• No results found

Politiekeurmerk Veilig Wonen, de sleutel tot een veilig gevoel?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Politiekeurmerk Veilig Wonen, de sleutel tot een veilig gevoel?"

Copied!
165
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorthesis Sociale Geografie, Planologie en Milieu (GPM)

Faculteit der Managementwetenschappen

Radboud Universiteit Nijmegen

Augustus 2018

Politiekeurmerk Veilig Wonen,

de sleutel tot een veilig gevoel?

Björn Sweers

(2)
(3)

Politiekeurmerk Veilig Wonen,

de sleutel tot een veilig gevoel?

Een kwantitatieve studie naar de relatie tussen het PKVW en het veiligheidsgevoel van bewoners

Auteur:

Björn Sweers

Studentnummer:

s4365445

Begeleider:

Ritske Dankert

Aantal woorden:

+/- 25000

Bachelorthesis Sociale Geografie, Planologie en Milieu (GPM)

Faculteit der Managementwetenschappen

Radboud Universiteit Nijmegen

Augustus 2018

(4)
(5)

Samenvatting

Na de eerste levensbehoefte (eten, drinken en onderdak) van de mens, staat veiligheid op plek twee als het gaat om levensbehoeften. Veiligheid is een breed en diffuus begrip en bevat allerlei aspecten van veiligheid, waaronder sociale veiligheid. Sociale veiligheid kent een objectief en een subjectief component. Objectief zijn de criminaliteitscijfers en subjectief gaat over het veiligheidsgevoel. Sociale veiligheid is een begrip dat al jaren op politieke en maatschappelijke agenda’s staat van vele instanties, waaronder gemeenten. Gemeenten hebben in de afgelopen decennia met beleidsmaatregelen getracht de sociale veiligheid te verbeteren. Objectief gezien lijken de beleidsmaatregelen effect te hebben, de criminaliteitscijfers dalen dan ook al een geruime tijd. Dan is te verwachten dat subjectief gezien de veiligheidsgevoelens ook zouden moeten verbeteren. Dit is echter niet het geval, veiligheidsgevoelens verbeteren niet. En dat terwijl onveiligheidsgevoelens negatieve gevolgen met zich mee kunnen brengen, zoals vermijdingsgedrag en terugtrekkingsgedrag. Het beïnvloeden van veiligheidsgevoelens vanuit gemeenten blijkt lastiger dan gedacht. Er zijn enkele theorieën met bijbehorende maatregelen, zoals het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW), waar gemeenten gebruik van kunnen maken ter beïnvloeding van het veiligheidsgevoel. Volgens het PKVW is het totaalpakket (PKVW Veilige Wijk certificering) het meest effectief bij het verbeteren van de veiligheidsgevoelens. Echter onderzoeken naar de effectiviteit van deze theorie met de daarbij behorende maatregelen zijn nog schaars. Uit eerder onderzoek is gebleken dat in nieuwbouwwijken 83% van de bewoners uit een wijk met de certificering PKVW Veilige Wijk nieuwbouw zich veilig voelt tegenover 79% van de bewoners uit een vergelijkbare niet-PKVW Veilige Wijk nieuwbouw. Dit onderzoek is echter alleen uitgevoerd bij nieuwbouwwijken. Voor gemeenten is het juist interessant te weten in hoeverre de certificering met PKVW Veilige Wijk in bestaande wijken invloed heeft op het veiligheidsgevoel, zodat gemeenten bestaande wijken dusdanig kunnen inrichten dat het veiligheidsgevoel onder bewoners van die wijken verbeterd.

(6)

De doelstelling van dit onderzoek luidt als volgt: Met dit onderzoek wordt getracht een aanbeveling te doen aan gemeenten, of gemeenten PKVW Veilige Wijk certificering kunnen toepassen bij bestaande wijken om het veiligheidsgevoel van bewoners te verbeteren. Dit wordt gedaan door inzicht te krijgen in de relatie tussen PKVW Veilige Wijk bestaande bouw en het veiligheidsgevoel van de bewoners. Om de doelstelling van het onderzoek te bereiken zijn in totaal vier deelvragen geformuleerd die antwoord geven op één hoofdvraag in dit onderzoek. De hoofdvraag in dit onderzoek: In hoeverre heeft het ‘Politiekeurmerk Veilig Wonen’ (PKVW), bij een certificaat Veilige Wijk bestaande bouw, invloed op het veiligheidsgevoel van bewoners? Met de vier deelvragen binnen het onderzoek wordt gekeken naar het veiligheidsgevoel van bewoners uit twee wijken. Daarnaast zal worden gekeken in welke mate de verschillende achterliggende onderdelen die samen het PKVW vormen invloed hebben op het veiligheidsgevoel van bewoners. Als laatste wordt ook bekeken in welke mate het wonen in een huis met het PKVW certificaat Beveiligde Woning, als onderdeel van PKVW Veilige Wijk, invloed heeft op het veiligheidsgevoel van bewoners. Het PKVW is gebaseerd op de theorie uit 1990 van Van der Voordt en Van Wegen over ‘Sociaal Veilig Ontwerpen’. Binnen deze theorie staan vijf onderdelen centraal waaruit het PKVW opgebouwd is. Deze onderdelen zijn: aanwezigheid van ‘sociale ogen’, zichtbaarheid, betrokkenheid/verantwoordelijkheid, attractiviteit van de omgeving en toegankelijkheid/vluchtwegen. Al deze onderdelen kunnen naast factoren als persoonlijke kenmerken, leefstijl, kwetsbaarheid en slachtofferschap invloed hebben op het veiligheidsgevoel van bewoners. Er zijn in dit onderzoek twee wijken met elkaar vergeleken, een PKVW Veilige Wijk bestaande bouw en een vergelijkbare niet-PKVW Veilige Wijk bestaande bouw. Respectievelijk Blekkerhoek en Westdorp gelegen te Raalte. Het onderzoek kenmerkt zich als een kwantitatief onderzoek, data is verzameld door middel van enquêtes.

(7)

Na het beantwoorden van de deelvragen kan er als conclusie op de hoofdvraag gesteld worden dat het certificaat PKVW Veilige Wijk bestaande bouw als geheel geen significante invloed heeft op het veiligheidsgevoel van bewoners. Dat wil zeggen, bewoners uit een wijk met het certificaat voelen zich niet significant veiliger dan bewoners uit een wijk zonder het certificaat. Als de onderdelen van het PKVW los bekeken worden valt te concluderen dat alleen aanwezigheid van ‘sociale ogen’ een significante bijdrage heeft aan de invloed op het veiligheidsgevoel van bewoners. Met andere woorden, bij een toename van aanwezigheid van ‘sociale ogen’ voelen bewoners uit een PKVW Veilige Wijk zich significant veiliger in de wijk. Daarnaast blijkt dat het wonen in een huis met de certificering PVKW Beveiligde Woning, geen significante invloed heeft op het veiligheidsgevoel. Dat wil zeggen, bewoners die in een huis wonen met het betreffende certificaat voelen zich niet significant veiliger dan bewoners die in een huis wonen zonder het betreffende certificaat. Daarmee kan een antwoord op de doelstelling van het onderzoek geformuleerd worden. Als aanbeveling aan gemeenten zou gezegd kunnen worden dat ter verbetering van het veiligheidsgevoel van bewoners een bestaande wijk dusdanig inrichten dat de wijk het PKVW Veilige Wijk certificaat krijgt, overbodig is. Aangezien vier van de vijf onderdelen van het PKVW en woningcertificatie geen significante bijdrage heeft aan de invloed op het veiligheidsgevoel van bewoners. Echter zouden gemeenten wel kunnen investeren in verbetering van de aanwezigheid van ‘sociale ogen’ ter verbetering van het veiligheidsgevoel van bewoners.

(8)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 9 1.1 Projectkader 10 1.2 Wetenschappelijke relevantie 14 1.3 Maatschappelijke relevantie 15 1.4 Doelstelling 16 1.5 Vraagstelling 17 2. Theoretisch kader 18 2.1 Introductie 19 2.2 Definiëring sociale veiligheid 19 2.3 Factoren die invloed hebben op het veiligheidsgevoel 24 2.4 Verklarende/beïnvloedbare factoren op veiligheidsgevoel 34 2.5 Methodieken/instrumenten met invloed op het veiligheidsgevoel 35 2.6 Conceptueel model 43 2.7 Operationalisatie 44 3. Methodologie 54 3.1 Introductie 55 3.2 Onderzoeksstrategie 55 3.3 Onderzoeksmateriaal 57 4. Resultaten 67 4.1 Introductie 68 4.2 Beschrijving van de steekproef 68 4.3 Resultaten deelvraag 1 77 4.4 Resultaten deelvraag 2 81 4.5 Resultaten deelvraag 3 96 4.6 Resultaten deelvraag 4 106 5. Conclusie 113 5.1 Introductie 114 5.2 Conclusie 114 5.3 Discussie 118 5.4 Aanbevelingen 121 5.5 Kritische reflectie 123 6. Literatuurlijst 125 7. Bijlage 1 133 8. Bijlage 2 145

(9)

1.

Inleiding

(10)

1.1

Projectkader

Veiligheid is één van de basisbehoeften in het leven. Een behoefte die bij allerlei activiteiten van mensen een rol speelt, bijvoorbeeld: wonen, uitgaan en recreëren. Het maakt niet uit wie je als persoon bent of wat je doet, iedereen wil zich ten alle tijden veilig voelen. Veiligheid is daarmee één van de kerntaken van de overheid, zowel voor gemeenten, provincie als het rijk. Het bereiken van volledige veiligheid is onmogelijk, echter door ingrepen kan er een poging gewaagd worden om de veiligheid en de veiligheidsgevoelens van mensen te verbeteren. Veiligheid is een containerbegrip, het omvat allerlei soorten van veiligheid. Denk daarbij aan voedselveiligheid, verkeersveiligheid, brandveiligheid en sociale veiligheid (Luten, 2008). In dit onderzoek staat het aspect sociale veiligheid centraal. Sociale veiligheid is een breed en diffuus begrip, hierdoor verschillen de gebruikte definities. De definitie van het begrip sociale veiligheid is afhankelijk vanuit welke (wetenschappelijke) discipline er gekeken wordt. De eerste Nederlandse definitie van sociale veiligheid, met betrekking op de omgeving, is terug te vinden in het boek Buiten Gewoon Veilig: “Een sociaal veilige omgeving is een omgeving waarin mensen zich vrij van dreiging van of confrontatie met geweld kunnen bewegen” (Hajonides, Heesmans & Krijnen, 1986). Twee belangrijke onderzoekers op het gebied van sociale veiligheid, Van der Voordt en Van Wegen, formuleerden in 1990 in het boek Sociaal Veilig Ontwerpen een vergelijkbare definitie van sociale veiligheid: “Een zo veilig mogelijk gebruik van de openbare ruimte, zonder angst voor of aantasting van de persoonlijke integriteit” (Van der Voordt & Van Wegen, 1990). Van Noije en Wittebrood zien het begrip sociale veiligheid breder, zij beschrijven in het boek Sociale Veiligheid Ontsleuteld (2008): “Sociale veiligheid betreft feitelijke overlast, criminaliteit en veiligheidsbeleving” (Van Noije & Wittebrood, 2008). Het maakt niet uit vanuit welke (wetenschappelijke) discipline het begrip sociale veiligheid benaderd wordt, sociale veiligheid gaat altijd over bescherming tegen door mensen veroorzaakte bedreigingen en criminaliteit (Luten, 2008). Het gaat daarbij dus over het menselijk handelen zoals beroving, geweld (zowel verbaal, fysiek als seksueel), graffiti, verval of vandalisme.

(11)

Sociale veiligheid bestaat uit twee componenten, objectieve sociale veiligheid en subjectieve sociale veiligheid. Als men vanuit de discipline criminologie kijkt, ligt de focus op het objectieve component. Andere disciplines zoals sociale, gedrags-, planologische en (sociaal)geografische wetenschappen kijken naast het objectieve component veelvuldig naar het subjectieve component. Objectieve sociale veiligheid is de statistische kans om slachtoffer te worden van overlast of een criminaliteitsdelict, dit zijn ook wel de criminaliteitscijfers (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Subjectieve sociale veiligheid is het veiligheidsgevoel, het ontbreken van zorgen over of angst voor slachtofferschap (Bruinsma & Bernasco, 2004), dit wordt onder andere beïnvloed door persoonlijke kenmerken en omgevingskenmerken (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Het terugdringen van criminaliteit (objectieve sociale veiligheid) en het verminderen van onveiligheidsgevoel (subjectieve sociale veiligheid) staan al jaren op de politieke en maatschappelijke agenda. De afgelopen decennia zijn beleidsmaatregelen genomen door gemeenten om de criminaliteit terug te dringen (Wittebrood & Beem, 2004). De beleidsmaatregelen lijken effect te hebben, de criminaliteitscijfers dalen dan ook al een geruime tijd (CBS, 2016). Er wordt echter vaak verondersteld dat een daling van criminaliteit ook leidt tot een veiliger gevoel van burgers (Wittebrood & Beem, 2014). Dit is een misvatting, het veiligheidsgevoel van burgers verbeterd niet (figuur 1) (Smeets & Vollaard, 2015). Figuur 1: verschil tussen onveiligheidsgevoelens ten opzichte van slachtofferschap (Bron: Smeets & Vollaard, 2015)

(12)

Mensen denken vaak (waarbij de media een grote rol speelt) dat de criminaliteit altijd stijgt en nooit daalt. Uit onderzoek van Zimring (2011) blijkt dat het een regel is dat mensen niet doorhebben dat criminaliteit daalt. Mensen hebben een verkeerd beeld van sociale veiligheid. Objectieve en subjectieve sociale veiligheid kan dus in cijfers van elkaar verschillen, het is mogelijk dat mensen zich bijvoorbeeld onveilig voelen (subjectief) op een plek terwijl uit cijfers (objectief) blijkt dat er geen sterke criminaliteit of overlast geregistreerd is (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Het beleid dat gemeenten voeren lijkt dus voornamelijk effect te hebben op de objectieve sociale veiligheid. Ondanks dat in gemeentelijkbeleid de laatste jaren steeds meer aandacht is voor het veiligheidsgevoel van burgers, lijkt het effect verwaarloosbaar of zelfs negatief. In de praktijk blijkt het toch lastiger dan gedacht. Er zijn namelijk veel factoren die invloed hebben op het veiligheidsgevoel van burgers. Van persoonlijke kenmerken, fysieke omgevingsfactoren tot de rol van de media (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Opvallend is dat het veiligheidsgevoel maar voor een klein deel wordt beïnvloedt door de criminaliteitscijfers (objectieve sociale veiligheid). In veel Nederlandse gemeenten is de laatste jaren sprake van een afname van criminaliteitscijfers, echter is er ook sprake van een stagnatie of zelfs verslechtering van de veiligheidsgevoelens. De vraag is hoe gemeenten met dit probleem om kunnen gaan. Gemeenten kunnen gebruik maken van het ‘Politiekeurmerk Veilig Wonen’ (PKVW) ter verbetering van de veiligheidsgevoelens en voor een afname van criminaliteit. PKVW, gebaseerd op de theorie van Van der Voordt en Van Wegen (1990) ‘Sociaal Veilig Ontwerpen’ heeft een duidelijke doelstelling: door middel van planologische en bouwkundige maatregelen het veiligheidsgevoel van bewoners in een wijk verbeteren en het risico op inbraak terug te dringen (Nauta, 2004).

(13)

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) is zowel voor criminaliteitspreventie als voor het verbeteren van het veiligheidsgevoel. Voor het verbeteren van het veiligheidsgevoel worden niet alleen bouwkundige ingrepen aan individuele woningen gerealiseerd maar worden ook wijken als geheel zodanig ingericht dat de sociale veiligheid verbeterd. Hierbij is de gemeente aan zet. Op wijkniveau worden parkeerplaatsen bijvoorbeeld kleinschalig ontworpen en in direct zicht van huizen geplaatst. Daarnaast wordt het aantal toegangswegen tot de wijk ingeperkt, zodat criminelen niet eenvoudig kunnen vluchten. PKVW bestaat uit verschillende onderdelen en er is sprake van een verschil tussen PKVW bij bestaande bouw en bij nieuwbouw. Bij bestaande bouw is de inrichting van een wijk al langer geleden bepaald, doordat de wijk al jaren bestaat is het uitvoeren van ingrepen kostbaarder dan bij nieuwbouw. Bestaande bouw kent drie deelcertificaten: Certificaat Beveiligde Woning, Certificaat Veilig Complex en Certificaat Veilige Omgeving Bestaande Bouw (Handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen, 2015). Als alle drie de certificaten in een wijk zijn afgegeven (waarbij minstens 60% van de woningen het certificaat Beveiligde Woning heeft) krijgt de bestaande wijk het certificaat Veilige Wijk Bestaande Bouw (Handboek PKVW, 2015). De filosofie achter het keurmerk, het totaalpakket (lees PKVW Veilige Wijk) is het meest effectief bij het verbeteren van de veiligheidsgevoelens en het verminderen van de kans op inbraak (Handboek PKVW, 2015).

(14)

1.2

Wetenschappelijke relevantie

Over het onderwerp sociale veiligheid, voornamelijk het subjectieve component (veiligheidsgevoel), is veel geschreven. Veel van deze onderzoeken gaan in op de begripsbepaling van veiligheidsgevoelens of het verklaren van onveiligheidsgevoelens van personen door te kijken naar factoren in verschillende contexten. Uit onderzoeken blijkt dat onder andere sociale cohesie, fysieke verloedering en overlast een grote invloed heeft op het veiligheidsgevoel van personen (Veiligheidsmonitor, 2013; Oppelaar & Wittebrood, 2006; Bruinsma & Bernasco, 2004; Van Noije & Wittebrood, 2010). Gemeenten hebben, zoals in het projectkader vermeld, verantwoordelijkheid als het gaat om de veiligheidsgevoelens van bewoners. Maar als het gaat om het verminderen van de onveiligheidsgevoelens vanuit gemeenten door te zoeken naar oplossingen is daar nog weinig over bekend. Onderzoeken naar de effecten van theorieën of maatregelen, zoals het PKVW, om veiligheidsgevoelens terug te dringen zijn schaars. Uit één eerder onderzoek naar de effectiviteit van PKVW op het veiligheidsgevoel en de kans op inbraken blijkt dat PKVW een positief effect heeft op het verbeteren van het veiligheidsgevoel en de criminaliteit. Dit onderzoek is echter alleen gedaan bij nieuwbouwwijken (wijken gebouwd na 2000) met het certificaat PKVW Veilige Wijk Nieuwbouw. 83% van de bewoners van een PKVW gecertificeerde nieuwbouwwijk voelt zich veilig tegenover 79% van de bewoners van een niet-PKVW gecertificeerde nieuwbouwwijk (CCV, 2010). Wat in de literatuur echter ontbreekt is wat voor invloed PKVW Veilige Wijk Bestaande Bouw heeft op het veiligheidsgevoel in een bestaande wijk. Het is daarom van belang te onderzoeken wat voor invloed PKVW Veilige Wijk in bestaande wijken heeft op het veiligheidsgevoel zodat gemeenten PKVW kunnen toepassen in bestaande wijken om het veiligheidsgevoel van bewoners te verbeteren.

(15)

1.3

Maatschappelijke relevantie

Gevoelens over veiligheid verschillen per persoon, de één is gevoeliger voor angstgevoelens en signalen uit de omgeving dan de ander. Echter het onderwerp sociale veiligheid is een onderwerp dat iedereen in de samenleving raakt. Onveiligheidsgevoelens kunnen ervoor zorgen dat mensen onbekenden die om hulp vragen negeren, bepaalde straten of plekken vermijden, het gebruiken van de auto in plaats van de fiets of gaan lopen, het nemen van een waakhond, een cursus zelfverdediging nemen of terugtrekken op zichzelf (Conklin, 1975; Palstra, 1988). Onveiligheidsgevoelens kunnen dus een oorzaak zijn tot vermijdingsgedrag zoals kinderen verbieden om op een bepaalde plaats te spelen door bijvoorbeeld overlast in de wijk, ’s avonds de auto pakken in plaats van de bus of trein omdat men niet bij een bushalte of op een treinstation wilt komen of een andere fiets- of looproute nemen om een bepaalde plaats te vermijden vanwege de angst voor (mogelijk) slachtofferschap, dit is een onwenselijke situatie. Onveiligheidsgevoelens beperken dus de bewegingsvrijheid (Van der Voordt & Van Wegen, 1991). Daarnaast kunnen gevoelens van onveiligheid ook leiden tot terugtrekkingsgedrag, men is minder bereid vreemden te helpen in geval van nood, daardoor kan de kans op een delict vergroot worden (Van der Voordt & Van Wegen, 1991). Er is dus veel aan gelegen om het onveiligheidsgevoel terug te dringen. Overigens is het ook niet zo dat het onveiligheidsgevoel tot nul gereduceerd dient te worden, reële angst is functioneel en draagt bij aan de nodige voorzichtigheid (Garofalo, 1981). De onveiligheidsgevoelens van mensen in een openbare ruimte volledig oplossen, middels bijvoorbeeld ingrepen in de sociale en fysieke omgeving, is echter ook niet mogelijk. Het is wel mogelijk om de openbare ruimte dusdanig in te richten dat men zich op die plaats veiliger voelt. Het certificaat PKVW Veilige Wijk beoogt hierbij te helpen. Het is van belang te onderzoeken of PKVW Veilige Wijk bestaande bouw daadwerkelijk ingezet kan worden om het veiligheidsgevoel te verbeteren zodat het onveiligheidsgevoel terug wordt gedrongen tot redelijke proporties die in verhouding staan tot het daadwerkelijke risico om slachtoffer te worden van een delict.

(16)

1.4

Doelstelling

In het onderzoek zal ingegaan worden op het probleem dat aangekaart is in het projectkader, het stagneren of zelfs verslechtering van veiligheidsgevoelens van mensen ondanks de afname van criminaliteit. De zogeheten discrepantie tussen objectieve sociale veiligheid en subjectieve sociale veiligheid. PKVW beoogt het veiligheidsgevoel van mensen te verbeteren, en daarmee een positieve invloed uit te oefenen op het genoemde probleem. Het gaat daarbij over de relatie tussen bewoners en de gebouwde omgeving. Maatregelen die gemeenten kunnen nemen om de gebouwde omgeving zodanig in te richten dat de mogelijkheid voor criminele activiteiten en overlast beperkt wordt en de veiligheidsgevoelens van bewoners verbeteren. Voor gemeenten is het interessant te weten in hoeverre certificering met het PKVW Veilige Wijk invloed heeft op het veiligheidsgevoel van bewoners van een wijk, zodat gemeenten kunnen besluiten om het certificaat te bemachtigen. De doelstelling van dit onderzoek luidt als volgt: Met dit onderzoek wordt getracht een aanbeveling te doen aan gemeenten, of gemeenten PKVW Veilige Wijk certificering kunnen toepassen bij bestaande wijken om het veiligheidsgevoel van bewoners te verbeteren. Dit wordt gedaan door inzicht te krijgen in de relatie tussen PKVW Veilige Wijk bestaande bouw en het veiligheidsgevoel van de bewoners.

(17)

1.5

Vraagstelling

Hoofdvraag

In hoeverre heeft het ‘Politiekeurmerk Veilig Wonen’ (PKVW), bij een certificaat Veilige Wijk bestaande bouw, invloed op het veiligheidsgevoel van bewoners?

Deelvragen

1. Wat is het veiligheidsgevoel van bewoners van een wijk met het certificaat PKVW Veilige Wijk bestaande bouw? 2. In welke mate hebben de verschillende onderdelen* van het PKVW certificaat Veilige Wijk bestaande bouw invloed op het veiligheidsgevoel van bewoners van een PKVW Veilige Wijk bestaande bouw? 3. In hoeverre en op welke onderdelen verschillen de resultaten van deelvraag 1 en 2 van bewoners van een vergelijkbare niet-PKVW Veilige Wijk bestaande bouw? 4. In welke mate heeft het certificaat PKVW Beveiligde Woning invloed op het veiligheidsgevoel van bewoners? *Aanwezigheid van ‘sociale ogen’, zichtbaarheid, betrokkenheid/verantwoordelijkheid, attractiviteit van de omgeving en toegankelijkheid/vluchtwegen

(18)

2.

Theoretisch kader

(19)

2.1

Introductie

In het onderzoek staan de veiligheidsgevoelens van bewoners van wijken centraal. De subjectieve sociale veiligheid (veiligheidsgevoel) is een complex begrip, daarbinnen zijn enkele componenten te onderscheiden (Van de Voordt & Van Wegen, 1991). Dit is ook terug te zien in de terminologie die gebruikt wordt. Begrippen zoals subjectieve sociale veiligheid, veiligheidsbeleving, angst voor criminaliteit en veiligheidsgevoel worden veelal als synoniemen door elkaar gebruikt (Van de Voordt & Van Wegen, 1991). Subjectieve sociale veiligheid kan relatief makkelijk worden beïnvloed door ontwerp, bouw, inrichting en beheer (Luten, 2008). In het theoretisch kader zal dit verder worden beschreven aan de hand van ontwikkelde theorieën, het instrument PKVW en mogelijke maatregelen die invloed uit kunnen oefenen op het veiligheidsgevoel van bewoners.

2.2

Definiëring sociale veiligheid

Het is van belang in dit onderzoek om een duidelijke definiëring van het begrip sociale veiligheid te formuleren. Sociale veiligheid kent echter vele definities. De definitie die gebruikt wordt, verschilt per (wetenschappelijke) discipline zoals uitgelegd in het projectkader. De definitie die De Kleine Gids Sociale Veiligheid (2010) gebruikt sluit aan bij de definitie van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Deze definitie wordt ook beschreven in het rapport Sociale Veiligheid Ontsleuteld: “Sociale veiligheid betreft feitelijke overlast, criminaliteit en veiligheidsbeleving” (Van Noije & Wittebrood, 2008). Sociale veiligheid gaat niet om bedreigingen van veiligheid met een niet-menselijk karakter zoals natuurrampen en pandemieën, maar om veiligheid met betrekking tot menselijke acties, zoals agressie, geweld en overlast (Duineveld, 2010). Sociale veiligheid is op te splitsen in objectieve sociale veiligheid en subjectieve sociale veiligheid.

(20)

Objectieve sociale veiligheid

Objectieve sociale veiligheid betekent het daadwerkelijk slachtofferschap als gevolg van handelingen van anderen (Bruinsma & Bernasco, 2004). Daarnaast valt ook gedragingen die hinder, overlast of gevoelens van onbehagen opleveren onder objectieve sociale veiligheid (Van Noije & Wittebrood, 2008; Elffers & De Jong, 2004). Objectieve veiligheid is dus aan de ene kant: criminaliteit gericht op de persoon. Bijvoorbeeld kleine vormen van criminaliteit in openbare ruimte zoals verkeersongevallen, geweld, straatroof, vernieling, vandalisme, diefstal en inbraak. Daarnaast heeft objectieve criminaliteit te maken met hinder, overlast en gevoelens van onbehagen. Bijvoorbeeld asociaal gedrag, groepen rondhangende jongeren, openbaar dronkenschap, rondslingerend vuil, scheldpartijen en handelen in drugs (Bruinsma, 2003).

Subjectieve sociale veiligheid

Subjectieve sociale veiligheid gaat over het veiligheidsgevoel. Volgens Bruinsma en Bernasco (2004) is subjectieve sociale veiligheid: zorgen over of angst voor slachtofferschap (Bruinsma & Bernasco, 2004). Volgens Elffers en De Jong blijkt dat veiligheidsgevoel voornamelijk gevoed worden door overlast en onbetamelijkheden, en maar in zeer kleine mate door criminaliteit (Elffers & De Jong, 2004). Er is sprake van subjectieve sociale veiligheid als iemand zich niet door misdrijven, overtredingen en (ernstige) overlast bedreigd voelt (Elffers & Jong, 2004). In dit onderzoek zal worden gekeken naar de subjectieve sociale veiligheid ook wel het veiligheidsgevoel (die verderop wordt uitgediept).

(21)

Veiligheidsgevoel

Al enkele decennia, vanaf eind jaren zestig, is er onderzoek gedaan naar gevoelens over veiligheid (Boers, Van Steden & Boutellier, 2008). Echter, zoals ook het geval is bij het alomvattende begrip sociale veiligheid, is er geen inhoudelijke en eenduidige definitie van veiligheidsgevoel. De Vries (2005) vermeldt dat er zowel in nationale als internationale onderzoeken naar veiligheidsgevoel verschillende definities worden gehanteerd. De veelvoorkomende terminologie die wordt gebruikt in dragende onderzoeken vanuit Nederland naar veiligheidsgevoelens: onveiligheidsbeleving (Vanderveen, 2002), angst voor criminaliteit (Oppelaar & Wittebrood, 2006), veiligheidsbeleving (De Vries, 2005), angst voor slachtofferschap (Oppelaar & Wittebrood, 2006) en beleving van sociale veiligheid (Elffers & De Jong, 2004). De verschillen in de gebruikte termen geven niet weer dat het inhoudelijk over een ander aspect gaat, maar weerspiegelt de verschillende optiek van onderzoekers en bestuurders. Volgens Elffers en De Jong (2004) gebruiken bestuurders liever een positieve benadering door de term het bevorderen van het veiligheidsgevoel te gebruiken dan het verminderen van het onveiligheidsgevoel. Als gekeken wordt naar dragende onderzoeken vanuit het buitenland is de meest voorkomende term voor veiligheidsgevoel, ‘fear of crime’. Letterlijk betekent fear of crime, de angst voor criminaliteit (Boers et al., 2008) waarbij Oppelaar en Wittebrood (2006) zich dus bij aangesloten hebben. Echter is het begrip angst voor criminaliteit te beperkt volgens Boers et al. (2008). Algemene gevoelens van verontrusting, veranderingen in de buurt en ervaringen met hinder en overlast zijn naast de angst voor criminaliteit ook bepalend voor het veiligheidsgevoel (De Vries, 2005). De onveiligheidsgevoelens van mensen wordt maar voor een klein deel verklaard door de objectieve sociale veiligheid (criminaliteitscijfers), daarentegen lijken niet strafrechtelijke gedragingen die wel als bedreigend worden ervaren van belang te zijn bij het ontstaan van verslechterde veiligheidsgevoelens (Vanderveen, 1999). Veiligheidsgevoel wordt door Oppelaar en Wittebrood (2006) als volgt gedefinieerd: “Veiligheidsgevoel wordt gebruikt voor een veelheid aan emoties, opvattingen en opinies, bijvoorbeeld de angst om slachtoffer te worden, de inschatting van de kans op slachtofferschap en de bezorgdheid over de wijze waarop criminaliteit zich ontwikkeld”.

(22)

Totstandkoming van het veiligheidsgevoel

Er zijn drie componenten om te kijken waaruit het veiligheidsgevoel bestaat. Oppelaar en Wittebrood (2006) maken onderscheid tussen individueel en maatschappelijk om gevoelens van onveiligheid te beschrijven. Individueel gaat over de gevoelens waarbij de persoonlijke situatie centraal staat (bijvoorbeeld angst voor slachtofferschap). Maatschappelijk heeft betrekking op gevoelens die te maken hebben met criminaliteit als maatschappelijk verschijnsel. Oppelaar en Wittebrood (2006) maken naast het onderscheid tussen individueel en maatschappelijk op gevoelens van onveiligheid ook een onderscheid tussen cognitief en affectief op het veiligheidsgevoel. De cognitieve component van veiligheidsgevoel gaat over de kennis die burgers hebben van onveilige situaties en de inschatting van het risico dat die burgers lopen om zelf in een dergelijke situatie terecht te komen (De Vries, 2005). Bijvoorbeeld de gedachten over de ontwikkeling van criminaliteit in de samenleving of de inschatting van de kans om slachtoffer te worden van criminaliteit. Invloeden hierop kunnen vanuit berichtgeving van de media komen, of eigen ervaringen als slachtoffer van criminaliteit (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Het affectieve component gaat over de emoties die criminaliteit opwekt, persoonlijke angst om slachtoffer te worden is hier een voorbeeld van (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Volgens De Vries (2005) wordt het affectieve component bepaald door “gevoelens die burgers hebben ten aanzien van (potentiële) dreigingen die zij ervaren in de ruimte waarin zij bewegen”. Gevoelens van onveiligheid als angst, onrust, boosheid, gevoel van onrechtvaardigheid, onzekerheid en wantrouwen zijn voorbeelden van onveiligheidsgevoelens (De Vries, 2005). Dergelijke gevoelens ontstaan in alle gevallen door de dreiging van (vermeend) gevaar. Het gevaar kan zowel direct als indirect zijn. Een direct gevaar is bijvoorbeeld een bedreiging door een wapen of mes. Over het algemeen gaan gevoelens van onveiligheid over indirecte gevaren. Angst vooruitlopend op mogelijke bedreigingen of reacties op signalen uit de omgeving, zoals donkere plekken/duisternis en rondhangende jongeren (Oppelaar & Wittebrood, 2006).

(23)

Uit een onderzoek van Zani, Cicognani en Albanesi (2001) blijkt dat het cognitieve component van veiligheidsgevoel invloed heeft op het affectieve component van veiligheidsgevoel. Dit betekent dat gevoelens en emoties van mensen op de veiligheid samenhangen met de kennis die ze hebben tot (potentieel) onveilige situaties die gerelateerd zijn aan (potentieel) onveilige locaties (De Vries, 2005). Volgens De Vries (2005) kan er aan het cognitieve en affectieve component van veiligheidsgevoel een conatieve component toegevoegd worden. Mensen kunnen gedrag vertonen, zoals het ophangen van camera’s om de woning te beveiligen, het vermijden van (donkere) plaatsen of de deur gesloten te houden ’s avonds. Hierin komt het veiligheidsgevoel tot uitdrukking (De Vries, 2005). Deze drie componenten (cognitief, affectief en conatief) hangen vaak met elkaar samen (Bruinsma & Bernasco, 2004). Echter zijn de componenten ook los te bekijken, zo kan het zijn dat de inschatting van de kans om slachtoffer van een misdrijf te worden laag is, maar de angst ervoor groot is (Bruinsma & Bernasco, 2004).

(24)

2.3

Factoren die invloed hebben op het veiligheidsgevoel

Door de jaren heen zijn er een aantal onderzoeken geweest naar factoren die invloed hebben op het veiligheidsgevoel van mensen. Gevoelens van onveiligheid hebben verschillende oorzaken en zijn niet alleen aan criminaliteit of slachtofferschap te wijten. De manier om het veiligheidsgevoel te benaderen, zoals vooraanstaande onderzoeken uitwijzen (Oppelaar & Wittebrood, 2006; Vanderveen, 2002; Zani et al., 2001; De Vries, 2005; Elffers & De Jong, 2004), gebeurt aan de hand van verschillende contexten van veiligheidsgevoelens. Veiligheidsgevoel hangt namelijk samen met enerzijds de sociale context waarin mensen zich bevinden en anderzijds de individuele/persoonlijke kenmerken van mensen. Verderop zullen aan de hand van de contexten van veiligheidsgevoelens, factoren die (mogelijk) van invloed zijn op het veiligheidsgevoel nader worden toegelicht. In het onderzoek van Oppelaar en Wittebrood (2006) gecombineerd met andere onderzoeken (zoals Vanderveen (2002) en Ellfers & De Jong (2004) wordt de context van angst voor criminaliteit en de beleving van veiligheid beschreven. Er wordt gebruik gemaakt van drie verschillende contexten om veiligheidsgevoel aan te duiden en het grote aantal factoren die invloed hebben op het veiligheidsgevoel te onderscheiden. Allereerst de individuele context, dan de situationele context en vervolgens de sociaal-culturele context. Het onderscheid wat gemaakt is tussen de verschillende contexten is echter geen hard onderscheid, factoren kunnen meerdere contexten overlappen. Oppelaar en Wittebrood (2006) hebben de verscheidenheid aan factoren weergegeven in een conceptueel model (figuur 2).

(25)

Individuele context

Allereerst de individuele context. Gevoelens over veiligheid verschilt per persoon, in sommige situaties zal de één zich onveiliger voelen dan de ander. Daar zijn veel oorzaken voor aan te wijzen. Individuele kenmerken en ervaringen dragen er aan bij dat niet iedereen dezelfde prikkels op dezelfde manier beoordeeld (Bruinsma & Bernasco, 2004). Oppelaar en Wittebrood (2006) maken onderscheidt tussen persoonlijke kenmerken, leefstijl, kwetsbaarheid en slachtofferschap.

Persoonlijke kenmerken

Persoonlijke kenmerken (sommige mensen zijn van nature angstiger aangelegd dan anderen) die bijdragen aan onveiligheidsgevoelens worden voor een deel bepaald door dispositionele angst (Van Noije & Wittebrood, 2010). Dispositionele angst is de neiging om in bepaalde omstandigheden angstig te reageren, dit verschilt per persoon (Gabriel & Greve, 2003). Deze toestand van angst is mede afhankelijk van de situatie waarin het individu zich begeeft. Persoonlijke kenmerken als geslacht, leeftijd, opleiding en herkomst kunnen verschillen in veiligheidsgevoelens tussen personen verklaren.

Leefstijl

De leefstijl van een persoon bepaald hoe vaak een persoon blootgesteld wordt aan bedreigingen. Een persoon die regelmatig in het uitgaansleven te vinden is, wordt vaker blootgesteld aan bedreigingen dan iemand die altijd ’s avonds thuis te vinden is. Volgens Kilias (1990) is leefstijl gerelateerd aan de inschatting van de kans om slachtoffer te worden van criminele activiteiten. Via deze weg kunnen gevoelens van onveiligheid beïnvloed worden.

Kwetsbaarheid

Ook de inschatting van kwetsbaarheid speelt een rol bij veiligheidsgevoelens. Inschatting van kwetsbaarheid is de persoonlijke kwetsbaarheid en zelfredzaamheid. Kwetsbaarheid bestaat uit fysieke kwetsbaarheid (welke mate kan men zich fysiek verdedigen) en psychische kwetsbaarheid (in welke mate kan men zich psychisch verweren) (Spithoven, Graaf & Boutellier, 2012).

(26)

Daarnaast is ook sociale kwetsbaarheid te onderscheiden. “Mensen uit een lagere sociale klasse hebben minder middelen om zich tegen sociale onveiligheid te beschermen” (Spithoven et al., 2012). Wanneer personen de kwetsbaarheid hoger inschatten, zullen ook de gevoelens van onveiligheid toenemen. Kwetsbaarheid en de ervaring ervan is grotendeels afhankelijk van demografische kenmerken. Dit verklaart ook het verschil in onveiligheidsgevoelens tussen verschillende bevolkingsgroepen. Mannen voelen zich over het algemeen veiliger dan vrouwen, terwijl mannen statistisch gezien een grotere kans hebben om slachtoffer te worden van criminaliteit dan vrouwen. Dit kan verklaard worden door de gedachte dat over het algemeen mannen zich beter kunnen verweren tijdens een misdrijf dan vrouwen. Ditzelfde geldt voor de leeftijdsopbouw (verschil in jong en oud) (Bruinsma & Bernasco, 2004; Oppelaar & Wittebrood, 2006; Elffers & De Jong, 2004). Kwetsbaarheid kan worden gemeten aan de hand van de verwachte impact van een misdrijf en de angst om slachtoffer te worden van een misdrijf.

Slachtofferschap

Verder is slachtofferschap een kenmerk die de mate van onveiligheidsgevoel beïnvloedt. Slachtofferschap is te onderscheiden in direct en indirect slachtofferschap (Spithoven et al., 2012). Direct slachtofferschap is persoonlijk slachtofferschap van sociale onveiligheid, personen die in het verleden slachtoffer zijn geweest, schatten de kans om nogmaals slachtoffer te worden hoger in. Dat verhoogt de gevoelens van onveiligheid (Van Noije & Wittebrood, 2010). Indien men in een bepaalde situatie slachtoffer is geweest, dan zal men zich onder vergelijkbare omstandigheden eerder niet veilig voelen dan individuen die geen slachtoffer zijn geweest in een dergelijke situatie. Niet alleen directe slachtofferervaringen spelen een rol in de mate van onveiligheidsgevoelens, maar ook indirecte slachtofferervaringen spelen een rol. De nabijheid en overeenkomsten van een slachtoffer bepalen de mate van onveiligheidsgevoelens via indirecte slachtofferervaringen (Oppelaar & Wittebrood, 2006).

(27)

Situationele context

Naast de invloed van individuele kenmerken heeft ook de directe omgeving, de situationele context, invloed op het veiligheidsgevoel. Kenmerken van de directe omgeving zijn van invloed op het veiligheidsgevoel. Voor de ene persoon hebben bepaalde kenmerken een andere invloed op het veiligheidsgevoel dan voor een ander persoon. Dit onderzoek richt zich voornamelijk op de situationele context en hoe de factoren uit deze context invloed uitoefenen op het veiligheidsgevoel. Binnen de situationele context (met de factoren die invloed uitoefenen op het veiligheidsgevoel) zijn vier dimensies te onderscheiden: inrichting van de openbare ruimte, overlast; verloedering en criminaliteit, sociale cohesie en sociale samenstelling (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Volgens Bruinsma en Bernasco (2004) en Oppelaar en Wittebrood (2006) kan de directe omgeving opgesplitst worden in een fysiek component en een sociaal component. Het fysieke component bergt de factoren inrichting van de openbare ruimte en overlast, verloedering en criminaliteit. Sociale cohesie en sociale samenstelling vallen binnen het sociale aspect. Onderstaand zullen alle factoren die invloed hebben op het veiligheidsgevoel besproken worden aan de hand van verschillende theorieën.

Inrichting van de openbare ruimte

Uit onderzoek van Wilcox en Land (1996) en Wilcox, Quisenberry en Jones (2003) blijkt dat de inrichting van openbare ruimten een belangrijke rol speelt bij de veiligheidsgevoelens. Bepaalde openbare ruimten nodigen bijvoorbeeld uit tot vandalisme, drugsoverlast of andere vormen van criminaliteit (Wilson & Kelling, 1982). Zoals al naar voren is gekomen bij slachtofferschap, kan het zijn dat een negatieve ervaring op een bepaalde plaats ertoe kan leiden dat de situatie of plaats negatief ervaren kan worden als het gaat om veiligheidsgevoelens. Daarnaast kan een plaats ook door stereotypering (zowel cultureel als sociaal) het label ‘gevaarlijk’ krijgen (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Ook kan het zo zijn dat op bepaalde plaatsen signalen besloten liggen die duiden op een (mogelijke) aanwezigheid van kwaadwillende mensen. Bij de relatie tussen de inrichting van de openbare ruimte en gevoelens van veiligheid speelt duisternis/overzicht van de directe omgeving een belangrijke rol. Duisternis en donkere plaatsen (onderdeel van zichtbaarheid) zoals slecht verlichte fiets- en wandelpaden en tunnels worden als negatieve factor ervaren op het veiligheidsgevoel.

(28)

Voornamelijk door kwetsbare groepen is dit het geval (Vanderveen, 2002). Achteraf gelegen plaatsen kunnen onveiligheidsgevoelens aanwakkeren, als er iets gebeurt ziet mogelijk niemand het en kan niemand ingrijpen of helpen. Uit het onderzoek van Wilcox et al. (2003) blijkt dat ook de functie van de openbare ruimte invloed heeft op de veiligheidsgevoelens. De functie van een openbare ruimte (op bepaalde tijdstippen) kent gevolgen voor de sociale activiteit van mensen (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Mensen die zich overdag bijvoorbeeld veilig voelen in een winkelcentrum of stationsgebied kunnen zich ’s avonds misschien wel onveilig voelen en er liever niet komen. Ook zijn voorzieningen in een gebied belangrijk, de aanwezigheid en kwaliteit van voorzieningen bepaald gedeeltelijk het veiligheidsgevoel van personen (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Jacobs (1961) beschrijft in haar onderzoek dat het ontwikkelen van veiligere ruimtes gebaseerd is op het principe van ‘eyes on street’. Dat wil zeggen dat een divers aanbod van activiteiten, als winkels naast woningen, leidt tot meer gebruikers van een gebied. En daarmee ook meer ‘ogen op straat’, wat vervolgens leidt tot sociale controle. De afwezigheid van mensen op straat leidt tot gevoelens van onveiligheid (Jacobs, 1961). Whyte (2003) is het ook eens met het concept ‘ogen op straat’, activiteit in een openbare omgeving trekt gebruikers aan. Functiemengeling kan hier aan bijdragen. Zo formuleert Blokland (2009), het mixen van verschillende functies van gebouwen als wonen, werken en winkels leidt tot verbetering van sociale veiligheid. De aanwezigheid van de voorzieningen en de kwaliteit daarvan heeft grote invloed op de veiligheidsgevoelens in een omgeving (Peterson et al., 2000). Andersom geldt dus ook, openbare ruimtes kunnen ook uitnodigen tot gebruik en een positieve invloed uitoefenen op het veiligheidsgevoel (Jacobs, 1961). In 1961 heeft Jacobs vanuit dit gedachtegoed de theorie Crime Prevention Through Environmental Design (CPTED) ontwikkeld (Jacobs, 1961). Jacobs (1961) heeft met de CPTED theorie getracht maatregelen te formuleren ter belemmering van criminele activiteiten omtrent woningen en woongebieden. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een lijst met belemmerende kenmerken van woningen en woongebieden om criminaliteit tegen te gaan (Taylor, 2002). In Nederland hebben Van der Voordt en Van Wegen (1991) de principes van CPTED uitgewerkt in de Delftse Checklist. Die uiteindelijk de grondslag heeft gevormd voor het PKVW.

(29)

De criteria van de Delfste Checklist zijn: aanwezigheid van mensen, betrokkenheid/verantwoordelijkheid, zicht en overzicht, toegankelijkheid en vluchtwegen, attractiviteit en kwetsbaarheid van materiaalgebruik en detaillering (Van der Voordt & Van Wegen, 1990). In het Handboek Veilig Ontwerp en Beheer van Luten (2008) worden de Delfste criteria gespecificeerd voor openbare ruimte. Uit het handboek blijkt dat voornamelijk zichtbaarheid, eenduidigheid, toegankelijkheid en aantrekkelijkheid belangrijke criteria zijn ter bevordering van de sociale veiligheid en daarmee de veiligheidsgevoelens (Luten, 2008).

Mate van overlast, verloedering en criminaliteit

De mate van overlast en verloedering heeft invloed op het veiligheidsgevoel van bewoners uit een wijk. Uit onderzoek van Wilcox Rountree (1998) blijkt dat overlast en verloedering invloed hebben op het veiligheidsgevoel. Onder andere graffiti, zwervers, burenoverlast en jeugdcriminaliteit zorgen ervoor dat bewoners het gevoel hebben dat de wijk verslechterd en bewoners zich onveiliger voelen (Wilson & Kelling, 1982; Taylor, 2002). Fysieke tekenen van verval geeft een gevoel dat een plaats is ‘opgegeven’ door zowel de overheid als (op wijkniveau) de bewoners, dit kan leiden tot meer overlast en criminaliteit en een afname van het veiligheidsgevoel (Oppelaar & Wittebrood, 2006). De ‘brokenwindowstheory’ sluit zich hierbij aan, controle en onderhoud van stedelijke omgevingen is van belang om vandalisme en andere vormen van criminaliteit tegen te gaan (Wilson & Kelling, 1982). Als er in een omgeving sprake is van overlast en verloedering krijgen (potentiële) daders het idee dat in het gebied weinig sociale controle aanwezig is. Dit kan door (potentiële) daders opgevat worden als ‘kans’ om crimineel gedrag te plegen. Gedrag dat opgevat kan worden als wanordelijk dat niet gecontroleerd en gereguleerd wordt, kan een signaal afgeven aan bewoners van een wijk dat een gebied niet veilig is. Niet alleen beheer van de fysieke ruimte bij overlast en verloedering is van belang, ook de inrichting van de openbare ruimte speelt daarbij een belangrijke rol. Sampson en Raudenbush (1999) zijn het hier echter niet geheel mee eens. Overlast en verloedering zouden niet zo zeer leiden tot criminaliteit, vooral het gebrek van sociale cohesie en sociale controle zouden leiden tot overlast, verloedering en criminaliteit (Sampson & Raudenbush, 1999). Potentiële daders zouden bij het zien van overlast en verloedering de indruk krijgen dat er in kleine mate sprake is van sociale cohesie en er weinig animo is tot ingrijpen.

(30)

Sociale cohesie in de wijk

Uit onderzoeken van Oppelaar en Wittebrood (2006), Gemerden en Staats (2006) en de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO, 2004) blijkt dat sociale cohesie invloed heeft op het veiligheidsgevoel. Sociale cohesie in een wijk is van belang bij het ontstaan van gevoelens over veiligheid. Het gaat hierbij om zowel formele als informele netwerken waarin mensen participeren, en de frequentie van deze contacten (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Er kan gesteld worden dat in een omgeving waar men elkaar kent, men zich over het algemeen veiliger zal voelen (Maas-de Waal, 2002; Wittebrood et al., 2005). Er geldt, als de sociale bindingen in een wijk tussen bewoners sterker zijn, er minder criminaliteit is en de problemen met overlast en verloedering afnemen (Warner & Wilcox Rountree, 1997; Wilcox Rountree & Warner, 1999; Bellair, 1997). Sociale bindingen en contacten tussen mensen ontstaan door elkaar vaak tegen te komen op bepaalde locaties. Van groot belang, naast sociale bindingen en contacten, is een vorm van onderling vertrouwen en gemeenschappelijke verwachtingen in een omgeving (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Als mensen de omgeving zien als een plek van herkenbaarheid, naar elkaar omkijkt en men persoonlijk wil investeren in de samenleving bevordert dat de veiligheidsgevoelens (Spithoven et al., 2012). Het mechanisme van collectieve zelfredzaamheid en gedeelde bereidheid om zich in te zetten voor een omgeving is dus relevant voor zowel de objectieve (afname criminaliteit) als de subjectieve sociale veiligheid (Bellair, 2000). Deze gedachtegang sluit aan bij Goffman (1971) over omstanders waarvan de intenties en motieven onbekend zijn en waarvan een signaal van (vermeend) gevaar uit kan gaan. Wantrouwen ontstaat naar ‘andere’ mensen of mensen waarvan verwacht wordt kwaadwillend te zijn (Goffman, 1971). Andere mensen kunnen op persoonlijk en cultureel vlak vreemd voor iemand zijn, persoonlijk betekent dat iemand niet op de hoogte is van iemands persoonlijk leven en de levensstijl die iemand volgt (Sacco, 2005). Cultureel houdt in dat personen vreemden zijn omdat zij een andere status, taal, opvattingen of manier van kleden hebben. Een zekere mate van wantrouwen kan ontstaan, wat kan leiden tot onveiligheidsgevoelens, tegen personen die niet persoonlijk herkend worden of personen die een andere (naar verwachting) levensstijl hebben als jezelf. Uit onderzoek blijkt dat sterke sociale cohesie in een wijk ook een toename betekent in sociale controle (Elias & Scotson, 1994).

(31)

Sociale controle is de manier waarop mensen andere mensen ertoe brengen om zich te houden aan bepaalde waarden en normen (Wilterdink & Van Heerikhuizen, 2003). Als er meer onderling vertrouwen en gemeenschappelijke verwachtingen bestaan tussen bewoners van een wijk, kan dat er voor zorgen dat de onveiligheidsgevoelens afnemen. Bewoners zonder contacten in de wijk zullen eerder te maken hebben met onveiligheidsgevoelens, omdat zij denken bij slachtofferschap de vorm van criminaliteit niet aan te kunnen (Hartnagel, 1979). Een teveel aan sociale controle kan echter averechts werken, individuen kunnen een beperking van vrijheid ondervinden en daardoor minder betrokkenheid tonen in de wijk (Kleinhans, 2005). Het kan ook mogelijk zijn dat, in geval van sociale cohesie, ongewenst gedrag van bekenden niet veroordeeld wordt om de band tussen de bewoners niet te schaden.

Sociale samenstelling van de wijk

Een andere belangrijke sociale factor die invloed heeft op het veiligheidsgevoel is de sociale samenstelling van de wijk. Uit onderzoek van Maas-de Waal (2002) blijkt dat bewoners uit wijken met een lage sociaaleconomische status en relatief veel eenoudergezinnen, inwoners met een Nederlandse achtergrond, jonge alleenstaanden en grote mate van verhuismobiliteit zich onveiliger voelen. Daarnaast voelen inwoners met een Nederlandse achtergrond zich onveiliger in concentratiewijken (wijken met >25% inwoners met een niet-westerse migratieachtergrond) (Wittebrood et al., 2005). Volgens Schnell en Yaov (2001) blijkt dat bewoners van een wijk met dezelfde gebruiken, normen en waarden zich veiliger voelen in de wijk. Ook de sociaaleconomische status van een wijk heeft invloed op het veiligheidsgevoel. Onder andere het hebben van een koop- of huurwoning speelt hierin een rol (Spithoven et al., 2007). In het verlengde van de ‘onbekendheid’ van mensen, wat onder sociale cohesie aan bod is gekomen, is er sprake van een relatie tussen snelle verandering in samenstelling van een wijk (verhuismobiliteit) en het onveiligheidsgevoel. Door snelle veranderingen qua samenstelling van een wijk, kan de herkenbaarheid en het sociaal vertrouwen onder bewoners afnemen (RMO, 2004).

(32)

Sociaal-culturele context

Naast de invloeden van de individuele context en de situationele context op de veiligheidsgevoelens spelen processen van verandering een rol in de vorming van gevoelens van onveiligheid van de samenleving (Pleysier, 2011). De sociaal-culturele context is hier van toepassing.

Individualisering

Verhoudingen tussen de samenleving en het individu zijn door de jaren heen sterk veranderd (Van Noije & Wittebrood, 2010). Individualisering gaat daarbij over de groeiende autonomie van het individu ten opzichte van de directe omgeving (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Spithoven et al. (2012) combineert verschillende literaire bronnen die de uitwerking van de veranderende verhoudingen tussen de samenleving en het individu verduidelijken. Sociale veranderingen als individualisering, informalisering, informatisering, internationalisering en intensivering is er sprake van een toenemende onzekerheid (Boutellier, 2005). Door de sociale veranderingen zou er sprake zijn van een afname in solidariteit en traditioneel belangrijke waarden in de samenleving (Van Noije & Wittebrood, 2010). Daarnaast zou er fundamentele onzekerheid over potentiele gevaren ontstaan doordat de verbindingen tussen samenleving en individu vervagen, het sociale vangnet zou in grote mate niet meer bestaan (Oppelaar & Wittebrood, 2006; Svendsen, 2007).

Rol van de media

Een ander proces van verandering komt vanuit de media. De ontwikkelingen in de media over de manier van het verspreiden van berichten en de mate waarin berichten verspreid worden over sociale veiligheid hebben invloed op de veiligheidsgevoelens (Kennisplatform Verkeer en Vervoer, 2008; Oppelaar & Wittebrood, 2006). Des te persoonlijker de berichten in de media over slachtofferschap, des te meer betrekken mensen het op hun eigen situatie (Spithoven et al., 2012). De media heeft daarmee een grote invloed op zowel risicoperceptie als veiligheidsgevoelens (Hale, 1996). Daarnaast creëert media ook bepaalde beelden over politie, etnische groeperingen en de omvang van criminaliteit (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Dit kan veiligheidsgevoelens beïnvloeden.

(33)

Internationalisering

Internationalisering gaat over afnemende afstanden, grenzen en tijdverschillen over de wereld. Door toename van personenverkeer over de wereld is er een toenemende immigratie stroom vanuit niet-westerse landen ontstaan (Oppelaar & Wittebrood, 2006). De Nederlandse bevolking heeft hiermee te maken, vooral in steden ontstaat een steeds groter wordende heterogene samenstelling. Er ontstaat segmentatie langs etnische lijnen (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Internationalisering gaat ook over terrorisme en de rol van de media daarin. Beeldmateriaal en berichtgeving over bijvoorbeeld aanslagen in Brussel of Parijs worden als maar getoond in de (sociale) media. Hierin zit dus een duidelijke overlap met de rol van de media, wat eerder besproken is.

(34)

2.4

Verklarende/beïnvloedbare factoren op het veiligheidsgevoel

De factoren uit de verschillende contexten van veiligheidsgevoel, individuele context, situationele context en sociaal-culture context geven een goed beeld van factoren die invloed hebben op het veiligheidsgevoel. Veel van deze factoren zijn echter moeilijk beïnvloedbaar. De factoren geven een juiste verklaring van veiligheidsgevoelens, echter veel factoren zijn moeilijk te beïnvloeden door overheidsinterventie. Volgens Ellemers (1976) is het van belang om te richten op factoren die op korte termijn manipuleerbaar zijn, in het geval een onderzoek naar sociale veiligheid niet primair gericht is op het verklaren van veiligheidsgevoelens, maar op het veranderen van ongewenst geachte verschijnselen (Ellemers, 1976). Wanneer het gaat om het verbeteren van de veiligheidsgevoelens in een openbare ruimte zijn voornamelijk de factoren binnen de situationele context van toepassing (KpVV, 2008). Voor de factoren uit de individuele context geldt dat het voornamelijk verklarende factoren zijn. Deze factoren zijn zeer moeilijk te beïnvloeden en al helemaal moeilijk door aanpassingen in de fysieke ruimte. Dit geldt ook voor de sociaal-culturele context, verhouding tussen samenleving en individu of het gedrag van de media zijn zeer lastig te beïnvloeden en omvatten grotere vraagstukken dan alleen aanpassingen van de fysieke ruimte. Daarom moet er gekeken worden naar de factoren die wel te beïnvloeden zijn (factoren uit situationele context) om aan het doel, verbetering van het veiligheidsgevoel, te voldoen. Omtrent deze beïnvloedbare factoren zijn enkele theorieën en maatregelen ontworpen, zoals het Politie Keurmerk Veilig Wonen. Het PKVW tracht met ingrepen in de omgeving invloed uit te oefenen op het onveiligheidsgevoel. Om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op verbetering van het veiligheidsgevoel moet volgens Ellemers (1995) een combinatie van maatregelen of ingrepen toegepast worden, simpelweg omdat het effect van afzonderlijke maatregelen of ingrepen beperkt is. Hier sluit PKVW zich bij aan door te profileren met het certificaat PKVW Veilige Wijk.

(35)

2.5

Methodieken/instrumenten met invloed op het veiligheidsgevoel

In het onderzoek ligt de focus op beïnvloedbare factoren, factoren uit de situationele context. De keuze hiervoor is vanuit sociaalgeografisch inzicht logisch, de situationele factoren kennen namelijk een wisselwerking tussen mens en omgeving. Er zijn een aantal methodieken en instrumenten, zoals PKVW, die trachten het veiligheidsgevoel van mensen te verbeteren. In dit onderzoek staat het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) centraal. PKVW Veilige Wijk bestaande bouw kent drie deelcertificaten voor de onderdelen woning, complex en omgeving. In dit onderzoek staat het deelcertificaat omgeving centraal, het onderdeel omgeving sluit ten eerste aan bij de situationele context en ten tweede is het deelcertificaat omgeving een certificaat wat behaald kan worden door ingrepen waarvoor de gemeente een grote verantwoordelijkheid heeft. Dit sluit aan bij de doelstelling van dit onderzoek, namelijk aanbeveling doen aan gemeenten of gemeenten het PKVW certificaat Veilige Wijk effectief in kunnen zetten ter verbetering van het veiligheidsgevoel van bewoners.

Definiëring Politie Keurmerk Veilig Wonen (PKVW)

Allereerst de definitie van PKVW volgens het CCV (2010): “Het PKVW is een integraal veiligheidsinstrument dat door middel van planologische en bouwkundige maatregelen de sociale veiligheid in een wijk verhoogt.” De aanpassingen die aan de woonomgeving, de wijk en de woningen uitgevoerd worden moeten er niet alleen voor zorgen dat de wijk veilig is, maar het moet er ook voor zorgen dat bewoners zich veilig voelen in de wijk (CCV, 2010). Het PKVW tracht daarnaast ook de leefbaarheid in de wijk te verhogen, een sociaal veilige wijk is niet alleen een wijk waar bewoners minder snel slachtoffer worden van een misdrijf. Het is ook een wijk waar weinig buurtproblemen zijn, weinig overlast voorkomt en men minder vaak te maken heeft met ‘verkeerde’ gedragingen.

(36)

Het PKVW is opgebouwd uit twee aspecten: PKVW nieuwbouw en PKVW bestaande bouw. PKVW bestaande bouw bestaat uit drie deelcertificaten die betrekking hebben op woning, wooncomplex en woonomgeving. Dit onderzoek focust op PKVW bestaande bouw en dan specifiek op de woonomgeving. PKVW nieuwbouw wordt verder buiten beschouwing gelaten. Het PKVW geldt niet alleen als een middel tegen overlast en criminaliteit, maar het is een algehele aanpak waar veel actoren bij betrokken zijn (CCV, 2010). Actoren als: bewoners, huiseigenaren, projectontwikkelaars, gemeente en partijen als energiebedrijven, brandweer, politie en vervoersbedrijven werken samen zodat de wijk leefbaar en veilig wordt en blijft (CCV, 2010). Niet alleen planologische en bouwkundige aanpassingen zijn hiervoor vereist, ook afspraken over beheer en onderhoud zijn benodigd. Wanneer de aanpassingen uitgevoerd zijn wordt de wijk door een onafhankelijke instelling geïnspecteerd, wanneer alles in orde is krijgt de wijk het bijbehorende certificaat. Voor de gemeente is dit een bewijs dat veiligheid en veiligheidsgevoelens aanwezig zijn in de wijk (CCV, 2010).

Relatie tussen PKVW en het veiligheidsgevoel

Het PKVW heeft niet alleen als doel de feitelijke criminaliteit in en om de woning te verminderen, maar ook het veiligheidsgevoel van bewoners te verbeteren (CCV, 2010). Het veiligheidsgevoel gaat zoals eerder vermeld niet alleen om feitelijke slachtofferervaringen, maar onder andere ook over het gevoel dat er ingegrepen wordt in de wijk als er iets mis gaat en het vertrouwen in de wijk. PKVW beoogt een wijk te creëren waar sociale cohesie, interpersoonlijk contact en betrokkenheid voorop staat (CCV, 2010). De omgeving in de wijk geeft signalen af die invloed hebben op het veiligheidsgevoel. Als een wijk tekenen van verval of verloedering vertoont dan gaat dat vaak ten koste van het veiligheidsgevoel zoals eerder besproken in het theoretisch kader. Het PKVW probeert deze problemen aan te pakken en een sociaal veilige wijk te creëren (CCV, 2010).

(37)

De geschiedenis van het PKVW

Het ontstaan van PKVW leidt naar het jaar 1992, toen in Nederland de Engelse theorie ‘Secured by Design’ verder is door ontwikkeld. Het eerste experiment van het PKVW startte in 1994 en duurde tot 1998 toen het voor het eerst de status van nationaal keurmerk PKVW kreeg. Het PKVW tracht het veiligheidsgevoel te verbeteren en de criminaliteit te verminderen, door een veilig huis in een veilige woonwijk. De veiligheidseisen voor openbare ruimte, woning of kavel die bij het keurmerk van toepassing zijn, zijn zowel op stedenbouwkundig als op planologisch niveau. Belangrijk binnen het eisenpakket is de aanwezigheid van informele ogen, zicht en toezicht. Daarnaast spelen een aantrekkelijke vormgeving, goed onderhoud en de betrokkenheid van de bewoners een belangrijke rol. De criteria om te voldoen aan het PKVW zijn gebaseerd op het boek van, Van der Voordt en Van Wegen (1990) ‘Sociale veiligheid en de gebouwde omgeving’. Aangezien het PKVW gebaseerd is op het boek van Van der Voordt en Van Wegen is het van belang deze theorie en de daarbij behorende maatregelen te bespreken.

Sociaal Veilig Ontwerpen

In 1990 hebben Van der Voordt en Van Wegen, in het boek Sociaal Veilig Ontwerpen, een checklist geïntroduceerd waarmee onveiligheid en risico’s van een situatie ingeschat kan worden. Samengevat zijn de belangrijkste uitkomsten (Luten, 2008): • Als er potentiële daders in de buurt zijn, dan is er risico • Als er toezicht is, dan wordt het risico verkleind • Als een situatie/object goed zichtbaar is, dan vergroot dit de veiligheid • Als gebruikers van de ruimte zich bij die ruimte betrokken voelen dan vergroot dit de veiligheid • Als een ruimte of object attractief is, dan vergroot dit de veiligheid • Als een ruimte goed afsluitbaar is, dan vergroot dit de veiligheid • Als er veel toegangen/vluchtwegen zijn, dan wordt de veiligheid minder • Als het object veel waarde heeft, dat wil zeggen, als het een potentieel doelwit betreft, dan neemt de veiligheid af • Als het object fysiek kwetsbaar is, dan wordt de veiligheid minder

(38)

Van der Voordt en Van Wegen hebben enkele factoren opgesteld in een checklist. De opgestelde checklist bestaat uit verschillende factoren die hieronder besproken zullen worden (Van der Voordt & Van Wegen, 1990).

Aanwezigheid van potentiële daders

De aanwezigheid van potentiële daders als drugsgebruikers en opgeschoten jongeren is een belangrijke voorspeller als het gaat om de omvang van overlast en criminaliteit. In buurten/wijken waar veel jongeren wonen, op plekken (voorzieningen) waar jongeren veel komen en routes tussen deze buurten/wijken en voorzieningen ligt het aantal gevallen van overlast en criminaliteit (ver) boven het landelijk gemiddelde (Luten, 2008). De aanwezigheid van potentiële daders heeft naast een negatieve invloed op overlast en criminaliteit ook een negatieve invloed op het veiligheidsgevoel.

Aanwezigheid van sociale ogen

De aanwezigheid van publiek, bijvoorbeeld bewoners of omstanders, heeft over het algemeen een gunstig effect op de objectieve veiligheid. Dit geldt ook voor semi-formeel en formeel toezicht door bijvoorbeeld politie en buurtbeheerders. Toezicht heeft ook een belangrijke invloed op de subjectieve veiligheid. Onveiligheidsgevoelens nemen af als gedacht of verwacht wordt dat ergens toezicht aanwezig is.

Zichtbaarheid

Toezicht en aanwezigheid van sociale ogen zijn alleen effectief als de gebouwde omgeving ook voldoende zichtbaarheid heeft. Goede verlichting en ononderbroken zichtlijnen zijn daarbij essentieel. Zicht en overzicht (belangrijk bij gevoelens van veiligheid) kan gecreëerd worden door de indeling en inrichting van openbare ruimten.

(39)

Betrokkenheid/verantwoordelijkheid

Het is van belang dat mensen weten voor welk gebied wie verantwoordelijk is. Dit kan als er duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen openbaar, semi-openbaar en privé gebied. De veiligheid verbetert als de verantwoordelijkheid duidelijk is. Voor bewoners en gebruikers van een gebied is het belangrijk dat een plek tot de ‘eigen’ omgeving behoort. Betrokkenheid kan op verschillende manieren worden vergroot, bijvoorbeeld door de inrichting van een gebied of door de aanwezige sociale samenstelling. Het laten participeren van bewoners in zowel het bouw- als het beheerproces is hierbij van belang. Als de mutatiegraad of de verhuisgeneigdheid hoog is, zal dit een negatieve invloed op de betrokkenheid van bewoners hebben.

Attractiviteit van de omgeving

Een verbeterd veiligheidsgevoel kan worden bereikt door een attractieve omgeving. Als een omgeving goed wordt onderhouden en goed verlicht is kent deze omgeving vaak minder veiligheidsproblemen. Vervuiling, verpaupering en andere vormen van overlast en verloedering hebben een negatieve invloed op de omgeving.

Toegankelijkheid en vluchtwegen

Het is van belang om een goede balans te vinden tussen de toegankelijkheid en vluchtwegen. Toegankelijkheid tot private omgevingen moet zo klein en lastig mogelijk zijn om (potentiële) daders te weren. Het aantal vluchtwegen voor (potentiële) slachtoffers moet eigenlijk zo groot mogelijk zijn.

Aantrekkelijkheid van een potentieel doelwit

De aantrekkelijkheid van een potentieel doelwit moet zo klein mogelijk zijn. Als er kenbaar in een gebouw of (buiten)ruimten veel waardevolle spullen aanwezig zijn is dit natuurlijk aantrekkelijk voor dieven. De aanwezigheid van bijvoorbeeld veel mensen op een bepaald (klein) oppervlak lokt zakkenrollerij of tasjesroof uit. Zo zijn er nog legio voorbeelden te bedenken waarvoor hetzelfde geldt.

(40)

Fysieke kwetsbaarheid van een potentieel doelwit

Bij objecten is het van belang vooraf te bedenken om geen materialen te gebruiken die heel kwetsbaar zijn, er moet rekening gehouden worden met toekomstig gebruik, misbruik en het onderhoud dat vereist is. Over het algemeen geldt namelijk, als een object eenmaal beschadigt is, het object vaak al snel helemaal kapot gaat. De bovengenoemde factoren zijn niet allemaal gerelateerd aan de inrichting van de omgeving. De factoren zijn door Van der Voordt en Van Wegen (1990) zelf gespecificeerd in vijf criteria die worden gebruikt als toetsing voor sociale veiligheid in een omgeving. Deze vijf criteria vormen de grondslag van het PKVW. Deze criteria (die men kan schalen als factoren uit de situationele context) worden, naast de controle variabelen (persoonlijke kenmerken, kwetsbaarheid, slachtofferschap en leefstijl) uit de individuele context gebruikt in de vragenlijst om de invloed van het PKVW op het veiligheidsgevoel te testen.

Aanwezigheid van ‘sociale ogen’

Bij de aanwezigheid van ‘sociale ogen’ gaat het om zowel de aanwezigheid van mensen als de voelbare aanwezigheid van mensen. Bij de aanwezigheid van mensen gaat het om toezicht, binnen dit onderzoek, formeel en informeel. Respectievelijk politie (door bijvoorbeeld surveilleren) en bewoners (door bijvoorbeeld levendigheid op straat). Bij de voelbare aanwezigheid is vooral de mate van visueel contact tussen woningen of voorzieningen in de buitenruimte van belang (Luten, 2008, p.43). Het gaat er hier om of bewoners vanuit hun woningen voldoende zicht hebben op onder andere de openbare weg en de parkeerplaatsen in de wijk (Van der Voordt & Van Wegen, 1990, p.25).

(41)

Zichtbaarheid

Veiligheidsgevoelens worden in grote mate beïnvloed door zicht en overzicht. Zicht en overzicht vergroot de persoonlijke controlemogelijkheden en daarmee een hulpmiddel om bij (gevoelde) bedreiging snel de situatie te ontvluchten. Belangrijk daarbij is overzichtelijkheid en verlichting van de wijk, openbare weg en parkeerplaatsen (Van der Voordt & Van Wegen, 1990, p.25).

Betrokkenheid/verantwoordelijkheid

Bij de beïnvloeding van veiligheidsgevoelens speelt betrokkenheid bij de omgeving een sleutelrol. Betrokkenheid bij de omgeving kan er voor zorgen dat mensen zich stimuleren in te zetten voor ‘hun’ eigen buurt en waar nodig in bepaalde situaties ook in te grijpen. Zoals het weerhouden van potentiële daders van ongewenst gedrag. Er kan gesteld worden dat mensen zich meer bij hun omgeving betrokken voelen als de vormgeving en inrichting beter afgestemd zijn op de voorkeuren en wensen van de bewoners en duidelijk is wie er verantwoordelijk is voor welk gedeelte. Dit vereist duidelijke overgangen tussen openbaar en privé gebied (Van der Voordt & Van Wegen, 1990, p.26). Daarnaast is ook een goede sociale integratie van bewoners van belang, positief contact houden met mensen uit de wijk is hierbij belangrijk (Van der Voordt & Van Wegen, 1990, p.26).

(42)

Attractiviteit van de omgeving

Attractiviteit van de omgeving heeft invloed op de gevoelens van veiligheid. Gebouwen en buitenruimten die ervaren worden als ‘attractief’ kunnen een positief effect hebben op het veiligheidsgevoel van bewoners. Attractiviteit houdt verband met betrokkenheid, als een omgeving goed verzorgt is en als aantrekkelijk beschouwt wordt is er een grote mate van betrokkenheid aan af te lezen. Bij ongewenst gedrag is er dan te verwachten dat er ingegrepen wordt door bewoners. Sporen van vandalisme en verpaupering (overlast en verloedering) duiden op normloosheid en kunnen in verband worden gebracht met ergere vormen van criminaliteit (Van der Voordt & Van Wegen, 1990, p.26). Naast overlast en verloedering is ook goed onderhoud van de openbare ruimte (inclusief wegen, paden, pleintjes, perken, plantsoenen en parken) van belang bij een attractieve omgeving. Ook voorzieningen zijn van belang bij een attractieve omgeving, zowel de mate (per doelgroep) als de kwaliteit ervan (Luten, 2008, p.43).

Toegankelijkheid/vluchtwegen

Toegankelijkheid en vluchtwegen zijn van belang bij gevoelens over veiligheid. Het zijn voorwaarden om formele en informele surveillance uit te voeren, (potentiële) slachtoffers van misdrijven moeten in noodsituaties snel en makkelijk kunnen vluchten. Echter geldt ook dat goede vluchtwegen de pakkans van daders verkleint en het risico op delicten alsnog toe zal nemen (Luten, 2008, p.43). Er dient een balans te worden gevonden om de omgeving zo goed mogelijk beheersbaar te houden (Van der Voordt & Van Wegen, 1990, p.26). Belangrijk is het aantal toegangswegen en vluchtwegen, de bereikbaarheid van de wijk voor hulpdiensten (als politie, ambulance en brandweer) en de aanwezigheid van barrières zoals gebods- en verbodsborden.

(43)

2.6

Conceptueel model

Uit het theoretisch kader blijkt dat het veiligheidsgevoel door verschillende variabelen uit verschillende contexten beïnvloed wordt. Het conceptueel model (figuur 3) kent zich als een model dat verklarend en daarmee causaal van aard is. Daarnaast kenmerkt het conceptueel model zich met multipele causaliteit doordat er sprake is van meerdere onafhankelijke variabelen die invloed hebben op de afhankelijke variabele (veiligheidsgevoel van bewoners). Het conceptueel model bevat asymmetrische relaties en directe invloeden op het veiligheidsgevoel van bewoners. In dit onderzoek zullen de vier onafhankelijke variabelen: persoonlijke kenmerken, leefstijl, kwetsbaarheid en slachtofferschap gebruikt worden als controle variabelen om de directe relatie tot het veiligheidsgevoel van bewoners te toetsen. Daarnaast zullen de vijf onafhankelijke variabelen getoetst worden waaruit het PKVW opgebouwd is: aanwezigheid van ‘sociale ogen’, zichtbaarheid, betrokkenheid/verantwoordelijkheid, attractiviteit van de omgeving en toegankelijkheid/vluchtwegen. Ook de directe invloed van PKVW certificering (deelvraag 4) op het veiligheidsgevoel zal worden gemeten. Het veiligheidsgevoel van bewoners is binnen het conceptueel model de afhankelijke variabele.

Figuur 3: conceptueel model voor onderzoek

(44)

2.7

Operationalisatie

Introductie

Het is van belang om de gebruikte variabelen uit het conceptueel uit te werken in concrete indicatoren met de daarbij behorende items/vragen. Eerst zal de afhankelijke variabele uitgewerkt worden, daarna zullen de controle variabelen uitgewerkt worden en vervolgens zullen de onafhankelijke variabelen aan bod komen.

Veiligheidsgevoel

De operationalisatie van de afhankelijke variabele veiligheidsgevoel is gebaseerd op de Veiligheidsmonitor (2016) en de vragenlijst uit het onderzoek “Een veilige wijk, een veilig gevoel” (CCV, 2010) over de invloed van het PKVW. Het veiligheidsgevoel is gespecificeerd in wijk en woning op verschillende dagdelen. Er is bij alle stellingen gekozen voor een 5-punts Likertschaal (bijlage 1), met de keuzemogelijkheden: helemaal mee eens, mee eens, neutraal, mee oneens en helemaal mee oneens. Operationalisatie veiligheidsgevoel

Begrip Dimensies Indicatoren Items/Vragen

Veiligheidsgevoel Algemeen Wijk Ik voel mij veilig in mijn wijk Ik rijd om in de wijk om onveilige plekken te vermijden Wijk overdag Ik voel mij overdag veilig in mijn wijk Wijk ‘s avonds Ik voel mij onveilig als ik ’s avonds in de wijk over straat loop Ik voel mij ’s avonds onveilig in mijn wijk Woning In mijn woning voel ik mij veilig Ik doe ’s avonds nooit de deur open als de bel onverwachts gaat Wijk ‘s nachts ’s Nachts voel ik mij veilig in mijn wijk Tabel 1: operationalisatie veiligheidsgevoel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het PKVW maakt dus – voor zowel nieuwbouw als bestaande bouw - een onderscheid naar ‘eisen’ (moet) en ‘aanbevelingen’ (kan) Om aan het PKVW te voldoen, moeten alle eisen

Hoewel in X-pol nog wel wordt aangegeven of het een poging of een geslaagde inbraak betreft en of er sprake is van inbraak of insluiping, is niet duidelijk of de categorie

Qua opzet is de meting van de woninginbraakrisico's vrij eenvoudig: tel voor een bepaalde periode (bij voorkeur 1 jaar) alle processen-verbaal in een bepaalde

Blokken in de vragenlijst die alleen voor bepaalde groepen mensen zijn bedoeld, moet duidelijk herkenbaar zijn.. Ook moeten onder één vraagnummer niet meerdere

er geen zijpaden of nissen (verbredingen e.d.) zijn. Doodlopende paden hebben daarbij het voordeel dat er geen netwerk van achterpaden ontstaat, waardoor iemand zich vrijwel

Om als werkvlak voor een inbreker te dienen moet dit horizontale werkvlak minimaal 0, 6 bij 0, 6 meter zijn.. Gerekend vanaf het werkvlak is een gevelelement (dus in het

wit een medium close-up te zien van de ster die langzaam overgaat in kleur. Het beeld wordt ondersteund door de voice-over: “This specially prepared scène of Miriam Hopkins

In de tweede conditie was de sociale norm gemanipuleerd door de respondenten onder andere de volgende zin te laten lezen: ‘de mensen die om je geven, zoals vrienden en familie,