• No results found

Horizontaal toezicht voor kleine ondernemingen : last of lastenverlichting?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Horizontaal toezicht voor kleine ondernemingen : last of lastenverlichting?"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Horizontaal toezicht voor kleine

ondernemingen: Last of lastenverlichting?

Dr. E. Poelmann

Bachelor scriptie Fiscale Economie Roy van Engelen

5870704 17 juli 2013

(2)

Inhoudsopgave

1 Inleiding en aanleiding ... 4 1.1 Inleiding ... 4 1.2 Aanleiding onderzoek ... 4 1.3 Doelstelling onderzoek ... 5 1.4 Probleemstelling ... 5 1.5 Deelvragen... 5

1.6 Aard van het Onderzoek ... 6

2 Theoretisch kader ... 7 2.1 Inleiding ... 7 2.2 Kleine ondernemingen ... 7 2.3 Horizontaal toezicht ... 7 2.4 Convenanten ... 9 2.4.1 Individueel convenant ... 10

2.4.2 Convenant met de fiscaal dienstverlener ... 10

2.4.3 Convenant met de brancheorganisatie ... 10

3 Aangaan horizontaal toezicht ... 12

3.1. Inleiding ... 12

3.2. Voorwaarden aangaan horizontaal toezicht ... 12

3.3. Wijziging controleaanpak Belastingdienst ... 14

3.4. Gevolgen aangaan convenant voor onderneming ... 14

3.4.1. Voorlegplicht ... 14 3.4.2 Fair share ... 14 3.4.3. Agree to disagree ... 15 4 Onderzoek ... 16 4.1. Inleiding ... 16 4.2. Interview ... 16

5 Gevolgen horizontaal toezicht vanuit verschillende perspectieven ... 20

5.1 Inleiding ... 20 2

(3)

5.2 Perspectief van de Belastingdienst ... 20

5.3 Perspectief van de fiscaal dienstverlener ... 20

5.4 Perspectief van de kleine MKB onderneming. ... 21

6 Conclusie ... 23 6.1 Inleiding ... 23 6.2 Conclusie deelvragen... 23 6.3 Eindconclusie ... 25 7 Bibliografie: ... 27 3

(4)

1

Inleiding en aanleiding

1.1 Inleiding

De manier van controleren door de Belastingdienst is sinds 2005 drastisch aan het veranderen. Waar er vroeger, met uitzondering van waarnemingen ter plaatse (WTP) alleen maar achteraf

gecontroleerd werd, gebeurt dit met de komst van horizontaal toezicht op een eerder moment in het aangifteproces. Uit het artikel van Stevens komt naar voren dat in een tijd waarin naast de

economische crisis ook een gezagscrisis een rol speelt er gestreefd moet worden naar wederzijds vertrouwen en openheid van zaken. Immers, zo stelt hij, is vertrouwen de basis voor (economisch) herstel (Stevens, 2011, p.10-11). Dit gebeurt sinds 2005 bij zeer grote ondernemingen (ZGO’s) en middel grote ondernemingen (MGO’s) steeds frequenter door de introductie van horizontaal toezicht.

Volgens de staatssecretaris van financiën is horizontaal toezicht gebaseerd op wederzijds vertrouwen tussen de Belastingdienst en de belastingplichtige (brief aan de tweede kamer, 2005, p.1) In zijn artikel stelt Stevens dat de Belastingdienst het toezicht op de naleving van de belastingwetgeving doelmatig, efficiënt en op rechtvaardige wijze zou willen realiseren. Tegelijkertijd zou de

Belastingdienst beter benaderbaar willen zijn en servicegerichter willen kunnen werken. (Stevens, 2010, p.11). De samenwerking tussen de Belastingdienst en de belastingplichtige bij horizontaal toezicht wordt vastgelegd in convenanten. Hierin worden het gewenste gedrag en houding benoemd en afspraken gemaakt over de wijze en intensiteit van het toezicht. De Belastingdienst stemt dit toezicht af op de mate waarin de belastingplichtige in ‘control’ is. Hiervoor moet de Belastingdienst wel inzicht hebben in de opzet, het bestaan en de werking van het fiscaal relevante deel van de interne beheersing. Dit wordt door de Belastingdienst aangeduid met het Tax Control Framework (Horizontaal toezicht, 2008, p. 3-4).

1.2 Aanleiding onderzoek

Bij zeer grote en middel grote ondernemingen brengt horizontaal een aantal aantrekkelijke

voordelen voor beide partijen. Stevens stelt dat het werken in de actualiteit het probleemoplossend vermogen versterkt en dat de onzekerheid die gepaard gaat met controles achteraf en eventueel langdurige geschilbeslechting verkleint (Stevens, 2010, p.11). Een veelvoorkomend probleem bij kleine ondernemingen is echter dat er zowel administratief als fiscaal niet genoeg kennis in huis is. Deze ondernemingen denken voldoende in ‘control’ te zijn, maar bij het sluiten van een convenant

(5)

kan blijken dat dit niet het geval is met alle gevolgen van dien. Dit maakt het interessant om te onderzoeken in hoeverre de toepassing van horizontaal toezicht en de bijbehorende convenanten wenselijk zijn voor kleine ondernemingen binnen het MKB segment.

1.3 Doelstelling onderzoek

Dit onderzoek tracht inzicht te verschaffen in de mogelijke effecten en wenselijkheid van horizontaal toezicht en de bijbehorende convenanten voor kleine ondernemingen binnen het MKB segment.

1.4 Probleemstelling

De volgende probleemstelling zal worden beantwoord in dit onderzoek:

“In hoeverre zijn de toepassing van horizontaal toezicht en de bijbehorende convenanten wenselijk voor kleinere ondernemingen binnen het MKB segment?”

1.5 Deelvragen

Om antwoord te kunnen geven op de geformuleerde probleemstelling zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

• Wat wordt er verstaan onder kleinere ondernemingen? • Wat is horizontaal toezicht?

• Welke soorten convenanten zijn er te onderscheiden?

• Welke karakteristieken moet een onderneming hebben om in aanmerking te komen voor horizontaal toezicht?

• Welke gevolgen heeft horizontaal toezicht voor de controleaanpak van de Belastingdienst? • Wat zijn de gevolgen voor de onderneming bij aangaan horizontaal toezicht?

• Welke perspectieven spelen een rol bij de bepaling van de wenselijkheid?

In hoofdstuk 2 wordt allereerst op basis van literatuuronderzoek het theoretisch kader geschetst waarin de relevante begrippen behandeld worden, en hiermee antwoord gegeven wordt op de eerste drie deelvragen. Hierna komt in hoofdstuk 3 aan de orde aan welke eisen een kleine

onderneming moet voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor horizontaal toezicht en wordt er uiteengezet wat er verandert voor kleine ondernemingen bij het aangaan van horizontaal toezicht. Vervolgens zal in hoofdstuk 4 het onderzoek in de vorm van een interview gepresenteerd worden

(6)

waarna in hoofdstuk 5 de gevolgen van horizontaal toezicht vanuit verschillende perspectieven behandeld zal worden. Op basis hiervan wordt in hoofdstuk 6 de conclusie getrokken of horizontaal toezicht op kleine ondernemingen uit het MKB segment wenselijk kan worden geacht.

1.6 Aard van het Onderzoek

Om tot een antwoord te komen op de centrale vraag wordt er een kwalitatief onderzoek gedaan naar de voor en nadelen welke komen kijken bij toepassing van horizontaal toezicht op kleine ondernemingen in het MKB segment. Dit kwalitatieve onderzoek bestaat uit een literatuuronderzoek en een interview. Er wordt gebruik gemaakt van artikelen over onder andere horizontaal toezicht waarbij rekening wordt gehouden met de bron en de actualiteit van deze artikelen.

(7)

2

Theoretisch kader

2.1 Inleiding

Aan de hand van literatuuronderzoek worden in dit hoofdstuk de kernbegrippen kleine

ondernemingen, horizontaal toezicht en convenanten behandeld. Hiermee wordt antwoord gegeven op de eerste drie deelvragen uit paragraaf 1.5 van deze scriptie.

2.2 Kleine ondernemingen

In deze scriptie ligt de focus op kleine ondernemingen. Met ingang van 1 januari 2005 heeft de Europese Commissie de definitie van het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) opnieuw vastgelegd. Volgens deze definitie vallen onder kleine ondernemingen, ondernemingen met minder dan vijftig

werknemers en waarvan de jaaromzet of het balanstotaal niet meer dan € 10 miljoen bedraagt. Middelgrote ondernemingen hebben tussen de 50 en de 250 werknemers, de jaaromzet bedraagt niet meer dan € 50 miljoen of het balanstotaal bedraagt niet meer dan € 43 miljoen. De zeer grote ondernemingen zijn de ondernemingen die boven deze grenzen liggen (The new SME definition, 2005, p. 14). In Nederland zijn er ongeveer 2000 zeer grote ondernemingen, 11 000 grote

ondernemingen en 1,2 miljoen ondernemingen in het MKB. Om het totaal van deze ruim 1,2 miljoen aangiften te controleren beschikt de Belastingdienst over ongeveer 7000 controleurs. Deze

controleurs worden voornamelijk ingezet bij de ZGO, waardoor de capaciteit bij de overige aangiften nog kleiner wordt (Noordermeer en van der Kemp, 2008, pp. 1-2). Met de aankomende

bezuinigingen, en de beperkte capaciteit van de Belastingdienst is het van belang dat deze capaciteit zo effectief mogelijk ingezet wordt.

2.3 Horizontaal toezicht

Naar aanleiding van enkele beursschandalen, zoals die van Ahold en Enron, is de vraag naar transparantie toegenomen. Bij grote ondernemingen is gebleken dat er veel meer aandacht is voor de beheersing van de financiële processen, en de regelgeving op dit gebied is derhalve ook

aangescherpt. De besturen van grote ondernemingen geven meer aandacht aan hun

verantwoordelijkheid op dit terrein, en dat geldt ook voor de fiscale risicobeheersing (Horizontaal toezicht, 2008, p.2). Naar aanleiding hiervan heeft de Belastingdienst in 2005 horizontaal toezicht

geïntroduceerd.

(8)

Uit onderzoek is gebleken dat het merendeel van de Nederlandse belastingplichtigen vrijwillig aan zijn fiscale verplichtingen wil voldoen. Dit is uiteraard een uitstekende basis om te zoeken naar samenwerking tussen de Belastingdienst en de belastingplichtige, zodat onnodige vragen, procedures en andere administratieve lasten kunnen worden voorkomen. Het streven van de overheid om die lasten te verminderen en bij de uitvoering van wetten en regels meer uit te gaan van de eigen verantwoordelijkheid van de burger sluit hier prima bij aan. Om te komen tot een goede dienstverlening heeft dit tot gevolg dat er meer vanuit vertrouwen samengewerkt dient te worden, zonder bemoeienis waar dat niet nodig is en met een adequate handhaving waar dat wel nodig is (Horizontaal toezicht, 2008, p. 2). Het streven van de overheid om deze lasten te verminderen hangt expliciet ook samen met de doelstelling om een kleinere overheid te realiseren (Poelmann, 2009, p.1).

Bij horizontaal toezicht verschuift de controle naar een eerder moment in het aangifteproces. Dit houdt in dat in plaats van dat er alleen maar controle achteraf plaatsvindt, er nu vooraf overleg gepleegd dient te worden over fiscale standpunten binnen een aangifte. Horizontaal toezicht vraagt de bereidheid van de betrokken partijen om openheid van zaken te geven en gezamenlijk naar oplossingen te zoeken. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting doordat de Belastingdienst snel zijn fiscale standpunten bekend maakt teneinde de samenwerking te bevorderen. Ook wordt een beroep gedaan op de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid van de belastingplichtige. Voor de ondernemer houdt dit in dat hij zijn fiscale processen op orde heeft en fiscale standpunten vooraf bekend maakt aan de Belastingdienst (Horizontaal toezicht, 2008, p. 2-3).

Nederland is een voorloper bij het gebruik van horizontaal toezicht. Een recente bijeenkomst in Den Haag waar alle hoofden van Belastingdiensten binnen de EU aanwezig waren stond in het teken van ‘enhanced relationships’. ‘Belastingdiensten uit andere landen staan in grote lijnen voor dezelfde uitdaging: meer doen met minder capaciteit. Tel daar de keuze van het Nederlandse kabinet voor een ‘high trust-relatie’ met burgers en ondernemers bij op, dan is horizontaal toezicht van enorme waarde’, aldus Frans Weekers, Staatssecretaris van Financiën (Van der Enden, 2011, p. 4).

Verschillende landen welke door Nederland geënthousiasmeerd zijn, hebben een gestaag tempo bij de invoering van horizontaal toezicht. ‘Positieve ontwikkelingen die ons helpen om horizontaal toezicht ook in Nederland verder te brengen’, volgens Weekers.

Het is de bedoeling dat de Belastingdienst in de toekomst meer en meer een vertrouwensrelatie opbouwt met het bedrijfsleven. ‘Op het moment dat sprake is van wederzijds vertrouwen, kan de Belastingdienst haar controletaken op een manier uitvoeren die minder tijdrovend is. Een en ander

(9)

uiteraard op basis van dat een onderneming op de hoogte is van de fiscale risico’s welke spelen in een onderneming. Daar staat tegenover dat de ‘belastingmoraal’ hoog moet worden gehouden door deze open houding van de Belastingdienst te koppelen aan gericht traditioneel verticaal toezicht. Steekproefsgewijs en op het moment dat het vertrouwen van de overheid wordt geschaad’, aldus de staatssecretaris. Weekers verwacht dat door de toename van handhavingsconvenanten fiscaal dienstverleners kritischer worden op het klantenbeleid dat ze voeren. ‘Op het moment dat je als intermediair een vertrouwensrelatie met de Belastingdienst hebt, gebaseerd op vertrouwen, wil je geen klanten die fiscaal niet compliant zijn. Zo halen we met zijn allen het net verder op rond organisaties die willens en wetens onder hun belastingverplichtingen uit proberen te komen’ (van der Enden, 2011, p. 5).

2.4 Convenanten

Binnen horizontaal toezicht wordt er gebruikgemaakt van convenanten. Een convenant is een afspraak van de centrale overheid met een wederpartij die betrekking heeft op de uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden of anderszins gericht is op de verwekelijking van

rijksoverheidsbeleid (Pieterse, 2008, p.14). Een convenant is geen rechtsfiguur welke voorkomt in de wet. De commissie Stevens heeft een convenant juridisch gekwalificeerd als de meest prominente manifestatie van het horizontale toezicht (Commissie Stevens, 2012, p.34) Wanneer een

onderneming besluit mee te werken aan horizontaal toezicht, zullen er convenanten gesloten worden. Convenanten brengen zowel voordelen als nadelen met zich mee. Aangezien een convenant een flexibel instrument is welke voor verschillende situaties op maat is te maken kan een convenant in gevallen waarin ‘iedereen op iedereen’ zit te wachten kan een uitkomst brengen (Bever, 2000, p.17). Zoals vermeld kleven er ook nadelen aan convenanten. Enkele nadelen van convenanten welke door Bever worden gegeven:

• De belangen van niet-deelnemende partijen kan worden geschaad. • De handhaafbaarheid is niet altijd voldoende

Er zijn drie soorten convenanten te onderscheiden (Leidraad Horizontaal Toezicht MKB, 2011, p. 4):

1. Individueel convenant (MGO en ZGO) 2. Convenant met de fiscaal dienstverlener 3. Convenant met de brancheorganisatie

(10)

Het kan voorkomen dat verschillende convenanten samenvallen. In het geval dat er een individueel convenant is afgesloten met de ondernemer, vormt dit individuele convenant de basis voor de samenwerking. Daarnaast kan in de branche waarin de ondernemer actief is een brancheconvenant zijn gesloten met de Belastingdienst. Samenloop van convenanten leiden in beginsel niet tot

complicaties. Sterker nog: de specifieke, inhoudelijke afspraken die onder een brancheconvenant worden gemaakt, bieden (mede) een basis voor het doen van een aanvaardbare aangifte (Leidraad Horizontaal Toezicht MKB, 2011, p. 4).

2.4.1 Individueel convenant

Individuele convenanten zijn convenanten welke afgesloten worden tussen de Belastingdienst en ondernemingen uit het MGO en ZGO segment. In paragraaf 3.4 zal aan de hand van een standaard individueel convenant de voorlegplicht en de term ‘agree to disagree’ nader uitgewerkt worden.

2.4.2 Convenant met de fiscaal dienstverlener

Een convenant met de fiscaal dienstverlener is een overeenkomst tussen de Belastingdienst en accountants- of belastingadvieskantoren. In deze convenanten worden afspraken vastgelegd over het gedrag en de houding en het werkproces. De fiscaal dienstverlener sluit op zijn beurt een

overeenkomst met de klant, waarin de ondernemer ervoor tekent dat hij zijn gegevens juist, tijdig en volledig zal indienen bij zijn fiscale dienstverlener (Horizontaal toezicht, 2008 p. 4).

2.4.3 Convenant met de brancheorganisatie

Convenanten met brancheorganisaties spelen een grote rol in het MKB segment. De Belastingdienst sluit raamwerkconvenanten af met brancheorganisaties en koepels. Ondernemingen die in deze branches werkzaam zijn, kunnen zich vervolgens individueel aansluiten bij deze convenanten. Deze convenanten richten zich in de eerste plaats op de gewenste houding en gedrag. Daarbij worden er afspraken gemaakt over specifieke onderwerpen die in de branche spelen (Horizontaal toezicht, 2008 p. 4).

Voordat de Belastingdienst een convenant wil sluiten met brancheorganisaties moet dit passen in een landelijk thema of voortvloeien uit regionale toezichtplannen. Indien de Belastingdienst om verschillende redenen meer zou willen samenwerken met bepaalde branches, heeft hij de mogelijkheid om deze branches te benaderen met het verzoek om een convenanttraject op te starten. Daarnaast wordt er in toenemende mate door brancheorganisaties contact gezocht met de

(11)

Belastingdienst om meer duidelijkheid te verkrijgen over bepaalde fiscale standpunten. De Belastingdienst verkend in beginsel eerst de mogelijkheden en het toegevoegde nut van deze verschillende standpunten (Horizontaal toezicht, 2011, p. 5).

(12)

3

Aangaan horizontaal toezicht

3.1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt allereerst nader ingegaan op de eisen welke aan de kleine onderneming worden gesteld om voor horizontaal toezicht in aanmerking te komen. Vervolgens wordt uiteengezet op welke manier de controle aanpak van de Belastingdienst wijzigt bij aangaan van horizontaal toezicht. Tenslotte wordt nader ingegaan op de gevolgen voor de onderneming bij het sluiten van een convenant.

3.2. Voorwaarden aangaan horizontaal toezicht

Het handhavingsconvenant is de ultieme vorm van horizontaal toezicht. In een

handhavingsconvenant worden afspraken gemaakt over de wijze waarop de betrokken partijen samenwerken. Om in aanmerking te komen voor een handhavingsconvenant, wordt door de Belastingdienst verwacht van grote ondernemingen dat de betrokken ondernemer een adequaat werkend Tax Control Framework heeft, dan wel serieuze stappen onderneemt om binnen afzienbare tijd een TCF te implementeren om de interne fiscale beheersingsmaatregelen in kaart te brengen (Peters, 2009, p.21).

Een TCF bestaat uit processen en interne beheersingsmaatregelen welke ervoor moet zorgen dat de fiscale risico’s van een bedrijf bekend zijn en beheerst worden. Het TCF omvat in beginsel alle op de betreffende organisatie van toepassing zijnde belastingen. Er worden door de Belastingdienst geen minimumeisen aan het TCF gesteld, maar reikt wel een handvat aan om tot een degelijk TCF te komen. De belastingdienst gebruikt hiervoor het COSO-ERM model, omdat dit het meest gebruikte interne risicobeheersingsmodel is (Tax Control Framework, 2008, p.17). Het gebruik van het COSO- model als richtlijn voor het opstellen van een TCF komt voort uit het ZGO- segment

Gezien de omvang en de massaliteit van de ondernemingen binnen het MKB segment acht de Belastingdienst het niet noodzakelijk dat er een TCF gevormd wordt voor kleine ondernemingen. De Belastingdienst verschuift deze verantwoordelijkheid bij kleine ondernemingen van de onderneming naar de fiscaal dienstverlener. Hiertoe sluit de Belastingdienst een convenant af met de betreffende fiscaal dienstverlener. Bij een standaard convenant komt dit er als volgt uit te zien:

“Belanghebbende draagt zorg voor een systeem van interne beheersing, interne controle en externe controle met als doel het opstellen en indienen van aanvaardbare aangiften” (standaard individueel Convenant Horizontaal Toezicht, Belastingdienst, 2013, p.1). Er wordt gesteld dat een aanvaardbare aangifte voldoet aan wet- en regelgeving en vrij is van materiële fouten. In plaats van dat de

(13)

onderneming zelf een TCF opzet, op maat gemaakt voor de onderneming, is het systeem van interne beheersing, interne controle en externe controle van de fiscaal dienstverlener in het MKB segment voldoende volgens de Belastingdienst.

Het uitgangspunt bij horizontaal toezicht voor het MKB segment is dat de belastingadviseur namens de ondernemer een aanvaardbare aangifte indient (Klompe, 2011, p. 16). De term ‘aanvaardbare aangifte’ is echter geen zelfstandig juridisch begrip. Wet- en regelgeving bepalen de eisen waaraan een aangifte moet voldoen. Een belastingplichtige heeft de verplichting en verantwoordelijkheid deze wet- en regelgeving na te leven als hij zijn aangifte opstelt en indient (Belastingdienst,

Controleaanpak Belastingdienst, 2013, p.3). De basis voor een aanvaardbare aangifte wordt gelegd in het interne kwaliteitssysteem van de fiscaal dienstverlener.

De Belastingdienst gaat er dan ook vanuit dat de fiscaal dienstverlener het eigen interne

beheersingssysteem wil optimaliseren teneinde een aanvaardbare aangifte in te kunnen dienen (Leidraad horizontaal toezicht MKB fiscaal dienstverlener, 2011, p.35).

Hierdoor komt de basis van het toezicht te liggen op het interne kwaliteitssysteem van de fiscaal dienstverlener, voornamelijk het beleid welke gehandhaafd wordt voor de aantrek van klanten en de werkprocessen (Stevens, 2012, p.40).

De Belastingdienst is van mening dat het stelsel van kwaliteitsborging bij kleine accountants- of belastingadvieskantoren niet toereikend is voor deelname aan horizontaal toezicht (Leidraad Horizontaal Toezicht MKB, 2011, p. 6).

De Belastingdienst stelt dat een onderneming die zich aangesloten heeft bij een convenant van een fiscaal dienstverlener niet langer meer betrokken wordt in het reguliere verticale toezicht, maar onderhevig is aan het zogenoemde metatoezicht. Het metatoezicht vindt in principe plaats bij de fiscaal dienstverlener en derhalve wordt een ondernemer minder snel zelf gecontroleerd (Klompe, 2011, p. 16). Door deze gedachtegang van de Belastingdienst wordt er wel gezegd dat er een keurmerk aan fiscaal dienstverleners gehangen wordt. Heb je een convenant dan hoor je bij de ‘goeien’ , heb je geen convenant, dan hoor je bij de ‘kwaaien’. De ondernemingen zonder convenant worden doordat er minder uitgegaan wordt van vertrouwen, achteraf intensiever gecontroleerd (Vos, 2010, p. 60).

Voor kleine ondernemingen betekent dit dat als ze onder horizontaal toezicht willen vallen, en hiermee in beginsel minder gecontroleerd worden door de Belastingdienst, ze hun aangifte niet kunnen laten verzorgen door een accountants- of belastingadvieskantoor zonder convenant.

(14)

3.3. Wijziging controleaanpak Belastingdienst

Indien een fiscaal dienstverlener een convenant met de Belastingdienst heeft afgesloten wordt het toezicht door de Belastingdienst aangepast. In plaats van boekenonderzoeken of kantoortoetsen op de ingediende aangiften worden er steekproefsgewijs reality checks uitgevoerd. Naast controle op de inhoudelijke juistheid van de aangifte wordt gekeken of het stelsel van kwaliteitsborging van de fiscaal dienstverlener nog toereikend genoeg is en of deze leidt tot een aanvaardbare aangifte (Stevens, 2012, pp. 59-60). Met dit metatoezicht kan worden gesteld dat de fiscaal dienstverlener noodzakelijkerwijs nog meer dan buiten het horizontale toezicht een verlengstuk van de

Belastingdienst wordt (Albert, 2009, p.1).

Voor de ondernemer in het MKB segment houdt dit in dat hij in beginsel zelf niet gecontroleerd wordt door de Belastingdienst, de steekproefsgewijze controle vindt plaats bij de fiscale dienstverlener waarbij deze de administratie van de onderneming aan de fiscus verstrekt.

3.4. Gevolgen aangaan convenant voor onderneming

3.4.1. Voorlegplicht

Indien een ondernemer dan wel een fiscaal dienstverlener onder horizontaal toezicht valt worden er binnen een convenant een aantal afspraken gemaakt tussen belanghebbende en de Belastingdienst. Een van deze afspraken heeft betrekking op de verplichting voor belanghebbende om mogelijk fiscale discussiepunten op voorhand aan de Belastingdienst voor te leggen. In het standaard convenant is deze verplichting als volgt geformuleerd (standaard individueel Convenant Horizontaal Toezicht, Belastingdienst, 2013, p.1):

“Belanghebbende legt ingenomen of in te nemen relevante (fiscale) standpunten zo snel mogelijk voor aan de Belastingdienst. Het gaat daarbij om zaken waarover verschil van inzicht met de Belastingdienst kan ontstaan, door bijvoorbeeld een verschil in duiding van feiten of door

wetsinterpretatie. Belanghebbende verstrekt aan de Belastingdienst actief inzicht in alle relevante feiten en omstandigheden, de standpunten en haar visie op de daarbij behorende rechtsgevolgen”.

3.4.2 Fair share

Een begrip welke niet in convenanten vast wordt gelegd, maar in de praktijk wel een belangrijke rol speelt is het begrip ‘fair share’. Er is geen vastomlijnde definitie voor het begrip fair share maar zou volgens Poolen het best kunnen worden omschreven als een op basis van de specifiek voor het bedrijf geldende omstandigheden gebaseerde redelijke belastingafdracht (Poolen e.a., 2010, p.19).

(15)

Bender stelt in een interview dat de fair share gedachte is een onderdeel is van ‘corporate social responsibility’, wat een vorm van zelfregulering is waarbij de houding ten aanzien van recht, ethische standaarden en internationale normen wordt bepaald (Poelmann, 2009, p2.)

Het verantwoordelijke managementteam van de Belastingdienst heeft bekend gemaakt dat de Belastingdienst niet bereid is convenanten aan te gaan met ondernemers welke hun

belastinggrondslag naar nul wensen te brengen (Poolen e.a., 2010, p.19). Een ondernemer welke onder horizontaal toezicht wil vallen zal derhalve beperkt worden in de fiscale grensverkenning en er zal een reële inhoud gegeven worden aan de fair share. Bender is echter van mening dat tax planning los zou moeten staan van een convenant. Fiscale standpunten moeten overlegd worden onder horizontaal toezicht maar de wet geeft zowel binnen als buiten een convenant de grenzen aan.

3.4.3. Agree to disagree

Indien er sprake is van verschillende standpunten tussen de belanghebbende en de Belastingdienst is het noodzaak om het daar over eens te worden. De term ‘agree to disagree’ speelt een belangrijke rol binnen conflictbehandeling in het horizontale toezicht. Heidekamp en van der Sar zijn van mening dat het verstandiger is om bij het indienen van de aangifte het standpunt van de inspecteur te volgen in plaats van het eigen standpunt omdat belanghebbende anders een verhoogd risico loopt op een vergrijpboete of strafvervolging. Zij veronderstellen dat de Belastingdienst kan stellen dat de ondernemer opzettelijk een onjuiste aangifte ingediend heeft terwijl deze ondernemer van het standpunt van de Belastingdienst op de hoogte was. Op grond van art. 67d AWR, art 69 lid 2 AWR en art. 67f AWR (Albert, 2008, p.1). Mijns inziens zal er echter nooit sprake zijn van het opzettelijk indienen van een onjuiste aangifte indien er een pleitbaar standpunt valt in te nemen.

Indien een belastingplichtige ondanks het verhoogde boeterisico toch zijn eigen standpunt in neemt op de aangifte kan de Belastingdienst navorderen op grond van art. 16 lid 2 onder c AWR. Aan het enige vereiste; dat de onjuistheid bij de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is, wordt volgens de auteurs vrijwel altijd voldaan gezien het feit dat de inspecteur zijn standpunt reeds bekend heeft gemaakt (Heidekamp en van der Sar, 2012, p.3).

De commissie Stevens heeft in zijn rapport het mogelijke risico gesignaleerd dat pleitbare

standpunten welke ingenomen worden door de belastingplichtige of de fiscaal dienstverlener door de inspecteur worden ontmoedigd door te dreigen met boetes of een verslechterde relatie met de Belastingdienst (Stevens, 2012, p.93).

(16)

4

Onderzoek

4.1. Inleiding

Om de wenselijkheid van horizontaal toezicht voor deze (kleine) ondernemingen in het MKB segment te toetsen heb ik contact gehad met dhr. mr. R.J.A. Verbakel, Senior manager Tax Risk Management, werkzaam bij BDO Utrecht. Uit dit gesprek, dat ik hierna zal weergeven, kwamen een aantal

interessante knelpunten van het horizontaal toezicht voor kleine ondernemingen naar voren.

4.2. Interview

Wat zijn naar uw mening de knelpunten bij toepassing van horizontaal toezicht, zoals het nu toegepast wordt, voor het MKB segment?

Hoe vertaalt het TCF, wat gebruik wordt bij MGO en ZGO, zich naar MKB situaties?

Een van de grootste verschillen tussen de toepassing van horizontaal toezicht voor het MGO/ZGO en het MKB segment is wel de toepassing van een Tax Control Framework. Waar er bij het MGO en het ZGO segment de fiscale beheersing in kaart gebracht wordt, door middel van het opstellen van een tax control framework, wordt dit bij het MKB segment verlegd naar de kwaliteitsborging van de fiscaal dienstverlener. Met andere woorden de verantwoordelijkheid voor de fiscale beheersing wordt verschoven van de belastingplichtige naar de fiscaal dienstverlener. Het metatoezicht richt zich voornamelijk op de werkzaamheden die door de fiscaal dienstverlener zijn uitgevoerd. De Belastingdienst controleert derhalve niet of de belastingplichtige zijn verplichtingen is nagekomen, maar of de fiscaal dienstverlener voldoende heeft gecontroleerd of de klant zijn fiscale verplichtingen is nagekomen. Hierdoor ontstaat er een onderzoek plicht voor de fiscaal dienstverlener naar de juistheid van de ingediende gegevens door de belastingplichtige. Evenals bij Albert (Albert, 2009, p.3), reist bij Verbakel de vraag hoever deze onderzoek plicht voor de fiscaal dienstverlener gaat en wat de mogelijke consequenties kunnen zijn.

Conform art. 7 lid 2 van het reglement beroepsuitoefening NOB mag een fiscaal dienstverlener behoudens aanwijzingen van het tegendeel uitgaan van de juistheid van de hem door de cliënt verschafte gegevens. De toelichting geeft aan: “ Een lid is bij de uitvoering van zijn werkzaamheden afhankelijk van de gegevens die de cliënt heeft aangeleverd. Daarbij zal een lid in het algemeen moeten, maar ook mogen afgaan op de juistheid en volledigheid van die gegevens. Een lid dient de

(17)

gegevens wel marginaal te toetsen op juistheid en volledigheid; bij twijfel moet nader onderzoek ingesteld worden”.

Welke karakteristieken moet een MKB onderneming naar uw mening hebben, zou een fiscaal dienstverlener deze onderneming onder horizontaal toezicht willen laten vallen?

Indien een fiscaal dienstverlener een convenant heeft gesloten met de Belastingdienst en onder horizontaal toezicht valt, kan hij cliënten door middel van het tekenen van een deelnameverklaring onder deze manier van controleren laten vallen. De fiscaal dienstverlener zal deze cliënten onder andere selecteren op basis van karakteristieken van de onderneming welke zij drijven.

In de eerste plaats zullen het ondernemingen zijn die in beginsel geen gedoe willen met de Belastingdienst. Van deze ondernemingen zal de aangifte over het algemeen redelijk rechttoe rechtaan zijn zonder verdere bijzondere posten. Deze ondernemingen zullen vooral uit zijn op de zekerheid die het werken in heden met zich meebrengt zodat de fiscale standpunten van zowel de fiscaal dienstverlener als die van de Belastingdienst duidelijk zijn. Dit soort ondernemingen willen graag van te voren weten hoeveel ze zullen moeten betalen met veel zekerheid zonder al het gedoe van navorderingsaanslagen.

In de tweede plaats zullen het over het algemeen cliënten zijn welke niet in een risicovolle branche werken zoals het vastgoed of de horeca. Met het oog op de onderzoek plicht zal het voor de fiscaal dienstverlener in die gevallen lastiger zijn om de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens te controleren. Denk hierbij aan een glazenverzamelaar in een kroeg welke met carnaval buiten de boeken uitbetaald wordt.

Een fiscaal dienstverlener zal er ook niet op gebrand zijn om een cliënt, welke graag het grijze gebied opzoekt, aan te melden als convenantcliënt. Advies geven in dit grijze gebied zal door de

voorlegplicht veelal uitmonden in verschillende standpunten tussen de adviseur en de inspecteur. Ondanks de term ‘agree to disagree’ heb je door het horizontale toezicht wel een speciale relatie met de Belastingdienst. Het is derhalve met het oog op de verstandhouding niet wenselijk om een cliënt te hebben welke in dit grijze gebied wil sparren en het onderste uit de kan wil halen. Je moet immers met elkaar in de toekomst nog door één deur kunnen gaan.

Met het oog op de vertrouwensrelatie tussen de fiscaal dienstverlener en de belastingplichtige zal de fiscaal dienstverlener ook niet meteen nieuwe klanten willen laten opteren voor horizontaal toezicht. Je wilt immers weten wat je aan elkaar hebt, en bovendien waar de eventuele fiscale risico’s zullen liggen bij de onderneming.

(18)

Waarom zouden bepaalde ondernemingen per se niet onder het horizontale toezicht willen vallen? Uiteraard zijn er ook ondernemingen welke per se niet in het kader van horizontaal toezicht gecontroleerd willen worden. Door de toepassing van horizontaal toezicht wordt de fiscaal

dienstverlener voor nog meer een verlengstuk van de Belastingdienst. Een gevolg hiervan is dat de fiscaal dienstverlener, zeker in de eerste fase van het aangaan van de convenant relatie, in beginsel meer contacturen zal maken dan bij het oude verticale toezicht. In combinatie met de voorlegplicht, welke ook tot meer uren zal leiden, en in een verdienmodel dat is gebaseerd op het zogenoemde ‘uurtje factuurtje’ zullen de kosten van de fiscaal dienstverlener voor de ondernemer aanzienlijk hoger zijn. Gezien de omvang van de ondernemingen kunnen de kosten van de fiscaal dienstverlener uiteraard niet al te hoog oplopen. Ondernemingen waarbij de aangifte over het algemeen rechttoe rechtaan zijn zullen derhalve liever niet onder dit horizontale toezicht willen vallen, de baten wegen bij deze ondernemingen niet op tegen de (hogere) lasten. Ook de ondernemingen welke graag sparren met de Belastingdienst in het grijze gebied zullen wellicht liever niet in het horizontale toezicht opgenomen willen worden.

Vanuit het oogpunt van de fiscaal dienstverlener bezien is het natuurlijk ook niet commercieel verkoopbaar dat cliënten welke onder horizontaal toezicht vallen meer moeten betalen dan cliënten welke onder het normale verticale toezicht vallen.

Zijn er merkbare verschillen in de intensiviteit van de controle tussen ondernemingen welke wel en welke niet onder horizontaal toezicht vallen?

Met het oog op de intensiviteit van de controle van ondernemingen welke wel en welke niet onder horizontaal toezicht vallen zijn er op dit moment nog geen merkbare verschillen. De Belastingdienst stelt dat een ondernemer welke in het kader van horizontaal toezicht gecontroleerd wordt in beginsel zelf niet gecontroleerd wordt maar dat dit bij de fiscaal dienstverlener gebeurd, echter zijn er ook ondernemers welke onder het oude verticale toezicht in geen 40 jaar een inspecteur gezien hebben. Uit een kamerstuk van 7 juni 2012 bleek ook al dat er door de teruglopende capaciteit van de Belastingdienst in 2011 slechts 3% van de IB aangiften gecontroleerd zijn. De steekproefsgewijze controle onder het metatoezicht onderscheidt zich hier niet veel van.

Indien de fiscaal dienstverlener en de belastinginspecteur verschillende fiscale standpunten hebben, zou u dan bij de aangifte het standpunt van de inspecteur volgen of is er volgens u met het oog op de toekomstige verstandhouding genoeg ruimte om het eigen pleitbare standpunt in te nemen?

(19)

Horizontaal toezicht breng met zich mee dat je een speciale relatie verkrijgt met de Belastingdienst. Gegeven deze vorm van samenwerking is het een kwestie van geven en nemen, vergelijkbaar met het huwelijk. De verschillende fiscale standpunten moeten openlijk kunnen worden overlegd onder het mom van ‘agree to disagree’. Het volgen van het eigen standpunt op de aangifte is in beginsel mogelijk indien het voldoende pleitbaar is. Wel moet in acht genomen worden dat indien er sprake is van een aangifte in het kader van horizontaal toezicht is, de uiterlijke grenzen niet altijd opgezocht dienen te worden. Het onderste uit de kan halen zal op termijn niet bevorderlijk zijn voor de samenwerking.

Verbakel is derhalve van mening dat indien de fiscaal dienstverlener pleitbare standpunten heeft met betrekking tot de aangifte er geen grote voordelen zijn aan het vallen onder horizontaal toezicht.

(20)

5 Gevolgen horizontaal toezicht vanuit verschillende perspectieven

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal nader ingegaan worden op de verschillende perspectieven welke een rol spelen bij de bepaling van de wenselijkheid van horizontaal toezicht voor kleine ondernemingen in het MKB segment. Allereerst wordt de wenselijkheid vanuit het perspectief van de Belastingdienst behandeld, vervolgens vanuit het perspectief van de fiscaal dienstverlener, waarbij wordt gesteund op het in hoofdstuk 4 gehouden interview, en tenslotte vanuit het perspectief van de kleine onderneming.

5.2 Perspectief van de Belastingdienst

Vanuit het standpunt van de Belastingdienst lijkt horizontaal toezicht alleen maar voordelen met zicht mee te brengen, immers door meer transparantie, begrip en wederzijds vertrouwen zullen de aangiften eerder in het aangifteproces duidelijkheid brengen voor de betrokken partijen. Voor de Belastingdienst houdt dit in dat dankzij de voorlegplicht de fiscale standpunten van de ondernemer en de fiscaal dienstverlener eerder bekend zullen zijn. Bovendien heeft de Belastingdienst eerder de gelegenheid om zijn standpunt te melden zodat hierover overleg kan plaatsvinden om duidelijkheid te scheppen en eventueel compromissen te sluiten, wat de kosten bij de Belastingdienst aanzienlijk zal drukken.

Door middel van het sluiten van convenanten met fiscaal dienstverleners kan de

Belastingdienst er redelijk zeker van zijn dat aangiften welke in het kader van deze convenant zijn ingediend voldoende aanvaardbaar zijn en derhalve weinig controle behoeven te verkrijgen. Dit zal de Belastingdienst meer gelegenheid geven om zich te focussen op haar andere taken zoals

fraudebestrijding. De toepassing van horizontaal toezicht in het MKB segment lijkt voor de Belastingdienst meer openheid van zaken, snellere afwikkelingen van aangiften en een lagere arbeidsintensiviteit te verschaffen.

5.3 Perspectief van de fiscaal dienstverlener

Het eerste wat lijkt op te vallen is dat er in het MKB segment geen TCF gebruik wordt maar dat dit beheerst wordt door een systeem van interne beheersing, interne controle en externe controle bij de fiscaal dienstverlener. Echter geldt artikel 52 AWR nog altijd wat dit verschil irrelevant maakt.

Vanzelfsprekend zal een fiscaal dienstverlener alleen aangiften in willen dienen waarvan hij zeker kan zijn dat deze voldoet aan wet- en regelgeving en vrij zijn van materiële fouten. De fiscaal

(21)

dienstverlener zal derhalve alleen ondernemingen aanmelden welke uit branches komen, waarin op basis van een TCF tot een dergelijke aangifte kan worden gekomen. Zo kan de vraag opkomen of de fiscaal dienstverlener voor elke cliënt een dergelijke aangifte kan doen, bijvoorbeeld als sprake is van een onderneming waarin de omzet nagenoeg geheel op basis van een kasstroom wordt gerealiseerd. Het is dan de vraag of een TCF past. Overigens veranderen de taken van de fiscaal dienstverlener ook onder horizontaal toezicht en wordt hij soms toch wel als een verlengstuk van de Belastingdienst gezien.

Kostenaspect:

Aangezien de verwerking van de aangifte, welke in het kader van horizontaal toezicht ingediend wordt, arbeidsintensiever is voor de fiscaal dienstverlener, immers standpunten moeten eerder overlegd worden met de Belastingdienst waardoor er meer arbeidsuren in gaan zitten, zullen deze aangiften duurder zijn. Het is economisch niet verkoopbaar dat een aangifte welke in het kader van horizontaal toezicht ingediend wordt duurder zou zijn dan een normale aangifte. Zeker voor de kleine ondernemingen welke grote kostenposten voor de fiscaal dienstverlener willen beperken zou dit een knelpunt voor de wenselijkheid zijn.

Al met al lijkt mij de toepassing van horizontaal toezicht voor kleine ondernemingen uit het MKB segment weinig verschil te geven ten opzichte van het oude verticale toezicht voor de fiscaal dienstverlener. Aangezien de aangiften redelijk eenvoudig zijn lijkt mij de mogelijkheid om fiscale standpunten vooraf te kunnen overleggen niet op te wegen tegen de extra kosten welke, komen kijken bij horizontaal toezicht, wat de fiscaal dienstverlener wel eens klanten zou kunnen kosten.

5.4 Perspectief van de kleine MKB onderneming.

Bij de toepassing van horizontaal toezicht zal de fiscaal dienstverlener een concrete persoon als contactpersoon hebben terwijl in niet HT-situaties dit niet het geval is.

Ook speelt de complexiteit van de aangifte een rol in de wenselijkheid van horizontaal toezicht voor de kleine onderneming. Ondernemingen waarbij de aangiften redelijk rechttoe rechtaan zijn zullen in beginsel geen behoefte hebben aan meer overleg met de Belastingdienst. Dat ondernemingen welke onder horizontaal toezicht in beginsel zelf niet gecontroleerd worden geeft mijns inziens ook geen uitsluiting in de wenselijkheid. Het is al gegeven dat de controle in het MKB segment niet al te intensief is en er zijn derhalve geen aanzienlijke verschillen te onderscheiden tussen het ‘normale’ verticale toezicht of het horizontale toezicht.

(22)

Kostenaspect:

Ook vanuit het standpunt van de MKB ondernemer bezien speelt het kostenaspect een grote rol bij de wenselijkheid van de toepassing van horizontaal toezicht. Deze (kleine) ondernemingen zullen over het algemeen meer op de kosten moeten letten van hun fiscaal dienstverlener. Dat er meer zou moeten worden betaald om onder horizontaal toezicht te vallen, waarbij de intensiviteit van de controle eigenlijk niet veranderd komt de wenselijkheid niet ten goede.

(23)

6

Conclusie

6.1 Inleiding

In deze bachelor scriptie is de wenselijkheid van de toepassing van horizontaal toezicht door de Belastingdienst voor kleine ondernemingen onderzocht. In het MGO en het ZGO is al gebleken dat er aanleidingen waren die de wenselijkheid van het horizontaal toezicht voor betrokken partijen benadrukten. Voor de toepassing van horizontaal toezicht bij kleine ondernemingen in het MKB segment blijken er, in vergelijking tot het MGO en het ZGO segment, toch wat haken en ogen aan te zitten welke mijns inziens die wenselijkheid in negatieve zin beïnvloeden. Teneinde antwoord te kunnen geven op de probleemstelling zal allereerst kort antwoord gegeven worden op de in paragraaf 1.5 geformuleerde deelvragen.

6.2 Conclusie deelvragen

Wat wordt er verstaan onder kleine ondernemingen?

Onder kleine ondernemingen wordt verstaan ondernemingen met minder dan vijftig werknemers en waarvan de jaaromzet of het balanstotaal niet meer dan € 10 miljoen bedraagt.

Wat is horizontaal toezicht?

Horizontaal toezicht is een nieuwe manier van controleren door de Belastingdienst. In plaats van dat controle achteraf gebeurt, is er al eerder in het aangifteproces sprake van overleg over fiscale

standpunten. Horizontaal toezicht is gebaseerd op samenwerken vanuit vertrouwen en transparantie.

Welke soorten convenanten zijn er te onderscheiden?

Er zijn drie verschillende soorten convenanten te onderscheiden, te weten: • Individueel convenant tussen een belastingplichtige en de Belastingdienst; • Branche convenanten;

• Convenanten met de fiscaal dienstverlener.

Welke karakteristieken moet een onderneming hebben om in aanmerking te komen voor horizontaal toezicht?

• Er moet al een vertrouwensrelatie bestaan tussen de fiscaal dienstverlener en de belastingplichtige; • Geen ondernemingen uit risicovolle branches zoals, horeca en vastgoed;

• Geen onderneming welke graag het grijze gebied opzoekt;

(24)

• Ondernemingen welke duidelijkheid zoeken en geen gedoe met de Belastingdienst willen. Welke gevolgen heeft horizontaal toezicht voor de controleaanpak van de Belastingdienst? De manier van controleren in het kader van horizontaal toezicht heeft als gevolg voor de

Belastingdienst dat deze eerder de fiscale standpunten kent van de fiscaal dienstverlener, zodat de Belastingdienst hierover het eigen standpunt kan geven. Doordat de verantwoordelijkheid voor een aanvaardbare aangifte wordt verschoven naar de fiscaal dienstverlener zal de Belastingdienst minder intensief hoeven te controleren.

Wat zijn de gevolgen voor de onderneming bij aangaan horizontaal toezicht?

In beginsel zal de ondernemer niet meer zelf gecontroleerd worden door de Belastingdienst maar wordt de fiscaal dienstverlener gecontroleerd. Doordat er meer overleg nodig is tussen de

Belastingdienst en de fiscaal dienstverlener zal de rekening van de fiscaal dienstverlener hoger zijn wat als gevolg heeft dat de kosten voor de ondernemer toenemen.

Welke perspectieven spelen een rol bij de bepaling van de wenselijkheid?

Wanneer de wenselijkheid beoordeeld wordt, kan dit uiteraard vanuit verschillende standpunten bekeken worden. Ten eerste vanuit het standpunt van de Belastingdienst, ten tweede vanuit het standpunt van de fiscaal dienstverlener en uiteraard ook vanuit het standpunt van de MKB ondernemer.

Perspectief Belastingdienst:

De toepassing van horizontaal toezicht op kleine ondernemingen in het MKB segment brengt mijns inziens alleen maar voordelen met zich mee voor de Belastingdienst. Het grootste voordeel wat de wenselijkheid ten goede komt lijkt mij het gegeven dat de Belastingdienst adequater kan reageren op in te nemen fiscale standpunten wat de werkdruk en het kostenaspect bij de Belastingdienst ten goede komt.

Al met al kom ik tot de conclusie dat, vanuit de Belastingdienst bezien, horizontaal toezicht voor kleine ondernemingen zeer wenselijk is, wat op den duur wellicht volledig het verticale toezicht zou kunnen vervangen.

Perspectief Fiscaal dienstverlener:

Dat bij aangiften, welke in het kader van horizontaal toezicht ingediend zijn, de controle door de Belastingdienst in beginsel niet meer bij de onderneming plaatsvindt, maar bij de fiscaal

dienstverlener zou mijns inziens neutraal moeten zijn tegenover de wenselijkheid van de toepassing

(25)

van horizontaal toezicht voor kleine ondernemingen. Aangezien de fiscaal dienstverlener alleen aangiften indient welke voldoen aan wet- en regelgeving en vrij zijn van materiële fouten zou controle hem niet uit moeten maken. Het grootste nadeel echter voor de wenselijkheid is dat het commercieel niet verkoopbaar is dat aangiften welke ingediend worden in het kader van horizontaal toezicht duurder zijn dan aangiften welke onder verticaal toezicht vallen. Derhalve concludeer ik dat de toepassing van horizontaal toezicht met betrekking tot kleine ondernemingen, vanuit het

perspectief van de fiscaal dienstverlener, niet wenselijk is.

Perspectief kleine onderneming:

Vanuit het perspectief van de onderneming bezien, brengt de toepassing van horizontaal toezicht over het algemeen niet meer voordelen met zich mee dan de nadelen. Gezien de aangiften over het algemeen redelijk eenvoudig zijn zal het vooroverleg over fiscale standpunten een niet al te grote rol innemen. Ook het feit dat ondernemingen welke in risicovolle branches werken zoals bijvoorbeeld de horeca lastiger een fiscaal dienstverlener zouden kunnen vinden welke hun aangifte in het kader van horizontaal toezicht zouden willen indienen, komt de wenselijkheid niet ten goede.

In samenhang met het kostenaspect kan ik niet anders concluderen dan dat de toepassing van horizontaal toezicht op kleine ondernemingen uit het MKB segment mij vanuit het standpunt van de onderneming derhalve niet overwegend wenselijk is dat het oude verticale toezicht volledig

vervangen zou kunnen worden. De voordelen wegen mijns inziens niet op tegen de extra kosten wat het met zich meebrengt om onder horizontaal toezicht te vallen.

6.3 Eindconclusie

“In hoeverre zijn de toepassing van horizontaal toezicht en de bijbehorende convenanten wenselijk voor kleine ondernemingen binnen het MKB segment?”

Uit het kwalitatieve onderzoek welke uitgevoerd is voor deze bachelor scriptie fiscale economie is naar voren gekomen dat de toepassing van horizontaal toezicht en de bijbehorende convenanten bij kleine ondernemingen vanuit het perspectief van de Belastingdienst zeer wenselijk is, aangezien dit minder capaciteit zal vergen van de Belastingdienst. Dit voordeel voor de Belastingdienst betekent echter wel dat de verantwoordelijkheid voor een juiste aangifte verschuift naar de fiscale

dienstverlener, waarmee ook zijn werkzaamheden zullen toenemen. Dit heeft tot gevolg dat de kosten van de fiscaal dienstverlener voor de kleine onderneming oplopen. Daarnaast is de kans op controle niet significant verschilt tussen horizontaal en verticaal toezicht, waarmee de beoogde

(26)

administratieve lastenverlichting vanuit dat perspectief omstreden blijkt. Derhalve wegen mijns inziens de baten van horizontaal toezicht bij kleine ondernemingen niet op tegen de lasten die dit met zich meebrengt.

Al met al kan ik niet anders concluderen dat zoals horizontaal toezicht op dit moment in het MKB segment toegepast wordt het niet overwegend wenselijk is, in zoverre dat horizontaal toezicht, het oude verticale toezicht volledig zou kunnen vervangen.

(27)

7

Bibliografie:

Boeken:

Poolen, Th.W.M. De onstuitbare opmars van horizontaal toezicht (2010)

Artikelen:

P.G.H. Albert, ‘Metatoezicht: belastingadviseur wordt verlengstuk van de Belastingdienst’, Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht, februari 2009

P.G.H. Albert, ‘Bestuurlijke boete voor de belastingadviseur als medepleger’, Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht, januari 2008

Belastingdienst (2008), Tax Control Framework van risicogericht naar “in control”: het werk verandert, www. Belastingdienst.nl

Belastingdienst (2008). Horizontaal toezicht: samenwerken vanuit vertrouwen. Belastingdienst Belastingdienst (2013), Individueel convenant Horizontaal Toezicht, www.Belastingdienst.nl Belastingdienst (2011), Leidraad Horizontaal Toezicht MKB Brancheorganisaties,

www.Belastingdienst.nl

Belastingdienst (2013), Controleaanpak Belastingdienst,www.Belastingdienst.nl

Belastingdienst (2011)Leidraad Horizontaal Toezicht MKB. versie 3.1, februari 2011. Belastingdienst A.J. van den Bos, ‘Leidraad Horizontaal toezicht en rechtsbescherming’, Nederlands tijdschrift voor Fiscaal Recht, 14 april 2011

Van der Enden, E.M.E. (2011). Kiezen voor ‘High Trust’. Tijdschrift voor fiscale beheersing & compliance, november 2011

Klompe, A. (2011). De Belastingdienst is nog te ‘verticaal’ ingericht voor een optimale werking van horizontaal toezicht voor MKB-ondernemingen. Tijdschrift voor fiscale beheersing & compliance A. Heidekamp en B.M. van der Sar, ‘Formele haken en ogen aan Horizontaal toezicht’, Tijdschrift voor Fiscaal Ondernemingsrecht, november 2012

A.J. van Lint, ‘Wie betaalt de rekening van open normen?’, Nederlands tijdschrift voor Fiscaal Recht, 26 januari 2012

(28)

G.T.K. Meussen, ‘Horizontaal toezicht: over kosten, fraudebestrijding en psychologische druk’, Nederlands tijdschrift voor Fiscaal Recht, 9 februari 2012

Noordermeer, H. en van der Kemp, K. (2008). Memo horizontaal toezicht. BDO Campsobers Accountants en Belastingadviseurs

W.T.B. Peters e.a., ‘Tax Control Framework (TCF) Nut en noodzaak van IT bij het opzetten van een TCF, compact.nl, maart 2009

L.J.A. Pieterse, ‘Horizontaal toezicht, Enkele historische noties, actuele plaatsbepaling en de rol van de rechter’, TFB, maart 2008

E. Poelmann, ‘Enige formeelrechtelijke aspecten van horizontaal toezicht’, Tijdschrift voor Formeel Belastingrecht, juni 2009

E. Poelmann, ‘De blush-factor bij ethische vraagstukken verschilt per bedrijf interview met prof.mr. T. Bender’Tijdschrift voor Formeel Belastingrecht, oktober 2009

L.G.M. Stevens, ‘Fiscale Beleidsnotities 2011’, Weekblad voor Fiscaal Recht 139, september 2010. L.G.M. Stevens e.a., ‘Fiscaal toezicht op maat Soepel waar het kan, streng waar het moet’, Commissie Horizontaal Toezicht Belastingdienst, juni 2012

The new SME definition: User guide and model declaration (2005). Europese Commissie, ec.europe.eu

Uitvoeringsprogramma BEVER, ‘Goed besluiten gemakkelijker gemaakt’, SDU uitgevers te den Haag,2000

Vos, R. (2010), ‘Is horizontaal toezicht door de Belastingdienst een effectief toezichtmiddel?’, Tijdschrift voor toezicht

Brief over horizontaal toezicht (d.d. 8 april 2005) van de staatssecretaris van financiën aan de Tweede Kamer

Verslag van een schriftelijk overleg Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2011-2012 nr. 132, 31066

Wetsartikelen:

(29)

Artikel 52 AWR Artikel 67d AWR Artikel 69 lid 2 AWR Artikel 67f AWR

Artikel 16 lid 2 onder c AWR

Artikel 7 lid 2 reglement beroepsuitoefening Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

Interview:

Interview met dir. Mr. R.J.A. Verbakel, Senior manager Tax Risk Management werkzaam te BDO Utrecht, 5 juli 2013

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft een commissie van externe deskundigen ingesteld die als taakopdracht heeft het horizontaal toezicht door de Belastingdienst te

Om het vertrouwen van de Belastingdienst te genieten moeten ondernemingen dus fiscaal transparant zijn en ruimhartig omgaan met het verstrekken van fiscaal relevante informatie;

De ervaringen in de eerdere samenwerking omtrent toezicht tussen ziekenhuis en zorgverzekeraar biedt een basis voor de verwachtingen die de zorgverzekeraars hebben van

In de praktijk blijken er duidelijke voor- en tegenstanders van deze toezichtsvorm te zijn, zowel onder de medewerkers van de Belastingdienst als bij het bedrijfsleven en

toren, leidt dat tot een conclusie over de mate waarin de processen worden beheerst (‘in control-zijn’) en tot een conclusie over de mate waarin op de interne beheersing kan

Fiscale grensverkenning binnen een convenant horizontaal toezicht moet kunnen, mits de belastingplichtige om het ver- trouwen van de Belastingdienst niet te beschamen, volledige

Ook bij horizontaal toezicht is vrijwillige naleving het uitgangspunt, maar worden de bevoegdheden van het traditionele belastingtoezicht achter de hand gehouden voor het

Wel kan worden inge- gaan op de effecten of mogelijke effecten van Horizontaal Toezicht op de toetsingscriteria: betere fi scale compliance, meer zekerheid over de