• No results found

De overeenkomsten en verschillen tussen de beide rechtssystemen voor de

Nu in hoofdstuk 3 en 4 de bereddingsplicht van beide rechtssystemen is besproken is het tijd om de verschillen naast elkaar te leggen. Op die manier kan worden bekeken in welk rechtssysteem de bereddingsplicht het efficiëntste resultaat bereikt. Allereerst komen de algemene verschillen tussen de rechtssystemen aan bod waarna ik de verschillen in de aanvang, de begrenzing, de bereddingskosten en de sancties op niet-nakoming van de bereddingsplicht naast elkaar zal leggen.

§ 5.1; Algemeen

Het begint met de plek waar de wetgevers de bereddingsplicht in beide landen hebben gecodificeerd. Deze codificatie is namelijk in beide rechtssystemen verschillend. In Nederland is de bereddingsplicht opgenomen in het BW en in Duitsland in het VVG; een specifieke wet welke is opgenomen buiten het BGB. Oorspronkelijk was de bereddingsplicht in Duitsland een ‘Obliegenheit’ en was de verplichting niet afdwingbaar.99 Nu de verplichting in het VVG is geïmplementeerd is de plicht in beide landen afdwingbaar door de verzekeraar en kan hij in beide landen een sanctie opleggen.

Het doel van de bereddingsplicht is in beide rechtssystemen hetzelfde, namelijk het uitbannen van moreel risico ten behoeve van de verzekeraar.100

§ 5.2; Het aanvangsmoment

Het aanvangsmoment van de beredding is voor de verzekerde in Nederland het moment van

verwezenlijking van het risico of het ophanden zijn daarvan. In de rechtspraak is bepaald dat dit het moment is wanneer er sprake is van een onmiddellijk dreigend gevaar voor het ontstaan van de verzekerde schade. Welk moment dat is hangt af van de omstandigheden van het geval.101 In Duitsland kent men een soortgelijke regeling alleen gebruiken ze andere bewoordingen. Het

aanvangsmoment in Duitsland is wanneer de verzekerde schade kan voorkomen of minimaliseren. Het komt eigenlijk op hetzelfde neer als in de Nederlandse wet alleen is het een stuk duidelijker en

eenvoudiger geformuleerd. Het intreden van de bereddingsplicht is dermate afhankelijk van de omstandigheden van het geval waardoor de wetgever in beide landen wordt gedwongen een open norm te hanteren, welke de rechter nader kan invullen.

99 Hendrikse 2011. p. 489 100 Shavell 1979. p. 546 101 HR 30-11-2007, NJ 2007, 641

§ 5.3; De begrenzing

De begrenzing van de bereddingsplicht vormt samen met het aanvangsmoment de omvang van de verplichting. In Nederland wordt de bereddingsplicht begrenst tot redelijke maatregelen. Welke maatregelen redelijk zijn is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De rechter houdt rekening met wat van een gemiddeld redelijk handelend persoon in de specifieke situatie mag worden verwacht. De maatregelen hoeven niet doeltreffend te zijn en mogen zelfs een averechts effect teweegbrengen, indien het voorkomen van schade maar de primaire doelstelling van de verzekerde is geweest.102

Als de bereddingsmaatregelen in Duitsland redelijk willen zijn moeten ze beschikbaar en objectief noodzakelijk zijn.103 Wederom gaat het hier om wat in een specifieke situatie van een redelijk handelend persoon mag worden verwacht. In Duitsland handelt de verzekerde in strijd met zijn bereddingsverplichting indien hij volgens de wet grove nalatigheid heeft betracht. De verzekerde handelt grof nalatig als een gemiddeld persoon in een dezelfde situatie totaal anders gehandeld zou hebben. Bovendien moet causaal verband bestaan tussen de grove nalatigheid en de extra schade die het teweegbrengt.104 Of de maatregel doeltreffend is geweest of een averechts effect heeft gehad speelt ook in Duitsland geen enkele rol in de vergoedingsverplichting van de verzekeraar.

Bij de begrenzing van de bereddingsplicht geldt dat de uitkomst van welke maatregelen als redelijk worden gezien in beide rechtssystemen vrijwel identiek zal zijn. Dit komt doordat de omvang van de bereddingsplicht in grote lijnen wordt bepaald door wat de rechter redelijk en billijk acht in elke specifieke situatie. In beide landen heeft de rechter daarom wat dit betreft ook een ruime mate van beoordelingsvrijheid.

§ 5.4; De bereddingskosten

In Nederland wordt behalve de schade aan zaken van de verzekerde zelf, ook de schade aan zaken van derden die bij de bereddingsverplichting worden ingezet door de verzekeraar vergoed.105 Dit is in Duitsland idem dito. Voorwaarde is wel dat voldoende causaal verband bestaat tussen de ingezette zaken en de bereddingsverplichting.106 Zoals we net bij de begrenzing zagen vallen ook de redelijke maar niet doeltreffende bereddingsmaatregelen in beide landen onder de vergoedbare

bereddingskosten.107 Maar voor wat betreft de bereddingskosten bestaat er wel degelijk verschil tussen de beide rechtssystemen.

102 HR 13-06-1975, NJ 1975, 509 103 LG Limburg 2. Zivilkammer, 2 O 137/09/17-02-2010 104 RS OGH 1993/11/24 7Ob33/93 24-11-1993 105 Asser 2012. p. 551 106 LG Heidelberg, 3 S 1/10, 16-04-2010 107 HR 10-10-2003, NJ 2005, 89

Het verschil zit hem in de rechtsbescherming die een particulier in beide landen krijgt. In Nederland mag de omvang van de bereddingskosten bij een particuliere verzekeringsovereenkomst worden beperkt tot minimaal eenmaal de verzekerde som.108 De verzekerde particulier kan dus ten minste tweemaal de verzekerde som aan schadevergoeding ontvangen. In Duitsland wordt de particulier klaarblijkelijk minder beschermd want de VVG kent deze beperking niet. Bij beroeps- en

bedrijfsmatige verzekeringsovereenkomsten mogen de bereddingskosten in de polisvoorwaarden in beide landen op nul worden gesteld.

§ 5.5; Niet-nakoming van de bereddingsplicht

Bij de niet-nakoming van de bereddingsplicht heeft de verzekeraar in zowel Nederland als Duitsland verschillende bevoegdheden tot zijn beschikking. Allereerst verdient opmerking dat de

schadevergoedingsactie in beide rechtssystemen niet wordt gehanteerd. Dit komt door de verrekeningsbevoegdheid die de verzekeraar volgens het BW respectievelijk het VVG toekomt. Verschil is dat in Nederland de wet bepaalt dat de verzekerde nooit meer schadevergoeding aan de verzekeraar hoeft te betalen dan de hoogte van de uitkering waar hij zelf recht op heeft.109 In Duitsland bepaalt de jurisprudentie dat.110

Dan komen we aan bij de ontbindingsmogelijkheid. In Nederland moet de schending van de

bereddingsplicht verwijtbaar en voldoende ernstig zijn wil een ontbinding door de verzekeraar worden gerechtvaardigd. In Duitsland is dit ook het geval. In beide rechtssystemen mag de verzekeraar geen enkel verwijt worden gemaakt.111 De ontbinding kent geen terugwerkende kracht en daarom zullen de vooruitbetaalde premies waar geen dekking over wordt verleend aan de verzekerde moeten worden terugbetaald.

Tot slot hebben we de tussentijdse opzegging. Beide rechtssystemen kennen deze maatregel indien de verzekerde zijn bereddingsverplichting niet nakomt. Het is in beide landen van belang dat de

verzekeraar deze mogelijkheid wel heeft geopend door dit in de polisvoorwaarden op te nemen.112 In Nederland wordt de eis gesteld dat tekortkoming voldoende ernstig dient te zijn. Dit is het geval wanneer continuering van de verzekeringsovereenkomst niet van de verzekeraar gevergd kan worden. In Duitsland wordt deze eis niet gesteld en mag een verzekeraar zijn eigen polisvoorwaarden opstellen zo lang deze niet strijdig zijn met de bindende bepalingen van het BGB en het VVG.

Voor wat betreft de bewijslast is in zowel Nederland als Duitsland de verzekeraar als eerst aan zet. In Nederland hoeft de verzekeraar alleen te stellen en indien nodig te bewijzen dat de verzekerde zijn bereddingsplicht niet is nakomen en dat zij daardoor schade heeft geleden. Het is vervolgens aan de

108

Tolman 2006; Van Tiggele-Van Der Velde 2008. p. 182; art. 7:963 lid 6 BW

109

Salomons 1996. p. 381-383

110

LG Dortmund, Az. 2 O 8/10, 15-07-2010

111

§ 323 lid 6 BGB resp. Art. 6:266 lid 1 BW

112

verzekerde om het ontbreken van causaal verband tussen het schenden van de bereddingsplicht en de ontstane schade te bewijzen.113 In Duitsland hoeft de verzekeraar alleen het vermoeden te wekken dat de verzekerde grof nalatig heeft gehandeld door zijn bereddingsplicht te schenden. Het is vervolgens aan de verzekerde om te bewijzen dat er geen sprake is van grove nalatigheid maar van lichte nalatigheid. 114

Opvallend is het verschil dat de Duitse wetgeving in tegenstelling tot Nederland wel een regeling kent die de verzekeraar de bevoegdheid geeft de uitkering in zijn geheel te weigeren indien de verzekerde opzettelijk zijn bereddingsplicht niet nakomt.115 Ook al kan de verzekeraar in Nederland hetzelfde resultaat bereiken middels de algemene opzetbepaling van art. 7:952 BW, het blijft onduidelijk waarom de Nederlandse wet niet expliciet eenzelfde bepaling kent.

113

Van Tiggele-Van Der Velde 2008. p. 180

114

Hendrikse & Rinkes 2009. p. 68

115