• No results found

Reconstructie-onderzoek Chambre d’Ami, Villa Noailles, Hyères.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Reconstructie-onderzoek Chambre d’Ami, Villa Noailles, Hyères."

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie

Reconstructie-onderzoek Chambre d’Ami, Villa Noailles, Hyères.

Ameublement naar ontwerp van Sybold van Ravesteyn (1925).

Student Stephan de Vries (BA)

Student nr. 10244018

Email: Stephan.devries@student.uva.nl

Universiteit: Universiteit van Amsterdam, Amsterdam Scriptiebegeleider: Herman den Otter

Tweede lezer: Dr. Klaas Jan van den Berg

(2)

Samenvatting

De architect Sybold van Ravesteyn ontwierp, in december 1925, een bed, kaptafel, bureau, fauteuil en bureaustoel voor Villa Noailles in het Zuiden van Frankrijk. De bureaustoel is het enige meubel dat is overgebleven van het ensemble en bevindt zich in de collectie van het Centraal Museum Utrecht. In deze scriptie staat het reconstructieonderzoek naar de missende meubelen van het Noailles ensemble centraal. Het heeft als doel om erachter te komen welk type meubelreconstructie op basis van de beschikbare bronnen het beste bij het Noailles ensemble past. In overleg met de conservator van Villa Noailles is het reconstructiedoel geformuleerd: het materiaalgebruik, afwerking en textuur van de reconstructie moeten een gelijke uitstraling krijgen als de bureaustoel. Zodat de museumbezoeker het Noailles ensemble kan herbeleven. Het belang van een reconstructie komt naar voren in de waardering. De ensemble-, de uniciteits-, de onderzoeks-, de maatschappelijke- en de museale waarde van het ameublement kunnen door een reconstructie en door een restauratiereconstructie van de bureaustoel worden verhoogd.

Door archiefonderzoek is de ontstaansgeschiedenis van het ensemble in kaart

gebracht. Zwart-wit foto’s van het ensemble geven inzicht in de vorm en maatvoering van het ensemble. Door bekende maten, zoals de bureaustoel, het Mondriaan schilderij welke in de kamer hing en de matras van het bed zijn de maten van de meubelen bepaald. Deze maten zijn gerelateerd aan de ontwerptekeningen van de meubelen en de zwart-wit foto’s met behulp van Photoshop. Google Sketchup’s Photomatch is gebruikt om het bureau en de kaptafel te meten. Met behulp van röntgenfoto’s is de constructie van de bureaustoel in kaart gebracht. De fauteuil lijkt qua vorm erg op de bureaustoel en heeft naar alle

waarschijnlijkheid dezelfde constructie. Het bed is vergeleken met het Radermacher Schorer ensemble en vertoond veel gelijkenissen met het bed voor de Noailles. Over de rest van het ensemble is te weinig bekend om uitspraken te doen over de verbindingen.

Op basis van het bronnenonderzoek kan worden geconcludeerd dat een replica de meest geschikte fysieke reconstructie voor het ensemble is. Met behulp van digitale

reconstructies kunnen de verschillende mogelijkheden van de verbindingen worden duidelijk gemaakt. Een restauratiereconstructie is nodig om het ‘oorspronkelijke’ uiterlijk van de bureaustoel vast te stellen. De reconstructie zal moeten worden gepatineerd om bij de bureaustoel te passen. Het Noailles ensemble kan het beste met een combinatie van de replica, de restauratiereconstructie en de digitale reconstructie worden gereconstrueerd. Om achter de kleuren en de afwerking van het Noailles ensemble te komen zal in de toekomst een vervolgonderzoek moeten worden gestart.

(3)

“Reconstruction research Chambre d’Ami, Villa Noailles, Hyères. Furniture ensemble of Sybold van Ravesteyn (1925). (Master thesis)”

English abstract

The architect, Sybold van Ravesteyn, designed a bed, a dresser, a desk, a arm chair and a chair for Villa Noailles in the south of France in 1925. The chair is the only remaining piece of furniture of the ensemble and is since 1977 in the collection of the Centraal Museum Utrecht. This thesis focuses on the reconstruction research of the missing furniture of the ensemble. The aim of the research is to find out which kind of reconstruction is the most suited for the reconstruction of the ensemble on the basis of the available sources. There are multiple possibilities for the reconstruction of the ensemble, like a historical copy, a

restoration reconstruction of the chair, a replica or a 3D computer drawing. The goal of the reconstruction, from the perspective of Villa Noailles, is formulated as: the materials, shape and surface treatment of the reconstruction should follow the appearance of the desk chair. The importance of reconstruction is reflected in the values of the ensemble. The ensemble, unicity, research, social and the museum values can be increased by a reconstruction and by a restoration reconstruction. Through archival research the genesis of the ensemble is

unraveled. Black and white photographs of the ensemble give insight into the shape and dimensions of the ensemble. With the help of known measurements, e.g. the preserved chair, the Mondriaan painting that was hanging in the room and design sketches in scale of furniture by Van Ravesteyn the dimensions of the missing furniture can be taken. Google Sketchup’s Photomatch was used to determine the measurements of the writing desk and the dresser. The construction of the chair was elucidated by X-ray photography. The arm chair, visually resembles the preserved chair and has therefore likely a similar construction. The bed was compared with the Radermacher Schorer ensemble from 1924, which is very similar to the Noailles bed. The type of construction used for the bed, dresser and desk was not possible to draw any conclusions over.Due to lack of references it was not possible to draw any

conclusions regarding the type of construction used for the bed, dresser, and desk. Therefore any statements about this construction are based on a great deal of interpretation. On the basis of this research it can be concluded that a replica is the best type of physical reconstruction for the ensemble. With the aid of computer drawings the various reconstruction possibilities for the furniture can be displayed. Before the reconstruction can be carried out the colour of the ensemble has to be researched. The combination of the restoration-reconstruction of the chair, a digital reconstruction and a replica is the best way to succeed in the reconstruction goal. Thereby a complete reconstruction, including proportions, material and surface treatment, can be made. The final reconstruction will have to be patinated in order to create an original experience in accordance to the still existing chair.

(4)

Inhoudsopgave

Samenvatting... 2

Hoofdstuk 1... 7

1.1 Inleiding ... 7

1.2 Historie Noailles ensemble ... 9

1.3 Probleemstelling ... 10

1.3.1 Relevantie en doel ... 10

1.3.3 Hoofdvraag ... 11

1.3.4 Deel- en subvragen ... 11

1.4 De rol van de restaurator ... 12

1.5. Stand van wetenschap ... 12

1.5.1 Sybold van Ravesteyn ... 12

1.5.2 Meubelreconstructie-onderzoek ... 13 1.5.3 Conclusie... 14 1.6 Onderzoeksmethode ... 14 1.6.1 Reconstructiemethode ... 14 1.6.2 Reconstructie slaapkamerameublement ... 15 1.7 Leeswijzer ... 17 Hoofdstuk 2 Meubelreconstructie-onderzoek ... 18 2.1 Inleiding ... 18 2.2 Terminologie ... 19

2.3 Waardering en de authenticiteit van reconstructies ... 20

2.4 Reconstructiedoel ... 22

2.5 Soorten meubelreconstructies ... 24

2.6 De ‘goede’ reconstructie ... 25

2.7 Bronnen van het Noailles ensemble ... 26

2.8 Conclusie... 27

Hoofdstuk 3 Referentiekader Noailles ensemble ... 28

3.1 Inleiding ... 28

3.2 Machinale houtbewerking versus de traditionele meubelpraktijk (1920-1930) ... 28

3.2.1 Constructiemogelijkheden ... 31

3.2.2 Lijm soorten ... 32

3.2.3 Rondhout ... 32

3.2.4 De constructie van het bed ... 33

3.2.5 Tafelbladen ... 33

3.2.6 Bladbedekking ... 34

(5)

3.2.8 Meubelbeslag ... 36

3.3 Correspondentie ... 37

3.4 Overgebleven en vergelijkbare objecten ... 37

3.4.1 Bureaustoel ... 37

3.4.2 Röntgenfoto’s ... 38

3.4.3 Vergelijkbare objecten ... 39

3.4.4 Ensemble Radermacher Schorer ... 40

3.5 Plattegrond ... 42

3.6 Foto’s ... 43

3.7 Kleurschetsen ... 44

3.8 Sketchup’s Photomatch ... 44

3.9 Conclusie... 44

Hoofdstuk 4 Bronnen evaluatie ... 46

4.1 Inleiding ... 46

4.2 Het bed ... 46

4.3 Het bureau ... 47

4.4 De kaptafel ... 47

4.5 De fauteuil ... 48

4.6 Constructie van het Noailles ensemble ... 48

4.7 Meubelatelier ... 50

4.8 Algemene indruk referentiekader Noailles ensemble ... 51

4.9 De haalbare reconstructie van het Noailles ensemble ... 51

4.10 Conclusie... 52 Hoofdstuk 5 Conclusie ... 54 5.1 Conclusie... 54 5.2 Toekomstig onderzoek ... 56 Dankwoord ... 58 Literatuurlijst ... 59 Verklarende woordenlijst ... 64 Bijlagen ... 67 Bijlage I Waarderingsformulier ... 68

Bijlage II Foto’s bureaustoel ... 70

Bijlage III Foto’s Noailles ensemble ... 72

Bijlage IV Röntgenfoto’s bureaustoel ... 74

Bijlage V Plattegronden ... 76

(6)

Bijlage VII Constructietekeningen ... 81

De tekst en afbeeldingen die in deze scriptie worden gepresenteerd vallen onder het

auteursrecht van Stephan de Vries. Kopiëren of overnemen van informatie en afbeeldingen, zonder in contact te treden met de auteur, is niet toegestaan. Bepaalde onderdelen zijn verwijderd uit deze scriptie aangezien deze vertrouwelijke informatie van derden bevatten.

(7)

Hoofdstuk 1

1.1 Inleiding

Gelegen in het Zuiden van Frankrijk in het stadje Hyères staat de Villa Noailles. De bouw van deze modernistische woning vond plaats tussen 1923 en 1932. De opdrachtgever, de welgestelde Charles de Noailles, liet het gebouw ontwerpen door architect Robert Mallet-Stevens. In de loop der jaren groeide de villa uit van een woonhuis van het echtpaar de Noailles, naar een residentie met wel vijftien slaapkamers voor kunstenaars en vrienden. Eveneens werd er een zwembad gerealiseerd, een squashbaan en nog veel meer

voorzieningen die het leven van de Noailles in al hun rijkdom reflecteerden. In de villa worden vandaag de dag geregeld mode-evenementen georganiseerd en het oude

woongedeelte van de villa doet dienst als museum. Dit woongedeelte werd door meerdere ontwerpers en architecten aangekleed. Een paar van de bekende namen zijn Eileen Gray, Marcel Breuer, Theo van Doesburg en Sybold van Ravesteyn. Van Doesburg ontwierp het bloemenkamertje (chambre des fleurs). Een zeer klein kamertje bedoeld voor het maken van boeketten. Tijdens de summerschool van de Universiteit van Amsterdam in 2014 is

onderzoek naar de originele kleurstelling van dit kamertje gedaan.1 Hieruit volgde een reconstructie, dat zich op het moment van schrijven nog in Nederland bevindt. Onder begeleiding van kleurspecialist Mariël Polman en meubelrestaurator Reinier Klusener vond het project plaats. Een ander interessant onderzoeksproject is de chambre d’ami dat Sybold van Ravesteyn in december 1925 ontwierp. Voor deze logeerkamer op de tweede etage van de villa ontwierp Van Ravesteyn een ameublement. Deze bestond uit een bed, twee stoelen, een kaptafel en een bureau (zie afb. 1.1 t/m 1.4). De bureaustoel is het enige overgebleven meubel van het ensemble en is sinds 1977 in de collectie van het Centraal Museum Utrecht (CMU) opgenomen (afb 1.4).

Op dertien november 2015 vond in het CMU een bespreking tussen Jean Pierre Blanc (directeur Villa Noailles), Stephane Boudin-Lestienne (conservator van Villa Noailles), Monique Teunissen (kunsthistorica), Reinier Klusener, Natalie Dubois (conservator CMU) en mijzelf plaats. Hieruit werd duidelijk dat de directie van Villa Noailles onderzoek wilt laten doen naar het stoeltje en de ontbrekende meubelen van Van Ravesteyn. Ze zijn geïnteresseerd in een reconstructie van het ensemble, een onderwerp waar ik graag mijn masterscriptie aan de Universiteit van Amsterdam over wilde schrijven.

1

Posthuma de Boer, Martine, et al. “Kleuronderzoek chambre des fleurs, Villa Noailles, Hyères.” 2014.

Conservation-restoration-training. 25/02/16.

(8)

Afb 1.1 S. van Ravesteyn, kaptafel, Noailles ensemble, 1925. Foto: HNI

Afb 1.3 S. van Ravesteyn, fauteuil, Noailles ensemble, 1925. Foto: HNI

Afb 1.4 S. van Ravesteyn, bureau (rechts), bureaustoel (links), Noailles ensemble, 1925. Foto: HNI

Afb 1.2 S. van Ravesteyn, bed, Noailles ensemble, 1925. Foto: HNI

(9)

1.2 Historie Noailles ensemble

De architect Sybold van Ravesteyn (1889-1983), onder andere bekend van het ontwerp van Diergaarde Blijdorp, wordt ook om zijn meubeldesigns geprezen. Het meest bekend zijn Van Ravesteyns zwierige en ronde buismeubelen (afb 1.7). Veel minder aandacht krijgen zijn vroegere meubelontwerpen, waar het buismeubilair nog niet haar intrede heeft gedaan en de meubelen op een traditionele wijze uit hout zijn vervaardigd.

De overgangsperiode van Sybold van Ravesteyns vroege (rechthoekige, houten) meubelen naar het latere buismeubilair kan goed worden geïllustreerd aan de hand van het slaapkamerameublement van Van Ravesteyn voor Villa Noailles.2 Van Ravesteyn was één van de Nederlanders die zijn werk op de Exposition des Arts Décoratifs in 1925 mocht exposeren. Op de Parijse expositie was gekozen voor het slaapkamerameublement dat van Ravesteyn voor zijn mecenas Radermacher Schorer, in Utrecht, had ontworpen. Dit, op De Stijl geijkte ensemble, viel in goede smaak bij de Noailles en zij wilden dit ameublement voor hun villa in Zuid-Frankrijk aanschaffen. Aangezien dit ensemble eigendom was van Radermacher Schorer, ontwierp Van Ravesteyn een nieuw ameublement.3 Van dit nieuwe ensemble is de kleurentekening bekend (bijlage V, afb 1). De kleurentekening laat van de meubelen andere decoraties in de kamer zien, zoals een rode cirkel op één van de

schuifdeuren waaruit duidelijk wordt dat Van Ravesteyn niet alleen de meubelen ontwierp maar de kamer zelf ook betrok in het decoratieschema.

In vergelijking met Van Ravesteyns eerdere werk, zoals de meubelen voor zijn eigen huis (1923) en dat van Radermacher Schorer (afb 1.5), is het ensemble voor Villa Noailles uit 1925 vernieuwend (afb 1.6). Van Ravesteyn paste hier voor het eerst ronde vormen toe en

2

Scharlemann, Meike, Jan-Derk Koudijs. S. van Ravesteyn (1889-1983) de meester van de gebogen lijn.

Rotterdam : Stichting BONAS, 2005.

3

Nederlandse commissaris op Exposition Arts des Decorative.Ongepubliceerde brief aan Charles de Noailles. 26 november, 1925. Noailles familie archief. 26/11/1925.

Afb 1.6 Bureaustoel 1926, foto anoniem, CMU Afb 1.5 Slaapkamerameublement Radermacher

(10)

week daarmee af van de ontwerpen van De Stijl. Voorbeelden hiervan zijn de gebogen rugleuningen van de stoelen en de ronde poten van het bed, het bureau en de kaptafel (afb 1.1 t/m 1.4). Een andere vernieuwing is het toepassen van metalen buizen in zijn meubelen, zoals in de sporten van de stoelen. Vanaf 1927 experimenteerde van Ravesteyn veel met vernikkelde buissegmenten. Zo maakte hij lampjes en stoelen (afb 1.7), steeds meer in zijn nieuwe stijl zoals deze volledig tot uiting komt in het ontwerp van Diergaarde Blijdorp (afb 1.8).

1.3 Probleemstelling

Het primaire probleem van het Noailles ensemble is dat de bureaustoel het enige meubel van het ensemble is waarvan de verblijfplaats bekend is. Om van deze meubelen een reconstructie te kunnen maken, zijn bepaalde gegevens nodig, zoals informatie over de afmetingen, de

gebruikte materialen en de toegepaste meubelconstructies. Een zeer beperkt aantal bronnen kunnen informatie geven over de afmetingen, vorm en constructie van het ensemble. Het is tot op heden onbekend in hoeveel detail de meubelen gereconstrueerd kunnen worden. Onderzocht moet worden welke soort reconstructie het meest geschikt is voor het Noailles ensemble.4 Een tweede probleem komt naar voren in het analyseren van casestudies van soortgelijke meubelreconstructies: een reconstructiemethode geheel en een eenduidige manier waarop reconstructies worden uitgevoerd bestaat niet.

1.3.1 Relevantie en doel

Een grondig onderzoek naar de fysieke materiaalkenmerken van het Noailles ensemble is nog niet uitgevoerd. Het ensemble is belangrijk, omdat het een stijlverandering laat zien in Sybold

4

De verschillende soorten reconstructies worden behandeld in hoofdstuk twee.

Afb 1.8 S. van Ravesteyn, diergaarde Blijdorp, 1940. Foto: Anoniem

(11)

van Ravesteyns meubelen. Het reconstructieonderzoek kan inzichten geven in de vorm, het materiaal, de constructie en vervaardiging van het ensemble zodat het duidelijk wordt welk type reconstructie het meest geschikt is voor het Noailles ensemble. De grootste beperking binnen dit onderzoek is de mate van onnauwkeurigheid betreffende maatvoering, materiaal en constructie van het meubelensemble. Daarom is het belangrijk dat de acceptabele onnauwkeurigheid van het reconstructie-onderzoek duidelijk wordt geformuleerd. Een tweede belangrijke beperking is dat binnen het onderzoek niet wordt ingegaan op de kleur en afwerking van het ensemble.

1.3.3 Hoofdvraag

De hoofdvraag van deze scriptie luidt:

“Welk type reconstructie, met uitzondering van de afwerking, is het meest geschikt voor het ameublement uit 1925 van Sybold van Ravesteyn voor Villa Noailles?”

1.3.4 Deel- en subvragen

1. Welke gegevens zijn van belang voor een meubelreconstructie?

1.1 Welke mate van onnauwkeurigheid is acceptabel bij het maken van een meubelreconstructie?

1.2 Wat wordt verstaan onder een goede meubelreconstructie? 1.3 Wat voor soort meubelreconstructies zijn te onderscheiden?

1.4 Hoe is een waardebepaling toe te passen in een meubelreconstructie- onderzoek?

2. Welke bronnen zijn van belang voor het reconstructieonderzoek van het Noailles ensemble?

2.1 Hoe is het uiterlijk (afmetingen en vorm) van het ensemble te reconstrueren?

2.2 Hoe zijn de meubelconstructies te reconstrueren? 2.3 Wie was de vervaardiger van het Noailles ensemble?

2.4 Welke meubelen dienen als vergelijkingsmateriaal van het Noailles ensemble?

(12)

1.4 De rol van de restaurator

De rol van de restaurator in het meubelreconstructie-onderzoek is groot. Niet voor iedereen is het duidelijk dat voor het reconstrueren en restaureren een zelfde systematiek en werkwijze nodig is. Bij een meubelreconstructie gaat het namelijk om iets ‘opnieuw’ te maken en het zou daarom niet onlogisch zijn wanneer een meubelmaker of timmerman dit uitvoert. Om dit beter te begrijpen zal moeten worden gekeken naar wat restauratie inhoud. Restauratie wordt vaak beschreven als het herstellen of conserveren van een bestaand kunstwerk.5 Een

restaurator houdt zich met materialiteit bezig, de materie van het culturele erfgoed. Om tot een goed begrip van deze materialiteit te komen verzamelt de restaurator kennis op het vakgebied van historici, kunsthistorici, de ambachtsman en materiaaldeskundige. Deze zelfde kwaliteiten zijn een pre om een historisch verantwoorde reconstructie uit te voeren. Door historische gegevens te betrekken bij een reconstructie, zoals in het geval van het Noailles ensemble, kan een beter begrip ontstaan van het meubelensemble zoals dat in eerste instantie bedoeld is door Van Ravesteyn. De overeenkomst tussen een reconstructie en een restauratie bevindt zich in de kenmerken die het meubel authentiek maken. Bij een restauratie worden deze kenmerken gewaarborgd of versterkt door conservering en restauratie. In een

reconstructie worden deze kenmerken op een beargumenteerde manier geprobeerd na te bootsen, het is de context, het materiaal, de constructie en de afwerking. Het

meubelreconstructie-onderzoek is daarom een taak voor de restaurator.

1.5. Stand van wetenschap

1.5.1 Sybold van Ravesteyn

Over het werk van Sybold van Ravesteyn zijn verschillende publicaties verschenen. Scharleman (2005) geeft een kijk in het gehele oeuvre van deze architect/ontwerper, maar biedt een beperkt inzicht in het Noailles ensemble.6 Het artikel Une villa moderne a Hyères uit 1928 beschrijft het ensemble en geeft inzicht in hoe het ensemble in deze tijd ontvangen werd.7 In 1977 organiseerde het Centraal Museum Utrecht een tentoonstelling van het werk van Sybold van Ravesteyn. De daarbij behorende tentoonstellingscatalogus gaat in op onder andere de toegepaste kunst van Van Ravesteyn.8 De architect Kees Rouw heeft twee

publicaties uitgegeven over Sybold van Ravesteyn, de eerste komt uit 1988. Deze publicatie gaat met name in op de architecturale bijdrage en in mindere mate op de meubelen van Van

5

Rivers, Shayne, Nick Umney. Conservation of furniture. Oxford: Butterworth-Heinemann. 2003: 368.

6

Scharlemann, 2005.

7

Deshairs, L. “Une villa moderne a Hyères.” Art et Décoration, n0 54, 1928: 1-8.

8

(13)

Ravesteyn.9 Rouw (2014) beschrijft tot nu toe de meest diepgaande en complete studie naar Sybold van Ravesteyn als architect en ontwerper.10 Aan de hand van briefwisselingen, objecten en andere archivale bronnen, schetst Rouw een vrij volledig beeld van Van

Ravesteyns werk en geeft onder andere inzicht in de opdracht die Van Ravesteyn kreeg van Charles de Noailles in 1925. Twee korte artikelen van de kunsthistorica Monique Teunissen gaan specifiek over het slaapkamerameublement voor de Villa Noailles.11,12 Haar artikelen uit 2011 en 2012 gaan in op de ontstaansgeschiedenis van de Villa Noailles en de opdracht die Sybold van Ravesteyn kreeg om het slaapkamerameublement te ontwerpen en vorm te geven.

1.5.2 Meubelreconstructie-onderzoek

Publicaties over reconstructie-onderzoek behandelen losse casestudies. In deze casestudies komt vaak de aanleiding, het doel en de aanknopingspunten voor het onderzoek naar voren. Het Ebenistsymposium uit 2012, genaamd Reproduction and reconstruction in furniture

conservation, geeft een gedegen overzicht van meubelreconstructies. Ook worden in deze

bundel verschillende soorten meubelreconstructies behandeld. Deze casestudies helpen onder andere bij het bepalen van de terminologie.13 Verschillende symposia en conferences zijn gehouden die als onderwerp authenticiteit voor het cultureel erfgoed hadden. De conferentie genaamd Authenticity and replication the 'real thing' in art and conservation behandelt met name textiele objecten en heeft een theoretische insteek.14 Het biedt echter geen

reconstructiemethode of overzicht van verschillende soorten meubelreconstructies en de gebruikte terminologie hiervan. Het symposium: Original, copy, fake, on the significance of

the object in history and archaeology museums, welke in 2010 in Shanghai werd gehouden

gaat in op de rol van reproducties in musea.15 Hierin wordt duidelijk gemaakt dat aan

9

Rouw, Kees. Sybold van Ravesteyn architect van kunstmin en de Holland. Rotterdam: De Hef, 1988.

10

Rouw, Kees. Sybold van Ravesteyn, architect. Rotterdam: Nai010 uitgevers, 2014.

11

Teunissen, Monique. “Nederlandse Interieur in Frans kasteel. Villa Noailles, 1925-1926. Hyères, Var – Frankrijk.” Stichting het Nederlandse interieur, 2011: 8-9.

12

Teunissen, Monique. “Mysteries van Villa Noailles in Hyères blijven fascineren. kunstorkaan.” Holland Côte

d'Azur Magazine. 24ste Jaargang n°2, 2012. 26-28.

13

Vasques Dias, Miko ed. Reproduction and reconstruction in furniture conservation. Conference Proceedings of Ebenist Symposium, 9-10 November, 2012, Amsterdam. Amsterdam: Stichting Ebenist, 2013.

14

Gordon Rebecca, Erma Hermes and Frances Lennard, eds. Authenticity and Replication the 'real thing' in art

and conservation. Conference Proceedings of the University of Glasgow international conference, 6-7

December, 2012, Glasgow. London: Archetype Publications Ltd. 2014.

15

Bai, Yan, ed. Original, copy, fake, on the significance of the object in history and archaeology museums. Conference Proceedings of ICOM, 7-22nd November, 2010, Shanghai, China. 21/04/16.

(14)

reconstructies waarden gekoppeld kunnen worden. Zo zijn er onder andere onderzoeks-, historische-, belevings-, economische-, sociaalmaatschappelijke en gebruikswaarden.

Veel meubelreconstructies worden niet gepubliceerd maar zijn desondanks erg interessant en vormen een belangrijke bron voor deze scriptie. Zo is het meubelensemble van Villa Cavrois in Lille, Frankrijk een belangrijke casestudie. Mallet-Stevens is de architect van deze villa en de ontwerper van het meubel ensemble. Van dit ensemble is net als bij Villa Noailles ook maar één meubel overgebleven, waarna de verdwenen meubelen zijn

gereconstrueerd op basis van foto’s.16

1.5.3 Conclusie

Vastgesteld kan worden dat er veel casestudies bestaan van meubelreconstructies maar dat elk geval een eigen aanpak vereist. Een overkoepelende methode of publicatie welke ingaat op de belangrijkste aspecten van een meubelreconstructie is tot op heden niet samengesteld. De verschillende terminologieën en type reconstructies worden door elkaar toegepast waardoor het onduidelijk is waar een goede reconstructie aan moet voldoen.

1.6 Onderzoeksmethode

1.6.1 Reconstructiemethode

Het onderzoek is tweeledig: enerzijds het onderzoek naar de manier waarop

meubelreconstructie-onderzoek kan worden uitgevoerd en anderzijds de casestudie naar het Noailles ensemble. De belangrijkste gegevens van het meubelreconstructie-onderzoek zullen worden bepaald aan de hand van verschillende casestudies. Ingegaan zal worden op wat in de verschillende casestudies een reconstructie goed of verantwoord maakt. De terminologie die gebruikt wordt om reconstructies aan te duiden wordt onder de loep genomen. Op basis van de waardering van het Noailles ensemble wordt er vastgesteld welke waarden versterkt kunnen worden. Dit helpt het belang van de reconstructie te verwoorden en het

reconstructiedoel.

<http://network.icom.museum/fileadmin/user_upload/minisites/icmah/publications/Actes-Shanghai- complet2.pdf>.

16

(15)

1.6.2 Reconstructie slaapkamerameublement

Het tweede gedeelte van dit onderzoek behandelt de ruimtelijke reconstructie van het slaapkamerameublement. Om de vorm en afmetingen te reconstrueren zal onder andere gebruik worden gemaakt van de foto’s van het ensemble. Op basis van bekende maten van objecten binnen de foto’s, zijn met behulp van Photoshop verschillende maten in de foto’s te meten, met als vereiste dat de verschillende te meten objecten in hetzelfde vlak liggen. Zo kan een bepaald aantal pixels gerelateerd worden aan een lengte, waardoor in de foto met deze waarde te meten is. Op afb 1.9 is op de

achtergrond van het bed Tableau no. II van Piet Mondriaan uit 1925 te zien. Het schilderij is

eigendom van het Kunstmuseum Bern en heeft de afmetingen: 50 bij 50 cm. Dit biedt de mogelijkheid om andere maten in de foto’s te bepalen.

Om achter de gebruikte materialen en constructies te komen zal gekeken worden naar vroegere meubels van Van Ravesteyn. Het meubelensemble voor Radermacher Schorer (Schorer ensemble) uit 1924 biedt een goed aanknopingspunt en is aanwezig in het depot van het Centraal Museum Utrecht. De overgebleven bureaustoel biedt de mogelijkheid om de constructie te onderzoeken door middel van röntgenfotografie welke uitgevoerd wordt door Tonny Beentjes, docent en promovendus aan de Universiteit van Amsterdam. Dit zal inzicht geven in de constructie van het bureaustoeltje, de fauteuil en indirect over de constructie van de rest van het ensemble. Wanneer het bijvoorbeeld duidelijk is dat er deuvels of

plaatmateriaal is toegepast in de stoel dan bestaat de mogelijkheid dat dit ook het geval is voor de rest van het ameublement.

Met behulp van Photomatch, een functie binnen het computerprogramma Google Sketchup, kan een 3D-tekening worden gemaakt op basis van de perspectivische

verdwijnpunten binnen de foto. Dit werkt alleen wanneer het na te tekenen object niet parallel aan de lens van de camera staat, aangezien er dan geen idee is van de diepte van het object. Photomatch werkt het beste voor rechthoekige objecten waar de bovenzijde, voorzijde (of achterzijde) en een zijkant op te zien zijn. De resolutie van de afbeelding speelt ook een rol, hoe hoger deze is hoe nauwkeuriger de tekening wordt. Wanneer een maat bekend is binnen de foto kunnen de maten van alle getekende onderdelen in het programma worden gemeten. Deze methode is getest op een foto waarvan het na te tekenen object bekende maten heeft. De

Afb 1.9 S. van Ravesteyn bed

slaapkamerameublement, 1925, met Tableau no. II van Piet Mondriaan 1925. Foto: HNI

(16)

maatafwijking binnen deze tekening ligt tussen de 1-3% in de breedte en 5-10% in de diepte van het meubel (zie afb 1.8 en 1.9). De precisie van de tekening hangt af van de hier boven genoemde factoren en kan daardoor afwijken.

De meubelatelierpraktijk in de periode 1920-1930 zal worden onderzocht. Hierdoor kan een beeld worden gevormd welke meubelconstructies en materialen gebruikelijk waren voor bepaalde meubeltypen. Een selectie is gemaakt uit de relevante literatuur om een context te schetsen van de atelierpraktijk waarin het Noailles ensemble vervaardigd is.17 Zo zijn er verschillende handboeken en artikelen die inzicht verschaffen over de periode 1920-1930 betreffende de meubelatelierpraktijk. Deze zullen in hoofdstuk drie uitgebreider aan bod komen. Diepere studies betreffende deze periode geven niet zozeer meer inzicht in het specifieke geval van het Noailles ensemble maar maken duidelijk wat er globaal mogelijk was aan meubelmaaktechnieken en materialen. Daarom staat het onderzoek van de

17

Büchner, F.A. Die Möbeltischlerei. 1922. Darmstadt: Reprint Verlag Leipzig, 2011. Drijver, Peter, J. Niemeijer. Rietveld meubels om zelf te maken. Bussum: Uitgeverij Thoth, 2001. Evers, J.W., H.G.J. Kamps.

Constructieleer voor meubelmakers, deel I. Amsterdam: Kemperman, 1939. Jellema, R., M.C.A. Meischke, J.A

Muller. Bouwkunde deel I. Delft: Uitgeverij Waltman. 3e druk, 1941. Nahmer, R.K. von der. “De vervaardiging, de eigenschappen en het gebruik van verlijmd hout (triplex en multiplex). Inleiding tot het bezoek aan de N.V. Houtindustrie Picus v.h. J. Brüning & Zoon, te Eindhoven.” De Ingenieur. 41e Jaargang 21, nr. 34, 1926. 701-705. Osinga, J.R. “Overzicht van de productie van werkspoor op wagenbouwgebied.” De Ingenieur. 31e Jaargang, nr. 30, 1916. Perry, Thomas D. Modern plywood. New York: Pitman publishing corporation, 1948. Rauwerda, A. (Red), et al. Bouwmaterialen en hun toepassing. Haarlem: N.V. Uitgevers mij v/h A.

Kemperman, 1943. Schmidt, André. De practische betekenis van de hedendaagsche electrotechnische

wetenschap. Plaats onbekend, 1895. Wood, Andrew Dick, Thomas Gray Linn. Plywoods their development, manufacture and application. London: W. & A.K. Johnston, 1946.

Afb 1.10 Barmeubeltje, Eikenhout. foto:© S. de Vries Afb 1.11 Barmeubeltje Photomatch. Googlesketchup: © S. de Vries

(17)

atelierpraktijk gedurende de jaren 1920-1930 niet centraal in deze scriptie en dient het slechts om een context te schetsen waarin het ensemble is vervaardigd.

De verschillende meubelateliers worden vergeleken waarvan bekend is dat deze werk van Sybold van Ravesteyn hebben uitgevoerd. Drie meubelateliers hebben meubels

geproduceerd naar ontwerp van Sybold van Ravesteyn, Gerrit Rietveld, Meubileerinrichting Middelbeek en de meubelfabriek Labor Omnia Vincit.

Op basis van de uitgevoerde metingen en de evaluatie van de bronnen worden constructietekeningen gemaakt. In hoofdstuk 4 worden deze gepresenteerd en zullen en met behulp van het CAD-tekenprogramma Ironcad worden uitgevoerd.

1.7 Leeswijzer

Het eerste hoofdstuk bevat de inleiding, de stand van wetenschap en de onderzoeksmethoden die in deze scriptie aanbod komen. Het tweede hoofdstuk behandelt de belangrijkste

gegevens voor meubelreconstructie-onderzoek, de definities van de termen zoals dit in deze scriptie wordt gehanteerd en de verschillende soorten meubelreconstructies. In het derde hoofdstuk worden de verschillende bronnen uiteengezet, dit vormt het referentiekader. In het vierde hoofdstuk wordt het referentiekader geëvalueerd. In dit hoofdstuk wordt naar het tweede hoofdstuk teruggekoppeld om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag van deze scriptie. Zodat het duidelijk wordt welke soort meubelreconstructie het meest geschikt is voor het Noailles ensemble. In hoofdstuk vijf volgt de conclusie waar de resultaten van het

reconstructieonderzoek worden behandeld en zal worden ingegaan op de mogelijkheden voor toekomstig onderzoek. Voor een overzicht van de belangrijkste begrippen die aan bod komen in deze scriptie is de verklarende woordenlijst te vinden op pagina 67.

(18)

Hoofdstuk 2 Meubelreconstructie-onderzoek

2.1 Inleiding

Het Noailles ensemble kan op verschillende manieren worden gereconstrueerd. Zo zou de reconstructie met dezelfde materialen en technieken gemaakt kunnen worden als het

origineel, een andere optie is om op de basis van een computermodel de reconstructie te 3D-printen op schaal.18 De verschillende reconstructies hebben een overkoepelend doel, namelijk het representeren van het originele ensemble. In hoeverre het origineel in detail kan worden gevolgd verschilt per type reconstructie, het doel van de reconstructie en het type bronnen dat voorhanden is.19

Een reconstructie wordt over het algemeen lager gewaardeerd dan het origineel. Dit komt door de authenticiteit van het originele object.20 Het is namelijk een afspiegeling van het origineel. Dit maakt het mogelijk om met een reconstructie verder te gaan dan met een origineel object. De afwerking of kleur kan gemakkelijk worden veranderd en wanneer van een bestaand object onderdelen missen kunnen deze weer worden toegevoegd.21

In dit hoofdstuk wordt onder andere gekeken naar de terminologie die gebruikt wordt binnen de verschillende meubelreconstructies. Op basis van een waardebepaling worden de

18

Breebaart, Iskander, Gert van Gerven. “Pressed baleen and fan-shaped ripple mouldings by Herman Doomer.”

Reproduction and reconstruction in furniture conservation, proceedings, 9-10 November, 2012, Amsterdam. Ed.

Miko Vasques Dias. Amsterdam: Stichting Ebenist, 2013: 62-74.

en Piening, Heinrich. “Rapid prototyping systems as a tool for 3D reconstruction, replicas and replacements.”

Reproduction and reconstruction in furniture conservation, proceedings, 9-10 November, 2012, Amsterdam. Ed.

Miko Vasques Dias. Amsterdam: Stichting Ebenist, 2013:80-100.

19

Bai, Yan. “Significance of Originals and Replicas.” Original, copy, fake, on the significance of the object in

history and archaeology museums, 7-22nd November, Shanghai, China. Ed. Yan Bai. ICOM General

Conference, 2010: 16. 21/04/16.

<http://network.icom.museum/fileadmin/user_upload/minisites/icmah/publications/A ctes-Shanghai- complet2.pdf>.

20

Beierr-de Haan, Rosmarie. “You can always get what you want. history, the original, and the endless opportunities of the copy.” Original, copy, fake, on the significance of the object in history and archaeology

museums, 7-22nd November, Shanghai, China. Ed. Yan Bai. ICOM General Conference, 2010: 1. 21/04/16.

<http://network.icom.museum/fileadmin/user_upload/minisites/icmah/publications/Actes-Shanghai-complet2.pdf>.

21

Hoving, Joost, Reinier Klusener. “Ebony furniture. A reconstruction of historical details through material analysis II.” Reproduction and reconstruction in furniture conservation, proceedings, 9-10 November, 2012,

(19)

belangrijkste waarden van het Noailles ensemble bepaald. Het ontwikkelpotentieel van de waarden wordt hierin behandeld zodat het duidelijk wordt welke waarden verbeterd kunnen worden door een reconstructie. Hieruit volgt het reconstructiedoel. Vervolgens worden de verschillende types waarin een reconstructie kan worden uitgevoerd omschreven en er zal worden ingegaan op wat een reconstructie goed of verantwoord maakt.

2.2 Terminologie

De terminologie waarmee reconstructies worden beschreven wordt in de literatuur vaak inconsequent gebruikt en zorgt voor onduidelijkheden. Zo worden de termen: facsimile, imitatie, duplicaat, kopie, replica, reproductie en reconstructie vaak gelijk getrokken. Het is belangrijk om gebruik te maken van de correcte terminologie zodat het doel en de uitvoering van de reconstructie duidelijk verwoord kan worden.

Facsimile betekend letterlijk ‘maak gelijkend’ en wordt met name voor geschreven teksten gebruikt maar kan ook betrekking hebben op andere objecten. Een facsimile is een exacte kopie van een origineel, gemaakt met dezelfde materialen en technieken.22 Een replica kan lijken op het origineel maar wijkt af doordat het vervaardigd is met moderne technieken en is vaak op een andere schaal gemaakt.23 Een replica is niet gelijk aan een reproductie. Een reproductie kan in materiaal, maatvoering en vervaardiging verschillen van het origineel en is bedoeld om vermenigvuldigd te worden.24 Het Italiaanse bedrijf Cassina maakt bijvoorbeeld reproducties van Gerrit Rietvelds Zigzag stoel uit 1934.25 Kopie, imitatie en duplicaat hebben dezelfde betekenis, namelijk dat het naar het origineel vervaardigd is. Vaak wordt aan een kopie een waardeoordeel gegeven zoals goed, slecht, exact, historisch, beredeneerd, dit zegt iets over de kwaliteit van de reconstructie. Zo is een exacte historische kopie vrijwel gelijk aan het origineel, in tegenstelling tot een fotografische reproductie.26 Een reconstructie betekent een object in zijn oorspronkelijke vorm herstellen of nabootsen gebaseerd op de

22

Oxford dictionaries. 2016. Oxford University Press. 23/03/16. <http://www.oxforddictionaries.com/definition/english/facsimile>.

23

Oxford dictionaries. 2016. Oxford University Press. 23/03/16. <http://www.oxforddictionaries.com/definition/english/replica>.

24

Oxford dictionaries. 2016. Oxford University Press. 23/03/16. <http://www.oxforddictionaries.com/definition/english/reproduction>.

25

Cassina.com. Cassina. 23/03/16. <http://www.cassina.com/en/collection/chairs/280-zig-zag>.

26

De exacte historische kopie is gelijk aan het begrip facsimile. Om geen verwarring te doen ontstaan over het soort object (geschreven tekst of ander object) wordt van het gebruik van de term facsimile in deze scriptie afgezien.

(20)

bronnen die voorhanden zijn.27 Reconstructie is de verzamelnaam van de eerder genoemde begrippen: replica, reproductie, kopie en facsimile. De begrippen zoals deze hierboven zijn toegelicht worden in de rest van deze scriptie gehanteerd.

2.3 Waardering en de authenticiteit van reconstructies

In onze westerse maatschappij worden reconstructies anders gewaardeerd dan het origineel. Dit heeft te maken met de authenticiteit van het originele object. Veel belangrijke congressen zijn gehouden die authenticiteit tot hun onderwerp hadden. De uitwerkingen hiervan zijn bijvoorbeeld de Venice Charter (1964) en het Nara document on authenticity (1994). Eén van de conclusies van deze congressen was dat authenticiteit cultureel gebonden is en dat de betekenis veranderlijk is.28 Van het authenticiteitsbegrip bestaan veel verschillende definities. De filosoof Walter Benjamin noemt het wel de ‘aura’ van het object.29 De Italiaanse

restauratietheoreticus Cesare Brandi heeft het over de duale historiciteit van een object, waar hij twee vormen van authenticiteit onderscheidt. De periode waarin het object gemaakt wordt (door de kunstenaar) en de rest van de levensloop van het object, waar het een patina

verkrijgt als tweede authenticiteit. 30 Igor Kopytoff hanteert weer een ander

authenticiteitsbegrip, hij heeft het namelijk over de ‘culturele biografie van de dingen.’31 Authenticiteit is een begrip dat binnen de erfgoedsector veel wordt toegepast, maar een algemene consensus over de betekenis hiervan laat nog op zich wachten. Authenticiteit wordt vaak gelijk getrokken met termen als: ‘echt’, ‘origineel’, ‘uniek’ en ‘vervaardigd door de originele maker.’32

Patina is één van de factoren die een meubelstuk zijn authentieke karakter geeft. Patina word door Rivers en Umney (2010) gedefinieerd als: “…a desirable change in

appearance brought about by time and use.”33 Een reconstructie heeft van nature geen

27

Oxford dictionaries. 2016. Oxford University Press. 23/03/16. <http://www.oxforddictionaries.com/definition/english/reconstruction>.

28

“Nara document on Authenticity.” Nara Conference on authenticity, 1-6 nov. 1993, Nara, Japan. 1994. 05/06/16. <http://whc.unesco.org/archive/nara94.htm>.

29

Benjamin, Walter. Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid – en andere essays. Nijmegen: SUN, 1996: 10-45.

30

Brandi, Cesare. Theory of Restoration. vert. Cynthia Rockwell, Firenza: Nardini Editore, 2005: 50.

31

Kopytoff, Igor. “The social life of things, commodeties in cultural perspective.” The Culural Biography of

Things: Commodization as process. Cambridge University Press, 1984: 64-91.

32

Auffrét, Stéphanie. ‘The role of conservation in the preservation of the authenticity of furniture.’ ICOMCC. Lissabon: 2008: 1-8.

33

(21)

patina, het is namelijk een nieuw object. Wanneer de reconstructie wel gepatineerd wordt dan krijgt de reconstructie al snel de bijsmaak van een vervalsing. Het pretendeert namelijk iets te zijn wat het niet is, een authentiek meubelstuk. Het is in sommige gevallen wenselijk om een reconstructie aan te passen aan een overgebleven meubel of betimmering aangezien de reconstructie anders te erg afsteekt tegenover de rest van het ameublement. Zoals het geval zou kunnen zijn met de reconstructie van het Noailles ensemble in vergelijking met het bureaustoeltje.34

Over restauratiereconstructies schrijven Rivers en Umney (2010): When there is no

clear historical or material evidence,… , there is a risk that additions or replacements may be at best misleading or at worst entirely spurious.35

Dit geldt ook voor meubelreconstructies en de retouches hiervan. Door het museumpubliek te informeren over de reconstructies en met welke bronnen deze tot stand zijn gekomen worden de keuzes van de belanghebbenden duidelijk gemaakt. Conservatoren hebben een belangrijke rol in de presentatie van de reconstructie binnen het museum, een goede samenwerking en dialoog tussen de restaurator en conservator is hierbij van groot belang.36

Het doel dat met een meubelreconstructie vaak getracht wordt te bereiken is om een authentieke ervaring voor de museumbezoeker te creëren.37 Authentieke ervaring is een verwarrende term. Het betekend dat er wordt geprobeerd om de sfeer na te bootsen zoals het oorspronkelijk was. De term ‘herbeleven’ van bijvoorbeeld het Noailles ensemble is

duidelijker, aangezien ‘authentiek’ de indruk wekt dat het om een oorspronkelijk ensemble gaat.

Reconstructies kunnen een zekere mate van authenticiteit vergaren, waardoor ze in de loop van de tijd hoger gewaardeerd worden. Als voorbeeld hiervan kan verwezen worden naar de grotten van Lascaux die in 1940 in het Zuiden van Frankrijk ontdekt zijn. Door grote bezoekersstromen degradeerden de prehistorische muurschilderingen en werd de grot

gesloten. Een één-op-één-reproductie werd dicht bij het origineel geplaatst in 1983. Ook deze

34

Scharffenberg S. Katrine, Anne Milnes. “Experiencing the authentic: the reconstruction of the Tingelstad frontal, a Norwegian altar frontal from the 13th century.” Authenticity and Replication the 'real thing' in art and

conservation, 6-7 December, 2012, University of Glasgow. Eds. Gordon Rebecca, Erma Hermes and Frances

Lennard. London: Archetype Publications, 2014: 172.

35

Rivers, Umney. 2003: 440.

36

Brooks, Mary. “Indisputable authenticity: engaging with the real in the museum.” Authenticity and

Replication the 'real thing' in art and conservation, 6-7 December, 2012, University of Glasgow. Eds. Gordon

Rebecca, Erma Hermes and Frances Lennard. London: Archetype Publications, 2014:7.

37

Morena, Jill. “Definitions of authenticity: a study of the relationship between the reproduction and original Gone With The Wind costumes at the Harry Ransom Center.” Authenticity and Replication the 'real thing' in art

and conservation, 6-7 December, 2012, University of Glasgow. Eds. Gordon Rebecca, Erma Hermes and

(22)

moest gerestaureerd worden en wordt jaarlijks voor een paar maanden gesloten voor

onderhoud.38 Een ander voorbeeld zijn Romeinse marmeren replica’s van Griekse bronzen. In beide voorbeelden hebben de reconstructies ook waarden gekregen en een eigen

authenticiteit. Zo zijn er meerdere soorten waarden die aan een reconstructie gekoppeld kunnen worden.

Op basis van Op de museale weegschaal van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is een waardebepaling uitgevoerd (zie voor de uitleg over de waardebepaling bijlage I).39 De waardebepaling biedt inzicht in de waarden welke kunnen worden verhoogt door een reconstructie. Hieruit volgt dat met name de ensemble-, de uniciteits-, de onderzoeks-, de maatschappelijke- en museale waarde van belang zijn voor het Noailles ensemble (bijlage I). Het ontwikkelpotentieel van deze waarden is groot wanneer een reconstructie wordt

uitgevoerd. Zo is bijvoorbeeld de ensemblewaarde op dit moment erg laag aangezien er maar één stoel bewaard is gebleven, door een reconstructie is de ensemblewaarde te vergroten. Een restauratiereconstructie en vervolgonderzoek naar het bureaustoeltje kunnen ervoor zorgen dat naast de eerder genoemde waarden ook de conditionele- en de historische waarde toenemen. De waarden geven het belang aan van een reconstructie van het Noailles ensemble. Op basis van dit gegeven kan het reconstructiedoel worden verwoordt.

2.4 Reconstructiedoel

Het reconstructiedoel geeft duidelijkheid over wat met de reconstructie getracht wordt te bereiken. Voor de reconstructie van het Noailles ensemble geldt dat allereerst onderzoek naar het ensemble moet worden gedaan voordat er kan worden bepaald met welk type

reconstructie het ensemble kan worden gereconstrueerd. Voor dit reconstructie-onderzoek zal een tijdelijk reconstructiedoel moeten worden geformuleerd aangezien het nog niet zeker is of überhaupt een reconstructie zal worden gemaakt. De conservator, Stephane Boudin-Lestienne, van Villa Noailles zegt over de reconstructie: The reconstruction of the van

Ravesteyn chamber has to be alive, there is nothing worse than a dead and dull reconstruction.40

38

Morel-Deledalle, Myriame. “The copy as an exhibit.” Original, copy, fake, on the significance of the object in

history and archaeology museums, 7-22nd November, Shanghai, China. Ed. Yan Bai. ICOM General

Conference, 2010: 127. ICOM General Conference. 21/04/16.

<http://network.icom.museum/fileadmin/user_upload/minisites/icmah/publications/Actes-Shanghai- complet2.pdf>.

39

Versloot, Anne red. Op de museale weegschaal, collectiewaardering in zes stappen. Amersfoort: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2014.

40

(23)

De conservator maakt duidelijk wat hij een slechte reconstructie vindt en verwijst hierbij naar het voorbeeld van Villa Cavrois in Lille, Frankrijk. De architect Mallet-Stevens heeft hier eveneens een ameublement gemaakt. De kamer wordt ook wel de chambre van

Ravesteyn genoemd aangezien het overeenkomsten vertoond met Van Ravesteyn zijn vroege

meubelontwerpen (afb 2.1). Net als in Villa Noailles is van dit ensemble slechts één meubel bewaard gebleven, de rest is vervolgens gereconstrueerd (afb 2.2). Volgens de conservator zijn de kleuren flets en ligt het er te dik bovenop dat het een reconstructie is. Dit is wat de conservator met een ‘dode’ reconstructie bedoelt. Voor hem is het stoeltje van het Centraal Museum Utrecht de belangrijkste bron voor het reconstructieonderzoek, hij noemt dit de

Rosetta stone. When the chair is restored to it’s original colours and we get the feeling we want to see more of the ensemble, than we could consider a reconstruction.41

Zoals in de waardering is bepaald kunnen de ensemble-, uniciteits-, onderzoeks-, maatschappelijke- en museale waarde worden verhoogt door een reconstructie. De

restauratiereconstructie (zie paragraaf 2.4) van het bureaustoeltje zorgt voor een verhoging van de conditie- en de historische waarde. De conservator kan, voordat kleuronderzoek naar het stoeltje is gedaan, geen uitspraken doen over het type meubelreconstructie welke voor het ensemble geschikt is. Enerzijds is het nodig om kleuronderzoek naar het stoeltje te doen en anderzijds het reconstructieonderzoek naar de vorm, materiaal en constructionele kenmerken van het ensemble. Dit laatste punt staat centraal in deze scriptie. Indirect maakt de

conservator duidelijk dat de reconstructie in ieder geval niet mag afsteken tegen het nog bestaande bureaustoeltje. Het tijdelijke reconstructiedoel dat binnen deze scriptie wordt gehanteerd luidt: de reconstructie moet hetzelfde materiaalgebruik, textuur en afwerking krijgen als de bureaustoel en zo nodig worden gepatineerd om dezelfde uitstraling als het

41

Boudain-Lestienne, Stephane. Persoonlijk contact. 12/04/16.

Afb 2.2 Robert Mallet-Stevens, bijzettafeltje, 1931-1932. Foto: onbekend

Afb 2.1 Reconstructie ameublement, Villa Cavrois,, 2010. Foto: onbekend

(24)

bureaustoeltje te krijgen. Zodat de museumbezoeker door middel van een reconstructie het Noailles ensemble kan herbeleven. Het kleuronderzoek zal niet worden behandeld in dit onderzoek.

2.5 Soorten meubelreconstructies

Voor het Noailles ensemble kan worden gekozen uit meerdere soorten meubelreconstructies. Zo kan er bijvoorbeeld een exacte historische kopie worden gemaakt, maar er kan ook worden gekozen voor een schaalmodel of tekening van het Noailles ensemble. Een 3D-computertekening of animatie kan op een andere manier dan een historische kopie worden ingezet om het museumpubliek te informeren.42 Het type reconstructie is afhankelijk van het doel van het project en de beschikbare bronnen. De verschillende soorten reconstructies worden gedefinieerd door de reconstructieparameters. Dit zijn de kenmerken van de afzonderlijke meubelreconstructies. Voldoende informatie moet beschikbaar zijn om deze (reconstructie) uit te kunnen voeren en verschilt daarom per type reconstructie. Hieronder worden de verschillende soorten meubelreconstructies uiteengezet. Dit is belangrijk want het soort reconstructie verteld iets over het niveau van detail waarmee het kan worden

uitgevoerd. Bij weinig of kwalitatief slechte bronnen zal moeten worden gekozen voor een type reconstructie waarbij het acceptabel is om een minder gedetailleerde reconstructieuit te voeren.

Een historische kopie is een reconstructie die met dezelfde materialen en

vervaardigingstechnieken is gemaakt als het originele object.43,44 De volgende gegevens zijn nodig om tot deze reconstructie te komen: vorm, constructie, materiaal, maatvoering, kleur, afwerking, textuur, vervaardigingswijze en context. Dit zijn de reconstructie parameters van de historische kopie. Wanneer wordt gekozen om een historische kopie te maken van het Noailles ensemble, dan moeten voldoende en kwalitatief goede bronnen zijn om over de hierboven genoemde gegevens uitspraken te doen.

Een restauratiereconstructie gaat uit van een bestaand object dat naar een ‘eerdere’ staat wordt gerestaureerd.45 Voldoende bronnen moeten bekend zijn om de desbetreffende

42

Cross, John, Cathy O’Donnell. “New products, old ideas. Reconstruction, reproduction and re-invention in the Frederick Parker Collection.” Reproduction and reconstruction in furniture conservation, proceedings, 9-10

November, 2012, Amsterdam. Ed. Miko Vasques Dias. Amsterdam: Stichting Ebenist, 2013: 101-111.

43

Breebaart, Gerven. 2013: 62-74.

44

Hagen, Catherine. “Making copies of empire chairs and reflections on the craft of cabinetmaking.”

Reproduction and reconstruction in furniture conservation, proceedings, 9-10 November, 2012, Amsterdam. Ed.

Miko Vasques Dias. Amsterdam: Stichting Ebenist, 2013: 26-33.

45

(25)

reconstructie te verantwoorden. In het geval van het Noailles ensemble kan dit alleen met de bureaustoel worden gedaan. Een voorbeeld van een restauratiereconstructie is dat later toegevoegde verflagen worden verwijderd om de originele kleur bloot te leggen. Wanneer er voldoende aanwijzingen zijn, dan kan de stoel geretoucheerd worden om mogelijke lacunes in de afwerking te maskeren.

Een replica is een kopie van een meubel, maar wordt uitgevoerd met andere

materialen of vervaardigingstechnieken dan het origineel, ook kan de schaal afwijken.46 De belangrijkste reconstructieparameter is de vorm van het meubel, aangezien de maatvoering, de constructie en de materialen kunnen afwijken van het origineel. Een replica van het Noailles ensemble zou bijvoorbeeld grotendeels uit plaatmateriaal zoals MDF kunnen worden gemaakt en worden geconstrueerd met lamello en domino verbindingen.

Een andere vorm van reconstructie kan worden gemaakt met behulp van een 3D-computertekening, de reconstructie is in dit geval digitaal. Een computertekening kan in veel detail worden uitgewerkt, zo kunnen de materialen, de vervaardiging en de constructies eveneens worden toegevoegd. Door middel van rapid prototyping kan de digitale tekening worden gematerialiseerd door bijvoorbeeld het object te 3D-printen, te lasersnijden of te CNC frezen.47

Afhankelijk van de bronnen die iets over de reconstructie zeggen, zoals bijvoorbeeld werktekeningen, overgebleven meubelen en foto’s, kan een passende meubelreconstructie worden gekozen. Hier zal in de hoofdstukken 3 en 4 verder op in worden gegaan.

2.6 De ‘goede’ reconstructie

Het is lastig om te controleren of een reconstructie ‘goed’ is uitgevoerd. Deze connotaties worden vaak aan reconstructies gegeven. Het belangrijkste criterium of een reconstructie goed is, is de haalbaarheid van het doel. Of het een haalbaar doel betreft, is afhankelijk van de bronnen die iets over het te reconstrueren object zeggen. In publicaties over reconstructies wordt het eindresultaat vaak verantwoord. Zo wordt in de reconstructie van een

museumruimte uit 1952 van Aldo van Eyck, geconcludeerd dat het een verantwoorde reconstructie is.48 Het doel van de reconstructie is de bezoekers de museumruimte te doen herbeleven door middel van een reconstructie op basis van authentieke technieken. Deze authentieke technieken zouden de reconstructie verantwoord maken. Authentiek betekend in

46

Oxford dictionaries. 2016. Oxford University Press. 23/03/16.

<http://www.oxforddictionaries.com/definition/english/replica>.

47

Cross, O’Donnell. 2013: 101-111.

48

Halem, Ludo van, Laura Stamps. “Een gereconstrueerde kamer van Aldo van Eyck. Experiment in paars en blauw.” Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2016: 9.

(26)

deze context: met behulp van de oorspronkelijke technieken en daarom zou de reconstructie een exacte historische reconstructie moeten zijn. Door naar de foto’s van het origineel uit 1952 te kijken vallen meteen verschillen op: zoals een ander lettertype van de muurteksten, een andere intensiteit van de lamp, een spleet rechts in de hoek van het origineel, kortom dit betreft geen exacte historische reconstructie (afb 2.3 & 2.4). Dat het doel niet behaald is komt

door het beperkte aantal bronnen, namelijk: geschreven beschrijvingen van de zaal, een latere zeefdruk van de muurkunst en foto’s van de originele ruimte. Het betreft niet een

verantwoorde reconstructie aangezien het eindresultaat geen exacte historische kopie is maar slechts een replica. Een replica zou verantwoord zijn geweest wanneer niet de eis zou worden gesteld dat met authentieke technieken de reconstructie werd uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor het Noailles ensemble. Wanneer het doel zou zijn om een exacte historische kopie te maken dan zijn bronnen nodig die informatie over de exacte constructie, afmetingen en materiaalgebruik kunnen geven. Alvorens tot de conclusie te komen of een exacte historische kopie uitvoerbaar is voor het Noailles ensemble zullen de bronnen moeten worden

geëvalueerd welke in hoofdstuk 3 en 4 centraal staan.

2.7 Bronnen van het Noailles ensemble

Het Noailles ensemble heeft een beperkt aantal bronnen om de meubelreconstructie op te baseren. Zo zijn de volgende bronnen te onderscheiden: de bureaustoelt, foto’s van het ensemble, verscheidene plattegronden van de kamer, de kamer in Villa Noailles,

briefwisselingen tussen Van Ravesteyn en Charles de Noailles, briefwisselingen over het ensemble tussen Van Ravesteyn en derden, ontwerp kleurentekening en vergelijkbare objecten. Een nauwkeurige evaluatie van de hierboven genoemde bronnen is nodig om Afb 2.3 Aldo van Eyck in museumruimte 1952. Foto:

Jan Versnel

Afb 2.4 Reconstructie museumruimte Aldo van Eyck. Foto: RCE

(27)

inzicht te geven in welke reconstructies mogelijk zijn. Dit zal centraal staan in het volgende hoofdstuk.

2.8 Conclusie

Op de basis van de waardering is het belang van het reconstructie verwoordt. Het is duidelijk geworden welke waarden verhoogt kunnen worden door de reconstructie. Het betreft de ensemble-, uniciteits-, onderzoeks-, maatschappelijke- en museale waarde van het Noailles ensemble (bijlage I). Voordat een reconstructie wordt uitgevoerd is het van belang dat het doel wordt geformuleerd. Het type reconstructie (historische reconstructie, replica,

restauratiereconstructie, etc.) is afhankelijk van de bronnen die bekend zijn van het meubel. Zonder de juiste bronnen kunnen bepaalde reconstructies niet worden uitgevoerd. De reconstructie moet hetzelfde materiaalgebruik, textuur en afwerking krijgen als de bureaustoel en zo nodig worden gepatineerd om dezelfde uitstraling als de bureaustoel te krijgen. Het doel hiervan is om de museumbezoeker door middel van een reconstructie het Noailles ensemble te laten herbeleven.

(28)

Hoofdstuk 3 Referentiekader Noailles ensemble

3.1 Inleiding

Voordat het type meubelreconstructie kan worden vastgesteld van het Noailles ensemble zullen de bronnen, die inzicht in het ensemble geven, moeten worden geëvalueerd. In dit hoofdstuk wordt zoveel mogelijk informatie van het ensemble bij elkaar gebracht. Dit dient als referentiekader voor het reconstructieonderzoek. Het overzicht dat zich op deze wijze vormt komt tot stand door verschillende onderzoeksmethoden toe te passen. De maatvoering van het ensemble kan bijvoorbeeld op meerdere manieren worden benaderd. De eerste methode bestaat uit het vergelijken van objecten waarvan de maten bekend zijn met de meubelen in de foto’s. Een tweede methode bestaat uit het natekenen van de meubelen in een computer tekenprogramma op basis van de foto’s waardoor de vorm en maten

gereconstrueerd kunnen worden. De derde methode bestaat uit het reconstrueren van de maten van de kleurentekening van Van Ravesteyn door deze te vergelijken met bekende maten van de logeerkamer. In het volgende hoofdstuk zullen de verschillende resultaten zoals de constructie, materiaalmogelijkheden en maatvoering met elkaar worden vergeleken om tot een geschikte reconstructie te komen voor het Noailles ensemble. Naast de maatvoering zal in dit hoofdstuk worden ingegaan op de begin twintigste-eeuwse meubelatelierpraktijk in de periode van 1920-1930, de correspondentie tussen Sybold van Ravesteyn en Charles de Noailles, de overgebleven bureaustoel, vergelijkbare objecten, plattegronden,

kleurentekening van het ensemble en de foto’s. De paragraaf over de atelierpraktijk in de periode 1920-1930 heeft als doel om een context te schetsen waarin het Noailles ensemble vervaardigd is. De onderwerpen die in dit hoofdstuk aan bod komen worden los van elkaar gepresenteerd zodat in hoofdstuk 4 gemakkelijk naar deze onderwerpen verwezen kan worden.

3.2 Machinale houtbewerking versus de traditionele meubelpraktijk

(1920-1930)

In het begin van de twintigste-eeuw werden veel meubelstijlen doorelkaar toegepast. Zo werden in dezelfde periode meubelen in de stijlen van de Art Nouveaux, Art Deco,

Amsterdamse School en De stijl vervaardigd. Tegelijkertijd waren de negentiende-eeuwse neostijlen nog steeds populair. Vandaag de dag wordt er vaak terug gekeken naar de periode 1920-1930 als een tijd waar veel nieuwe materialen werden geïntroduceerd in de

meubelpraktijk, zoals triplex, synthetische lijm, buismeubilair en nitrocellulose afwerking. Deze nieuwe materialen kregen langzamerhand grote navolging. Zoals bij de introductie van

(29)

veel nieuwe technieken blijft er een drang naar bekende en traditionele technieken bestaan. Bekende meubelmakers uit deze tijd zijn onder andere Gerrit Rietveld, Piet Klaarhamer en Willem Hendrik Gispen. De meubelmakers in het begin van de twintigste-eeuw zijn

traditioneel geschoold. Wanneer gekeken wordt naar de wijze waarop zij meubelen maakten bestond dit uit een combinatie van traditionele- en moderne technieken die door de opkomst van nieuwe machines en grondstoffen in het leven zijn geroepen.

Vanaf eind negentiende-eeuw tot omstreeks 1915 vond er een overgang plaats tussen de stoom- en elektromotor. Een tussenstap waren de benzine- en petroleummotoren. In een utopische beschrijving van het moderne huis uit 1895 wordt een beeld geschetst van een twintigste-eeuwse werkplaats:

In de werkplaats van den heer des huizes, …,vinden wij een kleine draaibank, een boormachine en een zaagmachine, die alle door electro motoren gedreven worden en onze gastheer vertelt ons bij de bezichtiging, dat de electrische stroom zoo goedkoop is, dat ieder handwerksman in staat is de voor zijn bedrijf noodige beweegkracht op deze wijze te verschaffen.49

Een klein meubelatelier had in de jaren twintig van de twintigste-eeuw weinig van de

hierboven genoemde machines tot zijn beschikking. Met name de grote timmerwerkplaatsen en meubelfabrieken hadden een groot arsenaal aan machines in gebruik. Een werkplaats voor

49

Schmidt. 1895: 51.

Afb.3.1 Timmerwerkplaats, Ca. 1914-1919, Machines aangedreven door elektromotoren. Foto: Herman de Ruiter

(30)

het bewerken van hout tijdens de Eerste Wereldoorlog laat meerdere machines zien die aangedreven worden door elektromotoren (afb 3.1).50 Een krantenartikel uit 1923 beschrijft een nieuwe inrichting van de ambachtsschool in Goes waar een groot aantal machines voor zowel metaal als houtbewerking werden geplaatst. Het gehele arsenaal wordt door een oliemotor aangedreven.51 Houtzaagmolens die door windenergie werden aangedreven bleven ook nog geruime tijd in gebruik.52 Kortom, de verscheidenheid tussen de aandrijvingen van machines was erg groot in de periode 1920-1930 en nog niet elke meubelmaker had de beschikking over een machinale.

Dat de meubelatelierpraktijk in de het begin van de twintigste-eeuw nog erg

traditioneel was wordt geïllustreerd door het boek Die Möbeltischlerei uit 1922.53 Moderne materialen zoals het gebruik van triplex, buissegmenten of een andere lijm dan warme lijm worden niet genoemd. Hier wordt het meubelmakersvak afgeschilderd als een uiterst traditionele bezigheid, waar met name met handgereedschappen gewerkt wordt. Bepaalde componenten van een moderne werkplaats komen echter wel naar voren zoals een machinale, waar alle machines worden aangedreven door distributieriemen aangesloten op een centrale as.54 Ook op schetsen van de meubelen die gemaakt worden in deze tijd is te zien dat nieuwe vormen met traditionele technieken worden vervaardigd.

In het lesboek uit 1939 van Evers en Kamps, Constructieleer voor meubelmakers, wordt het duidelijk dat multiplex geheel is geaccepteerd en een plaats heeft gekregen in het onderwijs tot een gedegen meubelmaker.55 Triplex wordt door meubelmakers al langere tijd gebruikt en werd zoals in de Amsterdamse schoolstijl toegepast om grote vlakken uit te vullen.56 De geschiedenis van triplex gaat terug naar de het oude Egypte maar werd vanaf de midden negentiende-eeuw herontdekt. Vanaf 1890 namen het aantal plaatmateriaal fabrieken toe.57 In het begin van de twintigste-eeuw werd triplex op grotere schaal gebruikt en werd het onder andere toegepast voor het maken van vliegtuigvleugels en treinstellen.58 Naast

Bruynzeel, die met name deuren vervaardigde, was de enige andere plaatmateriaal fabriek in

50

Herman de Ruiter. Timmerwerkplaats, Ca. 1914-1919. 18/05/16.

<http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/LEMU01:00111844/&p=1&i=5&t=15&st=houtbewerker&sc =%28houtbewerker%29/&wst=houtbewerker>.

51

Anoniem. “Ambachtschool Goes.” Volksblad. 03/02/1923: 2.

52

Anoniem. “Een ontzettend ongeluk.” Onze eilanden. 30/09/1911: 4.

53 Büchner. 1922. 54 Büchner. 1922: 49. 55 Evers, Kamps. 1939: 48-49. 56

Deen, Louise. ‘Aanwinsten museumcollectie 2006.’ Joods Historisch Museum, 2006. 18/05/16. <http://www.jhm.nl/collectie/aanwinsten/aanwinsten-museumcollectie-2006>.

57

Perry. 1948: 38.

58

(31)

Nederland N.V. Houtindustrie Picus in Eindhoven, welke triplex en multiplex produceerde. Zij maakten met name okoumé plaatmateriaal

in drie verschillende types, namelijk triplex, multiplex en meubelplaat.59 Meubelplaat bestaat uit twee sperfineren met daartussen massieve stroken hout. Het triplex dat Picus vervaardigde was 5 mm dik en het multiplex was opgebouwd uit vijf lagen fineer. De meubelplaat was weer een slag dikker dan het multiplex (afb 3.2).

3.2.1 Constructiemogelijkheden

Voor de verschillende benamingen van de meubelonderdelen zie bijlage VI afb 1 t/m 3.

Alle verbindingen van het Noailles ensemble zijn aan het zicht onttrokken. Het is daarom niet met

zekerheid te zeggen welke constructies zijn toegepast. De periode van 1920-1930 kende een grote variëteit aan constructiemogelijkheden, waar de meubelmakers zich baseerden op een lange traditie van meubelmaken. Traditionele constructietechnieken zoals zwaluwstaarten, pen-gatverbindingen en houten bladwervels werden veelvuldig toegepast. Deuvels werden in deze periode steeds meer gebruikt en vonden hun toepassing in

bijvoorbeeld houtverbredingen, verstekken en stijl- en regelwerk. Naast deuvels werd ook de losse veer in verstekken en houtverbredingen toegepast. Aangezien het langshout van een losse veer snel breekt werden ook wel triplexveren gebruikt.60

De pootverbinding met de regel van het bureau van het Noailles ensemble heeft een interessante constructie (afb 3.3). Op de afbeelding is te zien dat de regel tot halverwege de poot rijkt. Twee opties zijn mogelijk, ten eerste: de regel is ingelaten in de poot. Dit is gemakkelijk te construeren maar zorgt wel voor een verzwakking van de poot. Een tweede optie is dat de regel een holle borst heeft en is pasgemaakt tegen de poot. Deze laatste optie is erg lastig om met een vaste pen-gatverbinding te maken, aangezien de borsten van de regel

59

Nahmer, 1926: 701-705.

60

Evers, Kamps. 1939: 7.

Afb 3.2. A. Triplex, B. Multiplex, C. Meubelplaat. Picus Eindhoven, 1926.Tekening: Nahmer

Afb 3.3 Regel met ronde borst tegen poot. Ca. 1926. Foto: HNI

(32)

rond zijn. Daarom is waarschijnlijk gebruik gemaakt van een losse pen of een deuvelverbinding.

3.2.2 Lijm soorten

In de periode 1920-1930 zijn er meerdere soorten lijmen die in de

houtverwerkingsindustrie werden gebruikt. Dierlijke en plantaardige lijmen, zoals

caseïnelijm, albuminelijm, soyaboonlijm, warme lijm (gelatine op basis van botten of huiden) of koud verwerkbare vislijm werden in deze periode toegepast. De albumine- en caseïne lijm werd met name gebruikt voor het maken van triplex en in de meeste meubelwerkplaatsen werd gebruik gemaakt van de traditionele warme lijm. De albumine- en caseïne lijm hadden een relatief korte persing nodig en zijn watervast.61 Lijm van de manchurain sojaboon werd in Amerika toegepast vanaf circa 1923.62 De moderne synthetische harsen die vandaag de dag in plaatmateriaal worden toegepast zoals phenolformaldehyde hars is omstreeks 1912 door Mr. Baekeland uitgevonden en werd als bindmiddel voor bakeliet gebruikt. Vanaf 1930 werd in Duitsland phenolformaldehyde hars als lijm voor plaatmateriaal gebruikt.63

Evers (1939) maakt onderscheid tussen koud en warm verwerkbare lijm. Warme lijm is de dierlijke lijm die au bain-marie moet worden verwarmd en de koude lijm wordt

aangeduid als een poeder die in warmwater moet worden voorbereid. Het voordeel van de koude lijm is een lange opentijd van de lijm en het nadeel is dat het lang geklemd moet worden voordat deze verder verwerkt kan worden. 64 Hier wordt waarschijnlijk caseïnelijm mee bedoeld. Omdat dit met een loog wordt bereid kan dit vlekken veroorzaken op het werkstuk.

3.2.3 Rondhout

De kaptafel, het bureau en het bed van het Noailles ensemble hebben ronde poten. In de catalogus van de Brusselse machinefabriek Van den Abeele van omstreeks 1915-20 is onder andere een Machien voor ronde stokken te

maken opgenomen (afb 3.4). Deze machine kan

4 tot 8 meter per minuut rondhout produceren en

61 Evers, Kamps. 1939: 6. 62 Wood. 1946: 81. 63 Wood. 1946: 83. 64 Evers, Kamps. 1939: 6.

Afb 3.4 Machine om ronde stokken te maken, Van den Abeele. Ca. 1915-20. Tekening: onbekend

(33)

zal als doelgroep de grote meubelfabrieken en houthandelaren hebben gehad. Waarschijnlijk kochten meubelmakers dit rondhout bij producenten van halffabricaten net zoals het

lijstwerk. Het neemt namelijk veel tijd in beslag en het is erg lastig om grote afmetingen rondhout op de draaibank te vervaardigen.

3.2.4 De constructie van het bed

Bedden werden in de jaren twintig van de twintigste-eeuw vaak demontabel gemaakt, het verplaatsen zou anders erg lastig zijn en in veel situaties zelfs onmogelijk. Er zijn meerdere manieren om een bed demontabel te maken, dit kan met traditionele toognagels of met behulp van de modernere lediekanthaken (Berliner beslag) of met behulp van Hamburger beslag (afb 3.5). Het vrouwelijke gedeelte van de

lediekanthaak kan ingelaten worden in de kopsekant van een bord, waarna het mannelijke gedeelte hierin haakt (afb 3.6). Het Hamburger beslag heeft aan de zijkant van de kop doorlopende gaten die

doormiddel van een pinnetje aangedraaid kunnen worden. Hamburger beslag kan onder andere worden gebruikt om een haakse hoek zoals het hoofdbord met de zijkant van het bed te verbinden.

3.2.5 Tafelbladen

Gedurende de periode waarin het Noailles ensemble is vervaardigd werden bladen voor tafels en bureaus zowel uit massief hout als uit triplex vervaardigd. Er zijn voorbeelden van meerdere triplexen die verlijmd op elkaar zijn. Deze zijn gemakkelijk te

herkennen aangezien deze pakketten uit even lagen fineer bestaan en een kern hebben van twee lagen fineer die niet haaks, maar in dezelfde richting verlijmd zijn (afb 3.7). Een andere optie is om een blad op te bouwen uit tengelwerk en op de bovenzijde een triplex te

Afb 3.5 Hamburger beslag, Foto: restauratieonderdelen.nl

Afb 3.6 Berliner beslag/

lediekanthaken. Foto: Kisch.nl

Afb 3.7 Detail bed Radermacher Schorer, 1925. Twee lagen triplex. Richting van de houtnerf. Foto: S. de Vries

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Per proefvlak werd een stammenkaart gemaakt met aanduiding van alle bomen met een diameter van minstens 7 cm, aanduiding van de boomsoort, het volgnummer van de steekproefbomen

Na overleg met de beleidsarcheologe van het Agentschap R-O Vlaanderen – Onroerend Erfgoed werd besloten om de zone met relatief goed bewaarde podzolbodem net ten zuiden van de

Een deel van de goederen die handelaren uit de Republiek in Frankrijk hadden verkocht, werden vanuit bijvoorbeeld Bordeaux over zee door met name Fransen, maar soms ook Engelsen,

A microgrid is an electric power system consisting of distributed energy resources (DER), which may include control systems, distributed generation (DG) and/or distributed

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Opvallend is dat de moderne soft law-codifi caties die de bouwstenen kunnen worden van een toe- komstig Europees wetboek de leer van het verbod op rechtsmisbruik niet expliciet

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor