• No results found

Resultaten van kruisingen van produktieve vrouwelijke en produktieve mannelijke planten bij asperge

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Resultaten van kruisingen van produktieve vrouwelijke en produktieve mannelijke planten bij asperge"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

^ lyi- 39S-2XÖ ûl/o3 : L*>

syw

t/Q MEDEDELING 49 3 ^ 1 . . ~J WITH A SUMMARY

resultaten van kruisingen van

produktieve vrouwelijke en

produktieve mannelijke planten

bij asperge

results of crosses from productive female and productive male plants of asparagus

(2)

inleiding

In 1955 werd te Herkenbosch ( L ) een aspergeveld aangelegd voor de zaadproduktie van de kruising Mary Washington en selectie Beeren, een selectie van het ras Roem van Brunswijk. Op dit veld stonden vrouwelijke planten van het ras Mary Washington: en mannelijke planten van de selectie Beeren. In 1957 kwam het zaad voor het eerst in de handel; aanvankelijk onder de naam kruising Mary Washington en selectie Beeren", later als „Proeftuinkruising Limburgia". In 1957 bleek er tussen de planten van het ras Mary Washington en die van de selectie Beeren een enorme variatie in ontwikkeling te zijn. Het moest dan ook mogelijk zijn door selectie de Proeftuinkruising te verbeteren. In 1958 werd met dit onderzoek gestart, de resultaten ervan worden in deze Mede-deling behandeld.

Het doel van het in 1958 gestarte onderzoek is geweest om, uitgaande van het ouder-materiaal van de Proeftuinkruising Limburgia, te komen tot het kweken van produktieve selecties met een goede kwaliteit.

Bovendien is getracht om, door het vinden van correlaties tussen de waarnemingen op jonge planten en de oogstwaarnemingen, tot een snellere beoordeling van de selecties te komen.

(3)

literatuurbespreking

Bij de veredelingsmethoden, waarbij mannelijke en vrouwelijke planten worden ge-kruist, zijn 3 aspecten van belang, namelijk: de combinatie-geschiktheid, de correlatie tussen waarnemingen aan jonge planten en oogstwaarnemingen en de vegetatieve ver-meerdering.

COMBINATIE-GESCHIKTHEID

Currence (1947) heeft reeds vastgesteld dat de combinatie-geschiktheid zeer belang-rijk is. Uit kruisingen bleek dat bepaalde vrouwelijke planten met een mannelijke plant produktieve en met een andere mannelijke plant onproduktieve nakomelingen gaven.

(4)

literatuurbespreking

CORRELATIE TUSSEN WAARNEMINGEN AAN JONGE PLANTEN EN OOGSTWAARNEMINGEN

Ellison et al. ( 1 9 6 0 ) en Franken ( 1 9 6 3 ) hebben reeds aangetoond dat er een sterk verband bestaat tussen de stand van het gewas in de zomer en de opbrengst in de daaropvolgende oogstperiode.

Norton ( 1 9 1 3 ) vond een correlatie van 0,41 tussen het zaadgewicht en de hoogte van de stengels op het zaaiveld. Volgens hem was door selectie op het zaaiveld veel te bereiken.

Scheer & Ellison ( 1 9 6 0 ) hebben de correlatie berekend tussen de gewaswaarnemingen van zaailingen van 2'/2 maand oud en de opbrengst in het eerste oogstseizoen. Voor de mannelijke planten was r = 0,39, voor de vrouwelijke planten r = 0,02.

Huyskes ( 1 9 6 0 ) constateerde dat de ontwikkeling van de zaailingen afhankelijk was van de zaadgrootte.

Adam & Skiebe ( 1 9 6 4 ) vonden een hoge correlatie tussen de lengte van de planten op het zaaiveld en de opbrengst van de eerste 3 oogstjaren.

VEGETATIEVE VERMEERDERING

Volgens Norton ( 1 9 1 3 ) was het goed mogelijk zaailingen in een kas te scheuren. Currence ( 1 9 4 7 ) vermeldt reeds de methode van scheuren van mannelijke en vrouwe-lijke planten. Volgens hem is het mogelijk om in 8 jaar van 1 plant 100 planten te maken. Gorter ( 1 9 6 5 ) en Wilmar & Hellendoorn ( 1 9 6 8 ) zijn er in geslaagd asperge te stek-ken. Daartoe werden stengeltopjes van zaailingen genomen.

Andreassen & Ellison ( 1 9 6 7 ) hadden met stengels van volwassen planten geen succes. Takatori et al. ( 1 9 6 8 ) is het daarentegen wel gelukt om stengels van 4 jaar oude planten te stekken en tot nieuwe planten te laten uitgroeien.

Enkele weken na de oogst in 1960 werden de planten geïsoleerd door er een kooi van 1 x 1 x 2 m met geperforeerd plastic omheen te bouwen. Bij de vrouwelijke planten om ongewenste bestuiving te voorkomen, bij de mannelijke om te verhinderen dat in-sekten ongewenst stuifmeel in de bloemen zouden brengen.

Tijdens de bloeiperiode in juli en augustus werden dagelijks kruisingen gemaakt. Daar-bij werd elke vrouwelijke plant bestoven met het stuifmeel van de 7 mannelijke planten, zodanig dat de eerste stengel werd gekruist met stuifmeel van de eerste mannelijke plant, de tweede stengel met stuifmeel van de tweede mannelijke plant enz. Per vrouwelijke plant werden zodoende 7 kruisingen gemaakt. Met één mannelijke bloem konden 8 tot 10 vrouwelijke bloemen worden bestoven.

Mot de 17 vrouwelijke en 7 mannelijke planten werden 119 kruisingen gemaakt. In de herfst werden de bessen geoogst en werd het zaad schoongemaakt. Aan deze krui-singen is een groot aantal waarnemingen verricht, die in het volgende hoofdstuk wor-den besproken.

(5)

kruisingen tussen 17 vrouwelijke

en 7 mannelijke planten

PROEFOPZET

In het voorjaar van 1961 werden de kruisingen op de proeftuin te Venlo in 2 herhalingen uitgezaaid, per kruising 200 zaden. De plantafstand bedroeg 35 bij 10 cm. In het voor-jaar van 1962 werden de planten gerooid en in de periode van 3 t/m 6 april op de proeftuin te Horst in 2 herhalingen uitgeplant; plantafstand 153 bij 40 cm. Elke her-haling bestond uit 51 planten.

WAARNEMINGEN

In de wintermaanden 1960/1961 werd het 1000-korrelgewicht van elke kruising be-paald. In de zomer van 1961 werd op het zaaiveld het aantal stengels per plant ge-teld en in het najaar het loofgewicht per plant bepaald.

In het voorjaar van 1962 werd na het rooien het gemiddeld plantgcwicht per kruising nagegaan. Op 1 en 2 mei 1963 werd van elke kruising het aantal boven de grond

(6)

kruisingen tussen 17 vrouwelijke en 7 mannelijke planten

staande stengels geteld om een Indruk van de vroegheid te verkrijgen. In de zomer-maanden van dat jaar had een beoordeling van de stand van het gewas plaats door het aantal stengels te tellen en de diameter van elke stengel te bepalen.

Van 1964 t/m 1966 zijn tijdens het oogstseizoen dagelijks per kruising het aantal geoogste stengels en de opbrengst genoteerd. Op het eind van elk seizoen konden zodoende de vroegheid, het gemiddeld stengelgewicht, het aantal stengels en de op-brengst per plant worden bepaald.

In 1966 werd van een aantal kruisingen het gewicht van elke stengel vastgesteld om een mogelijk verband tussen gemiddeld stengelgewicht en sortering na te gaan. Het oogstseizoen eindigde in 1964 op 31 mei, in 1965 en 1966 op 24 juni. In 1967 werden alleen van de kruisingen die in voorgaande jaren produktief waren, de* op-brengstgegevens verzameld.

RESULTATEN

In de tabellen 1 t/m 4 zijn de belangrijkste gegevens samengevat.

In tabel 1 vindt men de bepalingen vóór het uitplanten: 1000-korrelgewicht, aantal stengels op het zaaiveld, loofgewicht per plant en plantgewicht. De gegevens zijn niet voor alle kruisingen weergegeven; per vrouwelijke plant het gemiddelde van de 7 krui-singen en per mannelijke plant het gemiddelde van de 17 kruikrui-singen.

In tabel 2 vindt men op overeenkomstige wijze de gegevens van het jonge nog niet geoogste gewas, namelijk het aantal stengels op 1 en 2 mei, de gemiddelde diameter in mm en het aantal stengels per plant. De oogstgegevens van de jaren 1964 t/m 1966 zijn samengevat.

In tabel 3 is aangegeven het gemiddeld stengelgewicht van alle kruisingen over de jaren 1964 t/m 1966. In de tabel staat in de linker kolom het nummer van de vrou-welijke plant vermeld, in de bovenste horizontale kolom het nummer van de mannelijke plant. Elk hokje geeft een kruising weer.

In tabel 4 vindt men op dezelfde wijze weergegeven de totale opbrengst over de jaren 1964 t/m 1966.

Tabel 5 vermeldt tenslotte de gegevens van de 31 in 1967 geoogste kruisingen.

(7)

kruisingen tussen 17 vrouwelijke en 7 mannelijke planten Vrouwelijke plant (female plant) 1 2 5 g 10 11 12 18 20 22 25 26 27 28 33 34 35 Gemidd. (average) 3 34,7 37,2 32,4 35,5 31,3 33,0 37,2 43,3 30.0 35,0 34,8 38,4 32,0 33,4 36,9 28,9 36,1 34,7 Nr. 8 29,3 31,2 25,0 31,2 26,5 27,1 31,5 37,2 32,6 30,2 31,1 33,7 27,2 30.0 34,1 28,0 33,3 30,6 mannelijke 13 32,4 31,6 27.1 31,2 28,7 31,2 33.9 36,8 31.1 30,3 33,8 31.3 30,9 30,9 35,6 36,1 34.6 32,2 plant (nr 24 30,4 28,1 28.1 28.7 26,2 28,4 29.7 34,4 29,4 30,1 '26,6 28,4 25.5 31,5 30.7 29.1 29,7 29.1 male 29 29,8 33,1 30,9 32,3 27,1 31.2 29.0 38.1 30.1 30.0 32,1 30,7 31.0 32,9 34,4 32,5 34,1 31,7 plant) 31 35.1 38.5 29,0 33.6 31,6 34,6 37.9 42,1 32.3 32,4 33,2 36,2 32,5 35.5 41,2 34.1 36,8 35,1 37 36,4 38.0 33.1 34,3 31.0 37,6 35,9 45.0 32,8 34,7 32,3 37,0 31,0 34,9 37.3 36,6 38,3 35,7 Gemidd. (average) 32,6 34,0 29,5 32,4 28,9 31.9 33.6 39,6 31.2 31,8 32,0 33,7 30,0 32,7 35.7 32,2 34.7

Tabel 3. Gemiddeld stengelgewicht in g van de 119 kruisingen voor de jaren 1964 t/m 1966. (average spear weight in g of the 119 crosses tor the years 1964-1966).

(8)

kruisingen tussen 17 vrouwelijke en 7 mannelijke planten Nr. vrouwe-lijke plant (female plant) 1 2 5 9 10 11 12 18 20 22 25 26 27 28 33 34 35 Gemidd. (average) 3 112.5 97,1 98,9 94,0 112,9 118,4 109,7 96,5 77,8 116,8 97,5 132,9 82,2 108,7 103,3 70,1 96,3 101,5 Nr. 8 70,8 76,5 70,0 106,4 95.8 81,7 107,3 93,3 100,5 87,4 66,2 80.3 73,3 90,5 91,0 65.7 83,6 84,8 mannelijke 13 104,9 63,6 63,5 100.6 101,5 114,2 93,7 106,8 79,9 87.5 84.7 94,1 85.8 110,4 116.8 95.0 99,2 94,2 plant (nr 24 86.8 47,6 77,6 76,6 81,4 75,1 62.5 75,6 70.1 91.5 61.6 56,2 60,8 84.7 72.9 58,3 56,9 70,4 male 29 103,9 69,5 86,1 85,4 97,2 105,4 66,4 88,8 69.0 90.5 85,9 83,0 101,6 86,7 120,9 87,9 84,5 89,0 plant) 31 97,5 66,9 80,8 81.5 87,4 93,0 85,9 103,5 75,5 102,6 77.5 85,3 87,6 97.8 109,4 95,1 56.6 87,3 37 92,7 71,3 90,1 95.0 113,5 122,0 86,0 115,1 57,5 122,7 96,1 98,7 90,0 94,3 111,7 78,1 76,0 94,8 Gemidd. (average) 95,6 70,4 81,0 91,4 98,5 101,4 87.4 97,1 75,8 99,9 81.4 90,1 83,0 96,2 103.7 78.6 79,0

Tabel 4. Opbrengst in kg per 100 planten van de 119 kruisingen over de jaren 1964 t/m 1966. (yield in kg per 100 plants of the 119 crosses for the years 1964- 1966).

(9)

kruisingen tussen 17 vrouwelijke en 7 mannelijke planten Gen Ave 50 •45 4 0 35 30 25 niddeld Stengelgew rage Spearweight

-/AQ icht 50 60

: 70

. • • 80 90 G e w i c h t s p e r c e n t a g e a + aa S o r t e r i n g

Percentage o( Weight of a and aa Grade

In tabel 4 staat het belangrijkste gegeven, namelijk de opbrengst, vermeld. De enorme variatie van 47,6 ( 2 x 2 4 ) tot 132,9 kg ( 2 6 x 3 ) valt direct op. Omgerekend per hectare is het 7 600 tot 21 400 kg. Uit de tabel blijkt tevens dat produktieve mannelijke en vrouwelijke planten niet altijd produktieve nakomelingen geven. De mannelijke planten 3, 13 en 37 geven gemiddeld nakomelingen met een hoge produktie, de mannelijke plant 24 is daarentegen ongeschikt voor het verkrijgen van produktieve kruisingen. Bij de vrouwelijke planten zijn de nakomelingen van 1, 10, 11, 18, 22, 28 en 33 gemid-deld produktief, die van 2, 5, 25, 34 en 35 zijn slecht.

Uit de tabel blijkt verder dat het zeer belangrijk is, welke vrouwelijke plant met een bepaalde mannelijke plant wordt gekruist. De combinatie-geschiktheid speelt een be-langrijke rol.

De kruising 2 6 x 3 geeft gedurende de 3 jaar een produktie van 132,9 kg per 100 planten, 26 x 24 slechts 56,2 kg, terwijl voor de kruisingen 1 x 3 en 1 x 8 de opbreng-sten 112,5 resp. 70,8 kg zijn. De kruisingen 20 x 3 en 20 x 8 hebben resp. 77,8 en 100,5

(10)

kruisingen tussen 17 vrouwelijke en 7 mannelijke planten

kg opgebracht. De resultaten in tabel 4 leiden tot de volgende conclusie. Oe vrouwelijke planten 1, 2, 5, 12, 25 en 26 geven met mannelijke plant 3 de produktiefste nakomelingen, de planten 9 en 20 met plant 8, de planten 28 en 35 met plant 13, de planten 27 en 33 met plant 29, plant 34 met plant 31 en tenslotte de planten 10, 1 1 , 18 en 22 met plant 37.

In tabel 5 ziet men dat de opbrengst in 1967 van de kruisingen die in 1964 t / m 1966 produktief waren in het algemeen eveneens hoog is. Op grond van de opbrengstgegevens van alle jaren kan men 13 kruisingen aanwijzen die in aanmerking komen om op grotere schaal te worden gereproduceerd. De kruisingen zijn zo gekozen dat met 3 mannelijke planten kan worden volstaan, te weten de planten 3, 8 en 37. De combinaties zijn in

tabel 6 vermeld.

Tabel 6. Gewenste kruisingscombinaties op grond van oogstgegevens van 1964 t/m 1967. (desired combinations based on the results for the years 1964-1967).

Vrouwelijke plant (female plant) 1 2 5 9 10 11 12 18 20 22 26 28 33 Mannelijke plant (male plant) 8 37 17

(11)

correlatie tussen de waarnemingen aan jonge planten en aan die op het produktieveld

DISCUSSIE

Een positieve correlatie tussen X en Y betekent dat een hoge X-waarde gepaard gaat met een hoge Y-waarde. Indien men kruisingen neemt met hoge X-waarden, zal het aan-tal kruisingen met een hoge Y-waarde stijgen. De mate van stijging is afhankelijk van de grootte van de correlatiecoëfficiënt. De betekenis van de correlatiecoëfficiënt kunnen we het best met het volgende voorbeeld duidelijk maken, waarbij we uitgaan van de tabel van de tweedimensionale normale kansverdeling volgens Ferguson ( 1 9 6 5 ) . Stel dat we 120 kruisingen hebben gemaakt waarvan we de 25 °/o beste kruisingen (aantal is 30) willen hebben. Indien R2 = 0,33, dan zullen in 5 0 % van de kruisingen

met een hoge X-waarde nog 24 kruisingen voorkomen met een hoge Y-waarde; in 25 % van de kruisingen met een hoge X-waarde nog slechts 12.

Indien R2 = 0,49, dan zijn deze cijfers resp. 26 en 18 en bij R2 = 0,64 resp. 28 en 20.

Bij een hoge waarde van R2 neemt het percentage kruisingen met een hoge Y-waarde

toe en heeft dus zin om op hoge X-waarde te selecteren.

Uit tabel 7 blijkt dat voor de gemiddelden van de kruisingen met de vrouwelijke plan-ten alleen de correlatie van Xs, Xe en X7 met Yi t / m Y4 bruikbaar zijn. Pas als de krui-singen op het produktieveld zijn uitgeplant, kan men door waarnemingen in de impro-duktieve jaren besluiten van welke kruisingen de opbrengst moet worden bepaald. Het-zelfde geldt voor de gegevens in tabel 9, zodanig dat men de waarnemingen gebaseerd heeft op het plantgewicht, het aantal stengels in mei en de gemiddelde diameter in de zomer.

(12)

samenvatting

Van 1958 t/m 1967 werd er veredelingswerk verricht om de Proeftuinkruising Limburgia te verbeteren. Daartoe werden op grond van twee-jarige oogstbepalingen 17 produktieve vrouwelijke en 7 produktieve mannelijke planten uitgekozen om kruisingen mee te ver-richten, in totaal 119. Hieraan werden de volgende waarnemingen verricht:

— 1000-korrelgewicht in 1960

— loof gewicht en aantal stengels op het zaaiveld in 1961 — plantgewicht voor het uitplanten in 1962

— aantal stengels in mei 1963, gemiddelde diameter en aantal stengels zomer 1963 — opbrengstbepalingen in 1964 t/m 1966.

Bovendien werden de kruisingen die in 1964 t/m 1966 produktief waren, in 1967 nog-maals geoogst. De opbrengst van 1964 t/m 1966 van de 119 kruisingen varieert van 47,6 tot 132,9 kg per 100 planten. Omgerekend per ha is dit 7 600 resp. 21 400 kg. Het is belangrijk welke vrouwelijke plant met een bepaalde mannelijke plant wordt ge-kruist (combinatie-geschiktheid). De kruising 2 6 x 3 heeft 132,9 kg opgebracht, 2 6 x 2 4 slechts 56,2 kg. Na de 4 oogstjaren zijn er 13 produktieve kruisingen uitgekozen. Vegetatieve vermeerdering van de planten (nodig voor de zaadproduktie) is mogelijk door de planten te scheuren en de scheurlingen in een kas met grondverwarming op te kweken.

Uit correlatieberekeningen tussen enerzijds de waarnemingen aan zaad, planten op het zaaiveld en planten in de improduktieve jaren op het produktieveld en anderzijds de op-brengstgegevens over de drie jaren bleek alleen die van het plantgewicht met het aantal stengels in mei en de gemiddelde diameter in de zomer 1963 bruikbaar.

(13)

samenvatting

SUMMARY

results of crosses from productive female and productive male plants of asparagus

From 1958 to 1967 incl. breeding work was done to improve the cross „Limburgia". Based on bi-annual determinations of the yield, 17 productive female and 7 productive male plants were selected to be crossed. The total number of crosses was 119 on which the following observations were made:

— a 1000 grain weight in 1960

— b foliage weight and number of stalks on the sowing field in 1961 — c plant weight before planting out in 1962

— d number of stalks in May 1963, average stalk diameter and number of stalks in the summer of 1963

— e determination of the yield from 1964 to 1966 incl.

In addition to this, the crosses which, from 1964 to 1966 incl. had been productive, were harvested again in 1967. From 1964 to 1966 incl. the yield of 119 crosses varied from 47.6 to 132.9 kg per 100 plants, which, converted per ha, is 7 600 to 21,400 kg resp. It also proved of importance what female plants were crossed with certain male plants (combining ability). The cross 2 6 x 3 yielded 132.9 kg, 2 6 x 2 4 only 56.2 kg. After four harvesting years, 13 productive crosses were selected.

Plants can be propagated vegetatively (necessary for seed production) by rootstock division and growing the divisions in a glasshouse with soil heating.

It appeared from the calculations of the correlation between on the one hand the ob-servations on seeds, the plants on the sowing field and the plants on the production fields in unproductive years, and on the other the yield data over the three years, that only the figures on plant weight and the number of stalks in May 1963 and the average diameter in the summer of 1963 could be used.

(14)

literatuur

A D A M , H. & K. SKIEBE. Frühtest in der Spargelzüchtung. Züchter 34: 97-102, 1964. ANDREASSEN, D. C. & J. H. ELLISON. Root initiation of stem tip cuttings from ma-ture asparagus plants. Proc. A m . Soc. hort. Sei. 90: 158-62, 1967.

CURRENCE, T. M. Progeny tests of Asparagus plants. J. agri. Res. 74: 65-76, 1947. ELLISON, J. H., D. F. SCHEER & J. J. WAGNER. Asparagus yield as related to plant vvigor, earliness and sex. Proc. Am. Soc. hort. Sei. 75: 411-5, 1960.

FERGUSON, J. H. A. Tabel van de tweedimensionale normale kansverdeling. Meded. Inst. Vered. Tuinb. Gewass. 245, 1965.

FRANKEN, A. A. Enkele aspecten van het veredelingswerk bij asperge. Meded. Proefstn. Groenteteelt Vollegrond 25, 1963.

GORTER, C. J. Vegetative propagation of Asparagus officinalis by cuttings. J. hort. Sei. 40: 177-9, 1965.

HUYSKES, J. A. De invloed van de diameter van het zaad op de groei van asperge-zaailingen. Meded. Inst. Vered. Tuinb. Gewass. 158, 1960.

NORTON, J. B. Methods used in breeding asparagus for rust resistance. Bull. Bur. PI. Ind. U.S. Dep. Agric. 263, 1913.

SCHEER, D. F. & J. H. ELLISON. Asparagus performance as related to seedling vigor. Proc. Amer. Soc. hort. Sei. 76: 370-5, 1960.

SCHONEVELD, J. A. Arbeidsstudie bij de oogst van asperge. Meded. Proefstn. Groente-teelt Vollegrond 37, 1967.

TAKATORI, F. H., T. MURASHIGE & J. J. STILLMAN. Vegetative propagation of aspara-gus through tissue culture. Hort. Science 3: 30-3, 1968.

WILMAR, C. & M. HELLENDOORN. Growth and morphogenesis of asparagus cells cultured in vitro. Nature, Lond. 217: 269-70, 1968.

(15)

publikaties van het proefstation

Door medewerkers van het Proefstation zijn regelmatig Mededelingen en Rapporten samengesteld. Een aantal hiervan is inmiddels uitverkocht. Voor een overzicht van de volledige serie wordt verwezen naar het jaarverslag over 1965 en naar Mededeling 32 (Rond de teelt van knolselderij).

Onderstaand volgt een overzicht van de publikaties die nog verkrijgbaar zijn. Ze worden franco toegezonden na overmaking van het vermelde bedrag op postrekening 619524 van het Proefstation voor de Groenteteelt in de Vollegrond in Nederland te Alkmaar onder vermelding van hetgeen wordt verlangd. Begunstigers ontvangen alle publikaties terstond na het verschijnen gratis.

MEDEDELINGEN EN OVERDRUKKEN

14 KOOMEN, J. P. en anderen: Rond de teelt van augurken (3e herziene

druk) - / 2,25 1962 19 JONGE POERINK, H.: Rand in witte kool • / 2,25 1961

24 VAN DER BOON, J., DELVER, P., KNOPPIEN, P. en VISSER, A.:

Kali-bemesting bij vroege aardappelen in Noord-Holland - ƒ 0,75 1963 27 VAN KAMPEN, J. en anderen: 10 jaar P.G.V. - / 2 , — 1963 30 WIEBOSCH, W. A.: Jarowisatie bij enige groente- en aanverwante

gewas-sen - ƒ 5 , — 1965 31 DELVER, P.: Onderzoek over de stand van aardbeien in Kennemerland

-ƒ 3,50 1965 32 KOOMEN, J. P. en VAN DER VEN, C. J.: Rond de teelt van knolselderij

(16)

pubikaties van het proefstation

34 BUISHAND, Tj.: Vroege andijvie in de vollegrond • / 3,— 1966 36 BETZEMA, J. en SNOEK, N. J.: Onderzoek bij de teelt van vroege

bloem-kool • / 3,— 1966 37 SCHONEVELD, J. A.: Arbeidsstudie bij de oogst van asperge • ƒ 4,— 1967

38 BETZEMA, J. en SNOEK, N. J.: Rond de teelt van herfstprei - ƒ 3,25 1967 39 FRANKEN, A. A.: Mogelijkheden voor het vervroegen van asperges

(overdr.) - / 1,— 1967 40 FRANKEN, A. A.: De teelt van asperges - ƒ 4,— 1968

41 VAN BAKEL, J. M. M.: Vallers en kanker in bewaarkool - ƒ 2,50 1968 42 KAAI, C , KOERT, J. L. en HOEFMAN, S. J.: Bestrijding van

stengelaal-tjes in uien en phlox met 0,0-diethyl 0-2 pyrazinylfosforothioaat en

0,0,-diethyl -0- (2,4-dichloorfenyl) fosforothioaat (overdruk) - ƒ 1 , — 1968 43 KAAI, C : Control of stem nematode attack in onions with 0,0-diethyl

0-2 pyrazinylphosphorothioate („Zinophos") and 0-phenyl N,N'

dimethyl-phosphorodiamide („Nellite") (overdruk) - / 1 , — 1968 44 FRANKEN, A. A. en BACKUS, C. T. G.: Onderzoek naar de mogelijkheid

van groene asperges in Nederland - ƒ 2,50 1968 45 VERLAAT, J. G.: Hulpmiddelen en technieken voor het onderzoek in kas

en laboratorium ten behoeve van het onkruidbestrijdingsonderzoek in de

groenteteelt - / 2,75 1968 46 VERLAAT, J. G.: Algemene problematiek van de chemische

onkruidbestrij-ding in de vollegronds groenteteelt (overdruk) - ƒ 1 , — 1968 47 VAN KAMPEN, J. en WIEBOSCH, W. A.: Onderzoek met enkele

regula-toren voor de zaadteelt van ui (Allium cepa L.) - ƒ 2,— 1969 48 FRANKEN, A. A.: Geslachtskenmerken en geslachtsovererving bij asperge

(Uitgave Pudoc) 1969 49 FRANKEN, A. A. en BACKUS, C. T. G.: Resultaten van kruisingen van

produktieve vrouwelijke en produktieve mannelijke planten bij asperge.

• ƒ 3,— 1970 29

(17)

publikaties van het proefstation

RAPPORTEN

13 BUISHAND, Tj. en DE KRAKER, J.: Onderzoek ten behoeve van de

groente-teelt voor de verwerkende industrie, II - f 2,00 dec. 1964 15 BUISHAND. Tj., DE KRAKER, J. en BREEBAART, mej. G.: Teelt- en

rassen-onderzoek 1964 bij tuinbonen - f 1,20 jan. 1965 16 BETZEMA, J.; JONGE POERINK, H. en VAN DER VALK, G. G. M.:

Een studiereis naar Midden-Engeland van 11-18 augustus 1963 - / 1,75 april 1965 18 DE KRAKER, J. en BUISHAND, Tj.: Teelt- en rassenonderzoek bij

tuin-bonen in 1965 - / 1.50 febr. 1966 19 VERLAAT. J. G.: Ervaringen bij het onkruidbestrijdingsonderzoek in de

volle-gronds groenteteelt in 1965 • f 4,00 febr. 1966 20 BUISHAND, Tj.; DE KRAKER, J. en COMMANDEUR, J. C :

Gebruikswaarde-onderzoek van spinazierassen in 1965 - f 1,50 . april 1966 21 SCHONEVELD, J. A.: Arbeidskundig onderzoek bij het centraal sorteren

van asperge - ƒ 1.75 april 1966 22 BUISHAND. Tj.: Teelt- en rassenonderzoek bij suikermais in 1964 en

1965 - f 1.75 april 1966 24 SCHONEVELD, J. A. en URSEM. C. Th.: Arbeidskundig onderzoek bij het

oogsten en transporteren van sluitkool - / 2,50 juni 1966 25 SCHONEVELD, J. A.: Onderzoek naar de werkmethoden bij de

witlof-trek - ƒ 3.50 sept. 1966 26 WIEBOSCH, W. A.: Aspecten van het gebruik van omhuld zaaizaad,

zoge-naamd pillenzaad - / 1 . — sept. 1966 27 SCHONEVELD, J. A.: Kwaliteit en arbeidsproduktiviteit bij machinaal

sorte-ren van asperge met de „Sortair" - f 1,50 maart 1967 28 VERLAAT, J. G.: Ervaringen met chemische onkruidbestrijding in de

volle-gronds groenteteelt in 1966 - ƒ 4.00 maart 1967 29 VLUG. J.: Teelt- en rassenonderzoek bij sla in 1966 - ƒ 2.— . . mei 1967

(18)

pubikaties van het proefstation

30 KOOMEN, J. P. en VLUG, J.: Bodembedekking met plasticfolie bij

augur-ken in de vollegrond - f 1,75 maart 1968 31 VERLAAT. J. G. en SCHEERINGA, J.: Ervaringen bij het

onkruidbestrijdings-onderzoek in de vollegronds groenteteelt in 1967 - f 4.— . maart 1968 32 VAN KAMPEN, J.: Verkenning van de groenteteelt in de Verenigde

Sta-ten van Noord-Amerika - f 2,50 oktober 1968 33 VLUG, J.: Rassenonderzoek kropsla 1968 voor de vroege zomerteelt - ƒ 1,50 aug. 1969 34 SCHONEVELD, J. A.: Oriëntatie van het machinaal rooien van witlofwortels

in de praktijk - / 2 . — sept. 1969 35 VLUG, J.: Rassenonderzoek 19671968 bij augurken in de vollegrond

-f 2.— nov. 1969

36 DE KRAKER, J.: Rassenonderzoek spinazie 1969 voor de zeer vroege

teelt - / 1,75 nov. 1969 37 SCHAAP, C. en FRANKEN, A. A.: Oriënterende proeven met

precisie-zaai bij diverse gewassen uitgeprecisie-zaaid met de Stanhay precisieprecisie-zaai-

precisiezaai-machine - / 1,50 dec. 1969

(19)

INHOUD

INLBIDING 3

LITERATUURBESPREKING 4

ONTSTAAN VAN DE KRUISINGEN 6 Waarnemingen op het veld te Merkenbosch 7

Het maken van de kruisingen 7

KRUISINGEN TUSSEN 17 VROUWELIJKE EN 7 MANNELIJKE PLANTEN 8

Proefopzet 8 Waarnemingen 8 Resultaten 9 Bespreking van de resultaten 14

Vegetatieve vermeerdering 18

CORRELATIE TUSSEN DE WAARNEMINGEN AAN JONGE PLANTEN

EN AAN DIE OP HET PRODUKTIEVELD 20

Correlatiecoêfficiênten 21

Discussie 24

SAMENVATTING 25

SUMMARY 26

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

stengel (S), vrucht (V), bladeren (BL), zaden (Z), bloem (B) wortel (W), knollen (K). aardappel

Hij wordt bezocht door bijen, omdat zijn bloemen rijk aan nectar zijn.. De rode klaver was de eerste klaversoort, die ook als voedergewas ge-

Sommige planten zijn zelfs onder extreme omstandigheden in staat tot fotosynthese en de daarop volgende voortgezette assimilatie. CAM(Crassulacean Acid Metabolism)-planten

Indien de pijl vanaf aspirine niet wijst naar de pijl tussen bloedplaatjes en stollingsfactoren uit bloedplaatjes maar naar het woord bloedplaatjes geen punt toekennen.

Drie enkelvoudige bladeren (links) en twee samengestelde bladeren (rechts).. TIP:

In Vlaanderen komt de soort vooral voor in de Kempen (Kalmthoutse Heide, Groot en Klein Schietveld, valleigebied van de Kleine en de Grote Nete, de heidegebieden

(1986:10) hierdie werk as "(d)ie eerste en (by my wete enigste) volwaardig histories-kritiese uitgawe" beskou, kan dit om verskeie redes eerder as 'n Anglo-Amerikaanse

2 Hoewel we in de gezondheidszorg bereid zijn een stukje doelmatigheid op te offeren ten behoeve van meer rechtvaardigheid, omdat ook ouderen, mensen met