• No results found

Regulerende heffingen op de nutrienten in de fruitteelt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Regulerende heffingen op de nutrienten in de fruitteelt"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

C.O.N, de Vroomen Interne Nota 418

REGULERENDE HEFFINGEN OP

NUTRIËNTEN IN DE FRUITTEELT

Februari 1994

Landbouw-Economisch Instituut (LEI-DLO) Afdeling Tuinbouw

Conradkade 175 Postbus 29703 2502 LS Den Haag

(2)
(3)

Biz. INHOUD WOORD VOORAF 5 SAMENVATTING 7 1. ACHTERGRONDEN 9 1.1 Beleidsvoornemens 9 1.2 Het nutriëntenverbrulk in de fruitteelt 9

1.3 Doel van het onderzoek 10

2. MATERIAAL EN METHODE 11

2.1 Materiaal 11 2.2 Selectie van de populaties 11

2.3 Normen voor nutriëntenverbruik 12

2.4 Opbrengsten normaliseren 12

2.5 Werkwijze 13 3. RESULTATEN VAN DE ANALYSES 14

3.1 Inleiding 14 3.2 De opbrengstindex 14

3.3 Kosten van bemesting en het netto-bedrijfsresultaat 15

3.4 Regressie-analyse 17 4. SCENARIO'S VOOR REGULERENDE HEFFINGEN 19

4.1 Werkwijze 19 4.2 Spreiding in de aanvoer van nutriënten op

fruit-bedrijven 19 4.3 Scenario's voor regulerende heffingen 19

4.4 Uitkomsten van de schattingen 20

5. CONCLUSIES 22 LITERATUUR 23 BIJLAGEN 25 1. Resultaten van de analyses van de fruitbedrijven 26

2. Correlatiematrices voor fruitbedrijven 30 3. Samenstelling van de begeleidingsgroep 33

(4)
(5)

WOORD VOORAF

De huidige wijze van toedienen van meststoffen in de Nederlandse land- en tuinbouw staat uit milieu-oogpunt ter discussie. Langs verschil-lende wegen, onder andere wetgeving, onderzoek, en voorlichting wordt ge-tracht het gebruik en de toediening efficiënter en minder milieubelastend te maken. Een van de maatregelen die wordt overwogen is het introduceren van heffingen op het gebruik van nutriënten.

Het effect van regulerende heffingen op de toepassing van meststof-fen door bollentelers en fruittelers is gelijktijdig onderzocht. In dit rapport worden de resultaten voor de fruitbedrijven verslagen.

Aan het onderzoek is een analyse van input van meststoffen en be-strijdingsmiddelen in de bollensector door de heren Gert-Jan Dekker en Jan Koopman studenten aan de Landbouw Universiteit te Wageningen, vooraf-gegaan. Van de daarbij opgedane ervaring is dankbaar gebruik gemaakt. Bij de statistische analyses is waardevolle assistentie verkregen van mevrouw Nanny Frielink van de afdeling statistiek van het Laboratorium voor

Bloembollenonderzoek te Lisse.

Het onderzoek is uitgevoerd door C.O.N, de Vroomen, gedetacheerd LEI-onderzoeker bij het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek.

(6)
(7)

SAMENVATTING

In het landbouwmilieubeleid worden maatregelen voorgesteld om de emissie van mineralen naar grond- en oppervlaktewater terug te dringen. Eén van de maatregelen die wordt overwogen is het invoeren van een mine-ra lenboekhoud ing per bedrijf welke basis kan zijn voor het opleggen van regulerende heffingen.

In de fruitteelt wordt in het algemeen spaarzaam bemest, zodat de overschotten beperkt zijn. In 1991 werden deze voor appelen berekend op circa 60 kg stikstof, en 15 kg fosfaat per ha. Wel is er een verschil in teeltechniek waardoor bij fertigeren circa 10 tot 20% meer dan gemiddeld wordt toegediend.

Dit onderzoek heeft tot doel de milieutechnische en economische con-sequenties van het instrument regulerende heffingen op het nutriënten-overschot in de fruitteelt te verkennen. Hiervoor is:

1. nagegaan of het mogelijk is op basis van beschikbare gegevens uit het LEI-boekhoudnet een beeld te schetsen van de spreiding in het verbruik van nutriënten op fruitbedrijven;

2. geanalyseerd in welke mate het bemestingsgedrag van fruittelers kan worden beïnvloed door financiële prikkels.

ad 1 : Analyse boekhoudgegevens

Circa 60% van de fruitbedrijven in het LEI-boekhoudnet waren vol-doende homogeen om voor de analyse te kunnen worden gebruikt. Het netto-bedrijfsresultaat wordt vooral bepaald door de geldopbrengst. De kosten-ontwikkeling vertoont ook een significant, maar minder sterk verband met het bedrijfsresultaat. De kosten van bemesting geven hierop geen signifi-cant aanvullende verklaring. Op fruitbedrijven komt geen organische be-mesting voor; alle meststoffen worden in de vorm van kunstmest gegeven. De kosten van bemesting variëren van circa ƒ 200,- tot ƒ 500,- per ha en maken 0,5 tot 1,7% van de fruitverkopen uit en maximaal 2,5% van de non-factorkosten. Bij een bedrijfsomvang van gemiddeld 12 ha is dit ƒ 2.400,-tot ƒ 6.000,- per bedrijf per jaar. Het ondernemersinkomen op fruitbe-drijven is in de drie onderzochte jaren positief gecorreleerd met het opbrengstniveau. De correlatie met het bedrijfsresultaat is echter niet significant aanwezig.

ad 2: Effect van regulerende heffingen

Het effect van regulerende heffingen is geschat op basis van sprei-ding in het verbruik van nutriënten en de volgende scenario's.

A. Uitgangsscenario, hierin treedt geen gedragsverandering op. B. Alleen fysiek beleid, maximaal 100 kg N-overschot en 75 kg overschot

per ha. Geen heffingen.

C. Geen fysiek beleid, wel onderwerkverplichting van dierlijke mest en een heffing op de stikstofkunstmestgift van j 1,- per kg N, zonder heffingsvrije voet.

D. Als C, maar een heffing op het N-overschot van ƒ 2 , - per kg N, bij een vrije voet van 90 kg N-overschot per ha.

E. Als C, maar een heffing op het fosfaatoverschot (P) van ƒ 10,- per kg (= ƒ 4,40 per kg P205) en een heffingsvrije voet van 70 kg per

hectare.

F. Geen fysiek beleid maar verplichte evenwichtsbemesting voor fosfaat. Geen heffingsvrije voet en een heffing op het fosfaatoverschot (P) van ƒ 10,- per kg P (= ƒ 4,40 per kg P205).

(8)

Verondersteld i s dat bedrijven u i t oogpunt van kostenbeheer een hef-fing-ontwijkend-gedrag zullen vertonen. Directe r i s i c o ' s voor het op-brengstniveau z u l l e n , gezien het lage kostenaandeel van meststoffen in de e x p l o i t a t i e , worden vermeden.

Tabel 1 Effecten van scenario's op de aanvoer van nutriënten en de heffingsop-brengst op fruitteeltbedrljven Aanvoer in kg/ha: - stikstof (N) - fosfaat (P205) Heffingsopbrengst x min. gld. - na realisatie

- bij ongewijzigd gedrag

A 60 30 0 0 B 60 30 0 0 Scenar C 60 30 1,35 1,35 io's D 60 30 0 0 E 60 30 0 0 F 60 30 1,50 1,50

Het bemestingsniveau in de fruitteelt is zo laag dat van geen der scenario's effect op het gedrag van de fruittelers wordt verwacht. Alleen in de scenario's C en F is er een heffingsopbrengst. In scenario C zal men deze heffing niet kunnen en willen ontwijken. In scenario F lijkt een zeer geringe reductie in de aanvoer van fosfaat mogelijk. Deze kon echter niet worden ingeschat omdat niet bekend is in hoeverre bedrijven meerdere jaren achter elkaar hoge fosfaatgiften toedienen. Inzicht in het bemes-tingspatroon over meerdere jaren is nodig om dit te kunnen begroten.

(9)

ACHTERGRONDEN

1.1 Beleidsvoornemens

In het landbouwmilieubeleid worden maatregelen voorgesteld om de emissie van mineralen (onder andere N, P, K) naar grond- en oppervlakte-water terug te dringen. Een van de maatregelen die wordt overwogen is het

invoeren van een mineralenboekhouding (per 1995). Per bedrijf kan hiermee worden bepaald wat de onderschrijding respectievelijk overschrijding van een norm voor de aanvoer van nutriënten is. De overschrijding kan basis zijn voor het opleggen van heffingen die ten doel hebben het gebruik te verminderen.

Uit recent onderzoek in de tuinbouw (Verhaegh 1990, De Vroomen, 1991) blijkt dat de spreiding in het meststoffenverbruik groot is. Derlijke spreidingen geven aan dat het waarschijnlijk is dat door een ge-richt en efficiënt gebruik emissies naar het milieu, met geen of een be-perkt effect op het produktieniveau, kunnen worden teruggedrongen. Op grond hiervan wordt verwacht dat door middel van regulerende heffingen het gedrag van de ondernemers ten gunste van het milieu kan worden beïn-vloed.

1.2 Het nutriëntenverbruik in de fruitteelt

De globale nutriëntenbalans voor een appelboomgaard vertoont een heel ander beeld dan in andere opengrondssectoren. De aanvoercijfers zijn beduidend lager en de overschotten zijn van een andere orde van grootte. De fruitteler streeft dan ook geen hoge bemestingstoestand in de grond na, maar zoekt naar een evenwicht waarbij door middel van de bemesting de afvoer en de verliezen worden gecompenseerd. Omdat appelen gemiddeld cir-ca 802 van het areaal in een boomgaard beslaan en peer 15 tot 192 en de

verschillen in bemesting beperkt zijn wordt hierna in hoofdzaak over ap-pelen gesproken.

Tabel 1.1 Globale mlneralenbalans voor appels in kgljaar (3.000 bomen en oogst

30 ton ha)

Stikstof Fosfaat Kali 104 29 79 Aanvoer: met bemesting + depositie

Afvoer en vastlegging: met oogst

in hout en organische stof totaal

Verliezen (overschot) per saldo Bron: Boesveld, 1991. 22 20 42 7 7 14 62 24 86 62 15 •13

Behalve spreiding die de teler veroorzaakt zijn er verschillen in bemesting die aan het teeltsysteem zijn gebonden. Zo wordt bij fertigeren

(watergeefsysteem waarbij gelijktijdig meststoffen worden toegediend) 10 tot 20% zwaarder bemest, terwijl bij breedwerpige bemesting circa 10Z

(10)

1.3 Doel van het onderzoek

Het doel van het onderzoek is het verkennen van de economische en

milieutechnische consequenties van het instrument regulerende heffing op het meststoffenverbruik in de fruitteelt. Om dit te bereiken wordt nage-gaan welke relatie er bestaat tussen de kosten van bemesting en het be-drijfsresultaat. Tevens wordt onderzocht of het mogelijk is op basis van beschikbare gegevens van vóór 1992 uit het LEI-boekhoudnet een beeld te schetsen van de spreiding in het verbruik van nutriënten op fruitbedrij-ven. Ten slotte wordt door middel van scenario's onderzocht of en in wel-ke mate het bemestingsgedrag van fruittelers kan worden beïnvloed door financiële prikkels.

Het onderzoek heeft eerst plaatsgevonden bij bollenteeltbedrijven, als een pilot-project om na te gaan of met het verkregen inzicht kan wor-den voortgebouwd om ook andere sectoren in de tuinbouw op deze wijze te analyseren. De daarin opgedane ervaring is gebruikt voor dit onderzoek in de fruitteelt.

(11)

2. MATERIAAL EN METHODE

2.1 Materiaal

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van:

1. Financiële gegevens uit de LEI-DLO databank voor fruitbedrijven over de jaren 1987, 1988 en 1989;

2. Normen van het IKC-Bemesting voor de gewenste voedingstoestand (an-no, 1988);

3. Resultaten van bemestingsonderzoek in de fruitteelt IKC-fruitteelt (Kodde en Hietbrink 1991).

2.2 Selectie van de populaties

In de opengrondstuinbouw is de input van nutriënten sterk gerela-teerd aan de beteelde oppervlakte, bovendien zijn er verschillen die sa-menhangen met grondsoort of teeltsysteem. De boekhoudgegevens voor gespe-cialiseerde fruitbedrijven worden verzameld op bedrijven die zijn gese-lecteerd op grond van de toegevoegde waarde (sbe). Van de toegevoegde waarde uitgedrukt in sbe moet 602 of meer betrekking hebben op de hoofd-teeltrichting. Doordat sbe-normen per gewas aanzienlijk kunnen verschil-len (fruitteelt 22-23 en akkerbouw 3-10 sbe per ha) kunnen aanzienlijke oppervlakten van andere dan de hoofdgewassen op de bedrijven voorkomen. Dit vertekent het beeld van de hoeveelheden en de waarden van de input aan nutriënten die specifiek voor fruitteelt zijn gedaan. Om de invloed van andere activiteiten te beperken zijn aan de populaties de volgende beperkingen opgelegd.

1. > 90% van de oppervlakte open grond moet met de hoofdteeltrichting fruit zijn beteeld;

2. > 85% van de geldopbrengsten moeten uit de hoofdteeltrichting komen; 3. niet meer dan ƒ 10.000,- van de opbrengsten mag zijn verkregen uit

"bedrijfsvreemd" fruit (doorverkopen).

Tabel 2.1 Aantal fruitbedrijven uit het LEI-boekhoudnet In relatie tot de selec-tiecriteria in de periode 1987-1989

Oppervlakte fruit in % van totaal beteeld:

0 -< 75 75 -< 90 90 - 100

afwijkend (>105)

Totaal aantal bedrijven

Opbrengst fruit(+ aanwas) in % totaal geldopbrengst

0 -< 70 70 - <85 85 - 100

Totaal aantal bedrijven

Aantal bedrijven dat voldoet

1987 56 1988 54 1989 1 7 47 1 2 5 46 1 1 5 45 1 52 6 11 39 56 35 5 13 36 54 32 3 12 37 52 33 11

(12)

ad 3: Bij fruitteeltbedrijven komt het voor dat fruit "op de boom" wordt verhandeld. Als gevolg hiervan ontstaan verkopen van fruit zonder dat er een oppervlakte boomgaard voor aanwezig is. Deze opbrengsten worden niet afzonderlijk geboekt. Bij de analyse worden deze gegevens zichtbaar in die gevallen dat de verhandelde variëteit afwijkt van die in de boom-gaard. In het geval men variëteiten verhandelt die gelijk zijn aan die welke men zelf teelt kunnen deze opbrengsten niet worden gesignaleerd. Voor zover wel gesignaleerd is voor fruitbedrijven in het LEI-boekhoudnet deze extra beperking ingevoerd.

Van de fruitbedrijven bleek circa 85% aan de oppervlakte-eis te vol-doen en circa 65% aan de eisen ten aanzien van de geldopbrengsten. Per saldo voldeden in boekjaar 1987 35 en in 1988 en 1989 respectievelijk 32 en 33 bedrijven aan alle eisen (tabel 2.1).

Om te kunnen beoordelen of de geselecteerde bedrijven over de drie jaar als een groep zouden kunnen worden geanalyseerd, is nagegaan welke bedrijven meerdere jaren in de selecties voorkomen (tabel 2.2). Ongeveer één derde van de bedrijven blijkt niet elk jaar in de populatie voor te komen. Op grond hiervan is geconcludeerd dat het geselecteerde datamate-riaal onvoldoende homogeen is om een gezamenlijke analyse over de drie jaren te doen.

Tabel 2.2 Aantal geselecteerde fruitbedrijven dat een, twee of drie jaren in de populatie aanwezig is 1987 1988 1989 In drie jaren In twee jaren In één jaar 22 10 3 22 9 1 22 7 4

2.3 Normen voor nutriëntenverbruik

Voor de fruitbedrijven bleken de verschillen in bemesting per gewas zeer gering waaruit een beperkt normatief kostenverschil voorkomt. Uit-gaande van 45 kg N à ƒ 1,25; 20 kg P205 à ƒ 1,00 en 100 kg K20 à ƒ

1,-zouden de normkosten voor appelen op circa ƒ 175,- per ha uitkomen. Bij peren wordt doorgaans wat minder K20 gegeven. Doordat er per grondsoort

nog kleine verschillen kunnen voorkomen, vervagen de gewasverschillen. Gezien de geringe spreiding in de normen is geen index berekend maar is alleen het kostenbedrag voor bemesting geanalyseerd.

2.4 Opbrengsten normaliseren

Tussen gewassen en bedrijven komen aanzienlijke verschillen in geld-opbrengst per ha voor, terwijl de teeltplannen van de bedrijven eveneens verschillen. Om een Indruk te krijgen of een bedrijf hoge of lage op-brengsten heeft is voor de geldopbrengst een bedrij fsspecifieke norm rekend. Uitgaande van de gemiddelde opbrengst per gewas per ha per be-drijf is voor elk jaar een ongewogen (de oppervlakte niet meegewogen) gemiddelde opbrengst voor alle bedrijven met dat gewas berekend. Door deze gemiddelden te wegen met het relatieve teeltplan van een bedrijf is voor elk jaar een normopbrengst voor dat bedrijf bepaald. Door de gerea-liseerde geldopbrengst te delen door de normopbrengst/100 is een index berekend die aangeeft of de geldopbrengst van dat bedrijf in dat jaar hoog of laag scoorde ten opzichte van dat gemiddelde. Deze index is als variabele toegevoegd omdat hieraan mogelijk het effect van de bemesting beter kan worden gemeten dan aan de werkelijke geldopbrengst.

(13)

2.5 Werkwijze

In het onderzoek zijn drie fasen te onderscheiden: 1. Analyse van gegevens uit het LEI-boekhoudnet.

Voor de analyse is gebruik gemaakt van het statistisch pakket "Gen-stat". Hiermee zijn correlatiematrixen en frequentieverdelingen van de variabelen berekend. Op grond hiervan is een indeling in groepen gemaakt en zijn enkelvoudige en kruistabellen berekend. Vervolgens is regressie-analyse toegepast om verdere samenhang in het cijfer-materiaal in beeld te brengen.

2. Opstellen van scenario's voor heffingen en het gedrag van fruitte-lers.

De uitgangspunten voor de scenario's zijn opgesteld in overleg met een begeleidingsgroep (zie bijlage 3) en zonodig afgestemd op ge-lijktijdig lopend onderzoek op de afdeling Landbouw van het LEI-DLO. 3. Inschatten van effecten van regulerende heffingen.

Op basis van de scenario's is een schatting gemaakt van veranderin-gen in frequentieverdelinveranderin-gen voor bemesting en het effect daarvan op het verbruik.

(14)

RESULTATEN VAN DE ANALYSES

3.1 Inleiding

De verschillen in bedrijfsresultaat voor fruitbedrijven zijn op identieke wijze geanalyseerd als voor de bollenbedrijven (De Vroomen, 1993). Met behulp van de correlatiematrix is een beschrijving gegeven van de variabelen. Hierbij zijn de opbrengstindex en de kosten van bemesting als ingang gehanteerd. De opbrengstindex is gebruikt om een algemene in-druk te krijgen van variabelen die samenhang vertonen met het bedrijfsre-sultaat. De bemestingskosten vormen een verklarende variabele vanuit de doelstelling van het onderzoek. Vervolgens is met regressie-analyse ge-zocht naar verklarende variabelen voor het bedrijfsresultaat.

3.2 De opbrengstindex

De opbrengstindex voor fruitbedrijven vertoont in de drie onderzoch-te jaren een positief verband met de totale geldopbrengst evenals met de totale kosten en de non-factorkosten. De correlatie met het netto-be-drijfsresultaat is in 1987 significant positief, in 1988 iets boven de betrouwbaarheidsgrens, maar in 1989 niet significant. Het ondernemersin-komen daarentegen is in alle jaren positief met de opbrengstindex gecor-releerd. Er is geen relatie met de omvang van de opengrondactiviteiten (tabel 3.1 voor uitgebreid overzicht zie bijlage 1 tabel Bl.1). Er blijkt

een positief effect op de opbrengst van het % appel en negatief van het Z

peer in het teeltplan.

Tabel 3.1 Correlatiecoëfficiënten van de vermelde parameters met de opbrengst-Index voor fruitbedrijven In de jaren 1987-1989

1987 1988 1989 Betrouwbaarheidsgrens r=0,95 0,30 0,30 0,30 Parameters Totaal geldopbrengst Totaal kosten Non-factorkosten Netto-bedrij fsresultaat Ondernemers inkomen Oppervlakte open grond Kosten kunstmest Kosten bestrijdingsmiddelen X oppervlakte appel % oppervlakte peer 0,91 0,87 0,81 0,69 0,72 0,44 0,62 0,15 0,46 0,46 0,50 0,44 0 , 7 1 0,73 0,35 0,49 0,22 0,52 0,37 0,23 - 0 , 1 7 0 , 6 3 0,69 0,08 0,39 - 0 , 0 4 - 0 , 0 8 0,49 0 , 3 3 - 0 , 3 3 Bron: LEI-DLO.

De relatie met de kunstmestkosten (kosten van organische mest komen op fruitbedrijven niet voor) is in 1987 en in 1988 positief, dus meerkos-ten van kunstmest gaan samen met hogere opbrengsmeerkos-ten; in 1989 is dit ver-band echter niet aanwezig. Hogere kosten voor bemesting kunnen ook een indicatie zijn voor de teeltmethode in de fruitteelt. Zo wordt bij ferti-geren een groter volume aan meststoffen toegediend, waarbij deze hoeveel-heid ook nog afhankelijk is van het aantal bomen per ha (Kodde e.a.1991).

(15)

De k o s t e n van gewasbescherming z i j n i n de o n d e r z o c h t e j a r e n p o s i t i e f g e -c o r r e l e e r d met de o p b r e n g s t i n d e x .

De c o r r e l a t i e c o ë f f i c i ë n t e n voor k o s t e n van kunstmest en b e s t r i j d i n g s m i d d e l e n z i j n l a g e r dan d i e voor de t o t a l e k o s t e n en de n o n f a c t o r -k o s t e n . H i e r u i t b l i j -k t d a t andere -k o s t e n f a c t o r e n een b e l a n g r i j -k e r d e e l van de o p b r e n g s t v e r s c h i l l e n v e r o o r z a k e n . Gezien de d o e l s t e l l i n g van d i t onderzoek i s n i e t n a a r deze r e l a t i e s g e z o c h t . In b i j l a g e 2 z i j n de c o r r e -l a t i e m a t r i c e s opgenomen van a -l -l e v a r i a b e -l e n d i e z i j n b e s t u d e e r d .

3 . 3 Kosten van bemesting en h e t n e t t o - b e d r i j f s r e s u l t a a t

I n d i e n de gegevens worden i n g e d e e l d i n d r i e k l a s s e n n a a r toenemende k o s t e n voor b e m e s t i n g b l i j k t d a t i n 1987 en 1988 de b e d r i j v e n met h e t h o o g s t e b e d r a g voor bemesting ook de h o o g s t e g e l d o p b r e n g s t e n hebben

( t a b e l 3 . 2 , voor u i t g e b r e i d e i n f o r m a t i e z i e b i j l a g e B I . 2 ) .

Tabel 3.2 Kosten en opbrengsten op fruitteeltbedrijven ingedeeld op basis van bemestlngskosten in de jaren 1987, 1988 en 1989 (guldens/hectare)

Kosten en opbrengsten in gld. 1 83 n-13 11,73 19.334 26.056 61 1.066 -6.722 1.552 80 n-11 11,31 20.384 25.934 88 1.266 -5.549 2.747 101 n = U 10,56 26.795 32.093 88 1.317 -5.298 5.396 Klasse bemestingsko 2 95 nil 11,85 22.616 31.188 143 1.262 -8.572 3.767 93 n-10 13,59 24.592 31.874 208 1.360 -7.282 3.336 108 n-11 11,9 25.196 31.298 191 1.252 -6.102 4.163 sten 3 121 n-11 11,96 30.913 35.967 391 1.601 -5.054 6.378 105 n-11 13,01 26.773 3.380 485 1.565 -7.030 2.864 113 n-11 12,60 28.916 37.046 378 1.210 -8.130 5.040 1987 Index opbrengst

Oppervlakte open grond (ha) Totaal geldopbrengst Totaal kosten Kosten kunstmest Kosten bestrijdingsmiddelen Netto-bedrij f s r e s u l t a a t Ondernemersinkomen 1988 Index opbrengst

Oppervlakte open grond (ha) Totaal geldopbrengst Totaal kosten

Kosten kunstmest

Kosten bestrijdingsmiddelen Netto-bedrij f s r e s u l t a a t Onde même r s inkomen 1989 Index opbrengst

Oppervlakte open grond (ha) Totaal geldopbrengst Totaal kosten

Kosten kunstmest

Kosten bestrijdingsmiddelen N e t t o - b e d r i j f s r e s u l t a a t Onde même r s inkomen

Legenda: Klasse 1 lage bemestlngskosten Klasse 2 midden bemestlngskosten Klasse 3 hoge bemestlngskosten

(16)

De totale kosten nemen echter ook toe. Zo dat per saldo alleen in 1987 een beter netto-bedrijfsresultaat wordt behaald. Voor de spreiding zie de figuren 3.1 en 3.2. In 1988 is het netto-bedrijfsresultaat van de groep bedrijven met de hoogste kosten voor bemesting lager dan de midden-groep, in 1989 is het beeld omgekeerd. Het ondernemersinkomen vertoont alleen in 1987 een positief effect.

ton opbrengst per ha (x 1000) 60 r 50 40 30 20 10

+

+

; • .

+

+

i 200 400 600 800

kosten bemesting in guldens per ha

1000 1200

Figuur 3.1 Spreiding van de geldopbrengsten van fruitbedrljven over de jaren

1987,1988 en 1989 In relatie tot de kosten van bemesting

netto resultaat per ha (x 1000) 10 10 --20 -30

+

+

+ * # + * * + +

+ +

+

+

+

+

+

1 200 400 600 800 kosten van bemesting in guldens per ha

1000 1200

Figuur 3.2 Spreiding van het netto-bedrijfsresultaat van fruitbedrljven in

1987,1988 en 1989 in relatie tot de kosten van bemesting 16

(17)

De kosten voor kunstmest nemen in de drie groepen sterker toe dan de totale kosten. Zij stijgen van 0,3% tot circa 1% van de totale kosten; zij vormen hiervan echter een beperkt deel. De verschillen in de totale kosten worden er dan ook niet door veroorzaakt. In 1987 en 1988 stijgen de kosten voor gewasbescherming eveneens met een toename van de kunst-mestkosten; zij nemen vrijwel evenredig toe met de totale kosten. In 1989 is echter het tegenovergestelde waar te nemen.

Er zijn in alle jaren positieve relaties met de kosten voor pootgoed en materiaalkosten. Hogere kosten voor pootgoed wijzen in de richting van hogere plantdichtheden en of vernieuwing van plantopstanden. De relatie met het percentage jongere boomgaard is in twee van de drie jaren posi-tief maar niet significant aanwezig.

De totale geldopbrengst is de som van de verkopen van fruit en de waardering van de aanwas van de boomgaard. Er blijkt in twee van de drie

jaren een significant positief verband met kunstmestkosten en de aanwas van de boomgaard. Verschillen in geldopbrengst hangen dan samen met de omvang van de aanwas. Er blijkt een zwak positief verband met de regio, noordelijk gelegen bedrijven hebben hogere kosten voor kunstmest (tabel 3.3).

Tabel 3.3 Correlatiecoëfficiënten met bemestingskosten van parameters die be-trekking hebben op, kosten, teeltplan, waarde aanwas, regio en geld-opbrengst op frultbedrljven in de jaren 1987, 1988 en 1989

1987 1988 1989

Betrouwbaarheidsgrens r=0,95 0,30 0,30 0,30

Parameters Kosten pootgoed

Overige materiaalkosten % oppervlak appel < 5 jaar % oppervlak peer < 3 jaar Waarde aanwas boomgaard Geldopbrengst fruit Regio Noord/Zuid = 1/0 0,42 0,29 0,17 0,05 0 , 4 1 0,48 0,26 0,38 0,46 - 0 , 1 8 0 , 2 0 0,24 0,54 0,35 0 , 5 4 0,42 0 , 2 0 0,23 0 , 4 9 - 0 , 0 0 0 , 2 1

Op fruitbedrijven blijkt geen duidelijk verband tussen de kosten van bemesting en gewasbescherming met het netto-bedrijfsresultaat. Bedrijven die hoog scoren in de kosten van bemesting en gewasbescherming hebben

echter wel aanzienlijk hogere opbrengsten. Ook scoren zij aanzienlijk beter op de opbrengstindex. Doordat zij eveneens hogere totale kosten hebben worden deze hogere opbrengsten niet in een hogere resultaten omge-zet.

3.4 Regressie-analyse

De eerste regressie-analyse is uitgevoerd om variabelen te vinden die een verklaring van het bedrijfsresultaat te geven. Omdat niet elk jaar met dezelfde bedrijven is gewerkt, zijn de uitkomsten van de analy-ses niet geheel vergelijkbaar. In dit verslag wordt uitsluitend de

lineaire regressie beschreven, analyse met niet lineaire-verbanden voor bemesting gaven geen betere resultaten.

Het netto-bedrijfsresultaat wordt in hoofdzaak verklaard uit de geldopbrengst van het fruit, de factor- en de non-factorkosten (exclusief kosten van bemesting en bestrijdingsmiddelen). Toevoeging van de variabe-len voor bemesting levert geen significante aanvulvariabe-lende verklaring op.

(18)

K o s t e n v a n b e m e s t i n g e n v a n b e s t r i j d i n g s m i d d e l e n h e b b e n e e n n e g a t i e v e i n v l o e d ( t a b e l 3 . 4 ) . De w a a r d e v a n d e c o n s t a n t e v e r s c h i l t i n g e e n e n -k e l e j a a r s i g n i f i c a n t v a n n u l .

Tabel 3.4 Schatting van de regressiecoëfficiënten voor verklaring van het netto-bedrijfsresultaat per ha van fruitbedrljven i n 1987, 1988 en 1989

B e d r i j f s r e s u l t a a t i n 1987 1988 1989 C o n s t a n t e G e l d o p b r e n g s t f r u i t Aanwas boomgaard N o n - f a c t o r k o s t e n **) Kosten b e m e s t i n g Kosten b e s t r i j d i n g s m i d d e l e n F a c t o r k o s t e n 1.134 *) 1,04 1,00 -0,85 -1,76 *) -1,76 -0,93 -1.198 *) 1,04 1,17 -1,10 -1,69 *) -0,15 *) -0,97 -144 0,91 0,98 -0,83 -2,03 -1,35 -0,91

*) V e r s c h i l t n i e t s i g n i f i c a n t van 0; **) Verminderd met k o s t e n van kunstmest en b e s t r i j d i n g s m i d d e l e n . I n t a b e l 3 . 5 i s t e n s l o t t e h e t p e r c e n t a g e v e r k l a a r d e v a r i a n t i e g e g e -v e n ( R2) . De g e l d o p b r e n g s t v a n f r u i t v e r k l a a r t s l e c h t s c i r c a 10% v a n d e v a r i a n t i e i n h e t n e t t o - b e d r i j f s r e s u l t a a t , t e r w i j l d e a a n w a s i n g e e n e n k e l j a a r s i g n i f i c a n t b i j d r a a g t . Ruim 70% v a n de v a r i a n t i e v a n h e t n e t t o b e d r i j f s r e s u l t a a t b l i j k t t e k u n n e n w o r d e n t o e g e s c h r e v e n a a n de n o n f a c t o r en de f a c t o r k o s t e n . De k o s t e n v a n b e m e s t i n g e n b e s t r i j d i n g s m i d d e l e n b l i j -k e n n i e t s t o e t e v o e g e n a a n de v e r -k l a r i n g v a n de s p r e i d i n g .

Tabel 3.5 Cumulatief percentage verklaarde variantie (R2) van het

netto-bedrijfsresultaat op fruitbedrljven in 1987, 1988 en 1989 1987 1988 1989 Opbrengst f r u i t Aanwas boomgaard N o n - f a c t o r k o s t e n **) Kosten k u n s t m e s t Kosten b e s t r i j d i n g s m i d d e l e n F a c t o r k o s t e n 22 25 *) 74 73 *) 75 *) 98 10 8 *) 56 56 *) 55 *) 95 0 *) 0 *) 40 42 *) 42 *) 98

*) L e v e r t geen s i g n i f i c a n t e b i j d r a g e ; **) Verminderd met de k o s t e n voor mest en b e s t r i j d i n g s m i d d e l e n .

(19)

4. SCENARIO'S VOOR REGULERENDE HEFFINGEN

4.1 Werkwijze

Om het effect van heffingen op nutriënten in de fruitteelt te kwan-tificeren is gebruik gemaakt van informatie van IKC-fruitteelt (Kodde en Hietbrink, 1991) en de in de inleiding beschreven nutriëntenbalansen. De berekeningen zijn gemaakt voor appels die circa 80% van het areaal op fruitbedrijven uitmaken.

Volgens Kodde en Hietbrink (1991, p.10) is het verbruik van de nu-triënten stikstof (N) en fosfaat (P205) bij peren is ongeveer 30% hoger

dan bij appels. Het IKC-fruitteelt schat het verschil op 17 tot 23% (zie tabel 4.1). Gezien deze verhoudingen moeten de uitgangspunten voor appels met circa 6% worden verhoogd om een beeld te krijgen van bemestingsge-woonten in de totale fruitteelt. Kali (K^O) wordt niet meegenomen.

In de fruitteelt kan aan de hand van bladmonsters de bemestingstoe-stand van het gewas en daaruit afgeleid die van de grond worden beoor-deeld. In de hierna volgende schattingen wordt aangenomen dat de gevonden spreiding in het gehalte aan nutriënten stikstof en fosfaat in de blad-monsters tevens een indicatie is voor de spreiding in kunstmestgiften.

4.2 Spreiding in de aanvoer van nutriënten op fruitbedrijven Gemiddeld werd in 1989 en 1990 op appelen 60 kg N en 30 kg P205

be-mest. Uit de bladanalyses blijkt dat de spreiding tussen beide jaren groot is. De afvoer met het gewas en de opslag in het hout worden door Boesveld (1991) geschat op circa 40 kg stikstof (N) en 15 kg fosfaat per ha. De depositie is gelijk gesteld aan die op de bollenbedrijven voor stikstof 30 kg N en voor fosfaat op 2 kg P205 per ha/jaar.

Tabel 4.1 Gemiddelden en spreiding In bemesting met stikstof en fosfaat in appe-len en peren in de jaren 1989 en 1990

Appelen Peren kg/ha gem. 60 30 spreiding + hoger normaal lager hoger normaal lager freq. 45% 30% 252 5% 85% 10% kg/ha gem. 70 37 spreiding + hoger normaal lager hoger normaal lager freq. 30% 30% 40% 0% 40% 60% Stikstof (N) Fosfaat (P205)

Bron: IKC-fruitteelt, bewerking LEI-DLO.

4.3 Scenario's voor regulerende heffingen

Voor het schatten van de invloed van regulerende heffingen op het bemestingsgedrag van fruittelers is uitgegaan van de volgende scenario's: A. Basis scenario.

(20)

B. Fysiek beleid.

De gewenste reducties worden door de sector gerealiseerd met onder-steuning van onderzoek en voorlichting. Het maximale N-overschot wordt op 100 kg/ha gesteld en voor fosfaat op 70 kg/ha gesteld. C. Heffing op N-kunstmestgift.

Geen fysiek beleid, wel een heffing op de stikstofkunstmestgift van ƒ 1,00 per kg N.

D. Heffing op N-overschot.

Geen fysiek beleid, wel een heffing op het stikstofoverschot van ƒ 2 , - per kg N, bij een heffingsvrije voet van 90 kg N/ha.

E. Heffing op fosfaatoverschot, met vrije voet.

Geen fysiek beleid, wel een heffing op het fosfaatoverschot (P) van ƒ 10,- per kg (is omgerekend tot P203 door P205 : P = 2,29 : 1), bij

een heffingsvrije voet van 70 kg P205 per ha (= circa 30 kg P ) .

F. Heffing op fosfaatoverschot zonder vrije voet.

Als E echter zonder heffingsvrije voet. Dit is het evenwichtssce-nario, waarin de aanvoer van P gelijk is aan de onttrekking met het produkt. Bij het doorrekenen van deze scenario's zijn de volgende aanvullende veronderstellingen gedaan:

- de verschillen in bemestingsgedrag per gewas blijven onveranderd; - op de bedrijven komt een mineralenboekhouding voor;

- de ondernemer zal een "heffing-ontwijkend" bemestingsgedrag verto-nen; alleen bedrijven die in een bepaald scenario heffingplichtig worden zullen hun bemesting zo aanpassen dat de heffing minimaal wordt;

- door de mestwetgeving en regulerende heffingen zullen voorraden meststoffen in de grond afnemen en is "reparatie bemesting" om bijvoorbeeld fosfaat-tekorten op te heffen minder goed mogelijk. Dit heeft tot gevolg dat bedrijven die periodiek hoge giften toe-dienen hun strategie aanpassen en naar een regelmatige gift over meerdere jaren zullen streven. Dit betekent dat de frequenties waarbij geen of zeer kleine giften worden gegeven zullen afnemen; - indien in een scenario gemiddeld voldoende nutriënten volgens de

adviesbasis kunnen worden toegediend dan zijn geen opbrengstver-liezen te verwachten.

4.4 Uitkomsten van de schattingen Scenario A

Dient om de uitgangssituatie te beschrijven en om de effecten van andere scenario's te meten. Nieuwe informatie levert dit niet. Hierna worden de verwachte reacties van fruittelers op de overige scenario's

be-schreven. Scenario B

Het fysieke beleid laat thans een overschot toe van 100 kg N en van-af 2000 75 kg P205 per ha. Op grond van de nutriënten aan- en

afvoercij-fers is de kans dat fruittelers de norm voor stikstof zullen overschrij-den te verwaarlozen. Deze veronderstelling wordt nog versterkt omdat er melding gemaakt wordt van een dalende tendens in het stikstofverbruik

(Kodde en Hietbrink, 1991). Het gebruik van fosfaat ligt zo ver onder de toegestane norm voor het jaar 2000 dat de overschrijdingskans nihil is. Dit scenario heeft derhalve geen invloed op bemestingsgebruiken in de

fruitteelt.

(21)

Scenario C

Gezien de reeds zeer lage mestgift op fruitbedrijven en het zeer ondergeschikte aandeel in de kosten, wordt niet verwacht dat door een heffing op stikstof uit kunstmest de bemestingsgewoonten worden aange-past. Dit scenario leidt in de fruitteelt uitsluitend tot een kostenver-hoging van gemiddeld ƒ 60,- tot ƒ 70,- per ha boomgaard, zonder dat het gebruik afneemt. Bij een oppervlakte van ruim 22.700 ha pit- en steen-vruchten in 1990 zou een dergelijke heffing op jaarbasis circa ƒ 1,35 miljoen gulden lastenverzwaring tot gevolg hebben, zonder positief mi-lieu-effect.

Scenario's D, E

Deze scenario's hebben de zelfde grenzen als scenario B. Omdat de bemesting geheel met kunstmest wordt toegediend is er geen interactie tussen stikstof en fosfaat. Voor deze scenario's moet dan ook worden ge-concludeerd dat zij geen effect hebben op bemestingsgewoonten in de fruitteelt terwijl ook geen opbrengst uit heffingen wordt verwacht. Scenario F

Uit tabel 1.2 in hoofdstuk 1 blijkt een gemiddeld overschot van 15 kg P205 per ha boomgaard. Om tot een volledige evenwichtssituâtie te

komen zal de aanvoer gemiddeld moeten worden gehalveerd. Introductie van een heffing op het overschot P zou hier mogelijk enige reductie te weeg kunnen brengen. Gezien de geringe hoeveelheden die worden toegediend en het feit dat slechts circa 5% van de bedrijven een relatief hoge gift geven wordt geen reductie verwacht. Een heffing belast hier waarschijn-lijk slechts die bedrijven die landbouwkundig gezien een fosfaat-tekort hebben. De heffingsopbrengst is geschat op een overschot van 15 kg P205

per ha à ƒ 4,40 of gemiddeld ƒ 66,- per ha. De totale opbrengst bedraagt dan ƒ 1,5 miljoen, met een te verwaarlozen effect op de milieu-input. Het is bovendien niet duidelijk in welke mate hoge giften van fosfaat op

fruitbedrijven structureel voorkomen. Dit meerjarige effect is niet in te schatten wegens ontbreken van informatie.

(22)

CONCLUSIES

Analyse boekhoudgegevens

De kosten van de bemesting op fruitbedrijven zijn nauwelijks van belang in de totale exploitatie; zij bedragen ongeveer 0,5 tot 1Z van de totale kosten. Er is wel een verband met het algemene kostenniveau van bedrijven. Op bedrijven met relatief hoge kosten nemen de kosten voor kunstmest sterker toe dan de overige kosten. De kosten van bemesting blijken wel verband te houden met de geldopbrengst, maar geen directe invloed te hebben op het saldo en/of het bedrijfsresultaat. De boekhoud-gegevens over de jaren 1987 t/m 1989 bieden onvoldoende aanknopingspunten om inzicht te krijgen in het kwantitatieve verbruik van nutriënten op fruitbedrijven.

Effect van heffingen

Het gebruik van nutriënten uitgedrukt in kg per ha is in de fruit-teelt zo laag dat zonder probleem aan de toekomstige milieu-eisen kan worden voldaan. Van het evenwichtsscenario (F) wordt een heffingsop-brengst verwacht, waarbij alleen bedrijven met een landbouwkundig fos-faat-tekort bijdragen in de heffing. Het effect op het fosfaatoverschot is waarschijnlijk gering. In geval een heffing op stikstof uit kunstmest wordt overwogen (C), leidt deze uitsluitend tot een kostenverhoging van 60,- tot 70,- gulden per ha; zonder een reductie in de aanvoer van

nutriënten tot gevolg te hebben.

Tot slot

Modellen, die de reactie van fruittelers op gewijzigde kostenverhou-dingen voor nutriënten beschrijven, zijn niet voorhanden. De uitkomsten van dit onderzoek geven daarom inzicht in de maximaal haalbare reducties

in nutriëntengebruik, bij volledige realisatie van de scenario's. In het algemeen kan worden geconcludeerd dat met regulerende heffingen op bemes-ting het gedrag van fruittelers niet of nauwelijks ten gunste van het

milieu kan worden beïnvloed.

(23)

LITERATUUR

Boesveld, H.

Bemestingssituatie in de appelboomgaard; Fruitteelt no A3, 25-10-1991 pag. 10-11

Boesveld, H.

Bemesting van de hoofdelementen, Fruitteelt no 44; 1-11-1991 pag. 9-11 Kodde, J. en 0. Hietbrink

Resultaten bladanalyse en bemesting op praktijkpercelen; Info fruitteelt nr. 9; juni 1991, IKC-Fruitteelt Wilhelminadorp

Meeuwissen, P.C.

Mineralenbalansen in de Akker- en Tuinbouw

Wageningen, C.A.D. voor Bodem-, Water en Bemestingszaken in de akkerbouw en tuinbouw, 1989

Verhaegh, A.P. en C.J.M. Vernooy e.a.

Vermindering van de milieubelasting door de glastuinbouw in Zuid-Holland Landbouw-Economisch Instituut, Den Haag, Interne Nota 386, december 1990 Vroomen, C. de en N.S.P. de Groot e.a.

"Op weg naar een milieuvriendelijke bollenteelt; Gevolgen van het milieu-beleid voor de bollenteelt in Zuid-Holland"

Landbouw-Economisch Instituut (LEI-DLO), Den Haag, december 1991, Onderzoekverslag 91

Vroomen, C. de

Regulerende heffingen op nutriënten in de bollenteelt

Landbouw-Economisch Instituut (LEI-DLO), Den Haag, 1993, Interne Nota

(24)
(25)

BIJLAGEN

(26)

Bijlage 1 Resultaten van de analyses van de frultbedrljven

Tabel Bl.1 Gemiddelden per ha, ingedeeld op basis van de opbrengstindex

((opbrengst + aanwas;Inorm) van frultbedrijven in de jaren 1987, 1988 en 1989

Boekjaar 1987 Klasse • index opbrengst Corr. coëffi-1 2 3 ciënt n-13 n-11 n-11 r-0,28 In guldens: Totaal geldopbrengst 17.093 23.066 33.112 0,91 * Fruitopbrengst+/-aanwas 16.031 22.003 30.807 0,91 * Non-factorkosten 10.878 14.AH 18.443 0,72 * Totaal kosten 25.560 31.548 36.194 0,69 * Kosten bemesting 156 156 267 0,46 * Kosten bestrijdingsmiddelen 1.068 1.417 1.443 0,46 * Kosten loonwerk 142 212 283 0,28 * Netto-bedrijfsresultaat -8.467 -8.482 -3.083 0,44 * Ondernemersinkomen 1.191 2.580 7.991 0,62 *

Oppervlak open grond in ha Index opbrengst/ha

Van totaal areaal open grond X appel totaal

Z appel jonger dan 5 jaar Z appel ouder dan 5 jaar X peer totaal

X peer jonger dan 3 jaar 2 peer ouder dan 3 jaar % overig fruit 10,52 66 67 46 56 30 11 81 3 12,31 98 81 30 73 17 7 76 2 12,93 137 84 33 68 15 9 82 1 0,15 1,00 0,50 -0,19 0,18 -0,44 -0,19 -0,02 -0,45 26

(27)

Boekjaar 1988 Klasse « index opbrengst Corr. coëffi-1 2 3 ciënt n-11 n-11 n-10 r-0,30 In guldens: Totaal geldopbrengst 16.914 23.639 31.857 0,87 * Fruitopbrengst+/-aanwas 15.273 22.521 29.759 0,90 * Non-factorkosten 11.072 15.073 19.038 0,73 * Totaal kosten 23.867 30.767 37.486 0,71 * Kosten bemesting 182 235 380 0,52 * Kosten bestrijdingsmiddelen 1.313 1.324 1.574 0,37 * Kosten loonwerk 141 176 203 0,16 Netto-bedrijfsresultaat -6.953 -7.128 -5.629 0,35 * Ondernemersinkomen 1.646 2.572 4.868 0,49 *

Oppervlakte open grond in ha Index opbrengst/ha 11,73 55 13,92 98 12,13 129 0,22 1,00

Van totaal areaal open grond

Z appel totaal 73 81 76 0,23 Z appel Jonger dan 5 jaar 56 29 32 -0,53 * Z appel ouder dan 5 jaar 44 71 68 0,52 *

1 peer totaal 24 18 23 -0,17

Z peer jonger dan 3 jaar 6 9 6 - 0 , 0 5 Z peer ouder dan 3 Jaar 76 64 95 0,20

l overig fruit 4 1 1 -0,30 *

Boekjaar 1989 Klasse • index opbrengst Corr. coëffi-1 2 3 ciënt n-13 n-10 n-12 r-0,29 In guldens : Totaal geldopbrengst 22.930 24.944 32.358 0,81 * Fruitopbrengst+/-aanwas 21.407 23.631 31.010 0,83 * Non-factorkosten 13.924 13.905 18.233 0,69 * Totaal kosten 30.689 31.888 37.362 0,63 * Kosten bemesting 272 173 208 0,08 Kosten gewasbescherming 1.074 1.206 1.475 0,49 * Kosten loonwerk 238 208 174 -0,06 Netto-bedrijfsresultaat -7.759 -6.943 -5.004 0,08 Ondernemersinkomen 3.072 4.821 6.548 0,39 *

Oppervlakte open grond in ha 11,02 12,88 11,36 -0,04 Index opbrengst/ha 79 98 142 1,00

Van areaal open grond X appel totaal

X appel jonger dan 5 jaar Z appel ouder dan 5 jaar Z peer totaal

Z peer jonger dan 3 jaar Z peer ouder dan 3 jaar Z overig fruit 75 38 62 24 19 63 0 79 40 60 19 11 79 2 84 31 69 16 2 81 1 0,33 * -0,19 0,19 -0,33 * -0,40 * 0,28 0,13 27

(28)

Tabel BI.2 Gemiddelden per ha, Ingedeeld op basis van de kosten van bemesting van fruitbedrljven In de jaren 1987, 1988 en 1989

Boekjaar 1987 Klasse • kosten bemesting Corr. coëffi-1 2 3 ciënt n-13 n-11 n-11 r-0,28 In guldens : Totaal geldopbrengst 19.334 22.616 30.913 0,52 * Fruitopbrengst+/-aanwas 18.208 21.234 28.994 0,54 * Non-factorkosten 11.245 14.040 18.382 0,52 * Totaal kosten 26.056 31.188 35.967 0,43 * Kosten bemesting 61 143 391 1,00 * Kosten gewasbescherming 1.066 1.262 1.601 0,51 * Kosten loonwerk 180 243 207 -0,05 Netto-bedrijfsresultaat -6.722 -8.572 -5.054 0,22 Ondernemersinkomen 1.552 3.767 6.378 0,33 *

Oppervlakte open grond in ha Index opbrengst/ha 11,73 83 11,85 95 11,96 121 0,16 0,46 *

Van het areaal open grond

t appel totaal 75 71 85 0,23

X appel Jonger dan 5 Jaar 38 35 37 0,17

X appel ouder dan 5 jaar 64 66 66 -0,15

X peer totaal 22 28 14 -0,19

X peer jonger dan 3 jaar 8 10 8 0,05

X peer ouder dan 3 jaar 84 90 65 -0,15

X overig fruit 3 1 2 -0,25

Boekjaar 1988 Klasse » kosten bemesting Corr. coëffi-1 2 3 ciënt n-11 n»10 n»ll r-0,30 In guldens: Totaal geldopbrengst 20.384 24.592 26.773 0,63 * Fruitopbrengst+/-aanwas 19.193 23.218 24.547 0,57 * Non-factorkosten 11.994 15.810 17.085 0,58 * Totaal kosten 25.934 31.874 33.803 0,53 * Kosten bemesting 88 208 485 1,00 * Kosten gewasbescherming 1.266 1.360 1.565 0,60 * Kosten loonwerk 118 244 163 0,30 * Netto-bedrijfsresultaat -5.549 -7.282 -7.030 0,22 Ondernemersinkomen 2.747 3.336 2.864 0,28

Oppervlakte open grond in ha Index opbrengst/ha

Van areaal open grond X appel totaal

31 appel jonger dan 5 jaar X appel ouder dan 5 jaar X peer totaal X peer jonger dan 3 jaar X peer ouder dan 3 jaar X overig fruit 1.31 80 73 40 60 24 6 85 3 13 .59 93 71 36 64 27 5 85 2 13 ,01 105 84 41 59 15 9 63 1 0,19 0,52 * 0,21 -0,18 0,18 -0,17 0,20 -0,05 -0,24 28

(29)

Boekjaar 1989 In guldens : Totaal geldopbrengst Fruitopbr.+/-aanwas Non-factorkosten Totaal kosten Kosten bemesting Kosten bestrijdingsmiddelen Kosten loonwerk (sproei+oogst) Netto-bedrij fsresultaat Ondernemersinkomen

Oppervlakte open grond in ha Index opbrengst/ha

Van areaal open grond Z appel totaal

Z appel jonger dan 5 Jaar Z appel ouder dan 5 jaar Z peer totaal

Z peer jonger dan 3 jaar Z peer ouder dan 3 jaar Z overig fruit Kla 1 n-11 26.795 25.204 14.236 32.093 88 1.317 199 -5.298 5.396 10,56 101 71 34 66 28 10 72 1 sse » kosten be 2 n-11 25.196 24.216 14.686 31.298 191 1.252 176 -6.102 4.163 11,95 108 82 28 72 17 10 81 1 me sting 3 n-11 28.916 27.300 17.534 37.046 378 1.210 243 -8.130 5.040 12,60 113 86 46 54 14 12 70 <1 Corr. coëffi-ciënt r-0,29 0,25 0,22 0,41 * 0,38 * 1,00 * 0,01 0,18 -0,28 0,01 0,09 0,08 0,11 0,20 -0,20 -0,10 0,23 0,01 -0,23 29

(30)

o o o O - 3 O -H O - i O N H o ov ~3 o - i -< O N N N o «3 oo u-i o N n n -H o o o o oo o * ON P -o -o-o -o-o CM co O -> -H - 4 - 3 - 4 o O O O O M » Ui O N o oo P~ m es CM o ON <—* «-I *-4 »3 — o o o o o o o o u-i IA CM co vo CM O 00 ov 00 *r CM u"> P^ CO CM co m -" o o o o o o o o o o o o ~4 p-O o o -" >3 O m VO ov -3 o p^ O co o u-i 4—4 u-i 00 O ON -3 o o o CM VO p^ O 00 -3 O o 00 CM CM -3 «3 O 1 00 • —i CO o 1 CM CO 00 o i pi ui O l VO O CO CM O O 1 00 o 4—4 o 1 P~ » — 1 -3 O 1 p-00 o o 1 vo -3 - H O O O O O O O O O o o o ~ O Ov O U0 o r* o o o ^ 1 -3 CM Ov O 00 pi O o o 4—4 in CM -3 O p~ 4—4 O >3 -3 m o o o -O VO o o pi vo O co Pi O en pi •3 o o o 4—4 vo vo f — i O vo •3 O o 1 m -3 CO o -3 m CM O o CM CO O o o ^ H o pl o o co pi o 1 CO CM CM O CM OV O 1 m -3 O O 1 00 CO CM VO n o vo CM CO O 00 O o o 1 00 CM CO O vo m CM O CM CM CM O m u-l p~ vo -3 -3 O O pi o o 1 00 pi o o vo m »—4 O vo co t-H o 1 Ov Ov o o vo O CM CM -3 -3 O O 00 CM O co VO •3 O -3 vO «3 O 4—4 Ov vo O vo pi O 4-1 O Ov Ov m CM o Ov CO O 1 00 CM CO O m m CM o Ov CM O CO 00 CM O -3 vO CO m CM o CM VO CM O -3 00 o o 1 o n o Ov CO o o 1 CO o o 1 Pi o CM CM o CM Pi CM O 1 00 o 4-4 O Pi ~3 o 1 VO CO O o Ov CM O o CM O vo CM O 1 O O o o CM CO o 1 «-4 Ov 4—4 o 1 -3 O CM O 1 CO 00 CM O » CM m CO co Ov o 1 m -3 O 1 F - 4 O 1 m <r o o n m o o i co o o 1 00 vo 4—4 m o o i -3 4—4 CM O m 00 4—4 O 1 o m O t 4-4 •3 O o Ov -3 O O t -3 O o pi o 4—4 o 1 ov 00 CM O m »-4 CM O O m CM O 1 O P i »-4 O 1 Ov co —H O 00 CM - i O O O O O O O O O O O O O O O O I I I I I O - 3 C 0 m - 3 0 V O V - * C M * 3 i n 0 0 C M O v v 0 C M - « - i O O v r i - 3 C M V O - 3 - * ~ 3 C O O v O ~ i ' - < m O O O < M O O v r i p i L n > 3 C O i n P i ' - 4 a r v c O » - 4 - 1 C O ^ O C M - I O O O O O O O O O O O O O O O O O o o 01 00 - * C M C 0 1 T i n v 0 r i 0 0 O v O — 4 C M C O - 3 i n v O I ^ 0 0 (3 i-I C 01 > • H 1-4 •o 41 XI 4-1 1-4

S

[» •—4 CM n CO e 01 "0 co U bO « •a •H <U J3 1 - 1 V-> > X •H ki 4-1 <0 e 01 •w 4-1 CS t-4 IV o c_> 4J 10 oo e 0) IJ XI C O • 4J 0 H ~ H 4-1 i-I 3 U **4 a m C «1 t-l XI Q. O CM C «I 4-1 « O .* t-4 0 4-> O a M-i i c 0 8= CO C 1) 4J 03 O >* 4H « a 4J O H <* 00 c •H U (11 IU H ai XI C 01 4-1 Cfl o u m

E

IV X! <J »1 ai XI m us 1» eu 00 • 4J ai o U vO 4J CO un o 0 • •o • •a M u V » p^ 4-1 m at 4J fH P U! 01 1-4 1 O 4-1 4-1 ai z 00 c 0) H o M C •H •

e

01 •o Ov •o c 0 1-4 on c ai a o • a o. o o 4-4 CO nfi C 01 l-l XI a, 0 H 01 •a C l-l ~ H i H 01 CO 4-1 O 4-1 r-t 01 D. CL CO • a. o. o CM # >-4 1 - 1 en u 01 ou c 0 1-1 H 01 •a 4-1 CO • M 1 - 1 m u 01 XI 3 o y 01 •o l-l MT tH CD a u o u kl eu 01 0. • a a. o m . 1-4 1-1 CO 1-4 01 oo c 0 1-1 H 41 •o M vO • U i-I PO u 01 XI 3 0 e u XI l-l p^ 4-1 1-1 •3 u C4-4 60 •H 1-4 01 > 0 • a a o 00 30

(31)

o o o O u-i O oo o o O CM O •» o o O O» 00 o O OO 00 CO o n -ï n -i o o o o r~ o ON oo o co co -a- in O ~* O ^H U"> -i o o o o o o r» o e« o o o o co co -s- m o o *-« o ~* m ** —• O O o o O ffl O» l*ï ^ N N o m m r». o m co o « N o* 'î vf m -< o o o o o o O c M C M C M t ^ m o o - T o O O O O O O o o o o o o -* 00 o> o o rst (N O ON 0 0 ~3-m r^ co O 0 0 oo CM CO m o o on V0 O CO 00 o o i oo NO o NO CO o t r- •3-CM IT1 r~* CM O 1 0 0 ~ H CM *-i O .—1 O 1 CM ON H u-i O O CM I-* O -H -I O - I O O O O O O O O O o o o o o o -CM o NO o o o -1 os o N O O N CM o o o •-4 •3-o o CM co o o 1 CM CM CM p 4 m o ON ON o o i er. o o 0 0 CM CO N O 3 -O ON CM O O 1 ON t—* CM O -3-ON •—* CO m co O NO m o CM co O ON «3-O O 1 co 00 o o 1 CO m CO o ON o CM O N -* o 0 0 ON 1—1 o 1 o 00 o 1 co 0 0 ON * 3 -o 0 0 ON o o 0 0 o CO 0 0 o o o -3-•-* o CO o CO o 1 ON NO 3 -NO o o ON CO 1—t o CO 0 0 o o t CM o CM m CO CM o o 3 -o VO —* o 1 m o 3 -ON CO o 0 0 ON f-4 o 1 »-4 CO co o 1 CM ^ o o o o o o o o o o o o o I t I I O N ' J H O N ' N t O ^ N l N ^ ^ t ' I N - H - O O O O O O O O O O O O O O I I I I I f ^ H O O O O O O O O O O O O O O O I I I I I o r ^ m * « * c o o o o i n f s i ( T « y 3 ' > £ > < r p ^ r - * - < csi o o i n r ^ m c s i - H c n v o o m o o Q O c o o r ^ ^ r O a o a o m - * r s j m v o ^ C T » ' - « c o r o O O csJ r o - H O O O O O O O O O O O O O O O O o o ^ v j o c o o i n o N O o \ o a o n n o o m < r - • o o o o o o o o N n > î i O \ O N 0 0 O N o o o o o o o o o I I I I c •H e 41 > •»-i • H k l T > 91 X I <J • H

2

t . CM CM ca CO c t l •o CO k i oo •o • H 01 X ! U > X • H U U CO S « I • H U co 1-t 01 u u o o 4J CO 6 0 e a i t J X l o. o • <-> o H •—4 4J 3 M U en ou e t l k l X I a o CM e t l co ü M u 0 o co CM 1 c 0 z c o Ö <u 4J co o M co co «-> O H 3 -M C k l CO !" H t l X) c 4J V I CO O ù£ m Ê t i J3 O CO t l X I ID CO » t l 6 0 t J CO Ü U i NO u CO no 0 o T J T 3 J«! u 01 » r^ u CO 10 k l r - t 3 « t l 11 1 O * J k l V I S 0 0 c <u ta 0 .* a • H

e

« -0

a

ON • o c 0 M t i n c 01 a o a a o o k i «1 M e a i M X I o. n X 01 •« c M •—1 r - l ffl O 4J O O » H 01 a a, a • O. a o CM M •»—) m h t i M l C O R V •o M CO U m u 01 •o 3 n R eu T ) I H •3-. H eo al * J n b Ol 01 ex a a. o m H CO k l 01 N I C o p t l T ) h-l NO k l t o k l t l T ) O o Ft t ) t - t p^ u t H 3 k. vkl un • r f k. t l i > o o. o. n 0 0

(32)

o o o o o\ O CS o o o m » o » « O -I CS O r» <M CM o vo co en O N -I O —i O o o o ON es co o\ O r-. m ui vo O O O O en -H o o o o O O 0\ CS M Ol o o r~ m IA vo o o o o o m *•« -H o O o o O -a* -3- r» r^ r^ o o o O UN co es —1 o —i —i ON es -» —i -< o o o o o o o u - i o o a \ r ^ - » « » o c s o N O N c s o N c o e n o e n - * — i c n e n c s — t - * o o o a o o o o o o N N n s M O O f i n m m N B N - H O O N W N N H H N ^ o o o o o o o o o e n o o o o o o v i A c n - i o o e n - 3 - o a c n e s * * - * - < o o o o o o o o o o o o ~ o r» o u-i O 0 0 o o o -0 -0 CO o ON o « 3 o o o -- 3 i-H o o o 00 CO vD O O O -ON m o o CS 0 0 o o en CS o I A e n CS o o o i—< C S C S o 1 r—t i—1 O 1 o 0 0 CS o 1 NO vT u-i O CS —1 S3 - 3 O ON r-t O 1 O O l O o o en es O C S —H en CS - 3 o 0 0 es O l I A O O I A oo o o o ON en o 1 en u i es 0 0 O o MD IA O O 1 0 0 - 3 O es 0 0 O o r—t en NO o r--0 r--0 vo ON r—t O 1 IA O o 1—1 ON 1—1 o CS o NO r-t r—r O - 3 C S vo ON O O l rM NO O o VO - 3 o o o C S o C S o o « 3 - 3 o vo O v o o r-t vo o o t v o o o r-t o C S o 1 i—1 es o o 1 -3 -3 o oo o o - 3 IA o o 1 r—1 o 1 - 3 o o 1 O N o o 1 vo es es - 3 o o 1 es VO es o CS IA o o 1 en CS o e n - 3 o 0 0 en o 0 0 VO o o en ao o o - 3 en o o o r-r o o en es es o OS IA o o en vo r-t o av •* o o i-H en es o 1 o - 3 O o 0 0 IA o o o o o o o o o o o o o o o I I I I I I O O O N c n O N O f ^ O N O r * * - 3 N O N C N O O O O N l A o o o c s c s « 3 - c ï v v o o ^ e s e n t A m e n e n - < r - H o r » r « . e s i A O - * v o w o o o e s o o - * c n - H ^ o o o o o o o o o o o o o o o o O —i e s O ON —i O ON 00 IA vo en O r-* e s —t <T * 3 ~H -H CO --3 —• CS LH r-t -« »A r-t 0 0 0 0 r ^ r * » r ~ r * . v O r ^ ~H • ^ -3- - 3 en — oo O — en o - H O O O O O O O O O O O O O O O O O H N P l \ T I A > O N « » O H N n v T I / l « N C 0 c CU > i ~ > •H •o dl J3 BO n > o u u ca oo C 01 u. XI o. o H -k l • H 3 k i M-f k> Ol 0 0 c «1 J J £ es e 01 u 01 o J * u o u o O 1 e ss en c 01 u 01 0 .* r-t co e« k» H ~ 3 00 e • H k l «Î

S

01 . Q e o i k> 10 u: I A

E

01 J3 CJ « 01 X I 01 es » 01 on u VI ü v o 4J CO 0 0 O o •v r • o X u <u r*. u « a l 4J i - l 3 01 01 u o u i J 01 co e o; S o .* c i H E 01 T l

S

O N • O C n ^ on e o> 0. o o. o o u UI on c 01 M j a o. 0 X 01 T ) C t-t -» H CO CO l - l O u i - i a o. 0. en a. o es u 1—1 i A 1-. 01 0 0 c o p 0> •X3 en • M 1—1 I A u 01 T 3 3 O Fl 01 • a M * 3 r - l M CO »-I 0 V u Ol 01 o. c a o I A k i i - N en u Ol oo c 0 R 01 • a VO U 1—1 en M 01 •x) 3 o R eu X I r^ u •H 3 k i U-l 0 0 - H k l 01 > o a. a. o 0 0 32

(33)

Bijlage 3 Samenstelling begeleidingsgroep

C.J.L. van der Meer

Mw. J. Lieferink M. Miedema P. Hotsma A.J. Molenaar H. v.d. Wal T. van Leeuwen J. Kodde Ministerie LNV/DWT PAGV IKC-AT afdeling MKT IKC-AT afdeling MKT IKC-bloembollen Ministerie VROM/DGM Ministerie VROM/DGM IKC-fruitteelt

Vanuit het LEI-DLO:

N.S.P. de Groot

J. Goedegebuure

C.O.N, de Vroomen

Plv. hoofd afdeling Tuinbouw

gedetacheerde Proefstation Fruitteelt

gedetacheerde Lab. voor Bloembollenonderzoek

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de maatregelen voor doelsoorten van droge dooradering zijn vooral twee waardevolle landschappen uitgekozen: Het Groene Woud, aangevuld met andere stukken vochtig

Hierbij heb- ben we gewerkt vanuit de 6 elementen die bodemkwaliteit bepalen, en niet los van elkaar kunnen worden gezien: Orga- nische stof, Bodemchemie, Bodemleven,

Seven  of  the  participating  lecturers  said  that  in  their  experience,  performance  is  linked  to  motivation.  The  ways  in  which  the  students 

Unusual zircon textures are spatially associ- ated with Fe–Ti oxides and occur as (1) vermicular-shaped aggregates 50–200 µm long and 5–20 µm thick and as (2) zir- con coronae

tuberculosis 1leuD1panCD strain ( Sampson et al., 2004 ), OD measurements taken from strains supplemented exogenously with leucine and pantothenate showed normal growth,

It was therefore decided to conceptualize, design and build a prototype inspection robot (line crawler) that is capable of running on the wire and maneuvering past

Communication, management skills (especially planning and organising), creativity, working as a group and people skills were identified in the postnominal group

1) Oponthoud in de haven. De palen worden aan de ponton Rechtstreeks naar de haven gebracht. De firma die deze palen op de kade moet plaatsen, laat vaak andere werkzaamheden