• No results found

De bereddingsplicht in het schadeverzekeringsrecht in rechtsvergelijkend perspectief : Nederland vs. Duitsland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De bereddingsplicht in het schadeverzekeringsrecht in rechtsvergelijkend perspectief : Nederland vs. Duitsland"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De bereddingsplicht in het schadeverzekeringsrecht in rechtsvergelijkend

perspectief;

Nederland vs. Duitsland

Auteur: F. R. Lieben (5650402)

Master: Privaatrechtelijke Rechtspraktijk

Afstudeerrichting: Verzekeringsrecht

Eerste lezer: mr. H. P. D. (Doeke) den Teuling

Tweede lezer: prof. dr. mr. M. L. (Marc) Hendrikse

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 2

1. Ontstaanswijze van de bereddingsplicht bij schadeverzekeringen ... 4

§ 1.1; Wijziging van de wettelijke grondslag van het verzekeringsrecht in Nederland ... 5

§ 1.2; De veranderingen sinds het bestaan van Titel 7.17 BW voor de bereddingsplicht ... 6

§ 1.3; De indeling van Titel 7.17 BW; het moderne verzekeringsrecht ... 6

§ 1.4; De verplichtingen van de verzekerde ... 7

2. Rechtsvergelijking; Nederland vs. Duitsland ... 9

§ 2.1; De doeleinden van rechtsvergelijking ... 9

§ 2.2; Noemenswaardige verschillen tussen de rechtssystemen en het toezicht ... 10

3. De bereddingsplicht in Nederland ... 12

§ 3.1; Algemeen ... 12

§ 3.2; De omvang van de bereddingsplicht ... 13

§ 3.2.1; Het aanvangsmoment ... 13

§ 3.2.2; De begrenzing ... 14

§ 3.3; De bereddingskosten ... 15

§ 3.4; Niet-nakoming van de bereddingsplicht ... 18

4. De bereddingsplicht in Duitsland ... 21

§ 4.1; Algemeen ... 22

§ 4.2; De omvang van de bereddingsplicht ... 23

§ 4.2.1; Het aanvangsmoment ... 23

§ 4.2.2; De begrenzing ... 24

§ 4.3; De bereddingskosten ... 25

§ 4.4; Niet-nakoming van de bereddingsplicht ... 26

5. De overeenkomsten en verschillen tussen de beide rechtssystemen voor de bereddingsplicht………30

§ 5.1; Algemeen ... 30

§ 5.2; Het aanvangsmoment ... 30

§ 5.3; De begrenzing ... 31

§ 5.4; De bereddingskosten ... 31

§ 5.5; Niet-nakoming van de bereddingsplicht ... 32

6. Conclusie ... 34

Literatuurlijst ... 36

Jurisprudentie & Kamerstukken ... 38

Nederlandse jurisprudentie: ... 38

Duitse jurisprudentie: ... 38

(3)

Inleiding

Het klinkt als vanzelfsprekend, maar lang niet iedereen weet dat er daadwerkelijk een wettelijke verplichting bestaat de schade tijdens een gebeurtenis waarvoor je verzekerd bent zo veel mogelijk te verminderen of te voorkomen. En dat als je hiermee in strijd handelt men het recht op

schadevergoeding mogelijkerwijs (gedeeltelijk) kan verliezen.

Het gaat hier om de bereddingsplicht; de plicht waar elke schadeverzekeraar rekening mee houdt bij het behandelen van zijn schadeclaims. Deze verplichting van de verzekerde is in Nederland te vinden in art. 7:957 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De verzekerde is hier volgens de wet verplicht alle redelijke maatregelen te nemen ten einde de schade bij een verzekerd voorval zo veel mogelijk te beperken. Indien de verzekeraar schade lijdt door een omstandigheid die de verzekerde had kunnen voorkomen heeft de verzekeraar het recht deze kosten in mindering te brengen op de uitkering die zij aan de verzekerde moet betalen.

Welke maatregelen mogen er van de verzekerde worden verwacht? Wat is redelijk? Vanaf welk moment wordt er van iemand verwacht dat hij maatregelen neemt en tot wanneer duurt deze

bereddingsverplichting? Al deze vragen omtrent de bereddingsplicht zullen in dit onderzoek de revue passeren.

Net als Nederland kent ons buurland Duitsland eenzelfde soort verplichting voor verzekerden. Het verschil met onze oosterburen is dat zij de bereddingsplicht niet in hun burgerlijk wetboek hebben staan, maar in het Versicherungsvertragsgesetz (hierna: VVG); een bijzondere wet die voorgaat op hun burgerlijke wetboek; het Bürgerliche Gesetzbuch (hierna: BGB). In Duitsland vloeit de

bereddingsplicht oorspronkelijk voort uit een ‘Obliegenheit’; het is geen civiele verbintenis omdat deze plicht niet afdwingbaar is, maar bij niet-nakoming wordt er wel bestraft met een juridische sanctie, wat bij een natuurlijke verbintenis niet het geval is.1 De bereddingsplicht vloeit dus voort uit het feit dat men gehouden is zorg te dragen voor zijn eigen belangen. Sinds 1 januari 2008 is de bereddingsplicht vastgelegd in een bijzondere wet en daardoor net als in Nederland afdwingbaar geworden.

Wat is nu precies het gevolg van het niet opnemen van deze plicht in het BGB maar in het VVG. Heeft dit codificatieverschil gevolgen voor de bereddingsverplichting in zijn geheel? Om hier een antwoord op te vinden zal ik eerst de bereddingsplicht in het Nederlandse rechtssysteem behandelen waarbij ik uiteenzet hoe deze plicht überhaupt is ontstaan. Daarna zal ik alle wettelijke elementen die bij deze verplichting horen behandelen zodat er een duidelijk beeld ontstaat hoe wij in Nederland met dit fenomeen omgaan. Daarna zal ik hetzelfde doen met de bereddingsplicht in het Duitse rechtssysteem. Op deze manier zal er een helder beeld ontstaan van hoe de bereddingsplicht zich vanuit een

rechtsvergelijkend perspectief verhoudt tussen de beide rechtssystemen. De centrale vraagstelling van dit onderzoek luidt dan ook:

1

(4)

“Hoe wordt de bereddingsplicht in Nederland respectievelijk Duitsland toegepast en bij welk rechtssysteem leidt deze verplichting tot het meest efficiënte resultaat?”

Teneinde op deze vraagstelling een helder en overzichtelijk antwoord te vinden zal ik gebruik maken van wetenschappelijke literatuur, wetgeving en de bijbehorende Nederlandse en Duitse jurisprudentie.

(5)

1.

Ontstaanswijze van de bereddingsplicht bij schadeverzekeringen

Een mens loopt over het algemeen liever risico op een grote kans met kleine schade dan op een kleine kans op grote schade. Er is echter ook een middenweg mogelijk. Met de komst van de

schadeverzekeringen wordt de optie geopend om voor de kans op gelijkblijvende verwachte schade te kiezen. Degene die hiervoor kiest zal een premie aan de verzekeraar moeten betalen, waarbij de verzekeraar tegen polisvoorwaarden diens risico overneemt.2

Het gevolg hiervan is dat verzekerden sneller geneigd zijn zich roekeloos en onvoorzichtig te

gedragen. Waarom zouden zij zich immers inhouden als de kosten die eventueel gemoeid zijn met hun roekeloze gedrag door de verzekeraar worden vergoed? Deze gedragsverandering wordt ook wel moreel risico genoemd.3

Mensen worden minder voorzichtig door het hebben van een verzekering en dat brengt meer schade met zich mee. Het gevolg hiervan is dat de verzekeraar de premie zal verhogen waardoor het minder aantrekkelijk wordt verzekerd te blijven of een verzekering aan te gaan. Er moest dus een andere manier worden gevonden om de verzekerde een prikkel te geven zodat deze ondanks zijn verzekering er baat bij heeft dat geen schade ontstaat.4 Hier zijn een aantal mogelijkheden op bedacht. Drie daarvan zijn in de polisvoorwaarden te vinden en een vierde in de wet. Samenloop is echter ook mogelijk.

De eerste optie is dat de verzekeraar in de polisvoorwaarden omschrijft hoe de verzekerde zich dient te gedragen indien hij zijn volledige dekking wil genieten. Men kan hierbij denken aan het verplicht aanwezig hebben van een brandblusser op elke verdieping bij een brandverzekering van een woonhuis. Verder kan men denken aan een keurmerk die een slot op je fiets minimaal moet hebben bij het

aangaan van een diefstalverzekering.

De tweede en derde mogelijkheid om moreel risico uit de weg te gaan zijn ook gelegen in de polisvoorwaarden. De verzekeraar kan namelijk een deel van het risico op de schouders van de verzekerde leggen door middel van het inbouwen van een eigen risico of een no-claim korting. Bij een eigen risico zal de schade nooit volledig worden vergoed en komt altijd een bepaald bedrag voor rekening van de verzekerde. Bij de no-claim korting heeft de verzekerde er baat bij dat hij zo veel mogelijk schadevrije jaren opspaart, omdat zijn premie dan elk jaar lager wordt. Indien wel schade intreedt en een uitkering plaatsvindt, zal de korting wegvallen en betaalt de verzekerde weer de normale premie.

Om moreel risico volledig tegen te gaan zou het uitstekend zijn als de verzekeraar niet hoeft uit te keren indien de verzekerde enig verwijt valt te maken voor het ontstaan van de schade. Helaas is dit niet te realiseren omdat men juist een verzekering sluit tegen risico’s die ontstaan bij onzorgvuldig gedrag.

2

Visscher 2006. p. 1

3

Wery & Mendel 2010. p. 8

(6)

Er moet dus een scheiding worden gemaakt bij welke mate van schuld de verzekeraar wel moet uitkeren en wanneer niet. Het gaat in feite dus om de gradatie van eigen schuld. Indien een verzekerde met opzet schade toebrengt aan het verzekerde goed hoeft er niet te worden uitgekeerd op grond van art. 7:952 BW. Van de verzekerde wordt verlangd dat hij zorgvuldig met het verzekerde goed omgaat.

In het verlengde van deze kwestie ligt de vierde oplossing om moreel risico te bestrijden en deze is vastgelegd in de wet (art. 7:957 BW). Het gaat hier om de bereddingsplicht die kortgezegd inhoudt dat de verzekerde, zodra hij van het ophanden zijnde risico op de hoogte is of behoort te zijn, redelijke maatregelen moet treffen die de schade kan voorkomen of beperkt. De kosten van deze beredding komen voor rekening van de verzekeraar. Indien de verzekerde deze plicht niet nakomt is hij schadeplichtig jegens de verzekeraar. In dit onderzoek zal ik deze vierde optie van alle kanten belichten en vergelijken met ons buurland Duitsland.

Wanneer ik het in het vervolg van dit onderzoek heb over de term ‘verzekerde’, bedoel ik hiermee ook de verzekeringnemer indien deze twee niet dezelfde persoon zijn.5 Dit is namelijk het geval indien de verzekering ten behoeve van een derde is gesloten.

§ 1.1; Wijziging van de wettelijke grondslag van het verzekeringsrecht in Nederland

Tot 1 januari 2006 stonden de bijzondere bepalingen omtrent verzekeringen in het Wetboek van Koophandel (hierna: WvK) en zijn ze nu te vinden in Titel 7.17 van het BW. De nieuwe wettelijke regeling geeft voor een belangrijk deel weer hetgeen op grond van de jurisprudentie en de

polispraktijk de al gangbare wijze was.6 Er zijn bovendien een aantal wijzigingen doorgevoerd die nodig waren in verband met de veranderde maatschappelijke positie die de verzekerde particulier tegenwoordig inneemt. Vóór 1 januari 2006 stond het verzekeringsrecht meer in het teken van het vertrouwensbeginsel; het beschermen van de verzekeraar tegen fraude door de verzekerde. Dit kwam bijvoorbeeld voor indien de verzekerde een te hoog schadebedrag opgaf bij het indienen van zijn claim, of wanneer de verzekerde onjuiste of onvolledige informatie opgaf bij het aangaan van de verzekering.

Het gezichtspunt is op dit gebied halverwege de vorige eeuw sterk veranderd. Het verzekeringsrecht heeft een meer sociale functie gekregen en de zwakkere partijen, de verzekerden en benadeelden, hadden meer wettelijke bescherming nodig zich te weren tegen de machtige grote

verzekeringsmaatschappijen. Het verzekeringsrecht behoort zekerheid te bieden aan individuen die in het maatschappelijk verkeer risico’s lopen die zij zelf niet kunnen dragen. Deze risico’s worden afgewenteld op de collectieve entiteiten, in dit geval de verzekeringsmaatschappijen.7

5

Memorie van toelichting II 2005/30137 nr. 3

6

Tolman 2006. p. 3

7

(7)

Dat de wijzigingen pas in 2006 zijn doorgevoerd heeft simpelweg te maken met het feit dat deze punten niet hoog op de politieke agenda stonden.8 Bovendien liepen de jurisprudentie en de wetgeving in het WvK niet meer parallel, waardoor wijziging van het verzekeringsrecht niet meer kon uitblijven.

§ 1.2; De veranderingen sinds het bestaan van Titel 7.17 BW voor de bereddingsplicht

Sinds het moderne verzekeringsrecht is een aantal regelingen grondig gewijzigd, dit geldt ook voor de bereddingsplicht. Zowel op het terrein van het intreden van de plicht als op de hoogte en omvang van de vergoeding door de verzekeraar zijn wijzigingen doorgevoerd.

In art. 283 WvK was opgenomen dat de bereddingsplicht bestond wanneer er schade was ontstaan. De verzekerde moest deze schade zo veel mogelijk beperken indien dit mogelijk was. In het nieuwe art. 7:957 BW heeft de verzekerde deze schadebeperkende plicht ook wanneer een onmiddellijk

dreigingsgevaar van schade is. Dit komt tot uitdrukking door de formulering: ‘de verwezenlijking van het risico of het ophanden zijn daarvan’. Wat hier precies onder wordt verstaan zal ik nader uitleggen in hoofdstuk 3.

Voor wat betreft de omvang van de bereddingsplicht is van belang in hoeverre de verzekerde de mogelijkheid heeft de schade te beperken en dus de nodige maatregelen kan nemen. Dit staat met zo veel woorden in de formulering ‘binnen redelijke grenzen’. De bereddingsplicht wordt dus beperkt tot hetgeen in redelijkheid van de verzekerde mag worden verwacht.

In verband met de bereddingskosten die (soms) gepaard gaan met de bereddingsplicht, is in de

jurisprudentie bepaald dat de maatregelen niet tot daadwerkelijk resultaat hoeven te leiden.9 Het is wel van belang dat de maatregelen eventueel kunnen leiden tot vermindering of voorkoming van schade.10 In paragraaf 3.3 zal ik hier dieper op in gaan.

§ 1.3; De indeling van Titel 7.17 BW; het moderne verzekeringsrecht

De wetgever heeft Titel 7.17 van het BW ingedeeld in drie afdelingen. De eerste afdeling gaat over verzekeringen in het algemeen. Hieronder vallen bijvoorbeeld de bepalingen omtrent precontractuele verplichtingen van verzekerde en verzekeraar en de bijbehorende rechtsgevolgen indien één der partijen deze niet nakomt.

De tweede afdeling gaat over schadeverzekeringen. Deze verzekeringssoort is in dit

rechtsvergelijkende onderzoek over de bereddingsplicht het meest van belang en zal ik daarom uitsluitend behandelen. De schadeverzekering kenmerkt zich doordat deze strekt tot vergoeding van vermogensschade die de verzekerde zou kunnen lijden.

8

Hendrikse, Van Huizen & Rinkes 2011. p. 2-3

9

13-06-1975, NJ 1975, 509

(8)

De derde en tevens laatste afdeling gaat over de sommenverzekering. De sommenverzekering is de verzekering waarbij het onverschillig is of en in hoeverre met de uitkering schade wordt vergoed. Men moet hierbij denken aan een levensverzekering of een arbeidsongeschiktheidsverzekering waarbij het afgesproken bedrag wordt uitgekeerd indien er een gedekte gebeurtenis plaatsvindt. Ook voor deze verzekeringsvorm geldt een bereddingsplicht van de verzekerde, maar omdat ik mij beperk tot de bereddingsplicht bij de schadeverzekering zal ik hier niet verder op in gaan. Er moet terug worden gegrepen naar de boeken 3, 5 en 6 wanneer boek 7 geen specifieke regeling biedt.11

§ 1.4; De verplichtingen van de verzekerde

De verplichtingen die op de verzekerde rusten kunnen zowel in de wet als in de polisvoorwaarden zijn opgenomen. De verplichtingen in de wet zijn veeleer regelend van aard hetgeen tot gevolg heeft dat veel verzekeraars afwijkende bepalingen in hun polisvoorwaarden kunnen opnemen. Naast het betalen van premie heeft de verzekerde nog een aantal belangrijke verplichtingen:

- Meldingsplicht: de verzekerde is verplicht zo spoedig mogelijk bij de verzekeraar melding te maken van de schade. De meldingsplicht gaat in op het moment dat de verzekerde van de verwezenlijking van de schade op de hoogte is of behoort te zijn.12 Doet de verzekerde dit niet, dan heeft de verzekeraar het recht de hoogte van de uitkering te verminderen met de schade die hij daardoor lijdt. Indien de verzekerde niet aan zijn meldingsplicht voldoet met opzet om de verzekeraar de misleiden vervalt het recht op uitkering.

- Informatieplicht: de verzekerde moet de verzekeraar binnen een redelijke termijn voorzien van alle inlichtingen en informatie die voor de verzekeraar van belang zijn om de

uitkeringsplicht te kunnen beoordelen. Niet alleen bij het afsluiten van de verzekering (de precontractuele informatieplicht), maar ook tijdens de looptijd van de verzekering indien er iets verandert in de situatie van het verzekerde object; ook wel de risicoverzwarende omstandigheden genoemd. Dit vloeit voort uit de redelijkheid en billijkheid.13 - Bereddingsplicht: op de verzekerde rust de verplichting om, wanneer hij van de

verwezenlijking van het risico of het ophanden zijn daarvan op de hoogte is, of behoort te zijn, naarmate hij daartoe in de gelegenheid is, binnen redelijke grenzen alle maatregelen te nemen. Deze verplichtingen zijn er om de verzekeraar een mogelijkheid te bieden een kansberekening te maken over het eventueel inschatten van het risico dat zij overneemt. Dit risico is immers van belang voor de hoogte van de premie en of de verzekeraar überhaupt de verzekering met de desbetreffende persoon wil sluiten. Een verzekeraar verlangt nakoming van deze verplichtingen omdat zij in de toekomst wil voorkomen dat zij schadevergoedingen uitkeert die zij op grond van de door haar

11

Teunissen 2004. p. 17; Hendrikse, Van Huizen & Rinkes 2011. p. 5

12

Art. 7:941 BW; Van Tiggele-Van Der Velde 2008. p. 293

(9)

gehanteerde kansberekeningen niet had ingeschat. Op het niet nakomen van deze verplichtingen zijn dan ook verschillende sancties van toepassing. In de paragrafen 3.4 en 4.4 zal ik de

sanctiemogelijkheden op het niet nakomen van de bereddingsplicht behandelen voor zowel Nederland als Duitsland.

(10)

2.

Rechtsvergelijking; Nederland vs. Duitsland

Zoals gezegd zal mijn onderzoek gebaseerd zijn op rechtsvergelijking. In dit hoofdstuk zal ik kort uitleggen wat rechtsvergelijkend onderzoek precies inhoudt, welke functies het heeft en waar ik mij voornamelijk op zal richten. Dit zal ik vervolgens toepassen op zowel het Nederlandse als het Duitse rechtssysteem.

§ 2.1; De doeleinden van rechtsvergelijking

In de eerste helft van de 20ste eeuw was men van mening dat rechtsvergelijking verbonden was met één of enkele doeleinden. Met de tijd veranderde deze visie en moest men tot de conclusie komen dat rechtsvergelijking meerdere uiteenlopende doelen dient. Er worden in de literatuur wel verschillende doeleinden beschreven maar er bestaat tot nog toe geen eenduidigheid over.14

Rechtscomparisten zijn het wel met elkaar eens dat het belangrijkste doel van het vergelijken van rechtsstelsels kennisvergaring is. Deze kennisvergaring wordt door Zweigert en Kötz in hun boek ‘Funktionen und Ziele der Rechtsvergleichung’ ook wel de ‘primäre Funktion’ van rechtsvergelijking genoemd. Hun verhaal over de rechtsvergelijking wordt in de literatuur als standaardwerk erkend en bevat de meest uitgebreide opsommingen van de rechtsvergelijkende doeleinden.15

Men moet volgens Zweigert en Kötz onderscheid maken tussen het doel en het nut van rechtsvergelijkend onderzoek. Bovendien heeft deze vorm van onderzoek ook nog een aantal neveneffecten. Met het doel van rechtsvergelijkend onderzoek hebben we het voornamelijk over het verwerven van nieuwe kennis. Met het nut wordt bedoeld wat we met deze nieuw verkregen kennis doen.16

Door te stellen dat kennisverwerving de primaire functie van rechtsvergelijking is, impliceren zij dat sprake is van meerdere doeleinden. Deze doeleinden zijn echter van ondergeschikt belang. Zweigert en Kötz noemen deze doeleinden dan ook ‘Weitere Funktionen’ van rechtsvergelijking. Als

voorbeelden noemen ze onder andere het begrijpen van sociale en culturele verschillen en het zoeken naar oorzaken die verschillen in jurisprudentie tussen verschillende landen teweegbrengen.17

Maar wat is nu precies het nut van het aanbrengen van een scheiding tussen het nut en het doel van rechtsvergelijking? Een belangrijk voordeel is bijvoorbeeld dat het verwerven van kennis totaal iets anders is dan het verbeteren van het eigen recht. Het is immers voor elk rechtsvergelijkend onderzoek van belang dat er kennis wordt vergaard, anders heeft het geen enkel nut. Als je met deze verworven kennis je eigen rechtsstelsel verbeterd, dan is dat één van de toepassingsmogelijkheden waar je de

14 Zweigert & Kötz 1996. p. 13 15 Zweigert & Kötz 1996. p. 12-31 16

Constantinesco & Hübner 2001. p. 286

(11)

kennisvergaring voor kan gebruiken. Zo zijn er veel uiteenlopende mogelijkheden waar je je verworven kennis op kan toepassen, waarvan ik er hierboven al twee heb genoemd.

Zoals gezegd heeft rechtsvergelijkend onderzoek ook een aantal positieve neveneffecten. Het doen van rechtsvergelijkend onderzoek levert namelijk een resultaat op met een bepaalde uitkomst. Deze uitkomst kan bijvoorbeeld gelegen zijn in het verbeteren van het begrip tussen verschillende rechtstelsels. Als de wetgever meer duidelijkheid omtrent verschillende rechtstelsels heeft dan kan dit hem helpen bij de uitvoering van zijn werkzaamheden. Bovendien heeft het een positieve invloed op unificatie van het recht.

Ter verduidelijking van de onenigheid die er heerst omtrent de doeleinden van rechtsvergelijking zal ik ook de visie van professor en rechtscomparatief auteur Kamba weergeven. De belangrijkste taak van rechtsvergelijking is volgens Kamba het bieden van hulp bij het wetgevingsproces. Men kan dit onderverdelen in een tweetal stadia. Allereerst kan rechtsvergelijking hulp bieden bij de vorming van nieuwe regels of bij het veranderen dan wel afschaffen van bestaande regels. Daarbij heeft

rechtsvergelijking niet alleen een positief effect op de vorming van nieuw recht, maar ook op de techniek die bij de vorming van nieuw recht wordt toegepast. Denk hierbij aan de formulering van wetgeving etc.

Als men het heeft over hulp bij het wetgevingsproces moet men onder andere denken aan de invulling van lacunes die het huidige recht kent. Bovendien kan de rechtsvergelijking hulp bieden bij de uitleg en interpretatie van rechtsbeginselen die een buitenlandse oorsprong hebben. Volgens Kamba is harmonisatie en unificatie van wetgeving zonder deze vergelijkingsvorm niet mogelijk.18 Omdat Nederland en Duitsland hun privaatrechtelijke wortels beide hebben liggen in het Romeinse recht vertonen de rechtsstelsels veel verwantschappen en zijn ze (nog steeds) onderhevig aan invloeden van elkaar.19

§ 2.2; Noemenswaardige verschillen tussen de rechtssystemen en het toezicht

Net zoals Nederland het Burgerlijk Wetboek kent, heeft Duitsland het Bürgerliche Gesetzbuch. De opbouw van deze twee privaatrechtelijke wetboeken is vrijwel identiek. Verschil is dat het BW is ingedeeld in negen boeken en het BGB in vijf, te weten: Algemeen deel (I), Verbintenissenrecht (II), Zakenrecht (III), Familierecht (IV) en Erfrecht (V). De Duitsers wilden een zo eenvoudig en

overzichtelijk mogelijk systeem waardoor ze alle algemene bepalingen die op alle verbintenissen van toepassing zijn in een algemeen deel hebben geplaatst. Hierin worden basisbegrippen gedefinieerd en algemene rechtsregels opgesteld die voor alle boeken in het BGB van toepassing zijn.20 Hierbij moet

18

Kamba 1974. p. 489-505

19

Smits & Wijers 1995. p. 5-6

20

(12)

men denken aan het begrippen als rechtspersoon en de wilsverklaringen die nodig zijn voor de rechtshandelingen als koop, huur, het arbeidscontract, het contractuele testament etc.

Evenals in Nederland is de verzekeringsovereenkomst in Duitsland een private overeenkomst. Aangezien het economische belang van verzekeringsmaatschappijen groot is, is het

contractenrechtelijke gedeelte van de verzekeringen opgenomen in een speciaal

‘Versicherungsvertragsgesetz’ (hierna: VVG). Deze wetgeving is uitgevaardigd in 1908.21

Als

bijzondere wet heeft het VVG voorrang op het BGB, waarbij vooral de boeken I en II van het BGB op de algemene voorwaarden van een verzekeringsovereenkomst van toepassing zijn.

In Nederland is het moderne verzekeringsrecht geregeld in Titel 7.17 van het BW en we maken dus geen gebruik van een aparte bijzondere wet. Desalniettemin gaat Titel 7.17 als bijzondere

verzekeringswetgeving wel voor op de algemene bepalingen van het BW. Indien men met Titel 7.17 BW er niet uitkomt, grijpt men terug naar de algemene bepalingen die de boeken 3, 5 en 6 van het BW te bieden hebben.22

De termen in een Duits verzekeringscontract zijn vaak erg gevarieerd waardoor het lastig kan zijn voor een leek om de overeenkomst grondig te begrijpen. Deze verscheidenheid in terminologie is echter technisch gerechtvaardigd vanwege de complexiteit van de juridische constructie van het BGB. Er is uiteraard wel een toezichthoudend orgaan om een oogje in het zeil te houden. Naast het VVG en de BGB hebben ook de Wet op het toezicht op Verzekeringsondernemingen (hierna: VAG) en het Handelswetboek (hierna: HGB) indirect invloed op het Duitse verzekeringsrecht. Het VAG regelt dat toezicht wordt gehouden op verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen. Er staan richtlijnen in die van belang zijn voor de voortzetting van bedrijven waarbij bescherming van consumenten

bijzondere aandacht krijgt. De VAG regelt ook zaken op het gebied van deelnemingen en buitenlandse dochterondernemingen. Het toezichthoudende orgaan van deze wet wordt de BaFin genoemd: ‘de Bundesanstalt für Finanzdienstleistungsaufsicht’.23

In Nederland houden De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiele Markten (Hierna: AFM) toezicht op de binnen- en buitenlandse verzekeraars met een vestiging in Nederland. De Wet op het Financieel Toezicht (hierna: Wft) bevat allerlei regels voor het aanbieden, adviseren en bemiddelen van financiële producten aan consumenten, en in het geval van verzekeringen ook aan ondernemingen. Op grond van de Wft dienen alle financiële dienstverleners, zoals banken en verzekeraars, over een vergunning te beschikken. Deze vergunning wordt verstrekt indien de financieel dienstverlener over voldoende liquide middelen beschikt en gerund wordt door betrouwbare en deskundige bestuurders.24

21

Http://www.versicherungsvertragsgesetz.com/

22

Hendrikse, Van Huizen & Rinkes 2011. p. 5

23

Brozy 2008

(13)

3. De bereddingsplicht in Nederland

Dit is het hoofdstuk waar we meer tot de essentie van het schrijven van deze scriptie komen. Allereerst zal ik wat algemene informatie geven omtrent de bereddingsplicht en hoe deze plicht wordt gebruikt in het Nederlandse verzekeringsrecht. Bovendien zullen de jurisprudentie en mogelijke discussiepunten de revue passeren.

§ 3.1; Algemeen

De bereddingsplicht die in dit onderzoek centraal staat is vastgelegd in artikel 7:957 BW. Het artikel bepaalt dat de verzekerde verplicht is binnen redelijke grenzen alle maatregelen te nemen die tot voorkoming of vermindering van schade kunnen leiden zodra deze van de verwezenlijking van het risico of het ophanden zijn daarvan op de hoogte is of behoort te zijn.

Deze wet is in het leven geroepen om het morele risico dat ontstaat bij verzekerden te beperken. Verzekerd zijn doet angst voor hoge kosten wegvallen en lokt daardoor roekeloos en onvoorzichtig gedrag uit. De bereddingsplicht probeert ervoor te zorgen dat de verzekerde zich zo veel mogelijk gedraagt alsof hij niet verzekerd is en er zelf baat bij heeft dat de schade uitblijft. Door middel van een kostenvergoeding wordt de verzekerde gestimuleerd een schadebeperkende actie te ondernemen.25

Deze bereddingskosten zijn omschreven in art. 7:959 BW. Het gaat om de kosten die zijn ingezet bij de beredding samen met de redelijke kosten die zijn gemaakt voor het vaststellen van de schade; de expertisekosten. Indien de verzekerde in strijd handelt met de bereddingsplicht mag de verzekeraar die daardoor schade lijdt een deel van de schadevergoeding inhouden en verrekenen met de uitkering. Wel moet de ontstane schade dermate causaal verband houden met de schending van de bereddingsplicht en de schending moet de verzekerde ook daadwerkelijk kunnen worden toegerekend.

Sommige auteurs stellen dat de bereddingsplicht in Nederland een ‘obliegenheit’ is. Met andere woorden: men is dan van mening dat de bereddingsplicht geen civiele verbintenis is omdat het niet afdwingbaar is, maar in tegenstelling tot een natuurlijke verbintenis wel bestraft kan worden met een juridische sanctie. Stadermann is het hier niet mee eens. Hij is van mening dat de bereddingsplicht wel afdwingbaar is, omdat het een contractuele verplichting is die op de verzekerde rust. Of de

bereddingsplicht wel of geen obliegenheit is, is volgens Hendrikse irrelevant. Als men een verbintenis niet nakomt heeft deze persoon op grond van 6:74 BW sowieso een verplichting tot schadevergoeding. Als men de bereddingsplicht niet als een contractuele verbintenis ziet mag men diegene alsnog straffen door zijn uitkering te verminderen.26

25

Shavell 1979. p. 546

26

(14)

§ 3.2; De omvang van de bereddingsplicht

De bereddingsplicht heeft een aantal elementen waar zij aan moet voldoen voordat zij in werking treedt. Aan de hand van een aantal overzichtelijke sub-paragrafen zal ik dit duidelijk maken. Allereerst zal ik uitleggen wanneer de verzekerde de nodige maatregelen moet nemen waarbij het

aanvangsmoment centraal staat. Aangezien van de verzekerde niet het onmogelijke gevergd mag worden zal ik daarna de grenzen van de bereddingsplicht behandelen. Daarna komen de

bereddingskosten en de sancties op niet-nakoming aan bod.

§ 3.2.1; Het aanvangsmoment

Van de verzekerde wordt verwacht dat hij de schade zo veel mogelijk probeert te voorkomen vanaf het moment van de verwezenlijking van het risico of het ophanden zijn daarvan. Aangezien dit moment niet hard omlijnd is ontstaat hier dan ook de nodige discussie over. Wanneer is verwezenlijking van risico ophanden en vanaf welk moment moet iemand in actie komen? Kan van een sportief iemand meer gevraagd worden dan van iemand die minder valide is? Met andere woorden: spelen de omstandigheden van het geval een rol?

Men mag er dus van uit gaan dat van de verzekerde maatregelen mogen worden gevergd die niet alleen het intreden van het gedekte risico trachten te voorkomen, maar ook de maatregelen die nodig zijn na het ontstaan van het ongeval. De schade moet dus worden voorkomen en indien mogelijk zo veel mogelijk worden beperkt.

Voor het moment waarop iemand moet overgaan tot een bereddingsactie is het niet voldoende dat er enige dreiging van gevaar is voor verwezenlijking van het risico. Er moet meer aan de hand zijn. De dreiging van gevaar moet zodanig zijn dat dit alleen door bijzondere maatregelen kan worden afgewend.27 Voor het ophanden zijn van risico moet er sprake zijn van een onmiddellijk dreigend gevaar. Als maatstaf is in het Staedion-arrest bepaald dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van onmiddellijk dreigend gevaar moet worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval.28 Het aanvangsmoment is heel casuïstisch en de rechter heeft dus een grote mate van

beoordelingsvrijheid. Advocaat-Generaal Timmermans heeft in een conclusie geschreven dat sprake is van een onmiddellijk dreigend gevaar als het risico dat men aan de verzekeraar heeft overgedragen zich dreigt te realiseren.29

De bereddingsverplichting kan ook zo ver gaan dat de verzekerde zijn bereddingstaak aan iemand anders moet overdragen. Dit kan van de verzekerde worden gevergd indien hij zelf niet is staat is om zijn bereddingsverplichting na te komen. Bovendien moet het overdragen van de bereddingsplicht niet bezwaarlijk zijn. Dit heeft de Rechtbank Arnhem geoordeeld in een zaak waarbij een caravanbezitter

27 Asser 2012. p. 537 28 HR 30-11-2007, NJ 2007, 641 29 HR 15-04-2011, Nr. 09/03012

(15)

zijn caravan gedurende de winter in een opslagplaats onder een boom had gezet. Er ontwikkelde zich een storm waardoor een tak van de boom op de caravan was gevallen waardoor er een gat in het dak van de caravan ontstond. Door dit gat is er water in de caravan gekomen met vochtschade tot gevolg. De verzekeraar weigerde deze schade te vergoeden omdat zij vond dat de verzekerde zijn

bereddingsverplichting had geschonden door na te laten de caravan te controleren op eventuele stormschade. De verzekerde stelde dat hij hiertoe niet in staat was vanwege een ziekte. De rechtbank stelde de verzekeraar in het gelijk en oordeelde dat de ziekte van de verzekerde geen belemmering vormde om iemand anders, bijvoorbeeld de vrouw de verzekerde, de inspectie aan de caravan te laten uitvoeren. 30

§ 3.2.2; De begrenzing

De verzekerde moet binnen redelijke grenzen alle mogelijke maatregelen nemen die tot vermindering of voorkoming van schade kunnen leiden. Wat binnen redelijke grenzen valt is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Het gaat er bovendien om dat de genomen maatregelen doelmatig moeten zijn geweest. Dit houdt in dat ze gericht moeten zijn op het beperken van de omvang van de schade.31 Als uitgangspunt vergelijkt de rechter de handelingen van de verzekerde of met wat er van een gemiddeld redelijk handelend verzekerde mag worden verwacht.

Het is niet zo dat de maatregelen die zijn genomen ter voorkoming of vermindering van schade ook daadwerkelijk doeltreffend moeten zijn geweest.32 Het gaat er puur om of binnen redelijke grenzen alle nodige maatregelen zijn genomen. Hebben ze geen effect gesorteerd dan doet dat niet af aan de verplichting van de verzekeraar de volledige schade uit te keren. Het is zelfs zo dat indien de genomen maatregelen een averechts effect hebben gehad en dus een kostenverhoging hebben opgeleverd de verzekerde haar recht op vergoeding van het geheel behoudt, zo lang de genomen maatregelen als redelijk en terecht kunnen worden aangemerkt.33

Dit is logisch omdat de verzekerde niet gestraft moet worden wegens het feit dat hij de verzekeraar probeert te helpen. Het is uiteraard anders indien de genomen schadebeperkende maatregelen zo misplaatst zijn dat een redelijk handelend persoon deze maatregelen nooit zou hebben genomen. Aan de hand van de situatie kan het zelfs nodig zijn tijdens de bereddingsactie contact op te nemen met de verzekeraar. Deze kan de actie zo nodig bijsturen of aanpassen.

Het volgende vereiste is dat de verzekerde in de gelegenheid moet zijn de nodige maatregelen te nemen. Ook hier is het weer afhankelijk van alle omstandigheden die zich in het concrete geval voordoen. Van een hoogbejaarde kan uiteraard minder gevergd worden dan van een jonge sportieve

30 Rb Arnhem 02-05-2012, LJN BW7722 31 Stadermann 2011. p. 85 32 HR 13-06-1975, NJ 1975/509 33 HR 13-06-1975, NJ 1975, 509

(16)

vrouw. Redelijkheid en billijkheid spelen hierbij een prominente rol waarbij beoordelingsvrijheid van de rechter op zijn plaats is.

De verzekerde moet wel kennis hebben van de verwezenlijking van het risico of het ophanden zijn daarvan. De Rechtbank van Rotterdam moest in 2011 oordelen over een geschil waarbij er sneeuw op het dak van een ijsbaan was gevallen waardoor een deel van het dak van de ijsbaan was ingestort. De verzekeraar stelde dat de ijsbaanhouder niet voldoende maatregelen heeft genomen om het sneeuw van het dak te verwijderen. De ijsbaanhouder stelde dat hij op grond van de voorspellingen van het KNMI de sneeuwbuien niet had kunnen zien aankomen. De Rechtbank stelde de ijsbaanhouder in het gelijk omdat het KNMI wel een paar centimeter sneeuw had voorspeld, maar niet de grote hoeveelheid sneeuw die het dak deed instorten. De ijsbaanhouder werd dus geacht niet op de hoogte te zijn van het ophanden zijnde risico.34 Indien hij er niet van op de hoogte is kun je hem immers niets verwijten en heeft hij ook niet gehandeld in strijd met de bereddingsplicht. Bij de evaluatie van de open norm of iemand op de hoogte is of dient te zijn is van belang of een redelijk handelend en zorgvuldig verzekerde in het concrete geval op de hoogte is of zou moeten zijn.35 Hendrikse is van mening dat indien de verzekerde niet op de hoogte is van de het ophanden zijn van het risico er alsnog een bereddingsverplichting op de verzekerde rust. Indien men deze verplichting dan niet-nakomt

rechtvaardigt hem een beroep op overmacht.36 Ik zou deze mening kunnen delen wanneer de wetgever niet letterlijk in de wet heeft bepaald dat de verzekerde ‘op de hoogte is of behoort te zijn’. Nu dit met zo veel woorden in te wet is geformuleerd dient naar mijn mening de verzekerde op de hoogte te zijn of behoort hij dat te zijn. Is hij dat niet dan rust op hem geen bereddingsverplichting.

De bereddingsplicht eindigt wanneer het gevaar voor risico op schade is geweken of de

schadeveroorzakende gebeurtenis tot een einde is gekomen. Tot die tijd bestaat voor de verzekerde een inspanningsverplichting om de schade te beperken. Men moet wel constant in het achterhoofd houden dat in het kader van de bereddingsplicht het puur gaat om het beperken van dreigende schade. Indien de dreiging wegvalt is voor de verzekerde geen bereddingstaak meer weggelegd.37

§ 3.3; De bereddingskosten

Volgens de oude regelgeving van art. 283 lid 2 WvK werden alle kosten vergoed die de verzekerde had gemaakt om verdere schade te voorkomen of te verminderen. Het maakte niet uit of de

bereddingskosten samen met de geleden schade de verzekerde som hadden overtroffen. Net als in het huidige ‘moderne’ verzekeringsrecht maakte het niet uit of de genomen maatregelen wel of geen succes hadden gehad. De vraag rees alleen wat er precies onder onkosten moest worden verstaan.

34 Rb Breda 21-07-2011, LJN BR2537 35 Rb Rotterdam 28-01-2013, LJN BZ1938 36 Stadermann 2011. p. 87 37

(17)

Vielen alleen de in geld gedane uitgaven eronder of kwamen ook andere op geld waardeerbare opofferingen voor vergoeding in aanmerking?

In 1914 werd er als eerst in het Amercentrale-arrest geoordeeld wat onder onkosten van art. 283 lid 2 WvK moest worden verstaan. 38 De Hoge Raad oordeelde dat de verzekerde naast de vergoeding van gemaakte kosten geen enkele aanspraak kon maken op een vergoeding van op geld waardeerbare opofferingen. Vervolgens werd het begrip onkosten in 2003 anders geformuleerd. In ’t Witte Paerdje-arrest werd afstand genomen van de Amercentrale-leer en kwam naast de kosten ook de schade aan bij de beredding ingezette goederen voor vergoeding in aanmerking, zelfs indien de beredding een tegengesteld effect heeft gehad.39

Sindsdien vergoedt de verzekeraar onder het moderne verzekeringsrecht in art. 7:957 lid 2 BW niet alleen de kosten die verbonden zijn aan het nemen van maatregelen om de schade te voorkomen of te verminderen, maar ook de schade aan zaken die de verzekerde tijdens de bereddingsactie heeft ingezet. Onder bereddingskosten vallen dus ook de kosten die de verzekerde heeft gemaakt maar die niet het gewenste resultaat hebben geleverd.

Indien men artikel 7:959 BW in samenhang leest met art. 7:963 lid 5 BW moet de verzekeraar

dwingendrechtelijk deze bereddingskosten vergoeden. De enige ruimte die de verzekeraar heeft om de vergoedingsverplichting te limiteren vindt men in art. 7:963 lid 6 jo 7:959 BW, maar daar kom ik straks op terug.

Het is billijk ook de kosten van ingezette zaken te vergoeden, ongeacht of deze zaken meeverzekerd of onverzekerd zijn.40 Bovendien maakt het ook niet uit of de betreffende ingezette zaken aan de verzekerde of een derde toebehoren. De vergoedingsplicht van de verzekeraar omvat met andere woorden dus ook schade aan zaken van derden die de verzekerde heeft ingezet om (andere) schade aan die (of een andere) derde te voorkomen of te beperken.41

Men heeft getwijfeld ‘op geld waardeerbare opofferingen’ ook in de wet voor vergoeding in aanmerking te laten komen. Probleem was echter dat door deze bewoordingen de te vergoeden

bereddingskosten te breed zouden kunnen worden opgevat.42 Een goed voorbeeld ter illustratie hiervan is de casus waarbij iemand zijn al geboekte vakantie had gecanceld om op tijd de nodige

bereddingsmaatregelen te kunnen nemen. Deze kosten van de gecancelde vakantie kwamen niet voor vergoeding in aanmerking omdat zij niet zijn gemaakt voor het directe inzetten van de beredding.43 Men moet de tekst van ‘ingezette zaken’ zeer secuur opvatten. Bij de behandeling van het wetsvoorstel over de bereddingskosten in de Eerste Kamer kwam een voorbeeldcasus langs waarbij een brand in een huis op de derde verdieping werd geblust. Door het blussen liepen de eerste en tweede verdieping

38 HR 03-04-1914, NJ 1914, 663 39 Kamerstukken I 2006/581 nr. 12; HR 10-10-2003, NJ 2005, 89 40 Asser 2012. p. 551 41 Wansink 2006. p. 329 42 Wansink 2006. p. 338 43 Handelingen I Inv. 2005/06

(18)

ernstige waterschade op. Deze kosten konden niet als bereddingskosten worden opgevat omdat de etages niet voor het beredden waren ingezet. Men moest dit louter zien als een kwestie van zwaartekracht.44

Bij een andere casus werd een auto gebruikt om de deuren van een garage te doorbreken omdat achter die deuren iets waardevols zat wat alleen op die manier gespaard kon blijven. De schade aan de auto en de garagedeuren kwam in dit geval wel voor vergoeding in aanmerking. Of iets onder ingezette zaken valt moet dus van geval tot geval worden bekeken.

Ook de omvang van de vergoedingsplicht is in het moderne verzekeringsrecht aan banden gelegd. In het oude WvK konden de bereddingskosten worden vergoed ook al waren deze veel hoger dan de verzekerde som. Er was hier wettelijk geen limiet aan verbonden. Nu staat in art. 7:957 lid 2 jo. 7:959 lid 1 BW dat in beginsel alle met de beredding verweven kosten door de verzekeraar dienen te worden vergoed. Dit is ook het geval wanneer de bereddingskosten en het schadebedrag tezamen de

verzekerde som overschrijden. Er wordt alleen onderscheid gemaakt tussen particuliere en beroeps-/bedrijfsmatige verzekerden.

Bij particuliere verzekerden kan niet van art. 7:957 lid 2 BW worden afgeweken op grond van art. 7:963 lid 5 BW. Wel mogen verzekeraars in de polisvoorwaarden opnemen dat de

vergoedingsverplichting van de bereddingskosten wordt beperkt tot eenmaal de verzekerde som. Dit betekent dat indien de verzekeraar bij particulier verzekerden van deze mogelijkheid gebruik maakt hij maximaal tweemaal de verzekerde som behoeft uit te keren; eenmaal het schadebedrag en eenmaal de bereddingskosten.

Voor de bedrijfs- en beroepsmatige verzekerden is niet dwingendrechtelijk geregeld dat de

bereddingskosten ten minste eenmaal de verzekerde som boven het verzekerde schadebedrag moeten zijn.45 Op deze manier kunnen de verzekeraars hun vergoedingsplicht beperken tot eenmaal de verzekerde som; ook al zitten hier het schadebedrag en de bereddingskosten beiden in. De wetgever heeft klaarblijkelijk de bedrijfs- en beroepsmatige verzekerden minder bescherming toebedeeld, zo volgt uit art. 7:963 lid 6 BW.46

In het allesomvattende Staedion-arrest47 is voor wat betreft de bereddingskosten in r.o. 3.4 bepaald: “De kosten die een verzekerde heeft gemaakt ter voldoening aan zijn verplichting het intreden van schade te voorkomen of ingetreden schade te beperken, komen voor vergoeding in aanmerking als de verzekerde in redelijkheid heeft mogen aannemen dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar dat slechts door het treffen van bijzondere maatregelen kon worden weggenomen en als deze maatregelen, die, ook als daartoe een andere verplichting bestond, ten bate van de verzekeraar

44 Kamerstukken I 2005-2006/581 nr. 12 45 Tolman 2006 46

Van Tiggele-Van Der Velde 2008. p. 182

47

(19)

moeten zijn gemaakt, redelijk en doelmatig zijn. Een en ander moet worden beoordeeld naar het tijdstip waarop de verzekerde tot het nemen van maatregelen heeft besloten”

Het gaat er tot slot dus om dat de bereddingskosten redelijk en doelmatig moeten zijn geweest. Dit zal er onder andere voor zorgen dat geen onnodige maatregelen zullen worden genomen.48 Bovendien zullen overdreven maatregelen, welke een gemiddeld persoon niet zou nemen maar die wel tot een kostenbesparing kunnen leiden, aangemoedigd worden. Dit alles zorgt ervoor dat het morele risico, het onvoorzichtige en roekeloze gedrag wat door verzekeringen wordt uitgelokt, zo veel mogelijk wordt beperkt.

De stelplicht en bewijslast van de hoogte van de bereddingskosten ligt bij de verzekerde. Hij moet vorderen welke kosten hij heeft gemaakt met zijn getroffen bereddingsmaatregelen.49

§ 3.4; Niet-nakoming van de bereddingsplicht

Zoals gezegd brengt de bereddingsplicht een verplichting met zich mee om bij onmiddellijk dreigend gevaar binnen redelijke grenzen al het mogelijke te doen om de schade voor de verzekeraar zo veel mogelijk te beperken. Indien de verzekerde deze verplichting niet nakomt terwijl hij hiertoe wel in de gelegenheid was, heeft de verzekeraar een drietal instrumenten tot zijn beschikking. Te weten: een verrekeningsbevoegdheid, een ontbindingsbevoegdheid en de mogelijkheid van de tussentijdse opzegging.

Verrekeningsbevoegdheid:

In het huidige moderne verzekeringsrecht is op grond van art. 7:957 lid 3 BW bepaald dat de

verzekeraar recht heeft op schadevergoeding indien de verzekerde zijn bereddingsplicht niet nakomt. De schade die de verzekeraar daardoor lijdt dient te worden vergoed op grond van een wanprestatie van de verzekerde (art. 6:74 BW). De tekortkoming in de nakoming van de bereddingsplicht van de verzekerde moet wel kunnen worden toegerekend, dit volgt uit de woorden: ‘indien hij daartoe in de gelegenheid is’ (art. 7:957 lid 1 BW). Dit gold ook al in het oude art. 283 lid 1 WvK.50

De verzekeraar heeft de bevoegdheid haar uitkering aan de verzekerde te verrekenen met het bedrag van de schade die zij door de wanprestatie van de verzekerde heeft geleden (art. 7:957 lid 3 BW). Dit heeft voor de verzekerde tot voordeel dat hij nooit meer schadevergoeding aan de verzekeraar hoeft te betalen dan de hoogte van de uitkering waar hij zelf recht op heeft. In het oude verzekeringsrecht bestond de mogelijkheid nog dat de verzekerde nog een extra schadebedrag aan zijn verzekeraar moest

48

Wansink 2006. p. 334

49

Van Tiggele-Van Der Velde 2008. p. 180

50

(20)

betalen.51 De verzekerde geniet bij niet-nakoming van de bereddingsplicht onder het huidige verzekeringsrecht dus meer financiële bescherming.

Ontbinding:

Het is voor de verzekeraar ook mogelijk de verzekeringsovereenkomst met de verzekerde te ontbinden op grond van art. 6:265 BW. Dit is mogelijk als de verbintenis in zekere mate niet wordt nagekomen waarbij deze tekortkoming bovendien toerekenbaar moet zijn.52 Bij een schending van de

bereddingsplicht hoeft de verzekerde niet in verzuim te zijn want de nakoming is blijvend onmogelijk (lid 2). Indien sprake is van overmacht kan niet worden ontbonden. Wel is het belangrijk dat de tekortkoming in de nakoming van de verbintenis voldoende ernstig moet zijn. Indien mogelijk worden de prestaties zo veel mogelijk teruggeven vanaf het moment van ontbinding. De vooruitbetaalde premie waarover door de ontbinding geen meer dekking valt zal door de verzekeraar moeten worden terugbetaald.53

Tussentijdse opzegging:

De laatste mogelijkheid die de verzekeraar tot zijn beschikking heeft is de verzekeringsovereenkomst tussentijds opzeggen. Deze opzegging wegens niet nakoming van de bereddingsplicht is alleen mogelijk indien dit is overeengekomen in de polisvoorwaarden. Dit kan men lezen in art. 7:940 lid 3 BW. Voorwaarde is wel dat de niet-nakoming van de bereddingsplicht van dien aard moet zijn dat continuering van de verzekeringsovereenkomst niet meer van de verzekeraar kan worden gevergd. De tekortkoming moet dus wel voldoende ernstig zijn, welk criterium ook benodigd is voor ontbinding op grond van art. 6:265 BW. Het maakt daarom ook weinig verschil of de verzekeraar gebruik maakt van zijn ontbindingsbevoegdheid of zijn in de polisvoorwaarden opgestelde tussentijdse

opzeggingsbevoegdheid.54

Indien de verzekerde expres zijn bereddingsplicht niet nakomt wordt dit in de wet niet expliciet bestraft op algeheel verval van recht. Dit is merkwaardig. Al helemaal omdat indien de verzekerde frauduleus handelt bij bijvoorbeeld de medewerkingsverplichting ex art. 7:941 BW de wetgever wel bestraft met algeheel verval van recht (lid 5).55 Waarom dit niet bij de bereddingsplicht is opgenomen is onbegrijpelijk.

51 Salomons 1996. p. 381-383 52 Hendrikse 2002. p. 168 53 Art. 6:271 BW 54

Hendrikse, Van Huizen & Rinkes 2011. p. 489

55

(21)

Bij niet-nakoming van de bereddingsplicht dient de verzekeraar te stellen en te bewijzen dat zij schade heeft opgelopen door schending van de verplichting en dat dit de verzekerde kan worden

toegerekend.56

(22)

4. De bereddingsplicht in Duitsland

Na twee wereldoorlogen te hebben overleefd, waarbij een eeuw lang geen enkele wijziging heeft plaatsgevonden, werd op 1 januari 2008 de oude Duitse verzekeringswet - die de rechten en plichten van verzekeraars en verzekerden regelt - eindelijk herzien. Vanaf het moment dat de

aspirant-verzekerde en de verzekeraar het verzekeringscontract hebben getekend treden de rechten en plichten die het VVG kent in werking.

De primaire doelstelling van de herziening van het Duitse verzekeringsrecht uit 1908 is de toenemende fundamentele waarde die men aan consumentenbescherming is gaan hechten. Net als andere Europese landen kon Duitsland niet achterblijven economisch minder draagkrachtigen steun in de rug te bieden. De toenemende consumentenbescherming heeft in Duitsland geleid tot afschaffing en wijziging van een aantal bepalingen die als schadelijk voor consumenten werd beschouwd. Als voorbeeld noem ik de afschaffing van het alles-of-niets principe.57 Dit principe hield kortgezegd in dat indien de verzekerde nalatig had gehandeld; hij recht had op volledige schadevergoeding. Wanneer er sprake was van opzettelijk of roekeloos gedrag had de verzekerde geen enkele aanspraak op

schadevergoeding. Er bestond geen tussenvorm met oneerlijke uitspraken als gevolg.58

Onder de nieuwe verzekeringswetgeving werd in geval van roekeloos gedrag de uitkering niet altijd afgewezen of volledig toegekend. In plaats daarvan werd het proportionaliteitsbeginsel ingevoerd. Door dit beginsel kan de uitkering worden verminderd naar rato van de mate van schuld van verzekerde. De verzekeraar mag dit alleen doen in situaties waarbij de verzekerde grof nalatig is geweest. Bij normale nalatigheid dient de verzekeraar de schade volledig te vergoeden. Bij frauduleus en opzettelijk gedrag is de verzekeraar uiteraard geen uitkering verschuldigd.59

Daarnaast is de verzekeraar per 1 januari 2008 verplicht gedetailleerd advies en informatie aan de aspirant-verzekerde te verstrekken. Dit advies moet ruim van te voren worden gegeven zodat de aspirant-verzekerde dit in ogenschouw kan nemen bij de beslissing of hij wel of geen verzekering met de verzekeraar wil aangaan. Bovendien moet deze informatie vóór contractsluiting beschikbaar worden gesteld op zodanige wijze dat deze later door de verzekerde kan worden geraadpleegd. Indien de verzekeraar deze verplichting niet naleeft kan dit leiden tot aansprakelijkheid van de daaruit voortvloeiende schade. 60

Bovendien heeft de verzekerde het onbeperkte recht gekregen de verzekeringsovereenkomst te herroepen. Onder het oude verzekeringsrecht had de verzekerde deze herroepingsmogelijkheid tot één jaar na het betalen van de eerste premie.

57

Römer, Halbach & Schimikowski 2012. p. 553

58

Gunnar Schuster (Freshfields Bruckhaus Deringer), Insurance contract law reform in Germany, January 2008

59

Helmut Heiss, Proportionality in the new German insurance contract act 2008, p. 108

(23)

Ook aan de kant van de aspirant-verzekerde moet er vóór contractsluiting informatie worden verstrekt. Vóór 1 januari 2008 moest de verzekerde bij het aangaan van de verzekering alle informatie afstaan welke relevant was voor het bepalen van het verzekerde risico door de verzekeraar. Onder de nieuwe verzekeringswet is de verzekerde slechts gehouden alleen die informatie te geven waarnaar de verzekeraar al dan niet schriftelijk heeft gevraagd. Bovendien was de verzekeraar onder de oude wet gerechtigd zich terug te trekken in het geval van schending van de meldingsplicht wegens nalatigheid. Onder de nieuwe wet is ontbinding door de verzekeraar in geval schending van de meldingsplicht wegens nalatigheid uitgesloten. Bij opzettelijke schending is ontbinding uiteraard wel toegestaan.61

Het eerste officiële wetsontwerp voor de herziening van de Duitse verzekeringswet gaf aanleiding tot legitieme bezwaren van de Duitse Insurance Association (GDV). De nieuwe aanpassingen die nodig waren werden in twijfel getrokken. Bovendien was veel tijd en inspanning nodig voor de uiteindelijke invoering van de wet. Het nieuwe VVG legde vernieuwende verplichtingen op die van invloed waren op de kernprocessen van verzekeraars, namelijk omtrent hun relatie en interactie met de klant, waardoor er aanzienlijke onrust op de markt ontstond.

Hoewel er veel tijd en inspanning gemoeid ging wegens de administratieve omschakeling biedt het nieuwe VVG ook een hoop voordelen. De wijzigingen, zoals de precontractuele informatieplicht, bieden nieuwe mogelijkheden voor meer transparantie op de markt, niet alleen voor verzekeraars zelf maar ook voor diens klanten.62

§ 4.1; Algemeen

Ook in Duitsland is het motief voor de invoering van de bereddingsplicht het uitbannen van onzorgvuldig en onvoorzichtig gedrag van verzekerden; beter bekend als het morele risico. De bereddingsplicht in het Duitse VVG staat in § 82. De verzekerde moet na het intreden van de

verzekerde omstandigheid de schade zo veel mogelijk vermijden of tot een minimum beperken. Indien de omstandigheden dit toelaten kan de verzekeraar zo nodig redelijke instructies geven. Als er

meerdere verzekeraars bij een voorval instructies geven moet de verzekerde naar eigen goeddunken handelen.63

In het geval de verzekerde zijn bereddingsverplichting opzettelijk niet nakomt behoeft de verzekeraar de schade niet te vergoeden. In het geval van grove nalatigheid mag de verzekeraar zijn

uitkeringsverplichting matigen naar rato van mate van schuld van de verzekerde.64 Grove nalatigheid wordt vermoed aanwezig te zijn indien de verzekeraar erin slaagt te bewijzen dat de bereddingsplicht

61

Gunnar Schuster (Freshfields Bruckhaus Deringer), Insurance contract law reform in Germany, January 2008 62 Brozy 2008 63 § 82 lid 2 VVG 64

(24)

niet is nagekomen. De bewijslast dat er geen sprake is van grove nalatigheid maar van lichte nalatigheid ligt bij de verzekerde.65

Het intreden van het moment waarop de verzekerde tot beredding moet overgaan en waar de begrenzing van de bereddingsverplichting ligt, zal ik in paragraaf 4.2 behandelen. Daarna zal ik in paragraaf 4.3 op een heldere manier duidelijk maken welke kosten wel onder de bereddingskosten vallen en welke niet. Tot slot komen de sancties op niet-nakoming in paragraaf 4.4 aan bod.

§ 4.2; De omvang van de bereddingsplicht

Ook in Duitsland heeft de bereddingsplicht in het VVG een aantal elementen waaraan zij moet voldoen wil zij in werking treden. Het VVG formuleert de bereddingsplicht in § 82 op een andere wijze dan de Nederlandse wetgever in art. 7:957 BW doet.

§ 4.2.1; Het aanvangsmoment

De bereddingsplicht gaat in op het moment dat de verzekerde de mogelijkheid heeft schade te voorkomen en indien het schadeveroorzakende evenement al gaande is, te beperken. Dit staat met zo veel woorden in § 82 lid 1 VVG. Hier worden verder geen eisen aan gesteld. Het is mogelijk dat de verzekeraar alvorens of tijdens het schadevoorval contact heeft gehad met de verzekerde. De verzekeraar kan de verzekerde dan ‘redelijke’ instructies geven. Indien het voorval door meerdere verzekeraars is gedekt en de verzekerde van deze verzekeraars verschillende tegenstrijdige instructies moet opvolgen, doet hij wat hem het beste lijkt.66

Wat zijn nu redelijke instructies? Hierbij moet men denken aan instructies waartoe de verzekerde in staat is gezien de omstandigheden van het geval. Hierbij moet worden gekeken naar de persoon van de verzekerde (jong/oud, man/vrouw) maar ook naar de situatie van het gedekte voorval zelf.67 Indien een brand uitbreekt bij een tankstation is het redelijk dat iemand wegvlucht zonder zijn auto weg te halen vanwege het ontploffingsgevaar, terwijl indien er een brand uitbreekt op een zolder bij iemand thuis men nog waardevolle spullen van beneden mee had kunnen nemen. Bij het aanvangsmoment van de bereddingsplicht spelen dus alle omstandigheden van het geval een rol. Bovendien moeten de redelijke maatregelen beschikbaar en objectief noodzakelijk zijn.68

65

Römer & Langheit 2012. p. 581

66

§ 82 lid 2 VVG

67

Rüffner, Halbach & Schimikowski 2012. p. 551

(25)

§ 4.2.2; De begrenzing

Hoeveel mag van een verzekerde worden gevraagd? Met andere woorden: waar houdt de

bereddingsplicht van de verzekerde op? In § 82 lid 3 VVG staat dat in geval van grove nalatigheid van de verzekerde, de verzekeraar bevoegd is de daardoor ontstane schade in mindering te brengen op de uitkering.69Dat er sprake moet zijn van grove nalatigheid impliceert dat de verzekerde wel de mogelijkheid moet hebben gehad bereddingsmaatregelen te nemen.

De verzekeraar behoeft alleen aan te tonen dat de verzekerde zijn bereddingsverplichting geschonden heeft. Indien hem dat lukt, wordt grove nalatigheid van de verzekerde vermoed aanwezig te zijn. Het is vervolgens aan de verzekerde om te bewijzen dat sprake is van lichte nalatigheid.70 Als de

verzekerde kan aantonen dat de schending van de bereddingsplicht geen enkele invloed heeft gehad op het intreden van de schade moet de verzekeraar alsnog de gehele schade uitkeren.71 Indien wel causaal verband bestaat tussen de schending van de bereddingsplicht en de ontstane schade dan mag de verzekeraar de schadevergoeding naar evenredigheid van de mate van schuld van de verzekerde verminderen.72

Het gaat er bij de Duitse bereddingsplicht om of de verzekerde de zorgvuldigheid heeft betracht die van een normaal persoon mag worden verwacht. Indien men omstandigheden links laat liggen of mogelijke aanleidingen negeert waar iemand in het dagelijks leven wel op had gereageerd, dan levert dat een grove nalatigheid op.73

Hier geldt wederom dat wat precies van de verzekerde gevergd kan worden afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet dus niet alleen gekeken worden naar de persoon in kwestie zelf maar ook naar de schadeveroorzakende omstandigheid in de specifieke situatie.74

Als verhelderend voorbeeld gebruik ik het Duitse arrest waarbij een automobilist voor een overstekend hert moest uitwijken en daarbij schade aan zijn auto had opgelopen. De verzekeraar stelde dat de automobilist door flink te remmen het hert ook had kunnen vermijden waardoor er geen schade was ontstaan. De rechter oordeelde dat ook al had de verzekerde kunnen stoppen, het niet resulteert in grove nalatigheid. Het is voldoende als de bereddingsactie het primaire doel had de schade af te wenden.75

In de jurisprudentie is bepaald dat indien sprake is van een opstapeling van lichte nalatige acties van de verzekerde, dit kan leiden tot een vermoeden van grove nalatigheid met vermindering van de uitkering tot gevolg.76

69

Römer & Langheit 2012. p. 579

70

Römer & Langheit 2012. p. 581

71

Hendrikse & Rinkes 2009. p. 66

72 § 82 lid 3 VVG 73 RS OGH 1993/11/24 7Ob33/93 24-11-1993 74 RS OGH 1992/09/03 7Ob14/92vom 03-09-1992 75 LG Limburg 2. Zivilkammer, 2 O 137/09 17-02-2010 76 RS OGH 1995/05/31 7Ob20/95vom 31-05-1995

(26)

Er is voor de verzekerde geen bereddingstaak meer weggelegd wanneer hij geen mogelijkheid meer heeft om de ontwikkeling van schade te voorkomen.77

§ 4.3; De bereddingskosten

In § 83 en § 90 VVG worden de bereddingskosten omschreven. Dit artikel bepaalt dat de onkosten die gemoeid zijn met het vermijden of het verminderen van de schadeveroorzakende omstandigheid door de verzekeraar worden vergoed. Deze verplichting heeft de verzekeraar zelfs als de genomen

maatregelen redelijk waren en geen effect hebben gesorteerd (§ 83 lid 1 VVG). 78

Indien de verzekeraar bevoegd is haar uitkeringsverplichting te minderen omdat de verzekerde een grove mate van schuld heeft bij het ontstaan van de schade, mag zij dit verrekenen met het bedrag dat zij als schadevergoeding aan de verzekerde moet voldoen, naar rato van de mate van schuld van de verzekerde (§ 83 lid 2 VVG).

Zelfs indien de kosten van de beredding naar aanleiding van de instructies van de verzekeraar hoger zijn dan de verzekerde som, dient de verzekeraar deze te vergoeden, samen met de andere vorm van compensatie welke voortvloeit uit de schade van het gedekte voorval (§ 83 lid 3 VVG).79

De bereddingskosten moeten bovendien voldoende direct causaal verband houden met de

bereddingsplicht.80 Als voorbeeld noem ik een geval waarbij een persoon inzake een zorgverzekering met spoed naar het ziekenhuis moest voor een medische behandeling om groter letsel te voorkomen. Deze persoon vorderde van de verzekeraar ook de vervoerskosten voor de controle-afspraken die hij had na de operatie. De rechter oordeelde dat deze kosten onvoldoende direct causaal verband hielden met de bereddingsverplichting van de operatie en dus niet vergoed hoefde te worden.81

De verzekeraar heeft in Duitsland voor wat betreft de bereddingskosten de bevoegdheid om

afwijkende bepalingen ten nadele van de verzekerde in de polisvoorwaarden op te nemen. In zoverre kan hij bedingen dat de bereddingskosten in z’n geheel niet worden vergoed.82

Commercieel gezien is een clausule met uitsluiting van de bereddingskosten voor de verzekeraar niet heel verstandig, maar hij mag dit volgens de wet wel.

De verzekeringnemer die de kostenvergoeding van §83 verlangt moet bewijzen dat er aan de eisen van §83 is voldaan. Hij doet dit door aan te tonen dat de genomen maatregelen noodzakelijk waren aan de hand van de omstandigheden van het geval. Indien de genomen maatregelen objectief niet

noodzakelijk waren kan de verzekerde aantonen dat er geen sprake was van grove nalatigheid maar

77

Römer & Langheit 2012. p.576

78

Römer & Langheit 2012. p. 584

79

OLG Koblenz, 10 U 239/10/14-01-2011 80

Römer & Langheit 2012. p. 580/581

81

LG Heidelberg, 3 S 1/10, 16-04-2010

82

(27)

van licht nalatigheid. Indien hij hier in slaagt dient de verzekeraar de bereddingskosten in zijn geheel te vergoeden.83

§ 4.4; Niet-nakoming van de bereddingsplicht

Op het niet-nakomen van de bereddingsplicht staan in Duitsland uiteraard ook juridische sancties, anders sorteert het inroepen van een plicht in zijn algemeenheid geen enkel effect. De eerste sanctie die de verzekeraar middels het VVG kan inroepen is haar verrekeningsbevoegdheid met het bedrag dat zij aan de verzekerde moet uitkeren (zie paragraaf 4.3). Deze bevoegdheid heeft de verzekeraar indien de verzekerde op een grof nalatige manier haar bereddingsplicht niet is nagekomen. Indien de

verzekerde intentioneel – met opzet – zijn of haar bereddingsplicht niet nakomt behoeft de verzekeraar helemaal niets uit te keren.84

De VVG kent zelf verder geen aparte afdeling/wetgeving voor het niet-nakomen van de

bereddingsplicht. Biedt het VVG geen uitkomst dan zal er dus moeten worden teruggegrepen naar de bepalingen in het BGB.

Een contractuele verbintenis zoals een verzekeringsovereenkomst is een wederkerige overeenkomst, wat betekent dat het voor de verzekeraar en voor de verzekerde over en weer verplichtingen oproept, zoals de bereddingsplicht van de verzekerde. Indien zo’n verplichting niet, te laat of gebrekkig werd nagekomen, werd er in Duitsland onder het oude verbintenissenrecht gesproken van een

‘Leistungsstörung’.85

In 2002 is het Duitse verbintenissenrecht op de schop gegaan. Hierbij werden alle Leistungsstörungen samengevoegd tot het begrip ‘pflichtverletzung’ (plichtverstaking).

Het overkoepelende begrip Pflichtverletzung wordt in § 241 BGB direct onderverdeeld in

tekortkomingen in de nakoming van plichten uit de overeenkomst en de wet (lid 1) en tekortkomingen in de nakoming van overige plichten (lid 2).86

De volgende Pflichtverletzungen moeten worden onderscheiden:

- ’Unmöglichkeit’: het is voor de schuldenaar blijvend onmogelijk om zijn verplichtingen na te komen.

- ’Schuldnerverzug’ (schuldenaarsverzuim) en het tegenovergestelde Gläubigerverzug (schuldeisersverzuim): de schuldenaar respectievelijk de schuldeiser is nog tot nakoming in staat maar presteert te laat.

- ’Positive Forderungsverletzung’: de schuldenaar komt zijn verplichting weliswaar na, maar niet op een correcte wijze.

83

Römer & Langheit 2012. p. 588

84

§ 82 lid 3 VVG

85

Smits & Wijers 1995. p 163

86

(28)

De tekortkoming in de nakoming van de bereddingsplicht moet men zien als een Unmöglichkeit: de geleden schade is niet meer terug te draaien en nakoming is dus blijvend onmogelijk geworden. Welke gevolgen zijn hier aan verbonden?

Allereerst is van belang dat de Pflichtverletzung toegerekend kan worden. Zonder toerekening kan de verzekerde immers niets verweten worden.87 Men kan dit vergelijken met het Nederlandse art. 6:74 BW.88

Vervolgens maakt het Duitse wettelijke systeem een onderscheid tussen ‘anfängliche Unmöglichkeit’ (hierbij is nakoming vanaf het begin van de verbintenis al niet mogelijk) en ‘nachträgliche

Unmöglichkeit’ (nakoming wordt pas onmogelijk na het ontstaan van de verbintenis). Het spreekt voor zich dat bij schending van de bereddingsplicht de regels van de nachträgliche Unmöglichkeit moeten worden gehanteerd.89

Is de tekortkoming niet aan de verzekerde toe te rekenen dan dient de verzekeraar de schade die de verzekerde lijdt in zijn geheel te vergoeden. Indien sprake is van een (deels) verwijtbare tekortkoming beginnen de sancties te gelden. Aangezien het bij verzekeringscontracten om wederkerige

overeenkomsten gaat zijn de § 323 e.v. van Boek 2 van het BGB van toepassing.

In het geval de verzekerde een verwijt kan worden gemaakt en hij dus toerekenbaar tekort is geschoten in zijn bereddingsverplichting heeft de verzekeraar volgens het VVG en het BGB de volgende

mogelijkheden:

Verrekeningsbevoegdheid:

Op grond van § 82 lid 3 VVG heeft de verzekeraar de bevoegdheid de schade die zij lijdt door niet-nakoming van de bereddingsplicht te verrekenen met de uitkering die zij aan haar verzekerde moet betalen. Voorwaarde is dat de tekortkoming in de nakoming van de bereddingsverplichting van de verzekerde wel toerekenbaar moet zijn.90 Daarnaast moeten de maatregelen die de verzekerde redelijkerwijs had moeten nemen beschikbaar en objectief noodzakelijk zijn geweest. In de Duitse jurisprudentie is bepaald dat de schadevergoeding aan de verzekeraar niet hoger zijn dan het bedrag wat de verzekeraar kan verrekenen met de verzekerde som. Dit brengt mee dat de verzekerde nooit direct een bedrag aan de verzekeraar moet betalen voor het schenden van de bereddingsplicht.91

Schadevergoeding:

De verzekeraar zou theoretisch ook schadevergoeding kunnen vorderen wegens niet-nakoming van de bereddingsplicht op grond van § 280 BGB.92 Deze schadevergoedingsbepaling geldt voor alle

87

§ 275 BGB

88

Smits & Wijers 1995. p. 164-165

89

Sägel-Grande 2004. p. 176-177 90

Römer & Langheit 2012. p. 580

91

LG Dortmund, 15-07-2010, Az. 2 O 8/10

92

(29)

tekortkomingen in de nakoming van een verbintenis. Het geldt voor zowel eenzijdige als wederzijdse verbintenissen. De enige eis die § 280 BGB stelt is dat er sprake moet zijn van een handeling in strijd met een plicht van de debiteur, in dit geval de verzekerde. Voorwaarde is dat deze tekortkoming hem kan worden toegerekend. Voor het antwoord op de vraag of een tekortkoming wel of niet is toe te rekenen moet men kijken naar § 276, § 277 en § 278 BGB.93

§ 280 BGB is voor een schadevergoeding vanwege een handeling in strijd met de

bereddingsverplichting overbodig. Dit komt door het feit dat de verzekeraar op grond van § 82 lid 3 VVG al een verrekeningsbevoegdheid heeft. Het instellen van een schadevergoedingsvordering op grond van het BGB is dan erg omslachtig.

De schadevergoedingsregeling van het BGB zou wel van belang kunnen zijn indien de schade die de verzekeraar lijdt ten gevolge een schending van de bereddingsplicht welke de verzekerde kan worden toegerekend hoger is dan de verzekerde som. Er kan dan immers te weinig worden verrekend. Zoals ik hiervoor heb gezegd is in de Duitse jurisprudentie bepaald dat de schadevergoeding die de verzekeraar lijdt ten gevolge van een tekortkoming in de nakoming van de bereddingsplicht welke de verzekerde kan worden toegerekend, de verzekerde som niet mag overtreffen. Dit geldt niet alleen ten aanzien van grove nalatigheid maar ook bij opzettelijke schending van de bereddingsverplichting.94 De schadevergoedingsmogelijkheid is dus voor de verzekeraar omslachtig en overbodig.

Ontbinding:

De verzekeraar kan ook de overeenkomst ontbinden op grond van § 323 BGB. De aard van de schending van de plicht moet wel zodanig zijn dat ontbinding gerechtvaardigd is (lid 3) en bovendien moet de verzekeraar geen enkel verwijt van het uitblijven van de bereddingsverplichting kunnen worden gemaakt (lid 6).

De ontbinding brengt mee dat de partijen de ontvangen prestaties aan elkaar moeten teruggegeven.95 Dit leidt ertoe dat de verzekerde zijn vooruitbetaalde premie over de tijd dat hij niet meer is gedekt terug kan vorderen.96

Tussentijdse opzegging:

Tot slot heeft de verzekeraar de mogelijkheid het verzekeringscontract tussentijds met onmiddellijke ingang op te zeggen. Indien de verzekeraar van deze bevoegdheid gebruik wil maken moet zij dit eerst in de polisvoorwaarden overeenkomen.97 Tussentijdse opzegging is mogelijk indien de verzekerde ondanks verscheidene aanmaningen zijn premies niet betaalt of andersoortige verplichtingen niet

93 Sägel-Grande 2004, p. 174 94 LG Dortmund, 15-07-2010, Az. 2 O 8/10 95 § 346 BGB e.v. 96 Sägel-Grande 2004. p. 187 97 § 87 VVG

(30)

nakomt. In sommige branches is het zelfs mogelijk dat de verzekeraar de verzekering opzegt indien de verzekerde gebeurtenis heeft plaatsgevonden.98

98

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om dļe reden wenden wij ons nu tot uw raad: Wij verzoeken u te doen wat uw raad in 2009 met het nieuwe bestemmingsplan Schoorl kernen heeft beoogd: het wonen op het perceel Duinweg

Tapscott (2009) geeft aan dat mensen die zijn geboren tussen 1946 en 1964 behoren tot de ‘babyboomgeneratie’. De naam van deze generatie wordt verklaard door de enorme geboortegolf

Uitzonderingen die voor alle stelsels gelden betreffen goederen voor strikt per- soonlijk gebruik (klecling, sieraden, enzovoort), bepaalde onoverdraagbare rechten (bij-

Er is voor gekozen om op één punt in het noordoosten van Waalenburg een voorziening (automatische stuw) aan te brengen voor afvoer van water uit Waalenburg. De peilopzet is nodig

als deze zaken zich in een gebouw bevinden, dan geldt de dekking alleen als de schade aan deze zaken is veroorzaakt door een van de gedekte gebeurtenissen die beschreven zijn

• als u of een andere verzekerde zich niet heeft gehouden aan een van de verplichtingen bij schade in artikel 3, of aan een andere verplichting die geldt voor deze verzekering; en?.

Een gevolg van de betrekkelijke ongevoeligheid van de vereffe- ningstechniek voor de grootte van het asymptotisch poriënvolume is, dat een gezocht verband met de