• No results found

In hoeverre heeft de mate van economische ontwikkeling invloed op de attitude van niet-beursgenoteerde bedrijven met betrekking tot International Financial Reporting Standards for Small and Medium-sized Enterprises?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In hoeverre heeft de mate van economische ontwikkeling invloed op de attitude van niet-beursgenoteerde bedrijven met betrekking tot International Financial Reporting Standards for Small and Medium-sized Enterprises?"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In hoeverre heeft de mate van economische ontwikkeling invloed

op de attitude van niet-beursgenoteerde bedrijven met betrekking

tot International Financial Reporting Standards for Small and

Medium-sized Enterprises?

Naam: Danielle de Waaij Studentnummer: 11022825

Begeleider: drs. E.M. van der Veer Datum: 25-06-2018, definitieve versie BSc Accountancy and Control

Faculteit: Amsterdam Business School, Universiteit van Amsterdam Aantal woorden: 9594

(2)

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Danielle de Waaij, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

Abstract

Door globalisering van de wereldeconomie krijgen niet-beursgenoteerde bedrijven in toenemende mate te maken met buitenlandse belanghebbenden. Zodoende nam de behoefte aan een internationaal erkend raamwerk, dat rekening houdt met de mogelijkheden van deze doelgroep, toe. Na de publicatie van de International Financial Reporting Standards for Small and Medium-sized Enterprises werd de standaard wisselend ontvangen. Dit leidde tot

onderzoek naar de toegevoegde waarde van de set voor niet-beursgenoteerde bedrijven in het algemeen. Dit onderzoek draagt bij aan de bestaande literatuur door te onderzoeken in

hoeverre de verschillende attitudes binnen de doelgroep verklaard kunnen worden door de economische staat waarin het bedrijf zich bevindt: opkomend dan wel ontwikkeld. Door middel van een literatuuronderzoek zijn de kwaliteit van de overheidsstructuur, de

vergelijkbaarheid van de jaarrekening, cultuur, het informatie- en belastingsysteem, personeel en de administratieve lasten door het verandermodel geïdentificeerd als factoren die

verantwoordelijk zijn voor een bepaalde attitude met betrekking tot ‘IFRS for SMEs’. Het onderzoek concludeert dat elke factor, in elk geval voor een deel, toegeschreven kan worden aan de economische staat van een land.

(4)

Inhoudsopgave

1. Inleiding p.05

2. International Financial Reporting Standards p.07

for Small and Medium-sized Enterprises

2.1. International Financial Reporting Standards p.07 in vergelijking tot International Financial Reporting Standards for Small and Medium-sized Enterprises

2.2.Toepassingsgebied van International Financial Reporting p.08 Standards for Small and Medium Enterprises

2.3. Huidige visie op International Financial Reporting Standards for p.10 Small and Medium Enterprises

3. De beoordelingsmaatstaven voor de waarschijnlijkheid van een verandering p.12 volgens het model van Kasurinen

3.1. Oorsprong van het model p.12

3.2. Positieve factoren: motivators, katalysators en faciliterende factoren p.12 3.3. Negatieve factoren: verwarrende factoren, frustrerende factoren en p.14 vertragende factoren

3.4 De toepassing van het model van Kasurinen p.14 3.4.1. De kwaliteit van de overheidsstructuur p.15 3.4.2. Vergelijkbaarheid van de jaarrekening p.16

3.4.3. De invloed van cultuur p.17

3.4.4. De rol van het informatie- en belastingsysteem p.19

3.4.5. De invloed van personeel p.20

3.4.6. De afweging van de administratieve lasten p.21

3.4.7. Terugblik en voortgang p.22

4. Conclusie p.24

(5)

1. Inleiding

In 2009 publiceerde The International Accounting Standards Board (IASB) the International Financial Reporting Standards for Small and Medium-sized Entities (IFRS for SMEs). De ontwikkeling van het raamwerk was een van de vele gevolgen van de vergaande

mondialisering van de wereldeconomie. Naast de corporate bedrijven met een notering aan de beurs, raakten ook niet-beursgenoteerde bedrijven in toenemende mate betrokken in de vergaande internationalisering van het bedrijfsleven. Hoewel de behoefte aan een gemeenschappelijke taal voor de communicatie tussen het bedrijf en haar internationale belanghebbenden toe leek te nemen, bleek de drempel voor het gebruik van IFRS door de complexiteit van de standaard hoog te liggen. Zodoende ontwikkelde de IASB de standaard die aan moest sluiten op de behoeften en mogelijkheden van niet-beursgenoteerde bedrijven: ‘IFRS for SMEs’.

De standaard werd wisselend ontvangen en kreeg daarmee niet de internationale erkenning die de IASB verwacht had. Toen de standaard eenmaal gepubliceerd werd,

meenden critici dat de vraag naar een aparte set voor niet-beursgenoteerde bedrijven helemaal niet zo groot was als dat de IASB voor deed komen.(Ram & Newberry, 2013). Voorstanders juichen juist toe dat het raamwerk rekening houdt met de kosten en aanwezige kennis in dit soort bedrijven (van Mourik & Walton, 2013). Hoewel IFRS internationaal bekend staat als een hoogwaardige standaard, bestaat ook op landelijk niveau verdeeldheid over de

toegevoegde waarde van deze vereenvoudigde variant. De keuze voor het al dan niet implementeren van ‘IFRS for SMEs’ verschilt dan ook per land. Dit geldt tevens voor de wijze van implementatie. Waar het ene land de lokale standaarden aanpast aan ‘IFRS for SMEs’, kiest het andere land voor de vrijwillige adoptie. Daarnaast is er ook nog een aantal landen dat ‘IFRS for SMEs’ verplicht stelt.

In een poging om deze verdeeldheid te beëindigen of te verklaren, hebben eerdere onderzoeken zich gericht op een diepgaande verschillenanalyse tussen de volledige IFRS en ‘IFRS for SMEs’. Zodoende moest duidelijk worden waar de toegevoegde waarde van de vereenvoudigde set precies ligt. Deze onderzoeken richtten zich op niet-beursgenoteerde bedrijven in het algemeen, zonder rekening te houden met specifieke omgevingsfactoren. In de hoop de verschillende attitudes te kunnen verklaren, zal deze scriptie daarom uitgaan van een minder homogene benadering van de doelgroep. Deze scriptie zal onderzoeken in

(6)

economische ontwikkeling van een land. Aangezien het te omslachtig wordt om dit voor elk

land apart te analyseren, zal er onderscheid worden gemaakt tussen opkomende economieën en ontwikkelde economieën.

Door een onderzoek te doen naar de rol van de economische staat van een land in de vorming van een attitude met betrekking tot deze standaard, draagt deze scriptie bij aan de bestaande literatuur door regelzetters te informeren over specifieke motieven die de doelgroep

stimuleren en tegenhouden om de set te gebruiken. De regelzetter is immers alleen in staat om een op de doelgroep aansluitende set te ontwikkelen als zij de behoeften en obstakels van de doelgroep kent.

De factoren die van invloed zijn op de keuze voor het al dan niet implementeren van de set worden onderzocht door middel van een literatuuronderzoek. Om de factoren in kaart te brengen, zal er gebruik worden gemaakt van het accounting verandermodel van Kasurinen. Gezamenlijk zullen de factoren een bepaalde attitude van niet-beursgenoteerde bedrijven met betrekking tot de standaard vormen. Het model onderscheidt de factoren die de adoptie van een nieuw concept positief beïnvloeden in motivators, faciliterende factoren en katalysatoren. Factoren die een negatieve invloed hebben, worden onderscheiden in onzekerheden,

tegenwerkende factoren en vertragende factoren (Burns & Vaivo, 2001). Dit model wordt meestal gebruikt om een verandering in theoretisch concept binnen management accounting te verklaren. Door gebrek aan een verandermodel voor financial accounting, zal in deze scriptie het verandermodel van Kasurinen gebruikt worden om te identificeren welke factoren van invloed zijn op de overweging van ‘IFRS for SMEs’ en de rol van de economische staat daarin.

In de volgende paragraaf zal ‘IFRS for SMEs’ nader worden uitgewerkt en zal worden ingegaan op de belangrijkste verschillen in vergelijking met IFRS. Ook zal er een

beschrijving worden gegeven van de huidige situatie van de set. In de derde paragraaf volgt er een beoordeling van de factoren die adoptie van de set beïnvloeden en zullen deze geplaatst worden in het accountingmodel van Kasurinen. Na de identificatie van een factor zal telkens worden vastgesteld in hoeverre deze factor beïnvloed wordt door de staat van de economie; opkomend of ontwikkeld. In de vierde paragraaf zullen ten slotte alle factoren worden samengenomen om een antwoord op de centrale vraag te formuleren.

(7)

2. De International Financial Reporting Standards for Small and Medium Enterprises

In deze paragraaf wordt ‘IFRS for SMEs’ – in deze scriptie ook wel aangemerkt als

raamwerk- nader uitgewerkt en wordt een vergelijking gemaakt tussen het raamwerk en IFRS. Daarnaast zal aan de hand van een aantal criteria worden uitgelegd wat de economische ontwikkeling van een land bepaalt. Verdere operationalisering van ‘economische

ontwikkeling’ is van belang omdat deze scriptie een onderzoek doet naar de mate waarin de factoren van implementatie toe te schrijven zijn aan de economische staat van een land. Ten slotte zal de huidige visie van landen op het raamwerk worden beschreven. Deze beschrijving dient een beeld te schetsen van de stand van zaken negen jaar na de publicatie van de

standaard en toont de verdeeldheid van de visies op het raamwerk, en daarmee het belang van dit onderzoek, aan.

2.1 International Financial Reporting Standards in vergelijking tot International Financial Reporting Standards for Small and Medium-sized Enterprises

Sinds 2005 zijn beursgenoteerde bedrijven in Europa verplicht om hun jaarrekening op te stellen volgens de IFRS-standaarden (Europese Commissie, 2002). Ook buiten Europa wordt IFRS toenemend gebruikt. Volgens de site van IFRS staan momenteel 166 jurisdicties het gebruik van IFRS als verslaggevingsmethode toe. Hoewel de IASB streeft naar volledige internationale harmonisatie van IFRS, blijkt deze standaard niet voor elk bedrijf even geschikt. Met name voor kleine, midden-grote en niet-beursgenoteerde bedrijven wegen de voordelen van de toepassing van IFRS niet op tegen de nadelen. Als grootste voordelen worden de weergave van een werkelijkheidsgetrouw beeld en de mogelijkheid tot het vergelijken van de jaarrekening genoemd (IFRS, 2018). Om dat getrouw beeld van de werkelijkheid te bewerkstelligen, is voldoende kennis van de standaard vereist. IFRS wordt beschouwd als een complexe standaard en met name bij kleine en middelgrote bedrijven blijkt kennis te ontbreken die de toepassing van de standaard vereist (Eierle & Haller, 2009).

Daarnaast worden de kosten die de implementatie van deze set met zich meebrengt door dit soort bedrijven als te hoog ervaren (Kamp, 2010). Behalve de complexiteit en hoge kosten van de volledige IFRS, zijn er nog meer redenen te noemen voor het besluit om over te gaan tot de ontwikkeling van ‘IFRS for SMEs’. Niet-beursgenoteerde bedrijven worden

internationaal steeds actiever en hebben te maken met verschillende lokale regels (Vermeulen, 2012). Standaardisatie zou de administratieve kosten laag houden. Bij een internationaal

(8)

speelveld horen ook veel buitenlandse belanghebbenden zoals afnemers, leveranciers,

aandeelhouders en kredietverstrekkers. Het komt de communicatie ten goede als zij dezelfde taal spreken.

Om tegemoet te komen aan de behoeften van niet-beursgenoteerde bedrijven is de IASB in 2004 een project gestart tot het ontwikkelen van een standaard die gericht is op niet-beursgenoteerde entiteiten. Het resulteerde uiteindelijk in de invoering van ‘IFRS for SMEs’ in 2009. Deze set verschilt op meerdere manieren van de volledige IFRS. Zo kent ‘IFRS for SMEs’ korter en bondiger taalgebruik dan IFRS. Qua omvang is de set slechts tien procent van het volledige IFRS-pakket. Het verschil in omvang is voor een groot deel het gevolg van het weglaten van de toelichtende paragrafen in de vereenvoudigde variant (Van Santen, 2018). De technische verschillen tussen de twee varianten zitten vooral in de waardering. Zo staat ‘IFRS for SMEs’ de waardering van immateriële vaste activa tegen reële waarde niet toe, terwijl IFRS bij aanwezigheid van een actieve markt dat wel doet. Als voorbeeld van een verschillende behandelingswijze van de immateriële vaste activa kunnen ontwikkelingskosten worden genoemd. Volgens ‘IFRS for SMEs’ moetenactiva die voortkomen uit ontwikkeling direct als kosten worden opgenomen in de resultatenrekening, terwijl IFRS de uit

ontwikkeling voortgekomen activa kapitaliseert. Ook bij de verwerking van goodwill ontstaan er verschillen. Waar IFRS uitgaat van een jaarlijkse impairment test van de goodwill, stelt ‘IFRS for SMEs’ deze test niet verplicht en wordt er afgeschreven over de economische levensduur. Bij financiële instrumenten treedt naast een waarderingsverschil, een classificatieverschil op. IFRS kent drie categorieën financiële instrumenten, namelijk schuldinstrumenten, derivaten en contractuele instrumenten die tegen marktwaarde worden opgenomen (Van Santen, 2018). ‘IFRS for SMEs’ heeft deze classificatie niet overgenomen en volgt het type instrument. Financiële instrumenten worden in beginsel tegen reële waarde gewaardeerd, waarbij de waardeveranderingen worden opgenomen in het resultaat. Indien de reële waarde niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, wordt het instrument gewaardeerd tegen de kostprijs.

2.2 Toepassingsgebied van International Financial Reporting Standards for Small and Medium Enterprises

‘IFRS for SMEs’ is bedoeld voor ondernemingen die geen publieke verantwoordingsplicht hebben (Van Santen, 2018). Deze ondernemingen zijn niet genoteerd aan de beurs en

(9)

proberen ook geen notering te krijgen aan de beurs. Wel publiceren SMEs een jaarrekening voor de belanghebbenden. Hoewel ‘IFRS for SMEs’ doet vermoeden dat de standaard enkel bedoeld is voor kleine en middelgrote bedrijven, is dat in werkelijkheid genuanceerder. De standaard is gericht op private bedrijven en volgens IFRS is het middelgrote bedrijf

representatief voor de private sector. Zodoende heeft de IASB ‘IFRS for SMEs’ ontwikkeld met de behoeften van het middelgrote bedrijf in gedachten (NBA, 2018). Gezien IFRS geen criterium heeft voor de grootte van een SME, kunnen in theorie ook grote

niet-beursgenoteerde bedrijven gebruik maken van deze standaard. De doelgroep is niet verplicht om de set te adopteren. De set krijgt pas wettelijke status als een land ‘IFRS for SMEs’ opneemt in haar wetgeving. Op dit moment zijn er volgens de IASB 84 landen die de set toestaan of verplicht stellen (IFRS, 2018).

Aangezien het buiten het bereik van dit onderzoek valt om voor elke situatie de precieze staat van de economie te bepalen, zal de economische context van een land in deze scriptie worden onderscheiden in opkomende economieën en ontwikkelde economieën. Volgens Peng, Wang en Yiang is een economie aan te merken als opkomend indien een ontwikkelingsland een hoog groeipotentieel heeft (2008). Daarnaast hebben opkomende markten een onderontwikkeld financieel systeem (Aulakh, Rotate & Teegen, 2000). Het financieel systeem omvat onder andere banken, beurzen, regelzetters en toezichthouders. Onder het financiële systeem vallen ook de boekhoudkundige regels. Een onderontwikkeld financieel systeem kan volgens Aulakh, Rotate en Teegen leiden tot moeilijkheden bij het aantrekken van kapitaal voor buitenlandse investeringen. Bovendien zouden opkomende markten door de grote administratieve en culturele verschillen moeite hebben met het begrijpen van de buitenlandse markt (Li, Yi en Cui, 2017). Sinha en Sheth stellen dat een opkomende markt wordt gekenmerkt door heterogeniteit (2015). Door de grote verschillen in opleidingsniveau en financiële situatie binnen de populatie zijn de behoeften divers. Verder kenmerkt de opkomende markt zich door kleine, lokale bedrijven waarbij eigendom en de dagelijkse leiding in handen ligt van dezelfde persoon.

Een ontwikkelde economie is een efficiënte economie door de aandrijving van continue veranderprocessen (Fernández-Serrano, Berbegal, Velasco & Expósito, 2018). Hierbij wordt vooral technologische verbetering en de hoge mate van automatisering bedoeld. Volgens de auteurs zijn overheidslichamen in landen met een ontwikkelde markt gericht op het aantrekken van buitenlandse investeringen. Het verkrijgen van kennis en kunde van technologie die elders is ontwikkeld is onderdeel daarvan. Op deze wijze wordt veel geld geïnvesteerd in de opleiding van mensen. Een ontwikkelde markt kent tevens een ontwikkeld

(10)

financieel systeem waarin een raamwerk bestaat voor financiële verslaggeving (Aulakh, Rotate & Teegen, 2000). Een onafhankelijke toezichthouder houdt toezicht op de naleving van de standaarden. Ten slotte kenmerkt de ontwikkelde markt zich door een grote

middenklasse met homogene behoeften (Sinha en Sheth, 2015). Door het definiëren van beide markten kan in de beoordeling getoetst worden in hoeverre de factoren die adoptie van ‘IFRS for SMEs’ beïnvloeden, toe te schrijven zijn aan de economische ontwikkeling van een land.

2.3 Huidige visie op International Financial Reporting Standards for Small and Medium Enterprises

In de voorgaande deelparagraaf wordt duidelijk dat de toepassing van ‘IFRS for SMEs’ negen jaar na de invoering nog altijd op vrijwillige basis geschiedt, tenzij een nationale dan wel internationale wetgever de standaard verplicht stelt. Het toestaan van de standaard zegt dus weinig over het daadwerkelijke gebruik ervan, terwijl juist het gebruik informatie geeft over de mate van toegevoegde waarde die niet-beursgenoteerde bedrijven in de set zien. Daarom is een situatieschetsing nodig van de huidige visies op het raamwerk.

Europa lijkt verdeeld te zijn over de mate van toegevoegde waarde van de set (Van Santen, 2018). In Nederland bijvoorbeeld, is er weinig behoefte aan adoptie van de set omdat deze weinig strijdigheden kent met de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. In veel gevallen voldoet de geconsolideerde jaarrekening die volgens de richtlijnen wordt opgesteld ook aan ‘IFRS for SMEs’. Hoewel de mogelijkheid bestaat om de jaarrekening volledig volgens ‘IFRS for SMEs’ in te richten, ontkomt men niet aan de gestelde toelichtingsvereisten van de Raad voor de Jaarverslaggeving (Van Santen, 2018). Daarentegen overweegt Denemarken om ‘IFRS for SMEs’ in te voeren zonder daarnaast een reconciliatie naar de lokale regelgeving te vereisen (IFRS, 2018). Zodoende zou aan het betreffende bedrijf de optie worden gegeven te kiezen tussen ‘IFRS for SMEs’ en de lokale regelgeving. Noorwegen kiest een andere benadering door het gebruik van ‘IFRS for SMEs’ momenteel niet toe te staan, maar over te gaan tot de ontwikkeling van een standaard die gebaseerd is op ‘IFRS for SMEs’. Het

Verenigd Koninkrijk ziet toegevoegde waarde in ‘IFRS for SMEs’ en heeft gekozen voor een impliciete implementatie van de set. Sinds de invoering van de set in 2009 zijn er

aanpassingen gedaan aan de lokale GAAP (Van Santen, 2018).

Ook Zuidoost-Azië kent geen eenduidige benadering (IFRS, 2018). Er valt

(11)

en Vietnam, en landen die de standaard toestaan, waaronder de Filipijnen, Myanmar en Cambodja.

In de Verenigde Staten ontbreekt nog altijd een specifiek raamwerk voor niet-beursgenoteerde bedrijven en blijft de visie op ‘IFRS for SMEs’ vaag. Hoewel in 2010 werd aangegeven dat gebruik van de set door buitenlandse niet-beursgenoteerde bedrijven wordt toegestaan, lijkt dat acht jaar later toch anders te zijn. Volgens de IFRS-site is de set niet expliciet toegestaan. Ook Japan en Zuid-Korea lijken ‘IFRS for SMEs’ te negeren. (Gassen, 2017).

Zuid-Amerikaanse landen beschouwen de set als een hoogwaardige standaard en staan daarom een stuk positiever tegenover het raamwerk (IFRS, 2018). Chili erkende het ‘IFRS for SMEs’ al in 2010 door het gebruik ervan verplicht te stellen voor niet-beursgenoteerde

bedrijven. Ook Brazilië, Colombia en Venezuela hebben het gebruik van ‘IFRS for SMEs’ verplicht gesteld, maar voegden wel een groottecriterium voor het niet-beursgenoteerde bedrijf toe. Bolivia heeft de standaard momenteel in overweging en Argentinië, Peru, Paraguay, Ecuador, Uruguay, Suriname en Guyana geven de bedrijven de optie om de standaard vrijwillig te adopteren.

Samenvattend valt op te merken dat er naast verschillende attitudes met betrekking tot het raamwerk, verschillende wijzen van implementatie van het raamwerk bestaan. Waar het ene land kiest voor impliciete implementatie, stelt het andere land de set expliciet verplicht. Bovenstaande situatieschetsing laat zien dat binnen hetzelfde geografische gebied meningen over de toegevoegde waarde van het raamwerk uiteenlopen. Daarom zal dit onderzoek in de volgende paragraaf de factoren die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor een bepaalde attitude identificeren en analyseren in hoeverre deze in verband te brengen zijn met de economische staat van een land.

(12)

3. De beoordelingsmaatstaven voor de waarschijnlijkheid van een verandering volgens het model van Kasurinen

3.1 Oorsprong van het model

In deze paragraaf zal beoordeeld worden in hoeverre de attitude met betrekking tot ‘IFRS for SMEs’ beïnvloed wordt door de economische ontwikkeling van een land. Om dit te kunnen beoordelen, zal eerst geanalyseerd worden welke factoren van invloed zijn op de keuze van het al dan niet implementeren van de set. Deze factoren zullen worden ingedeeld in het accounting verandermodel dat in 1990 is ontwikkeld door Innes en Mitchell en in 2002 werd aangepast door Kasurinen. Het model is oorspronkelijk ontwikkeld nadat er behoefte bestond om veranderingen in de theorie van management accounting te verklaren (Issues in

Management Accounting). Deze behoefte ontstond nadat er een toenemende kloof bleek te bestaan tussen theorie en praktijk (Scapens, 1984). De theorie die volgens de tekstboeken succesvol moesten zijn, werd in werkelijkheid niet geadopteerd. Zodoende begon men met de ontwikkeling van een model dat als voornaamste doel had om opkomende ontwikkelingen op een dieper niveau te volgen (Cobb, Helliar & Inness, 1995). Door nauwkeurig de factoren die van invloed zijn, positief dan wel negatief, in kaart te brengen, wordt het potentieel van de verandering bepaald. Een hoog potentieel van verandering betekent dat er waarschijnlijkheid bestaat dat de beschreven theoretische verandering daadwerkelijk wordt geadopteerd. Een laag potentieel van verandering betekent dat het beschreven verschijnsel nog te ver van de behoeften van de belanghebbenden staat om door hen als succesvol te worden beschouwd. Zodoende is er een lage waarschijnlijkheid van adoptie (Cobb et al, 2015).

Zoals eerder genoemd is het model in 1990 ontwikkeld door Innes en Mitchell. Aangezien het doel was het potentieel van een verandering in kaart te brengen, hebben zij zich in de ontwikkeling van het model vooral gericht op de factoren die het potentieel positief beïnvloeden. Hierbij hebben zij de positieve factoren onderscheiden in drie categorieën: positieve factoren, katalysators en faciliterende factoren (Innes & Mitchell, 1990).

3.2 Positieve factoren: motivators, katalysators en faciliterende factoren

Motiverende factoren definiëren Innes en Mitchell als de algemene gronden die de redenen voor verandering weergeven (1990). Deze algemene redenen zijn van positieve invloed op verandering. De redenen hebben door hun algemeenheid betrekking op externe

(13)

omstandigheden waarop individuen weinig invloed hebben. Als voorbeeld noemen de auteurs wet- en regelgeving en de ontwikkelingen in de markt. Deze factoren kunnen de keuze tot het al dan niet implementeren van een verschijnsel motiveren door hun vaste karakter. Er wordt weinig ruimte aan het individu of het individuele bedrijf gelaten om te beslissen of de behoefte bestaat om de verandering te adopteren, de behoefte bestaat als gevolg van de inrichting van de externe omgeving.

Hoewel een vaste, externe factor van behoorlijke invloed kan zijn op verandering, kent het model een andere sterke invloed die vooral op de organisatorische omgeving ziet: de katalyserende factor (Innes & Mitchell, 1990). Een katalyserende factor is anders dan de motiverende factor minder algemeen en vooral bedrijfsspecifiek. Daarmee laat de katalysator goed het originele toepassingsgebied van het model zien. Management accounting, waar het model oorspronkelijk voor bedoeld is, richt zich immers op het voorbereiden van financiële en niet-financiële informatie aan managers ten behoeve van de besluitvorming. Hierbij ligt de focus op de interne informatievoorziening. Ook de katalysator ontstaat vanuit de interne informatievoorziening. Het geeft de interne gronden voor een verandering weer. Als voorbeeld noemen de auteurs tegenvallende financiële resultaten en het potentieel van de mensen in een bedrijf. De eerste factor beïnvloedt verandering in die mate dat de

tegenvallende resultaten leiden tot een positieve attitude met betrekking tot verandering, omdat vasthoudendheid zou leiden tot dezelfde tegenvallende resultaten. Het tweede voorbeeld geeft aan dat er in een bedrijf waarin het groeipotentieel van het bedrijf hoog is, een positieve attitude met betrekking tot verandering ontstaat omdat het personeel in staat is deze verandering te begrijpen.

De faciliterende factoren ten slotte, dragen bij aan de motiverende factoren. Het zijn de factoren die ondersteunend zijn in de keuze om over te gaan op een verandering maar op zichzelf niet resulteren in verandering. Innes en Mitchell noemen in hun onderzoek autonomie van de dochtermaatschappij van een moeder een ondersteunde factor van verandering (1990). Zij beschrijven een situatie waarin een dochtermaatschappij een besluit moet nemen over de overstap naar een ander voorraadsysteem. Hierin is de onafhankelijkheid geen motivator voor het maken van de eventuele overstap, maar stelt de dochter wel in staat om een besluit te nemen. Faciliterende factoren werken de mogelijkheid tot verandering dus niet tegen, maar vergroten deze juist. Daarnaast werkt ook cultuur ondersteunend in de beoordeling van de wenselijkheid van een verandering. Het geheel van culturele opvattingen heeft invloed op de manier waarop een individu of bedrijf kijkt naar een verschijnsel en deze vervolgens

(14)

3.3 Negatieve factoren: verwarrende factoren, frustrerende factoren en vertragende factoren

Het bovenstaand beschreven model van Innes en Mitchell richt zich vooral op de factoren die van positieve invloed zijn op een verandering. Om de waarschijnlijkheid van de

implementatie van een verandering vast te stellen, moeten echter ook de barrières van de verandering worden geïdentificeerd, zo stelde Kasurinen (Upping & Oliver, 2011). Kasurinen voegde daarom drie categorieën toe die een mogelijke verandering tegenhouden:

verwarrende, frustrerende en vertragende factoren.

Een verwarrende factor creëert onzekerheid over de mate van wenselijkheid van de verandering (Kasurinen, 2002). Het zorgt ervoor dat er verschillende visies op de verandering ontstaan die elkaar tegenspreken. Verwarring ontstaat vaak als gevolg van gebrek aan kennis over de verandering. Sterker dan verwarring is de frustrerende factor die verandering

onderdrukt. Financiële stabiliteit kan zo’n factor zijn. De positieve invloed van de verandering mag dan worden ingezien, de verandering heeft geen prioriteit omdat de bestaande situatie niet vraagt om een aanpassing. Daarnaast is cultuur in staat om een verandering te

onderdrukken. Als de cultuur zich kenmerkt door een hoge mate van risicoaversie, dan onderdrukt dit veranderingen. Vertragende factoren daarentegen, onderdrukken de verandering niet maar staan deze tijdelijk in de weg. Ze zijn gerelateerd aan technische problemen die kunnen worden opgelost. Kasurinen noemt de afwezigheid van een duidelijk geformuleerde strategie als voorbeeld (Upping & Oliver, 2011). Hierdoor is het onmogelijk om op korte termijn de verandering door te voeren.

3.4 De toepassing van het model van Kasurinen: de factoren die van invloed zijn op de implementatie van International Financial Reporting Standards for Small and Medium Enterprises en de beoordeling van de invloed van de economische ontwikkeling op deze factoren

In de voorgaande deelparagrafen is beschreven welke factoren door het model van Kasurinen worden onderscheiden in de beoordeling van de waarschijnlijkheid van implementatie van een bepaalde verandering. In dit onderzoek is de verandering de overstap naar ‘IFRS for SMEs’. Deze analyse is bedoeld om de factoren die de implementatie beïnvloeden in kaart te brengen en te onderzoeken in hoeverre deze verband houden met de economische

(15)

om een compleet beeld te krijgen van factoren die tezamen een attitude vormen met betrekking tot het raamwerk.

3.4.1 De kwaliteit van de overheidsstructuur

Ten eerste is een lage kwaliteit van de overheidsstructuur aan te merken als motivator voor de implementatie van ‘IFRS for SMEs’ (Kaya & Koch, 2015). Kaya en Koch vinden in hun onderzoek een positieve associatie tussen een lage governance in een land en de adoptie van ‘IFRS for SMEs’ door het betreffende land. De behoefte aan een stabiel raamwerk als ‘IFRS for SMEs’ neemt toe naarmate de kwaliteit van de overheidsstructuur lager is. De auteurs verklaren deze bevinding vanuit de mogelijkheid tot het versterken van de financiële

architectuur die door landen met een laag ontwikkelde overheidsstructuur wordt gezien in de adoptie van ‘IFRS for SMEs’. In de tweede paragraaf van deze scriptie wordt het begrip ‘opkomende markt’ door Aulakh, Rotate en Teegen geoperationaliseerd als een markt die gevestigd is in landen met een laag ontwikkelde overheidsstructuur (2000). Vaak ontbreekt een stabiel financieel systeem en daarmee een raamwerk voor financiële verslaggeving. Indien er wel een raamwerk bestaat voor de financiële verslaggeving is deze niet

doorontwikkeld of wordt er geen toezicht gehouden door een onafhankelijke toezichthouder op de naleving van de standaarden. Gezien een laag ontwikkelde overheidsstructuur volgens hen dus voor komt in landen met een opkomende markt, is deze factor een motivator om over te gaan op ‘IFRS for SMEs’ voor landen met een opkomende markt. De factor is een

motivator te noemen omdat de financiële structuur van een land een vast, extern gegeven is en daarmee aan te merken valt als een algemene grond. In het geval van de opkomende markt beïnvloedt deze factor de waarschijnlijkheid van implementatie positief.

Echter, een hoge kwaliteit van de overheidsstructuur beïnvloedt de attitude van landen met betrekking tot het raamwerk negatief, zo stellen Ramanna en Sletten (2009). Zij bewijzen met hun onderzoek dat landen met een ontwikkelde overheidsstructuur geen meerwaarde zien in de adoptie van het raamwerk. De eigen lokale standaarden zijn in een ontwikkelde

overheidsstructuur vaak van gedegen niveau, waardoor de noodzaak van het omzetten niet wordt gezien. In deze gevallen is de hoge kwaliteit een frustrerende factor in het

implementatieproces van de verandering. De verandering heeft geen prioriteit en wordt daarom onderdrukt. Hier kan Nederland als voorbeeld worden genoemd: aangezien de lokale standaarden niet veel verschillen met ‘IFRS for SMEs’, kan niet worden aangevoerd dat de standaard niet voldoet aan de kwaliteitseisen. In plaats daarvan voert Nederland in de

(16)

commentaarbrieven aan de Europese Commissie aan dat implementatie van het raamwerk geen prioriteit heeft omdat de bestaande situatie niet vraagt om een aanpassing (Kamp, 2010). Op deze manier onderdrukt Nederland de implementatie van het raamwerk.

3.4.2 Vergelijkbaarheid van de jaarrekening

Desalniettemin stellen Kilic en Uyarb dat landen met ontwikkelde standaarden wel degelijk noodzaak zien in het adopteren van ‘IFRS for SMEs’ (2017). Dit komt door de toenemende vergelijkbaarheid van de financiële rapportages die als gevolg van de implementatie van het raamwerk ontstaat. De auteurs stellen dat deze vergelijkbaarheid van groot belang is voor belanghebbenden. Belanghebbenden waarderen een hoge mate van vergelijkbaarheid omdat zij zich in hun investeringsbeslissing niet baseren op één jaarrekening, maar juist op meerdere jaarrekeningen (Zang, 2008). Jaarrekeningen zijn eenvoudiger te vergelijken als zij zijn opgesteld volgens dezelfde consistente standaarden. De mate van controleerbaarheid neemt hierdoor toe. Zodoende is de toenemende vergelijkbaarheid een motiverende factor voor de adoptie van ‘IFRS for SMEs’. Volgens de gestelde criteria van Fernández-Serrano, Berbegal, Velasco & Expósito voor een ontwikkelde economie, is de behoefte aan vergelijkbaarheid groter in een ontwikkelde markt dan in een opkomende markt. Zij stellen immers dat overheidslichamen in een ontwikkelde markt actief bezig zijn met het aantrekken van buitenlandse investeringen (2018). Hieronder valt ook het vergemakkelijken van de

vergelijkbaarheid van de jaarrekening voor buitenlandse investeerders. Hoewel deze landen vaak ontwikkelde lokale standaarden hebben, is het aandeel van buitenlands kapitaal zodanig groot dat de noodzaak tot communicatie met de buitenlandse aandeelhouders, afnemers en leveranciers bestaat. Het hebben van een gemeenschappelijke taal door implementatie van ‘IFRS for SMEs’ is zodoende een belangrijke motivator voor landen met ontwikkelde economieën. Hiermee zit de noodzaak van de implementatie voor de ontwikkelde landen inderdaad niet in de verbetering van lokale standaarden, zoals Ramanna en Sletten eerder aanvoeren, maar in het aantrekken van buitenlands kapitaal.

Niet alleen ontwikkelde economieën hebben de motivatie tot het aantrekken van buitenlands kapitaal. Volgens Gordon, Loeb en Zhu hebben ook opkomende economieën dit bijkomende gevolg van het raamwerk gezien (2012). Volgens de criteria van Li, Yi en Cui hebben opkomende markten door administratieve en culturele verschillen nog altijd veel moeite met het begrijpen van de buitenlandse markt (2017). Gordon et al stellen dat door adoptie van ‘IFRS for SMEs’ voor de opkomende markten een kans bestaat om buitenlands

(17)

kapitaal aan te trekken (2012). Dit is het gevolg van het feit dat de boekhouding door adoptie van het raamwerk voortaan volgens de gestandaardiseerde, hoogwaardige regels geschiedt. Investeerders stellen dit op prijs en zullen hierdoor meer gaan investeren in dit soort

economieën. Hiermee neemt het groeipotentieel van de opkomende markten toe en hebben zij een stimulans om over te gaan op dit raamwerk. Dat het aantrekken van buitenlands kapitaal een motivator is, dat wil zeggen een extern gegeven dat van positieve invloed is, en geen faciliterende factor die vanuit de interne informatievoorziening ontstaat, wordt duidelijk als Sellami en Gafsi dieper onderzoek doen naar deze factor (2018). Zij stellen dat opkomende markten een hoge mate van financiële afhankelijkheid hebben van internationale instituties, die een hoge kwaliteit en een hoge mate van transparantie van de rapportages vereisen. Om in aanmerking te komen voor de financiering en de kosten van het kapitaal zo laag mogelijk te houden, hebben opkomende landen geen andere keuze dan een hoogwaardige set als ‘IFRS for SMEs’ te adopteren. De kwaliteitseis van de internationale instituties is dus een vast, extern gegeven dat invloed uitoefent op de afweging van het al dan niet implementeren van het raamwerk.

3.4.3 De invloed van cultuur

Net als Li, Yi en Cui, benadrukken Sian en Roberts de culturele verschillen tussen landen met opkomende economieën en de buitenlandse markt (2006). Hoewel volgens Li, Yi en Cui dit leidt tot bovenbeschreven motivator, zijn Sian en Roberts van mening dat cultuur ook kan leiden tot een verwarrende factor. Zij beschrijven namelijk het feit dat in opkomende economieën de kennis over accounting niet op hetzelfde niveau ligt als de kennis die het raamwerk vereist. Hierin speelt niet alleen het gebrek aan hoogwaardig onderwijs in

accounting een rol, maar ook het lage level van geletterdheid in vergelijking tot ontwikkelde economieën. Dit zorgt ervoor dat er verwarring ontstaat over de verandering en de gevolgen van de verandering. Er is een gebrek aan experts die het effect van de overgang naar ‘IFRS for SMEs’ goed in kaart kan brengen. Dit heeft als gevolg dat er meerdere conflicterende visies op de verandering ontstaan. In het model van Kasurinen valt deze factor daarom als verwarrende factor aan te merken.

Naast verwarring bewijst Masca dat cultuur ook een faciliterende factor kan zijn. Een faciliterende factor draagt bij aan een motiverende factor om een verandering te laten plaatsvinden. Volgens Masca draagt de accountingcultuur waarin een bedrijf zich bevindt bij aan de perceptie die het bedrijf heeft van ‘IFRS for SMEs’ (2012 p. 567-575). In haar

(18)

onderzoek vroeg zij bedrijven naar hun mening over het raamwerk. Zij ondervond dat de meningen over het raamwerk, gegeven door bedrijven afkomstig uit dezelfde of vergelijkbare accountingcultuur, grotendeels gelijk waren. De faciliterende werking van de cultuur zit in dit geval vooral in het feit dat de naleving van de standaarden in hoogontwikkelde economieën zodanig van belang wordt geacht, dat er een toezichthoudend orgaan is aangesteld om deze zekerheid te garanderen (Masca, 2012). Het feit dat er een norm wordt gesteld aan de kwaliteit van de verslaggeving en naleving daarvan vervolgens gecontroleerd wordt, is het gevolg van een heersende cultuur. Zeff vond in zijn onderzoek, jaren eerder, dat opkomende markten destijds een poging hebben gedaan om internationale standaarden aan te nemen, maar dat het grootste probleem zit in de naleving daarvan (2007). Een poging tot het opstellen van een rapportage volgens een internationale standaard werd belangrijker gevonden dan de daadwerkelijke inhoud hiervan. Op deze manier blijft de kwaliteit van de financiële

rapportages laag. Een cultuur waarin juistheid en volledigheid minder belangrijk worden gevonden kan op deze manier ‘IFRS for SMEs’ als een te strenge standaard ervaren, waardoor het een frustrerende factor wordt die de verandering onderdrukt. Een cultuur waarin juistheid en volledigheid van belang wordt geacht draagt juist bij aan de vorming van een positieve attitude met betrekking tot ‘IFRS for SMEs’, waardoor de factor aan te merken valt als faciliterend.

De invloed van cultuur op de vorming van een bepaalde attitude met betrekking tot het raamwerk wordt nog eens duidelijk door het onderzoek van Quagli en Paoloni (2012). Net als Masca analyseerden zij de reacties die werden gegeven op het ‘IFRS for SMEs’ raamwerk, maar deden dit voor een uitgebreidere groep. Niet alleen de bedrijven, maar ook de gebruikers en opstellers van de jaarrekening werden gevraagd om hun mening te geven over ‘IFRS for SMEs’. Quagli en Paoloni concluderen dat, over het algemeen, opstellers van de jaarrekening minder positief tegenover het raamwerk staan dan de gebruikers van de jaarrekening. Doordat Angelsaksische en Scandinavische landen het opstellen van een jaarrekening verklaren vanuit een maatschappelijke plicht aan de gebruiker van de jaarrekening, staan deze landen

positiever tegenover ‘IFRS for SMEs’ dan landen waarin het leveren van financieel overzicht aan de opsteller als belangrijkste doel van de jaarrekening wordt beschouwd. Dit blijkt het geval te zijn in Duitsprekende en Latijns-Amerikaanse landen.

Het verschil in opvatting over het primaire doel van het opstellen van een jaarrekening kan niet toe worden geschreven aan de economische ontwikkeling van een land, maar aan de accountingcultuur die er in een land heerst. Het gaat over de algemene opvatting die er bestaat over het doel waaruit de behoefte tot een jaarverslag ontstaat.

(19)

Als voorbeeld kan Fiji worden genoemd. Chand, Patel en White, deden onderzoek in Fiji, een land gelegen in de Stille Oceaan waar Engels de officiële landstaal is. In hun onderzoek vonden Chand et al, dat opstellers, waaronder auditors die samensteldiensten verrichtten, over het algemeen negatief stonden tegenover ‘IFRS for SMEs’ doordat zij het raamwerk als complex ervaren (2015). De negatieve visie van de auditor hield de wetgever niet tegen om de set verplicht te stellen. Daarmee geeft het de primaire doelgroep van de jaarrekening in Angelsaksische landen weer: de gebruiker in plaats van de opsteller. In het land bestaat de algemene opvatting dat de gebruiker het doel is waaruit de behoefte tot het opstellen van een jaarrekening ontstaat. Deze opvatting werkt op deze manier faciliterend, het ondersteunt in de beoordeling van de wenselijkheid van de overstap naar ‘IFRS for SMEs’, omdat de wetgever het gevoel heeft dat ze het belang van de belangrijkste doelgroep daarmee dient. In het geval van een omgeving waarin opstellers als middelpunt worden beschouwd, en dus een andere opvatting bestaat, kan dit een frustrerende factor zijn. Doordat de verandering niet het belang van de primaire groep dient, wordt de verandering onderdrukt en een

negatieve attitude met betrekking tot ‘IFRS for SMEs’ gevormd.

3.4.4 De rol van het informatie- en belastingsysteem

Naast cultuur noemen Albu, Pali-Pista et al de afwezigheid van een gecomputeriseerd

accountingsysteem een barrière voor de implementatie van ‘IFRS for SMEs’ voor landen met een opkomende markt (2013). De overstap van een schriftelijke, niet geordende boekhouding naar een raamwerk dat volledige herkomst van balansposten door middel van een audit-trail vereist, is groot. Een accounting informatiesysteem dat dit mogelijk maakt, is een complexe, dure investering. De meerwaarde van de investering mag dan gezien worden, de middelen om de investeringen te doen zijn nog niet beschikbaar en staan daarmee de verandering tijdelijk in de weg. Daarom valt de factor te classificeren als een vertragende factor. Op korte termijn is de verandering niet realiseerbaar.

Het fiscale stelstel van een land is tevens moeilijk te veranderen op korte termijn. Shima en Yang richtten zich in eerste instantie op de rol van het belastingstelstel in de bereidheid tot implementatie van het IFRS-raamwerk (2012). Zij maken echter een uitstap naar ‘IFRS for SMEs’ om te kijken of hun bevindingen ook in die context houden. Dat blijkt het geval: in landen waar het belastingstelsel sterk aansluit op de verslaggeving van ‘IFRS for SMEs’ neemt de weerstand tot implementatie van het raamwerk af. Dit komt doordat in zulke gevallen de bedrijven administratieve lastenverlichting zullen ondervinden als gevolg van het

(20)

eenvoudiger worden van de reconciliatie tussen de fiscale en vennootschappelijke jaarrekening. Gezien het belastingstelsel onderdeel is van het financiële systeem, is het volgens de criteria van Aulukh, Rotate en Teegen onwaarschijnlijk dat een land met een onderontwikkeld financieel systeem, een belastingsysteem heeft dat strookt met een

ontwikkeld raamwerk als ‘IFRS for SMEs’. Zodoende wordt dit voordeel vooral ondervonden door landen met ontwikkelde markten en is daarmee voor hen een motiverende factor voor de implementatie van het raamwerk.

3.4.5 De invloed van personeel

Katalyserende factoren kennen een minder algemeen karakter dan de hiervoor genoemde motiverende factor. Katalyserende factoren zien meer op het organisatorische niveau. Uyar en Gungormus zijn van mening dat getraind, capabel personeel een factor is die van invloed is op verandering. Een ingrijpende verandering is alleen mogelijk als er personeel in huis is dat de verandering en nog belangrijker, de gevolgen van de verandering begrijpt (2013). De mate van getraind personeel is een interne factor en dus bedrijfsspecifiek, waardoor het aangemerkt kan worden als een katalysator. Volgens de criteria van Fernández-Serrano, Berbegal,

Velasco en Expósito nemen ontwikkelde economieën actief deel in continue

verbeteringsprocessen (2018). Het trainen van personeel dat deze veranderingen begrijpt is daar een onderdeel van. Zodoende kan worden gesteld dat de mogelijkheid tot het omzetten van een lokale boekhouding, naar bijvoorbeeld ‘IFRS for SMEs’, groter is in een ontwikkelde economie dan in een opkomende economie.

Het feit dat getraind personeel van invloed is op de mogelijkheid tot het omzetten van een standaard valt in dit specifieke geval te wijten aan het feit dat ‘IFRS for SMEs’ gebaseerd is op principes. Daarmee vereist de standaard veel professionele oordeelsvorming (Hodgdon, Hughes & Street, 2011). Iets wat alleen kan worden toegepast bij volledig begrip van de standaard. De standaard kenmerkt zich daarnaast door het weglaten van de toelichtende paragrafen die in de volledige variant wel vereist zijn (Van Santen, 2018). Dit kan interpretatie van de standaard bemoeilijken en moet voor landen waar minder geld wordt geïnvesteerd in de opleiding van mensen, een barrière zijn voor de implementatie van ‘IFRS for SMEs’. Volgens de criteria van Fernández-Serrano, Berbegal, Velasco en Expósito, gegeven in de tweede paragraaf, is dit het geval in de minder ontwikkelde landen.

Gassen beaamt dat het probleem van ongetraind personeel zich vooral voordoet in opkomende markten waar veel kleine accountantskantoren gevestigd zijn (2017). Deze

(21)

accountantskantoren hebben personeel waarvan, door gebrek aan kennis, niet verwacht kan worden dat zij naast hun lokale wetgeving en IFRS, in staat is om een derde algemeen aanvaardbare norm zo doorgrond te begrijpen dat zij deze kan toepassen. Juist de verschillen tussen de volledige variant en ‘IFRS for SMEs’ en de hiervoor genoemde vereiste

professionele oordeelsvorming bij toepassing van het raamwerk, zijn volgens Gassen de redenen waarom die verwachting onrealistisch zou zijn (2017). Voor ontwikkelde markten geldt het tegenovergestelde: door de hoge scholing kan verwacht worden dat professionals geen moeite hebben met het begrijpen van ‘IFRS for SMEs’, waardoor de kennis en kunde van het personeel de verandering positief beïnvloedt. Het maakt immers overstap naar ‘IFRS for SMEs’ mogelijk. Doordat getraind personeel een interne factor met een positieve invloed is, wordt het in dit model geplaatst als katalysator. Het is geen motivator omdat de mate van getraind personeel geen extern, star gegeven is.

3.4.6 De afweging van de administratieve lasten

Volgens Kilic en Uyar vallen daarnaast de administratieve kosten aan te merken als katalysator (2017). Dat er een kostenreductie plaatsvindt door over te stappen van de volledige IFRS-variant naar de lichtere variant, staat volgens de auteurs vast. Dit komt doordat het opstellen van een jaarrekening volgens ‘IFRS for SMEs’ minder complex is dan het opstellen van een jaarrekening volgens de volledige IFRS. Dit is vooral het gevolg van het taalgebruik, dat in de lightversie een stuk bondiger en eenvoudiger is. Door de toegenomen eenvoud hoeven minder experts te worden ingehuurd en kost het minder tijd om de

jaarrekening op te stellen. Of deze kostenreductie aanzienlijk genoeg wordt gevonden, is een interne beslissing en kan daarmee een katalysator zijn om over te stappen op ‘IFRS for SMEs’.

Hoewel het managen van de kosten en de beoordeling van de hoogte van een kostenpost in eerste instantie bedrijfsspecifiek is en daarmee moeilijk in verband lijkt te brengen met de staat van een economie, lijkt die link er toch te zijn. Van Wyk en Rossouw deden onderzoek naar de relatie tussen de grootte van een bedrijf en de geschiktheid van het ‘IFRS for SMEs’ raamwerk (2009). Een SME is immers, zoals in paragraaf twee al naar voren kwam, een breed gedefinieerde term. In hun onderzoek vonden de auteurs dat voor het midden-grote bedrijf met veel gebruikers van de jaarrekening deze overstap vaker als

kostenefficiënt wordt ervaren dan in micro-bedrijven. Dit komt door het feit dat gebruikers van de jaarrekening in een micro-bedrijf vooral de eigenaars zelf zijn. Zodoende is ‘IFRS for

(22)

SMEs’ voor zulke bedrijven ook nog te uitgebreid. Volgens de criteria van Sinha en Sheth kenmerkt de opkomende markt zich door het grote aandeel van kleine, lokale bedrijven waarin eigendom en het management vaak in handen ligt van dezelfde persoon (2017). In zo’n situatie wordt volgens van Wyk en Rossouw de meerwaarde van het raamwerk niet gezien. Voor landen met een opkomende economie zou de overstap in eerste instantie zelfs een kostenverhoging met zich meebrengen door de eerdergenoemde aanschaffing van een modern informatiesysteem. Kostenreductie als katalysator is daarom vooral van toepassing op de ontwikkelde economie waarin midden-grote bedrijven gevestigd zijn waarvan de eigenaar niet de enige gebruiker van de jaarrekening is.

Dat administratieve lastenverlichting altijd plaatsvindt in geval van de overstap van de volledige IFRS-variant naar ‘IFRS for SMEs’ ligt ook volgens Pacter genuanceerder (2007). Niet-beursgenoteerde dochtermaatschappijen die onderdeel zijn van een internationaal

concern dat volgens IFRS rapporteert, zijn niet gebaad bij een overstap naar ‘IFRS for SMEs’. Dit is het gevolg van het feit dat laatstgenoemd raamwerk op meerdere punten verschilt van IFRS. Zodoende moet voor de enkelvoudige jaarrekening van de dochtermaatschappijen een vrij uitgebreide reconciliatie worden gemaakt. Iets wat bedrijven makkelijk kunnen

voorkomen door voor de hele groep te rapporteren volgens de volledige IFRS. Consolidatie van de dochters in de rapportage van de groep geschiedt dan een stuk eenvoudiger.

Tegelijkertijd biedt IFRS, net als ‘IFRS for SMEs’ een gemeenschappelijke taal die voor groepsmaatschappijen zo belangrijk is, waardoor de mogelijkheid tot het vergelijken van de dochtermaatschappijen blijft bestaan. Pacter noemt dit de ‘verplichte terugval’ naar IFRS. Het raamwerk mag dan wel voor de dochtermaatschappijen als passend worden beschouwd, de veranderingen die moeten worden gemaakt om de verschillen tussen de enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekening te verklaren zorgen voor een bijna verplichte teruggang of onderdrukking van de overgang. Gezien in dit geval het belang van de verandering, overgang naar ‘IFRS for SMEs’, niet wordt gezien en daarom wordt onderdrukt, kunnen de extra administratieve lasten als een verwarrende factor worden gekenmerkt.

3.4.7 Terugblik en voortgang

In deze paragraaf zijn de factoren geïdentificeerd die van invloed zijn op de overweging die niet-beursgenoteerde bedrijven maken met betrekking tot het al dan niet implementeren van ‘IFRS for SMEs’. Door de factoren in te delen in het accounting verandermodel is er een overzicht ontstaan van positieve en negatieve invloeden en de categorie waarin zij ingedeeld

(23)

kunnen worden. Voor iedere factor is geanalyseerd wat de mate van invloed van de economische staat is. In de volgende paragraaf zal geconcludeerd worden in hoeverre de factoren tezamen worden beïnvloed door de economische ontwikkeling.

(24)

4. Conclusie

Met ‘IFRS for SMEs’ ontstond er voor niet-beursgenoteerde bedrijven de mogelijkheid om volgens een internationaal aanvaardbare standaard te rapporteren die rekening houdt met de behoeften van zulk soort bedrijven. Althans, dat was het uitgangspunt toen de IASB de standaard in 2009 publiceerde. De standaard werd door haar doelgroep wisselend ontvangen en leidde tot veel onderzoeken naar de toegevoegde waarde van de set. De toegevoegde waarde van de set werd veelal beschreven als het hebben van een kwalitatief, hoogwaardige standaard die rekening houdt met de kosten en aanwezige kennis bij niet-beursgenoteerde bedrijven in een steeds verder verweven mondiale economie. Echter, dit is een algemene bevinding voor een doelgroep die, gezien de verschillende attitudes met betrekking tot het raamwerk, minder homogeen is dan de IASB gedacht moet hebben. Onderzoek naar de toegevoegde waarde gaat daarom verder, met onderzoeken die worden gedaan naar de

factoren die bepalen of een land al dan niet de set implementeert. Deze scriptie draagt bij aan de inventarisatie van de behoeften van niet-beursgenoteerde bedrijven die nodig is om de set te verbeteren. Er is een onderzoek verricht naar de invloed van economische ontwikkeling van

een land op de attitude van niet-beursgenoteerde bedrijven met betrekking tot ‘IFRS for SMEs’. Hiervoor is het accounting verandermodel gebruikt, dat doorgaans gebruikt wordt om

veranderingen in de management accounting te verklaren.

Allereerst is gebleken dat de kwaliteit van de overheidsstructuur een factor is die de attitude ten opzichte van implementatie beïnvloedt. Een lage kwaliteit van de

overheidsstructuur bleek een motivator voor de implementatie van de set door de behoefte aan een stabiel raamwerk die in dit soort gevallen bestaat (Kaya & Koch, 2015). Dit bleek te kunnen worden toegeschreven aan de economische staat van een land, gezien de opkomende markt door de gestelde criteria werd gedefinieerd als een markt die gevestigd is in een land met een laag ontwikkelde overheidsstructuur. Anderzijds bleek een hoge kwaliteit van de overheidsstructuur een frustrerende factor te zijn die implementatie van het raamwerk

tegenhoudt, doordat landen met een ontwikkelde overheidsstructuur vaak ontwikkelde lokale standaarden hebben en zodoende de meerwaarde van de set niet zien (Ramanna & Sletten, 2009). Ook de mate van de ontwikkeling van het eigen lokale raamwerk voor financiële verslaggeving bleek bepalend te zijn in de definitie van een ontwikkelde economie.

Daarnaast bleek de factor ‘vergelijkbaarheid van de jaarrekening’ een motiverende werking te hebben op de keuze om het raamwerk te implementeren. Hoewel deze factor in beide soort economieën aanwezig bleek te zijn, bleek de motivatie achter de factor wel te

(25)

verschillen. Toenemende vergelijkbaarheid van de jaarrekening achten niet-beursgenoteerde bedrijven in ontwikkelde economieën van belang om door tegemoetkoming aan de

buitenlandse investeerders de hoeveelheid buitenlands kapitaal te vergroten. De ontwikkelde economie wordt immers gekenmerkt door de actieve rol die het neemt in het aantrekken van buitenlands kapitaal. In opkomende economieën bleek de behoefte aan vergelijkbaarheid van de jaarrekening te bestaan door de kwaliteitseis die investeerders aan de financiële

rapportages stellen. Bedrijven moeten hieraan voldoen om in aanmerking te komen voor buitenlands kapitaal. Hoewel dezelfde factor, blijkt de motivatie achter het bestaan van de factor dus wel toe te schrijven te zijn aan de economische staat van een land.

De factor ‘cultuur’ bleek op veel verschillende manieren van invloed op de keuze tot het al dan niet implementeren van de set. In bijna alle gevallen bleek de culturele factor toe te schrijven te zijn aan de mate van de economische ontwikkeling. Zo bleek dat er in een

opkomende markt, door het lagere onderwijsniveau, een gebrek aan professionals is die de gevolgen van de overgang naar ‘IFRS for SMEs’ in kaart kan brengen. Hierdoor ontstaan er conflicterende visies op de overstap, die leiden tot verwarring over de toegevoegde waarde van de set. Het accounting verandermodel classificeert deze factor zodoende als een

verwarrende factor die verandering in de weg staat. De accountingcultuur waarin juistheid en volledigheid van de rapportages belangrijk wordt gevonden bleek faciliterend. Iets wat met name in ontwikkelde economieën duidelijk naar voren komt door de ontwikkeling vanlokale, hoogwaardige standaarden en de aanstelling van een toezichthoudend orgaan op de naleving daarvan. De perceptie die bestaat op wat het belangrijkste doel is van het opstellen van de jaarrekening blijkt daarentegen niet toe te schrijven te zijn aan de economische staat.

De afwezigheid van een gecomputeriseerd accounting informatiesysteem in opkomende economieën houdt verandering op korte termijn tegen en werkt daardoor vertragend. De ontwikkelde economie die volgens de criteria deelneemt in continue

verbeteringsprocessen ondervindt deze vertragende werking niet. Het fiscale stelsel van een land is tevens star. Een land waarin het belastingstelsel sterk aansluit op de verslaggeving staat positiever tegenover de implementatie van ‘IFRS for SMEs’. Dit bleek het geval te zijn in ontwikkelde economieën. Een ontwikkeld financieel systeem, waarvan het belastingstelsel onderdeel is, strookt namelijk eerder met een ontwikkeld raamwerk als ‘IFRS for SMEs’ dan een laag ontwikkeld financieel systeem.

De factor ‘personeel’ bleek tevens van grote invloed en bleek in het geval van de ontwikkelde economie aan te merken te zijn als katalysator. Dat is het gevolg van de hoge investering in het menselijk kapitaal, wat het omzetten van de boekhouding en het volledig

(26)

begrijpen van de nieuwe standaard mogelijk maakt. In opkomende economieën bleek het gebrek aan kennis een barrière te vormen.

Ten slotte werden de administratieve lasten als factor geïdentificeerd. Het verloop van de administratieve lasten na implementatie van de set bleek te verschillen en kan daarom zowel als katalysator als verwarrende factor worden ingedeeld in het model. In de opkomende markt bleken er meer micro-bedrijven te zijn dan in de ontwikkelde markt. Voor dit soort bedrijven bleek de overstap niet kostenefficiënt te zijn als gevolg van het aanschaffen van een modern systeem en inhuren van hulp van experts voor de overgang en opstelling.

Geconcludeerd kan worden dat de door dit onderzoek geïdentificeerde factoren in de overweging van het al dan niet implementeren van ‘IFRS for SMEs’ in hoge mate beïnvloed worden door de economische staat van een land. Zodoende kan er gesteld worden dat de verschillende attitudes die met betrekking tot ‘IFRS for SMEs’ bestaan, voor een deel verklaard kunnen worden door het feit dat de doelgroep, de niet-beursgenoteerde bedrijven, niet te vatten zijn in één groep met homogene behoeften. De behoeften worden, in ieder geval voor een deel, vormgegeven door de economische staat als omgevingsfactor.

Het is aan te bevelen om verder onderzoek te doen naar de rol van de economische staat in de vorming van een attitudemet betrekking tot ‘IFRS for SMEs’, zodat regelzetters de behoeften van niet-beursgenoteerde bedrijven die gevestigd zijn in landen met een

verschillende staat van de economie kennen en beter kunnen dienen in de verdere

ontwikkeling van het raamwerk. Gedacht kan worden aan een uitgebreidere definitie van de economische ontwikkeling van een land. In dit onderzoek is er uitgegaan van een opkomende en ontwikkelde markt, maar daartussen zijn meer gradaties van economische ontwikkeling te onderscheiden.

Daarnaast kan vervolgonderzoek zich richten op verdere omgevingsfactoren die van invloed zijn op de implementatiebereidheid en het implementatieproces van het raamwerk. De effecten van de adoptie van het raamwerk in verschillende situaties kan tevens een bijdrage leveren aan het formuleren van een gefundeerd oordeel over de mate van toegevoegde waarde van ‘IFRS for SMEs’. De aandacht is dan niet gevestigd op de algemene situatie, maar op de omschrijving van een specifieke omgeving waarin meerwaarde van het raamwerk bestaat. Dit brengt wetenschap én praktijk verder.

(27)

Bibliografie

Albu, C. N., Albu, N., Pali‐Pista, S. F., Gîrbină, M. M., Selimoglu, S. K., Kovács, D. M., & Arsoy, A. P. (2013). Implementation of IFRS for SMEs in emerging economies: Stakeholder perceptions in the Czech Republic, Hungary, Romania and

Turkey. Journal of International Financial Management & Accounting, 24(2), pp.140-175.

Aulakh, P.S., Rotate, M., & Teegen, H. (2000). Export strategies and performance of firms from emerging economies: Evidence from Brazil, Chile, and Mexico. Academy of

management Journal, 43(3), pp. 342-361.

Burns, J., & Vaivio, J. (2001). Management accounting change. Management accounting

research, 12(4), pp. 389-402.

Chand, P., Patel, A., & White, M. (2015). Adopting international financial reporting standards for small and medium‐sized enterprises. Australian Accounting Review, 25(2), pp. 139-154.

Cobb, I., Helliar, C., & Innes, J. (1995). Management accounting change in a bank. Management accounting research, 6(2), pp. 155-17.

Cui, L., Li, Y., & Li, Z. (2013). Experiential drivers of foreign direct investment by late-comer Asian firms: The Chinese evidence. Journal of Business Research, 66(12), pp. 2451-2459.

Eierle, B., & Haller, A. (2009). Does size influence the suitability of the IFRS for small and medium-sized entities? – Empirical evidence from Germany. Accounting in

Europe, 6(2), pp. 200-230.

European Commission (2002). IAS regulation. Geraadpleegd op 6 mei 2018, via

Fernández-Serrano, J., Berbegal, V., Velasco, F., & Expósito, A. (2018). Efficient entrepreneurial culture: a cross-country analysis of developed countries. International

Entrepreneurship and Management Journal, 14(1), pp. 105-127.

Gassen, J. (2017). The effect of IFRS for SMEs on the financial reporting environment of private firms: an exploratory interview study. Accounting and Business

Research, 47(5), pp. 540-563.

Gordon, L. A., Loeb, M. P., & Zhu, W. (2012). The impact of IFRS adoption on foreign direct investment. Journal of Accounting and Public Policy, 31(4), pp. 374-398.

Hodgdon, C., Hughes, S. B., & Street, D. L. (2011). Framework-based teaching of IFRS judgements. Accounting Education, 20(4), pp. 415-439.

(28)

https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/company-reporting-and auditing/company-reporting/financial-reporting_en#ifrs-financial-statements IFRS (2018). IAS regulation. Geraadpleegd op 7 mei 2018, via

https://www.ifrs.org/use-around-the-world/why-global-accounting-standards/ IFRS (2018). IFRS Application around the world. Geraadpleegd op 10 mei 2018, via

https://www.ifrs.org/use-around-the-world/use-of-ifrs-standards-by-jurisdiction/ Innes, J., & Mitchell, F. (1990). The process of change in management accounting: some field

study evidence. Management accounting research, 1(1), pp. 3-19.

Kamp, B. (2010) Accounting culture and attitudes towards IFRS for SMEs, Asia Pacific

Journal of Accounting and Finance, 2(1), pp. 15–30

Kasurinen, T. (2002). Exploring management accounting change: the case of balanced scorecard implementation. Management accounting research, 13(3), pp. 323-343. Kaya, D., & Koch, M. (2015). Countries’ adoption of the International Financial Reporting

Standard for Small and Medium-sized Entities (IFRS for SMEs)– early empirical evidence. Accounting and Business Research, 45(1), pp. 93-120.

Kılıça, M., & Uyarb, A. (2017). Adoption process of IFRS for SMEs in Turkey: Insights from academics and accountants. Accounting & Management Information

Systems/Contabilitate si Informatica de Gestiune, 16(2), pp. 40-42.

Masca, E. (2012). Influence of Cultural Factors in Adoption of the IFRS for SMEs. Procedia

Economics and Finance, 3, pp. 567-575.

NBA (2018). Wat is IFRS for SMEs? Geraadpleegd op 9 mei 2018, via https://www.nba.nl/themas/externe-verslaggeving/ifrs-for-smes/

Pacter, P. (2007). Should US private companies use IFRS for SMEs?. Financial

executive, 23(8), pp. 16-18.

Peng, M.W., Wang, D.Y., & Jiang, Y. (2008). An institution-based view of international business strategy: A focus on emerging economies. Journal of international business

studies, 39(5), pp. 920-936. Quagli, A., & Paoloni, P. (2012). How is the IFRS for

SME accepted in the European context? An analysis of the homogeneity among European countries, users and preparers in the European commission

questionnaire. Advances in accounting, 28(1), pp. 147-156.

Ram, R., & Newberry, S. (2013). IFRS for SMEs: The IASB'S due process. Australian

(29)

Ramanna, K., & Sletten, E. (2009). Why do countries adopt international financial reporting standards? Harvard Business School Accounting and Management Unit

Working Paper, 9(102) pp. 90-100.

Roberts, C., & Sian, S. (2006). Micro-entity financial reporting: perspectives of preparers and users. CMA Management, 8(1), pp.8-10. Sellami, Y. M., & Gafsi, Y. (2018). What Drives Developing and Transitional Countries to

Adopt the IFRS for SMEs? An Institutional Perspective. Journal of Corpora

Accounting & Finance, 29(2), pp. 34-56.

Sheth, J. N., & Sinha, M. (2015). B2B branding in emerging markets: A sustainability perspective. Industrial Marketing Management, 51, pp. 79-88.

Upping, P., & Oliver, J. (2011). Accounting change model for the public sector: adapting luder's model for developing countries. International Review of Business Research Papers, 7(1), pp. 364-380.

Uyar, A., & Güngörmüş, A. H. (2013). Perceptions and knowledge of accounting professionals on IFRS for SMEs: Evidence from Turkey. Research in

Accounting Regulation, 25(1), pp. 77-87.

Van Mourik, C., & Walton, P. (2013). The Routledge Companion to Accounting, Reporting

and Regulation, p. 258

Van Santen, G. (2018). Handboek Jaarrekening. Deventer, Nederland: Kluwer

Van Wyk, H. A., & Rossouw, J. (2009). IFRS for SMEs in South Africa: a giant leap for accounting, but too big for smaller entities in general. Meditari Accountancy

Research, 17(1), pp. 99-116.

Vermeulen, E.P.M. (2012). Jaarboek Corporate Governance 2012-2013. Deventer, Nederland: Kluwer.

Zang, Y. (2008). Discretionary behavior with respect to the adoption of SFAS no. 142 and the behavior of security prices. Review of Accounting and Finance, 7(1), pp. 38-40.

Zeff, S. A. (2007). Some obstacles to global financial reporting comparability and

convergence at a high level of quality. The British Accounting Review, 39(4), pp. 290-302.

(30)
(31)
(32)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Figure 1 emphasizes that there are several important HRM practices which include analyzing and designing work, determining human resource needs (HR

Hoewel de samenhang tussen jaarrekening en fiscaliteit typisch geassocieerd wordt met Germaanse landen (‘Massgeblichkeit’), zijn het vooral de Romaanse respondenten die er op

Ten tweede is getoetst of de ratio tussen de boekwaarde en de marktwaarde van het eigen vermogen op basis van Dutch GAAP, gemeten op 31 december 2004, significant verschilt van

In this study we have done an research where we researched planning decisions in combination with different company characteristics in Small and Medium sized Enterprises in

DO: philanthropy. For example, building a soccer stadium. Community contribution, community improvement. This is most visual. HD: CSR services which are available for SMEs

The hypotheses are related to management systems or software processing of data in the Dutch Logistic SMEs3. The final hypothesis of this paper aims to find a correlation

What are the critical success factors of RPA?” To answer this question literature study is done on the success factors of RPA for SMEs and for large

Bovendien besteedt de auteur naar mijn mening onvoldoende aandacht aan wat volgens mij de belangrijkste verklaring is voor de aanwezigheid van regelgeving voor BV’s: het in