‘Alles sal Reg kom’
De impact van Stalingrad op de mobilisering van Nederlanders
voor het Oostfront
Jasper Molenaar Begeleider: dr. F.D. Knegt
Studentnummer: 11153741 Tweede lezer: dr. S.F. Kruizinga Studie: MA Militaire Geschiedenis Universiteit van Amsterdam
Betreft: masterscriptie Inleverdatum: 15-01-2017
- 1 - Inhoudsopgave
Introductie 2-10
Hoofdstuk 1 – De mobilisering van Nederlandse oostfrontvrijwilligers voor Stalingrad
1.1 – Voor de inval van de Sovjet-Unie 10-18
1.2 – Van de inval tot Stalingrad 18-23
1.3 – Het Vrijwilligerslegioen 23-30
Hoofdstuk 2 – De mobilisering van Nederlandse oostfrontvrijwilligers
na Stalingrad 31-50
Hoofdstuk 3 – De machtspositie van de SS inzake de mobilisering van Nederlandse mankracht
3.1 - De SS en concurrentie van Duitse kant 51-60
3.2 - De SS en collaborerend Nederland 60-65
Conclusies 66-69
- 2 - Introductie
“Een paar dagen later zijn we samen naar Den Bosch gegaan en dat aanmelden bij de SS was toen zo gebeurd. Ik ben van februari ’27 en was toen ik in Den Bosch verscheen nog net geen zestien. Bij de keuring stonden een paar officieren en artsen die ons hoofdzakelijk beoordeelden naar ons voorkomen. Het ging er eigenlijk alleen maar om of je recht van lijf en leden was. Zo nauwkeurig waren de keuringen vroeger helemaal niet. Ik heb daar formulieren ingevuld waar ook op- en aanmerkingen van de begeleidende SS-officieren kwamen te staan. Tauglich für die Waffen-SS. Ze vroegen of ik toestemming van mijn ouders had. Ik zei: “Nee.” Ze lachten. “Dat regelen wij wel.” Een maand later kwam de oproep om ons in Den Haag te melden. Ik ben met mijn rieten koffertje naar Chris gegaan, zijn vader had een taxi geregeld die ons naar het station bracht, vanwaar we naar Den Haag vertrokken. Dat was de laatste dag waarop Chris en ik elkaar hebben gezien. Hij had een Indisch uiterlijk en werd daarom niet in de Waffen-SS opgenomen, maar doorgestuurd naar het Nederlandse Legioen. Hij is al gauw gesneuveld. In april ’43 ben ik in Sennheim in de Elzas aangekomen, waar mijn opleiding begon.”1
Het bovenstaande citaat is onderdeel van een gepubliceerd interview van de Nederlandse Jan
Niessen (onder de pseudoniem Sjeng), die zich aanmeldde voor de Waffen-SS.2 Deze
organisatie was de militaire tak van Heinrich Himmlers Schutzstaffel (SS). Officieel was de SS de elitegarde van de Duitse nazipartij (NSDAP), maar in werkelijkheid ontwikkelde zij zich tot
een heuse revolutionaire staat binnen het Duitse Derde Rijk.3 Niessen werd met de SS-runen
op zijn kraag ingezet aan het front in Oost-Europa. Daar woedde van 1941 tot 1945 een grootschalige, sterk ideologische gekleurde en daarmee meedogenloze oorlog tussen
nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie.4 Met Niessen zouden in totaal rond de zeventienduizend andere
Nederlandse Waffen-SS-vrijwilligers aan het Oostfront strijden.5 Er kwamen, ter illustratie,
1 G. Verrips, Mannen die niet Deugden: een oorlogsverleden (Amsterdam 1998) 153-154. 2 George Malet, ‘Oud-SS’er welkom in Nederlands leger’ (versie 27-06-2008),
http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1280977/2008/06/27/Oud-SS-rsquo-er-welkom-in-Nederlands-leger.dhtml (gezien op 13-01-2017): De inhoud van het artikel van Malet, waarin Niessen zijn verhaal doet, is identiek aan het relaas in het boek van Verrips.
3 Bernd Wegner, Hitlers Politische Soldaten: die Waffen-SS 1933-1945. Studien zu Leitbild, Struktur und
Funktion einer nationalsocialistischen Elite (Paderborn 1990) 360-365.
4 Zie hiervoor bijvoorbeeld Christian Hartmann, Operation Barbarossa. Nazi Germany’s War in the East,
1941-1945 (Oxford 2013).
5 Schattingen op basis van gegevens uit Jan Vincx en Victor Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers in Europese
Krijgsdienst, dl. 4, Wiking (Antwerpen 1991) 37; Anneke Visser, ‘Uit de “Moskouse archieven” van het
Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie; spijt, inhaligheid en bittere verwijten’, in: NRC Handelsblad (23-10-1993); Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, dl. 6: Juli ’42 – mei ‘43 (Den Haag 1975) 440-441, 449; N.K.C.A. in ’t Veld, De SS en Nederland: Documenten uit SS-archieven 1935-1945 (Amsterdam 1976) 404-406; Kenneth Estes, ‘A European Anabasis: Western European Volunteers in the
- 3 -
meer oostfrontvrijwilligers uit Nederland dan uit andere bezette West-Europese landen. Ook sneuvelden er meer Nederlandse militairen aan het Oostfront dan tijdens de strijd om Nederland
en bij de bevrijding van West-Europa tezamen omkwamen.6
Het eigenaardige van het specifieke lotgeval van Niessen is wel de timing van zijn aanmelding. De Duitse strijdkrachten hadden in februari 1943 juist een desastreuze nederlaag geleden bij het Russische Stalingrad (thans Volgograd). Voor de meeste mensen was hiermee definitief bevestigd dat de Duitsers geen kans meer hadden om de oorlog te winnen. Bovendien kondigden Duitse bezettingsautoriteiten in Nederland op donderdagavond 4 februari een officiële ‘Stalingrad-rouw’ af. Het was de eerste keer dat zij een nederlaag publiekelijk
toegaven.7 Ondanks het vooruitzicht dat Duitsland de oorlog zou gaan verliezen, was van een
verminderde belangstelling voor de Waffen-SS geen sprake onder de Nederlanders. Tot begin februari 1943 waren rond de 11.500 Nederlanders tot de organisatie toegetreden. Nadien steeg
dat aantal tot ongeveer 23.000.8 Tussen de ‘psychologische’ ommekeer na de Slag bij Stalingrad
en het einde van de oorlog (mei 1945) waren dus nog ongeveer evenzoveel Nederlanders, in principe vrijwillig, toegetreden tot de Waffen-SS als daarvoor. Ongeveer zesduizend van hen zijn aan het Oostfront terechtgekomen. De rest meldde zich bij de exclusief aan het Westfront
ingezette vrijwilligersformatie Landstorm Nederland.9
Zoals uit het bovenstaande blijkt, wordt er in deze scriptie uitgegaan van een algemene psychologische ommekeer na ‘Stalingrad’. Dat de werkelijke ommekeer in de strategische balans zich al geruime tijd eerder voordeed, speelt geen rol van betekenis. Voor de meeste mensen die hem bewust meemaakten, kwam de oorlog pas na Stalingrad in een
fundamenteel andere fase terecht.10 Toch kwamen er in deze fase nog duizenden Nederlanders
German Army and the SS, 1940-1945’ (2003), te raadplegen op
http://www.gutenberg-e.org/esk01/frames/authorframe.html, bij hoofdstuk 6 (‘The Character of Military Collaboration’).
6 Sytze van der Zee, ‘Meer Nederlanders sneuvelden in ‘Feldgrau’ dan in geallieerd kaki’, in: NRC Handelsblad
(07-06-1975); Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, dl. 3: Mei ‘40 (Den Haag 1970) 499: gedurende de meidagen van 1940 verloren bijna 2.200 Nederlandse militairen het leven; Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, dl. 10a: Het laatste jaar (Den Haag1980) 769: bij de Prinses Irene Brigade en de Stoottroepen sneuvelden gezamenlijk iets meer dan driehonderd Nederlanders; Estes, bij hoofdstuk 6: volgens Estes kwamen ongeveer 6.500 oostfrontvrijwilligers uit Noorwegen, 7.000 uit Denemarken, 10.000 uit Vlaanderen, 5.000 uit Wallonië en 10.000 uit Frankrijk; In ’t Veld, De SS en Nederland, 406.
7 De Jong, dl. 6, 610.
8 Perry Pierik, Van Leningrad tot Berlijn: Nederlandse vrijwilligers in de Duitse Waffen-SS (Soesterberg 2006)
68; In ’t veld, 406; Vincx en Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers, dl. 4, 37; Anneke Visser, ‘Uit de Moskouse archieven’.
9 Pierik, 68; Jan Vincx en Victor Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers in Europese Krijgsdienst, dl. 2, Het
Vrijwilligerslegioen Nederland (1990) 101, In ’t Veld, 369, 378, 438, 405: In totaal kwamen ongeveer
zesduizend Nederlanders bij de Landstorm terecht. Zoals in het betoog zal blijken, kwam een deel van hen alsnog aan het Oostfront terecht.
- 4 -
als militair vrijwilliger terecht aan het Oostfront, waar een veel hardere en ook veel wredere
strijd werd gevoerd dan op de andere fronten. Dat was destijds ook in Nederland bekend.11 Het
is daarom op zijn minst merkwaardig dat de SS nog zovele Nederlanders, die niet dienstplichtig waren, voor het Oostfront heeft weten te strikken. Hoe valt dit te verklaren? Speelde de zij in op de veranderde perceptie van de oorlog? Ofwel, in welke mate is in haar mobilisering van Nederlanders discontinuïteit waar te nemen? Het grotere belang van het beantwoorden van een vraag als deze zit in het merkwaardige gegeven dat een verliezende mogendheid buitenlandse militaire vrijwilligers kan mobiliseren. Bovendien is de Nederlandse militaire collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog nog altijd, ondanks de groeiende aandacht van de laatste jaren, een onderbelicht fenomeen. Volgens historicus Cees Kleijn heeft dat vooral te maken met het taboe dat in Nederland heerst: “nergens [is] zo massaal met de Duitsers gecollaboreerd als in Nederland. Nergens zijn procentueel zoveel joden weggehaald als hier. Ook wat betreft het
aantal vrijwilligers in de SS is Nederland koploper.”12 Desondanks is het onderwerp toch
onderdeel van de geschiedenis van het (Nederlandse) foreign fighter fenomeen.13
Bij het zoeken naar een antwoord op de hierboven gestelde vraagstelling zal kritisch moeten worden gekeken naar de verschillende deelaspecten die er inherent aan zijn. In de eerste plaats dient bij de mobilisering van Nederlandse oostfronters voor de slag bij Stalingrad te worden stilgestaan. Zonder hiervan op de hoogte te zijn, kan geen analyse gemaakt worden van de mate van discontinuïteit in de periode hierna. Hoe kreeg de SS tot januari 1943 Nederlanders aan het Oostfront? Wanneer dit behandeld is, kan gekeken worden naar de periode van daarna. Op welke wijzen trachtte de SS vanaf februari 1943 Nederlanders te mobiliseren voor de strijd tegen de Sovjet-Unie? Ten slotte is het van belang dat de ontwikkeling van de (machts)positie van de SS ten opzichte van de andere bezettingsautoriteiten in Nederland, andere Duitse organisaties en instanties die aanspraak maakten op Nederlandse mankracht en Nederlandse collaborerende elementen bij het betoog wordt betrokken. Dit zal dienen als noodzakelijke context bij het onderwerp van deze scriptie. Zo dienden 27.000 Nederlanders als (semi-)militair vrijwilliger in onderdelen buiten de Waffen-SS. Verder kwamen honderdduizenden in Duitsland
terecht om te werken in diens oorlogsindustrie.14 Welke ontwikkelingen deden zich dus op het
gebied van de zogenaamde ‘competentiestrijd’ voor, die van invloed waren op de mobilisering
11 De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden, dl. 6, 444; Hartmann, Barbarossa, 1-3; In ’t Veld, De SS en
Nederland, 372.
12 Cees Kleijn, ‘Na zestig jaar zwijgen’, in: Folia 03 jaargang 59 (16 september 2005) 18-19.
13 Zie hiervoor ook Rebecca Audier, ‘Oorlogsvrijwilligers: van socialisme tot jihad’ (versie 23-06-2014),
http://www.isgeschiedenis.nl/nieuws/oorlogsvrijwilligers-van-socialisme-tot-jihad/ (gezien op 13-01-2017).
- 5 -
van Nederlanders voor het Oostfront? De hoofdstuk- en paragraafindeling correspondeert overigens naar de respectievelijke deelvragen.
Met betrekking tot de Waffen-SS, het ‘vrijwilligersfenomeen’ in het algemeen en specifieker de Nederlandse vrijwilligers is in de decennia na de oorlog veel geschreven. Veel van de vroegste literatuur omtrent de militaire organisatie en de vrijwilligers daarvoor is nogal moreel gekleurd. Aanvankelijk verschenen er vooral apologetische werken van de hand van verbitterde Waffen-SS oud-commandanten, wier organisatie na de oorlog officieel als crimineel was bestempeld. Felix Steiner en Paul Hausser zijn hiervan de belangrijkste voorbeelden. In het kader van de lobbyhulporganisatie (HIAG) voor voormalig Waffen-SS’ers publiceerden zij de belangrijkste werken vanuit de revisionistische hoek. De organisatie had tot doel het imago van de Waffen-SS op te vijzelen en op voet van juridische en economische gelijkheid te komen met veteranen van de reguliere Duitse strijdkrachten. De mythe van een ‘schone’ Wehrmacht, die
zich nauwelijks zou hebben verlaagd tot oorlogsmisdaden, hield in die tijd nog stand.15 Hausser,
destijds leider van de HIAG, publiceerde in 1953 zijn eerste boek waarin de Waffen-SS werd
voorgesteld als de eerste realisering van het ‘Europese idee’.16 De voorstelling van de militaire
organisatie als een nagenoeg feilloos Europees leger vonden bijval in Steiners boek Die Freiwilligen.17 Dit was de eerste studie van het vrijwilligersfenomeen. In zijn boek legt hij veel nadruk op de Waffen-SS als voorloper van de NAVO. Die aanspraak tracht hij onder anderen te legitimeren door het aantal Europese vrijwilligers sterk te overschatten. Zo claimt hij dat er
maar liefst 55.000 Nederlanders in de Waffen-SS hadden gestreden.18 In de nog steeds
uitgegeven periodiek van HIAG (als organisatie verboden in 1992), Der Freiwillige, is altijd langs de door Steiner en Hausser uitgezette lijnen gepropageerd.
De meeste professionele historici hebben vaak maar deels aandacht voor de niet-Duitse vrijwilligers voor de Waffen-SS. Werkelijk diepgaande analyses van de verschillende betrokken (bezette) landen en de bepaalde aspecten en thema’s van het vrijwilligersfenomeen zijn daardoor schaars. Een goed voorbeeld hiervan is de eerste serieuze studie van de SS, die in
1956 werd gepubliceerd door Gerald Reitlinger.19 Zijn werk werd door de jaren meermaals
gecomplementeerd en verbeterd door publicaties van Robert Koehl, Heinz Höhne en Bernd
15 Binkowski, Rafael en Klaus Wiegrefe, ‘The Brown Bluff: How Waffen SS Veterans Exploited Postwar
Politics’ Der Spiegel (versie 21-10-2011),
http://web.archive.org/web/20151201005121/http://www.spiegel.de/international/germany/the-brown-bluff-how-waffen-ss-veterans-exploited-postwar-politics-a-792984.html (gezien op 13-01-2017).
16 Paul Hausser, Waffen-SS im Einsatz (Göttingen 1953).
17 Felix Steiner, Die Freiwilligen: Idee und Opfergang (Göttingen 1958). 18 Ibid., 373.
- 6 -
Wegner.20 Ook het klassieke standaardwerk The Waffen-SS van Georg H. Stein valt binnen de
categorie ‘alomvattend’.21 In zijn studie besteedt hij een enkel hoofdstuk aan het
vrijwilligersfenomeen, waarbij hij deels steunt op Steiners bevindingen. Desondanks ontkracht
Stein diens apologetische argumenten nadrukkelijk.22 Recentelijk is de status van
standaardwerk overgenomen door werk van de Claus Bundgård Christensen (e.a.).23 Ook in dit
werk wordt een hoofdstuk gewijd aan de buitenlandse vrijwilligers waarin de analyse van Stein min of meer gecomplementeerd wordt. Desondanks verschaft het hoofdstuk interessante nieuwe details met betrekking tot de Nederlandse vrijwilligers.
De eerste serieuze studie van militaire collaboratie in, onder anderen, Nederland kwam in 1966 van Egon Alois Bertetzko. In zijn dissertatie Military Collaboration in the Germanic Countries heeft hij aandacht voor alle aspecten omtrent het vrijwilligersfenomeen,
waardoor het geheel wel wat oppervlakkig aandoet.24 Bovendien baseert hij zijn conclusies op
nogal gebrekkige gegevens. Zes jaar later verscheen The Patriotic Traitors van David Littlejohn
voor het eerst.25 In dit boek zet hij alle mogelijke Duitse organisaties uiteen die vrijwilligers
opnamen uiteen en behandeld hij alle collaborerende organisaties. Littlejohn verschaft enkele nieuwe interessante inzichten en voornamelijk veel details, waardoor zijn werk nog steeds van belang is. In 1981 bracht hij verder het boek Foreign Legions of the Reich uit, dat een meer
encyclopedisch karakter heeft.26 Medio jaren tachtig verscheen An deutscher Seite van Hans
Werner Neulen. Hierin wordt de militaire collaboratie van Europese volken met nazi-Duitsland
uiteengezet.27 Ondanks dat ook hij veel interessante details geeft, is Neulens documentatie erg
beperkt. De enige andere studie betreffende het vrijwilligersfenomeen kwam pas in 2003 van
de hand van de Kenneth Estes.28 Hoewel hij een interessante comparatieve analyse doet (vanuit
eenzelfde politiek-militair perspectief geeft die in deze scriptie gehanteerd wordt), neemt Estes toch teveel hooi op zijn vork door in zijn vrij bondige dissertatie de casussen van zeven
20 Robert Koehl, The Black Corps (Madison 1983); Heinz Het Zwarte Korps onder de Doodskop: geschiedenis
van de SS (Baarn 1967).
21 Georg H. Stein, The Waffen-SS: Hitler’s Elite Guard at War, 1939-1945 (New York 1966). 22 Stein, 137.
23 Claus Bundgård Christensen, Niels Bo Poulsen en Peter Scharff Smith, De Waffen-SS: het Europese leger van
de nazi’s (Kopenhagen 2016).
24 Egon Alois Bertetzko, Military Collaboration in the Germanic Countries (dissertatie University of California
1966).
25 David Littlejohn, The Patriotic Traitors. A History of Collaboration in German Occupied Europe, 1940-1945
(Londen 1972).
26 David Littlejohn, Foreign Legions of the Third Reich. Vol. 2: Belgium, Great Britain, Holland, Italy and Spain
(San Jose 1987).
27 Hans Werner Neulen, An deutscher Seite: internationale Freiwillige von Wehrmacht und Waffen-SS (München
1985).
28 Kenneth Estes, ‘A European Anabasis: Western European Volunteers in the German Army and the SS,
- 7 -
verschillende landen te behandelen. Hierdoor en door de brede analyse die hij maakt (inclusief motivaties en sociale achtergronden), is op zijn werk hetzelfde aan te merken als bij Bertetzko. De Nederlandse casus krijgt verder van Estes weinig aandacht. Wat echter interessant aan zijn analyse is, is zijn bewering dat er een transformatie optrad in het vrijwilligersfenomeen. Vanaf begin 1943 bestond er bij de SS volgens Estes niet langer een dichotomie tussen ideologische waarden en militaire behoeften. Deze aspecten zouden min of meer in balans zijn komen te staan.29
De studies die de focus leggen op de Nederlandse casus komen vrijwel uitsluitend van Nederlandse historici. Een belangrijke uitzondering is het artikel ‘Waffen-SS Recruitment
in the ‘Germanic Lands’ van Mark P. Gingerich.30 Helaas beperkt zijn betoog zich tot de periode
voor de inval van de Sovjet-Unie door Duitsland waardoor het artikel maar deels van nut is voor deze scriptie. Van Nederlandse hand verscheen de eerste studie al in 1948 van de hand
van psycholoog A.F.G. van Hoesel.31 Hierin tracht hij te verklaren wat jongeren bewogen heeft
zich aan te melden voor de Duitse strijdkrachten. Helaas maakt van Hoesel geen onderscheid tussen oostfronters en zij die in Nederland bleven en is de analyse geheel gebaseerd op 432 kandidaten. Bovendien waren die nog zeer jong en hadden zij lang niet allemaal bij de Waffen-SS of zelfs maar bij een volledig militair onderdeel gezeten. Van een vergelijkbaar allure als Van Hoesels studie is De Politieke Delinquent van A.L.C. Palies, die eveneens in 1948 verscheen. Andere relevante werken verschenen pas jaren later. Zo verscheen in 1967 De SS’ers van Hans en Armando Sleutelaar, waarin de lotgevallen van zeven Nederlandse
Waffen-SS-veteranen zijn opgetekend.32 Voor deze scriptie zullen publicaties van deze aard van minder
belang zijn. De boeken zijn vaak pas vele jaren na de oorlog verschenen, waardoor de interviews in bepaalde mate onbetrouwbaar zijn geworden. Bovendien verschaffen zij vaak weinig inzicht op het politiek-militaire perspectief dat hier centraal staat. Desondanks reflecteren de relazen de beleidsvoering van bovenaf, waardoor zij toch bruikbaar zijn.
Uiteraard mag het gezaghebbende werk aangaande het Koninkrijk der Nederlanden
tijdens de Tweede Wereldoorlog van Loe de Jong in deze scriptie niet ontbreken.33 Ondanks de
‘volks-opvoedende’ insteek, waardoor het geheel wat moraliserend aandoet, geeft hij werkelijk een schat aan goed gedocumenteerde informatie, inclusief omtrent de oostfrontvrijwilligers.
29 Ibid., hoofdstuk 4 (‘Transformation’) en 6 (‘The Character of Military Collaboration’).
30 Mark P. Gingerich, ‘Waffen-SS Recruitment in the ‘’Germanic lands’’, 1940-1941’, in: The Historian vol. 59,
no. 4 (1997) 815-830.
31 A.F.G. van Hoesel, De Jeugd die Wij Vreesden: bijdrage tot de psychologie en paedagogiek der jeugdige
politieke delinquenten (Utrecht 1948).
32 Hans en Armando Sleutelaar, De SS’ers (Amsterdam 1967).
- 8 -
Ook interessant is het sinds 1975 meermaals herziende boek Voor Führer, Volk en Vaderland
van Sytze van der Zee.34 In dit werk zet hij de ontwikkeling van de SS en diens militaire branche
in Nederland uiteen. In het kader van deze scriptie doet hij tevens een belangrijke observatie: bij de mobilisering van Nederlandse oostfronters bleef het ideologische aspect bij de SS tot zeer
laat in de oorlog de militaire belangen overschaduwen.35 Helaas ontbreekt het boek het veelal
aan de nodige documentatie. Nanno in ’t Veld, auteur van het naslagwerk De SS en Nederland, stelt juist dat militaire belangen de politiek-ideologische gingen overschaduwen na Stalingrad. In de wervingspolitiek zou echter niets veranderd zijn. Deze werd hooguit met ‘wisselende
nuances’ gevoerd.36 Het lijkt echter zeer sterk dat de SS na Stalingrad geen noemenswaardige
wijzigingen in de mobilisering van Nederlanders aanbracht en toch nog evenzoveel van hen wist te over te halen zich te melden als daarvoor. Het werk van In ’t Veld is verder erg interessant omdat daarin alle facetten van de SS-organisatie zelf en diens verbintenissen met Nederland uiteen worden gezet. Bovendien bevat het honderden bronnenpublicaties. Maar ondanks de omvang mist het geheel, door diens alomvattende karakter, af en toe wel diepgravende analyses op bepaalde thema’s. Desalniettemin mag In ’t Velds werk, ondanks dat het al in 1976 werd uitgegeven, nog altijd als het standaardwerk van de SS en diens betrekkingen met Nederland beschouwd worden.
Toen na de val van de Sovjet-Unie de archieven in Oost-Europa vrijgegeven werden, kwamen meer nieuwe details vrij over Nederlanders in de Waffen-SS. Jan Vincx en Victor Schotanius publiceerden als eersten zoveel mogelijk bronmateriaal in hun vierdelige
boekenserie Nederlandse Vrijwilligers in Europese Krijgsdienst.37 Helaas lieten zij het hier
grotendeels bij. De toelichtingen die de twee wel doen zijn hebben veelal een apologetisch karakter, wat niet verwonderlijk is gezien Vincx een oostfrontveteraan is. De eerste serieuze analyse van het vrijgekomen bronmateriaal werd in 1993 gedaan door journaliste Anneke
Visser.38 Zij gaat vooral in op de verzorging van de Nederlandse vrijwilligers en hun families
door de SS. Kort na Vissers artikel verscheen Van Leningrad tot Berlijn van Perry Pierik voor het eerst. Hierin zet hij hoofdzakelijk de militaire inzet van de ‘Nederlandse’ eenheid aan het
Oostfront uiteen op basis van het vrijgekomen archiefmateriaal.39 Voorts deed Edwin Meinsma
34 Sytze van der Zee, Voor Führer, Volk en Vaderland. De SS in Nederland (Hilversum 2008). 35 N.K.C.A. in ’t Veld, De SS en Nederland: Documenten uit SS-archieven 1935-1945, twee volumes
(Amsterdam 1976), Van der Zee, 233-234.
36 In ’t Veld, 229, 256, 312.
37 Jan Vincx en Victor Schotanius, Nederlandse vrijwilligers in Europese krijgsdienst 1940-1945, vier delen
(Antwerpen 1989-1991).
38 Visser, ‘Uit de Moskouse archieven’.
39 Perry Pierik, Van Leningrad tot Berlijn. Nederlandse Vrijwilligers In Dienst Van De Duitse Waffen-SS
- 9 -
in 2000 als enige exclusief onderzoek naar het Nederlandse oostfrontvrijwilligersfenomeen. Het zeventig pagina’s tellende betoog van zijn doctoraalscriptie behandelt echter de hele politieke
en militaire geschiedenis hieromtrent.40 Meinsma’s analyse is daarom wat weinig diepgravend.
Wat echter interessant is aan zijn werk is zijn bewering dat er zich een wende in de wervingspolitiek van oostfronters voordeed. De militaire noodzaak zouden volgens Meinsma
de ideologische aspecten compleet verdrongen hebben na Stalingrad.41 In 2011 verscheen
Jongens van Nederland van Evertjan van Roekel.42 Deze studie focust echter vooral op de betrokkenheid van Nederlandse SS’ers bij oorlogsmisdaden. Van groter belang is het werk Kriegsberichter van Gerard Groeneveld.43 Daarin staan de Nederlandse SS-oorlogsjournalisten die vanaf de fronten verslag deden voor het Nederlandse publiek centraal.
De bovenstaande werken hebben vooral betrekking tot de eerste twee hoofdstukken van deze scriptie. Daarbij moet overigens nog worden vermeld dat naast literatuur ook propagandamateriaal en contemporaine krantenartikelen van belang zullen zijn in de analyse die daarin wordt gemaakt. Het laatste hoofdstuk is voor een belangrijk deel gebaseerd op de literatuur die in de eerste twee hoofdstukken wordt gebruikt. In dit hoofdstuk wordt de positie van de SS in bezet Nederland besproken. Die zal op twee manieren ‘gemeten’ worden. Ten eerste zal een afweging gemaakt worden met andere Duitse instituten en organisaties die in verband kunnen worden gebracht met het mobiliseren van Nederlandse mankracht. Vervolgens zal de positie van de SS ten opzichte van de collaborerende elementen worden besproken. Bij deze twee deelonderwerpen zullen ook vooral werken worden aangehaald die meer op de competentiestrijd gericht zijn. Van bijzonder belang hierbij is Duitse Daders, waarin veel
aandacht is voor de Duitse bezettingsautoriteiten in Nederland, van Frits Boterman.44 Voor
interessante inzichten op meer specifieke rivaliserende partijen, organisaties en instanties wordt in deze scriptie onder anderen gebruik gemaakt van werken als De Arbeidsinzet van B.A. Sijes, Ook Gij behoort bij Ons van Alex Dekker en Mussert en zijn Conflict met de SS van Emerson Vermaat.45
In de onderstaande analyse zullen zowel chronologische als thematische
40 Edwin Meinsma, ‘Nederlanders in de Waffen-SS: de politieke en militaire geschiedenis van de Nederlandse
Waffen-SS vrijwilligers aan het Oostfront (1941-1945), doctoraalscriptie voor de Rijksuniversiteit van Groningen (2000).
41 Ibid., 50-52.
42 Evertjan Van Roekel, Jongens van Nederland: Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS (Houten 2011). 43 Gerard Groeneveld, Kriegsberichter. Nederlandse SS-Oorlogsverslaggevers 1941-1945 (Nijmegen/Haarlem
2004).
44 Frits Boterman, Duitse Daders: Nederland onder de Duitse bezetting (1940-1945) (Amsterdam 2015). 45 B.A. Sijes, De Arbeidsinzet: de gedwongen arbeid van Nederlanders in Duitsland, 1940-1945 (Den Haag
1990); Alex Dekker, Ook Gij behoort bij Ons: het NSKK in de Lage Landen (Meppel 2013); Emerson Vermaat,
- 10 -
benaderingswijzen worden gebruikt. Zo worden afzonderlijke aspecten als
wervingspropaganda, beleidsvoering door de SS, rekruteringsmethodiek, behandeling van de vrijwilligers en verscheidene concurrerende organen op chronologische wijze besproken in de opvolgende hoofdstukken. Op deze wijze wordt respectievelijk het chronologisch narratief gecombineerd met de overkoepelende thema’s. Wanneer de nadruk teveel op het chronologische zou komen te liggen, is het risico aanwezig dat het overzicht voor de lezer verloren kan gaan. Als daarentegen exclusief gebruik gemaakt wordt van een thematische benadering, is het risico van overlapping en daardoor verminderd ‘leesplezier’ groter. Daarom worden in deze scriptie afgebakende thema’s gecombineerd met het chronologisch narratief. Hopelijk ontstaat als gevolg een duidelijk begrip over de mate van discontinuïteit in de aspecten rondom mobilisering van Nederlandse oostfrontvrijwilligers na Stalingrad.
- 11 -
Hoofdstuk 1 – De mobilisering van Nederlandse oostfrontvrijwilligers voor Stalingrad
1.1 – Voor de inval van de Sovjet-Unie
Al enige tijd voor de oorlog uitbrak, nam de Waffen-SS niet-Duitse vrijwilligers op in haar gelederen. Dit was het gevolg van een mentaliteitsverschuiving binnen het SS-leiderschap, die zich parallel aan de Duitse territoriale expansies van 1938 had voorgedaan. De annexaties waren voor haar het bewijs dat het nazi-ideaal van een Germaans Imperium realiseerbaar was. Daar de SS zichzelf profileerde als de radicale, raciale en elitaire voorhoede van het nazisme, zag zij zich geroepen om de Duitse nazipartij tot een internationale beweging om te vormen. Dit zou de overgang van het oude Duitsland tot een nazi-imperium, met de SS in de kern, mogelijk maken. De niet-Duitse Germaanse vrijwilligers waren volgens de SS cruciaal in dit overgangsproces. Zij moesten als elite het Germaanse gedachtegoed in hun landen dissemineren en die daarmee rijp maken voor incorporatie in het toekomstig imperium. Bovendien verschaften de Germaanse vrijwilligers de aanspraak van de SS op een Germaans Imperium de
nodige legitimatie.46 Ook Nederlanders behoorden volgens de raciale hiërarchie van de nazi’s
tot de categorie ‘Germaan’. Zij deden daarin nauwelijks onder voor de Duitsers en etnische
Duitsers.47 De SS wilde daarom ook Nederlanders opnemen in haar gewapende branche.
Ondanks de mentaliteitsverschuiving was de werkelijke rekrutering verwaarloosbaar in de fase van voor de bezetting. Van de 124.199 mannen die in mei 1940 in de Waffen-SS dienden, waren
slechts 112 buitenlands. Slechts enkelen daarvan hadden de Nederlandse nationaliteit.48 De lage
rekruteringsresultaten zijn te wijten aan het ontbreken van gecoördineerde wervingscampagnes. De opname van Germaanse vrijwilligers was in deze periode volgens Stein nog vooral een
persoonlijke passie van Himmler.49
De mentaliteitsverschuiving binnen de SS-leiding van het sterk nationalistische Deutschtum naar het internationalistische Germanendom kwam pas werkelijk tot uitdrukking met de bezetting van de ‘Germaanse’ landen Denemarken, Noorwegen, Nederland en Vlaanderen (april-mei 1940). De verovering van die landen werd door de SS-leiding opgevat als de bevestiging van het raciale en historisch lot der Germanen. Het was nu praktisch mogelijk haar ideaal te realiseren. Dat de SS vanwege mankrachttekorten in deze fase intensiever Germaanse vrijwilligers is gaan rekruteren, zoals Reitlinger, Höhne en Stein beargumenteren,
46 Gingerich, ‘Waffen-SS Recruitment’, 816-817; David Mazower, Hitler’s Empire. Nazi Rule in Occupied
Europe (Londen 2008), 202.
47 R. Hilberg, De Vernietiging van de Europese Joden, Deel III (2008) 1229-1238.
48 Kurt G. Klietmann, Die Waffen-SS: eine Dokumentation (Osnabrück 1965) 501; Gingerich, 818. 49 Stein, The Waffen-SS, 143.
- 12 -
wijzen Gingerich en In ’t Veld terecht van de hand. Frankrijk capituleerde al snel na de Germaanse landen en de verwachting van veel hooggeplaatste Duitse leiders was dat Groot-Brittannië ook snel vrede zou willen sluiten. Bovendien was de werving voor de geplande oorlog tegen de Sovjet-Unie ook nog niet begonnen, hoewel Himmler midden 1940 op de hoogte moet zijn geweest van Hitlers plan om het communistische land binnen te vallen. Maar gezien het feit dat eind juli van dat jaar delen van de Waffen-SS gedemobiliseerd werden en Himmler pas ruim een half jaar later pas haast maakte met de uitbreiding ervan, kan de opname van Germaanse vrijwilligers niet gezien worden in het licht van mankrachttekorten. De motivering voor het rekruteren van Nederlanders was tot begin 1941 dan ook puur
politiek-ideologisch.50 Zoals in het laatste hoofdstuk besproken zal worden, speelde de concurrentie met
de Wehrmacht en delen van het bezettingsapparaat ook een grote rol. Het machtsmotief was daarmee “(…) onontwarbaar vermengd met ‘idealistische’ overwegingen in de sfeer van noords
ras en blond Germanendom”, zoals In ’t Veld het verwoord.51
Dat de SS direct een dominerende positie in Nederland wilde innemen, blijkt wel uit de correspondentie tussen Gottlob Berger, hoofdverantwoordelijke voor de Waffen-SS-rekrutering, en Himmler. Al op de dag dat de Duitse bezetting aanving, stelde Berger voor om
een wervingscampagne op te zetten.52 Daarop besloot Himmler Nederland te bezoeken. Onder
de indruk geraakt van het land en de mensen beval hij op 25 mei tot de instelling van een wervingsbureau in Den Haag. Pas twee dagen later kwam de toestemming van Hitler tot oprichting van een regiment speciaal voor Nederlandse (en Vlaamse) vrijwilligers. De eenheid
kreeg van hem de naam Westland.53 Hitler ging echter alleen akkoord met Himmlers verzoek
om grotere aantallen Nederlanders te rekruteren omdat hij daar politiek gewin in zag. De Waffen-SS moest van hem primair een elitaire en politiek betrouwbare macht blijven. Het
opnemen van teveel buitenlanders zou deze eigenschappen in gevaar brengen.54 Himmler wilde
echter zo snel mogelijk zoveel mogelijk Nederlanders opnemen, zoals blijkt uit het feit dat hij al voor Hitlers toestemming tot oprichting van een wervingsapparaat in Nederland had bevolen. Na enig overwegen, vaardigde Himmler de officiële rekruteringsrichtlijnen voor het bemannen van Westland op 24 juni uit. Zoals hij het zag, zou de rekrutering van Nederlanders op drie manieren kunnen geschieden. Zo konden leden van de grootste Nederlandse nazipartij
50 In ’t Veld, De SS en Nederland, 229; Gingerich, ‘Waffen-SS Recruitment’, 815-816. 51 In ’t Veld, 230.
52 Berger aan Himmler, 15-05-1940, document nr. 18, in: In ’t Veld, De SS en Nederland: Documenten uit
SS-archieven 1935-1945, vol. I (Amsterdam 1976). (hieronder worden documenten hieruit steeds met ‘nr.’
aangeduid)
53 Gingerich, 824; Notities van Himmler van 25-05-1940 en 27-05-1940, respectievelijk nrs. 25 en 26. 54 Gingerich, 818; Van Roekel, Jongens van Nederland, 49.
- 13 -
(NSB) worden ingeschakeld om medeleden te werven. Daarnaast was er de mogelijkheid om in Nederland woonachtige Duitsers in te schakelen om jonge niet-NSB’ers van tussen de zeventien en negentien jaar te werven. Ten slotte waren de Nederlanders die in Duitsland werkten een potentiële doelgroep. Himmler uitte een sterke voorkeur voor de tweede optie. De vrij kleine NSB, die op dat moment 27.000 leden telde (de totale Nederlandse bevolking was 9 miljoen), was nodig voor de bekering van het Nederlandse volk tot het nationaalsocialisme. Daarnaast dacht Himmler dat het rekruteren van veel Nederlandse arbeiders in Duitsland de indruk van ronselen zou wekken. Dat zou de Waffen-SS in diskrediet brengen. Door te rekruteren uit alle sociale klassen hoopte hij dat de SS-ideologie het beste onder de
Nederlanders zou worden gedissemineerd.55 Wat opvalt is dat hij niks vermeldde over de
manieren waarop diende te worden gerekruteerd. Daarin werden de verantwoordelijken blijkbaar vrijgelaten.
De werving was al enige tijd voor de uitvaardiging van de rekruteringsrichtlijnen aan de gang. Vanwege het gebrek aan die richtlijnen, het feit dat het wervingsbureau pas vanaf 1 juli operationeel was en de grote druk die op de verantwoordelijken voor de werving stond, werd deze gekenmerkt door ongecoördineerde improvisatie. Er was haast geboden maar er was nog geen beleid. Vele jonge Nederlandse mannen werden als gevolg middels allerlei valse voorwendselen verleid zich te melden door de zwaar gepreste rekruteringsagenten. Dit leidde in veel gevallen tot ernstige misverstanden. Niet-NSB’ers werden vaak een sport- of politieopleiding voorgesteld en de NSB’ers meestal een politieke cursus. Waarschijnlijk omdat er nog meer dan 400.000 verveelde werklozen in Nederland waren, werden verder vaak hoge
salarissen en een groot avontuur door de wervingsagenten beloofd.56
Toen het wervingsbureau operationeel werd en de rekruteringsrichtlijnen waren uitgevaardigd, trad er enige verbetering op in de werving. Er werd geïnvesteerd in propaganda, officiële dienstnemingsformulieren en de coördinatie verbeterde aanzienlijk. Desondanks bleef de Waffen-SS tot zeker begin 1941 onbekend bij het grote publiek. Dat blijkt bijvoorbeeld uit
een contemporain krantenartikel.57 Ook bleef de misleiding door het ontbreken van
voorgeschreven rekruteringsmethoden voortduren waardoor misverstanden zich veelvuldig
55 Notitie van Himmler, 24-06-1940, nr. 36; voor aantallen NSB-leden zie De Jong, Het Koninkrijk der
Nederlanden, dl. 6, 382.
56 Gingerich, ‘Waffen-SS Recruitment’, 823-824; In ’t Veld, De SS en Nederland, 313-314; voor de aantallen
werklozen zie Sijes, De Arbeidsinzet, 627 en Boterman, Duitse Daders, 394; vrijwilliger George Duiker en zijn twee broers werden bijvoorbeeld een sportopleiding voorgeschoteld en kwamen direct in de Waffen-SS terecht, in: Yvo Janssens, George Duiker. Biografie van een Nederlandse Waffen-SS Officier (Zoetermeer 2011) 4; De Prins der Geïllustreerde Bladen van 16-11-1940.
- 14 -
bleven voordoen. Het was zelfs zo erg dat fervente Nederlandse SS-gezinde nazi’s stevige kritiek hadden op de wervingsmethoden. Het euvel zat hem vooral in de door Himmler opgevoerde druk. Hij gaf bij de uitvaardiging van de rekruteringsrichtlijnen voor het nieuwe regiment (normaliter twee- à drieduizend man) te kennen dat deze tegen eind juli gevuld moest zijn. Eind juni waren echter nog maar 382, in veel gevallen zeer ontevreden, Nederlanders
gerekruteerd.58 Dat Himmlers plan overambitieus was, blijkt uit het gegeven dat tot 11
september slechts 1.200 Nederlanders waren gerekruteerd. In totaal waren toen al wel 2.448
vrijwilligers gekeurd.59 Ondanks de grote tijdsdruk bleven de strenge fysieke en raciale
keuringseisen blijkbaar gehandhaafd, wat ook uitdrukkelijk verlangd werd door Himmler. Overigens had de helft van de gerekruteerde vrijwilligers ontevreden de opleidingskazerne bij München alweer verlaten. in een poging haar imago te handhaven liet de SS in deze fase
gewoon toe dat ontevreden en onbruikbare Nederlanders uit de Waffen-SS stapten.60
Desondanks was het verloop van de vrijwilligers natuurlijk niet gewenst. Daartoe liet de SS dienstcontracten opstellen. Afhankelijk van de lengte van dienstneming werden vergoedingen vastgelegd. Bij tekening van een halfjarig contract had de vrijwilliger recht op arbeidsbemiddeling en tegenover het tweejarig contract stond het Duitse staatsburgerschap. Wanneer de vrijwilliger voor vier jaar tekende kon hij aanspraak maken op een goede baan bij de politie, een andere diensttak binnen de Waffen-SS of een boerderij in de ‘groot-Duitse levensruimte.’ Verder was het zo dat iedere vrijwilliger wel begon als gewoon soldaat maar na een volledig dienstjaar in aanmerking kon komen voor een (onder)officiersopleiding of specialistische opleiding (bijvoorbeeld artillerist). Bovendien werd de vrijwilligers beloofd dat
zij het Nederlanderschap niet zouden verliezen.61 De Waffen-SS presenteerde zich namelijk niet
als een nationaal leger maar meer als een soort vreemdelingenlegioen. Met het stigma van landverraad werd dan ook korte metten gemaakt. Zo was de Waffen-SS “(…) een keurkorps, dat later, als dit noodig mocht zijn, ingezet kan worden voor hun eigen land” en de vrijwilligers zouden “(…) kerels geworden [zijn], flinke geharde kunners en kenners, die hun volk willen
dienen en waarop hun volk dan ook trotsch zal zijn.”62
Het moge duidelijk zijn dat de wervingspropaganda van voor de Duitse inval van Rusland toekomstgericht was. Er werd geen antipropaganda gemaakt. De SS was op de hoogte
58 Notitie van Himmler, 24-06-1940, nr. 36; Gingerich, ‘Waffen-SS Recruitment’, 824; Van der Zee, Voor
Führer, Volk en Vaderland, 143-145 (2008).
59 In ’t Veld, De SS en Nederland, 316-317. 60 Ibid., 317.
61 Ibid., 320, 332; Klietmann, Die Waffen-SS, 421, 424. 62 Het Nationale Dagblad van 21-10-1940.
- 15 -
dat de meeste Nederlanders de Britten als bondgenoten zagen en Duitsland stond nog op
vriendelijke voet met de Sovjet-Unie.63 De propaganda was daarom vrijwel exclusief ‘positief’
van aard. Naast de verzekering van een persoonlijke toekomst werd hierin ook geïmpliceerd
dat de toekomst van het vaderland binnen de Nieuwe Orde gebaat zou zijn.64 Wanneer men zich
aanmeldde bij de Waffen-SS zou men de oude glorie van dat vaderland weer herstellen: “na eeuwen van verslapping herneemt het Geuzenbloed zijn rechten!”, aldus het Nationale
Dagblad.65 Uit een in de pers gepubliceerde brief van een Nederlandse vrijwilliger blijkt ook
dat offers vereist werden bij aanpassing aan de zogenaamde ‘Nieuwe Orde’. De dienst bij de Waffen-SS was zwaar maar “(…) als je daar eenmaal aan gewend bent, wil [je] zelf niet meer
anders.”66 In een bericht van het ANP wordt de zware dienst bevestigd. Daartegenover wordt
hierin ook veel nadruk gelegd op de genoemde beloningen en de niet-militaire activiteiten, zoals
uitjes en het beoefenen van sport.67
Het eigenaardige van het ANP-bericht is dat hierin ook vermeld wordt dat de verhouding tussen de vrijwilligers en de Duitse instructeurs goed was. Dit kon niet verder van de waarheid staan. Veel van de Nederlandse vrijwilligers konden zich maar moeilijk konden aanpassen aan de SS-sfeer. Zij waren niet gewend aan de disciplinaire (militaire) cultuur van (nazi-)Duitsland, die vooral bij de Waffen-SS tot uitdrukking kwam. De instructeurs leken er alles aan te doen om het leven van de Nederlandse vrijwilligers zo onaangenaam mogelijk te maken. Het opleiden van buitenlanders werd door hen als een verlaging van hun status gezien. In de ogen van de opleiders konden alleen Duitsers volwaardige soldaten zijn. Dat is niet geheel onbegrijpelijk. De Duitse Waffen-SS’er was al jarenlang voorgehouden dat Deutschtum, een concept dat al langer in de Duitse mentaliteit geworteld was, het allerhoogste was. Pas vanaf 1940 trachtte Himmler actief zijn gehele organisatie van het idee te doordringen dat het Germanendom meer omvatte dan alleen het Duitse volk. Veel Duitse SS-militairen zagen daarom alleen Duitsers nog als volwaardige mensen. Bovendien waren veel van de Nederlanders die zij opleidden maatschappelijke buitenbeentjes in hun eigen land, liberaler ingesteld dan de gemiddelde Duitser en kenden zij vaak de Duitse taal niet. Er waren zelfs voormalig gedetineerde
63 Robin te Slaa, ‘Mussert of Moskou: reacties op Operatie Barbarossa’, in: Historisch Nieuwsblad no. 9
(september 2016) 51; In ’t Veld, De SS en Nederland, 334, 344.
64 NIOD, ‘De Waffen-SS roept u. Beschermd ook Gij uw Vaderland?’ (1940), te raadplegen op
http://www.geheugenvannederland.nl/nl/geheugen/view/de%20waffen%20ss%20roept%20beschermt%20ook% 20%20waffenss?coll=ngvn&maxperpage=36&page=1&query=waffen+ss&identifier=NIOD01%3A49596
(gezien op 13-01-2017).
65 Het Nationale Dagblad van 21-10-1940. 66 Leeuwarder Nieuwsblad van 16-08-1940. 67 Nieuw Tilburgse Courant van 04-11-1940.
- 16 -
geesteszieken bij. Dit alles was voor veel instructeurs een bevestiging van hun zienswijze.68
Zodoende was de combinatie van bedrog, cultuurshock, taalbarrière en vooral de volledig tactloze wijze waarop de meeste instructieofficieren zich gedroegen voor vele vrijwilligers te veel. Naast dat velen vertrokken kwamen ook zelfmoorden voor. De onvrede onder de vrijwilligers heeft ongetwijfeld de werving beïnvloed, zoals een gepubliceerde brief van een vrijwilliger impliceert: “dan wil ik nog wat zeggen, er zijn er veel, voor wie de dienst te zwaar is en die teruggegaan of die bij de tweede keuring afgekeurd zijn. Die vertellen natuurlijk in
Holland heel andere dingen dan de waarheid.”69
De misstanden bij de werving en de opleiding zorgden ervoor dat de wervingsresultaten tussen augustus en december steeds verder terugvielen. Bovendien kwam het veelvuldig voor dat vrijwilligers een ontslag konden regelen of na verloop van hun halfjarig contract naar huis terugkeerden. Zo verlieten op een bepaald moment aan het einde van 1940 meer dan honderd
Nederlandse vrijwilligers de Waffen-SS.70 Juist rond deze periode had Himmler van Hitler
toestemming gekregen een divisie uit te bouwen die grotendeels mocht bestaan uit Germaanse vrijwilligers. Deze divisie, Wiking genaamd, zou het Westland-regiment opnemen en moest voor 1 mei 1941 gereed zijn om deel te kunnen nemen aan de invasie van de Sovjet-Unie. Himmler zag in de militaire eenheid een kans om de leidende rol van de SS in ‘Germaanse zaken’, die zij op 24 september 1940 in een partijbevel van de nazipartij toebedeeld had
gekregen, te legitimeren en te verzekeren.71 Maar om genoeg Germaanse vrijwilligers te
overtuigen dienst te nemen bij de Waffen-SS moesten de misstanden snel worden aangepakt. Allereerst zocht de SS naar manieren om de gewonnen vrijwilligers te behouden en daarmee de imagoschade van de Waffen-SS te beperken. Na een succesvol experiment met een aparte opleiding van 132 vrijwilligers in december 1940 werd een nieuw opleidingsinstituut ingericht in de Elzas. Vanaf januari 1941 werden bij Sennheim de vrijwilligers een aantal weken voorbereid op de militaire opleiding die daarna zou volgen. Die voorbereiding bestond hoofdzakelijk uit taalinstructie, opbouwende fysieke training en ideologische indoctrinatie. Er was ook veel aandacht voor teamsport, waardoor men hoopte een kameraadschappelijke en disciplinaire sfeer te creëren. Het Duitse personeel werd vanuit de SS-leiding duidelijk gemaakt
68 In ’t Veld, De SS en Nederland, 311, 315-316, 349, 355; Gingerich, ‘Waffen-SS Recruitment’, 826-827; Van
Roekel, Jongens van Nederland, 50; Van der Zee, Voor Führer, Volk en Vaderland 144-145; A.L.C. Palies: De
politieke delinquent (Utrecht 1948) 13; Peter Strassner, Europäische freiwillige die 5. SS-Panzerdivision Wiking
(Osnabrück 1977) 28.
69 Provinciale Drentsche en Asser courant van 26-07-1940; In ’t Veld, De SS en Nederland, 315. 70 Gingerich, 826.
- 17 -
dat inleving op en begrip voor de mentaliteit van de Nederlanders cruciaal was.72 De
commandant van Wiking, de reeds geïntroduceerde Steiner, spande zich verder persoonlijk in om het leven van de vrijwilligers in de militaire opleidingskazerne aangenamer te maken. Door
deze ingrepen verbeterde de sfeer aanzienlijk.73
Naast hervormingen in de behandeling van de Nederlandse vrijwilligers werden de rekruteringsrichtlijnen begin 1941 verbreed. De leeftijdsgrens werd verhoogd van 22 naar veertig, hoewel iedereen boven de dertig jaar niet zonder Himmlers speciale toestemming mocht worden toegelaten. Omdat velen in deze doelgroep getrouwd waren, mochten gehuwde
mannen nu ook worden geworven.74 Het accent op de werving van NSB’ers, inclusief de
daaronder vallende Nederlandse SS (opgericht in september 1940), werd verder op hetzelfde niveau geplaatst als die van niet-NSB’ers. Als gevolg hiervan rekruteerde de SS vanaf begin 1941 uit een nog bredere basis van “(…) rijp en groen (…), NSB-ers, niet-NSB-ers, en ook
anti-NSB-gezinden, vage idealisten en (voor het merendeel) avonturiers.”75 De verbreding van de
rekruteringspoel had succes. Op 28 februari vertrokken ruim zeshonderd rekruten naar de
opleidingskampen, waarvan er vierhonderdvijftig afkomstig waren uit de NSB en de SS.76
Veel van de ergste misstanden binnen het vrijwilligersprogramma waren verbeterd begin 1941 en halverwege maart waren 1.404 Nederlandse vrijwilligers bij de Waffen-SS. Er
waren tot dusver 5.346 vrijwilligers gekeurd, waarvan er 2.831 waren goedgekeurd.77 Het reële
rendement lag dus op maar 25 procent. Naast dat veel vrijwilligers waren vertrokken, waren velen afgewezen omdat zij klaarblijkelijk niet voldeden aan de hoge fysieke en raciale
standaarden.78 Om deze blijkbaar gewillige Nederlanders niet van de SS te vervreemden en om
toch een mate van controle over ze te verkrijgen, beval Himmler op 3 april 1941 tot de oprichting van een nieuwe eenheid: het Nordwest-regiment. Hiervoor golden lagere fysieke toelatingseisen dan bij Westland, hoewel zij van haar strikt gescheiden werd gehouden. In Himmlers ogen waren Nordwest-vrijwilligers geen volwaardige SS’ers. Ook was het niet de bedoeling dat zij de SS-runen op de kraag zouden dragen maar het driedelig zonnerad. Ondanks het tweedeklas-karakter van de eenheid verliep de werving ervoor voorspoedig: in de maand van oprichting werden 743 Nederlanders gerekruteerd. Velen van hen waren eerder afgekeurd
72 In ’t Veld, 326; Gingerich, ‘Waffen-SS Recruitment’, 827; Berger aan Rauter, 09-04-1942, nr. 141; Vincx en
Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers, dl. 4, 75.
73 In ’t Veld, De SS en Nederland, 327-328; Steiner publiceerde hieromtrent een van zijn orders, in: Steiner, Die
Freiwillige, 64-65.
74 Berger aan Himmler, Rauter en anderen, 03-02-1941, nr. 59. 75 In ’t Veld, 229.
76 Ibid., 324-326, 333. 77 Ibid., 326-328. 78 Vincx, 62-63.
- 18 -
voor Westland. Deze personen waren voor de SS makkelijk te benaderen omdat zij al geregistreerd waren, wat ook blijkt uit het feit dat na april de aanmeldingen sterk achteruitgingen. In totaal kwamen er ‘maar’ rond de 1.200 Nederlanders terecht in de Nordwest voor deze eind september 1941 ontbonden werd, zoals nog besproken zal worden. De beloning voor dienstneming werd overigens gelijkgesteld met die van volwaardige Waffen-SS’ers. Gezien het geringe verloop (voor de eedsaflegging werden rekruten toegestaan naar huis terug te keren) waren de rekruteringsmethoden minder bedrieglijk. Maar dat bedrog voorkwam, is
zeker. Zo waren er wederom vrijwilligers gelokt met beloftes omtrent politiebaantjes.79
1.2 – Van de inval tot Stalingrad
Toen de Duitse legers op 22 juni 1941 de grenzen van de Sovjet-Unie overschreden, waren 630 Nederlanders in de gevechtsbezetting van Wiking ingedeeld. In totaal was de divisiebezetting
19.377 man.80 De meeste Nederlandse Waffen-SS’ers dienden als infanterist in Westland en een
kleiner aantal was ingedeeld bij de zusterregimenten Germania en Nordland. Er waren tot dusver geen concrete stappen ondernomen om de Nederlanders op te leiden voor gespecialiseerdere of hogere functies. De spreiding was overigens bewust SS-beleid om
Nederlanders zoveel mogelijk te versmelten met de Germaanse idee.81 Een onbekend aantal
anderen was ingedeeld in volledig Duitse divisies en honderden volgden nog de pre-militaire opleiding te Sennheim of ondergingen hun militaire opleiding in het opleidingsdepot te
Klagenfurt.82 Ondanks de tegenvallende resultaten was Himmler toch tevreden. Ten eerste
toonde hij zich verheugd over de algemene raciale en fysieke kwaliteit, die volgens Berger zelfs hoger lag dan in Duitsland zelf, van de Nederlandse vrijwilligers. Daarnaast was het feit dat er überhaupt vrijwilligers opdaagden voor Himmler afdoende bevestiging dat zijn pan-Germaanse
ideaal aansloeg bij Nederlanders.83 Hieruit blijkt dat het ideologische aspect ook in dit stadium
het praktisch-militaire nog altijd overschaduwde bij de SS-leiding. Dat verklaart ook waarom
nog zovele aanmeldingen voor Wiking werden afgewezen.84
79 Gingerich, ‘Waffen-SS Recruitment’, 828; In ’t Veld, De SS en Nederland, 254 (bij noot 6), 332-333; Stein,
The Waffen-SS, 151; Circulaire van H. Jüttner, 03-04-1941, nr. 65; Littlejohn, Foreign Legions of the Reich, 194;
Estes, ‘A European Anabasis’, hoofdstuk 2 (‘Crusade and Propaganda’); Vincx en Schotanius, Nederlandse
Vrijwilligers, dl. 2, 12-13.
80 Strassner, Europäische freiwillige, 443. 81 In ’t Veld, 331; Estes, hoofdstuk 2. 82 Gingerich, 829; In ’t Veld, 321, 331. 83 Gingerich, 830; Estes, hoofdstuk 2.
84 Volgens veteranen die in februari en april 1941 waren gerekruteerd, werd één op de twee applicaties
afgekeurd. Respectievelijk in: Henk Kistemaker, Wiking. Een Nederlandse SS-er aan het Oostfront (2014) 23 en Hendrik Verton, In the Fire of the Eastern Front. The Experience of a Dutch Waffen-SS Volunteer, 1941-1945 (Mechanicsbourg 2010) 45.
- 19 -
Met de inval van de Sovjet-Unie werd de wervingscampagne voor de Waffen-SS geïntensiveerd, zoals valt af te leiden uit de vele keuringen die in de pers werden aangekondigd en het nieuwe propagandamateriaal. De SS-beleidsvoerders hadden zich tot doel gesteld om
hun Germaanse pronkdivisie op sterkte te houden.85 Dat zou natuurlijk meer moeite vereisen
nu ze in de gevechten verwikkeld was. In oktober was het aantal Nederlanders dat meestreed al gegroeid tot 821. Daarbij moet nog rekening worden gehouden met de tot op dat moment geleden verliezen. Er waren minstens 78 doden en 167 gewonden gevallen. Bij de val van
Stalingrad moeten deze aantallen respectievelijk rond de vierhonderd en 850 zijn geweest.86
Maar naast verliezen bracht de oorlog met de Sovjet-Unie voor de SS ook nieuwe propagandamogelijkheden. Vooral de anticommunistische sfeer die bij een groot deel van de Nederlandse bevolking leefde, werd door haar benut. Hitler had immers de inval van de Sovjet-Unie publiekelijk verkondigd als een ‘Europese kruistocht tegen de bolsjewistische dreiging’. Als gevolg ging de SS niet alleen maar ‘positieve’ nazipropaganda voeren maar ook antibolsjewistische propaganda. Daarin was in de regel een ‘pan-Europese’ element verweven. De barbaarse bolsjewistische vijand had volgens de propagandaretoriek van de SS op het punt gestaan Europa te overlopen en haar cultuur te vernietigen. Hitler wilde daarentegen een van
bolsjewisme gevrijwaard nieuw Europa bouwen.87 Deze combinatie van constructief en
anticommunistisch ‘pan-Europeanisme’ werd een hoofdthema in de propaganda voor de Waffen-SS.
Het oorspronkelijke Germanendom-thema verdween echter niet en kwam vaak voor
in combinatie met de nieuwe thema’s.88 De militair-praktische aspecten bleven zoals vermeld
85 In ’t Veld, De SS en Nederland, 337.
86 Vincx en Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers, dl. 4, 30; Anneke Visser, ‘Uit de Moskouse archieven’; Estes
‘A European Anabasis’, hoofdstuk 6 (‘The Character of Military Collaboration’); Rauter aan Himmler, 12-09-1942, nr. 220.
Voorbeelden van propaganda-affiches van tussen Barbarossa en Stalingrad: NIOD, ‘Nederlanders: Voor uw eer en geweten op ! – tegen het bolsjewisme. De Waffen-SS roept u!’ (1942), te raadplegen op
http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/NIOD01:50429/&p=2&i=17&t=45&st=waffen%20ss&sc=%28 cql.serverChoice%20all%20waffen%20%20AND%20ss%29/&wst=waffen%20ss (gezien op 13-01-2017); NIOD, ‘Jongens van Nederland! Treedt aan in de Waffen-SS tegen het bolsjewisme – voor ons aller toekomst!’(1942), te raadplegen op
http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/NIOD01:50430/&p=2&i=10&t=45&st=waffen%20ss&sc=%28 cql.serverChoice%20all%20waffen%20%20AND%20ss%29/&wst=waffen%20ss (gezien op 13-01-2017); NIOD, ‘Europa is aangetreden! Met de SS-Standaard Westland in den strijd tegen het bolsjewisme!’ (1941), te raadplegen op
http://www.geheugenvannederland.nl/nl/geheugen/view/Europa%20is%20aangetreden%20Met%20SSStandaard %20Westland%20SSStandaard%20Westland%20Den%20Haag?coll=ngvn&maxperpage=36&page=1&query=e uropa+is+aangetreden&identifier=NIOD01%3A50116 (gezien op 13-01-2017); Vincx en Schotanius, dl. 2, 48.
88 Koehl, The Black Corps, 211-212; NIOD, ‘Volken van gelijken bloede strijden gemeenschappelijk tegen
denzelfden vijand. Vrijwilligers uit Duitsland, Nederland, Vlaanderen, Denemarken, Noorwegen melden zich aan voor de Waffen-SS’ (1942), te raadplegen op
- 20 -
verreweg overschaduwd worden door de politiek-ideologische. De Duitsers verwachtten bij het begin van de veldtocht en ook het daaropvolgende jaar namelijk dat de Sovjet-Unie snel ineen
zou storten.89 Daarom bleef veel propaganda voor de Nieuwe Orde gemaakt worden in de
wervingscampagne voor de Waffen-SS.90 Ook het avontuurlijke thema bleef in gebruik. De
epische veldtocht door het onmetelijke Rusland was een uitgelezen mogelijkheid om oorlogsavonturiers mee aan te trekken. Voor verveelde jongemannen moest dit een aantrekkelijk alternatief zijn voor het relatief onbewogen bestaan in Nederland. Dat de SS de oorlog zo romantisch en avontuurlijk voorstelde, had ook te maken met het feit dat Nederland buiten de Eerste Wereldoorlog was gebleven. De gemiddelde Nederlander had geen realistische
voorstelling van (moderne) oorlog.91 Voorts koppelde de SS het avontuurlijke thema handig
aan het reeds genoemde gevoel van teloorgang bij het Nederlandse volk. Veelvuldig werd de karikatuur ‘Jan Salie’ in de nostalgisch nationalistische propaganda aangehaald. Jan Salie was
de personificatie van de vermeende verzwakte ‘volksgeest’ van de Nederlanders.92 In veel
propaganda werd dan ook gebruik gemaakt van zijn tegenpolen, voornamelijk prominente figuren uit de Nederlandse ‘Gouden Eeuw’. Wanneer men zich bij de Waffen-SS aansloot, kon deze glorietijd worden hersteld, kon de volksgeest versterkt worden en kon de vrijwilliger op gelijke hoogte komen met de grote mannen van de vaderlandse geschiedenis. Dit was ongetwijfeld bedoeld om nationalistisch denkende Nederlanders aan te trekken. Het Westland-regiment werd ook veelvuldig voorgesteld als een volledig Nederlands Westland-regiment, wat in werkelijkheid niet het geval was. Ten opzichte van de Duitsers en etnische Duitsers vormden
de Nederlanders een minderheid. Het leidinggevend personeel was bovendien geheel Duits.93
Ondanks de eerdere verbeteringen in het vrijwilligersprogramma en de propagandawaarde van de Duits-Russische Oorlog liepen de wervingsresultaten al snel na het
%28cql.serverChoice%20all%20waffen%20%20AND%20ss%29/&wst=waffen%20ss; NIOD, ‘Volg de
roepstem van eer en geweten’ (1942), te raadplegen op
http://www.geheugenvannederland.nl/?/nl/items/EVDO02:NIOD05_7153/&p=3&i=3&t=45&st=waffen%20ss& sc=%28cql.serverChoice%20all%20waffen%20%20AND%20ss%29/&wst=waffen%20ss (gezien op 13-01-2017).
89 In ’t Veld, De SS en Nederland, 334; Stein, The Waffen-SS, 197-201. 90 NIOD, ‘Volg de roepstem van eer en geweten’ (1942), te raadplegen op
http://www.geheugenvannederland.nl/nl/geheugen/view?coll=ngvn&maxperpage=36&page=1&query=waffen+s s&identifier=EVDO02%3ANIOD05_7153&pres%5Bimageindex%5D=6#top-bar (gezien op 13-01-2017); Museum Rotterdam, ‘Flinke kerels voor …’ (1942), te raadplegen op
http://beeldbank.40-45nu.nl/index.cfm/search/detail?id=aa6417fc901511e383cd00163e3251a4&browseaction=search.results¤ trow=7 (gezien op 13-01-2017).
91 Gerrit Valk, ‘Pantsers stooten door, Stuka’s vallen aan’: Melchert Schuurman, een muziekleven in dienst van
de NSB en de Waffen-SS (Amsterdam 2014) 63.
92 Maartje Jansen, De Geest van Jan Salie: Nederland in verval? (Hilversum 2002) 82-83.
93 NIOD, ‘Volg de roepstem van eer en geweten’, 5; In ’t Veld, 331-332; Gingerich, ‘Waffen-SS Recruitment’,
- 21 -
begin van de invasie weer achteruit. Daarop ging de SS zelfs over tot het dwangmatig rekruteren
van Nederlandse arbeiders in Duitsland.94 Dit gebeurde volgens Sijes in deze periode echter op
geringe schaal. Zelfs vrijwillige melding werd veelal tegengewerkt tot begin 1943: “De Duitsers wilden niet de indruk wekken (…) dat de Arbeitseinsatz het ronselen van leden voor
nationaalsocialistische organisaties camoufleerde.”95 Desondanks was bij het overgrote deel
van de Nederlandse bevolking de Waffen-SS allang in diskrediet geraakt. Dat was grotendeels het gevolg van haar houding tegenover collaboratie met de bezetter, iets waar de SS weinig aan
kon veranderen.96 Maar ongetwijfeld heeft de SS ook veel krediet verspeeld door de
aanvankelijke misstanden in het vrijwilligersprogramma. Zoals besproken waren veel van de grootste misstanden wel getemperd tegen midden 1941. Bovendien zorgde de gezamenlijke frontervaring voor verbetering van de sfeer. Wiking zou zich, ondanks haar matige uitrusting tot eind 1942, al snel ontpoppen tot een geharde elite-divisie, waarin het moreel bijzonder hoog was. Op het zuidelijk deel van het Oostfront speelde zij vooral vanaf 1942 een belangrijke rol
in de opmars. Verder werd Wiking door de Sovjetmilitairen erg gevreesd.97 Door meegereisde
Nederlandse SS-oorlogsverslaggevers werd van haar inzet uitgebreid verslag aan het thuisfront gedaan. Zij stelden de strijd van de vrijwilligers voor als een grootavontuurlijke en romantische heldenepos. Uiteraard werd de bolsjewistische tegenstander zo barbaars mogelijk neergezet, waarbij zowel nazistische als pan-Europese retoriek gebruikt werd. Naast journalistieke
verslagen werden ook getuigenissen van vrijwilligers gepubliceerd.98 De vrijwilligers werden
zelf van propaganda voorzien middels, onder anderen, wekelijkse leveringen van de
Nederlandse SS-periodiek Storm.99
Het hoge moreel binnen Wiking was ook deels te danken aan het feit dat zij een kern van fanatieke Nederlandse Groot-Germaans-denkenden aantrok. Hoewel die slechts een minderheid vormden, zetten zij als fervent idealisten de toon. Ook was vooral het visionaire leiderschap van Steiner en andere hoge officieren een belangrijke factor voor de uitstekende sfeer.100 Zij toonden zich zeer tevreden over de frontinzet van de vrijwilligers, waardoor zij Nederlanders steeds meer als goed soldatenmateriaal begonnen te zien. De vrijwilligers kregen
94 Van der Zee, Voor Führer, Volk en Vaderland, 170.
95 Sijes, De Arbeidsinzet, 452; Berger aan Himmler, 04-02-1943, nr. 317. 96 Van der Zee, Voor Führer, Volk en Vaderland, 171-173.
97 Zie voor de ontwikkeling van Wiking het boek van Strassner; Van der Zee, 259; Groeneveld, Kriegsberichter,
213; Een oostfront veteraan beaamt dat Wiking tot 1942 niet uitgerust was naar diens niveau, in: Janssens,
George Duiker 23, 61-62.
98 Groeneveld, 197-236; voor getuigenissen zie bijvoorbeeld Johan Bastiaan van Heutsz, Wiking door Rusland
(1942); H.J. van Doornik, Onze Jongens aan het Front (1942); Germaans Ontwaken: Brieven van Germaansche
Vrijwilligers (1942).
99 De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden, dl. 6, 412. 100 In ’t Veld, De SS en Nederland, 328-329.
- 22 -
bijvoorbeeld veel onderscheidingen en kleine bevorderingen. Ook regelde Steiner persoonlijk
dat de kinderen van gesneuvelden een spaarbankboekje van 3.000 Reichsmark kregen.101 Het
verloop van de vrijwilligers was ook sterk teruggelopen. Tussen maart 1941 en 30 juni 1943
waren slechts 239 Nederlanders naar huis teruggekeerd.102 Dit staat in scherp contrast met de
1.427 vrijwilligers die de Waffen-SS tot de eerstgenoemde datum hadden verlaten. Het lager aantal uitvallen is deels te wijten aan de aanpassing van de diensttijdregeling. Die was begin 1941 zo aangepast dat vrijwilligers voor minimaal twee jaar tekenden. Op deze manier wilde de SS het verloop van de vrijwilligers beperken. De gedeelde frontervaring en de waardering door Duitse militairen in het veld mogen echter niet worden weggelaten in de verklaring van het lage verloop. Zo verklaart een Wiking-veteraan in zijn autobiografie dat van zijn compagnie
iedere Nederlander zijn contract had verlengd.103
Ondanks alles bleven misstanden bestaan. In februari 1942 somde Berger voor Himmler een aantal misstanden op die volgens hem de oorzaak waren van het stagnerende vrijwilligersprogramma. Volgens hem was een van de fundamentele problemen dat gemaakte beloften niet werden nagekomen. De Nederlandse vrijwilligers was bijvoorbeeld de belofte gedaan dat zij in aanmerking konden komen voor officiersrangen. Daarvan was niets terechtgekomen. Op een uitzondering na waren er inderdaad geen Nederlanders met een
officiersrang in Wiking.104 Een tweede punt dat Berger noemt was die van de scheiding van
verantwoordelijkheden tussen de verschillende departementen van de SS. De onverschillige bureaucraten van het in SS-Führungshauptamt (verantwoordelijk voor de vrijwilligers nadat zij gerekruteerd waren) te Berlijn stuurden vrijwilligers vaak naar andere eenheden dan waarvoor zij zich aangemeld hadden. Voor een groot deel waren de problemen ook te danken aan de rivaliteit tussen de chef van deze afdeling, Hans Jüttner, en Berger. Overigens was de behandeling van de vrijwilligers die in de verkeerde, overwegend Duitse, eenheden werden geplaatst in veel gevallen erg slecht. Ten slotte kwam het door administratieve omslachtigheid al veelvuldig voor dat salarisuitkeringen niet goed afgehandeld werden, dat nabestaanden van het almaar stijgend aantal gesneuvelden niet goed werden geïnformeerd en dat hun families niet de ondersteuning ontvingen waar zij recht op hadden. Soms bleken vrijwilligers niet gesneuveld
maar gewond.105 Interne factoren als onenigheden bij de rekrutering, opleiding, plaatsing en
101 Strassner, Europaïsche Freiwillige, 28; Vincx en Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers, dl. 4, 31-32; voor het
spaarbankboekje zie Van der Zee, Voor Führer, Volk en Vaderland, 230-231.
102 Estes, ‘A European Anabasis’, in hoofdstuk 6 (‘The Character of Military Collaboration’). 103 Janssens, George Duiker, 74.
104 In ’t Veld, De SS en Nederland, 314, 1293(bij noot 1).
105 Stein, The Waffen-SS, 160-161; Jonathan Trigg, Hitler’s Vikings. The history of the Scandinavian Waffen-SS:
- 23 -
verzorging droegen kortom bij aan de stagnering van het vrijwilligersprogramma in 1942. Himmler besloot de ergste misstanden aan te pakken en zorgde ervoor dat een groep Nederlanders opgeleid werd tot onderofficieren en lagere officieren. Ook Steiner spande zich hier persoonlijk voor in. De officiersleergang zou tevens beschikbaar worden gesteld aan voormalig officieren van het Nederlandse leger, die sinds mei 1942 opnieuw in krijgsgevangenschap waren gevoerd en zich daar waarschijnlijk stierlijk verveelden. Echter arriveerde pas in het najaar van 1942 de eerste groep Nederlanders bij de SS-academie te Bad Tölz. Als gevolg daarvan was er bij de val van Stalingrad nog steeds maar één Nederlander met de officiersrang in Wiking, hoewel er nog 75 in opleiding waren. Anderen waren in opleiding bij de SS-onderofficiersschool te Lauenburg en andere militaire en technische scholen van de Wehrmacht.106 De maatregelen waren succesvol in de zin dat het vrijwilligersfenomeen voor de Waffen-SS niet was ingestort. Op het moment dat Stalingrad verloren was, vochten er nog 790 Nederlanders in Wiking en bevonden zich er 625 in diens militaire opleidingsdepot. Verder bevonden zich nog vierhonderd vrijwilligers in andere onderdelen of depots (hoofdzakelijk
Sennheim).107 Deze getallen geven aan dat het vrijwilligersfenomeen voor de Waffen-SS begin
1943 was gestagneerd.
1.3 – Het SS-Vrijwilligerslegioen
Naast het uitbreken van de Duits-Russische Oorlog deed zich voor de SS nog een mogelijkheid voor om Nederlanders in haar militaire branche te krijgen. Het spontane voorstel van de Nederlandse fascistenleider Arnold Meyer tot oprichting van een Vrijwilligerslegioen werd door de Duitsers overgenomen. Hitler had de veldtocht immers voorgesteld als een Europese kruistocht en de oprichting van nationale vrijwilligerscontingenten zou dit concept legitimatie verschaffen. Begin juli werd door hooggeplaatste Duitse leiders in het geheim besloten dat deze eenheid, omdat Nederland een ‘Germaans’ land was, binnen het kader van de SS moest worden
‘Auf dem Wege zur pangermanischen Armee: Dokumente zur Entstehungsgeschichte des III. (‘germanischen’) SS-Panzerkorps’, in: Militärgeschichtliche Mitteilungen no. 28 (1980) 106-107; Visser, ‘Uit de Moskouse archieven’; Rauter aan Himmler, 31-03-1943, nr. 369.
106 Kistemaker, Wiking, 128-129; Janssens, George Duiker, 78-79; NIOD. Toegangsnummer 244. Archieftitel:
Dagboeken en Egodocumenten. Nr. 1167, S., aangehaald in: Evertjan van Roekel, Als politieke soldaten treden wij Moskousch horden tegemoet: Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS’, masterscriptie voor de Universiteit van Amsterdam (2009) 41-42; In ’t Veld, De SS en Nederland, 331; Estes, ‘A European Anabasis’, in hoofdstuk 4 (‘Transformation’); Verton, In the Fire of the Eastern Front, 107; Klietmann, Die Waffen-SS, 424; Jan Vincx en Victor Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers in Europese Krijgsdienst, dl. 3, Nederland (Antwerpen 1990) 15-16 en dl. 4, 62.
107 Himmler aan Berger en Jüttner, 13-04-1942, nr. 144; Stein, The Waffen-SS, 161-162; In ’t Veld, 331; Estes,