• No results found

De machtspositie van de SS inzake het mobiliseren van Nederlandse mankracht

3.1 – De SS en concurrentie van Duitse kant

Vanwege het ontbreken van een eenduidig beleid was er in bezet Nederland veel te doen over waar de bevoegdheidsscheidslijnen lagen. Dat was ook het geval met betrekking tot het

mobiliseren van Nederlandse mankracht.247 De competentiestrijd werd versterkt door een

structureel mechanisme van het Duitse Imperium, die door expert Ian Kershaw ‘working towards the Führer’ wordt genoemd. Volgens hem was het Hitlers machtsstrategie om zijn heerschappij te verpersoonlijken door zoveel mogelijk de overheidsbureaucratie te omzeilen. Als gevolg ontwikkelde zich een competentiestrijd tussen de talrijke overheidsinstituten en andere politieke organisaties, die allemaal in zijn gunst trachtten te komen om zo meer invloed

en bevoegdheden vergaren.248 Dit was ook van meet af aan van toepassing op de Duitse

instanties die te maken hadden met bezet Nederland.

Toen Nederland in mei 1940 overrompeld werd, aasde zoals besproken de SS direct op een dominante positie in het bezettingsapparaat aldaar. Ondanks haar hoge aanzien bij Hitler kreeg zij die niet meteen. De nazipartij, het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken en de krijgsmacht deelden aanvankelijk de vrees dat een te grote aanwezigheid van de SS een negatief effect zou hebben op de houding van het Nederlandse volk. Tijdens de Poolse campagne van het jaar ervoor had de organisatie zich namelijk erg bruut tegenover de Poolse bevolking

opgesteld.249 De invloed van de SS in Nederland bleef daarom aanvankelijk beperkt en bij het

Nederlandse volk bleef zij lang onbekend. Een tekenend voorbeeld van dit laatste wordt door Gingerich gegeven: “(…) one Dutch volunteer, upon returning home on leave in Waffen-SS uniform in the summer of 1940, was asked by his parents about the significance of the “number

44” (the SS-runes) on his collar.”250 In het eerste hoofdstuk bleek al dat zelfs begin 1941 nog

maar weinigen in Nederland van de Waffen-SS afwisten.

Het bestuur van bezet Nederland was tegen deze tijd echter al lang georganiseerd als een civiel ‘Rijkscommissariaat’, waarvan nazipoliticus Arthur Seyss-Inquart aan het hoofd stond. De SS kreeg hierbinnen wel direct een positie toebedeeld. Zo kreeg Rauter het gehele veiligheidswezen onder zich en was daarmee de invloedrijkste van de vier Generalkommissare

247 Gingerich, ‘Waffen-SS Recruitment’, 820. 248 Ian Kershaw, Hitler, vol. I (New York 2011) 530.

249 Gingerich, 820; Christensen (e.a.), Het Europese Leger van de Nazi’s, 237. 250 Gingerich, 820-821, citaat op 824.

- 52 -

(assistenten van Seyss-Inquart).251 Toen bleek dat Himmler geen kwade wil in richting van het

Nederlandse volk koesterde maar haar juist sterk waardeerde, veranderde de partijleiding van gedachte ten aanzien van de positie van de SS in Nederland. Zo kreeg zij nog in 1940 van de

partij een leidende rol in ‘Germaanse zaken’ toebedeeld.252 Hierop liet de SS zich steeds meer

gelden in Nederland. Vooral Seyss-Inquart en Fritz Schmidt, de hoogste vertegenwoordiger van de NSDAP in Nederland, waren hiervoor huiverig. De Rijkscommissaris wilde zijn positie consolideren; Schmidt koesterde zijn eigen geheime ambities om gouwleider te worden van het Nederlandse gebied wanneer de (geplande) annexatie van Nederland door Duitsland zou plaatsvinden.253

Maar alle tegenwerkingen ten spijt werd de SS door Hitler steeds meer beschouwd als de autoriteit op gebied van Germaanse politiek. Ze toonde reeds lang interesse voor alles wat Germaans was en toonde zich vrij bekwaam in het managen van het buitenlandse militaire vrijwilligersprogramma. Daarop werd haar leiderspositie in de politiek van de Germaanse landen door Hitler en de partijleiding in augustus 1942 vastgelegd in respectievelijk de Verfügung 8/42 en de Anordnung 54/42.254 Daarmee werd Nederland min of meer tot een vazalstaat waar de SS het voor het zeggen had. De rol van Schmidt was nu uitgespeeld en hij pleegde mogelijk daarom zelfmoord in juni 1943. Zijn opvolger, Willy Ritterbusch, gaf anders dan hij had gedaan veel minder weerstand tegen de oppermachtig geworden SS. Seyss-Inquart wist zijn doel wel te realiseren omdat de verordeningen onder andere bepaalden dat de competenties van de Rijkscommissaris niet mochten aangetast. Bovendien was Nederland niet geannexeerd omdat Hitler met een dergelijke beslissing wilde wachten tot een succesvolle afsluiting van de oorlog. Ten slotte stond in verordeningen ook specifiek dat de regelingen

omtrent de Arbeidsinzet niet werden aangetast.255 Toen de SS onder Nederlandse arbeiders

buiten Nederland ging werven, moest zij dan ook eerst afspraken maken met de verantwoordelijke voor de Arbeidsinzet, Fritz Sauckel, en leiders van arbeidsorganisaties als OT.256

Verreweg de belangrijkste concurrenten van de Waffen-SS als militaire organisatie

waren uiteraard niet de civiele bezettingsautoriteiten maar de traditionele

krijgsmachtonderdelen. De organisatie maakte aanspraak op het dragen van wapens voor

251 Vermaat, Mussert en zijn Conflict met de SS, 26-27. 252 Gingerich, ‘Waffen-SS Recruitment’, 820, 826. 253 Boterman, Duitse Daders, 222.

254 In ’t Veld, De SS en Nederland, 167-168; Boterman, 222; bevel van Bormann, 12-08-1942, nr. 209I. 255 Estes, ‘A European Anabasis’, hoofdstuk 1 (‘Introduction’); Boterman, 224; Vermaat, 121-123; Nr. 209I; In

‘t Veld, 168.

- 53 -

militaire doeleinden, wat normaliter het exclusieve terrein van de gevestigde staatsinstituten leger, marine en luchtmacht was. Het was Himmlers bedoeling op termijn de traditionele krijgsmacht te vervangen door de Waffen-SS. Dit zou een noodzakelijke ontwikkeling zijn in de overgang van het oude Duitsland tot een Germaans Rijk. Een dergelijk rijk zou niet kunnen worden verdedigd door een bekrompen ingestelde nationale krijgsmacht. Alleen ideologisch

overtuigde politieke soldaten zouden de ‘Nieuwe Orde’ in Europa kunnen bewaken.257 Op 17

augustus 1938 en 2 maart 1940 vaardigde Hitler wettelijke verordeningen uit waarin de positie en doelen van de Waffen-SS vastgelegd werden. Zij was volgens de verordeningen geen onderdeel van de krijgsmacht of de politie maar werd exclusief ter beschikking gesteld aan Hitler. Alleen in geval van oorlog zou de Waffen-SS aan het front onder het commando van het opperbevel van de krijgsmacht staan. Buiten het front om bleef Himmlers militaire

deelorganisatie geheel onafhankelijk.258

Dichterbij het vervangen van de krijgsmacht kwam de Waffen-SS niet. Daarvoor was de tegenwerking van de traditionele militaire elite en Hitler, die hen nodig had in de onderwerping van Europa, te groot. Hitler wilde de Waffen-SS voor hem als persoon beschikbaar te houden als een elitaire en politiek betrouwbare politiemacht voor na de oorlog. Zij moest volgens hem gemilitariseerd zijn maar uiteindelijk niet militair als zodanig. Bovendien bleef Hitler tot eind

1942 erg terughoudend in het toestaan van uitbreidingen van de Waffen-SS.259 De jure werd zij

dus geen krijgsmachtsonderdeel en dat had een belangrijke consequentie. De SS had niet het recht om via de Duitse dienstplichtwet jongemannen op te roepen voor dienstneming in haar militaire branche. Maar omdat Hitler toegestaan had dat de Waffen-SS een beperkt aantal divisies mocht hebben, wenste hij wel dat het militaire opperbevel toestond dat er uit haar gelederen gerekruteerd werd. De militaire leiders stemden in met een compromis omdat zij niet geheel onwelwillend wilden overkomen naar de man die zoveel deed om de krijgsmacht op te

bouwen.260 Het toegestane aantal dienstplichtigen (twee procent van het jaarlijkse contingent

voor het leger) dat de SS mocht werven, bedroeg echter maar twee-derde van het minimum

benodigde aantal dat nodig was om de Waffen-SS op peil te houden.261 Hieruit wordt duidelijk

dat de militaire leiders van Duitsland haar beschouwden als een noodzakelijk kwaad, die zoveel mogelijk moest worden ingeperkt.

Bij de krijgsmacht ontbrak het nagenoeg totaal aan politieke, ideologische en

257 Estes, ‘A European Anabasis’, hoofdstuk 1 (‘Introduction’); Wegner, Hitlers Politische Soldaten, 128-129. 258 Stein, The Waffen-SS, 18-20, 48-50; Estes, hoofdstuk 1.

259 Stein, 18, 198-199; Reitlinger, The SS, 54-55. 260 Stein, 35.

- 54 -

pragmatische motieven om buitenlandse militaire vrijwilligers op te nemen. Zowel het leger, de marine en de luchtmacht vielen onder een vaste regeling wat betreft de toewijzing van nieuwe rekruten. Deze was respectievelijk 66, negen en 25 procent van het jaarlijks contingent

dienstplichtigen.262 De concurrentie tussen de Duitse krijgsmacht en de SS in Nederland was

volgens In ’t Veld met name “(…) een strijd om macht, invloed en bevoegdheden aangaande de Duitse troepen in Nederland, de bevelvoering en de verhouding tot de politieke instanties in

Nederland (…).”263 Hoewel de krijgsmacht-leiding later de propagandawaarde van het ideaal

van de ‘Nieuwe Orde’ en de antibolsjewistische kruistocht inzag, werd zij nooit werkelijk enthousiast over het opnemen van buitenlandse vrijwilligers. De institutionele professionele en nationale trots, versterkt door de succesvolle campagnes van 1939 en 1940, maakten de krijgsmacht in hoge mate tot een gesloten organisatie. Ook haar wantrouwen met betrekking tot de militaire kwaliteit en politieke betrouwbaarheid van buitenlanders speelde een belangrijke rol in de lage interesse van de Wehrmacht ten aanzien van buitenlandse

vrijwilligers.264 Een SS-vrijwilliger die zich aanvankelijk bij de Luftwaffe meldde kreeg te

horen: “wegen Spionage und Sabotage nehmen wir keine Ausländer!”265 Pas op 7 november

1941 liet de krijgsmacht middels een kort persbericht aan de Nederlanders weten dat zij

militaire vrijwilligers opnam.266 Zij ontwikkelde echter geen rekruteringsstrategieën en zette

ook geen wervingscampagnes van enige schaal op poten. Ook werden er binnen het kader van

de krijgsmacht nooit ‘Nederlandse’ eenheden opgericht.267

Naast de weinige interesse die de krijgsmacht toonde voor Nederlandse militaire vrijwilligers, maakte de SS het voor haar haast onmogelijk hen op te nemen. Zij trachtte direct een monopolie te vestigen voor incorporeren van Nederlandse militaire vrijwilligers. Daartoe kreeg zij de nodige formele machtsmiddelen in de periode 1940 tot 1942, die reeds besproken zijn (inclusief het monopolie op het Legioen). Dat de SS haar monopolie ook de rest van de oorlog behield, blijkt bijvoorbeeld uit de betrekkingen van haar met de luchtmacht. In augustus 1943 verbood Himmler diens chef-staf, Hans Jeschonnek, nadrukkelijk om vrijwilligers te werven in Nederland. Wanneer hij dat toch wilde doen, moest dit met zijn instemming en hulp

gebeuren.268 Hoewel verder marine-chef Karl Dönitz in mei 1943 van Hitler toestemming had

gekregen om Nederlanders te werven, kon Himmler het zo spelen dat een deel van de rekruten

262 Stein, The Waffen-SS, 35.

263 In ’t Veld, De SS en Nederland, 385.

264 Estes, ‘A European Anabasis’, hoofdstuk 6 (‘The Character of Military Collaboration’). 265 Janssens, George Duiker, 4.

266 Het Volksdagblad van 07-11-1941. 267 Littlejohn, Foreign Legions, 211-213.

- 55 -

in Sennheim werden opgeleid. Daar werden marine-rekruten vaak in het geheim geronseld voor de Waffen-SS. Voornamelijk in de laatste fase van de oorlog werden veel van deze vrijwilligers naar het Germaanse korps overgeplaatst omdat de marine door materieelverlies een personeelsoverschot had. De Waffen-SS had juist een schreeuwend gebrek aan mensen. Onder anderen de later bekende kunstenaar Jan Montyn kwam op deze manier aan het Oostfront

terecht.269 Ondanks dit alles hadden de krijgsmachtonderdelen gewoon hun eigen

onafhankelijke aanmeldingsbureaus voor Nederlandse vrijwilligers. Ook kwam het veel voor

dat marine-vrijwilligers, zoals Montyn, elders dan in Sennheim werden opgeleid.270 Door de

SS werd echter zoveel mogelijk gedaan om Nederlandse militaire vrijwilligers naar de Waffen- SS dirigeren. Zo werd zelfs bij advertenties van de marine Himmlers militaire organisatie

prominent vermeld.271 Naast het wantrouwen van de krijgsmacht ten aanzien van buitenlanders

verdedigde de SS haar gevestigde actieve wervingsmonopolie klaarblijkelijk met klem. Het gevolg was dat gedurende de hele oorlog relatief weinig Nederlanders bij de Wehrmacht militair vrijwilliger waren: rond de 1.500 bij de marine, slechts enkelen werden gevechtspiloot en achthonderd bij het leger.272

Anders dan voor militaire vrijwilligers had de Wehrmacht, alsook andere organisaties, wel interesse voor een andere categorie Nederlandse vrijwilligers, namelijk zij die slechts semimilitaire rollen achter het front of in Nederland zelf vervulden. Nederlanders werden door haar vooral geschikt geacht om als chauffeurs, bewakers en communicatiepersoneel te

werken.273 De Wehrmacht nam dan ook met minder reserveringen en minder moeite

Nederlanders op voor deze rollen dan bij militaire vrijwilligers het geval was. Potentiële kandidaten werden gelokt met verleidelijke salarissen en rantsoenen. De krijgsmacht wilde echter wel het liefst politiek betrouwbare mannen voor de beveiligingstaken hebben, waardoor zij hoofdzakelijk uit de gelederen van de NSB en de daaraan verwante Weerafdeling (WA) rekruteerde. Toch heeft de Waffen-SS hier weinig hinder van ondervonden. De meesten van de honderden Nederlanders die dienst deden als bewaker waren te oud voor militaire dienst. Dat gold overigens ook voor de ruim tweeduizend vrijwilligers die onder OT als bewaker

269 In ’t Veld, De SS en Nederland, 1138 (bij noot 3); Himmler aan het SS-Führungshauptamt en het SS-

Hauptamt, 04-12-1944, nr. 604; Kooiman, Montyn, 101, 123-129; ook in de zustereenheid Nordland, werden

veel leden van de marine en de luchtmacht in deze fase van de oorlog geabsorbeerd, in: Trigg, Hitlers Vikings, 17-18; Pierik, Van Leningrad tot Berlijn, 277.

270 Fritz Gräf, ‘Beschouwingen over den Nederlandse vrijwilliger bij de Waffen S.S. en de Duitsche Weermacht,

in: NIOD, doc. II – 892B, map no. 249000519 (Waffen-SS – Werving); Kooiman, 92.

271 Zie bijvoorbeeld de advertentie in de Haarlemsche Courant van 06-09-1944.

272 Vincx en Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers, dl. 4, 499, 501, 525; De Jong, Het Koninkrijk der

Nederlanden, dl. 6, 439 (bij noot 1); Littlejohn, Foreign Legions, 211; Neulen, An deutscher Seite, 60-61;

Littlejohn, The Patriotic Traitors, 110.

- 56 -

dienden.274 Een deel van de honderden semimilitaire vrijwilligers die bij de luchtmacht zaten,

stroomde overigens hoogstwaarschijnlijk laat in de oorlog door naar de Waffen-SS.275

De grootste concurrentie voor de SS met betrekking tot de opname van geschikte Nederlandse vrijwilligers kwam vanuit het semimilitaire NSKK. In totaal zouden tegen de

tienduizend Nederlanders hiertoe toetreden.276 Al vanaf januari 1941 begon het chauffeurskorps

met de intensieve aanwerving van Nederlanders. Ze rekruteerde aanvankelijk bijna exclusief

uit de NSB en de WA.277 Daarmee was het motorkorps wel direct een belangrijke concurrent

voor Himmler omdat hij juist in dezelfde maand besloot actiever uit dezelfde bron te werven. Het NSKK was voor velen aantrekkelijker omdat hierbij met veel minder risico meer geld

verdiend kon worden dan bij de Waffen-SS.278 Verder beloofde de leiding ervan dat de

vrijwilligers alleen in Nederland dienst hoefden te doen (wat overigens vaak niet waar bleek te zijn). Als gevolg hadden tot aan juni meer dan vierduizend Nederlanders zich aangemeld bij het nazi-motorkorps. Na de invasie van de Sovjet-Unie werden NSB’ers echter door Mussert opgeroepen om zich niet meer bij het NSKK maar bij het Legioen te voegen. Een deel van de

Nederlandse NSKK-vrijwilligers stapte daarom over.279

Het gevolg was dat het motorkorps na 22juni 1941 zijn deuren voor nagenoeg iedere

mannelijke Nederlander openzette. Zodoende wierven zowel het NSKK als de SS uit dezelfde mankrachtpoel. Veel jongemannen vonden zo, tot ergernis van de SS, hun weg naar het motorkorps. Naast werving groeide het NSKK nog door allerlei kleinere transportorganisaties

over te nemen. Politiek was zij echter nooit opgewassen tegen de SS.280 Aanvankelijk werd het

NSKK nog niet echt door haar gedwarsboomd. Korpschef Erwin Kraus stond meermaals toe dat er uit zijn gelederen beperkt geworven werd. Maar voor de uitbouw van het Germaanse SS- korps waren veel manschappen nodig. Daartoe wilde de SS alle Nederlandse vrijwilligers uit het NSKK overnemen. Om het motorkorps compenseren, zouden de opengevallen plaatsen

opgevuld worden door werkloze ‘apolitieke’ Nederlanders.281 Dat ging Kraus te ver. Hij was

274 Littlejohn, Foreign Legions, 211; Vincx en Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers, dl. 4, 514; De Jong, Het

Koninkrijk der Nederlanden, dl. 6, 436.

275 Van Hoesel, De Jeugd die wij vreesden, 9. 276 Alex Dekker, Ook Gij behoort bij ons, 7. 277 Littlejohn, Foreign Legions, 204;

278 Vincx en Schotanius, dl. 4, 572; In ’t Veld, De SS en Nederland, 324; Berger aan Himmler, 04-02-1943, nr.

317; Dekker, 113.

279 De Jong, dl. 6, 439; Estes, ‘A European Anabasis’, hoofdstuk 2 (‘Crusade and Propaganda’); Volk en

Vaderland 11-07-1941.

280 Ralph Pluim, ‘Ook zij waren getuigen: Nederlanders bij het Nationalsozialistisch Kraftfahrkorps (NSKK)

1941-1945, masterscriptie voor de Universiteit van Amsterdam (2011) 59; Littlejohn, Foreign Legions, 204; In ’t Veld, 324.

- 57 -

bang dat zijn korps vol kwam te zitten met opportunisten en ongemotiveerde randfiguren. De SS-leiding had ook weer niet zoveel invloed dat zij het NSKK kon dwingen om haar Nederlanders af te staan. Dat blijkt uit een brief van Berger. Hierin klaagt hij dat geen enkele vrijwilliger uit het motorkorps naar de Waffen-SS was overgekomen en ook niet verwachtte dat

dat nog ging gebeuren.282 De machtspositie van de SS was wel dusdanig dat zij in de

toelatingsleeftijd voor het NSKK kon verhogen. Vanaf november 1943 mochten alleen Nederlanders van boven de 30 jaar oud nog worden toegelaten tot het motorkorps; de rest moest

naar de Waffen-SS worden doorverwezen.283

Naast de krijgsmachtonderdelen en de semimilitaire hulpdiensten is er nog een laatste categorie van concurrentie voor de opname van Nederlandse vrijwilligers voor de Waffen-SS. Dit waren de organisaties en instituten die het Nederlandse arbeidspotentieel wilden aantrekken. Allereerst werd direct na de bezetting de Opbouwdienst opgericht. Deze organisatie had aanvankelijk tot doel de tienduizenden terugkerende Nederlandse krijgsgevangenen op te vangen, zodat zij niet werkloos zouden worden. De Duitse bezetter wilde de Opbouwdienst gebruiken om Nederlanders te doen gewennen aan een vergelijkbare arbeidssfeer als die in de Reichsarbeitsdienst (RAD) heerste. Ruim 64.000 voormalig militairen werden in de dienst

opgenomen. De SS had direct de bevoegdheid om in de kampen te werven.284 Vanaf de invasie

van de Sovjet-Unie werden de werfacties echter goeddeels gestopt, waardoor tienduizenden jongemannen tijdelijk (de dienstverplichting duurde zes maanden) buiten haar bereik bleven. De Nederlandse Arbeidsdienst (NAD), zoals de Opbouwdienst sinds begin 1941 heette, gaf de hoogste prioriteit aan de zogenaamde ‘Oostinzet’. Dit initiatief was bedoeld om Nederlanders mee te laten werken aan de exploitatie van het op de Sovjet-Unie veroverde territorium. In totaal vertrokken naast de vierhonderd jongeren uit de NAD echter slechts enkele honderden anderen

naar het Oosten om daar landbouw te bedrijven of ander werk te verrichten.285

Een andere organisatie die erop uit was zoveel mogelijk Nederlandse arbeidsmankracht te mobiliseren, was OT. Vanaf 1942 ging deze organisatie intensief Nederlandse mannen werven om aan de Duitse kustverdedigingswerken te werken. De vrijwilligers werden gelokt hogere lonen dan in de Waffen-SS betaald werd en de belofte dat zij niet in Duitsland, waar de geallieerden steeds intensiever gingen bombarderen, tewerkgesteld zouden worden. Duizenden

282 Berger aan Brandt, 19-07-1943, nr. 447.

283 Littlejohn, Foreign Legions, 204; zie voor het plan hiervoor ook de brief van Rauter aan Himmler, 19-08-

1943, nr. 456.

284 De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden, dl. 4, 667-668, 670-671; Littlejohn, Foreign Legions, 187. 285 De Jong, dl. 4, 499 en dl. 6, 449, 455-456; De Noordooster van 14-11-1942 onder de titel Vierhonderd

- 58 -

Nederlanders meldden zich bij de OT maar toen velen van hen in mei 1943 toch gedwongen werden voor enkele maanden naar Duitsland te gaan, liepen de aanmeldingen sterk achteruit. Sterker nog, er was in dat najaar zelfs een groot verloop onder de geworven arbeiders. Zij doken

onder of zochten ander werk.286 Daarop werd besloten het vrijwilligersprincipe te laten varen

door gebruik te maken van een verordening. Mannen tussen de 18 en 45 jaar konden voor enkele weken worden opgeroepen voor dienst in de OT en de daaraan ondergeschikte

ondernemingen.287 Hoeveel Nederlanders tussen 1942 en 1944 aan de Atlantikwall hebben

gewerkt, is niet helemaal duidelijk. In maart 1943 waren het er mogelijk 24.000.288 Zoals

besproken had de SS de maand daarvoor een deal met de OT gesloten om een deel van haar

arbeiders te werven.289

Het belangrijkste initiatief om Nederlanders in dienst van Duitsland aan het werk te zetten, was ongetwijfeld de Arbeidsinzet. Sinds maart 1942 konden alle Nederlandse mannen opgeroepen worden om in de oorlogsindustrie van Duitsland te gaan werken. Zoals echter