• No results found

Aspecten van arbeid, organisatie en mechanisatie bij houtexploitatiebedrijven in Suriname

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Aspecten van arbeid, organisatie en mechanisatie bij houtexploitatiebedrijven in Suriname"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CENTRUM V O O R L A N D B O U W K U N D I G O N D E R Z O E K I N S U R I N A M E

A S P E C T E N V A N ARBEIDï O R G A N I S A T I E E N M E C H A N I S A T I E BIJ H O U T E X P L O I T A T I E B E D R I J V E N IN S U R I N A M E

J.M.P« G e e r t s

L a n d b o u w h o g e s c h o o l Wageningen

verslag v a n een o n d e r z o e k , v e r r i c h t o n d e r leiding v a n I r . F.J. Staudt

(2)

2

-INHOUD

biz.

1. Samenvatting 4

2. Voorwoord 4

3. Inleiding 5

4. Probleemstelling " "" ' "'

è

5. Methodiek en uitvoering 7

5.1. Realisatie van de steekproef 7

6. Resultaten 8

6.1. Realisatie van de doelstellingen 8

6.2. Modelexploitatie (in het Surinaamse drooglandbos) 8

6.2.1. Prospectie 8

6.2.1.1. Prospectie m.b.v. luchtverkenning 8

6.2.1.2. Terrestrische verkenningen 9

6.2.2. Ontsluiting 9

*

6.2.3. Preprospectie 10

6.2.4. De houtval 10

6.2.5. Uitsleep 1'

6.2.6. Wegtransport 1'

6.2.7. Watertransport 1

6.3. Realisatie in de praktijk 1'

6.3.1. Middelgrote bedrijven 1'

6.3.1.1. Prospectie en ontsluiting 1'

6.3.1.2. Houtval 12

6.3.1.3. Uitsleep en wegtransport 12

6.3.1.4. Transport over het water 14

6.3.2. De kleine "bedrijven" 15

6.4. Lonen en secundaire arbeidsvoorwaarden 15

6.4.1. Lonen 16

6.4.2. Secundaire arbeidsvoorwaarden ' 16

6.5. Enquêtegegevens 17

7. Discussie 26

8. Conclusie 27

9. Bibliografie 28

10. Bijlagen:

(3)

biz. IA. Landgebruik in Noord Suriname

IB. Legenda bij IA 2A. Het bostoezicht

2B. Organisatieschema bostoezicht

2C. Bosbedrijfsplan, prospectie en vakindeling 3. Schema van de wegenbouw bij Losontsluiting 4. enquêteformulieren .

(4)

4 -1. SAMENVATTING.

In de inleiding worden enkele historische ontwikkelingen beschreven t.a.v. de produktiefactoren arbeid en kapitaal in de houtexploitatie in Suriname.

Ten behoeve van het onderzoek werd een representatief deel van de populatie van houtexploitanten bezocht, zowel op het kantoor in de stad, als op de exploi-tatie in het bos. Vanwege de toegezegde anonimiteit worden er geen namen van concessionarissen genoegd. Ze worden in 6.5. aangeduid met conc. I t/m XI.

Het blijkt dat weinig houtexploitanten (concessionarissen) er een boek-houding op na houden. Waar dit wel geschiedde was deze dikwijls jaren achter. Het is gebleken dat de houtexploitanten vooral slecht op de hoogte zijn met de kosten van de diverse fases in de houtexploitatie van hun bosbedrijf. Dit geldt met name voor wat betreft materiaal- en machinekosten. Deze kosten worden vaak gegeven in aantallen per tijdeenheid. Op de vraag hiernaar werden dan ook meestal antwoorden gehoord van (b.v. voor kabels) "4 â 5 kabels per maand", wat bij de een dan vaak nieuwe kabels en bij de ander 2e hands kabels bleken te zijn (b.v. van kabelveren, waarvan, na breuk, gedeelten nog lang genoeg waren voor gebruik in het bos). Opgave van de kosten hiervan in Sf. bleek vaak een moeilijk karwei gezien o.a. de reeds genoemde kwaliteitsverschillen.

Mede hierdoor werd tijdens het onderzoek door de auteur het accent enigs-zins verlegd van het kwantificeren van een aantal grootheden naar het classifi-ceren van de problemen waarmee een houtexploitatiebedrijf te kampen heeft. Wel is getracht zoveel mogelijk cijfermateriaal te blijven verzamelen, al was het dan met grote onbetrouwbaarheid.

Alvorens in het rapport in te gaan op de bevindingen wordt ter informatie aan de lezer een model exploitatie geschetst (6.2.). Hierna wordt beschreven in •welke mate de houtexploitatiebedrijven in de praktijk afwijken van dit model,

tezamen met de problemen voor de houtexploitant, die daaraan ten grondslag liggen (6.3.).

Aan ontsluiting wordt door concessionarissen (uitgezonderd de grootste) niets gedaan, hetgeen vaak zeer lange uitsleeppaden tot gevolg heeft. Dezelfde fase blijkt dan ook vaak de bottleneck te zijn in het houtexploitatiebedrijf. Daarenboven zijn de fases van uitsleep en transport degenen die de meeste sto-ringen vertonen. Ook onvoldoende uitnutting van het bos speelt een rol bij het

slecht renderen van het bosbedrijf. Hierop wordt verder ingegaan in de conclusie. Voor een verbetering van de positie van de houtexploitant in algemene zin en de marktpositie van hout en houtprodukten worden enkele voorstellen gedaan in de discussie.

Omdat lonen en secundaire arbeidsvoorwaarden indicatoren zijn voor het sociale peil in een land is hier voor een aparte paragraaf opgenomen (6.M-.). Het kunnen interessante gegevens zijn bij trendvergelijkingen met vroegere of latere jaren.

In 6.5. is uiteindelijk getracht de enquêtegegevens overzichtelijk in beeld te brengen, waarbij vooraf enkele opmerkingen en analysen worden gemaakt.

2. VOORWOORD.

Dit onderzoek is uitgevoerd in de praktijktijd van de auteur, welke hij doorbracht op het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek in Suriname, het Celos, in het kader van zijn bosbouwtechnische studie aan de Landbouwhogeschool te Wageningen in de periode juni 1975 tot januari 1976.

De auteur heeft de bereidwillige medewerking van de afdeling Bostoezicht van de Dienst 's Lands Bosbeheer (LBB) zeer gewaardeerd; met name van de heren H.J. Grünberg en D. Loor. De auteur dankt hen in het bijzonder en voorts al-len die op enigerlei wijze hebben bijgedragen tot het totstandkomen van dit rapport.

(5)

3. INLEIDING.

2

Suriname, met een oppervlak van 163.820 km , bezit een bosareaal van

150.600 km (92%). De momentee ^exploiteerbare bosgordel echter, beslaat een oppervlak van slechts 12.500 km . Als voornaamste reden hiervoor geldt de heu-velachtigheid van het overige areaal, hetgeen gepaard gaat met stroomversnel-lingen in de rivieren, zodat het transport naar de houtmarkt (Paramaribo),op. technische problemen stuit, waardoor economische exploitatie momenteel nog niet haalbaar is.

Ten aanzien van de bosexploitatie worden, zoals gebruikelijk in landen met uitgestrekte natuurlijke arealen, concessies uitgegeven. Hierdoor is de bos-exploitatie in Suriname voornamelijk in handen van particulieren.

Wat de produktiefactor arbeid betreft, kan gesteld worden dat in de hout-exploitatiebedrijven in Suriname (evenals vroeger in Nederland) veel bosarbei-ders afkomstig zijn uit 'het agrarische milieu. Boslandcreolen uit het binnen-land leggen in de droge tijd thuis hun kostgrondje aan en verschaffen zich een aanvulling op het inkomen, door in de overige tijd bosarbeid te verrichten. Steeds meer Boslandcreolen zijn nu echter continu in dienst bij een busbedrijf, alhoewel vaste arbeidsovereenkomsten daarbij niet gebruikelijk zijn. Behalve Boslandcreolen vindt men in de buurt van Indianendorpen ook nog Indianen in de bosbouw werkzaam, maar hun aantal is minder groot dan dat van de eerstgenoemde groep. Tenslotte komt men nog wel Hindoestanen en Javanen tegen, voornamelijk in de technische en administratieve sectoren.

Het is bekend, dat verbeterde economische ontwikkeling van een land, o.a. . tengevolge van industrialisatie, een trek naar de steden veroorzaakt. Eveneens

in Suriname is deze tendens te bespeuren. Bij de aanleg van de stuwdam waren veel Boslandcreolen werkzaam en ook bij de winning van bauxiet en de verwerking tot aluminium zijn de meeste arbeidsplaatsen bezet door Boslandcreolen. Door deze projecten in het binnenland maakten de Boslandcreolen kennis met de geld-economie en tengevolge van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheid van geld werd men welhaast gedwongen regelmatig de stad te bezoeken. De eveneens door

deze projecten verbeterde infrastructuur vereenvoudigde dit en het uiteindelijk gevolg was dat steeds meer Boslandcreolen zich definitief in de stad vestigden. Hierdoor zijn arbeidskrachten, voornamelijk voor werkzaamheden die in taakloon worden uitgevoerd, in het - binnenland schaars geworden. Met name is het effect hiervan voelbaar geweest bij de werving van Boslandcreolen voor het bekwijlen (vierkant bekappen) van palen en dwarsliggers.

Ten aanzien van de produktiefactor kapitaal kan het volgende worden opge-merkt. Het houttransport naar de zagerij geschiedde vroeger-, zonder veel kapi-taalinvestering, over het/Water. De houtkap was geconcentreerd op een betrekke-lijk smalle strook langs/rivieren en kreken, waarbij het hout grotendeels in handkraeht over knuppelpaden werd uitgesleept. Door deze lintkap, werd slechts een gering deel van het totale bosoppervlak in exploitatie genomen. In de loop der jaren nam de opbrengst van dit gebied naar kwaliteit en kwantiteit af, aan-gezien de voorraden uitgeput raakten. Door de latere aanleg van bosontsluitings-wegen in het meer binnenwaarts gelegen drooglandbos, werd het produktieve

oppervlak belangrijk vergroot. Tengevolge van deze ontwikkeling werd de aanschaf van houttransportwagens en tractoren door de houtexploitant een economische noodzaak. Hoewel indruisend tegen het sociale streven naar meer werkgelegenheid, heeft de mechanisatie zijn intrede gedaan, in diverse fasen van de bosexploi-tatie en dit om louter organisatorische en economische motieven.

Wegens het tijdelijke karakter van de concessie-overeenkomst wordt de con-cessionaris vaak weerhouden van grote kapitaalsinvestering. Daarbij komt dat de Dienst 's Lands Bosbeheer te weinig technische en financiële eisen stelt als voorwaarde voor een concessieverlening. Hierdoor is het aanwezige machinepark

(6)

:d .. VC . ".. o . cc' c:T-^ - • - , -rV^ -• .Ci"*. V: -_ee* ameli-.:'..". .."_!_-C uikred • ' • ' = • - - * ; :

economisch afgeschreven, machines aangeschaft, afkomstig -/au en.,ere neet; pijen; en het komt ook voer- dat machines worden samengesteld e"'- i ed e •; telijk gesloopte exemplaren. Deze toestand werkt belemmerend co, ieder* v, ontwikkeling;.

Ook in de fase van da houtval is gemechaniseerd. doe; geleden neg met de bijl in taakloon werd geveld., wordt nu loon geveld met de motor-kettingzaag. Ergonomische moti^ve: slist geen rol gespeeld, slechts economische motieven. 3d: klassieke werkmethoden zouden de kosten (vnl. arbeidsdure:

mlér stijgen en de productiviteit gelijk blijven, Hierbi; kar eocacr aan het verband tussen de oencurrentiepositie en de arbei.lsrariooad.d geen wil zeggen dat arbeiesrationalisatie de concurrentiepositie ver tevens dat een verslecd-cering van de concurrentiepositie e.g. v.. or.es: dwingt tot arbeidsraticnaldsatie.

Hoewel de ergonomische voordelen van mechanisatie zeker ..-aevozl; er ook de bezwaren m.b.t. ce beroep-sveiiigheid van de arbeid"-.-, dr o: nieuwe problemen voor, zoals gevaren voor de gezondheid t..g.v. gelei. nische trilling. Anderzijds eist de mechanisatie van de :..r.:e: : „r- doe vakman is. Hij moet specialist zijn door een grote mate var. v-akbekv.a< moet in zijn werk initiât doven kunnen nomen. Scholing is -.'.eroeaeel rd risico's het werk zo efficiënt mogelijk te verrichten, h 1-~i-.--.ar. eerdr echter nog, hcewel diverse opleidingen bij de dienst ds deter iced .,-r, zorgd worden.

Niet alleen de arbeid ;r maar ook da houtexpicitant c-e::r:e.r; ;...-• aan vakkennis. Hij 'grescdot" in het rond zowel voor y,c .. _:.'<...

als de organisatorische kart van zi". hcutkapbedrirf. In -: namelijk de situatie, waar-i-o de houtexpioitant zich hevio: In de discussie en de conclusie zullen vervolgens ar.ke_e : worden.

Een grote mate var. voorzichtigheid is gebeden bij le-de verschillenle-de kwalitatieve gegevens in dit var-slag. do pericde en de tijdsduur- waarmee de auteur in contact is :e en vervolgens de twijfelachtige informatiebron, nl. de cce. dikwijls slecht inzicht dn het bedrij f sgebeuran., zijn nie:

Het verslag ie slechts bedeeld een beeld te reven va: groep concessionarissen, det is hopelijk een aanzat tot e: onderzoek naar deze mat-iris.

4. PROBLEEXSTZIelwd.

Gezien de etructurede problemen ven de houtwinnonde ee -ver.. drijven in Suriname is een doorlichting van deze sectorer een e.r weg naar verbeteringen, in dit onderzoek zijn enkele factrem ven exploitatiebedrijf oneer de i.cupe genomen.

Genoemd worder. de mate van kapitaaisinvesteriu£ de houtexploitant geconfronteerd wordt, de mate van

loonkosten, het aantal arbeiders en hun werkmethode. Getraret tnechanisatiegraad - gedefinieerd a_s de verhouding van de rees' de loonkosten cf macdirekestan tot de som van machinekosten e: een rationalisatieg.raad - gedefinieerd als manuren/ha o:: r..er.d. (zie tabel 3.6). Een en ander gerelateerd aan de routprco...xt.d van het bosbecrijf.

Daarnaast is eet interessant te weten hoe de varsehidl.ro. zijn opgezet. De noodzaak maar van de structuur te („eten doer

(7)

De populatie van 66 concessionarissen en houtkapvergunninghouders werd verdeeld in 6 zo homogeen mogelijke strata. Als ksnnerk waarop de verdeling .plaatsvond werd de houtproduktie gebruikt, welke naar verwacht mag worden, in

een rechtevenredige verhouding staat tot.de kapitaalsinvestering. Namen, adres-sen en houtproduktie-cijfers werden welwillend docr d§ Dienst 's Lands Bos<r

beheer (LBB) verstrekt. De verdeling in strata werd toegepast om een zo goed mogelijk beeld te verkrijgen en cok om achteraf t.a.v. bepaalde kenmerken die zich daarvoor zouden lenen, een schatting te kunnsr. xaken voor de gehele popu-latie. De bemonstering vond om die reden ook plaats ongeveer evenredig met de omvang van de strata. Om het inwinnen van informatie te vergemakkelijken werd een enquête opgesteld. Met deze enquête werd eerst ir. de stad - bij de conces-sionaris thuis of op hetvkantoor - getracht de measta informatie te verkrijgen. Daarna werd van dezelfde concessionarissen de exploitatie in het bos bezich-tigd.

Iedere te bezoeken concessionaris ontving van ta voren een brief waarin de bedoeling van de enquête uiteen werd gezet.

5.1. Realisatie van de steekproef.

Wegens de geringe tijdspanne waarin het onderzoek moest plaatsvinden, konden enkele - .kleinere - bedrijven niet bezocht worden. Hoewel dit de volle-digheid niet ten goede kwam, was dit gezien hun geringe houtproduktie (zie tabel 1. ) niet erg storend. Eveneens ce onbereikbaarheid van enkele concessio-narissen en het niet meer in bedrijf zijn van enkele bosbedrijven (tijdens het onderzoek), deed afbreuk aan de aselectheid van de steekproef, daar de wens bestond deze plaatsen toch op te vullen. Hierbij werd door de tijdnood de voor-keur gegeven aan die concessionarissen, die eenvoudig bezocht konden worden. Bij deze selectie werd een groot bedrijf verkozen boven aen klein bedrijf. Tevens werd rekening gehouden met de wens bepaalde concessionarissen te bezoeken, die naast molenhout ook paalhout of dwarsliggers produceerden, dit om achteraf een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen. Taz>el 1 geeft aan de gemiddelde grootte van de bedrijven per stratum en de getrokken en gerealiseerde steekproef.

Tabel 1. Gemiddelde grootte van da bedrijven per stratum en de getrokken en gerealiseerde steekproef. Stratum ±) Gemid. prod. elementen in pop. elementen in steekp. realisatie v. steekp. 1 45000 1 1 1 2 6000 7 4 E; 3 3500 5 3 2 4 2500 4 2 2 5 1000 25 5 1 6 200 24 -5 0 Totaal 66 20 11 * ) 3

(8)

6. RESULTATE».

6.1. Realisatie van de doelstellingen.

Het ingewonnen cijfermateriaal is voornamelijk t.a.v. de kosten van de kapitaalgoederen onvolledig en onbetrouwbaar.

Als oorzaken hiervoor kunnen de volgende genoemd worden:

Bij het merendeel der bezochte bosbedrijven bleek niemand inzicht te hebben in het bedrijfsgeheimen; dit deels omdat een boekhouding, hoofdzakelijk uit angst voor de belastingen, niet gevoerd werd. Hierdoor wordt natuurlijk elke bedrijfsanalyse onmogelijk.

Waar wel een boekhouding gemaakt werd, was deze enkele jaren achter waar-door geen recent beeld verkregen kan. worden. Dit, aangezien de bedrijven qua produktiemiddelen en qua capaciteit van jaar tot jaar vaak sterk fluc-tueren. Ook hier werden geen bedrijfsanalyses verricht (op een incidentele uitzondering na).

Het verkregen cijfermateriaal werd dan ook slechts een zeer grove aandui-ding door de concessionaris zelf en slechts daar, waar deze zich aan een schatting durfde te wagen. Schattingen die door de. sterke discontinuïteit van de bedrijven, dit t.g.v. hoge storingscijfers, nog bemoeilijkt werden. Door een en ander werd door de auteur, tijdens het onderzoek, het accent verlegd van het kwantificeren van een aantal grootheden, zoals genoemd in de probleem-stelling, naar het classificeren van de problemen waarmee men in het bosbedrijf te kampen heeft.

Alvorens dieper op deze problemen in te gaan zal nu, ter informatie aan de lezer, een modelexploitatie besehreven worden. Inhakend hierop zullen de proble-men in de diverse fasen van het model* welke zich voordoen in de verschillende

grootte klassen van de bosbedrijven, behandeld worden. Dit model berust vnl. op het grootste exploitatiebedrijf in Suriname, welke in stratum 1 is ondergebracht. 6.2. Modelexploitatie (in het Surinaamse drooglandbos) .

6.2.1. , Prospectie.

Prospectie (bosinventarisatie) heeft tot doel een bosareaal op een zodanige wijze te bemonsteren, dat. gegevens, die hieruit verkregen worden, gebruikt

kunnen worden om op de eerste plaats de te verwachten houtmassa per ha (per kapareaal), eventueel per soort, te schatten, en op de tweede plaats zo veel mogelijk gegevens over de terreingesteldheid (kreeklopen, bergen, bostypen, bodemgesteldheid enz.) vast te leggen, met het oog op de aanleg van wegen en paden voor uitsleep en transport.

6.2.1.1. Prospectie m.b.v. luchtverkenning, •

Volledigheidshalve wordt deze methode hier genoemd. Zij wordt echter momen-teel slechts incidenmomen-teel bij de grootste concessionaris uitgevoerd en niet zoals hieronder beschreven m.b.v. foto's, maar slechts door waarneming met het blote oog en vastlegging van die gebieden, die voor exploitatie in aanmerking komen. De verwachting is echter dat prospectie d.m.v. luehtverkenning in de toekomst een grotere plaats in gaat nemen.

In grote bosarealen die moeilijk toegankelijk zijn, worden meestal over-lappende foto's gemaakt, waarvoor diverse methodes gebruikt kunnen worden, af-hankelijk van de opname-apparatuur; Uit deze foto's kan een terreinkaart worden

ïl

Naast drooglandbos kent men nog het zwampbos; gezien het ondergeschikte be-lang hiervan en de geringe tijdspanne is deze beperking ingevoerd.

(9)

gemaakt; verder kunnen gegevens worden verkregen van de massa per ha voor de diverse houtsoorten. Deze techniek is voor een tropisch bos moeilijker dan voor een gematigd bos, vanwege de grote soortenrijkdom en aangezien de kronen vaak met elkaar verstrengeld üijn en eveneens door haar etagegewijze opbouw. De nood-zaak is echter groter, juist vanwege de diversiteit en ontoegankelijkheid. Wanneer het bos in bloei staat, kan men vaak aan deze bloei bepaalde houtsoorten herkennen (in Suriname b.v. baboen, mierenhout, groenh&rt). Door dë verhoudingen in de luchtfoto's te vergelijken met de gegevens van de optische afleesappara-tuur kan men de massa per ha en per houtsoort berekenen; Gegevens uit" lucht-foto's moeten vergeleken worden met terrestrische opnamen.

6.2.1.2. Terrestrische verkenningen.

In principe worden bij deze methode bosarealen te voet of via het water m.b.v. rechte lijnen of oppervlaktefiguren, welke met een kompas kunnen worden uitgezet, bemonsterd. De bemonstering kan worden opgehangen aan vaste punten in het terrein. De terrestrische prospectie kan geschieden d.m.v. een 2% opname (zie LBB prospectie voor een bosbedrijfsplan, bijlage 2C) of eventueel - buiten de bosbedrijfsplannen - door de concessionaris zelf. Dit dient te geschieden nog voordat de investeringen m.b.t. de ontsluiting gedaan zijn. Pas.wanneer de - op grond van de inventarisatie - verwachte houtproduktie groot genoeg is, wordt het gebied ontsloten.

6.2.2. De ontsluiting.

Aan de hand van de kaart wordt een wegenstelsel gepland; óf aan de hand van een, door LBB, geprojecteerd wegennet in een bosbedrijfsplan of volgens 'eigen inzicht en na goedkeuring door LBB.

Bij deze planning dient rekening gehouden te worden met o.a. de volgende factoren.

De onderlinge afstand van de wegen. t

In verband met de rendabele sleepafstand van max. 2 km en voorsorteeraf-stand van max. 500 meter liggen de vjegen hoogstens 5 km uit elkaar'.

De terreinconfiguratie.

Bij de planning zal getracht worden zo weinig mogelijk kreken te passeren en zullen de wegen zoveel mogelijk op de waterscheidingen geprojecteerd moeten worden.

Rechtheid van de wegen.

In verband met de snelheid van de houtwagens, en de moeilijke manoevreer-baarheid, dienen de wegen zo recht mogelijk aangelegd te worden. Evenzo dienen de aansluitingen van zijwegen op de hoofdwegen, om deze reden, onder een gunstige hoek te geschieden.

Het geplande tracée wordt in het terrein verkend en vastgelegd d.m.v. een gekapt paadje (tjiptjippie). Vervolgens wordt dit tracée over een breedte van + 2 m

opengekapt, in afstand gemeten en gepiketteerd. Tijdens het verkennen en traceren kan tevens een inventarisatie gemaakt worden van de aan te leggen kunstwerken c.q. duikers en bruggen. De tjiptjippie gaat het hart van de aan te leggen weg vormen. Met behulp van een bulldozer van de klasse D8 (b.v. Caterpillar B8H, 270 pk), uitgerust met treepusher (knock down beam) root-cutter en/of winch en eventueel tilt^angledozers, wordt het aangegeven tracée over een breedte van 20 m (voor de zijwegen) of 50 m (voor de hoofdwegen) ontbost (zie bijlage 3 ) . Deze breedte is nodig om de zon goed op het tracée te laten schijnen, wat het drogen van de weg ten goede komt. Het is duidelijk dat tracées in o-w richting sneller drogen dan tracées in n-z richting. Een - ij km ontbossen per week per machine moet gehaald kunnen worden. Bij het plaatsen van duikers kan gebruik gemaakt worden van holle bomen of betonnen duikers. Onder de duikers worden planken aangebracht (vaak baboen). De regentijd geeft vaak een goede indicatie

(10)

I D

-van het te verwachten maximale debiet. Her aantal duiker-i ic^t hierop worden

afgestemd. Bruggen worden geslagen, naar, waar her maximale debiet van de kreek

niet door duikers kan worden afgevoerd.

Het grondverzet wordt verricht door rupstractoren in de klasse 03 (zie foto 1,

bijlage 5 ) . Dozers in de klasse 36 (b.v. Caterpillar DcC. 14 C pk', worden ingezet

om op de benodigde plaatsen insnijdingen of ophogingen te -aken. Het weglichaam

van de hoofdweg is minimaal 8 m ~n voor de zijweg minstens 5 r. breed (zie

bij-lage 3). Een motergrader brengt .-.et wegliehaam onder profiai en brengt naast de

weg kleine goten aan voor de waxerafvoer. Kier-na volgt de wegbelegging met

jf 30 cm gravel.

6.2.3. Preprospectie.

Ook deze fase in de houtexpioits.tie is evenals ce iuchtverkenning zuiver

modelmatig. In de praktijk werd dit door slechts één concessionaris uitgevoerd.

Of in de toekomst door meerdere houtaxploitar.ten hiertoe zal worden overgegaan

hangt af van wat op dat moment voor hen haalbaar is.

Ten behoeve van een go-2de uitnutting van het te beverken bosareaai en

opti-male lay-out van het sleepwegensteisei, met betrekking tot kreekovergangen,

hellingen, onderlinge afstand van 2 sleepvegen en maximale sieepafstand, kar. het

nuttig zijn een 100% preprospectia uit te voeren cp houtsoort, ho-trrassa en

diverse terrestrische gegevens, zoals kreken, hellingen, wagen e.d. In het

terrein worden hiertoe, om de 5CC ra. noord-zuid lijnen gekapt en, om de '200 m,

oost-west lijnen vanaf een vast punt in de kaart. De lijnen worden gemeten en

op afstand gepiketteerd. Hierdoor ontstaan percelen van 200 bij 500 meter

(10 ha), welke genummerd kunnen worden. Een 2a ploeg welke eniger rate moet

kunnen lezen en schrijven, kan de percelen gaan inventariseren.

Op een o-w lijn begint men in een der hoeken een streek op :e nemer, van

100 m breed. Men kan dit doen met 5 mensen op een onderlinge afstand van 25 m.

Een voorman loopt in het midden en noteert de gegevens t.a.v. neutsoort, c.b.h.,

lengte van de boom tot de eerste vertakking, cp een coût, ole: raat; terreingegevens

zoals hellings

%.

op een bijbehorende perceeikaart.

Ze

cpnauapiceg prikt tevens

een plastic strip met codering van perceelnusmer en boomnummer op de betreffende

boom. Na een strook van 400 m lengte en ICC m breedte, draait de hele ploeg een

slag van 180 in de o-w lijn en neeur: de vougende strook van IOC breed op. In

totaal worden dus in 5 stroken 2 mergelen opgenomen. Door =>=-"

,v

^

a

"

" =

r ia c ~ R

~

:

<

kan +_ 20 ha per dag worden geprespecreerd. d.i. 2 percelen. D„e gezamelijke

perceelkaarten vormen de grotere vakreaart.

6.2.4. De houtval.

De perceeikaart en controlekaarr worden gegeven aan de valrCseg, walke kan

bestaan uit een motorzaag-operaror en een keurder. De keurder zoekt de bomen op,

aan de hand van de perceeikaart, waarbij in principe elke ger.erkte boom geveld

wordt. De gevelde boom word; in een

of

meer blokken gezaagd. De ,<eurder slaat

in elk goedgekeurd blok een dopnummer, welke tevens re best earring (schil-,

meien-hout e.d.) aangeeft. „

Hoewel goede opstanden meer dan 25 m per ha kunnen bsvatten, wordt er

slechts 10-12 m /ha (of 5-6 bomen/ha) geoogst, zijnde ne waarde neutsoorten met

een minimum d.b.h. van 30 cm. Uit ervaring is gebleken nat;, zender

preprospec-tie, al gauw _+ 2.5 m /ha çver het hcofd wordt gezien.

(11)

6.2.5. De uitsleep.

De uitsleep dient in 2 stadia te geschieden, te weten: het voorsorteren naar de uitsleepweg met rups tractoren en Ge uitsleep naar de bosweg met skidders

(gelede bcstractoren).

De dozerploeg krijgt de diverse per-ceeikaarten van de velploeg en in samen-werking met de exploitatiechef wordt de plaats van de uitsleepwegen bepaald. Deze liggen zoveel mogelijk loodrecht o-o de bosweg op een afstand van +_ 500 irt_ van elkaar en met een max. lengte van + 2 km. Uitsleepwegen worden aangelegd door D6 rupst.-actoren (zie foto 3). De dozer (D4D Caterpillar, 75 pk of D5, 105 pk) brengt het hout na-;r de uitsleepweg, echter bij uitsleepafstanden van minder dan 400 n^ brengen de rupstractoren het hout direct naar de bosweg. Een dozer kan + 13 rrf/dag voorsorteren. Hij neemt steeds 1 blok per trip mee. Bij een dozer wordt vaak gebruik gemaakt van een sleeppan (zie foto 4 ) . Deze dient om te voorkomen dat de sta^einden, bij het voorsorteren door de grond ploegen. Het voorgesorteerde hout wordt door de skidder (b.v. Timberjack 404, 130 pk) uitgesleept naar de bosweg (zie foto 6). In tegenstelling tot de dozers werken de skidders niet meer met de perceelkaart, maar "pikken" de blokken langs de uitsleepweg op. Een skidder kan +_ 50 per dag uitslepen (gemidd.

uitsleep-lengte 1-1,5 km).

6.2.6. Het wegtransport.

Bij de landing aan de bosweg kan het hout geladen worden door een loader (b.v. Clark Michigan 125 log-loader, 230 pk). Het wegtransport geschiedt door 10-40 tons trucks met trailer b.v. Daftruck; 230 pk of Kenworth trucks; 310 pk, welke self-load uitgevoerd kunnen zijn, w£.;.r-door apart iaadequipment overbodig -wordt. Het lossen bij de landing aan het water, kan eveneens geschieden door- een

loader. Door de truck aan een zijde op een verhoging te rijden kan deze ook, op deze wijze, zonder een loader gelost worden.

6.2.7. Het watertranspor-t.

Het watertransport geschiedt, voor wat betreft de niet drijvende hout-soorten, bij voorkeur door dekschuiten (zie foto 17). Het laden hiervan kan geschieden door een (hijs)kraan (zie foto 15) maar effectiever, indien een insteekhaven aanwezig is (zie foto 15) m.b.v. een log-loader, welke dan meteen bij het lossen van de houtwagens van dienst kan zijn.

Dekschuiten variëren van e0-230 ton laacgewicht en kunnen door sleepboten ( + 200 pk) opgetrokken'of geduwd worden naar de zaagmolen (zie foto 17). Drij-vende houtsoorten kunnen als vlotten worden afgevoerd, eveneens getrokken door een sleepboot.

6.3. Realisatie in de praktijk.

De in 6.3. beschreven exploitatie wordt in feite alleen gerealiseerd door de grootste concessionaris (uit stratum i, tabel 1) en met name voor wat betreft de preprospectie heeft deze model gestaan.

6-3,1. De middelgrote bedrijven (stratum 2 ) . 6.3.1.1. Prospectie en ontsluiting.

Alleen de grootste concessionaris prcspecteert zelf en voert grote infra-structurele werken uit t.b.v. zijn eigen exploitatie. Door de betrekkelijk ge-ringe omvang van de exploitatie van andere concessionarissen wordt een grote investering t.b.v. de prospectie en ontsluiting door hen als niet rendabel be-schouwd.

(12)

12

-De categorie van stratum 2 (zie tabel 11 bezit bosbedrijfsplanconcessies welke door LBB geprospecteerd en ontsloten zijn (zie bijlage 2A; Het bostoe-zicht). T.a.v. de Inventarisatieragevens van LBB is echter de algemeen gehoorde klacht dat hierop geen bedrijfsplanning te maken is-. Algemeen wordt een percen-tage van 30% genoemd wat aan hout minder uit het bos wordt gehaald dan volgens de inventarisatiegegevens van het betreffende bosbedrijfsplan aanwezig zou moeten zijn.

De oorzaak hiervan kan liggen in het feit dat, daar waar door de concessio-naris geen 100% prospectie uitgevoerd wordt, al gauw enkele stammen per ha over het hoofd worden gezien. Daarnaast is het niet onwaarschijnlijk dat er een ver-schil in waardering van een boom optreedt bij de inventarisatie en de exploi-tatie. Holle stammen zullen bij de inventarisatie worden meegerekend, terwijl zij bij de exploitatie blijven liggen. Hiernaast bestaan er verschillende metho-den van cuber en; de een (afnemer van zaaghout en schilhout) meet quarter girth, terwijl de ander (zaaghout} alleen de kern cubeert, en LBB kern + spint cubeert. De verschillende soorten m kunnen dan gemakkelijk met elkaar verward worden.

Door de concessionaris van' een bosbedrijfsplanconcessie wordt aan prospec-tie en ontsluiting praktisch niet meer gedaan. Op concessies waar geen bosbe-drijfsplan voor bestaat (de zogenaamde gewone concessies, zie bijlage 2A; Het bostoezicht) wordt, voor wat betreft de prospectie slechts incidenteel een proef vak gemeten. En vaak wordt volstaan met het toevoegen van een persoon aan de velploeg, die wanneer de velploeg bezig is met het vellen van een stam alvast de volgende boom opzoekt. Soms geschiedt dit alleen wanneer de concessionaris deze persoon elders op de exploitatie over heeft. Deze "gelegenheidsprospectie" geschiedt ook op zondagen, revisiedagen of op kina dei (ook wel treefdagen ge-noemd; dagen waarop'men volgens bijgeloof niet met machines in het bos mag"

werken, aangezien er dan beslist ongelukken gebeuren). Dit zoeken naar gebieden vaar veel kapbaar hout staat wordt vaak gecombineerd met de jacht.

Wat betreft de ontsluiting wordt volstaan met de.door LBB aangelegde ont-sluitingsweg waaraan de concessie ligt. Door de concessionaris zelf wordt nooit een secundaire ontsluitingsweg gemaakt (eenmaal is dit wel aangetroffen bij een concessionaris met een bosbedrijfsplanconcessie, zie foto 8). Hierdoor ontstaan zeer lange uitsleepwegen (van 3 tot 10 km), met een gemiddelde van 3 à 4 km;

volgens een advies van LBB mag een sleepweg max. 2 km zijn), waardoor het uit-slepen een zeer kostbare zaak wordt. Dit temeer daar de uitsleep als de duurste fase in de gehele exploitatie beschouwd mag worden.

6.3.1.2. De houtval.

Velling geschiedt door een velploeg van 2 à 3 man, te weten: een veller, een olieman en eventueel iemand voor de "prospectie" (voornamelijk StibJ.1- en Jonsereds motorzagen werden aangetroffen). Het vellen geschiedt met een motor-zaag in tijdloon en nog slechts incidenteel met de bijl in taakloon. Ook werd

een combinatie van taak en tijdloon aangetroffen (zie 6.4.). _ De produktie per motorzaag varieerde van 5-15 stammen per dag c.q. 8-25 m /dag

(i.p.v. 40-50 m /dag in 6.2.4.); het verschil is te danken aan de preprospectie In volledige benutting van de werkdag (zie 6.2.3. en 6.3.1.3.). Ook betere training van de motorzaagoperateurs en onderhoud van de zaag speelt een rol. Helmen werden incidenteel gedragen, de velplaats werd goed vrijgemaakt en ook vluchtpaadjes werden gekapt. Vervoer naar de stad in geval van nood was alleen dan mogelijk als de chef uit de stad de exploitatie bezocht. Een goede uitzon-dering daar gelaten.

6.3.1.3. Uitsleep en wegtransport.

Zoals reeds genoemd onder 6.3.1.1. werdei uitsleepwegen aangetroffen van 3 tot 10 km met een gemiddelde van 3 tot 4 km! Volgens een advies van LBB mag

(13)

deze max. 2 km zijn.

T.a.v. het wegtransport werden lengtes gehoord van 20-80 km. Ten behoeve van de uitsleep werden voornamelijk aangetroffen: Caterpillar D69 D5, DU, dozers

(resp. 125, 93, 65 pk); Timberjack AQf skidder (130 pk), Clark Michigan 666 skidder en Clark Ranger 666 skidder. T.b.v. het wegtransport werd een scala van merken en tonnages aangetroffen waaronder Kenworth en Daf. Veel "merkloze" d.w.z. uit oude samengestelde exemplaren, werden aangetroffen.

Enkele uitzonderingen daargelaten wordt door de concessionarissen geen onderscheid gemaakt tussen voorsorteren met de dozer en uitslepen met de skidder. Beide machines worden ook niet bij elke bosexploitatie tegelijk aangetroffen. Waar beide wêl aanwezig zijn wordt de dozer (D4-D6) gebruikt voor de aanleg van uitsleepwegen en het verzorgen van de uitsleep daar waar het terrein te drassig of te moeilijk begaanbaar is voor de skidder, maar niet voor het voorsorteren. Van enig systeem - zoals in 6.2. beschreven wordt - is hier geen sprake ; waar de skidder uitgevallen is door storing wordt vaak de dozer ingezet voor de gehele uitsleep, waarbij de concessionaris evenals in savanne-exploitaties met enorme slijtage aan de tracks geconfronteerd wordt, evenals met grote uitsleept!jden (zie foto 5). Wanneer men dit combineert met de reeds vermelde lange uitsleep-wegen en frequente storingen in deze fase, dan wordt de uitsleep al gauw tot de bottleneck van de gehele exploitatie. Als het hout uitgesleept is wordt dit op de houtwagen geladen met behulp van een loader (zie foto 7 ) . Merendeels ge-beurt dit echter met de skidder (zie foto 9) daar dit een investering minder betekent.

Het blijkt dat de grotere concessionarissen uit stratum 2, ni. die met een bedrijfsplanconcessie een compleet machinepark, noodzakelijk voor het verant-woord runnen van de exploitatie, wel kunnen financieren. Dat wil evenwel nog niet zeggen dat ze daarna ook op tijd vervangen, preventief onderhouden en vakkundig repareren. Door gebrek aan kapitaal is er een onvoldoende voorraad onderdelen aanwezig op de exploitatie (zie foto 11). In geval van storing moet de exploitâtiechef vaak (zelf) naar de stad voor onderdelen; de exploitatie ligt stil, mede omdat leiding dan ontbreekt. Ter bestrijding van de hoge onkos- : ten - welke overigens het gevolg zijn van het "aan de praat" houden van reeds lang afgeschreven 2e of 3e hands machines- wordt in eerste instantie getracht onderdelen van inferieure kwaliteit te gebruiken. Hierdoor treden vrij snel nieuwe storingen op. Pas wanneer de storingen frequent optreden is de conces-sionaris bereid c.q. genoodzaakt een grotere investering m.b.t. de vervanging van het onderdeel of kapitaalgoed te doen. De storingen hebben dan al veel geld gekost aan produktiederving, wat te weinig wordt beseft. Door de verminderde opbrengsten t.g.v. deze produktiederving, wordt de exploitatie nog minder ren-dabel, evenals overigens de noodzakelijke investeringen. Een vicieuze cirkel

(zie foto 19).

Van de + 24 werkdagen per maand wordt, volgens zeggen van de concessionaris, 5-14 dagen met een gemiddelde van 10 dagen, door storingen, niet gewerkt (over alle categorieën, waarbij zeker uitschieters, buiten de genoemde spreiding, voorkomen). Daar komt nog bij 3-5 maanden stilstand door grotere storingen of vanwege hevige regenval. Door de slechte organisatie van het werk is het produk-tierendament (machine uren/beschikbare uren) per dag zeer laag. 's Morgens wordt + 1 â 2 uur gebruikt om te smeren, brandstof bij te vullen en om naar het werk

te komen. In de stad wordt hiervoor overigens slechts een kwart opgegeven van wat het in het bos blijkt te zijn. Zo werd een willekeurige dag bij een conces-sionaris doorgebracht met het transport van rondhout van de landing naar het water. Een groep van + 12 personen begaf zich hiervoor van het kamp naar de

landing. Onderweg werden nog enkele palen 'gekapt, daar de hijskraan defect was en het laden met de skidder moest geschie4en (zie foto 18, een gedeelte van de arbeiders was bij het zien van de camera Het bos ingesneld). Het was toen

(14)

. 1 4

-£ 09.00 uur (het werk begint officieel om 07.00 uur!). De eerste houtwagen ver-trok vanaf de landing om _+ 09.4-5 uur met drie blokken rondhout naar het water. Er zouden die dag 4 van dergelijke trips (met 2 trucks) gemaakt worden; hierbij was in feite slechts werk voor 6 personen.

Algemeen kan gesteld worden dat effectief per dag slechts 4-5 uur gewerkt wordt. Daarbij wordt van de dozer 0-2 uur gebruik gemaakt (incidenteel in de eerder genoemde gevallen), van da skidder 4-5 uur en van de truck 2-3 uur, van-wege de benodigde laad- en lostijd..Overige werkuren worden besteed aan repara-tie en andere werkzaamheden.

Tot slot wordt nog vermeld dat de houtwagens, op een enkele uitzondering na, geen remmen of lichten bezitten. De bedrijfsveiligheid wordt hierdoor aan-zienlijk verlaagd, tevens algemene vermindering van de veiligheid op de

ont-sluitingswegen in het binnenland. , 6.3.1.4. Transport over het water.

tfatertransport is goedkoper en vaak meer bedrijfzeker dan algeheel weg-transport van rondhout of palen naar de zaagmolen. Het vergt echter wel een

extra investering. Het lossen van de rivierlanding kan op verschillende wijzen geschieden. De meest gevolgde procedure is: dat de truck v66r de landing bij de houtvoorraad (zie foto 12) aan een zijde op een verhoging wordt gereden. Wanneer de steunen aan de lage zijde los worden gegooid, rolt het rondhout (of palen) vaak zonder moeite het water in. Vervolgens worden de blokken (althans de niet drijvende houtsoorten) "geslingd" aan houten of stalen pontons (zie foto 13), welke met een sleepboot worden afgevoerd naar de stad (zagerij of houtmarkt). Storingen bij het watertransport kunnen van velerlei aard zijn: Het slingen . geschiedt meestal door 3 personen in taakwerk. Hierbij omvat de taak de volgende werkzaamheden; het slingen, transporteren naar de zagerij en lossen van het hout. Een persoon is tevens de bootsman. Aangezien het slingen een zeer zwaar werk is, is het moeilijk hiervoor mensen te krijgen, maar vooral te houden. Velen blijven na pas aangesteld te zijn weg, bij voorkeur na een voorschot opgenomen te hebben. Vooral het steeds terugkerende contact met de stad vormt een ver-leiding, welke vaak moeilijk te weerstaan blijkt.

Evenzo werkt de basis waarop wordt verdiend (nl. het taakloon) gemakkelijk ver-breken van de werkovereenkomst in de hand. De continuïteit komt hierbij in het gedrang. Een andere bron van storingen doet zich voor indien de concessionaris eveneens paalhout moet afvoeren. Deze is tweeërlei:

1) Oponthoud in de haven. De palen worden aan de ponton Rechtstreeks naar de haven gebracht. De firma die deze palen op de kade moet plaatsen, laat vaak andere werkzaamheden voorgaan. Wanneer er niet meer hijskranen beschikbaar zijn resulteert dit vaak in enkele dagen tot een week vertraging. Er wordt hierdoor beslag gelegd op de pontons en er kan geen rondhout naar de zagerij worden afgevoerd. Dat dit veel geld kost behoeft geen betoog. De conces-sionaris gaat hierbij niet gauw over tot de huur van extra pontons, daar deze niet altijd voorradig zijn, maar ook omdat ze Sf. 6,-/dag kosten, het-geen aanspreekt omdat het een "zichtbaar" bedrag is waardoor de extra kosten gemakkelijk te becijferen zijn. Ook organisatorisch levert het problemen op, daar de taakloners in de haven bij het hout moeten blijven.

2) Problemen doen zich eveneens keer op keer voor met de kwijlers, mensen die rondhout bekappen (zie foto 21). Dit zijn ook taakloners die vaak (even-eens bij voorkeur na een voorschot ontvangen te hebben) wegblijven. Van een regelmatige levering van paalhout aan afnemers kan zodoende geen sprake zijn. Het aantal kwijlers bij een concessionaris kan variëren van 2 tot 40 man. Er is geen staat op te maken. En om iets gedaan te krijgen is de con-cessionaris vaak wel genoodzaakt voorschotten te verstrekken.

(15)

Een meer bedrijfszekere en minder arbeidsintensieve procedure is het trans-port per dekschuit (zie foto 17). Het laden van een dekschuit kan gebeuren met

een loader in een insteekhaven (alleen bij Bruynzeel, zie foto 15) of zonder insteekhaven met een hijskraan (zie foto 16). Het transport m.b.v. dekschuiten is echter kapitaalsintensiever en dus niet weggelegd voor "kleinere" concessio-narissen, die echter in deze fase zouden kunnen samenwerken ofwel met een

"grotere" concessionaris een contract aangaan.

Eenvoudig is dit echter niet en er zijn oplossingen welke eerder haalbaar zijn. Hierop wordt in de conclusie nader ingegaan.

6.3.2. De kleinere "bedrijven".

Concessionarissen met een kleine produktie (stratum 3 e.v.) moeten vaak afzien van een totaal machinepark in eigen beheer. De meest extreme situatie is, dat uitsleep wegtransport èn watertransport door een derde wordt verzorgd. Het komt voor dat zo'n aannemer gehuurd is via een grote concessionaris (A). Aan deze persoon (soms een vroegere werknemer) van A is door A een lening ver-strekt, waardoor hij in staat werd een eigen machine te kopen. Hij heeft zich echter bij de lening verplicht voor A te werken, tot het bedrag is afbetaald. Door deze aannemers in te zetten bij kleinere concessionarissen, welke meestal geen eigen zagerij hebben, ontstaat voor A een leveringsgarantie. Ook bij het watertransport huurt A pontons en zet sleepboten in. Aannemers via A huren is goedkoper en meer bedrijfszeker dan wanneer men rechtstreeks met een aannemer een contract aangaat. Dit t.g.v. bijvoorbeeld goedkope brandstof, contacten

met machinedealers e.d. 3

Als kosten voor uitsleep wordt genoemd Sf. 8,- - Sf* 12,-/m voor resp. 2 en 4 km uitsleepweg* Voor het wegtransport Sf. 14,50/m (45 km) en voor water-transport Sf. 10,25/m (100 km). De kosten zijn uiteraard afhankelijk van de afstand.

Sommige concessionarissen van deze grootte willen in de toekomst overgaan tot verkoop van hout aan de bosweg aan grotere concessionarissen met een eigen zagerij. Deze moet dan wel in de buurt ook een eigen concessie hebben, wil deze procedure voor beide ondernemers de rentabiliteit verhogen. De desbetreffende kleinere concessionarissen willen hiertoe overgaan, omdat hun hout aan de bosweg vaak lang blijft liggen voor het getransporteerd kan worden. Het spint kan dan aangetast worden door hoorders, waardoor deze toch niet verkoopbaar blijken.

De auteur kan zich niet aan de indruk onttrekken dat deze kleinere

con-cessionarissen vaak een groter bedrijfsrendement vertonen, dan concon-cessionarissen die een volledig machinepark bezitten, naar die overigens niet de

bedrijfs-capaciteit hebben om deze volledig te benutten, waardoor ook niet de noodzake-lijke lasten gedragen kunnen worden.

Het grootste bedrijfsrendement haalt ongetwijfeld die concessionaris die voor zijn bestaanszekerheid of zelfs als speculatie een concessie bezit, waarop deze dan tegen betaling van royalty een andere houtexploitant, al dan niet con-cessiehouder, laat werken. In dit kader mogen ook de bosneger- of indianendorpen genoemd worden, welke een houtkapvergunning bezitten. Onder verwijzing naar de betekenis hiervan in bijlage 2A dient vermeld te worden, dat ook hier vaak hout-exploitanten tegen betaling in het gebied losgelaten worden, waarbij de royalty niet altijd ten goede komen aan de dorpsgemeenschap, maar op de privirekening van de kapitein wordt overgemaakt. Een en ander is verboden en dient ook niet toegelaten te worden.

6*i K Lonen en secundaire arbeidsvoorwaarden.

In tegenstelling tot de cijfers die verkregen werden voor de kosten van de kapitaalgoederen zijn de verkregen loondpgaven redelijk betrouwbaar, temeer daar deze gemakkelijk op de exploitatie nagegaan konden worden.

(16)

16

6.H.1. Lonen.

Tabel 2. Lonen in diverse fasen van de houtexploitatie.

(motorzaag)operator olieman/assistent houtval Sf. 8•- Sf. 15/dg Sf. 5 - Sf. 7/dg

uitsleep Sf. 9 - Sf. 15/dg Sf. 5 - Sf 8,50/dg wegtransport Sf. 10 - Sf. 15/dg Sf. 6 - Sf. 8/dg

Opmerkingen:

Voorlieden verdienden Sf. 15 - Sf. 25 per dag; of in dagloon of in weekloon en soms in maandloon.

Monteurs waren alleen bij de grote concessionarissen in dienst en verdien-den een soortgelijk salaris als bovengenoemde voorlieverdien-den.

Deze baan werd echter ook vaak gecombineerd met truckdriver of operator. Houtval met de motorzaag in taakloon werd beloond met Sf. 1,30 voor elke exploiteerbare (dus niet halve) stam (taakloon is eenmaal aangetroffen, zie ook 6.3.1.2.).

Een combinatie van taak en tijdloon werd aangetroffen waarbij boven de 15 gevelde stammen per dag Sf. 1,- per stam extra gegeven werd (deze veller werkte alleen). Het normale dagloon bedroeg Sf. 12,50.

Als taakloon voor het watertransport (slingen, transport, lossen) werd Sf. 3 - Sf. 4 per zaagblok en Sf. 3 - Sf. 4,75 per paal betaald; dit werd

aan de groep (2 à 3 personen) betaald, dus niet per persoon.

Bekwijlers van palen verdienen Sf. 0,50 per cubieke voet plus Sf. 0,10 per overduim meer of min Sf. 0,10 voor elke overduim minder.

Bekwijlers van dwarsliggers verdienen + Sf. 5,30 per slipper (dwarsligger) (zie foto 21).

Lonen werden in de stad soms hoger opgegeven, dan ze in het bos bleken te zijn.

Lonen bij de concessionaris uit stratum 1 lagen _+ 10%-30% hoger dan in tabel 2 genoemd.

6.4.2. Secundaire arbeidsvoorwaarden.

Deze waren (behalve bij de grootste concessionaris) hoegenaamd niet aan-wezig.

Er werd geen bostoelage verstrekt. Alleen bij voorlieden, die vaak ook vrije kost hadden en soms ook vrij wonen in de stad.

Reisdagen werden soms wel, soms niet doorbetaald (het bleek niet duidelijk of dit afhankelijk was van, of het lokaal, of de in de stad aangetrokken lieden).

Soms werden overuren "niet extra" beloond.

Een ongevallen verzekering was algemeen aanwezig.

Een ziekteverzekering was nergens aanwezig; ziektedagen werden meestal niet doorbetaald; de doktersbehandeling was daarentegen vrij ; in één geval werd zelfs een gedeelte van de eventuele ziekenhuiskosten vergoed. De auteur had echter de indruk dat een en ander van de stemming van het moment afhing. Als zeer ongezonde situatie werd ervaren dat in de kampwinkels in het bos hogere prijzen golden dan in de stad. Dit uiteraard onder het mom van het transport. 10% "verhoging" werd algemeen gevonden en slechts eenmaal zelfs 40%. Het hoeft geen betoog dat dit'zeer ten ongenoegen is van de werknemers. Deze maatregel schept een slecht werkklimaat.

(17)

Daarnaast zijn er volgens de arbeiders concessionarissen die er niet voor terugdeinzen hun arbeiders, die vaak maanden op hun geld moeten wachten en noch lezen noch schrijven kunnen, een afrekening te geven (verdiensten minus in de kampwinkel gekochte goederen) welke ruimschoots in het voordeel van de werkverschaffer uitvalt

Foto 10 geeft een overzicht van een typisch kamp van een concessionaris. 6.5. Enquêtegegevens.

Het hieronder volgend cijfermateriaal in tabel 3 zal men zeer voorzichtig moeten hanteren. Aangezien veel verholen is gebleven, of op korte termijn niet achterhaalbaar was, is van een nauwkeurig beeld geen sprake. Voornamelijk geldt dit voor wat betreft de ingehuurde arbeid en/of machines en machine-onderhoud en brandstofkosten. Om dit te illustreren zijn in tabel 3.7. (kol. 5) de totale kosten minus de produktiewaarden berekend en eveneens in kolom 6 machinekosten minus afschrijvingen per pk. Dit om onderling vergelijken medelijk te maken. Aan de cijfers dient overigens bij voorkeur geen absolute betekenis te worden toegekend. Vooral voor wat betreft de vergelijking tussen opbrengst en kosten (3.7., kol. 5) treden ongeloofwaardige verschillen tussen de concessionarissen op.

De verschillende tabellen zijn zeker de moeite van het bestuderen waard, met name tabel 3.8. waar een rationalisatiegraad en mechanisatiegraad is bere-kend. Vooral voor wat betreft de mechanisatiegraad is voorzichtigheid geboden, wanneer men onderling gaat vergelijken. Sterke verschillen in nachinekosten-bewaking kunnen de machinekosten sterk beïnvloeden waardoor toch verschillen ontstaan in mechanisatiegraad bij dezelfde kapitaalsintensiteit.

Kolom 1 in 3.8. geeft in feite een indruk omtrent de arbeidsintensiteit. Vergelijken met kolom 2 geeft inzicht in verschillen in salarisniveau. Duidelijk treedt dit naar voren bij vergelijken van conc. I en III (zie de opre. en 3.6.4.1.).

Verdere cijfermatige vorsingen worden aan de lezer overgelaten. Wat aan cijfermateriaal is verkregen, is getracht voor de lezer overzichtelijk te maken. Laat het geheel een aanzet zijn voor meer gedetailleerd onderzoek naar de positie van de concessionarissen. Zie ook de inleiding en conclusie.

(18)

L8 -G a> G eu H H ro e rfl (0 ra G G (0 •H ta • <U y—< A X) tfl SU tu G o to u tu •p 0) c CQ • H SU (0 C O •rH to to CU O G o Ü 3 3 . C <D bß G • H G • r » •rl N S tu -H G td ta CU +•> co +-> (0 tO-r-t o< <u bO M eu n A4 fö i2 (U SU 0) cu G G :fl> CU G) W bO tO 3 SU •(-> O w O. G -P ,C Ü • H N su <X> > O +•> CO o A< G O O X) rö (0 -t-> o G 0> H H to < su • n CO SU 3 G 3 • H Xi 0) bO G •)-> - H W O • A i r4 G Ü O G O - H to su (U •T3 • H 0) SU •H 3 A ; > CO

6

+J It! SU 0) o G 0) •a tu • H H SU O O > to i « tu Ü to •H JU (0 G o • H CO to tu G G O Ü £ 3 SU O o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o f » o 00 o o Cf) o CM o co o r- ro en + co CN o CM CM CO CN o C M + 00 co r-i o + co co + s—< co

+

• - X co + m CM + co r-i CD CM l O CO M M M M M > M > > M X X X CM CM C M CM CM io o n

(19)

o o CU O o -. co .—i r~i ^_: U. s~~-. zr O au .,—, •r-l A 5 . <?. ü <0) r - ' C1

n

F!

~~i f ) n r~s i—» n

co! Uni 'col CM! coj (r-i

L

_ U L i J U U U

pnnnpnn nn

o cc G O r. p.. i H O il) M a> Ci • H «vr* " f-i O J2 0) ,J-i I I i H CM r H *—i vH O .'Jl : w !c I oo ! O |3r; !tO; : H I ;• !—•

r~i

innnnt

T — 1 S O CD O O 5! h j

W\

i 1 ' M i ! UJ ! ! ' o ' ;^-M c\ I j ; t I • 30 | C O ; ICSI ! i i—i ' ! i i ! ! L 00 | ! < ; r —i . { ( — | !—* f—' l > n > i i ! C M ; JCMJ j c o | | c \ f ! -! I , : i! \ • i h ' i i !, | . ; , j I <N; K C'J C M M r-i x i-; > > > i-t x x CD ! • ' ) *

(20)

c CD > o u & o co O bo 4 H rd r H 0) SS *v» fi <D > o;

£

Ü 0 ) <D en fd • H <D • H fi & (0 (0 S c 0) T3 • H CD , C O CO fc <D • O fi O # 1 fi a> H H m • p fi m ^ k (0 p-0) c • H , C Ü (0 s • M 0) Ä fi (0 > • p ,c o • H N fc (U > O CO CO H O Ä (t) H M c o p c o p. 1 X CD T3 1 fi CU • H • H 3 r f i Ü w O, fi 0) Ci) H M to X Ü 3 k 4-» H O <~i A. M X CJ 3 fc •P E-« O t~i V Kl ÎH eu X) x> • H x C0 C0 fc CD N O X} * * N , co É4 o X ) o . H CD • H O ,Q S~H CO c a) bo ta s -H P O Xi v - / «~^ Û 4 3 .X O • r ) Pu * w ^ w fi eu 2 S fi fO b O (O O rH fi CD N $U O +•> o £ & A : * • n uo A •r-» m Vf •r-> m A « • n m su •r-> m A •r-> i / ) » •r~> m A • n i n \* • n m A » * n L.O v*-• • n CM A » '1-1 T-H 1 O CO 1 «H a) rd o fi fi O O - H O CO d" o H CO CO CM i - I . H co co CO <-| r H CO H H CM r - f r - l CO CO CO «-t * O- CM CO to o vi i H CO CM CN CM [•» CM <-H >H «H zt t-i i-i CM rH r-i CM . - I «-1 CD CM H i H CM r-H lO CO CM CM CM 00 £• CM «H d " CO H CO 1-H M > M M M X M M M > > > > M X X O l CM P ai H ro •M o M ta f-l C o • H V) W d> Ü c o Ü o o > co •H ja o CD r 4 CC <D 0 ) U CD O c c CD rrj C > •K

(21)

ID CD • H N CU •M

1

G CU CU

• H +J 4-> fd Xi O to CU co U. eu > • H CO G •H G 0) +-> CO o Ai CU T l G > o •H N & > O CO ai .O rd H 00 a o H O Ai P-g O H O Ai 0) H (0 +J O Ci * * • % •r-» P-" s » G 0> 4-> CO o •H Ai S m > G CU •H 10 O Ai G 0) g 6 G eu 4-CO 4-m 4-CN •'m* bOAi G rd rd U s> » o o o » d-to <y> r H O O O O m H O O O * o> CM CM 1 O o o « CM CM t - i 1 O o o LO o d" 1 o o o o l— co ! O O o d-o CM 1 O o o * co c-CM 1 o o o * o en l o o o m CD r H I O o o co CD CM O O O -• O t » »4 O O O m O CM *~* co o o o LO e-CM G rd > T ) G cd Xi o X) G fd rd G eu C D CU bo S U 'H o m u H cd eu O *r> t> Ai * » . O G w» 0) bO •P G m -H o > X - n LO CU ' r i g.H J3 O .G O H O CO o „ Ai S id g o H o Ai CO eu B H o rd H +•> o o Ai -H " x . G CU 4-> CM CQ O g X O G H O O O Ai H A i O i +J o P M G • H P. a> • p co CU > G •H t . •r-i & H T t H g O H O Ai ft

r-i 'ri 3 •o «S p • eu G -O bp « 0) G «J H -H M r « H (D 10 o a G O O *H O CO O O o o 10 LO O O o o CD O o o m LO o o o o o CM O O o LO 00 o o o o o o o o d-H o o o o m o o o o t > o o o o «H o o o o <N o o o d-LO o * - N m i n o r H +• 10 CM CO CO o o o co LO co o o o d-a> *~* LO 05 4-LO C0 d-o o o CM o CM o o o * p* r H «~J o CO m +• LO o H o o o p -LO o o o o ( 0 H •"-* LO en a> 4-o co <H H o o o p~ CM CO o o o o o H s—4 o CM 4-o 00 p~ o o o co p-co o o o dp -<•"«* o H 4-LO p-t n o o o t H r H CM o o o « co d->•"•* o o d-+ o t-i co o o o 1 é uf> J"fct »H o o o o CN <"M o oo T H 4-o LO CM o o o m o d-o o o » LO d-1—* o co CM 4-o o co o o o o 00 o o o o r4 o o H o o o o d--o o o m /—4 o co 4-o Lf) ^ o o o LO CM CM O o o o o LO o o o LO p~ o o o o o o o LO «•4 H O O O 'LO 00 r4 O O O O C0 O o o o en o o o o CM O o o o LO o o o co p-o o o o co H o o CN CO CN O dd -CM co CN d-C-J CO » r~\ m ^ -X a> w < ta • • Ai P. s - / H id rd Ci CU 4-> ë G CU > CU

£

ü 10 CU bO CW rd G rd > G •r> •H H G CU H H rd 4-> G rd rd 0) +J CO • p rd 1 r4 P i CU 10 CU •r» Ai rd ^ G V (0 co 3 4-> CU O G a> G CM CU «M 4J o co 4^5 CU 1 bO to rd 3 rd cu 4->

•"8 1

CU g s CU CjX» CU G + j CU G 4-< g 4J g «H ta CU g « •H G P CU i c i H S 5

S

G rd eu .Q CU H C S CU Ä x> ç, H eu eu +J N ^3 o G rd eu •r4 4J ta eu CU «ri bO G G rd Ai rd eu w 4-> co co eu Ai A o co 3 -O Cl •!-> +J «H +-» « t G eu eu +•» TJ Ci G O rd A i xi p •. O) I N Xi O 4-» G W «H •O G G rd eu • Cj 4J - - M ^ ) w G o eu « A i P t J G co 3 O O O O Ai Xi H C S eu o "Ö g r-1 G -H o 4-> eu 1 H * -P rd eu u +> • H rd o •H P«4-> rd Ci eu eu rd "0 t j Oi eu G G ai eu - H eu T» G v ^ eu bO 4J bO Cp -H 0) H •P eu eu +J Ä co eu o > .Q rd bO -P Oi eu O Xi eu G N «H eu Xi 4J 3 jd Ä » TJ P C| eu eu •H 0 G > eu co bO •P cp eu rd •H G o Ci eu H A i eu eu eu H > eu c. +J eu •H Ai X! O o 4-» P i A i O eu H eu A i H / - N • Ci m M co • G H S eu rd X) bu rd eu 4J M eu 4-» • H eu N »H V-- r 4 H eu « H • H nj •p cp Ai

3§!

O 4J Ci rd P i H eu m bO-H C •H W

6U

bO rd G CU O X) ' H co G to eu eu •H o N G eu o CD o M M M > M H HI > > > X x; x

(22)

22 -CD •o u td <d

1

• H

1

e 0) • p

tl

o va 60 V •o c v f N • C 4J fc •H '60 •p

i

& m o 21 co e H ^^ «"""« 0Q l O CQ l > p j CT> H i> < w > • bû & S *r> 0 •->. t o to E G a> G bû • H H O 0) > • r l A Î T l S -H • Ö & O 0) U 60 ft rö N tt) • Ö (U X I G 60 G X)

3

0-O CU œ bo m co H 0) 43

£

• <-> T ) « o J, U -G & ft 3 > o w 4 3 f " » G «rl CU P H ft

§

CO r) • / - N JS 3 X» Ô 5 tó 4 3 O e DOÄ > (Ö 0 ) <D t l > 6 0 — . 0) 4-) 0) 60 3 «H 5 -H SU r H 3 CO - r l X ) T) 4 3 O o! O U » w o . CO

S

60 6 0 • H H CO

a

s -o +J 3 O 4 3 Ci CO H O e

§

o 4 3 H (0 (0 ft to • H G O •rH CO CO CO Ü G o Ü CO e \ i A m LO \ 1 * l o CO <+H CO Lf> \ CO o o t > CM O O O i n co o o CM M 1 1 1 1 1 i «» * t «\ «» C* tft i n o O o i n m m m m m ;*- : t • ^ " • > . ""v. " ^ •«>. 1 o m co « CO CM CO oo CM . . . . • • . • o i n K-{ v-i H co co •^v. - ^ ~ ^ \ " ^ »-s. H O O H «H H ' 1 1 « «» i n o * t > i t i i o o o ..o o o o o o o o o CO CO [ > A 3 " rH CO CO f - CO 4 " CM o o o o o o LO o i i H co m o • » rH r H l-H M M M > M l-H M M M > > > 1 * O m *^. rH *•>. O O r H r H O CM CO H 1 M M M > i 1 ! « «\ »• m m i n d d d -- v . --v^ -- ^ m CM CM H rH H ^ . * ^ » *^. rH O O 1 1 1 o o r-o r-o c-00 CD r H d " o Ln O | 1 H X ' M H X X Ö <y CD 4-> 0) • H p •• G CU ^^> co • H p P-. CU N <p T ) X ) C-( CU & •M 3 O x: 'Gi - ' c • > H c . CD > « « ^ 4-> • H b0 0) G +J - H • H H rH td S ft S CU ^ 43 Cl) +J t 3 eu su rG (Ö f0 • s B t • CU > - H • 4-> - H > : 3 • r a i a • - H O u u rd ft G O Cl) • H X ) CO f- k CU o o o G > o ü G Cl) CU T J XS 3 o C 4 2 m eu > 60 G <y td > td (Tj 60'—> ft Cl) o x> (0 0) G TJ <U X ) 6 0 ' H H e O CU > 60 "HM

(23)

Ui a •H m a> •ri

I

• H (1) a> a a> +j o CD

8

• H M CO <D Ü ß O ü (0 H en 3 •H 4-> u m «H G d> 4-> 4 3 O <U U 0) • H 03 ta Ü c o Ü to •H P. nj G O • H CO CO u fi o ü o o CO i i 10 1 ( (£> CM, Ol 1 { CO co o 1 1 LO 1 1 <N cr> 00 t o co lO 1 o 1 O CD 1 CO O en o co m o m CM t - l CM O d-* «-) ^ 00 o co •* r» rH in • i r. er. CO CO 1 1 a O CO jj-co zr n. Ci O <H o ui «* *—i CM CO O t-* I-l co lO a-o •V. o r~ T~l o CO «« <H CO CO 1 1 tl CM CO O CO Ol CD CO M M S-t M 1-1 5» M î> 1-1 P-M l-l > M M IH > X M X M X

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bijlage lb Berekening GOLFKLAP 1.3.2.2 Deelgebied IV, Vrije Stormopzet Rijkswaterstaat Zeeland Projectbureau Zeeweringen. Haven de Val Datum 11

In tabel 2 staan de hydraulische Golfrandvoorwaarden buiten de haven randvoorwaarden, die benodigd zijn voor de berekening van de randvoorwaarden behorende bij de drie uitvoerpunten,

Jeugdhuis Tydeeh in Mol schreef bijvoorbeeld een wed- strijd uit waarmee je een winkel kon winnen, jeugdhuis Govio in Kalmthout begeleidde jongeren die aan de slag

Daarna moet u wel, ongeacht u in de maand al een activiteit buiten de haven hebt uitgeoefend of niet, elke maand in het bezit van dit formulier zijn en dit op het einde van de

Ik weet dat, indien ik op een werkdag (1) arbeid buiten de haven (2) verricht, ik dit moet vermelden op een formulier C99- HAVEN (beschikbaar bij de

Ik weet dat, indien ik op een werkdag (1) arbeid buiten de haven (2) verricht, ik dit moet vermelden op een formulier C99- HAVEN (beschikbaar bij de

Voor mijn vakantie hebben we elkaar gesproken op 11 juni over het verplaatsen van jullie woonboot van &#34;buiten de palen&#34; naar &#34;binnen de palen&#34; om de veiligheid

&#34;buiten de palen&#34; naar &#34;binnen de palen&#34; om de veiligheid te vergroten. Belangrijk punt van gesprek zijn de kosten voor aanpassing van de loopbrug die hiermee