Hoofdstuk 4: Het verlangen naar verbondenheid
4.5 Transcendentie
Er wordt vaker gesteld dat de mens in de eenentwintigste eeuw de natuur onder controle heeft, dat we over de technieken beschikken om de natuur naar onze hand te zetten. Alpiene tochten laten ons onder andere de kracht van de ons omringende natuur en werkelijkheid voelen. In de bergen kan men ervaren dat men een nietig deel is van een zeer groot geheel van beweging en dynamiek. De enorme rotsen die tot ver in de lucht reiken zijn hier de stille getuigen van. Inhoud
Transcendentie wordt door enkele alpinisten ervaren in relatie met de natuur. Deze respondenten voelen zich deel van de natuur. Willig (2008) heeft het in deze context over deelgenoot zijn van de wereld. We vroegen MH wat het met haar doet om daar tussen de bergen in de natuur te lopen.
“Ja....een stukje vrijheid ook...ja....dat ik daar deelgenoot van ben....de natuur is niet deelgenoot van mij maar ik ben deelgenoot van de natuur...en ik moet me schikken in de elementen die de natuur me biedt...dat doe ik natuurlijk met klimmen continu....met het weer...met de gevaren die daarbij komen kijken....dat kan je daar niet los van zien.” (MH 23-11-2011)
66
De bergen maken een grote indruk op de respondenten en dat geeft bijvoorbeeld een gevoel van ontzag bij LK: “Ik heb ontzag voor de bergen en breng dat ook graag over op
anderen.”(LK wg 32) LK beschrijft ook haar verhouding tot die natuur. Terwijl een prototypische verhouding van de alpinist ten opzichte van de bergen er één is van strijd, verwoordt LK een heel andere verhouding:
“Zo'n berg is ook gewoon mooi puur natuur, die bestaat al miljoenen jaren...Dan denk ik van je kan ook zonder zo'n [berg]hut naar boven, dat is toch vaak overbodige luxe. Dat pure van die berg, jij bent te gast in de bergen, de bergen zijn de baas over jou, met het weer en alles. Om daar dan onderdeel van te kunnen zijn voor een bepaalde
tijd...dat vind ik een fijn gevoel.”
Brymer en Gray (2009) omschrijven deze verhouding als deel zijn van een krachtigere natuurlijke wereld. We kunnen aan de hand van dit onderzoek bevestigen dat deze relatie ook bij de respondenten is waargenomen. Het directe contact met de natuur, een kracht die
onmetelijk veel groter is dan jezelf, resulteert volgens Brymer & Oades (2009) in een gevoel van timiditeit, fragiliteit en nederigheid. De bewoordingen die de respondenten in dit
onderzoek hebben gebruikt zijn iets minder extreem, hoewel vooral de hier genoemde ervaringen van LK hier wel naar neigen. Deel zijn van iets groters zoals de natuur geeft blijk van de ervaring van transcendentie onder alpinisten. De natuur vertegenwoordigt een
aanwezigheid, in de dimensie van ruimte en tijd, die ver voorbij jouw eigen aanwezigheid strekt. Dit zien we weerspiegeld in het bovenstaande citaat van LK, maar ook bij MH zien we dit terugkomen wanneer zij aangeeft zich te schikken naar de natuur (MH 23-11-2011). Opvallend is dat deze houding ten opzichte van natuur voornamelijk naar voren komt bij de vrouwelijke respondenten. Echter, in de beleving van JW is de natuur ook groots en bestaat deze veel langer dan dat wij hier op deze wereld zijn (JW 16-08-2011).
Terwijl sommige respondenten in hun jeugd vrijwel in alle grotere vakanties in de bergen te vinden waren, zij werden hier regelmatig door hun familie mee naar toe genomen, zijn anderen pas later in aanraking gekomen met de bergen. LK vertelt over de natuurervaring in de Ardennen tijdens ‘haar eerste keer’ toen ze 13 of 14 jaar was:
“Vooral de hoogte, uitzichten en bergstroompjes maakten indruk. In Nederland is alles plat en heb je bos en weilanden, ik vind de bergen iets machtigs hebben. De bergen hebben een soort macht in mijn ogen, imponerend en ze geven een gevoel van dat het
67
een privilege is om er te mogen zijn. Een luxe, een cadeau. Als kind heb ik dat nooit gezien, dat vond ik zoiets fascinerends. Hoe kan dat nou zo hoog en zo steil? Hoe kan dat? Hoe komen die rotsen daar? Het is nog steeds allemaal een sprookje. Ook in de winter in het Reuzengebergte in Tsjechië: die naam krijgen ze van de enorme dennen die gedrapeerd waren in sneeuw. Dat was echt een sprookje, dat is het nog steeds. Dan voelde ik mij Ronja de roversdochter die op houten skietjes door zo'n landschap ging. Dat idee had ik erbij.” (LK 8/9-8-2011)
De ‘macht’ van de natuur staat in contrast met de ervaren timiditeit, fragiliteit en nederigheid (Brymer & Oades, 2009). Het is voor LK een voorrecht om in die overweldigende natuur te mogen zijn. Een andere vorm van transcendentie vindt men door volledig in het moment aanwezig te zijn (Willig, 2008). Dit vindt bij uitstek plaats tijdens de flow-ervaring (Willig, 2008). In deze ervaring, die uitvoerig beschreven is aan het begin van hoofdstuk 3, zit namelijk het element van de eenheidservaring (Lester, 2004).