• No results found

Praten over seksualiteit met adolescenten : moeilijk of normaal? : een Mixed Methods Onderzoek naar de ervaring van Nederlandse ouders

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Praten over seksualiteit met adolescenten : moeilijk of normaal? : een Mixed Methods Onderzoek naar de ervaring van Nederlandse ouders"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Praten over Seksualiteit met Adolescenten: Moeilijk of Normaal? Een Mixed Methods Onderzoek naar de Ervaring van Nederlandse Ouders

Masterscriptie Opvoedingsondersteuning Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam Student: L. M. Broeder Studentnummer: 10845445 Begeleiding: Dr. D. van de Bongardt Tweede beoordelaar: Prof. Dr. G. Overbeek Amsterdam, juli 2016

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

Inleiding ... 4

Frequentie Seksgerelateerde Communicatie ... 5

Kwaliteit Seksgerelateerde Communicatie ... 6

Timing Seksgerelateerde Communicatie... 7

Huidige Studie ... 8 Methode ... 11 Participanten ... 11 Procedure ... 12 Design en Instrumenten ... 13 Codering en Analyse ... 13 Resultaten ... 15 Besproken Onderwerpen ... 15 Taboes ... 18

Redenen om wel over Seksgerelateerde Onderwerpen te Communiceren ... 19

Redenen om niet over Seksgerelateerde Onderwerpen te Communiceren... 21

Ervaring van Ouders met Seksgerelateerde Communicatie ... 22

Discussie ... 23

Sterke Punten en Beperkingen ... 26

Implicaties en Vervolgonderzoek ... 28

Implicaties en Vervolgonderzoek ... 29

Conclusie ... 32

Referenties ... 31

(3)

Tabel 2 ... 37 Tabel 3 ... 38 Tabel 4 ... 39 Tabel 5 ... 40 Tabel 6 ... 41 Bijlage A ... 42 Bijlage B ... 44 Bijlage C ... 48

(4)

Abstract

Talking about Sexuality with Adolescents: Difficult or Normal? A Mixed Methods Research on the Experience of Dutch Parents

Sex-related communication between parents and adolescents is a much-investigated topic. However, a lot of research has focused on American parents, and little on Dutch parents. The current mixed methods study examined which sex-related topics were discussed by Dutch parents and adolescents, how they experienced the sex-related communication and whether this differed between fathers and mothers. The researchers have tried to find an answer to this question through semi-structured interviews with 64 parents (18 fathers, 46 mothers), which were transcribed and coded with a validated coding scheme. Four sex-related themes were found (being in love, sex/sexuality, sex education and relationships), as well as the fact that the majority of the Dutch parents had positive experiences with the sex-related communication with adolescents. Remarkably, there were no statistically significant

differences found between fathers and mothers in topics discussed or experience. This result contrasted with the international literature.

(5)

Praten over Seksualiteit met Adolescenten: Moeilijk of Normaal? Een Mixed Methods Onderzoek naar de Ervaring van Nederlandse Ouders

De seksuele ontwikkeling start al in de babytijd. Baby’s en jonge kinderen ontdekken al vroeg dat het stimuleren van de genitaliën door zichzelf of anderen een prettig gevoel kan veroorzaken (De Graaf & Rademakers, 2006; Galenson, 2015). Tijdens de adolescentie komt de seksuele ontwikkeling in een stroomversnelling. In deze periode doen adolescenten een hele reeks aan nieuwe seksuele ervaringen op. Zo heeft de helft van de adolescenten met 14.4 jaar wel eens gezoend en met 17.1 jaar geslachtsgemeenschap gehad (De Graaf, Kruijer, Van Acker, & Meijer, 2012). De adolescentie is dus bij uitstek de periode voor adolescenten om te experimenteren met seksualiteit.

Hoewel de seksuele ontwikkeling voor ieder individu anders verloopt, afhankelijk van individuele kenmerken, zoals geslacht of opleidingsniveau (De Graaf et al., 2012), spelen naast individuele kenmerken ook andere factoren een rol bij de seksuele ontwikkeling van adolescenten. Volgens het ecologisch model van Bronfenbrenner (1979) en het

multisystemisch perspectief (Kotchick, Shaffer, & Forehand, 2001) speelt ook de sociale context waarin adolescenten zich bevinden een rol bij de seksuele ontwikkeling. Zo blijken ouders een belangrijke factor zijn in de sociale context van adolescenten (Bleakly, Hennesy, Fishbein, & Jordan, 2009; Mastro & Zimmer-Gembeck, 2015; Van de Bongardt, De Graaf, Reitz, & Deković, 2014). Adolescenten zelf wijzen ouders aan als één van de belangrijkste bronnen van seksuele informatie (Bleakly et al., 2009).

Een belangrijke manier waarop ouders een rol kunnen spelen in de seksuele

ontwikkeling van adolescenten, is door met hun kind te communiceren over seksgerelateerde onderwerpen (Aspy, Vesely, Oman, Rodine, Marshall, & McLeroy, 2007; Hutchinson, Jemmott, Jemmott, Braverman, & Fong, 2003; Kotchick et al., 2001; Mastro & Zimmer-Gembeck, 2015; Van de Bongardt et al., 2014). Er zijn meerdere onderzoeken gedaan naar de

(6)

verschillende aspecten van seksgerelateerde communicatie tussen ouders en adolescenten. De aspecten die het meest onderzocht zijn, zijn de frequentie, kwaliteit en timing van de seksuele communicatie. Deze aspecten zullen in de volgende alinea’s nader toegelicht worden.

Frequentie Seksgerelateerde Communicatie

Verschillende onderzoeken richtten zich op de frequentie van de seksgerelateerde communicatie tussen ouders en adolescenten. Frequentie werd in de onderzoeken gemeten door adolescenten te vragen hoe vaak zij met hun ouders communiceerden over verschillende seksgerelateerde onderwerpen. Zij konden antwoorden op een vijf- of zespuntsschaal, met antwoorden die varieerden van ‘Nooit’ tot ‘Heel vaak’ (Mastro & Zimmer-Gembeck, 2015; Van de Bongardt et al., 2014). Onderzoek toonde aan dat meer frequente communicatie over seksgerelateerde onderwerpen samenhing met een betere seksuele gezondheid van

adolescenten, wat werd gekenmerkt door de mate waarin adolescenten zelfbeschermende gedragingen (bijvoorbeeld door middel van voorbehoedsmiddelen), cognities en emoties lieten zien (Mastro & Zimmer-Gembeck, 2015). Zo bleek uit een Australisch onderzoek dat meer frequente seksgerelateerde communicatie met moeder samenhing met een hoger

competentiegevoel van adolescenten om veilige seks te hebben (Mastro & Zimmer-Gembeck, 2015). Meer frequente seksgerelateerde communicatie met vader werd geassocieerd met het vertonen van meer positieve reacties op seksuele ervaringen door adolescenten. Een

Nederlands onderzoek vond dat ouders, door frequent met hun kind over seks te

communiceren, de seks-stimulerende invloed van leeftijdsgenoten konden bufferen (Van de Bongardt et al., 2014). Schots onderzoek vond echter een negatieve relatie tussen frequente seksgerelateerde communicatie en het uitstellen van seksuele gemeenschap door adolescenten (Parkes, Henderson, Wight, & Nixon, 2011). Het bleek dat adolescenten hun seksueel debuut minder uitstelden wanneer door ouders meer gecommuniceerd werd over seksgerelateerde onderwerpen. Als mogelijke verklaring werd genoemd dat de intentie van adolescenten om

(7)

seks te hebben of het daadwerkelijk hebben van seks, zou leiden tot verhoogde communicatie (Parkes et al., 2011). In dat geval zou de intentie om seks te hebben al aanwezig zijn, waarna seksgerelateerde communicatie volgde.

Kwaliteit Seksgerelateerde Communicatie

Enkel kijken naar de frequentie van communicatie over seks levert echter niet genoeg informatie op over het verband tussen seksgerelateerde communicatie en de seksuele

gezondheid van adolescenten (Lefkowitz, 2002). Frequentie zegt namelijk niets over de manier waarop er gecommuniceerd wordt. Naast frequentie is het dus ook belangrijk om ook te kijken naar de kwaliteit van de seksgerelateerde communicatie. Een hoge kwaliteit van seksgerelateerde communicatie wordt gekenmerkt door wederkerigheid, onderwijzen in plaats van de les lezen, openheid en de mate waarin beide partijen zich comfortabel voelen bij het gesprek (Lefkowitz & Espinosa-Hernandez, 2007; Rogers, Ha, Stormshak, & Dishion, 2015). Amerikaans onderzoek toonde aan dat de kwaliteit van communicatie over seks gerelateerd was aan het seksueel risicogedrag van adolescenten (Lefkowitz, 2002; Rogers et al., 2015). Een hogere kwaliteit van communicatie werd geassocieerd met een minder vroeg seksueel debuut van adolescenten, het hebben van minder sekspartners en minder inconsistent

condoom- en/of anticonceptiegebruik (Aspy et al., 2007; Deptula, Henry, & Schoeny, 2010; Dutra, Miller, & Forehand, 1999; Hutchinson et al., 2003; Kotchick, Dorsey, Miller, & Forehand, 1999). Daarnaast bleek uit het Amerikaanse onderzoek van Rogers en collega’s (2015), waarbij gebruik werd gemaakt van observaties van ouder-kind communicatie over seks, dat vormen van communicatie van minder hoge kwaliteit, die gebaseerd waren op het de les lezen van adolescenten door ouders, werden geassocieerd met een verhoogde kans op geslachtsgemeenschap door adolescenten. De uitkomsten van deze onderzoeken tonen aan dat naast een hoge frequentie, dus ook een hoge kwaliteit van seksgerelateerde communicatie in verband staat met een betere seksuele gezondheid van adolescenten.

(8)

Timing Seksgerelateerde Communicatie

Naast frequentie en kwaliteit blijkt ook timing een belangrijk aspect van de

seksgerelateerde communicatie tussen ouders en adolescenten te zijn. Om dit te meten werd ouders gevraagd in welke seksuele fase het kind zich bevond op het moment dat bepaalde seksgerelateerde onderwerpen werden besproken (Beckett et al., 2010; Eisenberg, Sieving, Bearinger, Swain, & Resnick, 2006). Hoewel uit onderzoek naar voren leek te komen dat ouders zich bewust waren van het feit dat het belangrijk is om met hun kind te communiceren over seks (Lagus, Bernat, Bearinger, Resnick, & Eisenberg, 2011; Wilson, Dalberth, Koo, & Gard, 2010), bleek uit de literatuur dat veel ouders dit weinig of te laat (na het seksuele debuut van hun kind) doen (Beckett et al., 2010; Eisenberg et al., 2006; Lagus et al., 2011; Wilson et al., 2010). Een veelgenoemde reden om niet met kinderen over seks te

communiceren, was dat ouders het gevoel hadden dat hun kind hier nog niet klaar voor was (Nery, Feitosa, Sousa, & Fernandes, 2015; Wilson et al., 2010). Zo bleek uit Amerikaans en Braziliaans onderzoek dat veel ouders wachtten met het communiceren over seksualiteit tot het moment waarop zij geloofden dat hun kind zich in een romantische relatie bevond (Eisenberg et al., 2006; Nery et al., 2015). Uit longitudinaal Amerikaans onderzoek naar de timing van ouder-kind gesprekken over seks, bleek echter dat meer dan 40% van de

adolescenten geslachtsgemeenschap heeft gehad voordat ouders met hen gesproken hebben over condoomgebruik, het kiezen van een anticonceptiemiddel of het weigeren van een condoom door de seksuele partner (Beckett et al., 2010). Het lijkt erop dat ouders dus niet altijd goed op de hoogte zijn van de seksuele fase waarin hun kind zich bevindt. Ander Amerikaans kwalitatief onderzoek vond dat ouders bang waren dat zij, door te praten over seks, hun kind zouden aanzetten tot het hebben van seks (Wilson et al., 2010). Dit biedt mogelijk een verklaring voor het feit dat veel ouders pas begonnen met voorlichten als ze dachten dat hun kind zich in een romantische relatie bevond.

(9)

Huidige Studie

Inhoud seksgerelateerde communicatie. Naast de frequentie, kwaliteit en timing, is ook de inhoud een belangrijk aspect van seksgerelateerde communicatie. In Nederland is onderzoek gedaan naar de seksgerelateerde onderwerpen die adolescenten zeggen te bespreken met hun ouders. In een grootschalig onderzoek werd adolescenten middels een vragenlijst gevraagd hoe vaak zij verschillende seksgerelateerde onderwerpen (verliefdheid en relaties, wensen, grenzen, preventie van zwangerschappen, seksueel overdraagbare

aandoeningen (soa’s) en ongewenste ervaringen en homoseksualiteit) met hun ouders bespraken (De Graaf et al., 2012). De adolescenten gaven aan dat over de meeste van deze onderwerpen nooit gesproken werd, met uitzondering van verliefdheid en relaties en het voorkomen van zwangerschappen.

De kennis over de seksgerelateerde onderwerpen die ouders zeggen te bespreken met hun kinderen is echter nog vrij beperkt. Onderzoekers focussen vaak vooral op onderwerpen als de lichamelijke ontwikkeling tijdens de adolescentie, zoals de eerste menstruatie en

zaadlozing, en de risico’s van seks, zoals ongewenste zwangerschappen en soa’s (Eisenberg et al., 2006; Robert & Sonenstein, 2010). Maar het is onduidelijk of er naast deze onderwerpen nog andere seksgerelateerde onderwerpen besproken worden door ouders en adolescenten. Daarom zal in het huidige onderzoek door middel van semigestructureerde face-to-face interviews worden onderzocht over welke seksgerelateerde onderwerpen er volgens

Nederlandse ouders wordt gecommuniceerd tussen ouders en adolescenten. Door het gebruik van semigestructureerde interviews krijgen ouders de kans zelf te vertellen welke

onderwerpen zij bespreken met hun kinderen en krijgen de onderzoekers de kans om door te vragen bij bijvoorbeeld onduidelijkheden of interessante onderwerpen (Boeije, 2012). Op basis van de besproken literatuur wordt verwacht dat de focus van ouders vooral zal liggen op het voorlichten van adolescenten over de lichamelijke ontwikkeling, seks en (het voorkomen

(10)

van) de risico’s ervan (Beckett et al., 2010; Eisenberg et al., 2006; Robert & Sonenstein, 2010). Daarnaast wordt op basis van het onderzoek van De Graaf et al. (2012) verwacht dat ouders met hun kinderen zullen praten over verliefdheid en relaties.

Het doel van het onderzoek is om een duidelijk beeld te schetsen van de

seksgerelateerde onderwerpen die ouders bespreken met adolescenten. Doordat er een beeld ontstaat van de onderwerpen die worden besproken, wordt ook zichtbaar welke onderwerpen nog onderbelicht zijn. Met deze kennis kunnen professionals in de zorg ouders bewust maken en gericht aansturen om met hun kinderen over bepaalde onderwerpen te praten waar nog te weinig over gesproken wordt.

Ervaring van ouders met seksgerelateerde communicatie. Naast de inhoud, zal in het huidige onderzoek ook onderzocht worden hoe de seksgerelateerde communicatie met adolescenten door ouders ervaren wordt. Uit zowel kwalitatief Braziliaans (N = 22) als kwalitatief Amerikaans (N = 131) onderzoek kwam naar voren dat ouders aangaven zich niet op hun gemak te voelen bij het communiceren over seksgerelateerde onderwerpen met hun kinderen (Nery et al., 2015; Wilson et al., 2010). Ouders ervoeren schaamte of voelden zich oncomfortabel bij seksgerelateerde gesprekken. Ook wisten ouders niet precies op welke manier ze met hun kinderen over seks moesten communiceren (Wilson et al., 2010). Ze wisten niet goed hoe ze het gesprek moesten starten, of hoe ze moesten omgaan met de vragen die hun kinderen hadden. Het lijkt er dus op dat ouders de seksgerelateerde communicatie ervaren als ongemakkelijk en ingewikkeld.

Het is echter onbekend of dit resultaat generaliseerbaar is voor alle ouders. Voelen alle ouders zich ongemakkelijk bij de seksgerelateerde communicatie, of zijn er ook ouders die er positief in staan? En is dit anders voor Nederlandse ouders dan voor ouders uit andere landen? Uit het onderzoek van Schalet (2000) is namelijk gebleken dat Amerikaanse ouders

(11)

Amerikaanse ouders hebben de neiging om de seksualiteit van adolescenten te dramatiseren. Zij noemen seksualiteit ingewikkeld en verwarrend voor adolescenten en vinden dat

adolescenten zich niet moeten bezighouden met seks (Schalet, 2000). Nederlandse ouders normaliseren de seksualiteit van adolescenten juist. Zij zien seksualiteit als iets wat bij de adolescentie hoort en waar geen taboe van gemaakt moet worden (Schalet, 2000).

Doordat er een verschil lijkt te bestaan tussen Amerikaanse en Nederlandse ouders op het gebied van hoe ze tegen seksualiteit van adolescenten aankijken, is het aannemelijk dat Amerikaanse en Nederlandse ouders ook verschillen op het gebied van communicatie over seksgerelateerde onderwerpen met adolescenten en hoe zij dit ervaren. Daarom zal in de huidige studie onderzocht worden hoe Nederlandse ouders de seksgerelateerde communicatie met hun kind ervaren. Op basis van de besproken literatuur van Schalet (2000), wordt

verwacht dat Nederlandse ouders weinig moeite zullen hebben met de seksgerelateerde communicatie met hun kind, maar het meer zullen ervaren als positief. Er wordt verwacht dat zij het praten over seksgerelateerde onderwerpen niet als taboe zullen beschouwen. Voor zowel ouders als professionals in de zorg en het onderwijs is het belangrijk te weten hoe ouders de seksgerelateerde communicatie met adolescenten ervaren. Vooral als blijkt dat ouders het als moeilijk of negatief ervaren, is het belangrijk te achterhalen waarom dit zo is en wat eraan gedaan kan worden om ouders te helpen de seksgerelateerde communicatie beter te laten verlopen.

Sekseverschillen tussen vaders en moeders. Tot slot zal de huidige studie

onderzoeken of de besproken onderwerpen en ervaringen zullen verschillen voor vaders en moeders. Een consistente bevinding in de literatuur op dat gebied, is dat moeders meer met hun kinderen communiceren over seksgerelateerde onderwerpen dan vaders (Bleakly et al., 2009; Feldman & Rosenthal, 2000; Sprecher, Harris, & Meyers, 2008; Wilson & Koo, 2010). Mogelijke verklaringen werden gevonden in een grootschalig Amerikaans onderzoek (N =

(12)

1.942; 829 vaders, 1.113 moeders) naar hoe de aspecten van communicatie tussen ouders en kinderen (tussen 10 en 14 jaar) over seksgerelateerde onderwerpen verschilden per geslacht (Wilson & Koo, 2010). Dit onderzoek vond bijvoorbeeld dat moeders meer vertrouwen hadden dat ze competent genoeg waren om met hun kinderen over seksuele onderwerpen te praten dan vaders. Daarnaast bleken moeders positievere verwachtingen te hebben van de uitkomsten van het communiceren over seksgerelateerde onderwerpen met hun kinderen dan vaders (Wilson & Koo, 2010). Moeders leken dus minder moeite te hebben met de

seksgerelateerde communicatie dan vaders. Dit zou betekenen dat er daadwerkelijk

sekseverschillen tussen vaders en moeders zijn. Er wordt dan ook verwacht dat in de huidige studie gevonden wordt dat moeders meer met hun kinderen communiceren over

seksgerelateerde onderwerpen en dat moeders positiever tegenover de seksgerelateerde communicatie zullen staan dan vaders. Wanneer uit het huidige onderzoek blijkt dat vaders meer moeite hebben met de seksgerelateerde communicatie met adolescenten dan moeders, is het de taak aan professionals in de zorg om ouders bewust te maken van de sekseverschillen en hen te stimuleren en helpen om deze verschillen te verkleinen.

Methode Participanten

De onderzoeksgroep was een subgroep uit de steekproef van Project STARS (Studies on Trajectories of Adolescent Relationships and Sexuality), een grootschalig onderzoek naar de ontwikkeling van cognitieve, emotionele, relationele en gedragsaspecten van romantiek en seksualiteit bij adolescenten tussen 11 en 18 jaar (Reitz et al., 2015). Deze steekproef bestond uit 1.297 adolescenten (46.7% meisjes) in de leeftijd van 10 tot en met 18 jaar (M = 13.7; SD = 1.4). Project STARS bestond uit vier deelstudies, waarvan één zich richtte op de rol van ouders en leeftijdsgenoten in de seksuele ontwikkeling van adolescenten. In het kader van

(13)

deze deelstudie zijn er bij een subgroep uit de steekproef gezinsinterviews afgenomen. Deze subgroep vormde de onderzoeksgroep voor de huidige studie.

De onderzoeksgroep bestond uit 64 ouders (46 moeders, 18 vaders) uit 49

verschillende gezinnen, variërend in leeftijd van 34 tot en met 57 jaar (M = 44.9; SD = 4.7). Van deze ouders waren er 61 geboren in Nederland, twee in Suriname en één in Australië en hadden 33 ouders een laag opleidingsniveau en 28 ouders een hoog opleidingsniveau. Drie ouders hebben niet laten weten wat hun opleidingsniveau was. De ouders hadden minimaal één kind in de leeftijd van 11 tot en met 17 jaar (M = 13.6; SD = 1.42), dat zelf ook

geïnterviewd werd. Alle geïnterviewde adolescenten (21 meisjes, 28 jongens) waren in Nederland geboren.

Procedure

De gezinnen werden geworven via de online vragenlijst van Project STARS, die door de adolescenten werd ingevuld. Aan het eind van de vragenlijst konden de adolescenten aanvinken of zij mee wilden werken aan de gezinsinterviews. Wanneer de adolescenten aangaven mee te willen werken, werden de ouders door middel van een e-mail hiervan op te hoogte gesteld. Hen werd via deze weg gevraagd of zij ook mee wilden werken aan het interview.

Voor het afnemen van de interviews zijn er vier pilot interviews afgenomen, met als doel het doorlopen van de topiclijst en het vragen van feedback aan de pilot deelnemers. Gezien er na het afnemen van de pilot interviews weinig veranderd is aan de topiclijst, werden de gegevens van de pilot interviews meegenomen in de analyse.

Alle gezinsinterviews werden bij de gezinnen thuis afgenomen. De participanten werden vooraf nogmaals uitgebreid ingelicht over de inhoud van het onderzoek en de procedure. Alle participanten deden mee op vrijwillige basis. De ouders en adolescenten werden apart van elkaar geïnterviewd. Waar mogelijk werden de ouders eerst geïnterviewd,

(14)

daarna de adolescent. Dit had als reden dat de interviewer op die manier niet per ongeluk eventuele tegenstrijdigheden van het adolescentinterview kon doorcommuniceren in het ouderinterview. Na het interview ontvingen alle participerende gezinnen als dank een bioscoopbon ter waarde van €10,-.

Design en Instrumenten

Het huidige onderzoek heeft een mixed methods design. Om inzicht te krijgen in welke seksgerelateerde onderwerpen er volgens ouders besproken werden en hoe zij dit ervoeren, is er gebruik gemaakt van gekwantificeerde kwalitatieve data. De data zijn verkregen door het afnemen van semigestructureerde face-to-face interviews met ouders, ontworpen voor Project STARS. De topiclist bestond uit 61 vragen, ondergebracht in vijf thema’s: 1)

Achtergrondgegevens ouder (en partner), 2) Gezinsgegevens, 3) Zicht op ervaringen kind, 4) Gezinsatmosfeer, en 5) Seksuele opvoeding. Uit deze topiclist is een aantal relevante vragen geselecteerd dat gebruikt is in de analyse van het huidige onderzoek. De geselecteerde 20 vragen zijn terug te vinden in bijlage A.

Codering en Analyse

Alle interviews zijn eerst ad verbum getranscribeerd. Daarna werd er een

codeerschema opgesteld, waarbij gebruik werd gemaakt van zowel theory-driven coderen, waarbij vooraf al bepaalde codes of categorieën worden vastgesteld op basis van literatuur, als van data-driven coderen, waarbij de codes of categoriën worden gevormd tijdens het

analyseren van de data (de Grounded Theory strategie) (Robson, 2002). De categorieën werden vooraf vastgesteld op basis van de onderzoeksvragen en bijbehorende hypothesen. De bijbehorende codes werden geconstrueerd tijdens het coderen van de data.

Voor het opstellen van het codeerschema werden eerst tien transcripten open gecodeerd, met behulp van het coderingsprogramma MAXQDA. Dit programma is

(15)

laatste wordt bedoeld dat kwalitatief en kwantitatief onderzoek met elkaar wordt geïntegreerd. Tijdens het open coderen kregen alle relevante fragmenten een aparte code toegekend (Boeije, 2005). Al deze losse codes vormden samen het concept-codeerschema.

Hierna werd er door de onderzoeker axiaal gecodeerd. De fragmenten met de verschillende codes werden met elkaar vergeleken en er werd gezocht naar onderlinge overeenkomsten en verschillen. Fragmenten met grote overeenkomsten werden geclusterd en kregen een overkoepelende code (Boeije, 2010). Op deze manier werd de omvang van het aantal codes gereduceerd en werden de minder relevante codes verwijderd. De codes die het resultaat waren van de axiale codering vormden het nieuwe concept-codeerschema.

Nadat er een nieuw concept-codeerschema ontwikkeld was, werd de

interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van het schema getoetst (Pope, Ziebland & Mays, 2000). Hiervoor werden vier transcripten gecodeerd door een tweede onderzoeker met het

ontwikkelde codeerschema. Vervolgens werd per code de intraclass correlation coëfficiënt (ICC) berekend. Hiermee werd berekend hoe groot de consistentie van het coderingsproces was tussen beide onderzoekers. Voor voldoende consistentie in het coderingsproces moest de ICC per code hoger zijn dan 0.6 (Pope et al., 2000). Na de eerste keer berekenen was dit echter nog niet voor alle codes het geval. In overleg met de tweede onderzoeker werd een aantal codes en/of definities van codes aangepast. Hierna werd de ICC voor een tweede keer berekend. De laagste ICC had nu een waarde van 0.7 (zie Bijlage B), wat betekende dat de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid hoog genoeg was (Pope et al., 2000). Het uiteindelijke dat codeerschema werd gebruikt om alle transcripten mee te coderen, is te vinden in Bijlage B.

Nadat alle transcripten waren gecodeerd, werden de demografische kenmerken van de ouders en adolescenten geanalyseerd door middel van SPSS. Daarna werden de gevonden codes geanalyseerd. Voor de analyse van de codes werd er gebruikt gemaakt van de mixed methods aanpak (Wilson, 2016). De kwalitatieve data (de uitspraken van de ouders) werden

(16)

door middel van SPSS gekwantificeerd. Er werd vergeleken welke uitspraken vaak en welke minder vaak door ouders werden gedaan en of vaders en moeders hierin verschilden. Zo werd onder andere onderzocht welke seksgerelateerde onderwerpen ouders bespraken met hun kinderen en hoe ouders deze gesprekken ervoeren. Alle bevindingen werden per topic in een tabel weergegeven, met daarbij het aantal en het percentage ouders dat aangaf het topic rapporteerde. Dit werd zowel weergeven voor de ouders in totaal, als voor vaders en moeders apart. Daarnaast werd er met behulp van de Fisher’s exact test in SPSS berekend of de topics die gerapporteerd werden door ouders ook afhankelijk waren van het geslacht van de ouder. Deze test werd gebruikt in plaats van de Chi-kwadraat test, omdat het de power van het aantal vaders te klein was (Field, 2009). Er werd bijvoorbeeld gekeken of moeders significant meer met hun kind over een bepaald seksgerelateerd onderwerp communiceerden dan vaders.

Resultaten

In deze sectie worden de resultaten besproken. De resultaten zijn weergegeven volgend de mixed methods aanpak (Wilson, 2016). De uitspraken van de ouders zijn

gekwantificeerd en in tabellen weergegeven. In de tabellen is per onderwerp te zien hoeveel procent van de ouders zich dit onderwerp heeft uitgesproken. Op die manier werden de patronen in de uitspraken van ouders onderzocht. Om de gevonden patronen te illustreren en kracht bij te zetten, is er gebruik gemaakt van treffende citaten uit de interviews met de ouders.

De frequenties van de verschillende onderwerpen zullen in de tekst op een beschrijvende wijze besproken worden. De frequenties zullen dus in woorden worden uitgedrukt. Daarom is er een indeling gemaakt welke percentages welke benaming krijgen (Sandelowski, 2001). Deze indeling is terug te vinden in Tabel 1.

(17)

Het eerste doel van het onderzoek was te achterhalen over welke seksgerelateerde onderwerpen ouders communiceren met adolescenten. Bij de analyse zijn er vier onderwerpen duidelijk naar voren gekomen. Op volgorde van meest naar minst voorkomend waren dat: verliefdheid, seks/seksualiteit, seksuele voorlichting en verkering.

Verliefdheid. Verliefdheid was het onderwerp dat volgens ouders het meest

besproken werd. Bijna alle ouders gaven aan dat zij met hun kinderen communiceerden over dit onderwerp (zie Tabel 2). Wel werd gevonden dat moeders significant meer met hun kind over verliefdheid communiceerden dan vaders. Ouders gaven aan dat er gecommuniceerd werd over de eigen verliefdheden van adolescenten, maar ook over verliefdheden van vrienden en vriendinnen, broers of zussen, of over anderen die verliefd waren op de

adolescenten. Ook noemden ouders bijvoorbeeld dat zij zelf vroegen naar verliefdheid bij hun kind (zie Bijlage C; citaat 1.1).

Seks/seksualiteit. Na verliefdheid was seks/seksualiteit het meest besproken onderwerp volgens ouders. De meeste ouders gaven aan met hun kinderen over seks en/of seksualiteit te communiceren (zie Tabel 2). Hierbij werd geen significant verschil gevonden tussen vaders en moeders. De gesprekken werden gekenmerkt door de wederzijdse

communicatie over seksgerelateerde onderwerpen tussen ouders en adolescenten.

Er werd op verschillende manieren over seks/seksualiteit gecommuniceerd. Zo gaven ouders bijvoorbeeld aan dat er binnen het gezin grapjes gemaakt werden over seks en

seksualiteit. De grapjes gingen onder andere over de seksualiteit van de adolescent, die van broers of zussen, maar ook over de seksualiteit van ouders (zie Bijlage C; citaat 1.2). Ouders gaven ook aan dat er werd gesproken over seksualiteit in de media. Ouders spraken

bijvoorbeeld met hun kinderen over wat er te vinden was over seks(ualiteit) op het internet, maar ook werden er zaken uit de actualiteit besproken, die de ouders of adolescenten bijvoorbeeld hadden gezien op televisie of gelezen in de krant (zie Bijlage C; citaat 1.3).

(18)

Daarnaast stelden adolescenten zelf ook vragen of vertelden over hun eigen seksuele ervaringen. Ze vertelden bijvoorbeeld dat ze voor het eerst gezoend hadden of dat ze gemasturbeerd hadden (zie Bijlage C; citaat 1.4). Maar er werd ook gepraat over de

seksualiteit van leeftijdsgenoten (zie Bijlage C; citaat 1.5). Tenslotte noemden ouders ook dat er over homoseksualiteit gepraat werd. De aanleiding hiertoe was bijvoorbeeld dat ouders of adolescenten een homoseksueel persoon in de naaste omgeving kenden (zie Bijlage C; citaat 1.6).

Seksuele voorlichting. Het derde seksgerelateerde onderwerp waar ouders het meest over communiceerden met hun kinderen, was de seksuele voorlichting. De meeste ouders gaven aan dat zij hun kind hadden voorgelicht over seks(ualiteit) (zie Tabel 2). Hierbij werd geen verschil gevonden tussen vaders en moeders.

Bij seksuele voorlichting lag de focus op het overdragen van (feitelijke) kennis over seksgerelateerde onderwerpen door ouders aan hun kinderen. Dit in tegenstelling tot de gesprekken over seks/seksualiteit, waarbij de focus lag op de wederzijdse communicatie tussen ouders en adolescenten over seksgerelateerde onderwerpen. De onderwerpen die besproken werden tijdens deze vorm van communicatie waren onderverdeeld in vier

categorieën. Op volgorde van meest naar minst voorkomend waren dat: emotionele aspecten, technische aspecten, lichamelijke ontwikkeling en veilige seks.

Emotionele aspecten. Bijna twee derde van de ouders gaf aan voorlichting te hebben gegeven over de emotionele aspecten van seks(ualiteit) (zie Tabel 2). Er werd gevonden dat moeder significant meer over emotionele aspecten praatten dan vaders. Onderwerpen die besproken werden waren bijvoorbeeld wederzijds respect op het gebied van seks(ualiteit) en dat seks iets is dat voor beide partijen prettig moet zijn en goed moet voelen (zie Bijlage C; citaat 1.8). Ook communiceerden ouders met hun kinderen over het aangeven van grenzen. Ouders vertelden hun kind dat het niets tegen zijn of haar wil moest doen en nee moest

(19)

zeggen als het ergens nog niet aan toe was (zie Bijlage C; citaat 1.9). Tot slot gaven ouders aan dat zij hun kinderen vertelden dat het niet zomaar met iedereen naar bed moest gaan. Veel ouders vonden het belangrijk dat hun kind zich zou bewaren voor iemand waar hij of zij verliefd/gek op was (zie Bijlage C; citaat 1.10).

Technische aspecten. Naast emotionele aspecten, gaf meer dan de helft van de ouders aan ook te communiceren over de technische aspecten van seks (zie Tabel 2). Voor dit

onderwerp werd er geen significant verschil gevonden tussen vaders en moeders. Praten over technische aspecten hield in dat ouders uitlegden hoe seksuele handelingen in zijn werk gaan. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld zoenen, geslachtsgemeenschap of het

verwekken van kinderen (zie Bijlage C; citaat 1.11). Ouders vertelden bijvoorbeeld hoe zij dit op verschillende manieren aan hele jonge en al wat oudere kinderen uitlegden (zie Bijlage C; citaat 1.12 en 1.13).

Lichamelijke ontwikkeling. Meer dan de helft van de ouders gaf aan hun kinderen voorlichting te hebben gegeven over de lichamelijke ontwikkeling tijdens de adolescentie (zie Tabel 2). Hierbij vertelden zij hun kind bijvoorbeeld over menstruatie, de eerste zaadlozing, of andere lichamelijke veranderingen die bij de puberteit horen (zie Bijlage C; citaat 1.14). Ook noemden ouders dat zij bijvoorbeeld het verschil tussen jongens en meisjes uitlegden aan hun kind (zie Bijlage C; citaat 1.15). Voor het praten over lichamelijke ontwikkeling werden geen verschillen gevonden tussen vaders en moeders.

Veilige seks. Minder dan de helft van de ouders gaf expliciet aan hun kinderen voorgelicht te hebben over veilige seks (zie Tabel 2). Moeders communiceerden significant meer over veilige seks met hun kind dan vaders. Bij de communicatie over veilige seks werd er gepraat over voorbehoedsmiddelen, zoals het condoom en de pil, en het voorkomen van zwangerschappen en SOA’s (zie Bijlage C; citaat 1.16).

(20)

Naast dat er werd gekeken naar onderwerpen die wel werden besproken, is er ook onderzocht over welke onderwerpen niet werd gecommuniceerd tussen ouders en

adolescenten. Er werd onderzocht welke taboes volgens ouders bestaan binnen gezinnen. Daarbij kwamen er drie categorieën naar voren. In volgorde van meest naar minst besproken waren dit: geen taboes, taboes ervaren door de ouder en taboe van het kind, ervaren door de ouder.

Geen taboes. Bijna twee derde van de ouders gaf aan dat er voor hen geen taboe bestond wat betreft seksgerelateerde onderwerpen (zie Tabel 3). Zij gaven aan dat er in principe overal over gesproken kon worden. Wel kon het zijn dat over bepaalde dingen niet gesproken werd, maar dit lag meer aan het feit dat het onderwerp niet ter sprake kwam (zie Bijlage C; citaat 2.1). Uit het onderzoek kwam niet naar voren dat er een verschil was tussen vaders en moeders, wat betreft het ervaren van taboes.

Taboes ervaren door ouders. Precies een kwart van de ouders zei zelf een taboe te ervaren als het ging om communiceren over seksgerelateerde onderwerpen met hun kinderen (zie Tabel 3). Hierbij werd geen verschil gevonden tussen vaders en moeders. Ouders gaven bijvoorbeeld aan dat er niet gepraat werd over het seksleven tussen hen en hun partner (zie Bijlage C; citaat 2.2). Ook gaf een moeder aan dat zij nooit zou vragen naar het seksleven van haar kind, omdat ze dat bijna incestueus vond (Bijlage C; citaat 2.3):

Taboes van kinderen. Weinig ouders gaven tijdens het interview aan dat zij het idee hadden dat hun kinderen een taboe ervoeren als het ging om communiceren over

seksgerelateerde onderwerpen (zie Tabel 3). Ouders vertelden bijvoorbeeld wel dat wanneer zij begonnen over een bepaald onderwerp, hun kind aangaf daar niet over te willen praten (zie Bijlage C; citaat 2.4). Ook voor dit onderwerp werd overigens er geen verschil gevonden tussen vaders en moeders.

(21)

Tijdens de interviews gaven ouders verschillende redenen om wel over (bepaalde) seksgerelateerde onderwerpen te communiceren met hun kinderen. De redenen die zij noemden, op volgorde van meest naar minst genoemd, waren: ouders vonden het belangrijk, hun kind toonde zelf interesse in een onderwerp, ouders vonden dat hun kind er klaar voor was en ouders vonden het horen bij de opvoeding. Voor geen van de redenen werd er een significant verschil gevonden tussen vaders en moeders

Seksgerelateerde communicatie is belangrijk. Op de vraag hoe belangrijk ouders de opvoeding over verliefdheid, verkering en seksualiteit vonden, antwoordde bijna drie kwart van de ouders dat zij dit belangrijk vonden (zie Tabel 4). Ouders lijken het belangrijk te vinden op de hoogte te zijn van hoe ver hun kind is, maar ook om hen bepaalde visies op seksualiteit mee te geven. Een moeder van een dertienjarige jongen verteld bijvoorbeeld dat ze de opvoeding over seksualiteit erg belangrijk vindt, omdat ze wil voorkomen dat haar kind fouten maakt daarin (Bijlage C; citaat 3.1). Een moeder van een dertienjarig meisje maakte de vergelijking met wat je op school leert en wat je thuis moet leren (zie Bijlage C; citaat 3.2).

Kind toont zelf interesse. Meer dan de helft van de ouders gaf aan over (bepaalde) seksgerelateerde onderwerpen te praten, omdat hun kind hier zelf interesse in toonde (zie Tabel 4). De ouders vertelden dat zij antwoord gaven op de seksgerelateerde vragen van hun kinderen (zie Bijlage C; citaat 3.3). Het gesprek werd dus geïnitieerd door het kind.

Ouder ervaart dat kind er klaar voor is. Soms vonden ouders zelf dat hun kind nu klaar of oud genoeg was om bepaalde seksgerelateerde onderwerpen te bespreken. Meer dan een kwart van de ouders gaf aan om deze reden over (bepaalde) seksgerelateerde onderwerpen te praten (zie Tabel 4). Een vader vertelde bijvoorbeeld dat hij in eerste instantie bang was dat hij en zijn vrouw te vroeg waren begonnen met de seksuele voorlichting van hun kinderen, maar dat hij achteraf toch blij was vroeg begonnen te zijn, omdat zijn kinderen nu wel over de juiste kennis beschikten (zie Bijlage C; citaat 3.4). Ouders gaven ook aan het gesprek en de

(22)

informatie die zij gaven aan te passen aan de leeftijd van hun kind. Ze vertelden de informatie telkens stukje bij beetje te geven, afhankelijk van waar hun kind aan toe was (zie Bijlage C; citaat 3.5).

Seksgerelateerde communicatie hoort bij de opvoeding. Een klein aantal ouders gaf expliciet aan dat zij het communiceren over seksgerelateerde onderwerpen met hun kinderen bij de opvoeding vonden horen (zie Tabel 4). Ouders vinden het belangrijk dat hun kinderen van hen leerden op het gebied van seksgerelateerde onderwerpen en niet alles moest leren van anderen of uit een boek (zie Bijlage C; citaat 3.6 en 3.7).

Redenen om niet over Seksgerelateerde Onderwerpen te Communiceren Naast het feit dat ouders redenen noemden om wel over seksegerelateerde onderwerpen te communiceren, hadden zij ook redenen om niet met hun kinderen over (bepaalde) onderwerpen te communiceren. De redenen die zij hiervoor hadden, in volgorde van meest naar minst genoemd, waren: ouders wilden de communicatie niet forceren, hun kind toonde zelf geen interesse in (bepaalde) seksgerelateerde onderwerpen en ouders vonden hun kind te jong om te communiceren over (bepaalde) seksgerelateerde onderwerpen. Voor geen van deze redenen werd er een significant verschil gevonden tussen vaders en moeders.

Niet forceren. Bijna een derde van de ouders vertelde dat ze het communiceren over (bepaalde) seksgerelateerde onderwerpen met hun kinderen niet wilde forceren (zie Tabel 5). Ouders wilden zich niet bij hun kinderen opdringen met bepaalde vragen en wilden geen informatie aan hun kinderen opdringen als het kind dat zelf niet wilde (zie Bijlage C; citaat 4.1). Een moeder gaf bijvoorbeeld ook aan dat ze het prima vond wanneer haar zoon niet alles aan haar wilde vertellen (zie Bijlage C; citaat 4.2).

Kind toont geen interesse. Een klein aantal ouders gaf aan (nog) niet over bepaalde seksgerelateerde onderwerpen te communiceren, omdat hun kind zelf nog geen interesse toonde in deze onderwerpen (zie Tabel 5). Ouders vertelden dat hun kind nog niet bezig was

(23)

met bepaalde onderwerpen of er zelf niet naar vroeg en dat er daarom ook niet over gecommuniceerd werd (zie Bijlage C; citaat 4.3).

Ouder ervaart dat kind er niet klaar voor is.. Er waren maar weinig ouders die aangaven dat bepaalde onderwerpen (nog) niet besproken werden omdat zij zelf vonden dat hun kind er te jong voor was of er nog niet klaar voor was (zie Tabel 5). Een klein aantal ouders noemde dit als reden om niet te communiceren met hun kind over (bepaalde) onderwerpen. Ouders hadden bijvoorbeeld wel globaal uitgelegd waar baby’s vandaan komen, maar vonden hun kind nog te jong voor bepaalde details over seks(ualiteit) (zie Bijlage C; citaat 4.4).

Ervaring van Ouders met Seksgerelateerde communicatie

Het tweede doel van het onderzoek was om te onderzoeken hoe ouders de

seksgerelateerde communicatie met adolescenten ervoeren. Hen werd onder andere gevraagd naar hoe zij de sfeer zouden omschrijven binnen het gezin omtrent romantiek en seksualiteit en hoe zij het communiceren over bepaalde onderwerpen ervoeren. De ervaringen van de ouders worden besproken op volgorde van meest naar minst genoemd. Vaders en moeders verschilden niet significant in de manier waarop zij de communicatie ervoeren.

Open sfeer/communicatie. De meeste ouders noemden de sfeer omtrent romantiek en seksualiteit open (zie Tabel 6). Ouders benadrukten dat hun kinderen hen alles konden vragen en dat in principe alles bespreekbaar was. Ze hadden het gevoel voor alle seksgerelateerde onderwerpen open te staan en het idee dat hun kinderen dat ook wisten (zie Bijlage C; citaat 5.1). Deze resultaten zeiden echter niets over de daadwerkelijk besproken onderwerpen. Want hoewel ouders voor alles openstonden, wilde dat niet zeggen dat ook alles besproken werd, bijvoorbeeld omdat hun kind niet naar bepaalde onderwerpen vroeg. Al werd er door een vader bijvoorbeeld ook genoemd dat zijn zoon juist erg open was richting hem en zijn vrouw (zie Bijlage C; citaat 5.2).

(24)

Positief. Iets minder dan drie kwart van de ouders zei een positieve ervaring te hebben met het communiceren over seksgerelateerde onderwerpen met hun kinderen (zie Tabel 6). Ze noemden de gesprekken met hun kinderen onder andere fijn, prima, prettig, leuk en goed. Een moeder gaf bijvoorbeeld aan dat ze het fijn vond wanneer haar kind haar in vertrouwen nam (zie Bijlage C; citaat 5.3). Ook zeiden ouders dat ze de seksgerelateerde communicatie heel natuurlijk of gewoon vonden verlopen (zie Bijlage C; citaat 5.4).

Moeilijk. Iets minder dan een kwart van de ouders gaf aan wel eens moeite te hebben met de communicatie over seksgerelateerde onderwerpen (zie Tabel 6). Dit hield echter niet in dat ouders niet met hun kinderen over seksgerelateerde onderwerpen wilden communiceren of negatief tegenover deze gesprekken stonden. Ouders vonden het bijvoorbeeld lastig dat hun kind niet voor de seksgerelateerde gesprekken open stond (zie Bijlage C; citaat 5.5). Ook noemden ouders dat zij zelf last van gêne hadden, of moeite hadden met het concreet benoemen van bepaalde onderwerpen (zie Bijlage C; citaat 5.6 ).

Discussie

Het doel van deze studie was om te onderzoeken welke onderwerpen Nederlandse ouders bespraken tijdens de seksgerelateerde communicatie met adolescenten, hoe zij de seksgerelateerde communicatie met adolescenten ervoeren en hoe dit verschilde voor vaders en moeders. Dit werd gedaan door semigestructureerde face-to-face interviews af te nemen bij 64 ouders (18 vaders, 46 moeders).

Ten eerste werd onderzocht over welke seksgerelateerde onderwerpen er door ouders werd gecommuniceerd met adolescenten. Uit de resultaten van het huidige onderzoek

kwamen vier hoofdthema’s naar voren. Op volgorde van meest naar minst genoemd waren dit: verliefdheid, seks/seksualiteit, seksuele voorlichting en verkering. Op basis van de literatuur werd verwacht dat de focus van ouders vooral zou liggen op de seksuele voorlichting van adolescenten en dan met name de voorlichting over de lichamelijke

(25)

ontwikkeling, de technische aspecten en de risico’s van seks(ualiteit) (Beckett et al., 2010; Eisenberg et al., 2006; Robert & Sonenstein, 2010). Daarnaast werd op basis van het onderzoek van De Graaf et al. (2012) verwacht dat ouders met hun kinderen zouden communiceren over verliefdheid en relaties. De resultaten waren dus deels in lijn met de hypothese. Meer in het huidige onderzoek ouders bleken echter aan te geven over verliefdheid te praten dan over seksuele voorlichting, als was dit verschil niet statistisch significant.

In tegenstelling tot de verwachting lieten de resultaten zien dat meer ouders aangaven over de emotionele aspecten voor te lichten dan over de lichamelijke ontwikkeling, technische aspecten en risico’s van seks(ualiteit). Deels zou dit verklaard kunnen worden door de leeftijd van de adolescenten. De gemiddelde leeftijd van de adolescenten uit het huidig onderzoek was namelijk 13.6 jaar. Volgens grootschalig Nederlands onderzoek had pas 10% van de adolescenten op deze leeftijd ervaring gehad met geslachtsgemeenschap, terwijl 89% al eens ervaring heeft gehad met verliefdheid (De Graaf et al., 2012). Dat er minder gecommuniceerd werd over seksuele voorlichting dan over verliefdheid kan dus verklaard worden door het feit dat de meeste adolescenten uit het huidige onderzoek waarschijnlijk nog niet bezig waren met seks. Dit wordt bevestigd door ander Nederlands (dagboek)onderzoek, waaruit is gebleken dat minder seksueel ervaren adolescenten zelf ook minder expliciete ervaringen delen met hun ouders, maar bijvoorbeeld meer met hun ouders praten over op wie ze verliefd zijn

(Dalenberg, Timmerman, Kunnen, & Van Geert, 2016).

Ten tweede werd onderzocht hoe ouders de seksgerelateerde communicatie met adolescenten ervoeren. Uit de resultaten van het huidige onderzoek bleek dat bijna drie kwart van de ouders de seksgerelateerde gesprekken met adolescenten als positief ervoer. Dit resultaat was opvallend, omdat het niet overeenkomt met resultaten uit Amerikaanse onderzoeken, waaruit bleek dat veel ouders aangaven moeite te hebben met de

(26)

huidige onderzoek gaf een kwart van de ouders aan soms moeite te hebben met de gesprekken en geen enkele ouder had aangegeven gesprekken als negatief te hebben ervaren of überhaupt liever niet over seksgerelateerde onderwerpen te communiceren.

De resultaten van het huidige onderzoek lijken echter steun te bieden aan de

bevindingen van Schalet (2000). Zij onderzocht onder andere de verschillen in attitudes van Nederlandse en Amerikaanse ouders ten opzichte van de seksualiteit van adolescenten en vond dat Amerikaanse ouders moeite hebben met de seksualiteit van adolescenten te

accepteren, terwijl Nederlandse ouders de seksualiteit van adolescenten zien als normaal. Op basis van deze bevindingen werd dan ook verwacht dat Nederlandse ouders weinig moeite zouden hebben met de seksgerelateerde communicatie met hun kind, maar het meer zouden ervaren als positief. De bevindingen uit het huidige onderzoek waren dus in lijn met de hypothese.

Ten slotte werd in de huidige studie onderzocht of vaders en moeders verschilden in de onderwerpen waarover zij met adolescenten communiceerden en de ervaring met deze communicatie. Op basis van de statistische analyse resultaten uit de huidige studie leken er weinig statistisch significante verschillen te zijn tussen vaders en moeders op zowel het gebied van besproken onderwerpen, als op het gebied van ervaring met de seksgerelateerde communicatie. Alleen de onderwerpen verliefdheid, emotionele aspecten en veilige seks werden significant vaker door moeders dan door vaders besproken. Dit was niet in lijn met de verwachting. Op basis van eerdere onderzoeken werd namelijk verwacht dat moeders meer met hun kinderen zouden communiceren over seksgerelateerde onderwerpen dat vaders en dat zij ook positiever zouden zijn over deze communicatie (Bleakly et al., 2009; Feldman & Rosenthal, 2000; Sprecher et al., 2008; Wilson & Koo, 2010).

Voor deze opvallende resultaten zijn twee mogelijke verklaringen gevonden. Ten eerste kan het zijn dat er in Nederland weinig verschillen bestaan tussen vaders en moeders op

(27)

het gebied van de seksgerelateerde communicatie. Als dit het geval is, dan lijkt het erop dat Nederlandse ouders verschillen van ouders in bijvoorbeeld Amerika, waar wel verschillen werden gevonden tussen vaders en moeders (Bleakly et al., 2009; Sprecher et al., 2008; Wilson & Koo, 2010). Om deze interessante hypothese te toetsen, zou er in de toekomst grootschalig kwalitatief onderzoek moeten worden gedaan naar de verschillen tussen vaders en moeders op het gebied van de seksgerelateerde communicatie met adolescenten.

Een tweede mogelijke verklaring is dat de power van de groep vaders te laag was. In totaal zijn er 18 vaders geïnterviewd. Het kan zijn dat dit er te weinig waren om significante verschillen tussen de vaders en de moeders (N = 46) aan te tonen. Voor onderzoek in de toekomst is het dus belangrijk om groepen vaders en moeders van ongeveer gelijke grootte te onderzoeken. In de praktijk betekent dit vooral dat er meer vaders geworven moeten worden. Een opvallend resultaat was dat ruim de helft van de ouders aangaf te communiceren over bepaalde seksgerelateerde onderwerpen wanneer hun kind zelf interesse toonde in het onderwerp. De vraag is of dit de juiste strategie is. Zeker als dit zou betekenen dat er over bepaalde onderwerpen helemaal niet gepraat wordt wanneer het kind daar zelf geen interesse in toont. Daarnaast gaf ruim een kwart van de ouders aan zelf te bepalen wanneer zij hun kind oud genoeg vonden om over bepaalde seksgerelateerde onderwerpen te communiceren. Uit onderzoek is echter gebleken dat ouders niet altijd goed op de hoogte zijn van de seksuele fase waarin hun kind zich bevindt (Beckett et al., 2010). De vraag is dus of ouders niet achter de feiten aanlopen wanneer zij deze strategie gebruiken.

Sterke Punten en Beperkingen

Dit onderzoek kent een aantal sterke punten. Voor het soort onderzoek

(semigestructureerde interviews) is de steekproef relatief groot (64 ouders) (Boeije, 2010). Dit maakte het mogelijke om naast een kwalitatieve analyse ook een statistische analyse uit te voeren (mixed methods aanpak). Ook zijn er in totaal 18 vaders geïnterviewd, iets wat in het

(28)

pedagogisch onderzoek vaak lastig is om voor elkaar te krijgen. Het onderzoeken van vaders is belangrijk, omdat gebleken is dat vaders een belangrijke rol spelen in bijvoorbeeld de latere ontwikkeling van relaties van hun kinderen (Lewis & Lamb, 2003). Daarnaast is de

consistentie van het codeerproces getoetst door per code een ICC te berekenen (Pope et al., 2000). Uiteindelijk was de ICC voor elke code hoog genoeg en was er dus een hoge

interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. Verder is het onderzoek gericht op enkel Nederlandse ouders. Voor zover bekend is dit het eerste mixed methods onderzoek naar de

seksgerelateerde communicatie tussen Nederlandse ouders en adolescenten en is dit onderzoek een goede aanvulling op de bestaande literatuur. Ten slotte richt het onderzoek zich op relatief jonge adolescenten (M = 13.6 jaar). Het grootste deel van deze groep (90%) heeft op deze leeftijd nog geen ervaring met seksuele activiteiten (De Graaf, 2012). Het onderzoek geeft dus inzicht in de seksgerelateerde communicatie met adolescenten die zich bevinden in de preseksuele fase.

Dit onderzoek kent echter ook een aantal beperkingen. Zo bestond de steekproef uit voornamelijk autochtoon Nederlandse ouders. De steekproef telde maar drie ouders die in een ander land geboren waren. De bevindingen zijn niet te generaliseren voor alle ouders in Nederland, omdat minder dan 80% van de Nederlandse bevolking autochtoon Nederlands is (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2016). Toekomstig onderzoek zal gebruik moeten maken van steekproeven waarin de verschillende culturele bevolkingsgroepen die Nederland rijk is beter gerepresenteerd worden. Er wordt verwacht dat wanneer de steekproeven

representatiever zijn voor de gehele Nederlandse samenleving, de resultaten van dergelijk onderzoek significant zullen afwijken van de resultaten van het huidige onderzoek. Uit onderzoek is immers gebleken dat allochtone adolescenten minder met hun ouders over seksualiteit communiceren dan autochtone adolescenten (De Graaf, 2012).

(29)

Daarnaast konden ouders zelf aangeven of ze mee wilden werken aan het onderzoek. Er is dus sprake geweest van een selectiebias. Het zou kunnen dat ouders die thuis niet openlijk over seksuele onderwerpen praten met hun kinderen, dit ook niet wilden doen met een onbekende onderzoeker en zich dus niet hebben aangemeld om mee te werken aan het onderzoek. Deze selectiebias kan invloed hebben gehad op de resultaten van het huidige onderzoek. Ten eerste zou het kunnen dat de ouders die minder positief zijn over de seksgerelateerde communicatie met hun kind niet zijn bereikt, waardoor het lijkt dat het grootste deel van de Nederlandse ouders positief is over de seksgerelateerde communicatie met hun kinderen. Ten tweede is het mogelijk dat er weinig sekseverschillen zijn aangetoond tussen vaders en moeders, omdat de vaders die zich hebben opgegeven voor het onderzoek zelf meer openstaan en positiever zijn over de seksgerelateerde communicatie dan vaders die (bewust) niet mee hebben gedaan aan het onderzoek.

Implicaties en vervolgonderzoek

De resultaten van de huidige studie hebben bijgedragen aan een completer beeld van de seksgerelateerde onderwerpen die ouders bespreken met adolescenten. Door het gebruik van semigestructureerde interviews hebben ouders deels zelf aan kunnen geven welke onderwerpen werden besproken, in plaats van dat alle onderwerpen van tevoren door de onderzoekers waren bedacht, zoals in vele onderzoeken gebeurt. De opgedane kennis uit de huidige studie kan er bij ouders voor zorgen dat zij zich bewuster worden van welke

seksgerelateerde onderwerpen zij wel en niet bespreken met hun kinderen. Daarnaast kunnen professionals uit de zorg deze informatie gebruiken om ouders aan te sporen te spreken over de nog onderbelichte seksgerelateerde onderwerpen. Ook docenten hebben baat bij deze kennis. Door zich bewust te zijn van welke onderwerpen door ouders onderbelicht worden, kunnen zij op school de ouders aanvullen. Door in de toekomst gebruik te maken van

(30)

observaties van seksgerelateerde communicatie tussen ouders en adolescenten, kunnen de besproken onderwerpen nog scherper in beeld gebracht worden.

Naast implicaties, geeft de huidige studie genoeg reden tot vervolgstudies. Een belangrijke, nieuwe bevinding van het huidige onderzoek, is dat weinig Nederlandse ouders moeite lijken te hebben met de seksgerelateerde communicatie met adolescenten. In de toekomst zal onderzocht moeten worden voor welk deel van de Nederlandse bevolking dit resultaat geldt. Hiervoor zullen verschillende culturele bevolkingsgroepen binnen Nederland door middel van interviews en/of observaties onderzocht worden. Interessant is het om verder te achterhalen waarom de meeste Nederlandse ouders zo positief zijn over de seksgerelateerde communicatie. Deze kennis zou professionals over de hele wereld kunnen helpen ouders af te helpen van het stigma dat praten over seks moeilijk is. Ook is het belangrijk dat er in de toekomst meer vaders worden betrokken bij onderzoek naar seksgerelateerde communicatie tussen ouders en adolescenten, zodat er nader onderzocht kan worden of er verschillen tussen vaders en moeders bestaan op dat gebied. Op die manier valt te achterhalen of er

daadwerkelijk weinig verschillen zijn, of dat dit in het huidige onderzoek lag aan de kleine groep vaders. Verder is in de huidige studie onderzocht wat ouders vertellen over de seksgerelateerde communicatie met adolescenten. Aangezien binnen alle gezinnen een (of beide) ouder(s) en een adolescent is/zijn geïnterviewd, is het in de toekomst interessant om te kijken of de uitspraken van ouders en adolescenten overeenkomen of dat hier discrepanties in bestaan, door de uitspraken van ouders en adolescenten uit dezelfde gezinnen met elkaar te vergelijken. Om ten slotte het huidige beeld van seksgerelateerde communicatie tussen ouders en kinderen nog completer te maken, is het belangrijk om nog verder te onderzoeken wat het verband is tussen de inhoud en timing van de seksgerelateerde communicatie en de seksuele gezondheid van adolescenten. Er moet onderzocht worden welke seksgerelateerde

(31)

onderwerpen positief geassocieerd worden met de seksuele gezondheid van adolescenten en op welke leeftijd of seksuele fase deze onderwerpen het best besproken kunnen worden. Conclusie

De bevindingen van de huidige exploratieve studie laten zien dat Nederlandse ouders en adolescenten communiceren over vier seksgerelateerde hoofdthema’s: verliefdheid, seks/seksualiteit, seksuele voorlichting en verkering. Belangrijker nog, is dat bijna drie kwart van de Nederlandse ouders uit de huidige studie tevreden zei te zijn over de seksgerelateerde communicatie met hun kinderen. In de toekomst zal er onderzoek moeten worden gedaan naar het verband tussen de inhoud en de timing van de seksgerelateerde inhoud en de seksuele gezondheid van adolescenten, zodat duidelijk wordt op welke leeftijd/in welke seksuele fase bepaalde onderwerpen het beste besproken kunnen worden. Zo zal er een nog completer beeld ontstaan van de seksgerelateerde communicatie tussen ouders en adolescenten.

(32)

Referenties

Aspy, C. B., Vesely, S. K., Oman, R. F., Rodine, S., Marshall, L., & McLeroy, K. (2007). Parental communication and youth sexual behaviour. Journal of Adolescence, 30, 449-466. doi:10.1016/j.adolescence.2006.04.007

Beckett, M. K., Elliott, M. N., Martino, S., Kanouse, D. E., Corona, R., Klein, D. J., & Schuster, M. A. (2010). Timing of parent and child communication about sexuality relative to children's sexual behaviors. Pediatrics, 125, 34-42.

doi:10.1542/peds.2009-0806

Bleakley, A., Hennessy, M., Fishbein, M., Coles, H. C., & Jordan, A. (2009). How sources of sexual information relate to adolescents’ beliefs about sex. American Journal of Health Behavior, 33, 37–48. doi: 10.5993/AJHB.33.1.4

Boeije, H. (2010). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Den Haag, Nederland: Boom Lemma uitgevers.

Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development: Experiments by nature and design. Cambridge, Massachusetts, Verenigde Staten : Harvard University Press. Centraal Bureau voor de Statistiek. (2016, 30 mei). Bevolking; generatie, geslacht, leeftijd en

herkomstgroepering, 1 januari [Dataset]. Geraadpleegd van

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=37325&D1=0&

D2=a&D3=0&D4=0&D5=0-4&D6=l&HD=110629-1412&HDR=G5%2cT%2cG3%2cG2%2cG4&STB=G1

Dalenberg, W. G., Timmerman, M. C., Kunnen, E. S., & Van Geert, P. L. (2016). Young people’s everyday romance and sexual experiences in relation to sex-related

conversations with parents: a diary study in the Netherlands. Sex Education, 16, 1-15. doi:10.1080/14681811.2016.1192026

(33)

De Graaf, H., Kruijer, H., Van Acker, J., & Meijer, S. (2012). Seks onder je 25e. Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2012. Delft, Nederland: Uitgeverij Eburon.

De Graaf, H., & Rademakers, J. (2006). Sexual development of prepubertal children. Journal of Psychology & Human Sexuality, 18, 1-21. doi:10.1300/J056v18n01_01

De Graaf, H., Vanwesenbeeck, I., Woertman, L., & Meeus, W. (2011). Parenting and adolescents’ sexual development in Western societies. European Psychologist, 16, 21–31. doi:10.1027/1016-9040/a00003112

Deptula, D. P., Henry, D. B., & Schoeny, M. E. (2010). How can parents make a difference? Longitudinal associations with adolescent sexual behavior. Journal of Family Psychology, 24, 731. doi:10.1037/a0021760

Dutra, R., Miller, K. S., & Forehand, R. (1999). The process and content of sexual communication with adolescents in two-parent families: Associations with sexual risk-taking behavior. AIDS and Behavior, 3, 59-66. doi:10.1023/A:1025419519668 Eisenberg, M. E., Sieving, R. E., Bearinger, L. H., Swain, C., & Resnick, M. D. (2006).

Parents’ communication with adolescents about sexual behavior: A missed opportunity for prevention? Journal Youth Adolescence, 35, 893-902. doi:10.1007/s10964-006-9093-y

Feldman, S. S., & A. Rosenthal, D. (2000). The effect of communication characteristics on family members' perceptions of parents as sex educators. Journal of Research on Adolescence, 10, 119-150. doi:10.1207/SJRA1002_1

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. Londen, Engeland: Sage publications. Galenson, E. (2015). Observation of early infantile sexual and erotic development. In

Thompson, N. L. (Eds.), Play, Gender, Therapy: Selected Papers of Eleanor Galenson, (pp. 129-142). Londen, Engeland: Karnac Books Ltd

(34)

Hutchinson, M. K., Jemmott, J. B., Jemmott, L. S., Braverman, P., & Fong, G. T. (2003). The role of mother–daughter sexual risk communication in reducing sexual risk behaviors among urban adolescent females: a prospective study. Journal of Adolescent Health, 33, 98-107. doi:10.1016/S1054-139X(03)00183-6

Kotchick, B. A., Dorsey, S., Miller, K. S., & Forehand, R. (1999). Adolescent sexual risk-taking behavior in single-parent ethnic minority families. Journal of Family Psychology, 13, 93. doi:10.1037/0893-3200.13.1.93

Kotchick, B. A., Shaffer, A., Miller, K. S., & Forehand, R. (2001). Adolescent sexual risk behavior: A multi-system perspective. Clinical Psychology Review, 21, 493-519. doi:10.1016/S0272-7358(99)00070-7

Lagus, K. A., Bernat, D. H., Bearinger, L. H., Resnick, M. D., & Eisenberg, M. E. (2011). Parental perspectives on sources of sex information for young people. Journal of Adolescent Health, 49, 87-89. doi:10.1016/j.jadohealth.2010.10.007

Lefkowitz, E. S. (2002). Beyond the yes‐no question: Measuring parent‐adolescent

communication about sex. New Directions for Child and Adolescent Development, 2002, 43-56. doi:10.1002/cd.49

Lefkowitz, E. S., & Espinosa-Hernandez, G. (2007). Sex-related communication with mothers and close friends during the transition to university. Journal of Sex Research, 44, 17-27. doi:10.1080/00224490709336789

Lewis, C., & Lamb, M. E. (2003). Fathers’ influences on children’s development: The

evidence from two-parent families. European Journal of Psychology of Education, 18, 211-228. doi:10.1007/BF03173485

Mastro, S., & Zimmer-Gembeck, M. J. (2015). Let's talk openly about sex: Sexual

(35)

Journal of Developmental Psychology, 12, 579-598. doi:10.1080/17405629.2015.1054373

Nery, I. S., Feitosa, J. J. D. M., Sousa, Á. F. L. D., & Fernandes, A. C. N. (2015). Approach to sexuality in the dialogue between parents and adolescents. Acta Paulista de

Enfermagem, 28, 287-292. doi:10.1590/1982-0194201500048

Parkes, A., Henderson, M., Wight, D., & Nixon, C. (2011). Is Parenting Associated with Teenagers’ Early Sexual Risk‐Taking, Autonomy And Relationship with Sexual Partners?. Perspectives on Sexual and Reproductive Health, 43, 30-40.

doi:10.1363/4303011

Pope, C., Ziebland, S., & Mays, N. (2000). Analysing qualitative data. British Medical Journal, 320, 114-116. doi:10.1002/9780470750841.ch7

Reitz, E., Van de Bongardt, D., Baams, L., Doornwaard, S., Dalenberg, W., Dubas, J., … Deković, M. (2015) Project STARS (Studies on Trajectories of Adolescent Relationships and Sexuality): A longitudinal, multi-domain study on sexual

development of Dutch adolescents. European Journal of Developmental Psychology, 12, 613-626. doi:10.1080/17405629.2015.1018173

Robert, A. C., & Sonenstein, F. L. (2010). Adolescents' reports of communication with their parents about sexually transmitted diseases and birth control: 1988, 1995, and 2002. Journal of Adolescent Health, 46, 532-537. doi:10.1016/j.jadohealth.2009.11.201 Robson, C. (2002). Real world research. Oxford, Engeland: Blackwell Publishing. Rogers, A. A., Ha, T., Stormshak, E. A., & Dishion, T. J. (2015). Quality of Parent–

Adolescent Conversations About Sex and Adolescent Sexual Behavior: An Observational Study. Journal of Adolescent Health, 57, 174-178.

(36)

Schalet, A. T. (2000). Raging hormones, regulated love: Adolescent sexuality and the

constitution of the modern individual in the United States and the Netherlands. Body & Society, 6, 75-105. doi:10.1177/1357034X00006001006

Sprecher, S., Harris, G., & Meyers, A. (2008). Perceptions of sources of sex education and targets of sex communication: sociodemographic and cohort effects. Journal of Sex Research, 45, 17-26. doi:10.1080/0022449070162952

Van de Bongardt, D., De Graaf, H., Reitz, E., & Deković, M. (2014). Parents as moderators of longitudinal associations between sexual peer norms and Dutch adolescents' sexual initiation and intention. Journal of Adolescent Health, 55, 388-393.

doi:10.1016/j.jadohealth.2014.02.017

Wilson, V. (2016). Research methods: Mixed methods research. Evidence Based Library and Information Practice, 11, 56-59. doi:10.18438/B8801M

Wilson, E. K., Dalberth, B. T., Koo, H. P., & Gard, J. C. (2010). Parents' perspectives on talking to preteenage children about sex. Perspectives on Sexual and Reproductive health, 42, 56-63. doi:10.1363/4205610

Wilson, E. K., & Koo, H. P. (2010). Mothers, fathers, sons, and daughters: gender differences in factors associated with parent-child communication about sexual topics.

(37)

Tabel 1

Frequenties in Woorden Uitgedrukt

Percentage Range Benaming

0% - 10% Zelden

10% - 20% Weinig/een klein aantal

20% - 30% Ongeveer (meer/minder dan) een kwart 30% - 40% Ongeveer (meer/minder dan) een derde 40% - 60% Ongeveer (meer/minder dan) de helft 60% - 70% Ongeveer (meer/minder dan) twee derde 70% - 80% Ongeveer (meer/minder dan) drie kwart

80% - 90% De meeste

(38)

Tabel 2

Seksgerelateerde Onderwerpen waarover Ouders Communiceren met hun Kinderen

Onderwerpen Totaal Moeders Vaders

n (%) n (%) n (%) p

Praten over verliefdheid 58 (90.6) 44 (95.7) 14 (77.8) .048* Praten over seks/seksualiteit 55 (85.9) 41 (89.1) 14 (77.8) .255 Seksuele voorlichting 55 (85.9) 40 (87.0) 15 (83.3) .703 Emotionele aspecten 42 (65.6) 34 (73.9) 8 (44.4) .040* Technisch aspecten 37 (57.8) 28 (60.9) 9 (50.0) .574 Lichamelijke ontwikkeling 35 (54.6) 27 (58.7) 8 (44.4) .404 Veilige seks 26 (40.0) 23 (50.0) 3 (16.7) .022*

Praten over verkering 50 (78.1) 37 (80.4) 13 (72.2) .512 Noot. p-waarde (tweezijdig) verkregen door middel van de Fisher’s exact test.

(39)

Tabel 3

Taboes wat betreft Communiceren over (bepaalde) Seksgerelateerde Onderwerpen

Taboes Totaal Moeders Vaders

n (%) n (%) n (%) p Nauwelijks/geen taboes 42 (65.6) 29 (63.0) 13 (72.2) .568 Taboe ervaren door ouder 16 (25.0) 10 (21.7) 6 (33.3) .352

Taboe van kind 11 (17.2) 9 (19.6) 2 (11.1) .714

(40)

Tabel 4

Redenen waarom Ouders Communiceren over (bepaalde) Seksgerelateerde Onderwerpen met hun Kinderen

Redenen Totaal Moeders Vaders

n (%) n (%) n (%) p

Belangrijk te praten over (bepaalde) onderwerpen

47 (73.4) 35 (76.1) 12 (66.7) .533

Kind toont zelf interesse in (bepaalde)

onderwerpen

36 (56.3) 28 (60.9) 8 (44.4) .272

Kind is oud genoeg/klaar voor praten over

(bepaalde) onderwerpen

17 (26.6) 14 (30.4) 3 (16.7) .353

Praten over (bepaalde) onderwerpen hoort bij opvoeding

13 (20.3) 9 (19.6) 4 (22.2) 1.000

(41)

Tabel 5

Redenen waarom Ouders niet Communiceren over (bepaalde) Seksgerelateerde Onderwerpen met hun Kinderen

Redenen Totaal Moeders Vaders

n (%) n (%) n (%) p

Wil communiceren over (bepaalde) onderwerpen niet forceren

20 (31.3) 14 (30.4) 6 (33.3) 1.000

Kind toont zelf nog geen interesse voor (bepaalde) onderwerpen

12 (18.8) 11 (23.9) 1 (5.6) .154

Kind is te jong/ nog niet klaar voor praten over (bepaalde) onderwerpen

8 (12.5) 6 (13.0) 2 (11.1) 1.000

(42)

Tabel 6

Ervaring van Ouders met de Seksgerelateerde Communicatie met hun Kinderen

Ervaring Totaal Moeders Vaders

n (%) n (%) n (%) p Open communicatie/sfeer 56 (87.5) 40 (87.0) 16 (88.9) 1.000 Positief 47 (73.4) 32 (69.6) 15 (83.3) .353 Moeilijk 15 (24.3) 12 (26.1) 3 (16.7) .525

(43)

Bijlage A

Geselecteerde Vragen uit de Gezinsinterview Topiclist van Project STARS A. Achtergrondgegevens ouder [indien partner, ook van partner]

1. Wat is uw geboortedatum (dag / maand / jaar)? ... / ... / ...

2. In welk land bent u geboren? ... Indien niet in NL geboren: hoe lang woont u al in NL? ...

3. U bent een … Man Vrouw Anders, namelijk: ... 4. Wat is uw hoogst afgeronde opleiding?

Basisonderwijs

Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) LBO Hoger Beroepsonderwijs (HBO) VMBO / MAVO

Wetenschappelijk Onderwijs (universiteit) HAVO / VWO

Anders, namelijk: ... C. Zicht op ervaringen kind

12b. Vertelt uw kind u daarover? Zo ja: wanneer: meteen, of later, of bij problemen, etc.? Zo ja: hoe (bijv. bij eten, afwas, briefje, etc.)? Wat vindt u daarvan (wel/niet vertellen)?

12c. Indien weet niet op vraag 12: Hoe zit dat, waarom weet u dat niet? Vindt u dit bijv. privé?

12d. Indien iets als ‘daar hou ik me niet mee bezig’ op vraag 12: Hoe zit dat, waarom houdt u zich daar niet mee bezig? Vindt u dit meer iets voor vrienden?

13b. Vertelt uw kind u daarover? Zo ja: wanneer: meteen, of later, of bij problemen, etc.? Zo ja: hoe (bijv. bij eten, afwas, briefje, etc.)? Wat vindt u daarvan (wel/niet vertellen)?

(44)

13d. Indien iets als ‘daar hou ik me niet mee bezig’: Hoe zit dat, waarom houdt u zich daar niet mee bezig? Vindt u dit meer iets voor vrienden?

14b. Vertelt uw kind u daarover? Zo ja: wanneer: meteen, of later, of bij problemen, etc.? Zo ja: hoe (bijv. bij eten, afwas, briefje, etc)? Wat vindt u daarvan (wel/niet vertellen)?

14c. Indien weet niet: Hoe zit dat, waarom weet u dat niet? Vindt u dit bijv. privé?

14d. Indien iets als ‘daar hou ik me niet mee bezig’: Hoe zit dat, waarom houdt u zich daar niet mee bezig? Vindt u dit meer iets voor vrienden?

D. Gezinsatmosfeer

16a. Praten jullie binnen het gezin wel eens over verliefdheid, verkering, seksualiteit? Of worden er bijv. wel eens opmerkingen of grapjes over gemaakt? Zo ja: zoals wat dan? 16b. Waarover wel? Waarover niet, zijn er taboes?

16d. Hoe gaat dit dan? (Uitleg: bijv. open, makkelijk, of moeizaam?) (En bijv.: tijdens het eten, afwas, tv kijken, etc?)

16e. Hoe vindt u dat (al het bovenstaande 16a-16d)? (Uitleg: bijv. fijn, niet fijn, goed, niet goed, etc.)

E. Seksuele opvoeding

20a. Heeft u uw zoon/dochter voorgelicht over seksualiteit?

20c. Waarover, wat werd er besproken? (Open vraag stellen, maar zo nodig voorbeelden geven, bijv: (1) technische aspecten van lichaam, voortplanting, seks; of (2) emotionele aspecten van relaties en seks, zoals bijv. motieven voor het hebben seks, respect, partners.) En waarom deze onderwerpen? 20d. Hoe ging dat, hoe vond u dat? (Uitleg: bijv. fijn,

ongemakkelijk, etc.) Hoe was zijn/haar reactie?

22a. Welke normen en waarden wilt u uw kind(eren) meegeven over verliefdheid, verkering of seksualiteit? Waarom? Hoe doet u dat/probeert u dat te doen? Lukt dat goed?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Although it came to the fore that the EBWP was more suitable for personal development, this type of program can be applied with success for group development, provided

In this study, we have applied a stochastic optimization for arriving at the solution for maximum ”ME coupling coefficient α” of a laminar ME composite with the thickness

Change of both transmitted and reflected intensities The enhancements of the total transmitted intensity η tr , the total reflected intensity η re , and the intensity outside

Our study proposed three mechanisms linking organizational knowledge sharing habits and processes to employees' IWB: (i) a direct effect whereby access to knowledge across the

Figure 2 shows the estimated posterior densities of the testlet variance para- meter using an informative and a vague prior under the TRT model, given sampled values in Condition 7

steeds in gang gezet door de tussenkomst van verlangen. Niet alle gevolgen hiervan zijn gunstig, zoals de dood van Actaeon, Zagreus, Semele en Morrheus. Naast pijl en boog is het

Door de unieke combinatie in het huidige onderzoek van reputatiemanagement, gedrag van medewerkers en sociale media (Facebook), is het goed om in vervolgonderzoek te

This term is used to describe the feeling that arises when a musical piece is complete and there is no need for anything further (Sears, Chaplin, McAdams, 2014, 404). A theoretical