• No results found

Creatief ondernemen in Almere : een kwalitatief onderzoek naar de motieven van creatieve ondernemers om gevestigd te blijven in Almere

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Creatief ondernemen in Almere : een kwalitatief onderzoek naar de motieven van creatieve ondernemers om gevestigd te blijven in Almere"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

s

CREATIEF ONDERNEMEN IN ALMERE

EEN KWALITATIEF ONDERZOEK NAAR DE MOTIEVEN VAN CREATIEVE

ONDERNEMERS OM GEVESTIGD TE BLIJVEN IN ALMERE

(2)

Inhoudsopgave

Voorwoord………...………4

0. Samenvatting……..……….………5

1. Inleiding…………..……….………...…6

2. Theoretisch kader………….………….………..8

2.1. Economische groei in steden……..…...………….……….….……8

2.1.1. Social Capital Theory………..………..………9

2.1.2. Human Capital Theory…………..………..……10

2.1.3. Creative Capital Theory…………...…………...……...…...10

2.2. Regionaal ondernemingsklimaat……..…….……….………...………….12

2.3. Lokaal ondernemingsklimaat…………...…....……..………13

2.4. Geïntegreerde theorie over economische groei in steden ..………15

3. Probleemstelling……….………...……18 3.1. Probleemomschrijving……….………....……...………...…….………....18 3.2. Hoofd- en deelvragen…………...……….………..……….………..19 3.3. Relevantie………...……….………..……….…………20 4. Methode………..…...……22 4.1. Onderzoeksstrategie en –design………....……….22 4.2. Onderzoeksmethode……….………..………23 4.3. Respondenten en respondentenwerving………….………...……….23 4.4. Dataverwerking en -analyse….……….……….………...…….. 25 4.5. Ethische verantwoording……….……..………...…25 5. Resultaten……….………….……...….……26 5.1. Onderzoeksproces………...…………..26 5.2. Resultaten……….…………..………28

5.2.1. Motieven voor het vestigen in Almere…….…………..……….28

5.2.2. De rol van het sociale kapitaal van de ondernemer……….31

5.2.3. Het educatieve- en culturele ontwikkelingsniveau van………….. Almere……….………..33

5.2.4. De aanwezigheid van een gedifferentieerd aanbod van…………. woningen en voorzieningen………...…………35

(3)

6. Conclusie………....….….………37

6.1. Beantwoording van de deelvragen……….….…………..37

6.2. Beantwoording van de hoofdvraag……….……….………..40

6.3 Discussie………....………….………41 6.4 Evaluatie………..…….……….……….41 7. Literatuurlijst………...……….……….43 8. Bijlage……….………...46 8.1. Interviewguide………….………...46 8.2. Operationaliseringsschema….……….……….47 8.3. Coderingsschema……….……….………48 8.4. Co-occurrence tabel………..49

(4)

Voorwoord

Voor u ligt de bachelor scriptie ‘Creatief ondernemen in Almere’. Een bachelor scriptie waarin ik mijn twee interesses, economische geografie en ondernemen, heb gecombineerd in één onderzoek. Deze bachelor scriptie is geschreven als afstudeeropdracht voor de opleiding Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam.

Na vier mooiemaar ook lange jaren verwacht ik dat deze scriptie het einde inluidt van mijn studieperiode aan de Universiteit van Amsterdam. Het schrijven van deze scriptie was niet gelukt zonder mijn scriptiebegeleiders, Hylke de Vries en Dorine Greshof. Bedankt voor jullie nuttige feedback en de gesprekken die we gehad hebben. Daarnaast zou ik graag mijn ouders willen bedanken; mam bedankt voor je morele steun als ik er even doorheen zat, en pap bedankt voor je nuttige feedback en het meedenken tijdens het scriptieproces! Verder wil ik mijn vriend Jeroen bedanken voor zijn feedback en steun de afgelopen maanden.

Middels deze weg wil ik ook mijn respondenten bedanken voor hun tijd en energie. Ondanks de overvolle agenda’s werd er tijd vrijgemaakt voor het interview waarbij de respondenten mij nieuwe inzichten gaven en mij wisten te inspireren voor het creatief ondernemerschap. Hierbij wil ik mijn dank en respect voor jullie uiten en hoop ik dat jullie ondernemingen zich blijven ontwikkelen in de toekomst.

Van dit scriptieproces heb ik veel geleerd; interviewen, transcriberen, coderen, wetenschappelijk schrijven maar bovenal: doorzetten. De bachelor scriptie die voor u ligt is dan ook het resultaat van niets minder dan doorzettingsvermogen en daar ben ik erg trots op!

Veel leesplezier!

Lillian Balster Almere, januari 2017

(5)

Samenvatting

De gemeente Almere heeft vanuit de Rijksoverheid de opdracht gekregen om tot 2030 te groeien tot een stad met 300.000 inwoners. Omwille de leefbaar van de stad moet de gemeente ervoor zorgen dat de stad van een voormalig groeikern uitgroeit tot een volwassen stad. Om hiervoor te zorgen moet de economische basis van de stad versterkt en gedifferentieerd worden. Doormiddel van het nieuwe Almere 2.0-beleid tracht de gemeente onder andere creatieve ondernemers aan te trekken om zo haar economische basis te differentiëren. Verschillende uitvoerende beleidsambtenaren zijn geïnterviewd om inzicht te genereren in de wijze waarop de gemeente dit doel tracht te bereiken. Dit kwalitatieve onderzoek richt zich daarnaast op de huidige creatieve ondernemers die al in Almere gevestigd zijn: welke motieven hadden zij destijds om zich te vestigen in de stad? Wellicht nog belangrijker: welke motieven hebben zij om gevestigd te blijven in deze stad? Door inzicht te genereren in de motieven achter de handelingen van deze (zeer gewilde) klasse kan herleid worden welke karakteristieken van de stad voor hen van belang zijn. Deze kennis kan gebruikt worden om in de toekomst de stad aantrekkelijk(er) te maken voor deze klasse. Uit interviews met creatieve ondernemers in Almere komt naar voren dat Almere achterloopt op het gebied van educatieve- en culturele ontwikkeling, maar zeer goed inspeelt op de vraag naar betaalbare woningen en bedrijfslocaties. Daarnaast zal volgens hen het toekomstige beleid van de stad zich moeten richten op de educatieve- en culturele ontwikkeling en het verbinden van de ondernemers met andere actoren zoals kennisinstituten.

Want… het kán in Almere!

(6)

1

Inleiding

Anno 2016 heeft Almere de ambitie om in 2030 de vijfde grote stad van Nederland te worden (Rijksoverheid, 2009). Om dit voor elkaar te krijgen moet de voormalige groeikern in een korte periode exceptioneel groeien op het gebied van wonen en werken. Concreet is de doelstelling om tussen 2030-2040 60.000 nieuwe woningen en 100.000 nieuwe banen te ontwikkelen in Almere (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2013, p.5). Almere zit, aldus het Almere 2.0-beleid, in de transitie van groeikern naar een volwassen stad (Almere, 2009). Dit houdt in dat de stad van haar monofunctie als woongebied af wilt en zich wilt ontwikkelen naar een multifunctioneel onderdeel van de stedelijke regio. Hierbij is het essentieel dat de stad naast wonen ook andere functies en voorzieningen gaat verzorgen, zoals werken en recreëren (Grunfeld, 2010, p. 7-8).

Op het gebied van wonen is de beoogde groei gemakkelijk realiseerbaar. Andere steden in de Noordvleugel van de Randstad hebben weinig uitbreidingsmogelijkheden en Almere heeft daarentegen de benodigde ruimte om zich verder te ontwikkelen (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2013, p.24). In tegenstelling tot de fysieke uitbreiding van de stad, blijft de ontwikkeling van de werkgelegenheid achter (Gemeente Almere, 2009). De ontwikkeling van de werkgelegenheid is desalniettemin van essentieel belang voor het realiseren van de transitie van de voormalige groeikern naar een volwassen stad (idem). Dit is dan ook de drijfveer geweest voor de gemeente Almere om zichzelf doormiddel van city marketing te profileren als een ‘excellente gastheer voor bestaande en nieuwe ondernemingen’. De onderscheidende kwaliteiten van Almere zijn volgens dit Almere 2.0-beleid de ‘diversiteit aan werkmilieus’ en de ‘clusteraanpak’ (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2013, p.6).

Het doel van het Almere 2.0-beleid is het ontwikkelen van een innovatieve en gedifferentieerde economische basis in de stad (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2013; Gemeente Almere, 2009). Eén van de belangrijkste middelen om dit doel te bereiken is het aantrekken en huisvesten van creatieve ondernemingen in de stad (idem). De gemeente Almere is niet de eerste die, veelal in navolging op het werk van Florida (2002), expliciet tracht creatieve ondernemers naar haar stad te trekken. Florida (2002) laat in zijn boek ‘The Rise of the Creative Class’ zien dat steden die in staat zijn om de creatieve klasse naar zich toe te trekken economisch floreren. Dit verklaart hij door te verwijzen naar de nieuwe economische fase waar wij ons momenteel in bevinden, de Creative Age, waarbij creativiteit

(7)

en innovatie zorgen voor economische groei. Echter, de theorie van Florida (2002) en de door hem uitgegeven blauwdruk voor stedelijk economisch beleid wordt door verschillende academici bekritiseerd. Naast de vraagtekens die gezet worden bij het methodologische raamwerk waar zijn theorie op berust, richt de voornaamste kritiek zich op de illusie die Florida (2002) creëert dat steden door enkele aanpassingen hun economische structuur fundamenteel kunnen veranderen. Het werk van Florida (2002) heeft geleid tot een academisch debat binnen de sociale wetenschappen over de drijvende kracht achter economische groei in steden. Tegenstanders van Florida wijzen op de padafhankelijkheid van economische groei in steden.

De Engelse econoom Paul David (1985) introduceerde als eerste het begrip padafhankelijkheid binnen de sociale wetenschappen. Met het begrip padafhankelijkheid doelt David (1985) op het feit dat historische en bestaande economische structuren in een stad determineren welke toekomstige economische ontwikkelingen mogelijk zijn in de stad (Martin & Simmie, 2008, p.183; David, 1985). Padafhankelijkheid benadrukt het belang van de geschiedenis en institutionele context van ontwikkelingen.

Conform deze theorie zal dit onderzoek de motieven bestuderen die de huidige creatieve ondernemers in Almere hebben gehad om zich in Almere te vestigen en welke motieven zij hebben om in de stad gevestigd te blijven. Het is van belang om deze motieven te expliciteren, omdat zo geanalyseerd kan worden of het Almere 2.0-beleid dat de gemeente uitvoert in overeenstemming is met, en voortbouwt op, de huidige economische structuur van de stad. Het is van maatschappelijk belang dat dit onderzoek uitgevoerd wordt omdat een eventuele discrepantie tussen het nieuwe beleid en de huidige situatie de effectiviteit van het beleid kan ondermijnen.

In het volgende hoofdstuk zal een theoretisch raamwerk uiteengezet worden, waarbij relevante theoretische inzichten omtrent economische groei in steden en het stedelijk ondernemingsklimaat geëxpliciteerd worden. Deze zullen vervolgens op interdisciplinaire wijze geïntegreerd worden. De hieruit voortvloeiende geïntegreerde theorie over economische groei in steden zal als fundament dienen voor de verdere vormgeving en uitvoering van dit onderzoek.

(8)

2

Theoretisch kader

Gemeenten trachten door middel van het aantrekken van een variëteit aan ondernemingen de economische structuur te vergroten en te differentiëren. Dit is voor steden in vele opzichten voordelig, economische groei in de stad vertaalt zich dikwijls naar een levendige stad waar mensen graag willen wonen en werken. In sectie 2.1. zal worden geëxpliciteerd hoe verschillende disciplinaire benaderingen op macroniveau economische groei in steden verklaren. Hierna zal in sectie 2.2. uiteengezet worden op welke manier economische clusters op mesoniveau het regionale economische klimaat vorm geven. In sectie 2.3. wordt het stedelijk ondernemingsklimaat vanuit het microperspectief van de ondernemer uiteengezet. Deze multi-level disciplinaire benaderingen worden vervolgens in sectie 2.4. op een interdisciplinaire wijze geïntegreerd. De hieruit afgeleide geïntegreerde theorie voor economische groei in steden zal het fundament vormen voor dit verdere onderzoek.

2.1. Economische groei in steden

Begrijpen hoe economische groei gegenereerd wordt in steden ligt aan de basis van dit onderzoek. Binnen de sociale wetenschappen zijn er verschillende disciplinaire theorieën die verklaren hoe economische groei in steden gegenereerd wordt. Dit sociaalwetenschappelijke vraagstuk is een typisch voorbeeld van een vraagstuk dat zich op het snijvlak van meerdere disciplines begeeft.

Binnen de sociologie wordt economische groei in steden veelal verklaard aan de hand van de Social Capital Theory van Robert Putnam (1995). Putnam (1995) associeert economische groei met gemeenschappen waarin burgers en bedrijven ingebed zijn in een veelzijdig en hecht netwerk van relaties. Nobelprijswinnaar en econoom Robert Lucas (1988) daarentegen ziet de clustering van wat hij menselijk kapitaal noemt, als de belangrijkste drijfveer voor economische ontwikkeling in steden. In zijn Human Capital Theory wijst hij erop dat het voor bedrijven voordelig is om te clusteren in steden waar werknemers veel menselijk kapitaal bezitten (Stouten, 2010, p.19). Sociaalgeograaf Richard Florida (2002) laat daarentegen in zijn boek The Rise of the Creative Class zien dat de economie dusdanig veranderd is dat de bovenstaande verklaringen voor economische groei in steden niet meer volstaan. Volgens zijn Creative Capital Theory bevinden we ons in een de Creative Age.

(9)

Kenmerkend voor deze nieuwe economische fase is de digitalisering van de economie waarbij creativiteit en innovatie de motor van de hedendaagse economische groei in steden zijn.

2.1.1. Social Capital Theory

In 1995 bracht de socioloog Robert Putnam zijn boek ‘Bowling Alone’ uit. In dit boek beschrijft hij enkele randvoorwaarden voor het functioneren van de samenleving. Hiervoor gebruikt hij het concept sociaal kapitaal. De term sociaal kapitaal is al eerder in sociaalwetenschappelijk werk gebruikt, bijvoorbeeld door Bourdieu (1980; 1983; 1986), Lin (1982) en Coleman (1988). In dit onderzoek houd ik de definitie aan van The Organisation for Economic Co-operation and Development (gebaseerd op het werk van Putnam) van sociaal kapitaal: “de netwerken, samen met de gedeelde normen en waarden, die samenwerking faciliteren tussen of binnen groepen” (OECD, p.103). Er is voor deze definitie gekozen omdat Putnam (1995) als een van de eerste sociaal kapitaal definieert als een persoonlijke eigenschap die iedereen kan bezitten, in plaats van een kenmerk dat klasse gerelateerd is, zoals voorgangers het concept definiëren (Lin, 2002, p. 24; Bourdieu, 1980; 1983; 1986).

Putnam (1995) beschrijft in zijn boek dat burgers met veel sociaal kapitaal dit kapitaal kunnen inzetten als middel om verschillende (sociale-, economische- en politieke-) doelen te behalen (OECD, p. 103-104). Echter, Putnam (1995) laat zien dat het niet alleen de individuen in deze steden zijn die hier voordelen van ondervinden. Het zijn ook de ondernemingen in deze steden die er profijt van hebben dat ze gevestigd zijn in een stad waar de burgersveel sociaal kapitaal bezitten (Lins, Servaes & Tamayo, 2016).

Het sociale kapitaal van een ondernemer kan zorgen voor goede (en nieuwe) klantenrelaties, leveranciers en werknemers. Daarnaast kunnen werknemers die veel sociaal kapitaal bezitten het bedrijfssucces vergroten door de kennis, ervaringen en informatie die zij verkrijgen vanuit hun netwerk in te zetten op het werk (Lins, Servaes & Tamayo, 2016). Als een stad beschikt over burgers met veel sociaal kapitaal kan dit zodoende ervoor zorgen dat ondernemingen zich graag in deze stad willen vestigen, wat leidt tot economische groei in deze stad (idem).

De theorie van Putnam (1995) wordt nog altijd als fundament voor veel hedendaags wetenschappelijk onderzoek gebruikt. Desalniettemin hebben verscheidene wetenschappers kritiek geuit op de theorie van Putnam (1995). De bekendste critici is Fisher (2005), hij wijst

(10)

data in het boek. Hierom zal in dit onderzoek voorzichtig om worden gegaan met het trekken van conclusies op basis van deze theorie.

2.1.2. Human Capital Theory

In tegenstelling tot de Social Capital Theory ziet de economische Human Capital Theory de clustering van menselijk kapitaal als de motor van economische groei in steden. Menselijk kapitaal wordt gedefinieerd als een verzameling van eigenschappen die mensen kunnen bezitten (o.a. kennis, talenten, ervaringen, intelligentie en creativiteit) (OECD, 2009, p.5). Mensen die veel van dit menselijk kapitaal bezitten clusteren vaak in bepaalde steden (Florida, 2003, p.6-7). Er ontstaat op deze manier een aantrekkelijke arbeidsmarkt in deze steden. Voor ondernemingen is het voordelig om zich te vestigen in deze steden, omdat zij makkelijker geschikt personeel kunnen vinden (Atlas voor Gemeenten & Planbureau voor de Leefomgeving, 2015, p. 13). Daarnaast is het voor ondernemingen voordelig om te clusteren, omdat ze door bij elkaar geclusterd te zijn toegang kunnen verkrijgen tot gespecialiseerde informatie en complementaire samenwerkingsverbanden kunnen aangaan (idem).

De Human Capital Theory stelt dus dat de combinatie van de nabijheid van andere ondernemingen en de aanwezigheid van een aantrekkelijke arbeidsmarkt ervoor zorgt dat een onderneming zich kan ontwikkelen. Mensen met veel menselijk kapitaal vormen zo de stuwende kracht achter stedelijke economische groei (Florida, 2003, p.6-7). Voor gemeenten is het volgens deze theorie dan ook van belang dat zij de mensen met veel menselijk kapitaal aantrekken naar hun stad. Het is de Creative Capital Theory van sociaalgeograaf Richard Florida (2002) die hierop voortborduurt.

2.1.3. Creative Capital Theory

De Creative Capital Theory is ontwikkeld als reactie op zowel de Social Capital Theory als de Human Capital Theory. Florida (2002) stelt dat de Human Capital Theory te weinig verklaringswaarde heeft omdat ze een exceptioneel brede groep in de samenleving (mensen met veel kennis, ervaring, talent, intelligentie en creativiteit) identificeert als ‘bron’ van economische groei. Vervolgens stelt deze theorie dat bepaalde steden ‘gezegend’ zijn met de clustering van deze groep in hun stad (Florida, 2003, p.8). Florida (2002) onderscheidt om deze reden een kleinere groep, namelijk de creatieve klasse, die fungeert als motor van stedelijke economische groei. De creatieve klasse kan volgens hem opgesplitst worden in drie subgroepen. Allereerst onderscheidt hij de kern van de creatieve klasse, deze bestaat uit de super creative core en de bohemians. De super creative core omvat wetenschappers,

(11)

architecten, ICT-ers en onderwijzers. Onder bohemians plaatst Florida (2002) vormgevers en ontwerpers, kunstenaars, musici, dansers, schrijvers en fotografen. Deze twee groepen richten zich vooral op problem finding, dit houdt in dat zij zich vooral bezighouden met het creëren van nieuwe ideeën, kennis, technologie, vorm en inhoud (van Aals et al., 2005, p. 5; Florida, 2002, p.328, Rutten et al., 2010).

Daarnaast onderscheidt Florida (2002) de creative professionals, hieronder vallen de professionals die in een breed spectrum van kennisintensieve bedrijfssectoren werkzaam zijn, zoals in de high-tech sectoren, de financiele dienstverlening, juridische zaken, de gezondheidssector, bedrijfsmanagement en de overheid (idem). Deze professionals zijn vooral bezig met problem solving, dit houdt in dat zij zelfstandig complexe vraagstukken beoordelen en trachten op te lossen. Florida (2002) legt dus de nadruk op de waardecreatie van werknemers in plaats van het opleidingsniveau, zoals de Human Capital Theory doet (idem).

Florida (2002) legt de nadruk op de woonlocatievoorkeuren van de creatieve klasse om de ruimtelijke spreiding van deze klasse te verklaren. De creatieve klasse let vooral op de kwaliteit van de stad in de brede zin, waarbij een hoogwaardig stedelijk voorzieningsniveau van groot belang is voor deze klasse. Florida (2002) toont in zijn onderzoek aan dat de creatieve klasse naar bepaalde steden getrokken worden door de aanwezigheid van de 3T’s: Technologie, Talent en Tolerantie (Florida, 2003, p.10). Bedrijven volgen deze creatieve klasse, omdat het deze werknemers zijn die het bedrijfssucces bepalen in de Creative Age zoals Florida (2002) onze huidige economie definieert. Florida (2002) verwerpt expliciet de theorie van Putnam (1995) dat gemeenschappen met sterke banden aantrekkelijk zijn voor burgers. Hij pleit dat deze sterke banden een verstikkende werking hebben voor nieuwkomers en nieuwe ideeën tegenhouden (van Aalst et al., 2005, p. 3). De woonlocatie voorkeur van de creatieve klasse gaat dus uit naar steden met weinig sociaal kapitaal volgens Florida (2002).

Er is veel kritiek gekomen op de theorie van Florida (2002). Zo is de creatieve klasse (ook) een buitengewoon brede groep. Dit zorgt ervoor dat het begrip zo alomvattend is dat het eigenlijk zijn verklaringswaarde verliest (Comunian, 2010; Marlet & Woerkens, 2004). Verschillende academici vragen zich daarnaast ook af in hoeverre de creatieve klasse van Florida (2002) een nieuw fenomeen is, of dat het gezien kan worden als onderdeel van de Human Capital Theory (Glaeser 2005; Marlet & Woerkens, 2004). Glaeser (2005) toont in zijn onderzoek aan dat er een zeer sterke correlatie bestaat tussen opleidingsniveau en creatieve klasse en dat wanneer opleidingsniveau niet langer meegenomen wordt in het

(12)

klasse aantrekken) helemaal niet één-op-één toegepast kan worden in stedelijk beleid (Hall, 2004). Elke stad heeft zijn eigen historie die uiteindelijk determineert welke mogelijkheden een stad heeft om zich economisch te ontwikkelen (idem). Economische ontwikkeling is een padafhankelijk proces, dit houdt in dat nieuwe ontwikkelingen altijd voortbouwen op historische en bestaande economische structuren. Dit maakt structurele economische veranderingen in steden een complex en langdurig proces (idem).

2.2. Regionaal economisch klimaat

Binnen de economische geografie wordt het regionale economische klimaat veelal bestudeerd aan de hand van economische clusters (Porter, 2000). Economische clusters zijn concentraties van, met elkaar verbonden bedrijven, leveranciers en instituties (zoals universiteiten, mediators en beroepsverenigingen), die op regionale schaal met elkaar concurreren en samenwerken (Porter, 2000, p.15-16). Economische clusters zijn binnen de economische geografie het onderzoeksobject omdat zij, in tegenstelling tot traditionele economische sectoren, een completer beeld geven van de netwerken waarbinnen de verschillende ondernemingen opereren. Inzicht in de relaties tussen de verschillende ondernemingen is essentieel om fenomenen zoals concurrentie, productiviteit, innovatie en de totstandkoming van nieuwe ondernemingen te kunnen verklaren (idem).

Clusters ontstaan op strategische locaties, dit zijn locaties waarbij de vestiging barrières laag zijn, het gefaciliteerde ondernemingsklimaat aangenaam (denk hierbij bijvoorbeeld aan huurprijzen en belastingen) en een arbeidsmarkt met geschikt personeel aanwezig is (idem). Dit zijn vaak steden die een geschiedenis hebben waarin een bepaalde bedrijfssector een prominente rol speelde. Ook hier is zichtbaar dat keuzes in het verleden de huidige economische ontwikkelingen determineren. Hierna groeien clusters organisch door de komst van ondernemingen die zich ook graag binnen het cluster willen vestigen en door het opstarten van nieuwe ondernemingen door lokale ondernemers. Redenen voor ondernemingen om zich in de cluster te willen vestigen zijn onder andere: de toegang tot gespecialiseerde leveranciers en medewerkers, de toegang tot gespecialiseerde informatie en de complementariteit met andere gevestigde ondernemingen.

Porter (2000) wijst op de spillover effecten die clusters kunnen voortbrengen. Door de nabijheid van een cluster kunnen ook ondernemingen die niet direct in het cluster gevestigd zijn, toch gedeeltelijk meevaren op het succes van het nabijgelegen cluster. De digitalisering van de economie werkt deze spillover effecten extra in de hand. Spillover effecten kunnen op verschillende vlakken voorkomen bijvoorbeeld op het gebied van (gespecialiseerde) kennis,

(13)

technologie en innovatie. Door de digitalisering van de economie kan deze informatie gemakkelijker gedeeld worden over grotere afstand.

Overheden trachten de komst en groei van regionale clusters te faciliteren. Het huisvesten van een sterk cluster zorgt voor een duurzame economische basis en vergroot de concurrentiekracht van de regionale economie binnen de mondiale economie (Amsterdam Economic Board, 2014). De Metropool Regio Amsterdam (MRA) heeft de ambitie om het cluster Creatieve Industrie, welke zich vooralsnog nagenoeg volledig in Amsterdam bevindt, op te schalen en een centrale positie te geven binnen de gehele metropool regio Amsterdam (idem). Hierbij heeft de Metropool Regio Amsterdam 4 kernpunten: (1) het stimuleren van cross-overs met andere sectoren, (2) het creëren van duurzame (inter)nationale verbindingen, (3) het faciliteren bij toegang tot financiering en tot slotte, (4) het aantrekken en verbinden van talent (idem). De gemeente Almere laat in haar Almere 2.0-beleid zien actief in te willen spelen op de opschaling van het cluster Creatieve Industrie en deze dan ook te willen faciliteren binnen de gemeente Almere. Hierbij wordt enerzijds ingezet op het faciliteren van de komst van nieuwe creatieve ondernemingen en anderzijds op het actief gebruik maken van de spillover effecten vanuit het cluster in Amsterdam.

2.3. Lokaal ondernemingsklimaat

Meester (1991) is één van de eerste academici die onderzoek heeft gedaan naar de manier waarop ondernemers steden waarderen en hoe dit de vestigingskeuze van ondernemers beïnvloedt (Stouten, 2010, p.10). In navolging op zijn theorie heeft Stouten (2010) een conceptueel model geconstrueerd (Figuur 1) waarbij de verschillende fenomenen gepresenteerd worden die op microniveau de vestigingskeuze van de ondernemers beïnvloed.

(14)

Ondernemer (beslissingsnemer) Subjectieve waardering •mental map •zelfpreventie effect Woonklimaat •aantrekken van gespecialiseerd personeel Productieklimaat •vestigingslocaties •aanwezigheid van andere ondernemingen

Figuur 1: Conceptueel model vestigingskeuze van ondernemers1

Volgens Grosveld (2002) baseren ondernemers hun vestigingskeuze op het beeld dat zij hebben van een bepaalde stad of regio. Dit beeld wordt ook wel hun mental map genoemd. Deze mental map wordt gevormd door eerdere ervaringen die de ondernemer heeft gehad in de betreffende stad. Daarnaast vormen de ervaringen van mensen uit de omgeving, over de betreffende de stad, en de informatie die de ondernemer vanuit de media over de stad verkrijgt de mental map van de ondernemer (idem). De gemeente probeert de mental map van ondernemers positief te beïnvloeden door city marketingstrategieën waarbij de stad (in dit onderzoek Almere) wordt geprofileerd als een aantrekkelijke vestigingsplaats voor ondernemers. Ondernemers kunnen nooit een volledig en objectief beeld hebben van een stad, wat ertoe leidt dat ze een vestigingskeuze moeten maken op basis van de beperkte informatie die voor hen beschikbaar is (Meester, 1999).

Bij het maken van een vestigingskeuze spelen push-, pull- en keep-factoren een belangrijke rol (Stouten, 2010, p. 12). Push-factoren zijn factoren die ervoor zorgen dat de ondernemer graag zijn bedrijf ergens anders wil vestigen, de ondernemer wordt als het ware ‘weggeduwd’ van de huidige vestigingsplaats (idem). Pull-factoren zijn factoren die ervoor zorgen dat de ondernemer graag zijn bedrijf in een bepaalde stad wil vestigen, dit zijn factoren die ervoor zorgen dat de ondernemer zich ‘aangetrokken’ voelt door de nieuwe

1

(15)

vestigingsplaats (idem). Keep-factoren zijn de factoren die ervoor zorgen dat een ondernemer blijft in de stad waarin hij/zij gevestigd is (idem).

Naast deze push-, pull- en keep-factoren wordt ook het zelfpreferentie-effect aangedragen als mogelijke verklaring voor het kiezen van een bepaalde vestigingsplaats (Meester, 1991, p.194). Het zelfpreferentie-effect houdt in dat ondernemers over het algemeen positiever tegenover steden staan die dichtbij hun huidige vestigingsplaats liggen, dan tegenover steden die hier ver(der) buiten liggen (idem). Ook hier blijkt dat de keuze in het verleden bepalend zijn voor de keuze in het heden. Er kan dus gesteld worden dat de vestigingskeuze van ondernemers een padafhankelijk proces is.

Tevens is het aanbod van vestigingslocaties in een stad cruciaal. Verschillende ondernemingen hebben ook verschillende soorten bedrijfslocaties nodig om hun werkzaamheden te verrichten (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2013). Het is dus voor een stad van belang om een breed scala aan bedrijfspanden- en locaties te hebben binnen de stadsgrenzen, zodat een zo breed mogelijk spectrum aan ondernemingen zich aangetrokken voelt tot de stad. Het aanbod van vestigingslocaties kunnen belangrijke push-, pull- en keep-factoren zijn voor ondernemers.

Het productieklimaat van de stad wordt enerzijds gevormd door het aanbod van vestigingslocaties en anderzijds door de aanwezigheid van andere ondernemingen (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2013). Zoals in sectie 2.2. duidelijk is gemaakt, is het voor ondernemingen in vele opzichten voordelig om te clusteren.

2.4. Integratie

Wanneer de verklaringen van de hierboven behandelde disciplinaire inzichten geëxtraheerd worden kunnen er drie basisprincipes onderscheiden worden die ten grondslag liggen aan de verklaring voor economische groei in steden:

(1) de aanwezigheid van sociaal kapitaal bij de burgers van de lokale arbeidsmarkt wat zorgt voor een succesvoller functioneren van de onderneming,

(2) de aanwezigheid van menselijk kapitaal bij de burgers van de lokale arbeidsmarkt zorgt voor een aantrekkelijke arbeidsmarkt wat bedrijven aantrekt,en ten slotte

(3) de aanwezigheid van een hoog voorzieningenniveau zorgen ervoor dat creatieve werknemers zich aangetrokken voelen tot de stad.

(16)

Deze drie basisprincipes sluiten elkaar, mijn inziens, niet per definitie uit maar vullen elkaar juist aan. Door het interdisciplinair integreren van deze drie basisprincipes kan worden gekomen tot een geïntegreerde theorie voor economische groei in steden, deze stelt dat de essentiële kenmerken waaraan een stad moet voldoen om zich economisch te ontwikkelen, zijn: (1) het hebben van een gemeenschap waarin sociaal kapitaal aanwezig is. Om dit te bewerkstelligen is het van belang om een omgeving te creëren waarin men elkaar spontaan zou kunnen tegenkomen. Een stad met ontmoetingsplekken zoals restaurants, sportclubs, en cafés werkt dit in de hand. De economische clustertheorie laat ook zien dat hechte en diverse netwerken tussen ondernemingen van belang zijn voor het creëren van een aangenaam regionaal economisch klimaat. Dit aangename regionale economische klimaat kan op zijn beurt een belangrijke push- of keep-factor zijn voor lokale ondernemers. De lokale ondernemers profiteren van de aanwezigheid van een hecht en gedifferentieerd netwerk omdat dit netwerk kan bijdragen aan hun gespecialiseerde kennis en zo het bedrijfssucces kan vergroten. Vooral in de onzekere en dynamische sectoren zoals de creatieve sector is kennisdeling van groot belang voor het bedrijfssucces.

Daarnaast moeten gemeenten (2) investeren in hun inwoners op het gebied van scholing (bijvoorbeeld de vestiging van kennisinstituten, een bibliotheek, etc.) en op het gebied van cultuur (bijvoorbeeld een museum en evenementen in de stad). Door te investeren in haar inwoners kunnen gemeenten zelf trachten om een lokale arbeidsmarkt te creëren met een bevolking die menselijk kapitaal bezit. De aanwezigheid van kennisinstituten en culturele voorzieningen in een stad vergemakkelijkt de samenwerking tussen het bedrijfsleven en de kennisinstituten, dit kan de gemeente ook ondersteunen door middel van het ontwikkelen van samenwerkingsprogramma’s. De aanwezigheid van deze relatie tussen het bedrijfsleven en kennisinstituten kunnen van belang zijn voor de ontwikkeling van ondernemingen, wat op deze manier voor ondernemers een belangrijke push- of keep-factor kan zijn. Daarnaast vestigen gespecialiseerde kennisinstituten zich veelal in de steden, waar de vraag naar deze gespecialiseerde kennis groot is. Deze kennisinstituten zullen zich dus veelal vestigen in steden waar de clusters zich bevinden, die belang hebben bij hun specialistische kennis. Het investeren in scholing kan enerzijds voordelig zijn voor de burgers van de stad, omdat de scholing hun menselijk kapitaal kan vergroten wat hun positie op de arbeidsmarkt versterkt. Daarnaast kan het zorgen voor de komst van nieuwe ondernemingen, omdat ondernemingen zich graag vestigen in de steden waar specialistische kennis gevestigd is.

Echter, het is (3) van belang dat de gemeenten deze mensen ook weet te behouden binnen haar gemeentegrenzen. Hiervoor moet de gemeente investeren in een gedifferentieerd

(17)

aanbod van voorzieningen en woonlocaties. Het moet op deze manier mogelijk worden om zowel de wooncarrière-ladder als de werkcarrière-ladder binnen de grenzen van de gemeente te kunnen beklimmen. Dit kan op het microniveau een belangrijke pull- en keep-factor zijn, omdat het de subjectieve waardering van de ondernemers tegenover de stad kan verbeteren.

(18)

3

Probleemstelling

3.1. Probleemomschrijving

Almere is zich momenteel aan het opmaken voor haar transitie van voormalig groeikern naar ‘echte stad’. Hierbij is het van belang dat ze haar monofunctie van woongebied uitbreidt met onder andere functies op het gebied van werken en recreëren. Het Almere 2.0-beleid richt zich op het genereren van economische groei, door onder andere het aantrekken van creatieve ondernemers (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2013). De gemeente probeert ondernemingen in de kennisintensieve creatieve economie aan te trekken, omdat de komst van deze ondernemingen de transitie van groeikern naar ‘echte stad’ in economisch opzicht kan faciliteren. Het is echter voor de effectiviteit van het Almere 2.0-beleid van belang, dat het nieuwe beleid voortborduurt op de huidige economische structuur van de stad. Dit is belangrijk omdat economische ontwikkeling een padafhankelijk proces is, en het dus van belang is om bestaande economische structuren in de stad te analyseren.

In dit onderzoek zal dan ook geanalyseerd worden waarom de huidige creatieve ondernemers in Almere destijds de keuze hebben gemaakt om zich in Almere te vestigen. Hiernaast zal geanalyseerd worden welke motieven zij hebben om in de stad gevestigd te blijven. Op deze manier kan dit onderzoek bijdragen aan de huidige kennis over de vestigingskeuzes van creatieve ondernemers, een onderwerp dat zowel binnen de academische- als de maatschappelijke gemeenschap de laatste jaren flink wat stof heeft doen opwaaien. Zoals duidelijk is geworden in het theoretisch kader2 zijn er meerdere ideeën over hoe economische groei in steden gegenereerd kan worden en waarom ondernemers de keuze maken om zich in een bepaalde stad te vestigen. Om dit vraagstuk te kunnen bestuderen zal de geïntegreerde theorie over economische groei in steden3 als theoretisch fundament dienen. Inzichten uit deze theorie zullen getoetst worden aan de ervaringen van de huidige creatieve ondernemers in Almere. Zodoende tracht dit onderzoek in kaart te brengen wat ten grondslag ligt aan de huidige creatieve economische basis van Almere, zodat hierop voortborduurd kan worden in (nieuw) grootstedelijk beleid.

3.2. Hoofd- en deelvragen

2

Zie hoofdstuk 2 op pagina 8 tot en met 17

3

(19)

De vraag die leidend is tijdens dit onderzoek luidt: ‘Welke karakteristieken van het ondernemingsklimaat van Almere zorgen ervoor dat de huidige creatieve ondernemers in Almere gevestigd blijven?’

Om tot een volledige beantwoording te komen van de hoofdvraag zijn de volgende deelvragen opgesteld:

1. Welke motieven hadden de creatieve ondernemers om hun onderneming in Almere te vestigen?

Voor het beantwoorden van deze deelvraag zal worden gekeken in hoeverre de vestigingskeuze van de ondernemers te verklaren is aan de hand van hun subjectieve waardering van de stad. Er zal expliciet gevraagd worden naar de mental map die de ondernemers hadden van de stad, voordat zij zich vestigden in de stad. Hierbij zal ook geanalyseerd worden in hoeverre de keuze voor Almere als vestigingsplaats een padafhankelijk proces is geweest voor de ondernemers. Interessant hierbij is ook te kijken naar welke push- en pull-factoren de ondernemers destijds onderscheidden.

2. In hoeverre speelt het sociale kapitaal van de ondernemer een rol in de keuze om gevestigd te blijven in Almere?

Voor het beantwoorden van deze deelvraag zal ik bestuderen in hoeverre het sociale netwerk van de ondernemer een rol speelt in zijn overweging om gevestigd te blijven in Almere. Als de ondernemer zich bevindt in een hecht en gedifferentieerd netwerk kan hij of zij het gevoel hebben dat dit het bedrijfssucces vergroot. Anderzijds kan de afwezigheid van een hecht netwerk leiden tot spontaniteit, openheid en creativiteit wat de onderneming ten goede kan komen. Het is interessant om te analyseren hoe de creatieve ondernemers hier over denken. Hiernaast zal ook gekeken worden hoe de beleidsmakers trachten de condities te creëren waarop het sociale kapitaal van de ondernemer het beste tot zijn recht komt. Voorbeelden van dergelijk beleid is het creëren van platforms en samenwerkingsverbanden tussen verschillende ondernemingen.

3. In hoeverre is het educatieve- en culturele- ontwikkelingsniveau van Almere van belang voor de creatieve ondernemers voor hun keuze om in Almere gevestigd te blijven?

(20)

worden in hoeverre zij het educatieve- en culturele niveau van de stad van belang achten voor de continuering van hun onderneming. Tevens zal gekeken worden of de creatieve ondernemers ook zelf middels hun eigen onderneming proberen om het educatieve- en/of culturele niveau van de stad te vergroten. Ook zal bij deze deelvraag geanalyseerd worden op welke manier de beleidsmakers trachten het educatieve- en culturele ontwikkelingsniveau van de stad te beinvloeden. Gevraagd zal worden naar het doel en de middelen die zij hiervoor hebben.

4. Is de aanwezigheid van een gedifferentieerd aanbod van woningen en voorzieningen een belangrijk motief om gevestigd te blijven in Almere voor de huidige creatieve ondernemers?

Zoals in de geïntegreerde theorie over economische groei in steden1 naar voren is gekomen, kan de aanwezigheid van een gedifferentieerd aanbod van woningen en voorzieningen ervoor zorgen dat de gemeente de creatieve ondernemers aantrekt. Bij het beantwoorden van deze deelvraag zal gekeken worden in hoeverre de creatieve ondernemers daadwerkelijk de aanwezigheid van een gedifferentieerd aanbod van woningen en voorzieningen van belang achten voor het gevestigd blijven in de stad Almere. Ook zal bij deze deelvraag gekeken worden hoe de beleidsmakers middels het nieuwe stedelijke beleid op dit punt inspelen en welke motieven zij hiervoor hebben.

3.3. Relevantie

Voorgaand wetenschappelijk onderzoek dat zich heeft gericht op het bestuderen van motieven van (creatieve) ondernemers om zich te vestigen in een bepaalde stad, is vooral kwantitatief van aard geweest (Stouten, 2010, p.4). Dit onderzoek daarentegen is kwalitatief van aard. Kwalitatief onderzoek kan een aanvulling zijn op de kwantitatieve kennis die vergaard is in eerder onderzoek. Kwalitatief onderzoek tracht de achterliggende motieven en betekenissen in kaart te brengen daar waar kwantitatief onderzoek, in dit specifieke onderzoeksveld, vaak alleen generalistisch de fenomenen aan wijst die van belang (kunnen) zijn. Daarnaast tracht dit onderzoek te kunnen bijdragen aan het huidige academische debat omtrent de creatieve stad en economische groei in steden in het algemeen. Zoals eerder aangegeven heeft het werk van Florida (2002) tot een academisch debat geleidt over de motor van economische groei in steden. Voor zover mij bekend, is er nog niet eerder onderzoek naar dit vraagstuk gedaan

(21)

doormiddel van het integreren van verschillende disciplinaire theorieën met elkaar en dus te vertrekken vanuit een interdisciplinair perspectief. De uitkomsten van dit onderzoek trachten hiermee bij te dragen aan het academische debat en de bestaande wetenschappelijke kennis over de vestigingsmotieven van creatieve ondernemers.

Hiernaast is het ook maatschappelijk relevant om te achterhalen welke motieven creatieve ondernemershebben om zich te vestigen in Almere. Inzicht in de motieven achter de handelingen, die de huidige economische structuur van de stad vormgeven, kunnen mogelijk leiden tot realistische beleidsvoering over de economische kansen en mogelijkheden van Almere. Als er een discrepantie ontstaat tussen de beleidsvoering en de actuele situatie in de stad, kan dit leiden tot een gespannen relatie tussen de gemeente en haar bewoners. In een uiterst geval kan zelfs de leefbaarheid van de stad hieronder leiden.

(22)

4

Methode

4.1. Onderzoeksstrategie en –design

Voor een gedegen antwoord op de hoofdvraag4 is het van belang dat de onderzoeksmethode aansluit op het doel van het onderzoek. Het doel van dit onderzoek is om vast te stellen welke karakteristieken van het ondernemingsklimaat van Almere ervoor zorgen dat de huidige creatieve ondernemers gevestigd blijven in de stad. De motieven die ten grondslag liggen aan de vestigingskeuzes van ondernemers komen voort uit de manier waarop de creatieve ondernemers het ondernemingsklimaat van Almere waarderen (Stouten 2010; Meester 1999). In dit onderzoek wil ik dus expliciteren waarom de creatieve ondernemers destijds gekozen hebben om zich in Almere te vestigen en waarom zij er nu gevestigd blijven, aan de hand van hun waardering van het ondernemingsklimaat van de stad. Het doel van dit onderzoek is dan ook om het gedrag van mijn respondenten te begrijpen, en niet zozeer te verklaren. Conform mijn interpretivistische epistemologie tracht ik dus de handelingen van mijn respondenten vanuit hun wereldbeeld te interpreteren (Bryman, 2012, p.28-30). Mijn epistemologie hangt nauw samen met mijn constructivistische ontologie, wat inhoudt dat ik (sociale) fenomenen aanschouw als continue ge(re)construeerd door de interactie met sociale actoren. Dit houdt in dat ik niet de doelstelling heb om door middel van dit onderzoek de definitieve realiteit, met betrekking tot waarom creatieve ondernemers gevestigd blijven in Almere, te presenteren aan u als lezer. In plaats daarvan tracht ik een specifieke realiteit te presenteren, welke tijd en plaatsgebonden is en geheel afhankelijk is van de realiteit van mijn respondenten op dat specifieke moment (Bryman, 2012, p. 33). Ik acht het van belang mijn epistemologie en ontologie te expliciteren, omdat deze invloed hebben op de keuzes die ik als onderzoeker gemaakt hebt bij het opzetten en uitvoeren van dit onderzoek.

Mijn onderzoeksdoel sluit het beste aan bij een kwalitatieve onderzoeksstrategie. Binnen een kwalitatieve onderzoeksstrategie wordt getracht achterliggende motivaties, betekenissen en ervaringen van respondenten te expliciteren door gebruik van kwalitatieve onderzoeksmethoden (Bryman, 2012, p. 35). Het onderzoeksdesign dat binnen dit onderzoek gehanteerd wordt is een case study. Hierbij vormen de creatieve ondernemers in Almere de case. De creatieve ondernemers in Almere maken maar een (klein) deel uit van de ondernemers in Almere. Ondanks dat er onderlinge verschillen zullen zijn tussen de creatieve ondernemers worden ze binnen dit onderzoek als één groep bestudeerd en zal gevraagd

4 ‘Welke karakteristieken van het ondernemingsklimaat van Almere zorgen ervoor dat de

(23)

worden naar een traject dat zij allen doorlopen hebben: hun vestigingskeuze en keuze om te blijven ondernemen in de stad Almere. Daarnaast zullen er expertinterviews gehouden worden om de context van dit onderzoek te expliciteren. De transitionele periode waarin Almere zich nu bevindt kan het beste worden geexpliciteerd door de experts die het Almere 2.0-beleid hebben bedacht en momenteel uitvoeren. Deze casestudy voltrekt zich dus in een specifieke context.

4.2. Onderzoeksmethode

Om te onderzoeken welke motieven creatieve ondernemers hebben om gevestigd te blijven in Almere, zullen er semigestructureerde diepte-interviews worden afgenomen onder de respondenten. Door semigestructureerde diepte-interviews af te nemen kan ik, als onderzoeker, een flexibele houding aannemen waardoor ik beter in kan spelen op onverwachte antwoorden en/of situaties (Bryman, 2012, p. 437). Daarnaast laat ik door het gebruik van deze onderzoeksmethode ruimte vrij voor mijn respondenten om dieper in te gaan op zaken die voor hen essentieel zijn voor hun vestigingskeuze maar die wellicht niet in de interviewguide zijn opgenomen omdat deze fenomenen nog niet (eerder) naar voren zijn gekomen in andere wetenschappelijke studies. Tijdens de interviews zal gebruik worden gemaakt van een interviewguide. De topics die in deze interviewguide verwerkt zijn zullen de leidraad vormen tijdens het interview. De topics in de interviewguide zijn verworven door middel van het operationaliseren van de concepten uit het theoretisch kader5. In dit onderzoek ga ik opzoek naar de motieven achter de handelingen van mijn respondenten, en om deze reden vind ik het belangrijk om mijn respondenten en mijzelf een zekere mate van vrijheid te geven de interviews. Het gaat immers om het blootleggen van hun realiteit op dat specifieke moment, en ik acht het van belang dat mijn onderzoeksmethode mijn respondenten de vrijheid geeft om hun realiteit te expliciteren.

4.3. Respondenten en respondenten werving

In dit onderzoek onderscheid ik 3 subgroepen van respondenten. Dit zijn (1) de experts, (2) de ondernemers in de super-creatieve sectoren en (3) de ondernemers in de creatieve zakelijke dienstverlening. De experts bestaan uit beleidsmedewerkers van de gemeente Almere die hebben geholpen met het opzetten en uitvoeren van het beleid. Deze respondenten zal ik interviewen om de context van het onderzoek beter te kunnen expliciteren. De creatieve

(24)

ondernemers in de super-creatieve sector definieer ik als: ondernemers die werkzaam zijn in de sectoren gericht op het creëren van kunstzinnige producten, zowel in vorm als inhoud. Onder deze subgroep plaats ik onder andere kunstenaren, musici, dansers en fotografen. Deze definitie is specifieker dan de definitie die Florida hanteert voor de super-creative core6, omdat ik mij er van bewust ben dat wanneer een concept te veel omvat het zijn verklaringswaarde kan verliezen. Om deze reden heb ik ervoor gekozen om de door hem aangedragen definitie van de super-creatieve sector verder te specificeren. Daarnaast onderscheid ik de ondernemers in de creatieve zakelijke dienstverlening. Deze ondernemers definieer ik als: ondernemers die zich bevinden in de kennisintensieve sectoren waarbij hun belangrijkste product een creatieve oplossing is en/of biedt voor een (sectorgericht)vraagstuk. Ook hier is mijn definitie een specificatie van de definitie die Florida (2002) geeft van zijn creative professionals7.

Mijn steekproeftrekking zal gedaan worden door middel van purposive sampling. Dit houdt in dat er alleen respondenten in mijn steekproeftrekking geselecteerd worden die relevant zijn voor dit onderzoek (Bryman, 2012, p. 418). Binnen dit onderzoek zijn dat creatieve ondernemers in Almere en beleidsmedewerkers op de afdeling Almere 2.0. Ik werf mijn respondenten grotendeels door middel van snowball-sampling. Dit is een techniek waarbij respondenten mij voorzien van informatie over mogelijke nieuwe respondenten (Bryman, 2012, p. 424). Ik heb voor deze steekproeftrekkingsmethode gekozen, omdat in de voorbereidende fase van dit onderzoek duidelijk is geworden dat het afzonderlijk werven van respondenten erg moeizaam verloopt. De respondenten blijken gewilliger om mee te werken aan het onderzoek als ze doorverwezen worden door een collega of kennis.

6

Florida (2002) hanteert de volgende definitie van de super-creative core: deze omvat wetenschappers, architecten, ICT-ers en onderwijzers. Daarnaast onderscheid Florida (2002) de bohemians, hieronder plaatst hij vormgevers, ontwerpers, kunstenaars, musici, dansers, schrijvers en fotografen. Deze twee subgroepen zijn volgens hem gericht op problem finding: het creëren van nieuwe ideeën, kennis, technologie, vorm en inhoud (Florida, 2002, p. 328; van Aals et al., 2005, p.5). Zie pagina 10-11 voor meer informatie.

7

Florida (2002) hanteert de volgende definitie van creative professionals: professionals in een breed scala van kennisintensieve domeinen zoals de high-techsectoren, financiele

dienstverlening, juridische zaken, de gezondheidssector, bedrijfsmanagement en de overheid. Deze professionals zijn gericht op problem solving, wat inhoudt dat ze creatief en zelfstandig trachten complexe vraagstukken op te lossen (van Aalst, et al., 2005, p.5). Zie pagina 10-11 voor meer informatie.

(25)

4.4. Dataverwerking en –analyse

De interviews die ik heb gehouden met de respondenten worden uitgewerkt en gecodeerd aan de hand van een coderingsschema8. Dit schema is vooraf opgesteld aan de hand van het operationaliseringsschema9. Na het coderen van de interviews is geanalyseerd welke labels het beste de motieven van creatieve ondernemers om gevestigd te blijven in Almere weergeven. Ook zal door middel van axiaal coderen naar voren komen hoe de verschillen de labels zich ten opzichte elkaar verhouden (Bryman, 2012, p. 13)10. In de co-occurrence tabel wordt geexpliciteerd hoe vaak een label overlapt met een ander label. Op deze manier kunnen relaties tussen de verschillende labels geanalyseerd worden. Vertaald naar dit onderzoek kan op deze manier gekeken worden welke relaties er bestaan tussen de verschillende motieven. Op deze manier kunnen ook de push-, pull- en keep-factoren onderscheiden worden.

4.5. Ethische verantwoording

Om het onderzoek zo ethisch verantwoord mogelijk uit te voeren zijn verschillende maatregelen getroffen. Allereerst is getracht de overlast die het onderzoek eventueel zou kunnen veroorzaken zo veel mogelijk te verkleinen. Dit is gedaan door zeer flexibel te zijn bij het inplannen van het interview. Op deze manier is getracht de respondenten zo weinig mogelijk stress te laten ervaren bij het participeren in het onderzoek. Hiernaast ben ik als onderzoeker zeer flexibel geweest met de tijdsduur van het onderzoek, om de kans op stress bij de respondenten te verkleinen. Daarnaast hebben alle respondenten op vrijwillige basis meegedaan aan het onderzoek. Er is getracht zoveel mogelijk informatie aan de respondenten te verstrekken over het het doel en het verloop van het onderzoek. Dit is gedaan door vooraf aan het interview een kleine introductie te geven met daarin zoveel mogelijk relevante informatie. Zowel voor het interview als na afloop van het interview was er ruimte voor de respondenten om vragen te stellen over de inhoud van het onderzoek. Er is geen gebruik gemaakt van officiële inlichtingsformulieren, omdat ik dit niet nodig achtte vanwege de duidelijke voorlichting voorafgaand aan de interviews. Er is daarnaast getracht om de privacy van de respondenten te waarborgen door hun naam en bedrijfsnaam niet te noemen in dit onderzoek. In het onderzoek zijn alle namen willekeurig gekozen pseudoniemen.

(26)

5

Resultaten

Almere zit momenteel in een transitie van voorstad naar ‘echte stad’. De gemeente Almere heeft een nieuw Almere 2.0-beleid opgezet om deze transitie te begeleiden en om uiteindelijk het doel, een multifunctionele stad, te behalen (Almere, 2009). In dit onderzoek is deze transitie geanalyseerd aan de hand van semigestructureerde diepte-interviews met de uitvoerders van het beleid en de creatieve ondernemers in de stad. Hierbij is de geïntegreerde theorie over economische groei in steden getoetst aan de hand van de bevindingen van deze respondenten.

Om de externe validiteit te waarborgen zal in dit hoofdstuk eerst een beschrijving gegeven worden van het onderzoeksproces (Bryman, 2012, p. 390-391). Na deze beschrijving zullen de resultaten van dit onderzoeksproces gepresenteerd worden. De resultaten zullen worden gepresenteerd in de volgorde van de deelvragen. Hierbij zal dus eerst besproken worden welke motieven de creatieve ondernemers hadden voor het vestigen van hun onderneming in Almere. Vervolgens wordt uiteengezet in hoeverre het sociale kapitaal van de ondernemer een rol speelt in de overweging van de creatieve ondernemers om gevestigd te blijven in Almere. Hierna zal geëxpliciteerd worden in hoeverre het educatieve- en culturele-ontwikkelingsniveau van Almere invloed uitoefent op de keuze van de creatieve ondernemers om gevestigd te blijven in de stad. Ten slotte wordt besproken of de creatieve ondernemers een gedifferentieerd aanbod van woningen en voorzieningen van wezenlijk belang achten voor het gevestigd blijven in Almere. Bij elke deelvraag zal geexpliciteerd worden hoe de beleidsmedewerkers door middel van het Almere 2.0-beleid trachten in te spelen op deze factoren.

5.1. Onderzoeksproces

In dit onderzoek heb ik gebruik gemaakt van purposive sampling. Voorafgaand aan mijn data-verzameling heb ik een lijst opgesteld met mogelijke respondenten. Dit heb ik gedaan door op internet te zoeken naar zowel creatieve ondernemingen als kunstenaars in de gemeente Almere. Na het opstellen van deze lijst met de respondenten, ben ik gaan steekproeftrekken. Door middel van e-mail en telefonische gespreken heb ik getracht respondenten te werven voor mijn onderzoek. Deze manier van benaderen was helaas niet productief bij beide respondentengroepen. Rond deze periode werd mijn vader ook meegevraagd naar een diner met de sponsoren van Almere City FC (de lokale voetbalclub). Bij dit diner waren verscheidene eigenaren van ondernemingen aanwezig die de lokale voetbalclub sponsorden.

(27)

Tussen hen zaten erg veel creatieve ondernemers. Via mijn vader heb ik toen de contactgegevens van enkele van hen bemachtigd en heb ik hen telefonisch benaderd en hierbij ingespeeld op het afgelopen diner waar mijn vader bij aanwezig was. Mijn vader heeft bij mijn respondentenwerving voor de creatieve zakelijke dienstverlening dus de rol van gate-keeper gehad. Na afloop van de interviews met de ondernemers in de zakelijke creatieve dienstverlening heb ik steeds gevraagd of zij wellicht nog informatie hadden over mogelijke nieuwe respondenten. Op deze manier heb ik telkens mijn nieuwe respondenten geworven. Hier komt dus duidelijk naar voren dat mijn respondentenwerving verliep via het snowball-sampling principe. Uiteindelijk heb ik zes interviews gehad met ondernemers uit de creatieve zakelijke dienstverlening. Deze interviews duurde tussen de acht en de vijfendertig minuten. De lengte van de interviews had vooral te maken met de drukke agenda’s van de ondernemers. Vanwege de mogelijke stress die het participeren in mijn onderzoek kon opleveren, ben ik erg flexibel geweest met de lengte van de interviews. Alle interviews hebben plaatsgevonden op de kantoren van deze ondernemers.

Naast de creatieve zakelijke dienstverlening wilde ik ook respondenten werven die zich in het in de super-creatieve sector bevonden. Om deze respondenten te werven heb ik vanuit mijn lijst met mogelijke respondenten contact gezocht met hen via e-mail en telefoon. Helaas was ook bij deze respondentengroep deze manier van respondentenwerving niet erg succesvol. Door het benaderen van mijn respondenten op deze manier heb ik twee respondenten kunnen werven. Hierna ben ik zonder aankondiging naar creatieve broedplaatsen gegaan binnen Almere en heb ik aangebeld bij ateliers. Na een korte introductie en het laten zien van het bedankje (een box Milka-chocolade) reageerde de kunstenaars positief en waren zij bereid te participeren in het onderzoek. In totaal heb ik ook zes interviews gehad met de kunstenaars en deze duurde tussen de drieëntwintig en de vijfenveertig minuten. Vijf van de zes interviews heeft plaatsgevonden in het atelier of de werkplaats van de respondenten, één interview heeft plaatsgevonden in het café van de broedplaats.

Hiernaast heb ik drie beleidsmedewerkers van de gemeente Almere gesproken. Hierbij heeft de heer Morsink, die zelf werkzaam is bij de gemeente Almere, de rol van gate keeper gehad. Hij heeft mij voorzien van informatie en contactgegevens van mogelijke respondenten. Deze zijn vervolgens via de e-mail en telefonisch benaderd. De interviews met de beleidsambtenaren zijn alle drie afgenomen per telefoon, aangezien de respondenten

(28)

De semigestructureerde diepte-interviews die ik met deze vijftien respondenten heb gehouden zijn allemaal anoniem verwerkt. In dit verslag wordt gebruik gemaakt van pseudoniemen. Dit is gedaan om de privacy van de respondenten te waarborgen.

5.2. Resultaten

In deze sectie zullen de resultaten van het onderzoeksproces gepresenteerd worden. De semigestructureerde diepte-interviews zijn in het verwerkingsprogramma Atlas. Ti getranscribeerd en gecodeerd11. De hieruit voortgevloeide data is gereduceerd en geanalyseerd door middel van axiaal coderen en het genereren van een co-occurrence tabel12. In de volgende sectie zal per deelvraag gepresenteerd worden welke resultaten er gevonden zijn.

5.2.1. Motieven voor het vestigen in Almere

Zowel de creatieve ondernemers in de zakelijke creatieve dienstverlening als de creatieve ondernemers in de super-creatieve sector gaven aan dat het woonklimaat van de stad voor hen het belangrijkste motief was om zich in de eerste instantie in Almere te vestigen. Het woonklimaat van de stad is dus een zeer belangrijke pull-factor gebleken voor de respondenten. Hier komt duidelijk naar voren dat het vestigen in Almere een padafhankelijk proces is geweest voor de ondernemers. Zij hebben eerst op basis van hun woonlocatie voorkeuren de keuze gemaakt om zich in de stad te vestigen, en na eenmaal deze keuze gemaakt te hebben bleek het voor hen een logische stap om ook de onderneming in Almere te vestigen. Vaak op basis van gemak hebben de respondenten ervoor gekozen om de onderneming te vestigen in de stad waar zij zelf ook woonachtig zijn.

De respondenten gaven aan dat zij vaak eerst in de eigen stad/regio gekeken hadden maar hier helaas op een gebrek aan betaalbare woonruimte stuitte.

“We wilde ruimte hebben om te wonen, toekomstgericht zowel privé als op werkgebied. Wij woonde toen in Hilversum dus toen ben ik gaan kijken in Hilversum, dat was een enorme investering die ik moest doen, de huizen waren duur en er moest altijd nog verbouwd worden […] en ik moest dan nog een aparte ruimte gaan huren voor de cursussen die ik wilde geven”

Patrick, 42 jaar en eigenaar van een mediaproductiebedrijf

11

Zie 8.3. pagina 41 voor de gebruikte codes.

12

(29)

Het zelfpreventie-effect van Meester (1991) is duidelijk zichtbaar. De meeste creatieve ondernemers komen uit de Noordelijke Randstad. Van de respondenten komen negen ondernemers uit Amsterdam, twee uit Lelystad en één uit Hilversum.

Op de tweede plaats zijn de ligging en bereikbaarheid van Almere een belangrijk motief geweest om de onderneming hier te starten. Vooral voor de ondernemers in de creatieve zakelijke dienstverlening waren de centrale ligging van de stad tezamen met de aanwezigheid van voldoende uitvalswegen een belangrijke pull-factor voor het vestigen van hun onderneming in Almere. Hierbij werd een tekort aan betaalbare parkeergelegenheid en filevorming rondom de grotere steden als belangrijkste push-factoren genoemd. Voor één respondent in de creatieve zakelijke dienstverlening was daarnaast ook het gebrek aan concurrerende bedrijven in de stad een belangrijke pull-factor. De meeste concurrenten bevonden zich veelal buiten de polder, waardoor de ondernemer een belangrijke vacante afzetmarkt zag in de regio Almere.

Opvallend is dat de ondernemers in de creatieve zakelijke dienstverlening allemaal een positieve mental map van de stad hadden alvorens hiernaar te verhuizen. Zij zagen in Almere het nieuwe land vol (bedrijfs-)mogelijkheden waar ze de ruimte zouden hebben om vernieuwend te werk te gaan.

“Ik heb het ook opgenomen in de tekst van de website van mijn productiebedrijf, daar staat op dat wij in de níéuwe tijd, in het níéuwe millennium, zijn we gevestigd op het níéuwe land

om níéuwe producties te maken”

Patrick, 42 jaar en eigenaar van een mediaproductiebedrijf

“We hebben het in andere samenstellingen het ook wel gehad over dat Almere de Silicon Valley van Nederland moet worden en ik geloof daar wel in”

Jasper, van middelbare leeftijd en eigenaar van websitedesign bedrijf

Daarentegen gaven vijf van de zes ondernemers in de super-creatieve sector aan het plan te hebben om zo snel mogelijk weer uit Almere te verhuizen zodra dit (financieel) mogelijk is. Zij zien de stad als saai en weinig levendig, dit tegenover de stad Amsterdam waar de respondenten graag wilden blijven maar helaas niet konden wegens financiele omstandigheden en een gebrek aan (betaalbare)woonruimte. Deze respondenten hadden dus al

(30)

groep niet veranderd is nadat zij zich in de stad gevestigd hebben. Ook binnen deze groep was het zelfpreventie effect duidelijk zichtbaar. Vier respondenten kwamen oorspronkelijk uit Amsterdam, één respondent kwam oorspronkelijk uit Utrecht en één respondent kwam vanuit de Nederlandse Antillen maar had daarvoor ook gewoond en gewerkt in Amsterdam.

“Ik kon nergens iets vinden en een oude kennis van mij waar ik vroeger mee werkte in Amsterdam die werkte nu in Almere voor een […] makelaarskantoor en zij zei dus van ‘ja ik heb wel wat in Almere’, en toen zei ik van ‘ja sorry maar ik hoef écht niet naar Almere’”

Jeroen, 53 jaar en beeldhouder met eigen aterlier

De beleidsmedewerker van de gemeente Almere geeft aan wel degelijk te proberen de mental map van de ondernemers te beinvloeden. Dit doen zij onder andere door de stad, door middel van citymarketing strategieën, in een positief daglicht te zetten bij verschillende soorten ondernemers.

“Almere heeft heel lang een negatieve connotatie gehad, het was een stad die eigenlijk in een paar jaar tijd uit de grond gestampt is en waarbij alles van bovenaf opgelegd is, alles nieuw

en zonder sfeer. Nou dat beeld van Almere proberen we te weerleggen door te benadrukken wat de stad wél heeft: groen, ruimte, ontwikkelingsmogelijkheden, recreatiemogelijkheden,

vernieuwende bedrijfslocaties, noem het maar op”

Jos, man van middelbare leeftijd, Almere 2.0-beleidsambtenaar bij de gemeente Almere

Naast het positief beïnvloeden van de mental map van de ondernemers geven de

beleidsambtenaren ook aan dat zij het ondernemingsklimaat van de stad zo aantrekkelijk mogelijk proberen te maken, onder andere door het inzetten op een betere bereikbaarheid van de stad, het huisvesten van nieuwe onderwijsinstellingen, en door constant te kijken naar waar mogelijkheden liggen om nieuwe initiatieven te ontwikkelen.

“Hetzelfde zijn we aan het bekijken bij de kust van Almere Poort waar nu de nieuwe woonwijk wordt gebouwd, hoe kunnen we die zone beter benutten? Nu wordt het vooral bezocht door Almeerders die als het 30 graden is even willen afkoelen he, maar eigenlijk is dat een hele mooie plek aan de rand van het markermeer en aan de rand van de stad en kun je

(31)

Vis-a-Vis zitten daar [theatergezelschap] wat nou als je dat als springplank kunt gebruiken om aan de randen van de stad een beetje broedplaats-initatief achtige dingen te creëren?!”13

Barend, man van middelbare leeftijd, Almere 2.0-beleidsambtenaar bij de gemeente Almere Samengevat is in dit onderzoek gevraagd naar de motieven van ondernemers om zich te vestigen in de stad Almere. Hierbij is expliciet gevraagd naar de mental map die de ondernemers hadden alvorens ze zich in de stad gevestigd hadden en het zelfpreventie-effect. Er kan gesteld worden dat de creatieve ondernemers naar de stad getrokken zijn door de betaalbare woonruimte. Deze hebben ze allemaal gezocht in de regio van hun huidige verblijfsplaats. Het zelfpreventie-effect is bij alle ondernemers dan ook sterk aanwezig. Nadat zij zich hier gevestigd hadden hadden zij, vaak voor het gemak, hun onderneming ook in de stad opgezet. De creatieve ondernemers in de zakelijke dienstverlening zagen de stad als een mogelijkheid om vernieuwend te werk te gaan. De creatieve ondernemers in de super-creatieve sector daarentegen werden vaak door gebrek aan betaalbare (woon)ruimte uit hun huidige verblijfsplaats geduwd en hadden het plan om ook zo snel mogelijk weer uit de stad te vertrekken wanneer dit (financieel) haalbaar zou zijn. Opvallend is dat de beleidsmedewerkers de focus niet leggen op de woonlocatievoorkeuren van de ondernemers maar wonen en werken als aparte opgaven zien. Zij trachten meer in te spelen op het aantrekkelijk maken van het ondernemingsklimaat en het verbeteren van de mental map van ondernemers van de stad doormiddel van citymarketing strategieën.

5.2.2. De rol van het sociale kapitaal van de ondernemer

Zowel de creatieve ondernemers in de super-creatieve sector als de creatieve ondernemers in de zakelijke dienstverlening gaven aan dat zij hun sociale netwerk niet hebben ingezet om de vestigingskeuze te maken. Daarnaast geven de creatieve ondernemers in de super-creatieve sector aan dat zij ook niet hun sociale netwerk als essentieel ervaren voor het functioneren van hun onderneming. De belangrijkste reden hiervoor is volgens hen de aard van hun beroep, waarbij het in essentie toch een ieder voor zich is.

“Kunstenaars zijn toch wel meestal op zichzelf” Jeroen, 53 jaar en beeldhouder met eigen aterlier

(32)

De creatieve ondernemers in de zakelijke dienstverlening gaven aan dat hun sociale netwerk nog steeds van belang is, maar dat het belang van fysieke nabijheid daarbij is afgenomen. Dit wordt volgens hen vooral in de hand gewerkt door de digitalisering van de economie. Door het werken op het internet vergaren zij veruit de meeste afzet van hun product. Daarnaast onderhouden zij ook veel relaties via het internet (onder andere door e-mail contact). Daarbij komt wel dat mond-op-mond reclame nog steeds effectief is en dat zij ook zeker wel inzetten op het onderhouden en behouden van klantenrelaties. Deze relaties zijn veelal gemeentegrens overstijgend. Dit houdt niet in dat deze creatieve ondernemers niet zouden willen dat er binnen de gemeente hechtere netwerken ontstaan tussen de verschillende ondernemers.

“Misschien dat de gemeente ook wat nadrukkelijker aanwezig zou kunnen zijn om de ondernemers met elkaar te verbinden, want die verbinding is er momenteel totaal niet.”

Azad, man van middelbare leeftijd met creatief informatieverwerkingsbedrijf

Daarentegen geven de beleidsambtenaren van de gemeente aan dat zij verschillende initiatieven hebben gelanceerd om de overheid, kennisinstellingen en het bedrijfsleven met elkaar te verbinden. Door deze verbindingen trachten ze de uiteindelijke ambitie, Almere als kennis hub, te verwezenlijken. Ze trachten hierbij de verschillende instellingen met elkaar te verbinden om zo innovatie binnen verschillende sectoren in de hand te werken.

“Laten we wel wezen het staat nu nog in de kinderschoenen, maar de coalitie aan bedrijven en kennisinstellingen die zich daar nu al aan hebben verbonden [Flevocampus], dan heb je

het over een wisselwerking, mensen die om en in deze stad wonen en werken die kennis kunnen halen en brengen bij zo’n instelling, je hebt een spin-off in stageplaatsen, je hebt een

spin-off in onderzoeksplekken en ook echt bedrijven die afkomen op die kennis.”14 Barend, man van middelbare leeftijd, Almere 2.0-beleidsambtenaar bij de gemeente Almere En als gemeente hebben wij UpCycle City gelanceerd, wij als gemeente hebben eigenlijk een

probleem, we blijven zitten met bepaalde afvalsoorten en dan nodigen wij de markt uit naar Almere van hoe lossen we dit op? Want het zijn eigenlijk wel gewoon grondstoffen voor nieuwe producten dus wie komt er met het beste idee om onze afvalstromen, onze reststromen,

van ons over te nemen en samen met ons te kijken hoe kun je zoiets inzetten om er iets nieuw

14

(33)

van te maken en daar een bedrijfsmodel een business case aan te koppelen, dus zo proberen we ook een hele serie ondernemers aan Almere te binden. En dit past helemaal binnen de

circulaire economie.

Barend, man van middelbare leeftijd, Almere 2.0-beleidsambtenaar bij de gemeente Almere Samenvattend kan dus gesteld worden dat de gemeente, door het lanceren van verschillende initiatieven, tracht de ondernemers met elkaar maar ook met andere instellingen binnen de stad te verbinden. De creatieve ondernemers in de zakelijke dienstverlening daarentegen geven juist aan dat zij zich niet verbonden voelen met elkaar terwijl zij wel degelijk het voordeel zien die deze relaties kunnen meebrengen. Daarnaast geven de creatieve ondernemers in de zakelijke dienstverlening aan dat hun netwerk van belang is voor de continuering van hun onderneming, maar dat de reikwijdte van deze netwerken eerder regionaal georiënteerd zijn dan binnen de gemeentegrenzen. De creatieve ondernemers in de super-creatieve sector geven aan dat hun netwerken niet van essentieel belang zijn voor de continuering van hun werk. Zij verkopen hun producten grotendeels via het internet en hechten weinig tot geen waarde aan de relatie met de afnemer en/of andere ondernemers in dezelfde sector.

5.2.3. Het educatieve- en culturele ontwikkelingsniveau van Almere

Het educatieve ontwikkelingsniveau van Almere wordt door de creatieve ondernemers als matig beoordeeld. De creatieve ondernemers in de super-creatieve sector geven aan dat er weinig tot geen samenwerkingsverbanden zijn tussen hen en de verschillende onderwijsinstellingen. Hierbij worden er op deze instellingen geen opleidingen aangeboden die aansluiten op hun vakgebied. Daarnaast vinden ze dat de gemeente nog te weinig investeert in het culturele ontwikkelingsniveau van de stad. Als de gemeente al investeringen doet is het vaak door objecten te verkrijgen van kunstenaars buiten de regio, dit tot verbazing van de kunstenaars in de stad zelf.

“Ik vind dat ze meer dingen in Almere mogen laten zien, dus Almeerse kunstenaars [hun kunstwerken] moeten laten plaatsen in de stad [..] dat je je eigen mensen een beetje ondersteund […] veel dingetjes komen van mensen van buiten de stad”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

overall consequenties zijn voor een indiener is van belang om te bepalen welke keuzes Almere dient te maken (kostendekkendheid, eigen bijdrage, algemene

Gerenommeerde bedrijven als Zorggroep Almere, Van Rooij Bedrijfsmakelaars en Notaris Unie zijn hier reeds gevestigd.. In de nabije omgeving bevinden zich zakelijke-, juridische

VISIE STADSCENTRUM ALMERE Het stadscentrum van Almere zal het centrum zijn in de stad waar niet alleen voor alle stads- en regionaal verzorgende detailhandel een plek is, maar

De koper is verplicht en verbindt zich jegens de gemeente Almere, die dit voor zich aanvaardt, om het bepaalde in de artikelen 6, 7 en 8 zolang en voorzover deze van toepassing zijn

Cultuurfonds Almere wordt verantwoordelijk voor de inzet van alle incidentele en projectmatige financieringen en Gemeente Almere blijft verantwoordelijk voor de

Om te voorkomen dat terrasmeubilair wordt gestolen of er toch bezoekers gebruik gaan maken van het terras moeten de stoelen verbonden worden met een kabel op

Zoals reeds in hoofdstuk 1 is vermeld, moet op grond van de EU richtlijn Omgevingslawaai een plan worden opgesteld waarin door het college wordt aangegeven hoe in de toekomst

8. Indien de hoeveelheid warmte en de hoeveelheid koude die vanaf de datum van ingebruikneming door het systeem aan de bodem zijn toegevoegd zich zodanig ten opzichte van