• No results found

Denkend oordelen. Hannah Arendt over Adolf Eichmann in relatie tot haar theorie van het (morele) oordeel, en de relevantie van haar visie voor hedendaags genocide-onderzoek.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Denkend oordelen. Hannah Arendt over Adolf Eichmann in relatie tot haar theorie van het (morele) oordeel, en de relevantie van haar visie voor hedendaags genocide-onderzoek."

Copied!
63
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Denkend oordelen.

Hannah Arendt over Adolf Eichmann in relatie tot haar theorie van het (morele) oordeel, en de relevantie van haar visie voor hedendaags genocide-onderzoek.

(2)
(3)

Denkend oordelen.

Hannah Arendt over Adolf Eichmann in relatie tot haar theorie van het (morele) oordeel, en de relevantie van haar visie voor hedendaags genocide-onderzoek.

MA Wijsbegeerte

Faculteit der Geesteswetenschappen Universiteit van Amsterdam

17-04-2015

Begeleider: prof. dr. H.Y.M. Jansen Tweede lezer: dr. T.R.V. Nys

(4)
(5)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ……….. 7

2. Eichmann: twee visies ……… 15

2.1. Eichmann volgens Arendt ………... 15

2.2. Eichmann volgens Cesarani ……… 24

2.3. Nuances bij Eichmann in Jerusalem ………... 28

3. Oordelen ……… 31 3.1. Mentale activiteit ……… 31 3.2. Denken ……… 33 3.3. Oordelen ………. 37 4. Evaluatie ……… 48 4.1. Nadruk op oordelen ……… 48

4.2. Oordelen, onnadenkendheid en ideologie ……….. 50

4.3. Genocide ………. 54

5. Conclusie ………... 56

(6)
(7)

7

1. Inleiding

Genocide is onlosmakelijk verbonden met de mensheid en haar geschiedenis. Het ongemakkelijke gegeven is dat genocide, als een serie inktzwarte vlekken, over ons menselijk verleden verspreid ligt. Bijna overal ter wereld is er gedurende die geschiedenis ooit eens sprake geweest van volkerenmoord, en er is helaas geen reden om aan te nemen dat het heden en de toekomst van de gruwelen van genocide verschoond zullen blijven.1 Hoewel volkerenmoord als verschijnsel al eeuwen voorkomt, is het begrip ‘genocide’ betrekkelijk nieuw. Het was de van oorsprong Poolse jurist Raphael Lemkin die de term in 1944 introduceerde om datgene te beschrijven wat hem toen reeds decennia bezighield: de moord op en vernietiging van (voornamelijk etnische) bevolkingsgroepen en collectieven. Terwijl Lemkin gedurende de jaren ’30 aandacht probeerde te vragen voor de juridische blinde vlek die tot dan toe rondom volkerenmoord bestond, werd zijn moederland Polen van twee kanten binnengevallen, door nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie. Zo ontstaat één van die onwaarschijnlijke en bizarre toevallen van de geschiedenis: de (Joodse) man die bezig was de term ‘genocide’ te munten, werd opeens bedreigd door precies datgene waarvoor hij al jaren zonder succes aandacht vroeg.2

Het verloop van en de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog gaven Lemkins inspanningen een extra urgentie: tijdens en vooral na de Tweede Wereldoorlog was het vraagstuk van genocide zo prangend geworden, dat men er eigenlijk niet langer omheen kon. Lemkin vluchtte nog tijdens de oorlog naar de Verenigde Staten en zette daar zijn lobby voor een juridische behandeling van genocide voort.3 Ditmaal boekte hij wel succes. Het onderzoek bleef niet beperkt tot het recht alleen: ook andere disciplines gingen zich bezighouden met de materie. Hoewel het onderzoek en het academische debat zich in eerste instantie voornamelijk richtten op de systematische vergassing van Joden en andere ‘ongewensten’ in nazi-Duitsland, ontstond rond de jaren ’80 een meer algemeen debat over genocide.4 Eén van de vragen die centraal stonden in dit debat, is wat mensen ertoe brengt om andere mensen in grote getalen te vermoorden. Nu, na een paar decennia van onderzoek, is het mogelijk om enkele algemene voorwaarden en kenmerken van de bedenkers en uitvoerders van genocide te schetsen.

Los van de zeer belangrijke culturele en maatschappelijke factoren die een rol

1 Jones 2010, Genocide: A Comprehensive Introduction, p. xxiv. 2 Idem, p. 9.

3 Idem, p. 9-10. 4 Idem, p. 15.

(8)

8

spelen bij het ontstaan van genocide (maar die buiten de reikwijdte van deze scriptie liggen), worden ideologie en het aanwijzen van één of meerdere zondebokken als voorname elementen genoemd. Ervin Staub beschrijft ideologie als een ‘systeem van overtuigingen en waarden die betrekking hebben op een ideale sociale organisatie en manier van leven’. In tegenstelling tot de bestaande culturele waarden en overtuigingen, die vaak min of meer onbewust worden gedeeld, is ideologie volgens Staub juist een verzameling opvattingen waaraan bewust wordt vastgehouden. Met name wanneer er sprake is van moeilijke levensomstandigheden, waarbij het eigen bestaan en de eigenwaarde onder druk komen te staan of zelfs bedreigd worden, kan ideologie als ‘oplossing’ dienen. Onder invloed van ideologie neigen mensen er vaak naar een zekere groep mensen als een obstakel voor hun idealen te identificeren.5 Dit samenspel van ideologie en het aanwijzen van een zondebok kan ertoe leiden dat mensen tot gruwelijke misdaden tegen andere mensen overgaan. Anders gezegd maken de genoemde twee het mogelijk om een oorzaak van (vaak persoonlijke en/of sociaaleconomische) problemen te lokaliseren. Ideologie voorziet bovendien in de behoefte aan een rooskleuriger toekomstbeeld.6 Een gevolg van ideologie en het tot zondebok verklaren van een groep mensen is dat men het gevoel heeft superieur te zijn aan de tot zondebok verklaarden.7 Eveneens belangrijk om te kunnen begrijpen hoe mensen tot genocidairen kunnen uitgroeien, is de rol die gehoorzaamheid en autoriteit in dit proces spelen. Onderzoek wijst uit dat veel (potentiële) massamoordenaars vrijwillig gehoorzamen aan leiders en beleidsmakers.8 Daarmee zien we meteen een volgende factor van belang: leiders. Zeker in moeilijke en onzekere tijden zijn groepen mensen geneigd zich tot leiders te wenden.9 Als aan deze voorwaarden is voldaan, kan een gevaarlijk, steeds verder evoluerend proces starten. Het is het geleidelijke proces waarbij mensen veranderen en leren wat een

genocidair moet weten en kunnen. Door mensen te laten lijden, en onder invloed van

ideologie, zorgen de daders ervoor dat de slachtoffers in toenemende mate hun (gelijk)waardigheid verliezen. De daders krijgen op die manier steeds minder moeite met gewelddadigheid tegen andere mensen.10 De slachtoffers worden geleidelijk uitgesloten van de morele categorieën: morele principes zijn op de slachtoffers dan niet meer van

5 Staub 1989, The Roots of Evil: The Origins of Genocide and Other Group Violence, p. 50.

6 Staub 2003, The Psychology of Good and Evil: Why children, adults and groups help and harm others, p.

299.

7 Idem, p. 301. 8 Idem, p. 302. 9 Idem, p. 302-303. 10 Idem, p. 303.

(9)

9

toepassing. Zo wordt het steeds makkelijker om te doden, en niet zelden wordt doden zelfs de norm. Dit proces wordt enorm versterkt door de groepsdynamiek die onder de daders bestaat. Individuele besluitvorming wordt gaandeweg opgeheven en de individuen maken zich onderschikt aan de groep en de leider. Binnen de groep wordt afwijkend gedrag ondertussen steeds moeilijker en daardoor schaarser.11 Na deze geleidelijke maar destructieve ontwikkeling kan genocide tenslotte een mogelijkheid worden.

Hoewel Lemkin zelf in de eerste plaats gegrepen werd door de gebeurtenissen tijdens de Armeense genocide, was de belangrijkste aanjager voor breder onderzoek naar genocide, zoals we al zagen, de moord op 6 miljoen Joden ten tijde van Hitlers regime in nazi-Duitsland. De pogingen om grip te krijgen op de verschrikkingen van de Holocaust vingen enige jaren na het einde van de Tweede Wereldoorlog aan. Bij de academici en schrijvers die zich bogen over de vraag hoe deze massale moord op de Joden zich had kunnen voltrekken, voegde zich in 1961 ook de uit nazi-Duitsland gevluchte (Joodse) Hannah Arendt. In dat jaar versloeg zij namelijk voor het Amerikaanse magazine The New

Yorker het proces tegen nazikopstuk Adolf Eichmann.12 Eichmann was een aantal maanden daarvoor opgepakt in Argentinië en naar Israël overgebracht. Daar, in Jeruzalem, zou hij terechtstaan voor zijn daden en rol in de Holocaust: hij was verantwoordelijk geweest voor het transport van Joden naar concentratie- en vernietigingskampen. Hannah Arendt reisde af naar Jeruzalem, woonde daar enkele zittingen bij en bestudeerde ondertussen rapporten, verklaringen en andere documenten die te maken hadden met het proces tegen Eichmann. Aan de hand hiervan schreef ze haar verslag en trok ze haar conclusies. Pas in februari en maart van 1963, wanneer Eichmann reeds veroordeeld en geëxecuteerd is, werd haar verslag gepubliceerd in The New Yorker. Het boek Eichmann in

Jerusalem verscheen in mei van datzelfde jaar en is in feite een bundeling van de verslagen

die Arendt voor The New Yorker schreef.

In haar verslag van het proces schetste Arendt, ook tot haar eigen verbazing, een nogal onconventioneel beeld van de nazicrimineel Eichmann: hij bleek geen bloeddorstig antisemitisch monster, maar eerder een wat stuntelige, saaie man die zich bediende van opvallend veel clichématige taal. Arendt vermoedde dat Eichmann vooral ‘schrikbarend normaal’ was en voornamelijk had verzuimd om ooit langer stil te staan bij de dodelijke consequenties van zijn werk. Het was volgens Arendt geen moordenaarsmentaliteit of vurig antisemitisme, maar zuivere onnadenkendheid dat ervoor gezorgd had dat Eichmann

11 Staub 2003, a.w., p. 305.

(10)

10

één van de grootste criminelen van zijn tijd was geworden. Dat bij Eichmann waargenomen fenomeen noemde ze ‘de banaliteit van het kwaad’.13 Alsof dat nog niet controversieel genoeg was, meende Arendt dat er bij Eichmann bovendien geen sprake was van fanatieke Jodenhaat.14 Hij was, met andere woorden, in het geheel niet de zelfverzekerde, sluwe moordenaar die velen in de beklaagdenbank hadden verwacht. En hoewel de aanklagers er alles aan deden om Eichmann weldegelijk als monster te laten verschijnen, slaagden zij er niet in om Arendt op andere gedachten te brengen.15

De zienswijze die Arendt in zowel haar verslagen als haar boek aan de dag legt, zorgde voor veel commotie. Afgezien van haar kritische houding ten opzichte van rol van de Jodenraden in de Holocaust, is Arendts conclusie dat Eichmann geen (fanatieke) antisemiet zou zijn voor veel critici de belangrijkste steen des aanstoots. Deze conclusie werd namelijk met veel verontwaardiging ontvangen. De Amerikaanse rechter Michael Musmanno (tijdens het proces tegen Eichmann een getuige voor de aanklagers; zijn getuigenis wordt door Arendt in Eichmann in Jerusalem bepaald niet kritiekloos overgenomen) wijst in een reactie vooral op het moment dat Eichmann, in weerwil van Hitlers orders, een transport Joden laat rijden uit Hongarije.16 Hij ziet daarin een bloeddorstige vorm van antisemitisme.17 Dat is Gertrude Ezorsky met Musmanno eens.18 Ook zij wijst op dat transport en vraagt zich bovendien af hoe iemand zonder stevige antisemitische overtuigingen uiteindelijk op zo’n sleutelpositie binnen de naziorganisatie kon belanden. Hieraan voegt ze toe dat ze het moeilijk voorstelbaar vindt dat Eichmann zich bij de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) had aangesloten zonder kennis van het (antisemitische) programma van de partij.19 Dit punt wordt eveneens gemaakt door Norman Podhoretz: iemand zonder boosaardig antisemitisme zou niet bij de SS gekomen zijn.20 Morris Schappes vraagt zich af welk verschil er bestaat tussen (fanatiek) antisemitisme, waarvan Eichmann volgens Arendt niet te beschuldigen was, en een fanatieke aanhanger van Hitler zijn, wat Eichmann volgens Arendt wel degelijk was.21 Ook Stephen Miller maakt tenslotte het punt dat Eichmann sterk beïnvloed was door het Nationaal Socialisme en zich bovendien een behoorlijk fanatieke volger van Hitler

13 Arendt 1963, a.w., p. 287-288. 14 Idem, p. 26.

15 Idem, p. 54. 16 Idem, p. 210-211.

17 Musmanno 1963, ‘Man with an Unspotted Conscience’, p. 1. 18 Ezorsky 1963, ‘Hannah Arendt Against the Facts’, p. 57-58. 19 Idem, p. 56.

20 Podhoretz 1963, ‘Hannah Arendt on Eichmann: A Study in the Perversity of Brilliance’, p. 206. 21 Schappes 1963, ‘The Strange World of Hannah Arendt’, p. 8-9.

(11)

11 toonde.22

Eveneens veel aandacht kreeg de term ‘banaliteit van het kwaad’. Morris Schappes leest vooral dat Eichmann iedereen is, en dat iedereen Eichmann kan zijn.23 Eichmann zouden we dan moeten lezen als de normale, anonieme man in een kwaadaardig systeem, die ‘niet geïndoctrineerd’ in clichés spreekt. Die laatste tegenstelling vindt Schappes duidelijk belachelijk en noemt juist dat ‘lege praat’.24 Immers: hoe kan iemand die vrij van indoctrinatie is uitgerekend in ingesleten clichés spreken? De eerder genoemde Gertrude Ezorsky stelt Eichmanns veronderstelde ‘normaliteit’ en banaliteit aan de kaak. Ezorsky schrijft dat Arendt de door psychiaters vastgestelde ‘normaliteit’ verkeerd begrepen heeft. Psychiaters concludeerden volgens Ezorsky niet dat Eichmann normaal was, maar enkel dat hij geestelijk gezond (en dus toerekeningsvatbaar) was. Ezorsky zet bovendien vraagtekens bij de bron(nen) van Eichmanns aangenomen ‘normaliteit’.25 In een poging deze normaliteit nog verder aan te vechten, schrijft Ezorsky dat de Szondi-test uitwees dat Eichmann een ‘gevaarlijke, sadistische moordenaar’ zou zijn.26 Verder merkt ze op dat mensen niet los staan van hun daden, maar erdoor worden gevormd. Arendt volgt Eichmann alsof hij steeds een verschillende rol speelde, maar volgens Ezorsky slaagt Arendt er niet in dit als een levensontwikkeling te zien. Een ontwikkeling die Eichmann van middelmatige bureaucraat tot een massamoordenaar zou maken.27 Norman Podhoretz leest Arendts ‘banaliteit van het kwaad’ alsof Eichmann een non-identiteit geweest was; een man zonder karakter, wiens daden enkel uit zijn functie voortvloeiden.28 Stephen Miller lijkt dit ook zo te begrijpen, aangezien hij in Arendts boek over Eichmann en de banaliteitsthesis een poging ziet om haar eerdere ideeën over totalitaire staten en het gevaar van bureaucratisering te onderstrepen.29 Miller heeft ook zijn bedenkingen bij de onnadenkendheid van Eichmann, want hoe kenmerkt zich dat precies? Gegeven het feit dat veel ‘nadenkende’ mensen slechte regimes hebben gesteund (waarbij Martin Heidegger het krachtigste voorbeeld is), kunnen we de schuld volgens Miller toch moeilijk op onnadenkendheid afschuiven.30

Door deze en andere kritieken belandde Hannah Arendt in het middelpunt van een

22 Miller 1998, ‘A Note on the Banality of Evil’, p. 57-58. 23 Schappes 1963, t.a.p., p. 7. 24 Idem, p. 33. 25 Ezorsky 1963, t.a.p., p. 54. 26 Idem, p. 55. 27 Idem, p. 61. 28 Podhoretz 1963, t.a.p., p. 202. 29 Miller 1998, t.a.p., p. 57. 30 Idem, p. 59.

(12)

12

internationale controverse. Ze werd van allerlei kanten bekritiseerd en soms zelfs persoonlijk aangevallen. Arendt nam ondanks de soms felle kritiek echter niets terug van wat ze over Eichmann schreef. Sterker nog: ze leek haar gedachten over Eichmann juist steeds te willen onderstrepen. Dat Arendt inderdaad bepaald niet klaar was met wat ze in

Eichmann in Jerusalem geschreven had, bewijst de inleiding van haar destijds nieuw te

schrijven boek: The Life of the Mind. Daar schrijft ze dat het proces tegen Eichmann haar noopte om zich te verdiepen in de schijnbare relatie tussen het denken en het kwaad; daar zat immers de crux bij Eichmann. Met name haar concept van de banaliteit van het kwaad, waarmee ze ten tijde van Eichmann in Jerusalem niets anders bedoelde dan de relatie tussen deze gemiddelde, veelal onnadenkende man en zijn monstrueuze daden, vroeg voor haar persoonlijk om een verdere uitwerking.31 Bovendien gingen haar conclusies over de vermoede onderlinge afhankelijkheid van onnadenkendheid en het kwaad in tegen de traditionele opvatting van het kwaad. Gecombineerd met reeds bestaande twijfel over de manier waarop het denken in de filosofie benaderd wordt, meende Arendt dan ook dieper op het denken en uitwerkingen daarvan in te moeten gaan.32 Het resultaat was The Life of

the Mind. In het boek onderzoekt Arendt onze drie mentale vermogens: denken, willen en

oordelen.

Ik meen dat we Eichmann in Jerusalem en The Life of the Mind niet los van elkaar kunnen zien. De relatie tussen beide boeken is door Arendt expliciet gemaakt en ik denk dat we ze dan ook als aanvulling op elkaar moeten lezen. Van uitdrukkelijk belang hierbij is wat Arendt schreef over ons menselijke vermogen om te oordelen, aangezien dat het gebied lijkt te zijn waarop Eichmann ‘de fout in ging’. De eerste contouren van het belang van het oordelen treffen we reeds in Eichmann in Jerusalem aan, maar in The Life of the

Mind zou Arendt de tijd en de ruimte genomen hebben om het oordeelsvermogen

uitgebreid te onderzoeken. Daarbij doemt één belangrijk probleem op: Arendt stierf voordat ze het derde deel (specifiek over het oordelen) van haar drieluik over het mentale leven kon schrijven. Toch kunnen we, aan de hand van vooruitwijzingen, andere teksten van Arendt en interpretaties van derden, een redelijk beeld vormen van wat Arendt in het deel over oordelen geschreven zou kunnen hebben. We kunnen, zogezegd, een oordeeltheorie reconstrueren. Wanneer we die theorie relateren aan Eichmann in

Jerusalem, zou die ons met terugwerkende kracht meer inzicht kunnen verschaffen in

Arendts conclusies over Eichmann. De vraag die in deze masterscriptie centraal zal staan,

31 Arendt 1971, ‘One/Thinking’, p. 5. 32 Idem, p. 6.

(13)

13

luidt, in het licht van bovenstaande, als volgt: Hoe zou Hannah Arendts theorie over het

oordelen, voor zover we die kunnen reconstrueren, een onderbouwing voor of verdediging van haar beschouwing van Adolf Eichmann kunnen vormen, en zou deze nog relevant kunnen zijn voor ons begrip van genocide en genocidairen?

Ik ben uiteraard niet de eerste die Eichmann in Jerusalem relateert aan The Life of

the Mind. Zij die het werk van Arendt onderzochten, zijn het er (over het algemeen) over

eens dat de twee werken met elkaar in verband gebracht moeten worden. The Life of the

Mind, aangevuld met achtergrondinformatie, collegeaantekeningen, brieven en ander

materiaal, zou een diepgravende (maar helaas incomplete) uitwerking van Arendts ervaringen en observaties in Jeruzalem bevatten. Volgens Ann Kerwin formuleert Arendt in The Life of the Mind een antwoord op de vraag hoe mensen, zelfs in de extreme en zeldzame omstandigheden als die in nazi-Duitsland, toch tot ethisch denken, handelen en oordelen in staat kunnen zijn. Die vraag en het antwoord erop waren een direct gevolg van Arendts ‘worsteling’ met de persoon van Eichmann.33 Ook Peter Schotten meent dat de twee boeken samen gelezen en begrepen dienen te worden. Hij wijst eveneens op het feit dat Eichmann Arendt aan het denken heeft gezet, maar betrekt hierbij interessant genoeg ook Martin Heidegger. Volgens Schotten probeerde Arendt de middenweg te vinden tussen de onnadenkendheid van Eichmann en de al te filosofische houding van Heidegger. Beide uitersten hadden namelijk, wanneer het erop aankwam, de verkeerde keuze gemaakt. Ook Paul Formosa wijst op deze merkwaardige gelijkenis.34 Arendts verklaring vinden we volgens Schotten door te kijken naar haar theorie over het oordeel, als sluitstuk van The

Life of the Mind.35 Verder zien ook, bijvoorbeeld, Peter Steinberger en Marieke Borren de oorsprong van Arendts oordeeltheorie in haar observaties van Eichmann.36 Dit is dan het onderzoeksveld dat we betreden. De discussies die hier gevoerd worden draaien hoofdzakelijk om de vraag of we met de oordeeltheorie inderdaad een bruikbare en verklarende theorie hebben gevonden, die behulpzaam kan zijn om te begrijpen hoe ook in tijden van crisis ethisch handelen mogelijk is.

Om tot een beantwoording van de hoofdvraag te kunnen komen, zal ik eerst schetsen wat Arendt over Eichmann geschreven heeft. In hetzelfde hoofdstuk zal ik Arendts zienswijze afzetten tegen een andere, relatief gangbare benadering die, in deze

33 Kerwin 2012, ‘Beyond the banality of evil’, p. 509.

34 Formosa 2010, ‘Thinking, Conscience and Acting in the Face of Mass Evil’, p. 91. 35 Schotten 2007, ‘Hannah Arendt’s Eichmann reconsidered’, p. 141-142.

36 Steinberger 1990, ‘Hannah Arendt on Judgment’, p. 803; en: Borren 2012, ‘Oordelen in donkere tijden.

(14)

14

scriptie, verwoord wordt door historicus David Cesarani. In zijn visie ligt de nadruk op de ontwikkeling die Eichmann doormaakte en wordt er bovendien vanuit gegaan dat Eichmann sterk ideologisch geïnspireerd was. Door de twee benaderingen naast elkaar te zetten, zal duidelijk moeten worden waar de (fundamentele) verschillen zitten en waar de kritiek zich op concentreert. Nadat ik op die manier de verschillen uiteengezet heb, zal ik Arendts oordeeltheorie reconstrueren. Hierna volgt een evaluatie waarbij ik onderzoek hoe haar theorie over het oordelen een verrijking kan zijn voor Arendts observaties en conclusies in Eichmann en Jerusalem. Tenslotte zal ik één en ander in een breder kader plaatsen, door uit te leggen hoe Arendts zienswijze relevant is voor onderzoek naar en analyse van genocide en genocidairen.

Deze misschien wat onconventionele stap zet ik niet omdat ik alles wat in

Eichmann in Jerusalem geschreven staat, zou willen redden. Evenmin heb ik de illusie dat

feitelijke en historische onjuistheden in het boek daarmee ongedaan gemaakt of weggepoetst kunnen worden. Nee, ik onderneem dit onderzoek omdat ik ervan overtuigd ben dat Arendt iets wezenlijks op het spoor was. Ik geloof dat er, ondanks alle kritiek die Arendt (terecht en onterecht) te verduren heeft gekregen, wel degelijk iets zinnigs en waardevols in haar boek doorschijnt. Iets dat we in onze zoektocht naar de oorzaken en daders van genocide niet te snel aan de kant moeten willen leggen: dat mensen in staat zijn te ‘vergeten’ wat ze eigenlijk aan het doen zijn. Daarom denk ik dat als we Arendt op deze manier proberen te lezen en begrijpen, haar argument en conclusies over Eichmann overtuigender kunnen worden. Critici van Eichmann in Jerusalem kunnen dan van een vernieuwde repliek gediend worden, maar belangrijker: door een herinterpretatie krijgen we mogelijk meer grip op het ontstaan van genocide en de gewone mensen die de uitvoerders daarvan zijn.

(15)

15

2. Eichmann: twee visies

Om het onderzoek te beginnen, zullen we nu eerst moeten kijken naar wat Hannah Arendt in Eichmann in Jerusalem precies over Adolf Eichmann geschreven heeft. We zullen de levensgeschiedenis van Eichmann, zoals Arendt die noteerde, hier nalopen om zo grip te krijgen op haar observaties en conclusies over Eichmann. Nadat we kort de belangrijkste punten hebben benoemd, zal ik een voorname contrasterende visie beschrijven. Deze recente zienswijze is afkomstig van historicus David Cesarani. In zijn kritiek op Arendts zienswijze en interpretatie van Eichmann balt hij in wezen verschillende kritieken samen, maar geeft hij tevens blijk van een genuanceerde en gedetailleerde benadering.

2.1. Eichmann volgens Arendt

In Eichmann in Jerusalem beschrijft en analyseert Hannah Arendt het proces tegen Adolf Eichmann. Zij gaat hierbij in op vrijwel alle aspecten die met deze rechtszaak te maken hebben: de aanklacht, rechters, aanklagers, verdediging, slachtoffers, feiten, getuigen, politieke motieven en implicaties en het uiteindelijke oordeel. Om grip te krijgen op de persoon en daden van de aangeklaagde Eichmann, onderzocht Arendt de persoonlijke geschiedenis van Eichmann. Om te beginnen beschouwt Arendt Eichmanns jeugd als weinig succesvol; hij was op school geen hoogvlieger en zou uiteindelijk zelfs nooit een diploma halen, omdat zijn vader hem voortijdig van school haalde.37 Zijn ‘heroïsche maar steevast kansloze gevecht met het Duits’ komt volgens Arendt al op jonge leeftijd aan het licht en onderstreept zijn onhandigheid met woorden en, aldus Arendt, zijn denkvermogen.38 Zijn carrière hierna is niet noemenswaardig en ook zijn persoonlijke leven was in alle opzichten burgerlijk, onopvallend maar ook onsuccesvol.39 Na zijn ontslag als handelsreiziger voor de Vacuum Oil Company AG, meldde Eichmann (dan een jaar lid van de NSDAP) zich vrijwillig aan bij een militair trainingskamp van de

Schutzstaffel (SS). Na een jaar in dit kamp solliciteerde hij voor een functie binnen de Sicherheitsdienst (SD) van Heinrich Himmler en werd daar aangenomen40 Na de aanvankelijke desillusie over zijn nieuwe betrekking (Eichmann dacht dat hij als beveiliger bij de Reichssicherheitsdienst (RSD) zou gaan werken, in plaats van bij de hiervan

37 Arendt 1963, a.w., p. 28. 38 Idem, p. 48.

39 Idem, p. 31-32. 40 Idem, p. 35.

(16)

16

losstaande SD), belandde Eichmann op het departement van informatie.41 Hier vergaarde hij, voorlopig, informatie over onder meer het jodendom.

Een belangrijke vraag, ook in het kader van zijn latere werkzaamheden, is op welke gronden Eichmann lid werd van de NSDAP. Het is niet uit te sluiten antisemitisme een rol speelde, aangezien dit in zijn omgeving en tijd redelijk gebruikelijk was. Van felle Jodenhaat leek volgens Arendt echter geen sprake: Eichmann claimde bovendien zelf Joodse familie en kennissen te hebben.42 Wel is het moeilijk om precies in te schatten hoe Eichmann werkelijk over het Joodse volk dacht. De signalen die hij gaf waren gemengd en regelmatig incoherent. Dat Eichmann tijdens zijn proces meerdere malen onderstreepte geen Jodenhater te zijn, is (terecht of niet) uit te leggen als een poging om strafvermindering te krijgen. Belangrijker is daarom hoe Eichmann in vrijheid over de Joden sprak en dacht. Arendt heeft daarvan wellicht een glimp kunnen zien in de destijds door Life Magazine uitgebrachte ‘memoires’ van Eichmann, die op dat moment nog geen weet heeft van zijn ontvoering uit Argentinië en de daaropvolgende rechtszaak in Jeruzalem. Uit deze stukken spreekt geen eenduidige houding ten opzichte van het Joodse volk. Zo staat in de laatste alinea van zijn stuk bijvoorbeeld te lezen dat hij het ‘zeer deprimerend vindt om zich te realiseren dat dat volk [de Joden] al eeuwen de wetten schrijft’, maar dat het voor hem duidelijk is dat de Joden een volk zijn van ‘de eerste orde, aangezien wetgevers altijd groots zijn geweest’.43 Eichmann geeft hiermee gemengde signalen af. Dat wordt nog versterkt doordat hij enerzijds respect heeft voor zionisten en memorabele voorvallen met (volgens hem) eerbiedwaardige Joden aanhaalt, maar anderzijds zelf herinnert aan het feit dat hij gezegd heeft dat hij ‘graag in zijn graf zou springen in de wetenschap dat vijf miljoen vijanden van het Rijk als dieren gestorven zijn’.44 Volgens Arendt moeten we een deel van deze uitspraken, bijvoorbeeld deze laatste, begrijpen als zuiver opscheppen; iets wat Eichmann graag mocht doen en er, aldus Arendt, zelfs voor zorgde dat hij uiteindelijk opgepakt zou worden.45 Voor Arendt moet de conclusie dan ook luiden dat Eichmann geen fanatieke Jodenhater was.

Eichmann gaf zelf aan dat hij zich niet uit antisemitische overwegingen bij de NSDAP had aangesloten. Naar eigen zeggen wilde hij bij de beweging horen omdat hij (zoals het cliché destijds luidde) ontevreden was over het Verdrag van Versailles en de

41 Arendt 1963, a.w., p. 36. 42 Idem, p. 30.

43 ‘Eichmann’s own story: part II’ 1960, in: Life Magazine, p. 161. 44 Idem, p. 150.

(17)

17

hoge werkloosheid in Duitsland. Arendt verbetert hem en meent dat Eichmann vermoedelijk lid werd om een nieuwe, geslaagdere carrière na te jagen, aangezien dit tot dan toe bepaald niet gelukt was.46 Volgens Arendt onderstreepte deze stap tevens dat Eichmann een grote behoefte had aan iets dat hem leiding gaf in zijn leven. Eichmann bleek in zijn verleden steeds bij allerlei verenigingen en organisaties gezeten te hebben (waarvan er overigens geen één expliciet antisemitisch was) en gaf zelf aan bang te zijn voor een bestaan zonder leider.47 Eichmann, zo mogen we concluderen, was een joiner: iemand die in organisaties de leiding zoekt voor het eigen leven. Dat werd eens te meer duidelijk toen hij zich aansloot bij de NSDAP, waarschijnlijk uit fascinatie voor de persoon van Adolf Hitler. In vrijheid zei hij hierover dat ‘de man [Hitler] zich had opgewerkt van korporaal in het Duitse leger tot Führer van een volk van bijna 80 miljoen mensen’ en dat ‘alleen al zijn succes bewees dat hij [Eichmann] zich aan hem onderschikt moest maken’. Zelfs in Argentinië zou Eichmann Hitler om deze redenen blijven verdedigen.48

Vanaf 1934 was Eichmann dus onderdeel van het complexe naziapparaat. En hoewel Eichmann tijdens zijn proces keer op keer benadrukte geen antisemiet te zijn, had hij wel degelijk met zijn volle verstand ingestemd met de nazibeweging en haar idealen.49 Volgens Eichmann zelf was hij echter volledig gefocust op een politieke oplossing van het ‘Joodse probleem’, dat hierin bestond dat de Joden ‘de levensadem uit ons stalen’.50 Om een gedegen begrip te krijgen van het jodendom, werd Eichmann opgedragen een aantal boeken over het jodendom en zionisme te lezen: Theodor Herzls Der Judenstaat en Adolph Böhms Die Zionistische Bewegung. Dit zorgde ervoor dat Eichmann een (zij het tijdelijke) waardering kreeg voor de pogingen van het zionisme om een Joodse samenleving te creëren. In 1938 zag Eichmann hoe hij met zijn eigen ideaal (Eichmann beschouwde zichzelf als idealist51) van een judenrein Duitsland de zionistische idealisten kon ‘helpen’. Hij werd namelijk naar Wenen gestuurd om vanuit daar de gedwongen emigratie van de Oostenrijkse Joden te organiseren.52 Zijn inmiddels bovengemiddelde kennis van het jodendom (hij reisde zelfs af naar Palestina om de Joodse nederzettingen te bekijken) kwam hierbij goed van pas. Eichmann had het gevoel dat hij hiermee ‘beide

46 Arendt 1963, a.w., p. 33. 47 Idem, p. 32.

48 ‘Eichmann’s own story: part II’ 1960, t.a.p., p. 161. 49 Arendt 1963, a.w., p. 40.

50 ‘Eichmann’s own story: part I’ 1960, in: Life Magazine, p. 102. 51 Arendt 1963, a.w., p. 42.

(18)

18

kampen tevreden stelde’: enerzijds de nazi’s en hun poging het Rijk van Joden te ontdoen en anderzijds de Joden die nazi-Duitsland, wegens de toenemende discriminatie en het tegen hen gerichte geweld, wilden verlaten.53 Het is een behoorlijk eufemisme om te stellen dat de meeste Joden de gedwongen emigratie met weinig enthousiasme ontvingen. Eichmann blonk in deze periode uit door zijn organisatievermogen: zijn ‘emigratiebureau’ werkte soepel en redelijk efficiënt. In 1939 brak echter de Tweede Wereldoorlog uit, wat ervoor zorgde dat de emigratie van Joden steeds lastiger en op den duur zelfs onmogelijk werd.54 Binnen de SS ontpopte Eichmann zich ondertussen als een carrièrejager die zelfs opperde vrijwillig in actieve militaire dienst te gaan als hij op die manier een hogere functie zou kunnen krijgen.55 De drang om stijgen op de carrièreladder maakte van Eichmann een zorgvuldige werker, in de hoop dat hij zijn leidinggevenden zo zou imponeren en hij bevorderd zou worden. Volgens Arendt was deze honger naar persoonlijke promotie een belangrijke drijfveer voor Eichmann.56

De emigratie van Joden werd in 1941 officieel verboden en daarom kreeg Eichmann een andere functie toegewezen. Hij kwam terecht op bureau IV-B-4 binnen het

Reichssicherheitshauptamt (RSHA), een afdeling van de Geheime Staatspolizei (Gestapo)

die zich bezighield met het ‘bestrijden van vijanden van de staat’. Eichmann hield zich binnen dit bureau bezig met de ‘Joodse vijanden’.57 Hoewel Eichmann geen belangrijke of hoge functie had (hij klom, tot zijn grote ergernis, nooit hoger dan Obersturmbannführer: luitenant-kolonel), werd zijn positie om ideologische redenen wel steeds belangrijker. In de jaren die volgden was Eichmann echter allang niet meer de enige die zich over het ‘Joodse probleem’ boog: in alle lagen van het naziregime probeerde men dit Jodenvraagstuk op te lossen.58 Er werden verschillende voorstellen gedaan, maar uiteindelijk besloot de nazitop om de Joden fysiek uit te roeien. Hiervan werd Eichmann in 1941 op de hoogte gesteld en dit schokte hem naar eigen zeggen zeer.59 Nog zo’n schok zou hij ervaren toen hij moest inspecteren hoe Joden door middel van koolstofmonoxide werden omgebracht: hij kon dit echter niet aanzien.60 Wellicht de grootste schok kwam tijdens zijn bezoek aan Minsk, waar men op grote schaal Joden doodschoot. Hoewel 53 Arendt 1963, a.w., p. 48. 54 Idem, p. 67. 55 Idem, p. 46. 56 Idem, p. 287. 57 Idem, p. 70. 58 Idem, p. 71. 59 Idem, p. 84. 60 Idem, p. 87.

(19)

19

Eichmann pas arriveerde nadat vrijwel iedereen was doodgeschoten, was het zichtbare ‘resultaat’ wederom te veel voor hem. Dit gaf hij ook te kennen bij zijn leidinggevende, die hem desondanks negen maanden later naar Treblinka zond om daar (nogmaals) de voorbereidingen voor de fysieke vernietiging van Joden te bekijken.61

We kunnen stellen dat Eichmanns geweten op dit moment nog op een redelijk traditionele wijze functioneert. Hij gruwelt van de massale moordpartijen en keurt deze in eerste instantie af. Die afkeuring wordt ook een enkele keer zichtbaar in zijn acties: in 1942 stuurt hij een transport naar het getto van Lódz, waar de leefomstandigheden weliswaar erbarmelijk zijn, in plaats van naar bezette Russische gebieden, alwaar men de gedeporteerden en masse vermoordt.62 Waar Eichmann meent dat zijn geweten nog ongeveer zes maanden 'normaal' blijft functioneren, stelt Arendt dat dit hooguit vier weken was. Maar zelfs in die korte tijd opereert zijn geweten binnen bijzondere kaders. Dit werd duidelijk in zijn reactie op het bericht dat er in het oosten de ‘aankomende winter niet genoeg voedsel zou zijn om de Joden te kunnen voeden’.63 In zijn respons vroeg Eichmann zich af of het ‘niet de meest humane oplossing was de voor werk ongeschikte Joden op een snellere manier om te brengen’. Volgens Eichmann was dit beter dan hen te laten sterven van uithongering.64 Arendt schrijft dat Eichmanns geweten hier niet protesteerde omdat het om Ostjuden ging en niet om Duitse Joden. Met moord op die laatste categorie zou Eichmanns geweten in deze periode veel meer moeite hebben.65

Op den duur verdwijnt het onderscheid echter steeds meer naar de achtergrond, mede dankzij het specifieke taalgebruik van de nazi’s. Zo wordt ‘moord’ (op bijvoorbeeld lichamelijk- en geestelijk gehandicapten) al vroeg door Hitler hernoemd tot ‘iemand een barmhartige dood schenken’. Deze officiële en vaak clichématige manier van spreken kreeg ook Eichmann in de greep, wellicht geholpen door zijn reeds aanwezige onhandigheid met taal. Vandaar dat zijn geweten op den duur meer rebelleert tegen het idee van ‘onnodig lijden’ dan tegen ‘moord’. Dit vergemakkelijkte de acceptatie van de gaskamers waarschijnlijk ook.66 Het kantelpunt, waarop Eichmanns geweten volgens Arendt juist andersom begint te werken, is de Wannseeconferentie in 1942.67 Eichmann was bij deze conferentie aanwezig, voornamelijk vanwege zijn ideologische sleutelfunctie 61 Arendt 1963, a.w., p. 89. 62 Idem, p. 94. 63 Idem, p. 95. 64 Idem, p. 95-96. 65 Idem, p. 96. 66 Idem, p. 109. 67 Idem, p. 112.

(20)

20

binnen bureau IV-B van het RSHA. Hij had zelf, vanwege zijn lage rang, echter niets in te brengen maar hoorde hier wel hoe de hele nazitop het unaniem eens was over de fysieke vernietiging van de Joden. En wie was hij ‘om daar dan over te gaan oordelen’?68 Daarop zette Eichmann zijn werk voort in de overtuiging dat niemand er echt op tegen was. Dit zag hij onderstreept door de relatieve soepelheid waarmee hij Joden kon laten verzamelen en vervoeren; blijkbaar riep dit nauwelijks verzet op.69 Bovendien merkte Eichmann dat Joodse functionarissen hem zonder al te veel moeilijkheden hielpen bij zijn taken.70 Al met al had Eichmann dus weinig tot geen redenen meer om zelf nog kritisch te zijn op zijn eigen functioneren. Volgens Arendt zou uiteindelijk niet zijn fanatisme maar zijn in tegengestelde richting werkende geweten ervoor zorgen dat Eichmann zelfs tegen de uitdrukkelijke orders van Himmler zou handelen.71 In de herfst van 1944 beval Himmler namelijk het moorden in de vernietigingskampen te staken en de Joden vanaf nu goed te behandelen. Eichmann besloot (middels een zeldzaam eigen initiatief) om deze order te negeren en organiseerde een voetmars van Boedapest naar de Oostenrijkse grens.72

Het lijdt geen twijfel dat Eichmann op de hoogte was van de plannen van het naziregime en de middelen die gebruikt werden om deze tot uitvoering te brengen. Eichmann, zo claimde hij, gruwde van deze aanpak. Toch ging hij akkoord met de nieuwe taak van zijn bureau, gedreven door de wens van Hitler om het Derde Rijk zo snel mogelijk Jodenvrij te maken: het transporteren van de Joden uit het Rijk naar het

Generalgouvernement.73 Hij liet daarom, zonder protest en met kennis van de (op dat moment nog redelijk ongeorganiseerde) massale moordpartijen, Joden verzamelen en vervoerde hen over de spoorlijnen van Europa.74 Het is goed denkbaar dat een gevoel van onthechting (‘sense of detachment’) zich ondertussen meester maakte van Eichmann. Dit gevoel, beschreven in Christopher Brownings Ordinary Men, zorgde er elders in het Derde Rijk voor dat doorsnee politiemannen zonder gewetenswroeging Joden op transport naar de vernietigingskampen konden zetten: het onontkoombare lot van de Joden was immers niet hun verantwoordelijkheid.75 Voor Eichmann gold bovendien dat hij volledig opgenomen was door de enorme taak van het organiseren van de deportaties, die te midden 68 Arendt 1963, a.w., p. 114. 69 Idem, p. 116. 70 Idem, p. 117. 71 Idem, p. 146. 72 Idem, p. 138.

73 ‘Eichmann’s own story: part I’ 1960, t.a.p., p. 101. 74 Arendt 1963, a.w., p. 94.

(21)

21

van een complexe strijd om autoriteit binnen het nazi-apparaat geregeld moesten worden.76 Eichmann volgde dus plichtsgetrouw wat hem opdragen was, ondanks persoonlijke bedenkingen. Maar hoe was Eichmanns insubordinatie tegenover Himmler in 1944 te verklaren als Eichmann een kritiekloze, harde werker was? Volgens Eichmann zelf had dit te maken met de bijzondere betekenis die de orders van Hitler hadden in nazi-Duitsland. Een bevel van de Führer had namelijk de kracht van een wet.77 Himmlers orders gingen echter in tegen de bevelen van Hitler en daarmee waren ze volgens Eichmann in strijd met de wet. Met een beroep op een eigen versie van het categorisch imperatief van Kant besloot Eichmann trouw te blijven aan de Führerworte en daarmee Himmlers bevelen te negeren. Dat Eichmann hiermee vele mensen de dood in joeg was dan ook geen actie van wraakzuchtige Jodenhaat, maar een poging om aan Hitler loyaal te blijven.78 Eerder in 1944 had Eichmann deze ‘loyaliteit’ al eens getoond toen hij besloot dat de deportatie van 1500 Joden uit Boedapest moest doorgaan, ondanks dat de regent van Hongarije (Miklós Horthy) dit had verboden.79

Eichmann, die claimde Kants Kritik der praktischen Vernunft gelezen te hebben, had een volgens Arendt vervormde lezing van Kants categorische imperatief.80 Zo begreep Eichmann Kants formule als ‘handel op zo’n manier dat het beginsel van jouw acties overeenstemt met de beginselen van de wetgever of de wet van het land’. Dit gaat echter verder dan het eerbiedigen van de wet alleen; Eichmann poogde zich te identificeren met de wet van het land (in dit geval de Führerworte) en trad op alsof hij de wetgever was. Volgens Arendt is deze opvatting van de wet vrij algemeen in Duitsland en kan wellicht, aldus Arendt, de pijnlijk grondige (‘Duitse’) uitvoering van de Endlösing verklaren.81 Waar Eichmann Kant wel juist begrepen had, was dat een categorisch imperatief geen uitzonderingen toelaat. Dit betekende dan ook dat de Führerworte op elke Jood betrekking hadden en dat excepties niet getolereerd konden worden. Ondanks dat Eichmann tijdens zijn loopbaan twee uitzonderingen had gemaakt (allebei familie gerelateerd), had hij zijn best gedaan om zijn taak zo consistent mogelijk te vervullen. Eichmann leek zich nadien meer te schamen voor de uitzonderingen die hij had gemaakt dan voor de dodelijke consequentheid waarmee hij zijn werk deed.82

76 Arendt 1963, a.w., p. 151. 77 Idem, p. 148. 78 Idem, p. 149. 79 Idem, p. 201. 80 Idem, p. 136. 81 Idem, p. 137. 82 Ibidem.

(22)

22

De vraag die tijdens het proces in verband met Eichmanns 'taak' ter sprake kwam, was of Eichmann dan misschien een klein radertje in een grote moordmachine was geweest. Hoewel de verdediging er alles aan deed om Eichmann inderdaad als zo'n onbetekenend bureaucratisch radertje te laten verschijnen, was Eichmann zelf opmerkelijk genoeg een andere mening toegedaan (Arendt schreef dit toe aan zijn onbedwingbare neiging om op te scheppen): hij was weliswaar geen absoluut kopstuk zoals Himmler of Hitler zelf, maar hij was naar eigen zeggen ook zeker geen apathische ‘office drudge’.83 Dat was koren op de molen van de aanklagers. Arendt stelt op haar beurt dat Eichmann in elk geval geen onwetend tandwieltje was, dat geen keuze had dan zijn taak te doen. Volgens Arendt heeft Eichmann namelijk steeds de mogelijkheid gehad om te stoppen met zijn werk. Om hem heen gebeurde dit wel vaker en er waren geen noemenswaardige consequenties aan verbonden.84 Toch koos Eichmann hier niet voor, zelfs niet nadat hij met afschuw enkele moordpartijen had aanschouwd. Dat maakt hem tot een actieve supporter van het naziregime.85 Daarentegen moet de rol van Eichmann ook weer niet overschat worden: hij was slechts Obersturmbannführer en had niets in te brengen bij de hogergeplaatste nazi’s.86

Wanneer de treinen dan uiteindelijk toch stoppen en het moorden wordt gestaakt, reist Eichmann naar Berlijn om zich klaar te maken voor ‘de laatste strijd’.87 Daar zouden de Amerikanen hem gevangen nemen, waarna ze hem in een kamp voor SS’ers opsloten. Eichmann wist zijn ware identiteit hier te verbergen en ontsnapte in 1946 uit het kamp. Via een priester in Italië kon Eichmann in 1950 uiteindelijk afreizen naar Argentinië, waar hij tien jaar later door de Israëlische geheime dienst werd opgespoord en ontvoerd.88 In Jeruzalem werd Eichmann schuldig bevonden aan alle vijftien aanklachten, zij het dat sommige hiervan iets aangepast waren. Het was volgens de rechters voldoende bewezen dat hij schuldig was aan misdaden tegen het Joodse volk, met het voornemen om hen te vernietigen. Hij had de moord op miljoenen mannen, vrouwen en kinderen veroorzaakt door ze in een situatie te brengen die waarschijnlijk zou leiden tot hun fysieke vernietiging. Bovendien had hij lichamelijk en mentaal leed veroorzaakt en werd hij schuldig bevonden aan het aansturen van de voorkoming van geboortes en onderbreken van zwangerschappen 83 Arendt 1963, a.w., p. 57-58. 84 Idem, p. 91-92. 85 Idem, p. 279. 86 Idem, p. 113-114. 87 Idem, p. 234. 88 Idem, p. 240.

(23)

23

van Joodse vrouwen in het concentratiekamp Theresienstadt.89 Twee uur na afwijzing van zijn verzoek om gratie werd Adolf Eichmann opgehangen.90

Al tijdens het verslaan van het proces tegen Eichmann wordt het voor Hannah Arendt steeds duidelijker dat de man, die achter glas in het beklaagdenbankje zit, geen monster is. In tegendeel. Arendt aanschouwde in Jeruzalem een doodnormale, ietwat stuntelige man met een falend geheugen, die zich niet bewust leek van de inconsistenties in zijn denken en spreken.91 Arendt bespeurde bij Eichmann verder geen spoor van het klassieke, demonische kwaad zoals we dat via filosofische of theologische weg kennen, waarbij wordt gehandeld uit bijvoorbeeld jaloezie of intrinsieke slechtheid.92 Ook leek er geen sprake van krankzinnige Jodenhaat. In plaats daarvan werd Arendt in de persoon van Eichmann geconfronteerd met een mate van oppervlakkigheid die het onmogelijk maakte zijn monstrueuze daden tot een diepere oorsprong of motief ter herleiden.93 Harry Mulisch, die als beginnend schrijver het proces tegen Eichmann eveneens volgt, waarschuwt er zelfs voor om van Eichmann een soort antichrist te maken: we mogen absoluut niet gaan geloven dat we met Eichmann het ‘kwaad gelokaliseerd’ hebben. Zulke geruststellende fantasieën zijn volgens Mulisch een onacceptabel bedrog.94

In Eichmann in Jerusalem besteedt Arendt opvallend aandacht aan Eichmanns manier van spreken. Op verschillende plaatsen wijst ze op Eichmanns veelvuldige, letterlijke herhaling van zinnen en gebruik van clichés.95 Arendt beschouwt dit als indicatie dat Eichmann de fantasie miste om zijn eigen, originele zinnen te construeren. Sterker nog: zijn onvermogen om zelf te formuleren, was volgens Arendt nauw verbonden met een onvermogen om na te denken. Daarmee wil Arendt niet zeggen dat Eichmann dom was, want dat was hij niet; hij doordacht simpelweg niet wat hij eigenlijk aan het doen was.96 Dat bracht Arendt tot het vermoeden dat onnadenkendheid en het plegen van monstrueuze daden wel eens met elkaar te maken zouden kunnen hebben.97 De onnadenkendheid van Eichmann zag Arendt tevoorschijn komen in zijn gebrek aan verbeelding met taal, maar vooral ook in zijn onvermogen om vanuit het perspectief van een ander te denken.98 Dat 89 Arendt 1963, a.w., p. 244. 90 Idem, p. 250. 91 Idem, a.w., p. 55. 92 Arendt 1971, t.a.p., p. 3-4. 93 Idem, p. 4.

94 Mulisch 1962, Criminal Case 40/61, the Trail of Adolf Eichmann: An Eyewitness Account, 2009, p. 7. 95 Arendt 1963, a.w., p. 49.

96 Idem, p. 287. 97 Idem, p. 288. 98 Idem, p. 49.

(24)

24

werd nog eens extra versterkt wanneer Eichmann, tijdens en na de Wannseeconferentie, besloot dat hij niet langer na zou hoeven denken over de door de nazitop gekozen route.99 Uitgerekend dit soort beslissingen maakte hem tot één van de grootste criminelen van zijn tijd. Arendt meent dat we Eichmann dit kunnen aanrekenen, ondanks de bijzondere omstandigheden van die tijd. In haar eigen ‘rechterlijk oordeel’ spreekt ze Eichmann toe en schrijft dat ‘zelfs wanneer 80 miljoen Duitsers gedaan zouden hebben wat jij hebt gedaan, dan nog is dat geen excuus voor jou’.100 In die laatste zin wordt duidelijk dat Arendt een groot belang hecht aan persoonlijke verantwoordelijkheid.

2.2. Eichmann volgens Cesarani

Een andere visie op het leven en de daden van Eichmann kwam van de hand van de Britse historicus David Cesarani. Zijn boek Eichmann. His Life and Crimes is een uitgebreide en met talloze bronnen doorspekte biografie van Adolf Eichmann en mag tot de compleetste biografieën van Eichmann gerekend worden. In het werk voert Cesarani ook nieuwe bronnen aan, die ten tijde van en vlak na het proces nog niet beschikbaar waren. De kritiek die Cesarani direct en indirect op het werk van Arendt uit, is (in eerste instantie) vooral van feitelijke en historische aard en valt op een aantal gebieden samen met andere kritieken die er in reactie op Eichmann in Jerusalem geformuleerd zijn. We zullen nu een paar van de belangrijkste feitelijke op- en aanmerkingen doorlopen. Aansluitend volgt de meer conceptuele kritiek.

Om te beginnen beschouwt Cesarani Eichmanns jeugd niet als een mislukking: Eichmann had een druk sociaal leven en was, ondanks dat hij zijn school niet afrond, een harde werker.101 Hij was geen geboren nazi of antisemiet, maar groeide wel op in een omgeving die in toenemende mate beïnvloed werd door het nazigedachtengoed en het van oudsher reeds aanwezige antisemitisme.102 103 Zijn ‘SS-training en indoctrinatie’ voorzag hem van de adequate Nationaal Socialistische opvattingen over het Joodse Vraagstuk, en tegen de tijd dat Eichmann zich bij de SD aansloot, was hij dan ook werkelijk overtuigd van het Nationaal Socialisme.104 105 Daarbij moet echter wel aangemerkt worden dat de dan marginale SD zich nog nauwelijks met Joodse zaken bezighield.106 Net als zijn

99 Arendt 1963, a.w., p. 114. 100 Idem, p. 278.

101 Cesarani 2004, Eichmann. His Life and Crimes, p. 23. 102 Idem, p. 28.

103 Idem, p. 32. 104 Idem, p. 45. 105 Idem, p. 60. 106 Idem, p. 7.

(25)

25

kameraden bij de SD was er bij Eichmann op dat moment sprake van een soort kalme, onpersoonlijke vorm van antisemitisme. Dit stelde hem in staat om zakelijk en netjes met individuele ‘vijanden van het Rijk’ om te gaan.107 Toch raakte Eichmann steeds meer in de ban van het idee dat hij met de nazi’s tegen de ‘eeuwige Joodse vijand’ streed.108 De veronderstelde Joodse samenzwering mengde in zijn hoofd met raciale ideeën en nationalistische sentimenten tot grootse theorieën. Cesarani voegt daaraan toe dat dit alles echter niet per se ideologisch gedreven was, aangezien de SD zijn bestaan, acties en budgetten steeds moest verdedigen. De SD had, met andere woorden, al dit soort samenzweringstheorieën hard nodig ter rechtvaardiging van zichzelf.109

Tijdens zijn werk voor de grootschalige emigratie van Joden uit het Derde Rijk veranderde Eichmanns houding ten opzichte van de Joden. Hij gaf er blijk van hen in toenemende mate als minderwaardige wezens te beschouwen en behandelde hen ook steeds vaker zo. Eichmanns geleidelijk radicaliserende houding ten opzichte van de Joden hield gelijke tred met de door onderlinge concurrentie ingegeven radicalisering van naziorganisaties. Eichmanns uitwerking van het Madagascarplan is illustratief voor de minachting die hij inmiddels voor de Joden koesterde.110 Toch kan Eichmann op dit punt zeker nog geen potentieel massamoordenaar genoemd worden.111 Dat blijkt vooral wanneer de fysieke vernietiging van Joden officieel beleid werd: keer op keer, in vrijheid en gevangenschap, benadrukte Eichmann zijn ongemak over de gekozen ‘oplossing’.112 Desondanks was hij opgelucht toen tijdens de Wannseeconferentie bleek dat hij, na de emigratiestop, toch nog een baan zou hebben. Eventuele gemengde gevoelens wist hij met die wetenschap in de hand te houden.113 Cesarani beschrijft hoe Eichmann, in zijn nieuwe functie op bureau IV-B-4 binnen het RSHA, geleidelijk tot een fanatieke antisemiet uitgroeide. Voor zijn werk reisde hij veel en zag met enige regelmaat de praktische implicaties van het gevoerde beleid. Hij kon dan ook geen illusies hebben over de gevolgen van zijn bureauwerk: Eichmann wist wat er gebeurde.114 Omdat hij met deze kennis zijn taak voortvarend bleef uitvoeren, kan Eichmann in de loop van het jaar 1942 een echte genocidair genoemd worden.115 Ideologisch gedreven was Eichmann 107 Cesarani 2004, a.w., p. 8. 108 Idem, p. 57-58. 109 Idem, p. 58. 110 Idem, p. 85. 111 Idem, p. 71-72. 112 Idem, p. 105. 113 Idem, p. 116. 114 Idem, p. 153. 115 Idem, p. 155.

(26)

26

vastberaden om de Joodse vijand te vernietigen.116 117 Hier stuiten we op een punt van kritiek dat regelmatig terugkeert. Veel critici hadden en hebben moeite met Arendts (veronderstelde) stellingname dat Eichmann vrij van ideologische motieven zijn werk deed. Ook Cesarani sluit zich dus aan bij deze groep.

Volgens Cesarani begon Eichmann gedurende zijn tijd in Hongarije tekenen van een volledige morele ineenstorting te vertonen. Hij gedroeg zich niet langer als de hardwerkende ontvanger van orders, maar als de cliché, kitscherige nazi die uitbundig geniet van het leven.118 Rond 1944 was Eichmann dan ook zeker niet de stoffige bureaucraat die zijn verdediging tijdens het proces van hem probeerde te maken, maar hij was daarentegen ook niet het sadistische monster dat de media graag in hem zagen. Macht had hem gecorrumpeerd en hield hem in de greep.119 Het veelbesproken en uitgebreid bediscussieerde transport dat Eichmann tegen de orders van Himmler in toch uit Hongarije liet vertrekken, wordt door Cesarani ook besproken. Zijn conclusie is dat in Eichmanns opmerkelijk actie zowel zijn fanatisme als zijn ijdelheid zouden kunnen doorschijnen.120 De verbetenheid waarmee Eichmann probeerde het transport door te laten gaan, kan uitgelegd worden als bloeddorstige Jodenhaat. Maar, zoals Arendt reeds noteerde, Eichmann was tegelijkertijd verwikkeld in een persoonlijke vete met Kurt Becher. Becher had een uitstekende band met Himmler en was door laatstgenoemde naar Hongarije gestuurd voor een ‘speciale missie’: het mogelijk maken van een lucratieve emigratie van Joden.121 Dat ging lijnrecht in tegen het deportatiebeleid dat Eichmann uitvoerde. In dat licht zijn Eichmanns verwoede inspanningen ook te begrijpen als een poging zijn rivaal een hak te zetten.122 Feit is in elk geval dat er onder radicale nazi’s in Berlijn en Boedapest genoeg steun bestond voor Eichmanns actie, ongeacht hoe hij persoonlijk gemotiveerd was.123 Bovendien had Hitler te kennen gegeven het stoppen van de transporten te betreuren, en met die kennis is het volgens Cesarani minder merkwaardig dat Eichmann hier besloot de orders van Himmler te negeren.124 Daarmee neemt Cesarani een soort middenpositie in tussen Arendt en critici als Michael Musmanno en Getrude Ezorsky. Zoals door Cesarani wordt opgemerkt, werkt eenieder die over Eichmann wil 116 Cesarani 2004, a.w., p. 151. 117 Idem, p. 155-156. 118 Idem, p. 186. 119 Idem, p. 188. 120 Idem, p. 186. 121 Arendt 1963, a.w., p. 143-143. 122 Cesarani 2004, a.w., p. 186. 123 Idem, p. 184-185. 124 Idem, p. 183.

(27)

27

schrijven in de schaduw van Hannah Arendt.125 Het is dan ook logisch dat Cesarani uitgebreider ingaat op de ideeën uit Eichmann in Jerusalem. Een grote fout in de studie van Arendt is, volgens Cesarani, dat Arendt er niet in geslaagd was de gedragingen van Eichmann in de rechtszaal los te koppelen van zijn geschiedenis, die centraal stond tijdens de rechtszaak.126 Met andere woorden: Arendt had verzuimd door Eichmanns voorkomen in de rechtszaal heen te prikken en nam ten onrechte deze verschijningsvorm als uitgangspunt in haar verklaring van zijn geschiedenis. Cesarani acht Arendts stellingname dat Eichmann niet ideologisch geïnspireerd of antisemitisch zou zijn geweest, en vooral geleid werd door persoonlijke ambitie, fundamenteel onjuist.127 128 De taal en het denken van oorlogsvoering werden in Eichmanns hoofd gemengd met een flinke scheut raciale eugenetica, en maakte zo onbezwaard handelen mogelijk. Eichmann was volgens laatstgenoemde een symptoom van de morele ineenstorting van een totalitair regime; een regime dat kon functioneren op basis van wijdverspreide meegaandheid. Cesarani betoogt verder dat Eichmann op een zeker moment voor de keuze moet hebben gestaan of hij zou meewerken aan deze genocide. Na aanvankelijke aarzeling stemde hij hiermee in en werd daarmee een massamoordenaar.129 De normale Duitser werd een genocidair.

Het beeld dat Cesarani van Eichmann schetst, verschilt van dat van Arendt. Cesarani beschouwt Eichmann (net als Arendt, overigens) niet als geboren massamoordenaar, maar wijst veeleer op de ontwikkeling die Eichmann doormaakte. Hij vertoonde gaandeweg een steeds vijandigere houding ten opzichte van het Joodse volk en zou ook stapsgewijs tot genocidair uitgroeien. Dit werd ondersteund door een stevig geloof in de juistheid van het Nationaal Socialistische gedachtengoed. De mix van nationalisme, antisemitisme en oorlogstaal groeide in Eichmanns hoofd uit tot een grote, illusoire theorie over de dreiging van het internationale Jodendom. Het was precies die vermenging die er mede voor zorgde dat ook normale Duitse politiemannen massaal Joden konden executeren.130 Arendt, daarentegen, herkende in Eichmann iemand die zich nogal gemakkelijk liet meevoeren. Hij zou verder geen fanatieke Jodenhater geweest zijn of worden, maar vooral bezig zijn geweest met zijn eigen carrière en prestaties. Zij ontwaarde bij Eichmann geen indoctrinatie. Massamoord was te accepteren tegen een achtergrond van eensgezinde leidinggevenden, wat ertoe leidde dat Eichmann besloot niet langer zelf 125 Cesarani 2004, a.w., p. 15. 126 Idem, p. 330. 127 Idem, p. 347. 128 Idem, p. 351. 129 Idem, p. 16. 130 Browning 1992, a.w., p. 186.

(28)

28

na te denken of te oordelen over de wending tot genocide. Kortweg stelt Arendt dat Eichmann vrij van indoctrinatie zijn werk deed, en dat vol kon houden doordat hij zelf niet langer nadacht over wat hij eigenlijk aan het doen was. Hiertegenover staat Cesarani’s visie, waarin Eichmann doordrongen van het Nationaal Socialisme een illusoire maar overtuigde strijd tegen het Jodendom voerde.

2.3. Nuances bij Eichmann in Jerusalem

Voordat we over Arendts oordeeltheorie te spreken komen, dienen bovenstaande tegenstellingen nog iets verduidelijkt te worden. Laten we beginnen bij de claim dat Arendt geschreven zou hebben dat Eichmann niet antisemitisch zou zijn. De vraag is of die aanklacht terecht is: nergens in Eichmann in Jerusalem is namelijk een dergelijke uitspraak te vinden. Wel lezen we dat Arendt Eichmann niet als een fanatieke antisemiet of krankzinnige Jodenhater beschouwt.131 Ik meen dat deze kwalificaties vooral iets zeggen over de mate van antisemitisme, en niet over de aan- of afwezigheid ervan. De spottende toon die Arendt gebruikt wanneer ze Eichmanns ‘bekering’ tot het zionisme beschrijft, lijkt mij in het licht van zijn daden een duidelijke indicatie dat Arendt bewust een extreem, zelfs belachelijk contrast schetste.132 De term ‘fanatiek’ is bovendien lastig: de door critici als ‘fanatiek’ of ‘bloeddorstig’ bestempelde antisemitische acties werden door Arendt toch vooral begrepen als onderdeel van Eichmanns carrièrehonger en opportunisme.133 Het is in het algemeen lastig de ene verklaring aannemelijker te maken dan de andere. Cesarani onderstreept dat Eichmann aanvankelijk inderdaad gedreven was door de wens een baan te behouden.134 Ook Eichmanns inspanningen met betrekking tot het transport Hongaarse Joden kunnen volgens Cesarani als carrièrehonger en ijdelheid gelezen worden. Toch is Cesarani (overigens niet als enige) van mening dat Eichmann uiteindelijk wel degelijk tot een fanatieke antisemiet uitgroeide. Vooral omdat Cesarani als historisch expert geldt, doen we er verstandig aan om zijn standpunt serieus te nemen.135 Het is verder belangrijk in gedachten te houden, zoals Cesarani dat doet, dat Eichmann niet noodzakelijkerwijs op bureau IV-B-4 terecht was gekomen. Een sterk antisemitische overtuiging was hiervoor geen voorwaarde.136 In reactie op de in de inleiding genoemde kritiek van Ezorsky, Podhoretz en Schappes kunnen we benadrukken dat Eichmann, net als vele anderen, in 131 Arendt 1963, a.w., p. 26. 132 Idem, p. 40. 133 Idem, p. 287. 134 Cesarani 2004, a.w., p. 116 135 Idem, p. 356. 136 Idem, p. 362.

(29)

29

eerste instantie aangetrokken werd door het Nationaal Socialisme.137 Antisemitisme is hiervan weliswaar een belangrijk onderdeel, maar het is een fout om te denken dat het antisemitisme mensen tot de nazi-ideologie bracht; het tegenovergestelde is waar. Het ‘attractieve’ Nationaal Socialisme bracht antisemitisme met zich mee.138 De grootste uitdaging voor Arendts zienswijze is dan ook het feit dat Eichmann volgens verschillende analyses en bronnen toch wel een overtuigde, ideologisch gedreven nazi lijkt te zijn geweest, met op z’n minst terloopse fanatiek antisemitische trekjes.

Hoewel de termen ‘indoctrinatie’ en ‘ideologie’ nogal eens als inwisselbaar worden beschouwd en gebruikt, wil ik hier wijzen op het subtiele verschil tussen de twee. Meer dan ideologie heeft indoctrinatie een passieve connotatie. De eerder aangehaalde Ervin Staub beschrijft ideologie als een ‘systeem van overtuigingen en waarden die betrekking hebben op een ideale sociale organisatie en manier van leven’. Dit systeem is volgens Staub een bewust gekozen set overtuigingen, waaraan actief wordt vastgehouden.139 Voor de term ‘indoctrinatie’ verwijs ik naar het werk van Christopher Browning. Hij schrijft dat ‘de Duitse samenleving werd ondergedompeld in een stortvloed van raciale en antisemitische propaganda’, maar dat zulke indoctrinatie eigenlijk niet gericht was op de wat oudere reservisten van het door hem onderzochte reserve politiebataljon 101.140 Daaruit, en uit andere typeringen in het boek, is op te maken dat indoctrinatie eerder een eenzijdig beïnvloeden is, in plaats van een min of meer bewust gekozen systeem. Dat zien we ook terug in de respectievelijke woordenboekdefinities van de twee woorden. Volgens

Van Dale is indoctrinatie de ‘systematische beïnvloeding met het doel eigen ideeën kritiekloos te laten aanvaarden’, terwijl ideologie ‘het geheel van de beginselen, denkbeelden van een stelsel’ betekent. Het onderscheid lijkt te liggen bij de rol van degene die met indoctrinatie of ideologie te maken heeft. Met ideologie kan men vrijwillig instemmen, men kan er zelfs in willen geloven (zoals Staub meent), terwijl indoctrinatie die keuze vrijwel niet laat. Dat lijkt mij een essentieel verschil, zeker ook in het geval van Eichmann. In Eichmann in Jerusalem komen we beide begrippen tegen: Arendt stelt dat Eichmann geen tekenen van indoctrinatie vertoont, maar ze maakt wel degelijk gewag van zijn ‘muddled ideology’ met betrekking tot het Jodenvraagstuk.141 In haar brief aan Mary McCarthy (en in het licht van haar boek over Eichmann) schrijft ze dat ze de rol van 137 Cesarani 2004, a.w., p. 33-34. 138 Browning 1992, a.w., p. 198. 139 Staub 1989, a.w., p. 50. 140 Browning 1992, a.w., p. 184. 141 Arendt 1963, a.w., p. 56.

(30)

30

ideologie weliswaar overschat had, maar claimt ze zeker niet dat er totaal geen sprake was van ideologie.142 Ik denk dan ook dat we mogen concluderen dat Arendt Eichmann niet als willoos geïndoctrineerd beschouwde, maar dat dat nog niet betekent dat de visie van Eichmann niet (sterk) ideologisch gekleurd was. Een bepaalde mate van antisemitisme was onderdeel van die ideologie.

Op dit punt kunnen we de vraag stellen: waarom zouden we nu naar Arendts oordeeltheorie kijken? De tegenstelling tussen Arendt en haar critici is nu toch duidelijk? Ik meen dat we met Arendts onderzoek naar het oordeelproces nieuw licht kunnen werpen op wat zij schreef in Eichmann in Jerusalem. Termen als ‘banaliteit van het kwaad’, ‘onnadenkendheid’ en ‘denken vanuit het perspectief van anderen’ worden in Eichmann in

Jerusalem zonder toelichting of definitie gebruikt. Ondanks dat veel critici zich vastbeten

in de alledaagse betekenissen van deze termen en gemakkelijk wezen op de tekortkomingen van zo’n benadering, is dat niet wat Arendt eigenlijk met de begrippen bedoelde.143 Om de betekenissen en definities van de door haar gebruikte begrippen op het spoor te komen, zal ik nu verder ingaan op wat Arendt ná Eichmann in Jerusalem schreef. Dat is belangrijk omdat het zwaartepunt van Arendts analyse juist zal blijken te liggen op haar conclusie dat Eichmann ‘onnadenkend’ te werk ging. Maar daarvoor is het noodzakelijk te weten wat die ‘onnadenkendheid’ precies inhoudt. Onder andere in haar werk over het denken, The Life of the Mind, duikt Arendt dieper op de materie in en het boek kan in veel opzichten gelezen worden als een verwerking van haar constateringen en conclusies over Eichmann. Dat is de reden dat we nu Arendts theorie over het oordeel onder de loep zullen nemen.

142 Cesarani 2004, a.w., p. 351.

(31)

31

3. Oordelen

Om Arendts theorie van het oordelen te kunnen bespreken, zullen we (niet voor het eerst) een belangrijk voorbehoud moeten maken. Dit voorbehoud bestaat erin dat Arendt haar theorie over het oordeelsvermogen nooit volledig heeft kunnen schrijven. Zij stierf op 4 december 1975, vlak na het afronden van deel twee van The Life of the Mind, over de wil. Van het derde deel van het drieluik over ons mentale leven, dat over oordelen zou gaan, heeft Arendt naar verluid niet meer kunnen schrijven dan de titel, vergezeld door twee motto’s.144 Dat maakt dat we nooit precies zullen weten wat Arendt over het oordelen zou hebben geschreven. Voor deze scriptie levert dit, hoe we het ook wenden of keren, problemen op. Want wat kunnen we precies zeggen over het oordeelsvermogen zonder Arendt verkeerd te begrijpen of zelfs geweld aan te doen? Dit probleem wordt enigszins ondervangen doordat Arendt op verschillende plaatsen in The Life of the Mind vooruitwijst naar haar nog te schrijven werk over het oordeelsvermogen. In deze verwijzingen kunnen we regelmatig iets zien van de koers die Arendt waarschijnlijk zou hebben gekozen met betrekking tot het oordelen. Meer van dat soort aanwijzingen zijn te vinden in haar lezingen over Kants politieke filosofie en in het eveneens recentelijk verschenen

Responsibility and Judgment. Verderop zullen we merken dat dit echter niet één consistent

verhaal oplevert. Omdat geen van de genoemde werken direct en alleen over het oordelen gaat, zullen we nu een kleine maar noodzakelijke omweg moeten maken. Deze omweg zal voeren langs de voornaamste onderwerpen die wél expliciet aan bod komen en waarbij we iets van Arendts gedachten over oordelen kunnen zien: onze mentale capaciteiten en, specifiek, het denken. Volgens Arendt zijn denken, willen en oordelen namelijk aan elkaar gelieerd: ze vormen samen ons mentale leven.145 Op verschillende punten verwijzen ze naar elkaar, maar nergens zijn ze precies hetzelfde. We zullen nu achterhalen waar en hoe er naar het oordelen verwezen wordt en wat we daaruit mogen concluderen.

3.1. Mentale activiteit

The Life of the Mind is, zo zagen we, direct voortgekomen uit het proces tegen Adolf

Eichmann. Arendt stelt naar aanleiding van dit proces nieuwe vragen bij de schijnbare relatie tussen denken en het kwaad. Bestaat kwaad bijvoorbeeld zonder diepere motieven? Is werkelijk kwaad ook zonder de voorwaarde van 'snoodheid' (wickedness) mogelijk? Is

144 Arendt 1982, Lectures on Kant’s Political Philosophy, p. 89. 145 Arendt 1971, t.a.p., p. 69.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In the concluding part Arendt’s approach is held out to historians, emphasising that they bear responsibility to discuss what history means to the contemporary world.. A

Scholem reageert als door een wesp gestoken, in een lange brief, waarop vervolgens ook Arendt in de pen klimt om Scholem omstandig uit te leggen dat zij niet van plan is om voor

Het klassieke voorbeeld is Adolf Eichmann, die tijdens zijn proces in Jeruzalem in 1961 de verantwoordelijkheid voor zijn betrokkenheid bij de genocide op het Joodse volk verschoof

Gadamer stelde dat ieder begrijpen begint met vooroordelen, die (zoals we zagen) op de proef gesteld, opgeschort en bijgesteld worden – oordelen zijn dus beginpunten van

Als er een beenlengteverschil is, en dat wordt niet veroorzaakt door een verschil in onderbeenlengte, betekent dat ‘afwijkende bevindingen bij het lichamelijk onderzoek’, en is

Thus, the majority of the respondents were in favour of all the statements as listed in the tool: that section has inventory policies; that policies and

In dit onderzoek werd onderzocht of de nieuwe faux pas test hetzelfde positieve verband heeft met vloeibare intelligentie, aandacht en EF als de oude faux pas test, zoals

To facilitate this process, research is needed to understand how teachers learn through design, how this process may be supported, and how teacher involvement in