uniek dan wel authentiek, zoals nog nooit iemand te voren op juist díe wijze, vanaf dat punt naar dat punt, zijn doel bereiken of een weg afleggen. Daar, omgeven door een sneeuw- en ijslandschap, met grijze- en bruine rotsmassa’s die er boven uit steken, gebeurt er iets met een mens. Dit is zeer treffend omschreven door Anatoli Boukreev (1958-1997), weergegeven op de eerste pagina na het titelblad van deze scriptie. Deze woorden staan op de gedenksteen van Anatoli Boukreev op de plek van Annapurna base-camp in de Himalaya. Boukreev stierf hier in 1997 doordat hij verrast werd door een lawine tijdens een poging om deze berg te beklimmen. De woorden zijn een weergave van een persoonlijke ervaring, een religieuze praktijk, die zich in de bergen afspeelt, en is tegelijkertijd ook een reactie op het discours rondom de bergsport dat de nadruk legt op het behalen van individuele successen. Hier komen wij in het vierde hoofdstuk op terug.

Weer andere terminologie stelt dat men zichzelf kan overwinnen, of bijvoorbeeld iets herstellen in zichzelf of tegenover de buitenwereld: ‘Met deze expeditie wilde ik iets rechtzetten’ zegt Ton Verdaasdonk die in 2009 de Mont Blanc beklom als Libanonveteraan. Hij beklom de Mont Blanc voor het goede doel omdat de uitzending naar Libanon in sommige opzichten een teleurstellende ervaring was geweest. Nu kon hij door middel van sponsoring ten eerste de kindsoldaten maar ook zeker zichzelf helpen (expeditiekindsoldaat.nl).

De bergen zijn niet alleen een seculier symbool; bergtoppen dragen in de meest uiteenlopende culturen een religieuze betekenis. Een voorbeeld hiervan is de heilige berg in het centrum van Australië. Deze berg, die door Aboriginals ‘Uluru’ genoemd wordt, mag volgens deze

oorspronkelijke bewoners alleen tijdens bepaalde ceremoniën beklommen worden. Later is deze berg omgedoopt tot ‘Ayers Rock’. Ook zijn er monniken uit verscheidene religieuze tradities die zich terugtrekken op een heuvel of in een grot in de bergen. Kerktorens die op de flanken van bergen de hoogte in rijzen en wijzen naar de hemel. Als men een willekeurig dal in de Alpen in rijdt zal men zien dat er overal religieuze symbolen zoals kruizen en kerkjes op hoogte staan.

(16)

16 Omhooggaan betekent daarom in zekere, fundamentele zin de goddelijkheid benaderen.

Na deze eerste verkenning zal er in de volgende pagina's van dit eerste hoofdstuk een thematische schets van de sociologische verandering in de houding van de mens ten opzichte van de bergen gemaakt worden.

Het bereiken van een top, het beklimmen van een berg, wordt veelal gezien als symbool voor succes. Echter, klimmen kan ook een genezende of herstellende functie hebben. Recentelijk beklommen verschillende groepen veteranen (veteranen.nl), brandweerlieden

(brandweer-expeditie.nl), maar ook slachtoffers van de cafébrand in Volendam (2001) de Mont Blanc om zeer uiteenlopende redenen. Ook vertrokken er in 2005 vijfentwintig mensen met astma richting de Himalaya om de ruim zevenduizend meter hoge noordelijke col van de Mount Everest te

beklimmen. Vooruitkijkend op de beklimming, formuleert een deelnemer de volgende zinnen: "We zien vaak om ons heen dat mensen met astma zichzelf beperkingen opleggen hoewel zij zeer goed in staat zijn tot grote prestaties. Dit heeft grote gevolgen voor henzelf en hun directe sociale

omgeving. Wij willen met deze expeditie laten zien waartoe we allemaal in staat zijn als we uitgaan van onze mogelijkheden in plaats van onze beperkingen” (de-ice.nl). De beklimming versterkt hiermee het gevoel van autonomie en zelfvertrouwen van een ‘patiënt’.

1.3 Zicht op onze gemeenschappelijke gevoelserfenis

In dit eerste hoofdstuk willen wij stellen dat het beklimmen van bergen, als we het sociologisch bekijken, iets aantrekkelijks heeft dat zich op één of andere manier in onze gemeenschappelijke gevoelserfenis heeft verankerd. Deze aantrekkingskracht is er niet altijd geweest. Als we in de bergen zijn, kijken we volgens Macfarlane (2003: 183) door de ogen van alle bezoekers die ons voor zijn gegaan en ons daarmee beïnvloedden. Dit is een complexe en grotendeels onzichtbare dynastie van gevoelens. We kijken naar de bergen door de ogen van ontelbare en anonieme

voorgangers. Voorgangers die ons inspireerden om ook naar de bergen te trekken om te ervaren wat in het laagland voor ons verborgen bleef. Zo was het ook met George Mallory6, de klimmer die net

na de eerste wereldoorlog mogelijk als eerste op de top van de hoogste berg ter wereld stond: “Mallory was erfgenaam van een complex geheel van gevoelens en houdingen jegens het

6 'Because it's there' zijn misschien wel de meest geciteerde en mystificerende woorden in de bergsport die Mallory uitsprak naar aanleiding van een vraag over het 'waarom' van de beklimmingen. Dit antwoord zou blijk geven van de onzinnige neiging tot een uitgebreide rationele verklaring voor de beklimmingen. Auke Hulst (2011) stelt echter dat dit antwoord geen diepzinnige reflectie was op deze vraag, maar eerder het antwoord was van iemand die moe was geworden van steeds dezelfde vraag naar het 'waarom'. Mallory wilde hier simpelweg een journalist 'afpoeieren die tussen hem en een broodnodige borrel stond'.

(17)

17 berglandschap dat lang voor zijn geboorte gestalte kreeg en dat grotendeels zijn reacties op het landschap bepaalde – op zijn gevaren, zijn schoonheid en betekenis.” (Macfarlane, 2003: 246) Macfarlane beschrijft in zijn boek 'Mountains of the mind', het boek dat later de Nederlandse titel 'Hoogtekoorts' kreeg, de geschiedenis van de fascinatie voor de bergen. Macfarlane doceert Engelse literatuur op de universiteit van Cambridge en is daarnaast een schrijvende reiziger. Macfarlane schetst een culturele verandering in de perceptie van de bergen door de westerse mens, hij beschrijft hoe de verbeelding van de bergen is gewijzigd. “Hoewel mensen van oudsher naar woeste plekken trokken om op één of andere manier aan hun cultuur of heersende opvattingen te ontkomen, namen ze die wildernis in feite waar door een filter van associaties, zoals we ongeveer alles waarnemen.” (Macfarlane, 2003: 29) Zo waren slechts vijf eeuwen geleden de bergen nog de 'verblijfplaats van het bovennatuurlijke en het vijandige’ en was het er voornamelijk erg gevaarlijk (Ibid.: p. 25). De bergen waren niet aanlokkelijk en men kon er maar beter ver vandaan blijven. Slechts bij uiterste noodzaak zou men zich ten tijde van oorlog een weg door de bergen kunnen banen, zoals de

beproefde tactieken van Hannibal7 en Napoleon, maar voor de rest bleef men volgens de heersende

opvatting toch beter in de lage landen.

Het Europees-christelijke wereldbeeld heeft tijdens de middeleeuwen een allesbepalende richting gegeven aan de opvatting over de bergen. Een belangrijk uitgangspunt hierbij was de aanname van een zondvloed waarbij het hele aardoppervlakte onder water had gestaan (Fleming, 2004: 38). De Bijbel was hiervan de bron. De onweerlegbaarheid van de Bijbel werd alom aangenomen.

Mogelijke verklaringen voor het ontstaan van de bergen werden gezocht in het krimpen van de aardkorst door uitdroging na deze zondvloed (Macfarlane, 2003: 38) of de werking van vuur of elastische vloeistoffen die zich een weg naar buiten baanden en daarmee de primaire korst naar buiten duwden (Fleming, 2004: 38). De onweerlegbaarheid van de eerdergenoemde christelijke opvatting werd in stand gehouden door de geestelijkheid maar ook door de daarvan afhankelijke adel die er alles aan gelegen was na het aardse bestaan niet in de hel te belanden. Men kon zich door de aanschaf van aflaten alvast een ticket uit de hel kopen, maar een meer aardse tactiek was ervoor zorg te dragen dat men in ieder geval niet onnodig in de buurt van de hel probeerde te komen. Het hooggebergte was bij uitstek een plek die aan de hel deed denken. De onherbergzaamheid, kou, donkerte en hoogtes hadden een afstotende werking op de publieke moraal. De stad werd

beschouwd als een oase van troost in een zeer wrede wereld, terwijl de bergen een bron van angst

7 “De beroemdste passage door de Alpen werd niet voor handelsdoeleinden gemaakt. Hannibal en zijn

Carthaagse troepen maakten één van de meest onwaarschijnlijke omtrekkende bewegingen in de krijgsgeschiedenis toen en vielen Rome via de achterdeur binnen. Ze marcheerden via het Iberische schiereiland naar wat nu Frankrijk is, staken de Alpen over (218 v. Chr.) met hun geheime wapens, hun olifanten – en daalden op Italië neer. Ruim tweeduizend jaar later deed Napoleon dit dunnetjes over (zonder olifanten).” (Venables, 2009: 11)

(18)

18 en bijgeloof vormden. Zo werd de bisschop van Annecy in 1690 in Chamonix ontboden, het

hedendaagse Mekka van de bergsport nabij de Mont Blanc, om ervoor te zorgen dat de gletsjer, die het dorp in gevaar bracht, zich terug zou trekken. Naar verluid werkte deze bezwering en trok de gletsjer zich een achtste mijl terug (Fleming, 2004: 15).

1.4 De wetenschappelijke oorsprong van de beklimmingen

Aan het einde van de middeleeuwen veranderde het beeld van de bergen langzaam, al bleven de bergen nog lang een intimiderende werking hebben op de menselijke geest. Conrad Gesner,

schrijver en natuurkenner, was zijn tijd ver vooruit toen hij halverwege de zestiende eeuw met zijn werk invloed had op de beeldvorming rondom de bergen: “Gesner was er niet op uit om draken te doden. Hij wilde de Alpen in een nieuw licht stellen, als spirituele totems waarvan de toppen hem zouden leiden naar een groter bewustzijn van de wereld om hem heen. […] Hij verklaarde: 'het bewustzijn wordt op één of andere vage wijze geïmponeerd door de enorme hoogten en aangezet tot contemplatie van de Grote Architect'” (Fleming, 2004: 19).

Twee eeuwen later zien we een heel ander schouwspel rondom de Mont Blanc. Chamonix was nu het toneel van een strijd om als eerste op de Mont Blanc te staan, de hoogste berg van de Alpen. Klimmen werd in die tijd voornamelijk als gevaarlijk, dwaas, onverantwoord beschouwd en op een bepaalde manier zelfs verdorven. Klimmen deed je dus niet voor het vermaak maar voor de

wetenschap. De Geneefse wetenschapper Horace Benédict de Saussure beklom als tweede de Mont Blanc op drie augustus 1787 (Venables, 2009: 19). Hij ging in de tweede geslaagde expeditie naar de top nadat de plaatselijke kristallenzoeker en latere berggids Jaqcues Balmat en dokter Michel Gabriél Paccard eerder de prijs hadden opgestreken die Saussure zelf had uitgeschreven voor de eerste beklimming. Balmat en Paccard hadden elkaar als klimmers gevonden na verschillende mislukte pogingen. Nu bleek dat de beklimming mogelijk was, ging de wetenschapper Saussure zelf. Na een uitputtende tocht verbleef hij enkele uren op de top om verschillende experimenten uit te voeren. Zo werd de kleur blauw van de lucht vergeleken met het blauw in het dal, maar werden er ook verschillende meetapparaten, bijvoorbeeld een barometer en thermometer, naar boven

gesjouwd om wetenschappelijke data te verzamelen. Het was in het kader van de wetenschappelijke experimenten ook belangrijk om vast te stellen of een mens voor langere tijd op die hoogte zou kunnen overleven, iets dat tot dan toe uitgesloten werd. De top had niet de gehoopte

allesverbluffende uitwerking op Saussure. Het bereiken van de top had meer het karakter van een anticlimax en hij voelde zelfs een vorm van irritatie opkomen doordat de lange klim zoveel tijd had ingenomen. Hierdoor kon Saussure namelijk minder tijd besteden aan zijn experimenten. Hij gaf

(19)

19 toch toe dat het panorama 'wetenschappelijk' gezien indrukwekkend was. Hij had niet de tijd, en ook niet de mogelijkheden, om een kaart te tekenen, maar het uitzicht gaf hem overzicht van hoe de Alpen ongeveer in elkaar staken. “Ik kon mijn ogen niet geloven,” schreef Saussure. “Het leek wel een droom toen ik aan mijn voeten deze majestueuze toppen zag liggen....waarvan ik de lagere delen al moeilijk en gevaarlijk had gevonden. Ik besefte hoe ze zich tot elkaar verhielden, hoe ze waren verbonden, ik zag hun structuur, en één enkele blik was voldoende om de twijfels weg te nemen die jaren van hard werken niet hadden kunnen verdrijven.” (Saussure geciteerd in Fleming, 2004: 69).

Deze eerste beklimmingen van de Mont Blanc in de achttiende eeuw geven weer dat de

beklimmingen in eerste instantie een wetenschappelijk doel dienden en hier valt een onderscheid te onderkennen met latere beklimmingen waarbij het verlangen om (als eerste) een top te behalen, ‘toppenjagen’, voorop stond.

De wetenschappelijke vondsten die men in de bergen deed, droegen verder dan het berggebied zelf. Zo zorgde onderzoek naar gletsjers door de Zwitserse wetenschapper Louis Agassiz ervoor dat het idee van ijstijden post vatte. Agassiz berekende met welke snelheid de langzaam stromende gletsjer het dal in liep. Hij zag in die dalen sporen, zoals grote keien en afgeronde beddingen van rots, van de gletsjers die daar eerder hadden gelegen. Sterker nog, in 1840 publiceerde Agassiz Études sur les glaciers, waarin hij beweerde dat Europa, en zeer waarschijnlijk ook de rest van de wereld, met een dikke laag ijs bedekt was geweest (Macfarlane, 2003: 139). Dit idee was revolutionair en werd zeker niet zomaar geaccepteerd, maar veranderde op den duur de kijk op de wereld voor verschillende wetenschappelijke disciplines.

De bergsport en de geologie hebben zich gelijktijdig ontwikkeld. Veel inzichten over de ontstaansgeschiedenis van landschappen komen voort uit onderzoek tijdens beklimmingen. Aandacht voor geologie is in het kader van dit hoofdstuk een vanzelfsprekendheid: in de loop van de laatste drie eeuwen hebben ze elkaar mede geïnspireerd, mogelijk gemaakt en vorm gegeven.

(20)

20

1.5 Romantiek

De gletsjers prikkelden ook de negentiende eeuwse verbeelding doordat ze symbool stonden voor enorme kracht. De Romantiek zorgde er mede voor dat deze landschappen die symbool stonden voor eenzaamheid, doodsheid, steriliteit, ongenaakbaarheid en onmenselijkheid, nu aantrekkelijk werden gevonden (Macfarlane, 2003: 147). De uiteindelijke omwenteling van het beeld van de bergen is dus vooral toe te schrijven aan de Romantiek. Hieronder een voorbeeld van een gedicht uit de Romantiek met als onderwerp de Mont Blanc:

Coleridge’s “Hymn Before Sunrise”:

Thou [Mont Blanc], the meanwhile, was blending with my Thought, Yea, with my Life and Life’s own secret joy;

Till the dilating Soul, enrapt, transfused, Into the mighty vision passing - there

As in her natural form, swelled to Vast Heaven! (Coleridge geciteerd in Lester 2004: 90)

Het idee dat alpinisme juist kon ontstaan in deze culturele context van het romantische bewustzijn, en dat dit in andere culturen geen plaats heeft gehad totdat de westerse culturen zich verspreidden, is volgens Lester (2004) een zeer aannemelijke hypothese. Jean Jacques Rousseau, romanticus bij uitstek, schreef dat: “berglandschap iets magisch en bovennatuurlijks heeft dat de geest en zintuigen betovert. […] Men vergeet alles, men vergeet zijn eigen bestaan; men weet niet langer waar men is” (Geciteerd in Fleming, 2004: 23). Al was klimmen niet het doel, de bergen wisten wel de aandacht te trekken van de romantici. Volgens hen moesten de Alpen puur en onaangetast blijven. In deze periode werden, onder invloed van nieuwe inzichten vanuit de geologie, verschillende ideeën uiteengezet over de ontstaansgeschiedenis van de gebergtes en de aarde als geheel. Zo werd kracht van de bergen verbeeld als uitpuilend gesteente dat in gebroken golven uiteen spatte en daarna langzaam weer erodeerde tot veel oudere afgevlakte heuvels.

In deze periode werd het concept van het sublieme uitgedacht. Het sublieme is een term die halverwege de achttiende eeuw zijn intreden deed. Het sublieme betekent verheven of zeer hoog, maar geeft ook uitdrukking aan de ervaring van een dubbelzinnige emotie die opgewekt wordt als we hoge bergen, wildernis of bijvoorbeeld enorme golven waarnemen. Deze term is van belang in deze historische schets omdat het sublieme uitdrukking geeft aan – het ook mogelijk maakt om - op een hernieuwde wijze naar de bergen te kijken, en de ervaringen die men daar kan hebben een naam en concept geeft. Deze term zou men als ankerpunt kunnen beschouwen voor het romantische besef

(21)

21 van de bergen, en dan met name gericht op de ervaringen van het individu in de bergen die altijd sociaal gekleurd zijn.

8

Het sublieme heeft de hiervoor genoemde objectzijde van bijvoorbeeld een berg die aan de subject zijde een emotie oproept die ergens het midden houdt tussen afschuw en genot. De

dubbelzinnigheid van deze emotie heeft aan de ene kant een dreigende, afschrikwekkende en intimiderende zijde, en aan de andere kant geeft het een vorm van genoegdoening, kunnen we er ons prettig bij voelen; kan er sprake zijn van vreugde en plezier bij het zien van dergelijke taferelen, mits deze niet te dichtbij komen (Macfarlane, 2003: 87). Deze ervaring werd in 1757 beschreven door Burke als een tweede esthetische categorie naast het schone en gaf waardering aan extreme en excessieve gewaarwordingen. Burke sloeg daarmee een tegengestelde richting in van het ideaal van het neo-classicisme dat twee jaar daarvoor nog door Winckelmann omschreven werd als 'edele eenvoud en stille grootsheid'. Het Essay van Burke had de titel: Een filosofisch onderzoek naar de oorsprong van onze denkbeelden over het sublieme en het schone en werd onder deze titel in 2004 in het Nederlands gepubliceerd.

8 Dit schilderij is het ‘archetypische beeld van een klimmende ziener, een figuur die je in de kunst van de hele

Romantiek aantreft. Nu komt hij ons onwaarschijnlijk voor, zelfs belachelijk, met de kleine bergjes die uit de wolk aan zijn voeten steken en met absurde clichéhouding – één voet opgetild, als een jager op groot wild met zijn voet op de holle ribbenkast van een dood beest. Maar de uitkristallisering van een idee – dat op de top staan iets

bewonderenswaardigs is, dat het iemand nobel maakt – heeft Friedrichs schilderij in de loop der jaren een enorme symbolische kracht uitgeoefend op het westerse zelfbeeld.’ (Macfarlane, 2003: 173)

Der Wanderer über dem Nebelmeer (1818), Caspar David Friedrich (1774-1840)

(22)

22 Het sublieme kon men niet uitsluitend in de natuur vinden maar ook in kunsten. Sommige

kunstwerken kunnen een dergelijke intense ervaring in mensen oproepen. Door deze aandacht voor het sublieme landschap werd de aandacht voor de bergen aangewakkerd. De Alpen werden een populaire bestemming, niet noodzakelijkerwijs om te klimmen of andere sporten te beoefen, maar om te midden van deze kolossale hopen gesteente iets te ervaren van dit sublieme. Het zien van hoge watervallen, het horen van lawines en voelen van stormachtige windvlagen konden een dergelijke ervaring te weeg brengen. Lester (2004: 90) stelt dat door de ervaring van sublieme emoties zich een pad kon vormen naar het ervaren van het goddelijke, voornamelijk in de ervaring van onmetelijkheid. Hierdoor kon een expansie van de ziel plaatsvinden. De tochten in de bergen konden op quasi religieuze wijze ervaren worden en gezien worden als pelgrimages die buiten de traditionele religieuze paden plaatsvonden.

Het volgende gedicht is een weergave van het romantische besef van de bergen getiteld Manfred van Byron:

“My spirit walked not with the souls of men . . .

My grief, my passions, and my powers, made me a stranger . . . My joy was in the Wilderness”

(Byron geciteerd in Lester 2004: 90)

Dit gedicht is een weergave van de drijfveer van ‘de negentiende-eeuwse reiziger’ die de drang heeft om de gebaande paden te verlaten, die naar nieuwe manieren zocht om het sublieme te ervaren. Volgens Macfarlane (2003: 93) is de zucht naar angst, het zoeken naar risico’s, begonnen door toedoen van het sublieme. Om dergelijke emoties waar te nemen moest men namelijk op de rand van een afgrond balanceren waar men zich slechts één misstap van de dood bevond. Het groeiende enthousiasme voor waaghalzerij werd volgens Macfarlane aangewakkerd door de zoektocht naar de sublieme ervaringen. Ook was er een verheerlijking van het individu waar te nemen: “een top was een plek waar je je van anderen kon onderscheiden, waar je anders kon zijn” (Macfarlane, 2003: 175) In wezen kon je op de top, vooral als je deze als eerste beklom, bij uitstek uniek zijn.9

9Persoonlijke noot: Er zit spanning tussen het romantisch waargenomen berglandschap, wat voor de meeste toeristen een soort zwelgen en meevoelen met de literatuur over de bergen is, en de realiteit van de bergen die soms

afschrikwekkender is dan men zich vanaf een buitenstaandersperspectief kan voorstellen. Een extreem voorbeeld van een confrontatie ontstaat als men een lawine over zich heen krijgt. Was de duizelingwekkende zuiverheid (Auldjo, 1827) die men op de top had gezien wel echt de moeite waard om het leven voor te geven? (Macfarlane, 2003: 180)

(23)

23

1.6 Destructieve krachten: de lokroep van de bergen

De beklimmingen in de Alpen leverden niet alleen interessante wetenschappelijke data op, openden niet alleen nieuwe religieuze of sublieme ervaringen, dienden niet alleen om de begeerte naar hoogte en panorama te bevredigen, waren niet altijd een middel tot zelfverbetering of bron van succes, maakte de beklimmer niet slechts uniek, hadden zeker niet altijd een genezende of

herstellende functie, maar waren vaak ook een bron van dood en verderf. De lokroep van de bergen heeft ook een zwarte keerzijde. Grote ‘schuldige’ aan deze ongelukken is voornamelijk de

zwaartekracht maar ook zeker het klimaat. Als men niet uitgleed en honderden meters naar beneden viel, of als men niet meegesleurd werd door grote rotsblokken en lawines, dan had men altijd nog de mogelijkheid om dood te vriezen nadat men in problemen was gekomen door een onmiddellijke weersomslag. Doordat men steeds meer genezende en heilzame kwaliteiten aan een verblijf op hoogte toeschreef werden de bergen ook een steeds populairdere bestemming. De keerzijde van een verblijf in de bergen werd alleen onderschat.

Eén van de beroemdste tragedies in de Alpen is de val van lord Charles Hudson, lord Francis Douglas, Douglas Hadow, en de gids Michel Croz. Zij vielen in de afdaling van de eerste beklimming van de schijnbaar onbeklimbare Matterhorn (Venables, 2009: 30). De beroemde Edward Whymper, maar ook de gids Peter Taugwalder en zijn zoon, bleven in leven doordat het touw knapte dat maar net iets dikker was dan een waslijn en helemaal niet in staat bleek deze val te breken: “Een paar seconden lang zagen we onze ongelukkige metgezellen ruggelings omlaag glijden, ze spreidden hun armen in een poging om zich te redden. Nog ongedeerd verdwenen ze uit ons zicht, één voor één tuimelden ze van de ene rotswand naar de andere” (Whymper geciteerd in Venables, 2009: 31) Met deze val eindigde de Gouden Eeuw van het Alpinisme in 1865. Deze periode, die drieënveertig eerste beklimmingen had opgeleverd, was ruim tien jaar daarvoor op de Wetterhorn van start gegaan (Fleming, 2004: 301). Na de val kwam er verzet tegen de

beklimmingen en startte men een discussie over de noodzaak van het alpinisme. In The Times kwam het tot de volgende kritische vragen: “Toegegeven, het is geweldig om te doen. Maar is het leven? Is het plicht? Is het gezond verstand? Mag het allemaal? Is het niet verkeerd?” (Geciteerd in Fleming, 2004: 301)

Ook complete dorpen werden in de eeuwen hiervoor van de aardbodem weggeveegd door lawines. Hierdoor ontstond ook het besef dat men er beter aan deed de bomen te laten staan op de hellingen van de bergen. De bomen die door de bewoners ook als brandstof of bouwmateriaal gebruikt konden worden hadden namelijk voor de kap een functie in het bijeen houden van het puin, zand, rots op de hellingen en sneeuw boven de dorpen. Het grootse ongeluk in de Alpen dateert uit 1618

(24)

24 toen een grote lawine op het dorpje Pleurs neerkwam, 2430 mensen kwamen toen om het leven (Fleming, 2004: 99).

De lokroep van de bergen, hiermee bedoelen wij vooral de aantrekkingskracht van de bergen die mensen vanaf andere plekken in de wereld naar de bergen trokken, heeft veel slachtoffers tot gevolg gehad. Een goed voorbeeld van een bekende klimmer die zijn zucht naar de bergen op jonge leeftijd met de dood moest bekopen is George Mallory. Mallory, de klimmer die een hoofdrol speelde in de eerste expedities naar de Mount Everest, leed misschien wel aan een soort verslaving van de bergen. Mallory was een indrukwekkende verschijning. Hij had volgens Lytton Strachey het 'lichaam van een atleet gebeeldhouwd door Praxiteles, het gezicht – ongelooflijk – met het mysterie van een Boticelli, het verfijnde en delicate van een Chinese prent, de jeugd en het zinnenprikkelende van een nauwelijks voor te stellen Engelse schooljongen' (Strachey geciteerd in Hulst, 2011). Na het in kaart brengen en de hoogtebepaling van de Mount Everest in 1865, toen nog Peak XV genoemd, kwam er ruim een halve eeuw geen enkele westerse mens in de buurt van deze top. Pas vlak na de eerste wereldoorlog kwam er de mogelijkheid om een Britse expeditie op touw te zetten naar de waarschijnlijk hoogste top ter wereld. Het was George Mallory die voornamelijk de behoefte voelde om op het dak van de wereld te komen staan. Na twee mislukte pogingen in de voorgaande jaren probeerde hij het in 1924 weer. Maar waarom moest Mallory weer naar de Mount Everest in zijn fatale poging in 1924? “Waarom gaat hij weer?” Vroeg zijn vrouw Ruth zich af. “Het heeft

inmiddels allemaal iets wanhopigs en ze is zich ervan bewust dat er krachten in het spel zijn die ook buiten haar macht liggen, en buiten die van hem. Erger nog: ook Mallory heeft een slecht

voorgevoel over de reis. […] In de taxi op de heenweg zegt Mallory tegen Young dat hij denkt dat het dit jaar op de Everest meer een oorlog dan een avontuur zal worden en dat hij het er dit keer niet levend van denkt af te brengen.” (Macfarlane, 2003: 281)

Misschien moet Mallory's zucht naar de bergen ook worden begrepen in de nasleep van de eerste wereldoorlog. De veteranen die uit de loopgraven kwamen konden hun verhalen vrijwel alleen delen met hun medesoldaten, met de mensen thuis kon men niet praten of werken. Reizen en bergbeklimmen was een mogelijkheid om met lotgenoten op pad te zijn, om de zinnen even te verzetten. De tochten kwamen dus ook voort uit 'het verlangen om ergens anders dan thuis te zijn. Reizen werd een bron van irrationeel geluk, de viering van het simpele genoegen in leven te zijn.' (Davis geciteerd in Hulst, 2011) Toch werd Mallory naar de bergen getrokken en niet naar een willekeurige andere plek op de aarde. Een manier om woorden te geven aan deze zucht naar de bergen kan men vinden bij Joe Simpson. Deze hedendaagse schrijver en klimmer die vooral bekend is van het boek Over de Rand beschrijft de omgekeerde zwaartekracht van het naar de bergen

(25)

25 trekken, de lokroep van de leegte, de 'lonkende stilte van de hoogte'. De aantrekkingskracht die je steeds weer omhoog voert (Macfarlane, 2003: 184).

Macfarlane vertelt ook vanuit zijn eigen herinneringen uit zijn jeugd waarin hij verschillende boeken over bergbeklimmen las, bijvoorbeeld over de ervaringen van Maurice Herzog op de Annapurna. Hij las dit boek drie keer en komt tot de conclusie dat het mooist mogelijke einde toch echt op een bergtop te vinden is: “Voor mij sprak het vanzelf dat Herzog een verstandige keuze had gedaan door naar de top te gaan, ondanks de prijs die hij ervoor moest betalen. Want wat waren, vonden wij alle twee, tenen en vingers nou, vergeleken met de glorie om op die paar vierkante meter sneeuw te hebben gestaan? Zelfs al had hij het leven erbij gelaten, dan was het nog de moeite waard geweest. Dit was de les die ik uit Herzogs boek trok: Het mooist mogelijke einde was een einde op een bergtop – o Heer, behoed mij voor een dood in de dalen” (Macfarlane, 2003: 19) En als men zich niet kan vinden in de terminologie van de verslaving, dan kan men altijd nog een verklaring vinden in het thema ontsnapping. Ontsnapping is dus ook een thema in de bergsport. Byron probeerde zijn “ellendige zelf [te verliezen] in de luister, en de kracht, en de glorie rondom, boven, en onder mij” (geciteerd uit Fleming, 2004: 99).

1.7 Samenvattend

Wij hebben hier, met Macfarlane (2003), voornamelijk willen stellen dat de bergen, de bergen van onze verbeelding zijn. Datgene wat wij van de bergen 'maken' dient altijd in een sociale en

historische context begrepen te worden. Op basis van sociologische bronnen is het voorgaande verhaal geconstrueerd over de opkomst van het alpinisme in de westerse samenleving. De fascinatie voor de bergen hebben wij in dit hoofdstuk beschreven aan de hand van twee belangrijke thema’s: ten eerste de wetenschappelijke oorsprong van beklimmingen en ten tweede de invloed van de Romantiek.

Verscheidene indrukwekkende gebeurtenissen in het alpinisme, die verder droegen dan 'de klimwereld', zijn in het kader van deze schets nog niet genoemd. Voorbeelden hiervan zijn de oplossing van de laatste problemen in de Alpen, zoals de beklimming van de Eiger noordwand (1938) in een door Nazisme geïnspireerd klimtijdperk, de eerste beklimming van de Mount Everest in 1953 door sir Edmund Hillary en sherpa Tenzing Norgay, en de eerste beklimmingen boven 8000 meter zonder zuurstof van Reinhold Messner in de jaren zeventig. Over de hierboven genoemde gebeurtenissen kan vanzelfsprekend veel meer gezegd worden. Volledigheid is echter nooit het doel geweest van deze historische schets, daarvoor is het alpinisme in de laatste eeuwen te veelzijdig.

(26)

26

1.8 Vooruitblik

De psychologische bronnen, die de laatste halve eeuw toonaangevend zijn geweest in de discussie rondom 'extreme sporten', sporten waar alpinisme er één van is, zijn niet meegenomen in dit hoofdstuk. In het volgende hoofdstuk wordt hier aandacht aan besteed.

Sociologisch gezien worden ‘extreme sporten’ op dit moment meer geaccepteerd dan pakweg twintig jaar geleden en kunnen zelfs als hedendaagse ‘hype’ gezien worden. Dit zien we terug in de schets van het psychologische debat in het tweede hoofdstuk. Door de bekendheid van het grote publiek met de 'extreme sporten', verandert het beeld hiervan. De sociale context, waarin

wetenschappelijke artikelen over ‘extreme sporten’ gepubliceerd worden, is hierdoor veranderd (Cowan 2006, 176). Recentelijk werden er commerciële expedities naar de Mount Everest met klimmers van een twijfelachtig statuur in documentaires weergegeven en uitgezonden op Discovery Channel (Landis 2006). Klimlegendes verschijnen in populaire films (Smithson 2005). Sociaal ongeaccepteerde vormen van sensatie-zoekgedrag kunnen zo veranderen van een ziektebeeld naar een sociaal geaccepteerde vorm van sensatie-zoekgedrag en vormen daarmee een extrovert

persoonlijkheidskenmerk (Cronin 1992).

In het volgende hoofdstuk wordt een wetenschappelijk debat over de 'ziekelijkheid' dan wel

'zinnigheid' van 'extreme sporten' aan de hand van drie auteurs uit de psychologie geanalyseerd. Het tweede hoofdstuk wordt afgesloten met een schets van verschillende thema's die in deze literatuur naar voren komen.

(27)

27

Hoofdstuk 2: Extreme Sporten: Ziekelijk of Zinnig?

2.1 ‘the debate on risk taking behavior’

In dit hoofdstuk wordt een debat uit de psychologie rondom extreme sporten geanalyseerd. In de kern gaat het om de vraag waarom mensen dit soort activiteiten ondernemen. Het debat bevat verschillende onderzoeksperspectieven binnen de psychologie. Onderzoek uit de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw hanteert kwantitatieve methoden en wordt ook wel het ‘traditionele

psychologische perspectief’ genoemd en valt binnen de gezondheidspsychologie. Recent onderzoek is juist met kwalitatieve methoden uitgevoerd en richt zich tegen het hiervoor genoemde onderzoek. In het kader van deze scriptie hebben wij in dit hoofdstuk (2.5) ten doel gesteld een theoretisch kader te schetsen.

Als eerste zullen wij hier uiteenzetten wat er in de literatuur onder 'extreme sporten' verstaan wordt. Vanuit de kwantitatieve onderzoeken uit voornamelijk de jaren '80 en '90 (vergelijk Lester 2004, Willig 2008) van de vorige eeuw kan men stellen dat 'extreme sporten' (rotsklimmen of alpinisme vallen hier altijd onder) gelijkgesteld worden aan sporten waarbij veel risico genomen wordt. Risico zoeken en aangaan is nodig om de behoefte aan sensatie te vervullen; het is nodig om de behoefte aan verandering, prikkeling en nieuwe ervaringen van de deelnemer te bevredigen. Deze behoefte wordt als een persoonlijkheidskenmerk aangemerkt en wordt vooral waargenomen bij mannelijke adolescenten met een hoog testosteron gehalte. Heel gangbaar in dit type onderzoek is een vergelijking op basis van scores op Zuckerman’s Sensation Seeking Scale (SSS). De gegevens worden verkregen uit een vergelijking van een experiment- en controlegroep. Zuckerman (2005) heeft voor de extreme sporten een speciale subcategorie in het leven geroepen:

“Sensation-seeking can also extend to the physical, involving unusual or extreme sports such as skydiving, hang gliding, scuba diving, auto racing, rock climbing and whitewater kayaking. An interest in participating in such sports describes one subcategory of sensation-seeking: thrill- and adventure-seeking.”

Extreme sporten worden hier als een soort sport gekarakteriseerd terwijl er in de kwalitatieve perspectieven ook aandacht wordt besteed aan de mogelijke consequenties van participatie in de sporten. Zo worden extreme sporten door Brymer (2005) gekarakteriseerd als “outdoorrecreatie waar de dood de meest waarschijnlijke uitkomst is van een slecht beheerde fout of ongeval” (Brymer, 2005: 3), en door Willig (2008) als “recreatieve lichamelijke activiteit, die een risico van ernstige lichamelijk letsel of zelfs de dood in zich draagt.” Dit zijn volgens Willig activiteiten zoals

(28)

28 bungee-jumping, sky-diving, skate- en snowboarden, surfen, deltavliegen, paragliding,

bergbeklimmen, kajakken, raften en canyoning (2008: 961). Concluderend kan men stellen dat alpinisme, waarbij men ook regelmatig een stuk rots beklimt, in alle definities tot de ‘extreme sporten’ gerekend kan worden. Alpinisme willen wij hier definiëren als het op eigen kracht maken van tochten in de bergen; dit bevat vrijwel altijd rotsklimmen, maar ook ijsklimmen en het lopen en klimmen over gletsjers en sneeuwvelden.

Wat aanlokkelijk is aan de definities van Brymer en Willig is dat zij de sporten niet per categorie tot de ‘extreme sporten’ benoemen maar dat er in hun definities ruimte is voor differentiatie binnen de sporten. Zo is bijvoorbeeld rotsklimmen zeker niet altijd een ‘extreme sport’ en kan het soms het beste vergeleken worden met het beklimmen van een lastige trap. In dat geval zijn

levensbedreigende risico’s ver te zoeken. Brymer is een ervaringsdeskundige die op basis van zijn ervaringen als kajakker dit essentiële onderscheid kan maken, in tegenstelling tot een buitenstaander zoals Zuckerman die een beperkter beeld heeft, mogelijk door impressies die weinig representatief zijn voor de gemiddelde beoefenaar van ‘extreme sporten’. In het artikel van Willig blijft het onduidelijk waarop zij haar definitie baseert.

In de volgende drie paragrafen van dit hoofdstuk zullen verschillende auteurs behandeld worden die allen vanuit een verschillend psychologisch perspectief onderzoek hebben gedaan naar ‘extreme sporten’: Christopher Cronin (1991) heeft een artikel gepubliceerd over de behoefte aan sensatie onder klimmers door middel van een kwantitatieve methode, Carla Willig publiceerde in 2008 een artikel waarbij ze extreme sporten vanuit een fenomenologisch perspectief benaderde en Eric Brymer (2010) schreef een artikel vanuit een hermeneutisch-fenomenologisch perspectief. De laatste twee auteurs hebben kwalitatieve interviews gebruikt als methode van onderzoek. Bij elke auteur zal ingegaan worden op de gebruikte bronnen, argumenten en veronderstellingen. Afsluitend positioneren wij ons ten behoeve van ons onderzoek in dit debat.

2.2 Christopher Cronin

Professor Cronin is een klinisch psycholoog die academische posities heeft bekleed in Europa (Universiteit van Maryland, München), Australië (Flinders University of South Australia) en de Verenigde Staten (Transsylvanië University en Saint Leo University).

De studie van Cronin hebben wij als exemplarische studie genomen voor de kwantitatieve

benadering omdat deze kort en bondig de methode en resultaten weergeeft van een onderzoek naar de behoefte onder bergbeklimmers om sensatie te ervaren. Dit soort onderzoek is door Lester

(29)

29 (2004) goed samengevat:

“Psychological research relating to mountaineers has most often focused on the closely related personality traits of sensation seeking (Zuckerman, 1979, 1994) or thrill seeking (Farley, 1986) (examples include Breivik, 1996; Cronin, 1991; Freixanet, 1991; Freixanet, 1999; Robinson, 1985; Rossi & Cereatti, 1993; Zaleski, 1984) and usually succeeds mainly in finding that climbers have higher scores on a measure of sensation seeking than do various comparison groups.” (Lester, 2004: 88)

Dit citaat geeft kernachtig weer welke methoden gebruikelijk waren en wat er gevonden is binnen dit soort onderzoek. Hier worden geen verdere implicaties aan gegeven. In het onderzoek van Cronin worden geen vergelijkende bronnen genoemd, al wordt hier wel indirect naar verwezen. Het volgende citaat vat de bevindingen uit dit onderzoek kernachtig samen:

“Consistent with previous findings, the trait of sensation seeking plays a role in participation in the high risk sport of mountain climbing.” (Cronin 1990: 654)

De respondenten, zowel mannen als vrouwen, waren studenten van begin twintig en studeerden aan de universiteit waar Cronin ook werkzaam was, namelijk de ‘University of Maryland’ te München. De klimmers die gekozen werden voor het onderzoek waren gemiddeld al vier jaar als klimmers actief, hierdoor is participatie in de sporten volgens Cronin niet slechts als tijdelijk te kenmerken. Er wordt in het onderzoek gesuggereerd dat risicogedrag de sterke onderliggende behoefte is van alle klimmers. Hoewel zij uitsluitend twintigjarige studenten bestudeerden, die gemiddeld vier jaar klommen, generaliseert dit onderzoek de uitkomsten naar alle bergbeklimmers. Opvallend in de conclusie van het onderzoek is ook dat het zoeken naar sensatie ‘een rol’ speelt. Hoe groot deze rol is, of deze significant is of niet, wordt niet duidelijk. De definitie van sensatie zoekgedrag neemt Cronin logischerwijs over van Zuckerman omdat hij zijn onderzoeksinstrument gebruikt:

“Sensation seeking (SS) is a trait characterized by the need for varied, novel and complex sensations and experiences and the willingness to take physical and social risks for the sake of such experience” (Zuckerman geciteerd in Cronin, 1991).

Uit deze definitie van het persoonlijkheidskenmerk blijkt onder andere de veronderstelling van dit perspectief: Bergbeklimmen is voornamelijk een sport waarmee risico's gepaard gaan. Dit kan men echter genuanceerder stellen. Bergbeklimmen kan men op veel verschillende manieren doen; zoals al eerder gezegd varieert het van een vorm van zeer beschermd klauteren, dat eerder als een soort veredeld traplopen gekarakteriseerd moet worden, tot tochten naar de hoogste pieken van deze

(30)

30 aarde, waarbij men dan ook nog juist de moeilijkere routes kiest. Opmerkelijk is dat hoge risico's en bergbeklimmen in dit onderzoek aan elkaar gelijk gesteld worden.

Binnen het domein van de gezondheidspsychologie is het streven naar gezondheid de belangrijkste aanname. Als men de gezondheid niet als hoogst haalbaar doel neemt, dan past dit niet binnen de rationaliteit van dit perspectief. Ongezonde activiteiten worden begrepen als ziekelijk gedrag dat moet worden bestreden. Hieruit volgt dat 'extreme sporters' op het sportieve vlak geen autonome wezens blijken te zijn10. Als men namelijk niet in staat is een keuze te maken dan kan men zeggen

dat men niet autonoom kan functioneren en dat men in het geval van participatie in ‘extreme sporten’, een gevaar voor zichzelf vormt. Het mensbeeld van dit perspectief willen wij betitelen als ‘freudiaans’. Met een ‘freudiaans’ mensbeeld wordt een mensbeeld bedoeld waarbinnen irrationele en onbewuste drijfveren een grote rol spelen voor het handelen, de gedachten en gevoelens van de persoon (Oosterhuis, 2008: 205). Wat er zich in een mens afspeelt kan men zelf niet te weten komen, dit zit namelijk onder de oppervlakte van het onbewuste subject. Alleen de expert of psycholoog heeft door middel van de associatie van de cliënt toegang tot dit onbewuste subject. Door met een dergelijk kwantitatief meetinstrument (Zuckerman’s Sensation Seeking Scale (SSS)) vanaf een buitenstaanderspositie naar de klimmers te kijken heeft men hoogstwaarschijnlijk ook resultaten gevonden waarop men in eerste instantie gericht is geweest11. Kritiek op de ‘bril’ van dit

perspectief is misschien gratuit. De vraag die hierbij wel opkomt, is of men vanuit dit perspectief het idee heeft dat men nu de lading en drijfveren van de gehele activiteit dekt, of dat men het idee had slechts deze ene behoefte in kaart brengen. Er valt in ieder geval op te merken dat er binnen de gezondheidspsychologie de focus dermate op de behoefte naar sensatie ligt, waardoor men andere mogelijke drijfveren uit het oog heeft verloren. In reactie op dit perspectief verwoorden de volgende auteurs een andere kijk op extreme sporten.

10 Hiervoor verwijzen wij naar het citaat van Willig (2008) op de volgende pagina. Ook andere onderzoekers naar risicogedrag (Zuckerman, Yates) vormen een beeld van een zeer beperkte autonomie van het individu. Deze auteurs vormen de intellectuele context (Cowan 2006: 172) waarin de ideeën van Cronin stonden. Zo stelt Yates (1992) dat mensen op het vlak van gezondheidsrisico’s beter door inconsistentie dan consistentie kunnen worden gekarakteriseerd, dat mensen eigenlijk geen goed beeld hebben van wat voor hen gevaarlijk is en dat men de eigen gevoeligheid voor gezondheidsrisico’s in ieder geval systematisch onderschat (Yates, 1992: 250)

11 Dit valt natuurlijk ook op te merken bij de kwalitatieve methoden die later besproken worden, waarbij men een soort thema vindt dat mijns inziens ook te verwachten is. Hiermee willen wij zeggen: met kwalitatieve methoden is het waarschijnlijker dat men zingevende aspecten vindt dan met kwantitatieve methoden.

(31)

31

2.3 Carla Willig

Professor Carla Willig is onderzoekscoördinator psychologie en geeft lezingen aan de City

University te Londen. Ze heeft onderzoek gedaan naar verschillende risicovolle praktijken. Willig’s publicaties betreffen de relatie tussen discours en risicovolle praktijken. Recentelijk is Willig betekenissen en motivaties gaan verkennen rondom risicovolle praktijken vanuit een

fenomenologisch perspectief. In 2008 heeft zij een artikel geschreven waarin de ervaring van deelnemen aan ‘extreme sporten’ fenomenologisch wordt onderzocht. Dit artikel heeft de volgende titel: A phenomenological investigation of the experience of taking part in ‘Extreme sports’. Dit artikel reageert in eerste instantie op de manier waarop ‘extreme sporten’ in de

gezondheidspsychologie worden benaderd. Willig geeft aan ongerust te zijn over de richting van ‘het debat’ over praktijken waarin risico’s genomen worden. Volgens haar beginnen

gezondheidspsychologen vanuit de aanname dat gezondheidsrisico's vermeden dienen te worden en dat ‘extreme sporters’ een probleem vormen dat opgelost dient te worden. Deze risicovolle

praktijken worden begrepen als manifestaties van onderliggende problemen of pathologieën die in het individu liggen. Het volgende citaat deconstrueert de aanname van het streven naar gezondheid binnen de gezondheidspsychologie:

“Theories of health behavior are based upon the premise that health is a universally shared goal and that people’s actions are conducted in the pursuit of health and longevity. Healthful behaviors are assumed to be the rational choice. As a result, behavioral choices that are not informed by the pursuit of health are easily seen as aberrations to be accounted for and as problems to be solved.[…]It seems, then, that behavioral choices that do not prioritize health and safety constitute a challenge to psychologists, and one way of meeting this challenge has been to re-conceptualize such choices as the product of psychopathology or false beliefs, and thus not really choices at all.” (Willig, 2008: 691)

Willig bepleit in dit artikel de erkenning van verschillende rationaliteiten naast elkaar. Dit zou volgens haar kunnen door de erkenning van de betekenissen en waarden die worden toegekend door de respondenten uit haar onderzoek. Zij baseert haar onderzoeksresultaten op kwalitatieve

interviews met acht sporters. Willig neemt in dit debat een gematigde positie in. Gematigd in de zin dat ze zich zowel verhoudt tot de kwantitatieve benadering van ‘extreme sporten’, die de behoefte aan sensatie centraal zet, als dat ze een opening creëert naar mogelijke andere factoren en

betekenissen die ontstaan vanuit haar fenomenologische benadering:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) beriep Benthem zich op schending van artikel 6 EVRM, dat voor zover hier van belang inhoudt dat bij het vaststellen van

Een bezoeker aan het evenement komt dus met kans 1 3 in elk van de drie tijdsintervallen tussen de vertrekkende bussen aan en voor elk van die tijdsintervallen is de te

Slechts in een beperkt aantal situaties die in de wet zijn bepaald, kan een schuldenaar onder de voor hem van toepassing zijnde beslagvrije voet zakken.. Hiervan kan

In lijn hiermee verwachten we een kwalitatief hoog gemotiveerd profiel, dat bestaat uit werknemers die zich inzetten voor hun werk omdat ze het erg waardevol of leuk

– Notarissen die onder verscherpt toezicht staan, hebben onder andere te laat maatregelen getroffen op het gebied van personeel en kantoor bij een sterk teruglopende omzet uit

Het stelsel van voorwaardehjke financienng doet een krachtig beroep op talenten die op gespannen voet staan met de traditionele idealen van de wetenschap helderheid en

“Ik kan zelfs mijn vingers niet meer bewegen” Voormalig tv-presentator Emiel Goelen totaal verlamd BRUSSEL- Na zes jaar vechten tegen ALS, komt Emiel Goelen 65 naar buiten met

In coronatijd betekent dit bijvoorbeeld extra aandacht voor de inrichting van online onderwijs en de begeleiding van studenten op afstand.. >