• No results found

Het streven naar objectieve onafhankelijke journalistiek tijdens de Vietnamoorlog 1965 – 1969

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het streven naar objectieve onafhankelijke journalistiek tijdens de Vietnamoorlog 1965 – 1969"

Copied!
75
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie

Het streven naar

objectieve onafhankelijke

journalistiek tijdens de Vietnamoorlog

1965 – 1969

Een casestudy in hoeverre de actualiteitenprogramma’s Brandpunt en

Achter het Nieuws objectieve onafhankelijke journalistiek nastreefden

tijdens de Vietnamoorlog, 1965 – 1969

16 oktober 2016 Jeroen Budie 10003286

Masteropleiding Geschiedenis, Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Universiteit van Amsterdam

Cursusjaar: 2016 - 2017

Begeleidster: Mw. Merel Leeman Eerste lezer: Mw. Merel Leeman

(2)
(3)

Voorwoord

Deze masterscriptie is het eindwerk van mijn universitaire carrière. Wat waren het mooie jaren. Maar nu is het tijd om het veilige studentenleven vaarwel te zeggen en met open armen het echte leven te begroeten. Ik hoop dat ik de vele wijsheden die mij zijn bijgebracht tijdens mijn studentenjaren kan toepassen in de rest van mijn leven.

De afgelopen maanden heb ik vol overgave gewerkt aan deze scriptie, maar makkelijk was het niet. Het voltooien van een masterscriptie was een lang en lastig proces en er zijn verscheidene momenten geweest waarbij ik het liefst de handdoek in de ring wilde gooien. Maar gelukkig had ik mijn ouders. Zij wisten mij altijd weer te blijven motiveren en gaven mij altijd goede adviezen. Niet alleen tijdens het maken van deze scriptie hebben ze altijd voor mij klaargestaan. Ook in het dagelijkse leven zijn ze er altijd voor mij geweest. Door hen ben ik geworden tot wie ik nu ben. Mijn allergrootste dank.

En uiteraard Merel. Dankjewel voor je support en geduld.

Jeroen Budie, Oktober 2016

(4)

Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 1: Inleiding pp. 6

1.1. Introductie pp. 6

1.2. Onderzoeksopzet pp. 9

1.3. Hoofdstukindeling en relevantie pp. 10

1.4. De media beschreven in de literatuur van de Vietnamoorlog pp. 12 1.5. Onderzoek naar de Nederlandse media en de Vietnamoorlog pp. 15

1.6. Primaire bronnen pp. 17

Hoofdstuk 2: Wat is objectieve journalistiek en wat is de impact van het

bewegende beeld? pp. 20

2.1. Wat is objectieve journalistiek pp. 20

2.2. Wat is de impact van het bewegende beeld van een oorlog

op de televisiekijkers en dus op de samenleving. pp. 22

Hoofdstuk 3: Het begin van de Vietnamoorlog en de positie van Nederland pp. 24

3.1. Hoe kwam de Vietnamoorlog tot stand? pp. 24

3.2. Op welke wijze raakte Nederland betrokken bij de Vietnamoorlog? pp. 28 3.3. Hoe reageerde de Nederlandse samenleving op de Vietnamoorlog? pp. 32

Hoofdstuk 4: Brandpunt en Achter het Nieuws, televisieprogramma’s

die de Nederlandse opinie zouden beïnvloeden? pp. 35

4.1. Opkomst van televisie in Nederland pp. 35

4.2. Brandpunt, een journalistieke doorbraak pp. 37

4.3. Achter het Nieuws pp. 40

(5)

Hoofdstuk 5: Op welke manier streefden de actualiteitenprogramma’s het ideaal na van objectieve onafhankelijke verslaggeving in de eerste fase

van de Vietnamoorlog? (1965-1967) pp. 44

5.1. De relatie met de politiek en de loyaliteit naar Amerika pp. 44

5.2. De middelen pp. 47

5.3. Wat lieten Brandpunt en Achter het Nieuws zien van de

Vietnamoorlog? pp. 48

Hoofdstuk 6: Op welke manier streefden de actualiteitenprogramma’s naar een objectieve onafhankelijke verslaggeving ten tijde van de

escalatie van het conflict in de periode 1968 – 1969? pp. 57 6.1. De objectiviteit van Achter het Nieuws na het ‘Tet-offensief’ pp. 60

6.2. De objectiviteit van Brandpunt na het ‘Tet-offensief’ pp. 62

6.3. Het einde van de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam,

einde aandacht voor de Vietnamoorlog pp. 64

Conclusie pp. 67

(6)

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1. Introductie

Fons van Westerloo en Willebrord Nieuwenhuis kijken elkaar stilzwijgend aan. Ze zitten aan de ontbijttafel op het balkon van de negende verdieping van het Caravelle Hotel in Saigon. De eieren zijn koud en de koffie slap. Kees Colson, de cameraman, schuift zenuwachtig heen en weer op zijn stoel en rookt een sigaret. In de verte horen en zien ze bommen vallen. Daar ligt het vliegveld. De ober verontschuldigt zich voor de bediening: het grootste gedeelte van het personeel is vandaag niet op werk verschenen. Te gevaarlijk. De Noord-Vietnamese troepen staan aan de rand van de stad. Het is 29 april 1975, de dag van de val van Saigon en de Nederlanders maken zich klaar om een televisiereportage te maken. Kees Colson werkt voor de TROS, Fons van Westerloo voor de AVRO en Willebrord Nieuwenhuis voor de KRO. Ze hebben van ‘Hilversum’ de opdracht gekregen om de nieuwe regering van Vietnamese nationale eenheid in Saigon een paar dagen te volgen en te zien of Noord- en Zuid-Vietnam na zo veel jaar oorlog vredig met elkaar kunnen optrekken.

Buiten op straat is het stil. Hier en daar wat joelende jongens op motorfietsjes, maar de meeste mensen wagen zich niet naar buiten. De Noord-Vietnamese legerleiding heeft de Amerikanen weliswaar de gelegenheid gegeven om zelf te vertrekken en iedereen die wilde te evacueren, maar voert de druk nu langzamerhand op. De doodse stilte in de eens zo drukbezochte straten van Saigon, vaak ook het Parijs van de Oriënt genoemd, wordt zo nu en dan verbroken door raket- en granaatinslagen en op de achtergrond dendert het geluid van de naderende tanks van het Noord-Vietnamese leger als een aanhoudend gebulder. Kees Colson laat zijn camera draaien en Fons en Willebrord maken een paar straatinterviews. Om 12 uur klinkt de afgesproken code op het Amerikaanse radiostation. De aftocht is nu officieel en iedereen met een ‘pas’ zal door de Amerikanen worden geëvacueerd. Het is nu of nooit. Amerikaanse legerbussen arriveren bij het hotel. De drie Nederlanders worden in de bus gepropt, terwijl talloze Vietnamese vrouwen en kinderen tevergeefs proberen ook een plekje te bemachtigen. Zonder ‘pas’ kom je er niet in. De Nederlanders zien het ongemak bij de Amerikanen wanneer talloze trouwe Zuid-Vietnamese medewerkers moeten worden geweigerd op de bussen. En later ook op de helikopter, de enige pendeldienst van de ambassade naar de Amerikaanse zevende vloot voor de Vietnamese kust. Met verbijstering

(7)

kijken de Nederlanders toe, hoe de Amerikanen met veel geweld, de stroom ‘paslozen’ trachten terug te dringen. Het geweer wordt gebruikt om klappen mee uit te delen. Keer op keer beklimmen de ‘paslozen’, soms zwaargewond, opnieuw de trappen naar het

helikopterplatform, maar telkens worden ze er opnieuw vanaf getimmerd. Kees Colson blijft door filmen en als minuten later de overvolle Chinook helikopter opstijgt laten ook de Nederlanders de rokende stad achter zich. Vanuit deze hoge positie zien ze hoe dichtbij de Noord-Vietnamezen de stad al genaderd zijn. De val van Saigon is een feit. Het Noorden heeft gezegevierd op het Zuiden. De Vietnamoorlog is ten einde.1

Op 1 mei 1975 spreekt Premier Den Uyl vol enthousiasme, maar nogal gratuit, over de ‘bevrijding’ van Vietnam. Ondanks dat Nederland, en dus ook zijn kabinet, de politiek van Zuid-Vietnam en van de Verenigde Staten al die jaren had gesteund.2 Het woord ‘bevrijding’

was dan ook zeer opmerkelijk. Toen Willebrord Nieuwenhuis in 1965 voor het eerst naar Vietnam werd gestuurd was Nederland voorstander van de oorlog en steunde trouw zijn bondgenoot de Verenigde Staten in diens oorlog tegen het communisme.

Maar de houding van Nederlanders ten opzichte van de Vietnamoorlog is gedurende de oorlog ernstig veranderd. In de beginjaren van het conflict was er een brede steun voor de oorlog en heerste de algemene opinie dat de Amerikanen een oorlog uitvochten vanwege een groter doel: de wereld beschermen tegen het opkomende en ‘gevaarlijke’ communisme. Naarmate de oorlog langer duurde en de Amerikaanse overwinning maar uitbleef,

veranderde die houding. Nederlanders werden steeds kritischer en keerden zich uiteindelijk tegen de oorlog. De Vietnamoorlog viel ook nog eens samen met een aantal ingrijpende maatschappelijke en culturele veranderingen in Nederland, zoals de opkomst van de jongerencultuur, het toenemende generatieconflict en de opkomst van de macht en de invloed van televisie. Jongeren verzetten zich tegen het ‘establishment’ en met behulp van televisie konden zij op een steeds gemakkelijke manier een breed publiek bereiken.3 Televisie

werd bovendien het ‘nieuwe venster’ op de wereld. Wat er zich allemaal afspeelde in Vietnam kon het publiek in Nederland, dat thuis op de bank televisie aan het kijken was,

1 Beschrijving van de memoires van Willebrord Nieuwenhuis in zijn boek ‘Vietnam, de nooit verdwenen oorlog’, Willebrord Nieuwenhuis, Vietnam, de nooit verdwenen oorlog, Amsterdam 2000, pp. 9 - 15

2 Willebrord Nieuwenhuis, Vietnam, pp. 15

3 Rimko van der Maar, Welterusten mijnheer de president, Nederland en de Vietnamoorlog 1965 – 1973, (Amsterdam 2007), pp. 11

(8)

eenvoudig bereiken. En vooral de manier waarop de Amerikanen de oorlog voerden schoot bij veel Nederlanders in het verkeerde keelgat. Na het zien van die televisiebeelden vonden veel Nederlanders het lastig om loyaal te blijven aan de Amerikaanse bondgenoot en velen vroegen zich af of de oorlog daar in het verre Vietnam niet fout en immoreel was.

(9)

Deze studie onderzoekt de vraag in hoeverre de Nederlandse televisie geprobeerd heeft objectieve onafhankelijke verslaggeving te doen van de Vietnamoorlog. Hiervoor zal een casestudy worden gedaan aan de hand van twee actualiteitenprogramma’s: Brandpunt van de KRO en Achter het Nieuws van de VARA. Om de rol van deze twee

actualiteitenprogramma’s nader te kunnen bepalen zal gericht gekeken worden naar de programma’s zelf. Onderzocht zal worden welke factoren bij hebben gedragen aan de keuze waarom bepaalde thema’s werden behandeld en waarom er een verschil bestond tussen de twee programma’s voor wat betreft verslaggeving. Om de hoofdvraag te beantwoorden zullen de volgende deelvragen worden behandeld:

1. Wat is objectieve verslaggeving en wat is de impact van bewegend beeld? 2. Waarom bracht de Vietnamoorlog zoveel discussie teweeg in de Nederlandse

samenleving?

3. Hoe konden de programma’s Brandpunt en Achter het Nieuws zo invloedrijk worden in het Nederlandse televisiebestel?

4. Op welke manier streefden de programma’s het ideaal van objectieve onafhankelijke verslaggeving na in de eerste fase van de Vietnamoorlog? (1965 – 1967)

5. Op welke manier streefden de programma’s het ideaal van objectieve onafhankelijke verslaggeving na ten tijde van de escalatie van de Vietnamoorlog? (1968 – 1969)

(10)

Deze deelvragen zullen behandeld worden in vijf hoofdstukken. In het tweede hoofdstuk zal de vraag worden behandeld wat objectieve journalistiek is en wat de impact was van het bewegende beeld van de Vietnamoorlog op televisiekijkers en dus de samenleving. Het is belangrijk om eerst goed te bespreken wat precies objectieve journalistiek is en hoe men dat formuleert. Het is van essentieel belang om deze term goed te problematiseren alvorens we kunnen kijken of Brandpunt en Achter het Nieuws tijdens de Vietnamoorlog zuivere

objectieve journalistiek nastreefden. In het derde hoofdstuk zal de vraag behandeld worden waarom de Vietnamoorlog zoveel discussie teweegbracht in de Nederlandse samenleving en zal worden geconstateerd dat de Vietnamoorlog een bijzonder grote interesse opwekte. Bovendien ontstonden er groepen voor- en tegenstanders. In het vierde hoofdstuk zal de vraag behandeld worden hoe de programma’s Brandpunt en Achter het Nieuws zo invloedrijk konden worden in het Nederlandse televisiebestel. In dit hoofdstuk zal eerst de opkomst van televisie in Nederland behandeld worden en vervolgens zal gekeken worden naar de

onderlinge concurrentie van de twee programma’s om te bepalen of die concurrentie een factor was die niet alleen een grote invloed heeft gehad op de keuze van onderwerpen, maar ook op de manier waarop objectiviteit en zuivere journalistiek het soms moesten laten afweten tegenover de keuze van kijkcijfers en publieke waardering. Het vijfde en zesde hoofdstuk vormen de kern van de analyse en zullen de vragen behandelen op welke manier de programma’s het ideaal van objectieve onafhankelijke verslaggeving tijdens de oorlog in Vietnam nastreefden. Hierbij zal het vijfde hoofdstuk de periode 1965 – 1967 behandelen en het zesde hoofdstuk de periode 1968 – 1969.

De reden om deze twee periodes aan te houden is omdat de eerste periode een periode is die gekenmerkt wordt door het zoeken van beide programma’s naar een stellingname in de oorlog zelf, terwijl in de volgende periode duidelijk te zien is dat beide programma’s een stelling hebben genomen. Op die manier is goed terug te zien in hoe de programma’s objectieve onafhankelijke verslaggeving hebben nagestreefd. Hierbij is uitleg nodig. De reden om zo expliciet een tweedeling te maken heeft alles te maken met het Tet offensief. Dit offensief begon in de nacht van 30 op 31 januari 1968. Het Tet offensief was een enorm offensief dat maandenlang in het geheim was voorbereid door de

Noord-Vietnamezen en Vietcong.4 De tactiek was dat de vijand, de Amerikanen, massaal en

(11)

plotseling op strategische punten, verspreid over het hele land, simultaan aangevallen zou worden. De Amerikanen en hun Zuid-Vietnamese bondgenoot werden totaal verrast door dit offensief en hadden grote moeite zich te verdedigen. Ze hadden namelijk niet verwacht dat de Vietcong in staat was zo’n groot offensief te lanceren. Uiteindelijk werd het offensief wel succesvol afgeslagen door de Amerikanen, maar het resulteerde er wel in, dat het thuisfront zich bedrogen voelde. Via de media hadden de Amerikaanse burgers al die tijd van de militaire bevelhebbers gehoord dat de oorlog bijna afgelopen zou zijn. Omdat de Vietnamese vijand snel verslagen zou worden. Maar dit bleek uiteindelijk helemaal niet waar. De

Vietnamese vijand was nog altijd een krachtige opponent voor het Amerikaanse leger en bleek nog lang niet moegestreden te zijn. Het bewijs daarvoor werd gevonden in een overvloed aan televisiebeelden. Die toonden een hele andere situatie. Nieuwslezer Walter Cronkite van de Amerikaanse televisiezender CBS schreeuwde tijdens een live uitzending: ‘What the hell is going on? I thought we were winning this war!’5 Het Tet-offensief liet zelfs

zien dat de Amerikanen de oorlog nooit zouden kunnen winnen. Geschokt en teleurgesteld ging het thuisfront eisen dat de Amerikanen zich moesten terugtrekken uit Vietnam. Deze reactie was natuurlijk het grootst in Amerika, maar ook in Nederland werd de roep om vredesonderhandelingen groter. We zien dan ook dat de twee actualiteitenprogramma’s

Brandpunt en Achter het Nieuws zich heel anders gaan uiten na het Tet-offensief. De

behandeling van de Vietnamoorlog na het Tet-offensief verschilt duidelijk met de behandeling erna.

De keuze om Brandpunt en Achter het Nieuws als casestudy te nemen in dit onderzoek is gevallen, omdat deze twee actualiteitenprogramma’s zeer toonaangevend waren in de jaren zestig van de twintigste eeuw in Nederland en een zeer belangrijke positie innamen in het televisielandschap. De moderne mens kan het zich haast niet voorstellen, maar tot en met 1964 was er maar één kanaal op Nederlandse televisie. Daarna kwam de doorbraak naar twee kanalen. Het fenomeen ‘zappen’, daar had men nog nooit van gehoord. Maar deze beperkte keuze zorgde er wel voor dat de kijkdichtheid erg groot was. De twee actualiteitenprogramma’s behoorden dan ook tot de bekendste programma’s en bij een waarderingsonderzoek onder de kijkers scoorden Achter het Nieuws en Brandpunt het hoogst.6 Met wekelijkse kijkcijfers tot ver in de miljoenen moest bijna wel worden

5 Mark Lawrence, The Vietnam War, pp. 125

6 Jan Bank, ‘Televisie in de jaren zestig’, in: H.W. von der Dunk et al.., Wederopbouw, welvaart en onrust: Nederland in de jaren vijftig en zestig, (Houten, 1986) pp. 106

(12)

geconcludeerd dat de actualiteitenprogramma’s zeer invloedrijk waren en zij de Nederlandse samenleving daadwerkelijk konden beïnvloeden. Maar daarbij is het zeker het onderzoeken waard om te kijken hoe objectief deze verslaggeving was. Onderzoek naar de objectiviteit van deze twee programma’s voor wat betreft de berichtgeving van de Vietnamoorlog is nog niet eerder gedaan. En dat terwijl de Vietnamoorlog een zo’n groot en belangrijk onderwerp was in de jaren zestig van de twintigste eeuw in een land waar iedereen wel een mening had.

1.4. De media beschreven in de literatuur van de Vietnamoorlog

De meeste studies over de Vietnamoorlog beschrijven voornamelijk de politieke situatie van het conflict. Een voorbeeld hiervan is Robert Schulzinger’s A Time for War. 7 In een

chronologisch uiteenzetting houdt de literatuur zich bezig met de vraag waarom de Amerikanen zich inmengden in deze ‘onafhankelijkheidsstrijd’ van de Vietnamezen en waarom de Amerikanen uiteindelijk deze oorlog nooit hadden kunnen winnen. Volgens Schulzinger lag de oorzaak simpelweg in het feit dat de oorlog te lang duurde voor het geduld van het Amerikaanse thuispubliek. De rol van de media wordt in deze studie niet nadrukkelijk besproken. Martin Lawrence behandelt in zijn boek The Vietnam War, A concise

international history8 ook de geschiedenis van de Vietnamoorlog. Maar net als bij Schulzinger

wordt de rol van de media niet expliciet uitgelegd. Zoals het vermoeden misschien al doet bevestigen: de Vietnamoorlog was een vrijwel exclusieve Amerikaanse oorlog en de meeste bronnen behandelen dan ook uitsluitend Amerikaanse politieke en of historische

onderwerpen.

Om de rol van media in de Vietnamoorlog besproken te zien, komen we aan bij auteurs als Clarence Wyatt met zijn werk Paper Soldiers: the American press and the Vietnam

war9 en Daniel Hallin met zijn werk: The uncensored war. The media and Vietnam.10

Beide auteurs wekken de suggestie, dat in het verloop van de oorlog de media alles bepalend zijn geweest en dat de media ook verantwoordelijk waren voor het verlies van de oorlog door de Amerikanen. Maar dit valt te betwijfelen. Toegegeven, de media zijn belangrijk geweest, maar de media zijn altijd volgzaam geweest en hebben nooit het beleid kunnen

7 Robert Schulzinger, A Time for War, (New York, 1997)

8 Martin Lawrence, The Vietnam War, A concise international history, (New York, 2008)

9 Clarence Wyatt, Paper soldiers, the American press and the Vietnam War, (Chicago, 1993)

(13)

bepalen. Dit onderschrijft Melvin Small ook in zijn werk Covering dissent. The media and the

Anti-Vietnam war movement.11

Het fenomeen, dat de media dus niet allesbepalend is geweest in het verloop van de oorlog is belangrijk om te onthouden. Daarnaast is het heel interessant om te onderzoeken welke rol media dan wel heeft gespeeld. Met name over de objectieve berichtgeving. Want dat de publieke opinie beïnvloed werd door televisiebeelden tijdens de Vietnamoorlog is een feit. Maar werd de publieke opinie op een objectieve juiste wijze beïnvloed?

Met deze vraag kunnen we ook kijken naar de literatuur in Nederland. In Nederland is er veel onderzoek gedaan naar de Vietnamoorlog. Uiteraard lang niet zoveel als in de

Verenigde Staten. Dit is logisch, want Nederland is nooit direct betrokken geweest bij de Vietnamoorlog. De oorlog was in Nederland vooral merkbaar door de vele protesten tegen de oorlog. Een van de eersten die hier serieus over publiceerden waren Peter van Eekert, Duco Hellema en Adrienne van Heteren in hun boek Johnson Moordenaar! De kwestie

Vietnam in de Nederlandse politiek.12 De Vietnam-kwestie leefde volgens deze auteurs

voornamelijk in kleine kring in Nederland. Jongeren en mensen die meer politiek links stonden, voelden zich betrokken bij het lot van de Vietnamese bevolking en maakte zich zorgen over de toenemende Amerikaanse bemoeienis in de wereld. Aanvankelijk leefde dit op kleine schaal, maar in 1967 breidde dit gevoel zich gestaag uit naar een steeds breder publiek. Bijzonder is dat in dit boek nauwelijks aandacht wordt besteed aan de rol van televisie in Nederland tijdens de Vietnamoorlog.

De Vietnamoorlog in Nederland wordt over het algemeen beschreven als een bepaald hoofdstuk in de periode van de jaren zestig van de twintigste eeuw. Maar wel een hoofdstuk van groot belang. Een van deze auteurs is Hans Righart met zijn werk de wereldwijde jaren

zestig. 13

Hans Righart kijkt in zijn werk op een kritische manier naar de jaren zestig in

Nederland en vindt dat de jeugd en de steeds groter wordende generatiekloof in die jaren de oorzaak was voor de maatschappelijke onrust. De protesten tegen de Vietnamoorlog waren volgens hem een gevolg van deze maatschappelijke onrust. Wanneer Righart spreekt over de rol van televisie zegt hij dat dit vooral een vensterglas op de werkelijkheid was, maar wel

11 Melvin Small, Covering Dissent. The media and the anti-vietnam war movement. (New Brunswick, 1994)

12 Peter van Eekert, Duco Hellema, Adrienne van Heteren, Johnson Moordenaar! de kwestie Vietnam in de Nederlandse politiek 1965 – 1975, (Amsterdam, 1986)

(14)

eentje met een vervormde lens. Televisie tracht de kijker te manipuleren en hem een eigen sequentie, causaliteit en duiding op te dringen. Zodoende zorgde televisie voor een

omkering. De Amerikaanse bevrijders van destijds, figureerden als de onderdrukkers van nu. Het waren de jongeren die deze onderdrukkersrol aanklaagden. Zonder televisie was deze verbeelding wellicht nooit tot stand gekomen.14

Waar Righart vindt dat de jeugd de oorzaak is van de roerige jaren zestig in Nederland, vindt James Kennedy juist dat het de gezagdragers zijn, dus de ouderen, die zorgde voor de turbulente jaren. In zijn boek - Nieuw Babylon in aanbouw, Nederland in de

jaren zestig15 - bepleit hij dat de maatschappelijke vernieuwingen in de jaren zestig

toegeschreven moeten worden aan de vertegenwoordigers van instellingen zoals dagbladen, radio en televisie. Het waren deze vertegenwoordigers die de jeugd de vrijheid gaven.

Kennedy beschrijft ook de rol van televisie in zijn boek. De tv-bazen en de overheid lieten het toe dat televisie provocerend te werk kon gaan. De milde, vaag-christelijke, burgerlijke cultuur van de naoorlogse periode gaf toe aan de vrijere en minder eerbiedige culturele norm die de programmamakers voorstonden.16 Hier aan liep parallel, dat er

politieke en culturele veranderingen optraden in het land en er kritiek op de naoorlogse status quo kwam. Het bewustzijn van nieuwe wereldwijde problematiek nam in Nederland toe. Het verzet tegen de Vietnamoorlog bijvoorbeeld nam sinds 1965 gestaag toe en

ondertussen kwam in Nederland onder de bevolking een moralistische drijfveer naar boven die zich uitte in groeiend interesse voor ontwikkelingssamenwerking.17 Er kwam ook een

groeiend gevoel van solidariteit met de medemens waardoor de Nederlandse samenleving eiste dat de Verenigde Staten stopte met het bombarderen van Noord-Vietnam.

Een grote waarde voor de Nederlandse literatuur met betrekking tot de

Vietnamoorlog is Welterusten mijnheer de president, Nederland en de Vietnamoorlog 1965 –

1973,18 het proefschrift van Rimko van der Maar. Van der Maar onderzoekt in zijn proefschrift

de spanning tussen de publieke opinie en de opstelling van de Nederlandse regering met betrekking tot de oorlog in Vietnam in de periode 1965 – 1973. Nederland kon haar grootste 14 Hans Righart, De wereldwijde jaren zestig, pp. 74

15 James Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw, Nederland in de jaren zestig, (Amsterdam, 1995)

16 James Kennedy, Nieuw Babylon, pp. 119

17 James Kennedy, Nieuw Babylon, pp. 74

18 Rimko van der Maar, Weltrusten mijnheer de president, Nederland en de Vietnamoorlog 1965 - 1973 (Amsterdam, 2007)

(15)

en belangrijkste bondgenoot niet laten vallen. Aan de andere kant weigerde de Nederlandse regering direct betrokken te raken in de oorlog. Van der Maar besteedt ook aandacht aan de rol van de media maar aangezien dat niet zijn centrale thema is, wordt het niet uitvoerig besproken. Wel spreekt hij over de bijzonderheid dat anti-Vietnamdemonstraties van onder andere Piet Nak, contact zochten met de media. Progressieve kranten en tijdschriften als

Trouw, De Nieuw Linie en Het Vrije Volk toonden interesse, maar ook de

actualiteitenprogramma’s van de VARA, KRO en de NCRV besteedden hier aandacht aan.19

Van der Maar toont hiermee aan dat de media grote mogelijkheden hadden om de boodschap van de anti-Vietnam beweging bij een zo breed mogelijk publiek onder de aandacht te brengen.

1.5. Onderzoek naar de Nederlandse media en de Vietnamoorlog

Schijnbaar de enige die een wat uitgebreider werk over de relatie tussen de Nederlandse media en Vietnam doet is Niek Pas in een hoofdstuk ‘Brandpunt Vietnam’ in het boek Leeuw

en draak. Vier eeuwen Nederland en Vietnam.20 Hier behandelt Pas de verslaggeving van het

programma Brandpunt in de Vietnamoorlog. Niek Pas trekt net als de Amerikaanse onderzoekers de conclusie dat Brandpunt een pro-Amerikaanse houding had. Dat had volgens hem te maken met het feit dat veel Nederlanders de Amerikanen nog altijd zagen als de bevrijders van de Tweede Wereldoorlog en dat men in Nederland het gevoel had dat de Amerikanen in Vietnam streden omwille van de Koude Oorlog en het grote gevecht tegen het communisme. Pas beschrijft hoe in de loop van de oorlog het programma Brandpunt steeds kritischer werd op de oorlog en een ommezwaai maakte. Waar het in 1965 nog overwegend pro-Amerikaans is, blijkt Brandpunt in 1969 een overwegend pro-Vietcong standpunt in te nemen. Opmerkelijk.

Toch blijft de rol van televisie en de televisiemaker onderbelicht. Welke onderwerpen kozen de programma’s en waarom juist deze onderwerpen? Dat wordt niet besproken door Pas. En behalve Niek Pas is er geen enkele auteur die zich bezig heeft gehouden met de programma’s Brandpunt en Achter het Nieuws en de manier waarop zij zich juist met de Vietnamoorlog bezighielden. Als je alleen het programma ‘Achter het Nieuws’ wel wilt 19 Rimko van der Maar, Weltrusten mijnheer de president, pp. 83

20 Niek Pas, ‘Brandpunt Vietnam. ‘Oorlogsverslaggeving door de KRO-televisie 1966 – 1969, in: J. Kleinen, Leeuw en draak: vier eeuwen Nederland en Vietnam, (Amsterdam, 2007), pp. 173 - 191

(16)

onderzoeken, dan heeft Mirjam Sprenger met haar proefschrift ‘Achter het Nieuws’ en de

geboorte van de actualiteitenrubriek: Televisiejournalistiek in de jaren vijftig en zestig’21 een

grote bijdrage geleverd. Interessant is dat Sprenger ook ingaat op de concurrentie tussen de programma’s Brandpunt en Achter het Nieuws. Een werk van diezelfde waarde heeft Richard Schoonhoven, oud-hoofdredacteur van Brandpunt, geschreven. Dit boek, ‘Brandpunt, een

journalistieke doorbraak22 vertelt het journalistieke succes van Brandpunt en onthult de

succesformule van het programma. Het laat de achtergronden zien en geeft de redenen weer waarom bepaalde afwegingen en standpunten werden ingenomen door de redactie.

Toevoegingen aan een studie over het programma Brandpunt maar ook hoe het was om journalist te zijn in een oorlogsgebied zijn de werken van Willebrord Nieuwenhuis, Vietnam, de nooit verdwenen oorlog23 en de memoires van Aad van den Heuvel, Dit was Brandpunt, goedenavond.24

In zijn boek Vietnam, de nooit verdwenen oorlog, probeert Nieuwenhuis de positie van de journalist in Vietnam te beschrijven. Maar hij probeert vooral ook de journalist in naam te zuiveren. Hij beschrijft het beroep van een journalist in Vietnam als iets wat totaal hulpeloos was. Een Vietnamjournalist probeerde voortdurend de waarheid te vinden maar zou daar nooit in slagen. Nieuwenhuis wijst in zijn boek steeds op de beperktheid van de journalistiek in tijden van chaos en dat probeert hij in het slotwoord nog mooi te verwerken: ‘het motto van dit boek is de uitspraak over oorlog van de Romeinse schrijver Tacitus: ‘… en

waar zij een woestenij scheppen, spreken zij van vrede’’.25

Aad van den Heuvel, een van de meest bekendste gezichten op de Nederlandse televisie, heeft in zijn werk Dit was Brandpunt, goedenavond, een geweldige bijdrage geleverd in de literatuur over het actualiteitenprogramma Brandpunt. Jarenlang was hij een van de drijvende krachten van het actualiteitenprogramma en in zijn boek neemt Aad van den Heuvel de lezer mee langs zijn meest bijzondere journalistieke belevenissen. In een zeer persoonlijk verhaal krijgt men in het boek inzicht hoe Brandpunt reportages wilde en wenste te maken. Uiteraard is de oorlog in Vietnam ook een van zijn bijzondere journalistieke

belevenissen en daar besteedt Aad van den Heuvel dan ook veel aandacht aan. Vooral zijn 21 Mirjam Sprenger, ‘Achter het nieuws’ en de geboorte van de actualiteitenrubriek: Televisiejournalistiek in de jaren vijftig en zestig, (Amsterdam, 2014)

22 Richard Schoonhoven, Brandpunt, een journalistieke doorbraak, (Amsterdam, 2010)

23 Willebrord Nieuwenhuis, Vietnam, de nooit verdwenen oorlog, (Amsterdam 2000)

24 Aad van den Heuvel, Dit was Brandpunt, goedenavond, (Soesterberg, 2005)

(17)

persoonlijke ervaringen komen hier duidelijk naar voren en het boek toont op deze manier een goed inzicht in hoe het nou daadwerkelijk voelde voor een journalist in Vietnam. En op welke manier hij werd geconfronteerd met de harde realiteit van een oorlog.

1.6. Primaire bronnen

Om te onderzoeken hoe de programma’s de Vietnamoorlog hebben verslagen en of daar het ideaal van objectiviteit werd nagestreefd, is zorgvuldig onderzoek gedaan met behulp van al het beschikbare bronnenmateriaal in het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. (NIBG). In het NIBG kan men alles wat ooit in Nederland is gemaakt en uitgezonden en alles wat op Nederlandse televisie en radio te zien of horen is geweest, opzoeken. Deze enorme database bevindt zich onder het museum op het Mediapark in Hilversum. Gelukkig is al het

filmmateriaal gedigitaliseerd zodat wanneer men oud materiaal wil bekijken het niet meer nodig is om bijvoorbeeld een 16mm filmrolletje in een projector te laden. Enig hinder in deze database is dat deze erg groot is en dat je moet zoeken op zekere trefwoorden. Helaas zijn deze trefwoorden vaak niet nauwkeurig op de juiste zoekcriteria neergezet. Het zoeken naar relevante en juiste bronnen is daardoor een hele opgave. Vaak ontbreekt het audio bij de videobronnen of zijn er slechts gedeeltes van de programma’s beschikbaar. Vooral bij uitzendingen van Brandpunt. Dat komt omdat de verschillende items van de uitzendingen losgeknipt zijn en een uitzending om die reden niet integraal terug te zien is. Daarom is het moeilijk in te schatten hoeveel aandacht het programma daadwerkelijk gaf aan de

Vietnamoorlog. Onduidelijk is namelijk hoeveel aandacht (zendtijd) de verschillende items in één uitzending kregen. En daardoor is het lastig in te schatten hoe belangrijk men de

Vietnamoorlog werkelijk vond. En wat de programmamakers dan bijvoorbeeld ook belangrijke items vonden.

Maar wel heel bijzonder hoe dit enorme archief op één plek in Nederland is

opgeslagen. Een mooi stukje identiteit van Nederland die op een hele makkelijke manier voor iedereen toegankelijk is. Alle relevante archiefbeelden van de programma’s Achter het

Nieuws en Brandpunt konden via de goede database op deze manier worden bekeken en

geanalyseerd.

De analyse van de beelden is op de volgende manier gedaan. Allereerst zijn alle relevante uitzendingen van Achter het Nieuws en Brandpunt gevonden. Daarna zijn de

(18)

archiefbeelden aan de hand van verschillende vragen bekeken. Er werd stilgestaan bij wat de kijker te zien kreeg in de reportage van het betreffende programma. Er werd afgevraagd of de reportage zelfgemaakt of aangekocht was. Er werd gekeken of de journalisten een

kritische mening hadden ten opzichte van de Vietnamoorlog of dat ze slechts verslag deden. Daarnaast was het interessant om de vraag te stellen welke onderwerpen of details werden benadrukt in de reportages en of de verslaggever zijn eigen mening uitte. Tijdens het kijken van deze reportages is er ook stilgestaan bij vragen of de reportages overwegend pro-Amerikaans waren of dat ze meer sympathie voelden voor de Vietnamese vrijheidsstrijders. Verder was het ook belangrijk om af te vragen of men kon zien of de verslaggevers duidelijk een bepaalde opdracht uitdroegen vanuit ‘Hilversum’. Of dat ze vrij waren om verslag te doen van wat ze maar wilden. Dit is een belangrijke vraag als men objectieve onafhankelijke journalistiek wilt onderzoeken. Werd de journalist de vrijheid gegund om zo onafhankelijk en objectief mogelijk verslag te doen of werd hem opgedragen hoe hij een verhaal binnen bepaalde ‘lijnen’ moest brengen.

Historici in Nederland hebben veel te weinig onderzoek gedaan naar dit aspect van de Vietnamoorlog. De rol van de journalist, het verhaal wat hij brengt, de overwegingen van de redacties van de programma’s Brandpunt en Achter het Nieuws en hun macht over welke informatie zij wel aan het Nederlandse volk gaven en welke juist niet. En dan vooral met een onderwerp dat zo gevoelig lag bij de Nederlandse publieke opinie. De macht van bewegend beeld op de publieke opinie werd in deze periode voor het eerst ervaren. En in zekere zin is het ook heel relevant voor de tijd waarin wij nu leven. Juist nu worden wij overspoeld met informatie via bewegend beeld en is bewegend beeld onze voornaamste nieuwsbron. Ook wij worden beïnvloed door de keuzes van redacties en journalisten. Zij beslissen vanuit welke hoek een verhaal wordt verteld. Is de Vietnamoorlog een blijvende wijze les geweest voor ons?

(19)

Hoofdstuk 2: Wat is objectieve journalistiek en wat is de impact van het

bewegende beeld?

Objectieve journalistiek staat centraal in dit onderzoek. Deze studie onderzoekt immers de vraag in hoeverre de actualiteitenprogramma’s Brandpunt en Achter het Nieuws

onafhankelijke journalistiek hebben geprobeerd na streven tijdens de Vietnamoorlog in de jaren 1965 tot 1969. Daarom is het allereerst belangrijk om te bespreken wat objectieve journalistiek is. Tevens zal in dit hoofdstuk een verklaring worden gegeven waarom de impact van het bewegende beeld juist tijdens de Vietnamoorlog zo groot was.

(20)

Objectieve journalistiek wordt gezien als een van de grote steunpilaren waarop de moderne journalistiek rust. Objectieve journalistiek geeft een journalist zijn vrijheid. Een goede journalist kan zijn werk pas goed doen als hij onafhankelijk en dus niet gebonden aan een zekere autoriteit is. Als hij feitelijk verslag kan doen van gebeurtenissen die hij onderzoekt. Objectieve journalistiek wordt ook wel gezien als een vereiste binnen een democratie.26

Zolang een journalist niet in volledige vrijheid verslag kan doen, zou hij per definitie niet in een democratie leven.

Misschien wel de meest bruikbare definitie van objectiviteit komt van Walter Cronkite, de Amerikaanse nieuwslezer van de televisiezender CBS: ‘Objectiviteit is verslag uitbrengen van de werkelijkheid, van de pure werkelijkheid, dus van de feiten, die zo dicht mogelijk bij de bron moeten worden gehaald. Zonder dat men in de verleiding komt er vooroordelen of persoonlijke meningen aan toe te voegen.27

Journalisten geven al snel aan dat zuivere objectieve journalistiek bedrijven heel erg lastig is. Het heeft te maken met het feit dat de mens een mens is en dat emoties en

vooroordelen rationele gedachtes vertroebelen. In het geval van de Vietnamoorlog kwam het vaak voor dat objectieve journalistiek onmogelijk werd gemaakt. De journalist aanschouwde wat er gebeurde, maar liet zich, ondanks dat hij een hele andere werkelijkheid zag, toch vaak verleiden om op te schrijven wat de hogere autoriteiten wensten. Dit had te maken met het feit, dat over het algemeen de media pro Amerikaans waren. Amerikaanse verslaggevers deden wel hun best om de kijker thuis te voorzien van echte informatie. Maar dat werd ze vaak onmogelijk gemaakt door de autoriteiten. Washington had de media op zo’n manier in zijn macht, dat de redacties van de nieuwsvoorzieningen niet de vrijheid hadden die ze nodig zouden moeten hebben om objectief journalistiek werk te kunnen doen.28 Vaak werd de

journalist in Vietnam opgedragen om een vanuit Washington gedicteerde ‘waarheid’ te vertellen.

De United States Information Service had een buitengewoon slimme methode bedacht om buitenlandse journalisten te vriend te houden. Pure propaganda van de bovenste plank. Buitenlandse journalisten konden bijvoorbeeld door de Amerikanen

26 Steven Maras, Objectivity in Journalism, (Cambridge, 2013), pp. 1

27 Steven Maras, Objectivity in Journalism, pp. 7

28 Phillip Knightley, The First Casualty. From the Crimea to Vietnam: The War Correspondent as Hero, Propagandist and Myth Maker, (New York, 1975), pp. 376

(21)

uitgenodigd worden naar Vietnam te komen ‘zodat ze met eigen ogen de situatie konden aanschouwen en de feiten op een rijtje konden zetten’.29 De onkosten werden compleet

vergoed door de Amerikanen. Eenmaal aangekomen werden journalisten overdonderd met een enorme hoeveelheid Amerikaanse gastvrijheid. Zo speelde de Amerikaanse

propagandamachine heel makkelijk in op de goodwill van de journalisten.30

Dat Nederlandse journalisten goed werden geholpen door de Amerikanen

onderschrijven Aad van den Heuvel en Willebrord Nieuwenhuis ook. Maar het is niet bekend of zij ook op uitnodiging van de Amerikanen naar Vietnam afreisden. Willebrord

Nieuwenhuis herinnerde zich dat hij daar ter plekke goed door de Amerikanen werd

geholpen. Maar de Amerikanen hielden hem wel nauwlettend in de gaten en controleerden altijd wat hij aan doen was. Bovendien bepaalden zij precies wat hij wel en wat hij niet te zien kreeg.31 Ze namen hem dan bijvoorbeeld mee op een missie. ‘Een mooie actie noemen

ze het dan met veel bang-bang en ondersteuning vanuit de lucht. Maar dat soort beelden zit al vaak in het Acht-uurjournaal. Voor een tv-rubriek moet je meer hebben.’32 Aad van den

Heuvel kreeg van de Amerikanen de kans om samen met zijn collega Henk Neuman Generaal Westmoreland te interviewen.33

Generaal Westmoreland was de hoogste Amerikaanse militaire bevelhebber in Vietnam.34

Dus ook voor Nederlandse journalisten was het moeilijk om objectief te blijven. Maar behalve de hierboven vermelde redenen waren er ook redenen waarover later dieper zal worden ingegaan. En dan wordt bestudeerd hoe de actualiteitenprogramma’s Brandpunt en

Achter het Nieuws hiermee om gingen.

Maar waarom is objectiviteit in de journalistiek zo belangrijk? Allereerst heeft dat te maken met de relatie die de journalistiek heeft met de autoriteit. Wanneer men wil leven in een vrije wereld waar mensen met een rationele gedachtegang een mening kunnen vormen, is objectiviteit, volgens Stephen J. A. Ward35 een essentiële norm voor communicatie tussen

29 Phillip Knightley, The First Casualty, pp. 382

30 Phillip Knightley, The First Casualty, pp. 382

31 Willebrord Nieuwenhuis, Vietnam, pp. 35

32 Willebrord Nieuwenhuis, Vietnam, pp. 35

33 Brandpunt, 31-03-1967, Hilversum, NIBG, dragernummer: HRE0005C272, Good Morning Vietnam deel 1

34 Biography.com Editors, ‘William Westmoreland Biography’,

http://www.biography.com/people/william-westmoreland-9528510, geraadpleegd op 14 oktober 2016

35 Steven Ward, ‘About Steven Ward’,

(22)

mensen.36 Een tweede reden waarom objectiviteit belangrijk is, heeft te maken met de

macht van de media. De media kunnen de samenleving in beweging zetten. Omdat ze de stroom van informatie kunnen controleren kunnen zij als het ware de macht hebben over een samenleving en die samenleving implementeren met bepaalde gedachtes of ideeën.37

2.2. De macht van het bewegende beeld.

Steven Maras haalt in zijn boek aan dat in de jaren zestig in de twintigste eeuw, objectieve journalistiek zich op een cruciaal punt bevond. Dit had vooral te maken met de

Vietnamoorlog. Journalistiek, en de manier waarop journalistiek zou moeten worden bedreven, stond op zijn grondvesten.38 Was zuivere objectiviteit in de journalistiek nog wel

mogelijk en moest men hier nog wel waarde aan hechten? Men heeft geleerd dat zuivere objectiviteit in de journalistiek tijdens de Vietnamoorlog niet mogelijk was. Er zou altijd een subjectief aanwezig zijn. Televisiebeelden versterkten dit effect bovendien alleen nog maar meer. Een bewegend beeld heeft namelijk een veel sterkere boodschap dan bijvoorbeeld een geschreven tekst.39 Beelden van bebloede Amerikaanse soldaten, lijken, kapotgeschoten

landschappen en het lijdende Vietnamese volk waar de wanhoop in de ogen te zien was hebben ongetwijfeld bijgedragen aan de drang van het thuisfront om de oorlog te laten stoppen. Om te toetsen hoe invloedrijk televisie is geweest hangt mede af van hoe men reageerde op de informatie die via dit medium te zien was. Zo komt men al snel bij de theorie van Marshall Mcluhan: ‘The Medium is the Message’. Welk soort medium de mens gebruikt om informatie tot zich te nemen bepaalt volgens hem in hoge mate hoe men die informatie vervolgens verwerkt. Bewegend beeld bezit volgens Mcluhan een macht, die gevoelens van saamhorigheid, betrokkenheid en sympathie opwekt. Het zorgt ervoor dat mensen meer tot elkaar komen. Geschreven informatie bezit geen beeldende kracht en creëert volgens Mcluhan juist diversiteit en afstand.40 Dit omdat geschreven informatie de

ruimte geeft aan ieder individu om in zijn hoofd een eigen beeld te vormen. Informatie gekregen via bewegend beeld geeft deze ruimte niet. Een beeld zit namelijk letterlijk op het

36 Steven Maras, Objectivity in Journalism, pp. 11

37 Steven Maras, Objectivity in Journalism, pp. 12

38 Steven Maras, Objectivity in Journalism, pp. 55

39 Michael Mandelbaum, ‘The Television war’ in: Deadalus, vol. 111, No. 4, 1982, pp. 161

(23)

netvlies geprint. Wanneer men de theorie van Mcluhan toetst In het geval van de

Vietnamoorlog, zou men op het volgende uitkomen: Als men nooit toegang had gehad tot bewegende beelden, zou men waarschijnlijk niet zo tegen de oorlog zijn geweest. De oorlog was immers heel ver weg en werd niet letterlijk in je huiskamer gebracht. Men had er immers niet echt een beeld bij. Bewegende beelden laren juist een waarheid zien die ervoor zorgde dat mensen op een veel intensere manier betrokken raakten.

Hoofdstuk 3: Het begin van de Vietnamoorlog en de positie van Nederland

Voor Nederland begint de Vietnamoorlog eigenlijk pas als Amerika zich echt gaat bemoeien met het conflict in Vietnam dat al sinds de Tweede Wereldoorlog bezig was. Na de Tweede Wereldoorlog liggen twee gebeurtenissen ten grondslag aan de Amerikaanse interventie en het Amerikaans-Vietnamese conflict: dekolonisatie en het ontstaan van de Koude Oorlog. Het toeval trof dat beide gebeurtenissen botsten in het kleine Vietnam.41

In dit hoofdstuk zal onderzocht worden hoe het conflict in Vietnam tot stand kwam en op welke wijze de Nederlandse samenleving te maken kreeg met de Vietnamoorlog. Zo zal de vraag beantwoord worden waarom de Vietnamoorlog zo’n groot discussiepunt werd in Nederland.

(24)

3.1. Hoe kwam de Vietnamoorlog tot stand?

Na de Tweede Wereldoorlog raakte Vietnam verzeild in een onafhankelijkheidsoorlog met Frankrijk. De Fransen wilden hun kolonie Indochina weer terug en hun oude Franse koloniale rijk van voor de Tweede Wereldoorlog weer in volle glorie herstellen. Echter door het

machtsvacuüm dat was ontstaan na het vertrek van de Japanse troepen en het nog niet aanwezig zijn van de Fransen zelf hadden de Vietnamese nationalisten onder leiding van de communist Ho Chi Minh onafhankelijkheid geproefd. Zij noemden zich de Vietminh en in augustus 1945 riepen zij een onafhankelijk Vietnam uit. De Fransen gingen hier niet mee akkoord en eisten hun kolonie weer terug. Dat bleek lastiger dan gedacht. Een moeizame en lange strijd volgde. Frankrijk was niet in staat om in haar eentje weerstand te bieden tegen de Vietminh en werd op den duur financieel geholpen door haar bondgenoot Amerika. Amerika had zich aanvankelijk afzijdig hadden gehouden in het conflict in Indochina.

Toen de Koude Oorlog steeds meer vorm kreeg en de Amerikanen over gingen tot ‘de politiek van containment’ van een dreigende Sovjet-Unie, besloot Amerika zijn bondgenoot Frankrijk te steunen.42 ‘De politiek van containment’ hield in dat de invloed van de

Sovjet-Unie in de wereld beperkt en gestopt moest worden. De herhaaldelijke oproepen van Ho Chi Minh voor een onafhankelijk Vietnam werd door de Amerikanen, ondanks hun

anti-kolonialistische opvattingen, zorgvuldig genegeerd. Liever een sterk Frankrijk en een

krachtige bondgenoot in de strijd tegen het communisme, dan een verzwakt Frankrijk en een Vietnam onder leiding van een communist.

Ondanks de toenemende steun van de Amerikaanse regering lukte het de Fransen niet om de separatistische Vietminh te verslaan. Integendeel. Na acht jaar strijd leed het Franse leger op 7 mei 1954 een verpletterende nederlaag in het noorden van Vietnam bij het stadje Dien Bien Phu. Het toeval wil dat op 8 mei 1954 de strijdende partijen in Genève zouden samenkomen voor onderhandelingen over de situatie in Vietnam, Laos en Cambodja. Moegestreden ondertekenden de Fransen een wapenstilstand. Vietnam zou tijdelijk worden verdeeld in een noordelijk en een zuidelijk deel. In 1956, na twee jaar rust voor de bevolking, zouden zij mogen beslissen door welke regering het land bestuurd gaat worden: door een

(25)

democratische of door een communistische regering. Communistisch leider Ho Chi Minh ging akkoord. Hij voorspelde namelijk dat hij met gemak de verkiezingen zou behalen.43

De Amerikanen hielden zich uiteindelijk niet aan hun woord. Toen 1956 naderde zag het ernaar uit dat de Vietnamese communisten de verkiezingen zouden winnen. In Amerika heerste een enorme angst voor uitbreiding van het communisme. Als Vietnam

communistisch zou worden, dan zou wellicht geheel Zuidoost-Azië volgen (de

dominotheorie). Om dit tegen te gaan besloot Amerika in het zuiden van Vietnam een krachtige en onafhankelijke regering te vormen. Dit moest het tegenwicht bieden tegen het inmiddels onafhankelijke communistische Noord-Vietnam.44 Als de leiders in de hoofdstad

Hanoi nog een verenigd Vietnam wilden bereiken, dan moesten zij de strijd aangaan met de door Amerika aangestelde regering onder leiding van president Ngo Dinh Diem. Een

president die volgens de akkoorden van Genève niet eens aan de macht had mogen komen. Via de zogenoemde ‘Ho Chi Minh route’, een verborgen aanvoerroute van Noord- naar Zuid-Vietnam via Laos, werden de communistische strijders in Zuid-Vietnam actief gesteund met materieel en manschappen.45

De situatie in Zuid-Vietnam verslechterde in hoog tempo. Al vrij snel bleek dat het Zuid-Vietnamese leger niet in staat was de communistische guerrilla’s, die men de Vietcong ging noemen, te verslaan. In 1961 had de Vietcong met hulp vanuit Noord-Vietnam de controle gekregen over een groot deel van het platteland en kleine steden in heel Zuid-Vietnam. De Amerikaanse president Kennedy was ervan overtuigd dat als de Verenigde Staten de Zuid-Vietnamese regering en de door het volk gehate president Ngo Dinh Diem zouden laten vallen, het zeer waarschijnlijk zou resulteren in een communistische

machtsovername. En om de geloofwaardigheid van Amerika hoog te houden in de wereld, durfde Kennedy niet Diem en zijn regering te laten vallen. Onder leiding van Kennedy raakten de Amerikanen steeds meer betrokken bij een steeds penibeler wordende situatie in

Vietnam. De regering in Saigon kreeg steeds meer financiële hulp en er werden Amerikaanse militaire adviseurs gestuurd om het Zuid-Vietnamese leger te trainen. Amerikaanse troepen zouden niet gestuurd worden, die stap ging president Kennedy nog te ver.46

43 Rimko van der Maar, Welterusten mijnheer de president, pp. 21

44 Rimko van der Maar, Welterusten mijnheer de president, pp. 21

45 Rimko van der Maar, Welterusten mijnheer de president, pp. 23

(26)

Een belangrijke verandering voltrok zich in 1963 toen de boeddhisten, gesteund door studenten, in opstand kwamen tegen president Ngo Dinh Diem wegens diens discriminatie ten gunste van de katholieke minderheid in Zuid-Vietnam. Televisiebeelden van

boeddhistische monniken die zichzelf uit protest in brand staken wegens het keiharde optreden van de politie op de demonstranten gingen de hele wereld over. Deze beelden bevestigden wat de Verenigde Staten vreesden, namelijk dat zij een autoritaire regering in Zuid-Vietnam steunden. De Amerikaanse regering verloor het vertrouwen in president Ngo Dinh Diem. Niet veel later ondernamen Zuid-Vietnamese generaals, met goedkeuren van Amerika, een coup tegen Diem. Diem werd hierbij vermoord. De tragedie was dat drie weken later president Kennedy ook vermoord werd.47

Zijn opvolger, president Lyndon B. Johnson, had nog meer te kampen met het dilemma van wel of niet ingrijpen. Dit wordt door historici ook wel toegeschreven aan het onvermogen van Johnson om beslissingen te nemen en door het constante macho Texaanse gedrag, waar hij zich in wilde profileren. Johnson zag het conflict in Vietnam als een proeve van zijn mannelijkheid en hij was bang dat een koerswijziging zijn geloofwaardigheid als leider en daarmee die van zijn land een stevige knauw zou bezorgen. De historicus Frederik Logevall onderschrijft deze theorie.48 Maar er zijn ook andere historici en die zien Johnson

toch meer als een tragisch figuur. Zij zien hem vooral als een persoon die een door de

presidenten Eisenhouwer en Kennedy nagelaten probleem moest oplossen.49 Echter toen de

torpedoboot USS Maddox op 2 augustus 1964 werd aangevallen door Noord-Vietnamese torpedoboten en twee dagen later de USS Turner C. Joy ook beschoten werd, besloot Johnson over te gaan tot vergeldingsacties op Noord-Vietnamese legerbases en oliedepots. En Johnson liet het hierbij niet zitten. Hij gebruikte het incident, wat de boeken is ingegaan als het ‘Tonkin-incident’, om van het Amerikaanse Congres toestemming te krijgen om verregaande maatregelen te kunnen nemen tegen Noord-Vietnam. Dit werd de

Tonkinresolutie genoemd en het gaf de president volmachten om de strijd aan te gaan tegen

de communistische dreiging in Zuidoost-Azië.50

47 Rimko van der Maar, Welterusten mijnheer de president, pp. 24

48 P. Meulendijks, ‘Orthodoxen, revisionisten en postrevisionisten over de Amerikaanse interventie in de Vietnam Oorlog’, in: Tijdschrift voor Geschiedenis, jg. 117, nr. 3, 2004, pp. 376

49 P. Meulendijks, ‘Orthodoxen, revisionisten en postrevisionisten’, pp. 371

(27)

Over de vraag of de Noord-Vietnamese aanvallen bewust door de Amerikaanse regering waren uitgelokt om zodoende een aanleiding te hebben om het conflict in Vietnam te laten escaleren, is in de literatuur geen eenduidig antwoord te vinden. Echter inmiddels is wel duidelijk geworden dat de Amerikanen op zeer provocerende wijze hebben gehandeld en dat zij de aanval op de USS Maddox hebben uitgelokt. Bovendien heeft de aanval op 4 augustus op de USS Turner C. Joy zelfs nooit plaatsgevonden. De bemanning, onervaren in het gebruik van sonarapparaten en misleidt door het donkere weer, mist en onweer, zag ten onrechte vogels en overvliegende Amerikaanse gevechtsvliegtuigen aan voor

Noord-Vietnamese agressie.51 Maar voordat dit aan het licht kwam, was de situatie in Vietnam al

volledig geëscaleerd en werd Noord-Vietnam al gebombardeerd. Eind 1964 voelde Johnson zich zelfverzekerd om nog intensiever deel te nemen in het Vietnamconflict. Er werden plannen gemaakt voor een uitgebreide luchtoorlog tegen Noord-Vietnam en het werd duidelijk dat vanaf 1965 definitief Amerikaanse grondtroepen zouden worden gelegerd op Zuid-Vietnamees grondgebied.

3.2. Op welke wijze raakte Nederland betrokken bij de Vietnamoorlog?

‘Vietnam. De woede, de verontwaardiging, de onuitputtelijke energie in de acties. Wat was onze inzet? Waar haalden we de moed vandaan? Vietnam, brandmerk van de jaren zestig.52

In 1964 vroeg Amerika de Nederlandse regering om militair actief mee te doen in het

sluimerende Vietnamconflict. Om tegenstand te bieden tegen het gevaarlijke en opkomende communisme. Minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns had gelachen bij dit voorstel. Had Amerika werkelijk gedacht dat Nederland troepen zou stationeren in een Aziatisch land terwijl zij twee jaar daarvoor nog onder grote druk van Amerika, hun troepen hadden moeten terugtrekken uit Nieuw-Guinea en daarmee zelf hun laatste kolonie in Azië hadden verloren? Waren de Amerikanen soms ook vergeten dat zij in 1949 hadden gedreigd de

51 P. Meulendijks, ‘Orthodoxen, revisionisten en postrevisionisten’, pp. 379

(28)

Marshallhulp aan Nederland stop te zetten als zij de strijd in Nederlands-Indië niet zou beëindigen. Met als gevolg dat Nederland uiteindelijk ook deze dekolonisatieoorlog verloor.53

Het vertrouwen dat Nederland gehoor zou geven aan dit Amerikaanse verzoek was echter niet geheel onverwacht. Nederland had zich in de jaren vijftig ontpopt tot een groot voorstander van de NAVO en was in 1957 als eerste NAVO-land positief over het

Amerikaanse plan om de West-Europese krijgsmachten te voorzien van nucleaire wapens. Deze betrokkenheid bij de NAVO kwam vanuit het gedachtegoed dat het Nederlandse belang het best gediend zou zijn bij een bondgenootschap onder leiding van de Verenigde Staten. Dit was niet alleen vanwege de Koude Oorlog, maar ook om tegenstand te bieden aan de opkomende macht van Frankrijk en Duitsland in de Europese Gemeenschap.54

Opmerkelijk is dat de Amerikaanse cultuur werd beschouwd als een superieure politieke en industriële cultuur. Nederland kon daarvan leren. In de jaren vijftig zien we dan ook dat veel Nederlanders de Amerikaanse cultuur als een soort ideaalbeeld zagen.55 De

Engelse taal werd op school een verplicht vak en de televisie-uitzendingen werden vanaf 1960 ondertiteld. En niet zoals in alle andere Europese landen nagesynchroniseerd. Op die manier pikten Nederlandse jongeren al snel het informele jargon op van de

Anglo-Amerikaanse jeugdcultuur en gebruikten ze termen als ‘Hey man’ en ‘Love you’.56 Nee, de

Amerikanen hadden zeker alle reden om te denken dat Nederland Amerika bij zou gaan staan in het Vietnam conflict. Het zou ook gezien kunnen worden als een wederdienst voor de Amerikaanse inzet ter verdediging van West-Europa en natuurlijk de overwinning op het Nazi-Duitsland.

Daarnaast waren er in de jaren vijftig en begin zestig in de Nederlandse samenleving grote zorgen over een steeds groter wordend jeugdprobleem. Al voor de Tweede

Wereldoorlog was er een jongere generatie opgestaan die op moreel gebied zeer onverschillig was. En, zo meenden verschillende geleerden en onderzoekers, de

daaropvolgende vijf jaar durende bezetting door de Duitsers had die jeugd ook niet veel goeds gedaan. Onverschilligheid ten opzichte van ideologie, geloof en tradities, openbaarde zich duidelijk waarneembaar bij de tieners in het midden van de jaren vijftig. Maar

Nederland moest het accepteren en deed waar het goed in was: het sluiten van

53 Rimko van der Maar, Welterusten mijnheer de president, pp. 30

54 Rimko van der Maar, Welterusten mijnheer de president, pp. 29

55 James Kennedy, Nieuw Babylon, pp. 128

(29)

compromissen. De jongeren kregen volop de ruimte om na te denken over hoe het anders zou moeten in de wereld.57

Het jeugdprobleem werd gezien als een modern probleem, ontstaan uit een

onpersoonlijke, gedifferentieerde samenleving. Men moest niet vergeten dat deze jongeren heel veel leken op hun ouders. Maar ze waren wat toleranter en sceptischer en minder vatbaar voor het ‘blind idealisme’ van hun ouders.58 De jongere generatie had het

waarschijnlijk moeilijker met het zwart-witdenken van kapitalisme tegenover communisme en de Koude Oorlog begrepen ze al helemaal niet. Zij hadden ook nooit echt de dreiging van het communisme ervaren of een oorlog bewust meegemaakt. Bovendien waren jongeren niet echt bezig met de wereldlijke problemen. Hun grootste angst was om oud te worden. Het Nederlandse ideaal van ouderdom en wijsheid moest vervangen worden door

jeugdigheid en levenslust.59 Jongeren werden geïnspireerd door de popcultuur die kwam

overwaaien uit Amerika of Groot-Brittannië. Zij luisterden naar rockmuziek en naar de piratenzender Veronica. ‘Je bent jong en je wilt wat’ klonk het vanaf het schip op de

Noordzee. Ze lieten hun haar groeien en ze deden er werkelijk alles aan om zich los te maken van de manier waarop hun ouders geleefd hadden. ‘Weg met de oude lullen’.60

Toen het ‘Tonkin-incident’ zich in augustus 1964 voltrok en niet lang daarna de Amerikanen zich definitief in de strijd in Vietnam mengden, veranderden de minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns en de Nederlandse regering van mening. De opvatting was dat de situatie in Zuid-Vietnam nu zo explosief geworden was, dat het noodzaak om Amerika als bondgenoot bij te staan de juiste keuze leek. Nederland zou zich weliswaar militair afzijdig houden, maar het steunde het Amerikaanse optreden in Zuid-Vietnam openlijk en daarmee de strijd tegen het communisme en het voorbehoud van een onafhankelijk Zuid-Vietnam.61

Maar het blijven steunen van bondgenoot Amerika was voor de Nederlandse regering lastig. Andere West-Europese bondgenoten van Amerika gingen het conflict in Vietnam steeds meer beschouwen als een regionale kwestie en niet, zoals de Amerikanen graag hen deden geloven, als een oorlog in het kader van de mondiale strijd tegen het communisme. Het was niet alleen de politiek, maar ook de bevolking die steeds meer twijfels begon te krijgen over

57 James Kennedy, Nieuw Babylon, pp. 14

58 James Kennedy, Nieuw Babylon, pp. 44

59 James Kennedy, Nieuw Babylon, pp. 127

60 James Kennedy, Nieuw Babylon, pp. 128

(30)

de Vietnamoorlog. Vooral de manier waarop de Amerikanen te werk gingen stuitte bij veel mensen op grote weerstand. 62 Amerika gooide enorme grote hoeveelheden bommen op

Vietnam en maakte om de Vietcong te bestrijden gebruik van fragmentatiebommen, napalm en allerlei chemische middelen. Deze manier van oorlog voeren leidde tot ontzettend veel burgerslachtoffers en zorgde voor allerlei onmenselijke omstandigheden.

De aandacht van de media in het conflict zorgde ervoor dat het Amerikaanse imago in toenemende mate onder druk kwam te staan. Vrijwel alles wat de Amerikanen daar in Vietnam uitspookten was op televisie door het grote publiek te volgen, mits de

televisieomroepen het uitzonden. De journalist met zijn camera stond met er zijn neus bovenop en kon nagenoeg vrijwel alles filmen. Censuur bestond niet. De Amerikanen konden meestal wel controleren wat de journalisten te zien kregen, maar als het de journalist lukte om iets op eigen houtje vast te leggen dan werd hem dat niet verboden. ‘Het geheim is een

paar nachtjes over te blijven en het vertrouwen te winnen van de mannen die die bang-bang uitvoeren met gevaar voor eigen huid en daar na enige overreding ook voor de camera over willen praten.63 Na goedkeuring zonden de netwerken de beelden uit en zodoende kregen de

kijkers steeds meer twijfels over het Amerikaanse optreden.

De Vietnamoorlog versterkte de verdeeldheid tussen West-Europa en Amerika, maar de West-Europese regeringen onthielden zich over het algemeen van openlijke kritiek op het Amerikaanse Vietnambeleid. Het voorbestaan van de NAVO was simpelweg te belangrijk om een openlijke breuk met Amerika te riskeren.64 Maar vanuit de samenleving kwam juist

steeds meer kritiek op de oorlog en daardoor kwam de regering vanwege haar

pro-Amerikaanse standpunt onder druk te staan. De kwestie Vietnam deed het vertrouwen in de rechtvaardigheid en effectiviteit van de Amerikaanse buitenlandse politiek aanzienlijk

verminderen. Voor veel mensen in Nederland kwam door de Vietnamoorlog een einde aan een tijdperk. 65 Een tijdperk waarin het geloof in Amerika groot was en op een voetstuk werd

geplaatst.

De media hebben hierin een grote rol gespeeld. De Vietnamoorlog was de eerste, en tevens ook de laatste oorlog, waar volledige persvrijheid bestond. Journalisten kregen vrijwel

62 Peter van Eekert, Duco Hellema, Adrienne van Heteren, Johnson Moordenaar!, pp. 32

63 Willebrord Nieuwenhuis, Vietnam, pp. 35

64 Kim van der Wijngaart, Bondgenootschap onder spanning. Nederlands-Amerikaanse betrekkingen, 1969-1976, (Hilversum, 2011), pp. 38

(31)

onbeperkte bewegingsvrijheid en konden schrijven over wat ze maar wilden.Dat niet alle verhalen het publiek bereikten heeft weer te maken met de hogere autoriteiten. Die kozen ervoor, bewust of onbewust, om deze informatie wel of niet te delen.Niet alleen schrijvende journalistiek was aanwezig in Vietnam, vooral ook de televisiejournalist was ter plaatse. Oorlogsverslaggeving op televisie is misschien wel geboren in Vietnam. Tijdens de Koreaanse oorlog (1950-1953) bestond televisie weliswaar al wel, maar dit medium stond dermate in de kinderschoenen, dat het nog geen grote rol speelde in het dagelijkse leven.66 Tijdens de

Vietnamoorlog bleek de grote invloed van televisie op de publieke opinie. Men realiseerde zich dat de macht van bewegend beeld heel bepalend kan zijn. Ook in de uitkomst van een oorlog. Thuis op de bank werden de kijkers blootgesteld aan de confronterende beelden van een oorlog. Het effect wat dat zou hebben bij het thuisfront en wat het deed met de publieke opinie was nog nooit eerder zo heftig meegemaakt. Aanvankelijk was men ervan overtuigd dat de Amerikanen iets goed deden in Vietnam. Dat werd ze ten slotte verteld door de beleidsmakers, de regering. Amerika streed immers tegen het communisme en ze hielpen de Vietnamese bevolking aan een beter leven. Daarnaast leek het duidelijk dat niemand

tegenstand kon bieden tegen de enorme Amerikaanse legermacht die gestationeerd was in Vietnam.67 En men dacht in ieder geval zeker niet dat het Vietcong leger enig partij zou

vormen tegen het technologisch superieure Amerikaanse leger, dat in de ogen van veel Europeanen nog steeds dat geweldige leger was dat hen had bevrijd van Nazi-Duitsland. Hoe anders was de werkelijkheid. De Vietnamoorlog bleek een uiterst frustrerende oorlog voor de Amerikanen en ze konden, ondanks hun militaire overmacht, niet overwinnen op de Noord-Vietnamezen en Vietcong. En daarbij probeerden zij die oorlog ook nog eens te beslissen met de meest verschrikkelijke middelen.Veel Nederlanders plaatsten

kanttekeningen bij het optreden van de Amerikanen in Vietnam.

3.3. Hoe reageerde de Nederlandse samenleving op de Vietnamoorlog?

In Nederland kwam geleidelijk aan steeds meer kritiek vanuit de samenleving op het Amerikaanse optreden in Vietnam. Vietnam nodigde uit tot partijdigheid. En dat was lastig. Want, zomaar de Amerikanen, ‘de grote bevrijders’ zien als misdadigers? Dat was na de

66 Daniel Hallin, The Uncensored War, pp. 6

(32)

Tweede Wereldoorlog een omwenteling in het politieke denkschema waar veel mensen niet toe in staat waren. Niet alleen de regering en het parlement vonden de interventie in Vietnam aanvankelijk gerechtvaardigd, het merendeel van de Nederlandse media deelde deze mening.68

De eerste protestacties werden vanaf 1965 gevoerd door een kleine groep activisten. Steun onder de bevolking was er aanvankelijk niet. Het waren voornamelijk linkse jongeren. Maar geleidelijk aan kreeg het standpunt van deze kleine protestgroepen meer steun bij een breder publiek, dat bestond uit intellectuelen en kerkgangers. Dit kwam onder meer door het omstreden Amerikaanse bombardementenprogramma met de naam ‘Rolling Thunder’. Ruim 250 hoogleraren, journalisten, artsen, kunstenaars, theologen en dominees ondertekenden een petitie van de PSP’ers Sietse Bosgra, Fries de Vries en Henk Branderhorst. In die petitie, gepubliceerd in het NRC, werd de Nederlandse regering gevraagd om de Amerikaanse regering te verzoeken de bombardementen op Vietnam te stoppen.69 De Pacifistische

Socialistische Partij (PSP) was een links-socialistische politieke partij die werd opgericht door mensen die zich niet in de pro-Russische koers van de Communistische Partij van Nederland (CPN) of de pro-Amerikaanse koers van de Partij van de Arbeid (PvdA) konden vinden. De koers van de partij werd gekenmerkt door een streven naar democratie en vrede. Met name het verzet tegen kernwapens was een opmerkelijke koers van de partij.70

‘Vietnam nodigde uit tot partijdigheid, tot een keuze. Overal. In de Verenigde Staten, in West-Europa. Een toetssteen in het denken.’71

Kritiek op de Vietnamoorlog vanuit de Nederlandse samenleving ontstond

voornamelijk omdat de mensen beïnvloed werden door het zien van televisiebeelden. Het zette aan tot denken over de oorlog en daarom ook organiseerde de Algemene

Studentenvereniging Amsterdam (ASVA) op 29 oktober 1965 in de Amsterdamse Koopmansbeurs een ‘Teach-in’. Het ‘Teach-in’ idee was afkomstig uit Amerika: Voor- en tegenstanders rond een omstreden kwestie laten elkaar aan het woord, alle argumenten

68 Rimko van der Maar, Welterusten mijnheer de president, pp. 41

69 Rimko van der Maar, Welterusten mijnheer de president, pp. 48

70 Parlement en Politiek, ‘Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP),’

http://www.parlement.com/id/vh8lnhrp8wsk/pacifistisch_socialistische_partij_psp, geraadpleegd op 04 oktober 2016

(33)

krijgen de ruimte en daarna gaan de aanwezigen met elkaar in debat.72 Verschillende

Amsterdamse studenten, Nederlandse en buitenlandse journalisten, academici, hoogleraren en politici gaven ‘act de presence’ om hun visie te geven. Aanvankelijk had ASVA niet gedacht dat er veel animo zou zijn voor deze ‘Teach-in’. Men dacht dat de kwestie-Vietnam niet zo’n grote ongerustheid en emotionele beroering onder de Nederlandse bevolking zou brengen. Ze bleken er goed naast te zitten. Tot ieders verbazing was de opkomst erg groot. En die grote opkomst bewees dat de kwestie-Vietnam wel degelijk leefde bij het Nederlandse publiek. Maar er waren zo weinig voorstanders van de oorlog in Vietnam aanwezig, dat de ‘Teach-in’ meer weg leek te hebben van een protestmars. Opmerkelijk is de verdediging van voorstander Lou de Jong, de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. ‘Ik

behoor tot de generatie die bitter heeft geboet voor de laksheid der democratische landen in de dertiger jaren’, zei De Jong. ‘Amerika heeft ons eruit gehaald, sinds de Tweede

Wereldoorlog ben ik voorstander van een zo nauw mogelijk samengaan met de Verenigde Staten.’73 Uit deze uitspraak kan geconcludeerd worden dat de oudere generatie in

Nederland het vertrouwen in Amerika niet wilde opgeven. De jongeren, zij die niet de Tweede Wereldoorlog hadden meegemaakt en dus Amerika niet in de bevrijdersrol wisten te plaatsen, hadden moeite om de Amerikaanse interventie in Vietnam te steunen.

De oorlog duurde langer dan verwacht. De Amerikanen konden maar niet winnen van de Vietcong en vanaf 1967 raakte de oorlog in een patstelling. De oorlog werd uitzichtloos en net als in Amerika, waar in april 1967 enorme demonstraties werden gehouden, gingen in Nederland ook steeds meer mensen in protest de straat op. Op 20 mei 1967 werd in Amsterdam een massale stille tocht gehouden met deelnemers van allerlei verschillende leeftijden en achtergronden. Die uitbreiding van het Vietnamprotest in Nederland kan onder meer worden toegeschreven aan de inspanningen van Piet Nak. Piet Nak was een bekende Nederlander omdat hij betrokken was geweest bij de Februaristaking van 1941. Dit was tijdens de Tweede Wereldoorlog een massaal protest van Amsterdammers die het niet eens waren met de behandeling van de Joden door de Duitsers. In 1967 zorgde Piet Nak ervoor, samen met zijn Piet Nak Comité, dat het imago van de protestmarsen veranderde. Het was niet meer alleen maar de linkse provocerende jeugd die deelnam aan de Vietnamprotesten. Het comité van Piet Nak bestond uit meer mensen uit alle verschillende lagen van de

72 Ton Regtien, Springtij, pp. 147

(34)

samenleving. Hierdoor kwam het besef dat het groeiende verzet tegen het Amerikaanse optreden zich op veel grotere schaal binnen de samenleving afspeelde dan alleen bij de onrustige jeugd. En daarnaast voelden de mensen zich ook aangesproken tot Piet Nak omdat hij herhaaldelijk het militaire optreden van Amerika in Vietnam vergeleek met de Duitse bezetting in Nederland.74 Uiteindelijk nam het Piet Nak Comité het voortouw in de

demonstraties in Nederland. Eind 1967 besteedde het actualiteitenprogramma Brandpunt aandacht aan zo’n demonstratie in Amsterdam. Piet Nak kwam hierbij zelf ook aan het woord en hij liet duidelijk merken dat hij het geweldig vond dat er zoveel mensen op de been waren gebracht om te demonstreren tegen de oorlog.

Hoofdstuk 4: Brandpunt en Achter het Nieuws, televisieprogramma’s die de

Nederlandse opinie zouden beïnvloeden?

In dit hoofdstuk zal de opkomst van televisie in Nederland worden behandeld en wordt er gekeken naar het ontstaan van de actualiteitenprogramma’s Brandpunt en Achter het

Nieuws. En het zal duidelijk worden waarom deze programma’s zo invloedrijk konden worden

via het Nederlandse televisiebestel.

4.1. Opkomst van televisie in Nederland

Televisie kreeg vanaf de jaren zestig in Nederland een enorme impuls. Nadat de

televisietechnologie in de jaren dertig van de twintigste eeuw was uitgevonden durfden Nederlanders hun handen er in eerste instantie nog niet aan te branden. Anders dan in Duitsland of de Verenigde Staten kwam tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland het publieke debat rondom de wenselijkheid van televisie tot stilstand. Ondanks het relatief snelle herstel van Europa na de oorlog, was Nederland het enige land in West-Europa waar tot 1953 nauwelijks economische vooruitgang was. En dus was televisie voor de Nederlandse consument een overbodige luxe.75

74 Rimko van der Maar, Welterusten mijnheer de president, pp. 82

75 Andreas Fickers, ‘Op zoek naar televisie, 1925 – 1960’, in: Jo Bardoel, Chris Vos, Frank van Vree, Huub Wijfjes, Journalistieke cultuur in Nederland, (Amsterdam, 2002), pp. 121

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Inleiding: de bestuurlijke positie van de Broederschap 151 De druk van de leden op het Hoofdbestuur om meer service 152 Anti-Joodse maatregelen: het ontslag van de Joodse notarissen

Dit merkwaardige gedicht, dat er onder meer op zinspeelt dat het Belgische kustgebied ook door Engelse vliegtuigen werd bestookt, getuigt van de ommekeer die zich tijdens zijn

Het meeste beeldmateriaal zou van het Gouvernements Filmbedrijf komen, maar voor deze functioneerde waren er al beelden van onder meer het Rode Kruis.. Deze waren half

Ook hier is het weer onmogelijk, een algemeen overzicht te geven van alle maatregelen, welke in de verschillende Westeuropese landea zijn genomen. Daarom zullen wij ons beperken tot

DE JIHAD OP INTERNET Uiteraard moet islamitisch extremisme ook van internet worden geweerd, maar niet tegen elke prijs..

Winter heeft nu het compro- mis gesloten dat iepen van PWN binnen 500 meter van een gemeentelijke boom wel worden beheerd, maar andere bomen niet. De afstand van 500 meter zou

3HUVRQLILFDWLHYDQHHQVWDDWLVHUJDOJHPHHQLQWHNVWHQRYHULQWHUQDWLRQDOHSROLWLHN±]RDOJHPHHQ GDW KHW ]HOIV ODVWLJ NDQ ]LMQ WH ]LHQ GjW HU VSUDNH LV YDQ