• No results found

De invloed van de emotionele intensiteit van de verteller op de gegeven steun door de luisteraar bij het sociaal delen van emoties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de emotionele intensiteit van de verteller op de gegeven steun door de luisteraar bij het sociaal delen van emoties"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van de Emotionele Intensiteit van de Verteller op de Gegeven

steun door de Luisteraar bij het Sociaal Delen van Emoties

Bob Viskil

29 januari 2017

Studentnummer: 10539980

Bachelorproject Sociale Psychologie Universiteit van Amsterdam

Begeleid door: L. Pauw Aantal woorden abstract: 151 Aantal woorden onderzoek: 4907

(2)

Abstract

Deze pilotstudie naar het sociaal delen van emoties heeft de invloed van de emotionele intensiteit van de verteller op de gegeven steun door de luisteraar onderzocht. 40 vrouwelijke participanten werden willekeurig een rol toegewezen: verteller of luisteraar. De verteller deelde een emotionele gebeurtenis met de luisteraar. Emotionele intensiteit werd gemeten door de verteller voorafgaand aan de interactie te vragen hoe emotioneel zij was. Bij de luisteraar werd dit achteraf gemeten. Bij de luisteraar werd naderhand tevens een vragenlijst afgenomen waardoor de vormen van gegeven steun (cognitief en socio-affectief) werden gemeten. De emotionele intensiteit van de verteller bleek geen significante voorspeller van de gegeven steun door de luisteraar. Dit was niet in lijn met de hypothese, die veronderstelde dat deze relatie zou bestaan middels een mediatie van de emotionele intensiteit van de luisteraar. Er kan niet geconcludeerd worden dat de emotionele intensiteit van de verteller de gegeven steun door de luisteraar beïnvloedt.

(3)

De Invloed van de Emotionele Intensiteit van de Verteller op de Gegeven Steun door de Luisteraar bij het Sociaal Delen van Emoties

In het dagelijks leven ervaren mensen de neiging om gebeurtenissen met een

emotionele impact te willen vertellen en te willen delen met anderen in de nabije omgeving (Rimé, Philippot, Boca & Mesquita, 1992). Wanneer iemand bijvoorbeeld boos is over de gang van zaken op het werk, wordt dit thuis gedeeld met de familie of wanneer een student bezorgd is over het halen van een aanstaand tentamen, wordt dit aan medestudenten verteld. Dit proces wordt ook wel social sharing genoemd (Rimé, 2009). Social sharing is een wereldwijd fenomeen dat in alle culturen voorkomt (Rimé, Mesquita, Philippot & Boca, 1991). Volgens Rimé, Mesquita, Philippot en Boca (1991) blijkt zelfs dat mensen de neiging hebben om maar liefst 80 tot 95% van de emotionele gebeurtenissen in hun leven te willen delen met anderen. Deze anderen zijn dikwijls ook mensen die dichtbij het individu staan, zoals vrienden, familie en partners (Rimé, 2009). Daarnaast bleek ook dat 50% van de mensen deze gebeurtenissen het liefst zo snel mogelijk, namelijk dezelfde dag nog, wil vertellen (Rimé, Phillipot, Boca & Mesquita, 1992). Het delen van deze verhalen heeft een belangrijk doel. Mensen zijn namelijk in de veronderstelling dat een gesprek hebben over emotionele problemen kan zorgen voor een beter gevoel (Zech & Rimé, 2005). Het

overkoepelende doel dat wordt nagestreefd door middel van het praten over de emotionele gebeurtenissen is dus het ontvangen van steun. Er bestaan echter verschillende soorten steun en het soort steun dat gezocht wordt, verschilt dan ook per individu (Rimé, 2009).

Volgens de Two-Mode Theory (Rimé, 2009) neemt deze steun twee vormen aan: socio-affectieve steun en cognitieve steun. Volgens Rimé (2009) bestaat socio-affectieve steun uit het creëren van gevoelens van onder andere begrip, comfort en medeleven. Bij deze vorm van steun ervaart de verteller een gevoel van opluchting, maar wordt de emotionele impact van het probleem niet weggenomen. Socio-affectieve steun biedt dus slechts een

(4)

tijdelijke gevoelsmatige oplossing, waarbij gevoelens van alleen-zijn en hulpeloosheid worden ondervangen. Cognitieve steun kan daarentegen wel de emotionele impact van het probleem ondervangen. Cognitieve steun bestaat volgens Rimé (2009) namelijk uit het opnieuw evalueren van het probleem; het zorgt voor een cognitieve herinterpretatie van de emotionele aspecten van het probleem. Door de verteller betekenis te laten vinden in wat er gebeurd is, worden emoties niet meer zo heftig beleefd als wanneer de emotie plaatsvond.

Om te zorgen voor emotioneel herstel en de emotionele impact van het probleem te verminderen lijkt het dus belangrijk om cognitieve steun te ontvangen. Zonder cognitieve steun te ontvangen, is de kans groter dat de emotionele impact die het probleem heeft, blijft voortbestaan. Dit zou uiteindelijk kunnen leiden tot co-rumination (Stone, Hankin, Gibb & Abela, 2011). Volgens Stone, Hankin, Gibb en Abela (2011) is co-rumination het

herhaaldelijk blijven spreken over de emotionele gebeurtenis, waarbij er gefocust wordt op de negatieve aspecten. Op lange termijn kan het individu dan in een zelfdestructieve cyclus raken. Daarnaast toonde dit onderzoek aan dat co-rumination een relatie toont met het ontwikkelen van een depressie.

Als verteller lijkt het dus belangrijk om cognitieve in plaats van socio-affectieve steun te ontvangen van de luisteraar, maar toch gebeurt dit niet altijd. Een mogelijke factor die het gegeven type steun beïnvloedt en die in deze studie centraal staat, is de emotionele intensiteit van de verteller. Het vertellen van emotionele gebeurtenissen gaat uiteraard altijd gepaard met een bepaalde mate van emotionele intensiteit (Rimé, 2009). Deze intensiteit weerspiegelt de emotionele impact die het probleem heeft op het individu en verschilt per probleem en

situatie. Wanneer de verteller zijn of haar verhaal uit met een bepaalde emotionele intensiteit, wordt de luisteraar aan deze emotionele cues blootgesteld. Deze blootstelling kan een proces in werking laten stellen dat emotionele besmetting wordt genoemd (Hatfield, Cacioppo & Rapson, 1994). Bij emotionele besmetting wordt de emotionele staat van een persoon

(5)

beïnvloed door de emoties van mensen in de directe omgeving. Dit proces kan onbewust plaatsvinden. Dat emotionele besmetting ook daadwerkelijk plaatsvindt bij social sharing hebben Christophe en Rimé (1997) met hun onderzoek al aangetoond. Er werd gebleken dat er bij de luisteraar emoties werden aangewakkerd wanneer de verteller zijn verhaal vertelde met een hoge emotionele intensiteit. Vervolgens had dit verhaal een zodanige impact

achtergelaten dat de luisteraar zelf ook de behoefte ervoer om dit verder te delen met anderen. Dit werd secondary social sharing genoemd (Christophe & Rimé, 1997). Hierbij geldt dat hoe hoger de emotionele intensiteit van de verteller was, hoe groter de neiging tot secondary

social sharing was bij de luisteraar. Ook Luminet, Bouts, Delie, Manstead & Rimé (2000)

lieten in hun onderzoek zien dat het luisteren naar emotionele verhalen van dierbaren emoties kan opwekken bij de luisteraar. Deze onderzoeken toonden dus aan dat emotionele besmetting in de context van social sharing bestaat. Huidig onderzoek gaat door op dit verband door te onderzoeken of dit verband de reactie van de luisteraar beïnvloedt.

Wanneer de luisteraar namelijk daadwerkelijk emotioneel besmet raakt, zou het kunnen zijn dat dit gevolgen heeft voor het type steun dat gegeven wordt aan de verteller. De kans op cognitieve steun zou kunnen worden verkleind. Dit kan komen doordat

emotieregulatie, het proces waarbij door een individu geprobeerd wordt om invloed te hebben in hoeverre een emotie ervaren of uitgedrukt wordt (Gross, 1998), veel cognitieve bronnen opeist (Richards, 2004). Als de luisteraar dus bijvoorbeeld aan een hoge emotionele intensiteit wordt blootgesteld, hierdoor emotioneel besmet raakt en vervolgens deze emoties probeert te reguleren, verliest hij of zij hieraan volgens Richards (2004) veel cognitieve bronnen. Deze cognitieve bronnen zijn voor de luisteraar echter van groot belang om in staat te kunnen zijn op een adequate manier cognitieve steun te verschaffen aan de verteller (Nils & Rimé, 2012). Zoals gezegd bestaat het bieden van cognitieve steun namelijk uit het bieden van een ander perspectief en een re-appraisal op de emotionele gebeurtenis. Het bewerkstelligen hiervan is

(6)

echter een mentaal inspannend proces: het vereist veel informatieverwerking en om die reden het gebruik van cognitieve bronnen (Rimé, 2009). Als de cognitieve bronnen dus niet

beschikbaar zijn vanwege de emotionele besmetting en de emotieregulatie, lijkt het

aannemelijk dat de luisteraar eerder zal overgaan op het bieden van socio-affectieve steun, aangezien deze vorm van steun veel minder cognitieve inspanning vereist (Rimé, 2009).

Om te onderzoeken of de emotionele intensiteit van de verteller inderdaad de vorm van gegeven steun door de luisteraar beïnvloedt, werden in dit onderzoek twee deelnemers, die elkaar niet kenden, aan elkaar gekoppeld. De deelnemers kregen willekeurig een rol toegewezen; verteller dan wel luisteraar. In een gesprek van acht minuten deelde de verteller een emotionele gebeurtenis met de luisteraar en reageerde de luisteraar hier weer op.

Voorafgaand aan het gesprek werd de emotionele intensiteit van de verteller gemeten middels een vragenlijst en na het gesprek die van de luisteraar. De vorm van gegeven steun werd gemeten door de luisteraar na afloop van het gesprek nog een vragenlijst in te laten vullen met betrekking tot zijn of haar perspectief op de gegeven steun. Hierbij werd een mediatie

verwacht, zie Figuur 1. Er werd namelijk verwacht dat wanneer de emotionele intensiteit van de verteller hoog was, de emotionele intensiteit van de luisteraar hierdoor ‘besmet’ raakte en ook hoog werd. Hierdoor zou eerder socio-affectieve steun gegeven worden dan cognitieve steun. In huidig onderzoek werd gefocust op twee negatieve emoties: boosheid en

bezorgdheid. De vertellers dienden dus iets te vertellen waarover zij boos dan wel bezorgd waren. Dit werd gedaan om verder te kunnen generaliseren dan wanneer naar slechts een specifieke emotie werd gekeken.

(7)

Figuur 1.

Schema van de Mediatie zoals Gesteld in de Hypothese. De Emotionele Intensiteit van de Verteller werd Verwacht de Emotionele Intensiteit van de Luisteraar te Beïnvloeden. Hierdoor zou de Vorm van de Gegeven Steun weer worden Beïnvloed.

Methode1 Deelnemers

Aan dit onderzoek namen 40 mensen tussen de 18 en 63 jaar oud deel, waarvan 0 mannelijke en 40 vrouwelijke deelnemers. De gemiddelde leeftijd was 26.02 (SD = 12.02). Vereiste voor deelname was dat de deelnemer de Nederlandse taal vloeiend beheerste. Deelnemers waren verzameld via het sociale netwerk van de onderzoekers. Er werd geen beloning verstrekt aan de deelnemers. Deelname aan het onderzoek was vrijwillig en vrijblijvend.

1 Dit onderzoek maakte deel uit van een groter onderzoek. Naast de beschreven

procedure was er sprake van meerdere vragenlijsten die onder andere ingingen op de verbondenheid tussen de deelnemers. Bovendien werd het gesprek opgenomen door middel van video- en camera apparatuur om zodoende gebruik te kunnen maken van een video-mediated recall. Over deze onderdelen wordt niet verder uitgeweid, omdat het niet relevant is met betrekking tot de onderzoeksvraag.

(8)

Procedure

Nadat de deelnemers geworven waren via het sociale netwerk van de onderzoekers, werden deze naar eigen voorkeuren ingedeeld in tijdsblokken. Deelnemers werden zodanig ingedeeld dat altijd een duo werd gevormd van twee deelnemers die elkaar niet kenden, opdat de resultaten van het onderzoek niet konden worden beïnvloed door een eventueel bestaande relatie tussen beide deelnemers. Bij aankomst in het laboratorium, een ruimte in het gebouw van de Universiteit van Amsterdam die werd geleend van de afdeling Pedagogiek, kregen beide deelnemers van het duo willekeurig een rol toegewezen: de verteller (persoon A) of de luisteraar (persoon B). De rolverdeling werd gedaan door de proefleider, een van de vijf studenten die het onderzoek uitvoerden. Er werd voor gezorgd dat degene die de proefleider was de deelnemers van dat moment niet kenden opdat professionaliteit en objectiviteit bewaard zouden blijven. Zodoende zou de proefleider zich bijvoorbeeld niet anders gaan gedragen tegen de ene deelnemer dan de andere deelnemer. Bovendien zou het kennen van de proefleider ook de deelnemers kunnen beïnvloeden. Alle proefleiders voerden dezelfde stappen uit bij de deelnemers en gaven dezelfde instructies naar aanleiding van een van tevoren opgesteld onderzoeksprotocol. Bij binnenkomst werd daarnaast ook besloten welke emotie dit duo zou betreffen: boosheid dan wel bezorgdheid. Dit werd simpelweg om en om gedaan; het eerste duo kreeg de emotie bezorgdheid toegewezen, het duo daarna boosheid enzovoort. De deelnemers werden een aparte testruimte ingestuurd om hier enkele algemene instructies te krijgen over het onderzoek. Tevens dienden zij hier een informed consent te ondertekenen, waarbij zij verklaarden op de hoogte te zijn gesteld van de gang van zaken tijdens het onderzoek.

Nadat de deelnemer akkoord was gegaan met het onderzoek en zij enkele demografische gegevens hadden ingevuld, werden de deelnemers hun rol-specifieke instructies gegeven voor tijdens de interactie. Persoon A, oftewel de verteller, werd

(9)

geïnstrueerd na te denken over een gebeurtenis die haar onlangs boos dan wel bezorgd had gemaakt en waarvan de emoties nog steeds aanwezig waren. Hierbij werd persoon A op het hart gedrukt dat het een gebeurtenis diende te zijn die maximaal vijf jaar geleden was,

waarvan de deelnemer het zag zitten om over te praten met een vreemde. Persoon A diende de gebeurtenis op te schrijven in een paar regels, aan te geven hoe lang dit geleden was en of er al over gesproken was. Dit werd dus gedaan voordat de deelnemers kennis met elkaar hadden gemaakt, opdat persoon A zich niet zou laten leiden door opgedane kennis over persoon B in wat voor gebeurtenis zij wilde delen. Tevens werd nog een vragenlijst afgenomen die de emotionele intensiteit mat. Persoon B werd geïnstrueerd zich in te leven in de rol van de luisteraar en tijdens de interactie te reageren op persoon A zoals zij dat ook in het dagelijks leven bij bekenden zou doen.

Na de instructies en vragenlijst werden de deelnemers door de proefleider weer bij elkaar gebracht. Dit gebeurde in het Family Lab van de afdeling Pedagogiek van de

Universiteit van Amsterdam: een vriendelijke setting waarin beide deelnemers op een aparte stoel zaten. De stoelen waren zo neergezet dat er een hoek van 90 graden werd gevormd. Hier kregen zij eerst de mogelijkheid elkaar te leren kennen door middel van het voorleggen van ‘Dilemma’s op Dinsdag’. Hier kregen de deelnemers vijf minuten de tijd voor.

Nadat de vijf minuten voorbij waren, kwam de proefleider het Family Lab weer binnen en herhaalde de algemene instructies voor de daadwerkelijke interactie aanving. Ook werd de deelnemers duidelijk gemaakt dat het gesprek acht minuten2 zou duren en dat zij mochten beginnen en eindigen wanneer zij een signaal hoorden. Dit signaal kwam in de vorm van een geluidje van een sms-bericht op een telefoon die op een niet-zichtbare plek in

2 Vier van de twintig gesprekken hebben echter zes minuten geduurd in verband met

meer benodigde tijd voor het converteren van de videogesprekken naar een bestand dat benodigd was voor de eerder genoemde videomediated recall. Dit kwam door een

(10)

dezelfde ruimte lag. Wanneer alles helder was, verliet de proefleider de ruimte en luidde het signaal.

Wanneer de acht minuten voorbij waren, werd hetzelfde signaal gegeven. De

deelnemers kregen nu een pauze3 van vijf minuten4, waarna de proefleider hen weer naar hun aparte testruimte bracht. Bij persoon A werd hier door middel van een item de emotionele intensiteit gemeten. Persoon B kreeg naast een item dat de emotionele intensiteit mat, ook nog een vragenlijst die de gegeven steun in beeld bracht. Na deze vragenlijsten volgde het laatste onderdeel van het onderzoek: de video-mediated recall5.

Nadat deelnemers ook deze taken voltooid hadden, verscheen er een debriefing op het computerscherm. Na een dankwoord en een kleine beloning in de vorm van pepernoten, waren de deelnemers vrij om te gaan.

Materialen

Kennismakingsopdracht

Om ervoor te zorgen dat er een ontspannen sfeer ontstond en de deelnemers elkaar enigszins leerden kennen, was er gekozen om de deelnemers een leuke

kennismakingsopdracht voor te leggen. Deze bestond uit het bespreken van tien “Dilemma’s op Dinsdag”. Hierbij werd gevraagd een keuze te maken tussen twee zaken die even

(on)aantrekkelijk waren. Deze keuzes bespraken de deelnemers vervolgens met elkaar. Een

3 Deze pauze werd ingelast in verband met het nodig hebben van tijd om de

videogesprekken te kunnen converteren naar een bestand dat benodigd was voor de

video-mediated recall.

4 Na elf gesprekken werd besloten de pauze te schrappen. Gedacht werd dat sommige

deelnemers in de pauze bleven spreken over de emotionele gebeurtenis. De in de pauze opgedane informatie zou invloed kunnen uitoefenen op het deel van het onderzoek dat na de interactie plaatsvond. Deelnemers werden vanaf gesprek twaalf direct na de interactie naar hun aparte testruimte gebracht en dienden hier te wachten.

(11)

voorbeelditem hiervan is: “Je hebt geen uitdrukking in je gezicht of je moet ’s nachts om 03.00uur één kilometer achteruit rennen”. Deze items zijn allemaal afkomstig van de website www.dilemmaopdinsdag.nl, zie Bijlage 1.

Emotionele Intensiteit

Om de emotionele intensiteit van de deelnemers te meten werden zowel voor als na de interactie items afgenomen. Aan persoon A werd voorafgaand aan de interactie het volgende item voorgelegd: “Geef aan in welke mate u op dit moment de onderstaande emoties voelt wanneer u terugdenkt aan de beschreven situatie”. Dit item diende te worden beantwoord met betrekking tot de volgende emoties: boosheid, bezorgdheid, verdriet, schaamte, angst en schuld, zie Bijlage 2. Door middel van deze vragenlijst kon niet alleen de emotionele intensiteit van boosheid dan wel bezorgdheid worden gemeten, maar kon ook gelijk een manipulatiecheck worden gedaan. Er kon zodoende namelijk bij de analyse worden gekeken of boosheid of bezorgdheid inderdaad significant meer ervaren werd dan de andere emoties.

Na de interactie werd de emotionele intensiteit bij persoon B gemeten. Dit werd gedaan door het volgende item voor te leggen: “Hoe boos/bezorgd voelt u zich nu over de gebeurtenis waar uw gesprekspartner u over heeft verteld?”. Alle zojuist genoemde items werden gescoord op een Likert-schaal van een tot zeven. Hierbij stond een voor “helemaal niet” en zeven voor “helemaal wel”. Dit betekende dat hoe hoger de score was, hoe intenser de emotie was.

Gegeven Steun

Na de interactie werd persoon B een vragenlijst voorgelegd die acht items bevatte omtrent de twee vormen van steun, zie Bijlage 3. Deze vragenlijst is gebaseerd op die van Duprez, Christophe, Rimé, Congard en Antoine (2014). Vier items hadden betrekking op

(12)

socio-affectieve steun en vier items hadden betrekking op cognitieve steun. Een voorbeeld van een item dat betrekking had op socio-affectieve steun is: “Als u terugkijkt op het gesprek, in hoeverre heeft u geprobeerd de ander te troosten”. Een voorbeeld van een item dat

betrekking had op cognitieve steun is: “Als u terugkijkt op het gesprek, in hoeverre heeft u geprobeerd een perspectief van buitenaf te bieden”. De items werden gescoord op een Likert-schaal van een tot zeven. Hierbij stond een voor “helemaal niet” en zeven voor “helemaal wel”. Vervolgens werden op basis van de scores op de items twee sub schalen gecreëerd: een schaal voor socio-affectieve steun en een schaal voor cognitieve steun. Een hoge score op de schaal van socio-affectieve steun, betekende dat persoon B vond dat zij veel socio-affectieve steun heeft gegeven tijdens het gesprek. Hetzelfde geldt voor de schaal van cognitieve steun.

Resultaten

Van de 40 deelnemers is er tijdens het onderzoek niemand uitgevallen. Tevens heeft geen van de deelnemers achteraf kenbaar gemaakt van deelname af te zien. Hiernaast was er geen sprake van uitbijters. Dit had als gevolg dat de gegevens van alle deelnemers zijn

meegenomen bij het interpreteren van de resultaten. De definitieve data zijn dus gebaseerd op de gegevens van 40 vrouwelijke deelnemers met een gemiddelde leeftijd van 26.02 jaar (SD = 12.02). De deelnemers zijn verzameld via de sociale netwerken van de onderzoekers. Alle deelnemers volgden een opleiding aan de hoge school of universiteit of hadden deze reeds volbracht. In 32,5 % van de gevallen betrof dit de studie psychologie. Hieronder zullen verschillende resultaten gerapporteerd en vervolgens geïnterpreteerd worden. Bij alle van de uitgevoerde analyses is voldaan aan de daarvoor benodigde assumpties.

Ten eerste werd er gekeken of de manipulatie geslaagd was. Er werd getracht om de deelnemers die de rol van verteller toegewezen kregen een negatieve emotie (boosheid dan wel bezorgdheid) te laten ervaren. Om te kijken of de deelnemers die boosheid dienden te

(13)

ervaren ook inderdaad gemiddeld hoger scoorden op boosheid dan dat zij scoorden op de vijf andere emoties, werd een Repeated Measures ANOVA uitgevoerd. Na de analyse bleek dat er een effect was gevonden voor emotie, Wilks’ Lambda = .03, F(5, 5) = 29.8, p = .001.

Deelnemers toonden inderdaad significant meer boosheid (M = 5.50, SD = .97) dan schuld (M = 2.10, SD = 1.60), angst (M = 2.30, SD = 1.57), schaamte (M = 1.60, SD = 1.27) of

bezorgdheid (M = 2.80, SD = 2.00). Hierbij gold p <.05 voor al de genoemde emoties. Echter bleek verdriet (M = 4.90, SD = 1.66, p = .975) niet significant minder te worden ervaren, zie Figuur 2. Dit betekent dat de manipulatie niet volledig geslaagd is. Mensen die boosheid dienden te ervaren, waren namelijk naast boos ook verdrietig.

Dezelfde analyse werd uitgevoerd voor de deelnemers die bezorgd dienden te zijn. Opnieuw was er een effect gevonden voor emotie, Wilks’ Lambda = .16, F(5, 5) = 5.31, p = .045. Echter bleek dat de manipulatie weer niet volledig was geslaagd. Deelnemers toonden alleen significant meer bezorgdheid (M = 5.60, SD = 1.51) dan schaamte (M = 2.80, SD = 1.87, p = .044). Deelnemers bleken niet significant meer bezorgdheid te ervaren dan boosheid (M = 3.40, SD = 1.65, p = .289), schuld (M = 2.60, SD = 2.32, p = .0670), verdriet (M = 5.50, SD = 1.08, p = 1.00) of angst (M = 4.50, SD = 1.84, p = .097), zie Figuur 2.

(14)

Figuur 2

Grafiek met de Gemiddelde Scores op Zes Emoties voor de Bezorgdheidsconditie en Boosheidsconditie met Betrouwbaarheidsintervallen van 95%.

Van Links naar Rechts: Boosheid, Schuld, Verdriet, Angst, Schaamte en Bezorgdheid.

Voor de hoofdanalyse is een mediatie analyse uitgevoerd. Hierbij werd als onafhankelijke variabele de emotionele intensiteit van de verteller gebruikt, welke was geoperationaliseerd als de gemiddelde score op boosheid dan wel bezorgdheid voorafgaand aan de interactie. De mediator was de emotionele intensiteit van de luisteraar, welke was geoperationaliseerd als de gemiddelde score op boosheid dan wel bezorgdheid na afloop van de interactie. De afhankelijke variabele was het type gegeven steun door de luisteraar. Deze is geoperationaliseerd als de gemiddelde score van de luisteraar op de vier items die socio-affectieve steun weergaven en de vier items die cognitieve steun weergaven. Er zijn dus twee analyses gedaan: een analyse die de gemiddelde score op cognitieve steun als afhankelijke

(15)

variabele had en een analyse die de gemiddelde score op socio-affectieve steun als afhankelijke variabele had.

Uit de analyse op cognitieve steun bleek dat de emotionele intensiteit van de verteller geen significante voorspeller was van het geven van cognitieve steun door de luisteraar zonder de mediërende variabele; de emotionele intensiteit van de luisteraar, b = .21, t = .87, p = .396. Wanneer de mediator wel in het regressiemodel werd meegenomen was de emotionele intensiteit van de verteller tevens geen significante voorspeller, b = .21, t = .87, p = .396. De emotionele intensiteit van de luisteraar had ook geen effect op het geven van cognitieve steun door de luisteraar, b = .01, t = .07, p = .948. Bovendien bleek de emotionele intensiteit van de verteller ook geen effect te hebben op de emotionele intensiteit van de luisteraar, b = -.13, t = -.38, p = .705. De verklaarde variantie van de regressie was dus ook niet significant, R² = .01,

F(1, 18) = .15, p = .705, zie Figuur 3.

Figuur 3.

Schema van de Onderzochte Mediatie voor het Geven van Cognitieve Steun met

Toetsingsresultaten. Wanneer de Emotionele Intensiteit van de Verteller Hoog was, werd Verwacht dat de Emotionele Intensiteit van de Luisteraar ook Hoog zou worden, waardoor Socio-Affectieve Steun zou worden Geboden.

(16)

Uit de analyse op socio-affectieve steun bleek dat de emotionele intensiteit van de verteller geen significante voorspeller was voor het geven van socio-affectieve steun door de luisteraar zonder de mediërende variabele; de emotionele intensiteit van de luisteraar, b = .06,

t = .44, p = .665. Wanneer de mediator wel in het regressiemodel werd meegenomen was de

emotionele intensiteit van de verteller tevens geen significante voorspeller, b = .06, t = .44, p = .665. De emotionele intensiteit van de luisteraar had ook geen effect op het geven van socio-affectieve steun door de luisteraar, b = .16, t = 1.50, p = .152. Bovendien bleek, zoals net gemeld, de emotionele intensiteit van de verteller ook geen effect te hebben op de emotionele intensiteit van de luisteraar, b = -.13, t = -.38, p = .705. De verklaarde variantie van de regressie was dus ook niet significant, R² = .12, F(2, 17) = 1.18, p = .333, zie Figuur 4.

Figuur 4.

Schema van de Onderzochte Mediatie voor het Geven van Socio-Affectieve Steun met Toetsingsresultaten. Wanneer de Emotionele Intensiteit van de Verteller Laag was, werd Verwacht dat de Emotionele Intensiteit van de Luisteraar ook Laag zou zijn, waardoor Cognitieve Steun zou worden Geboden.

(17)

Discussie

In dit onderzoek werd de relatie tussen de emotionele intensiteit van de verteller en het type steun dat gegeven wordt door de luisteraar bij het delen van emotionele gebeurtenissen onderzocht. Hierbij werd van tevoren een mediatie verwacht. Er werd namelijk op basis van eerder onderzoek verwacht dat tijdens de interactie van de deelnemers emotionele besmetting zou plaatsvinden, wanneer de emotionele intensiteit van de verteller hoog zou zijn (Hatfield, Cacioppo & Rapson, 1994). Dit houdt in dat ook de luisteraar nu een hoge mate van

emotionele intensiteit zou ervaren. Als gevolg van dit proces zou een socio-affectieve reactie teweeg worden gebracht in plaats van een cognitieve reactie. Dit werd verwacht omdat de luisteraar niet in staat zou zijn om gebruik te maken van cognitieve bronnen. Volgens Richards (2004) zijn deze namelijk nodig om de intense emoties te reguleren. Hierdoor zouden beperkte cognitieve bronnen overblijven, die echter wel nodig zouden zijn voor het teweeg brengen van een vorm van cognitieve steun (Rimé, 2009). Deze veronderstelde mediatie is echter niet gebleken uit de resultaten van het huidige onderzoek. Er is geen significante relatie gevonden tussen de emotionele intensiteit van de verteller en de

emotionele intensiteit van de luisteraar. Noch is er een direct of indirect effect gevonden van de emotionele intensiteit van de verteller op het type steun dat gegeven werd door de

luisteraar. De veronderstelde mediatie kan dus op basis van huidig onderzoek niet als waarheid gesteld worden.

Dit hoeft echter niet te betekenen dat de veronderstelde mediatie geheel onjuist is. Een punt van discussie kan namelijk zijn dat huidig onderzoek een pilot-onderzoek betrof. Een gevolg hiervan is dat er slechts 40 deelnemers waren, die tevens allemaal van het vrouwelijke geslacht waren. Dit werd gedaan aangezien er nog gesleuteld werd aan de optimale onderzoeksprocedure. Er is dus een analyse gedaan over een klein aantal deelnemers. Dit zorgt ervoor dat de betrouwbaarheid van de analyse minder groot is dan

(18)

wanneer het deelnemersaantal groter was geweest. Voor vervolgonderzoek is daarom aan te raden een groter aantal deelnemers te verzamelen.

Een ander punt van discussie is de operationalisatie van de variabelen in de

onderzochte mediatie. Zo was er bij de operationalisaties van zowel de emotionele intensiteit van de verteller als de luisteraar sprake van een momentopname. De verteller gaf voorafgaand aan de interactie aan hoe boos of bezorgd zij was en de luisteraar achteraf. Door deze

operationalisaties is er weinig te zeggen over de veranderingen die tijdens de interactie plaatsvonden. Echter kan dit juist zeer interessante informatie zijn. Uit eerder onderzoek is namelijk gebleken dat het praten over emotionele gebeurtenissen er dikwijls voor zorgt dat de emotionele ervaring wordt herbeleefd (Pennebaker, 2012). Het zou daarom interessant zijn om te zien wat de ontwikkelingen van de emotionele intensiteit zijn in het gesprek en of de vorm van steun door de luisteraar dan ook verandert. Voor vervolgonderzoek is om deze reden aan te raden gebruik te maken van de data van een videomediated recall. Hier wordt het gehele gesprek door de deelnemers teruggekeken in fragmenten. Na elk fragment kan dan gevraagd worden hoe emotioneel zij waren en wat voor soort steun er in hun optiek werd geboden. Zodoende kunnen de ontwikkelingen van de variabelen gedurende het gesprek beter in beeld gebracht worden. Deze manier van data verzamelen zorgt tevens voor een betere operationalisatie voor de vorm van gegeven steun door de luisteraar. Dit werd nu gedaan door de luisteraar achteraf een vragenlijst te laten invullen, waaruit zijn perspectief op de gegeven steun naar voren kwam. Dit is echter weer een momentopname.

Een laatste punt van discussie is dat de manipulatiecheck niet goed genoeg geslaagd was. Deelnemers die boos dienden te zijn waren niet significant meer boos dan dat zij

verdrietig waren. Deelnemers die bezorgd dienden te zijn waren niet significant meer bezorgd dan dat zij boos, schuldig, verdrietig of angstig waren. Hierdoor kan niet gezegd worden dat de emoties die onderzocht zijn slechts boosheid en bezorgdheid waren. Dit zou als gevolg

(19)

kunnen hebben dat de emoties die de verteller ervaart met elkaar interacteren en dat het daardoor lastiger is om enkel een specifieke emotie (boosheid of bezorgdheid) uit te drukken en dus over te brengen op de luisteraar. Doordat de specifieke emotie dan eerder onopvallend dan opvallend te noemen is, is er volgens Hess en Fischer (2013) weinig bewijs dat de emotie dan nagebootst kan worden. Uit hun review blijkt dat dit nabootsen alleen plaatsvindt

wanneer de emotionele cues opvallend en zichtbaar zijn. De scores van gemiddelde intensiteit van de luisteraar waren in dit onderzoek dan ook niet hoog te noemen. Op een Likert-schaal van een tot zeven scoorden de luisteraars bij bezorgdheid gemiddeld een 3.4 en bij boosheid een 3.1 nadat zij de emotionele gebeurtenis van de verteller hadden besproken. Voor

vervolgonderzoek is het dan ook aan te raden om er zorgvuldig voor te zorgen dat slechts de emotie die onderzocht dient te worden aanwezig is bij de verteller door een betere

manipulatie. Dit kan bijvoorbeeld door specifieker op de gebeurtenis in te gaan en de deelnemer met de rol van verteller te vragen om op te schrijven welke aspecten aan de gebeurtenis de boosheid of bezorgdheid doet opwekken. Hierdoor zou de emotie wellicht meer herleefd kunnen worden en daardoor beter kunnen worden overgebracht.

Op basis van huidig onderzoek kan niet worden bepaald of de relatie tussen de emotionele intensiteit van de verteller en de vorm van gegeven steun door de luisteraar is zoals werd verwacht. Wel heeft dit pilot-onderzoek een basis gelegd voor een geschikte onderzoeksprocedure voor onderzoek in de toekomst waardoor de relatie verder onderzocht kan worden. Er is onder andere gebleken dat de operationalisaties van de constructen emotionele intensiteit en gegeven steun zoals uitgevoerd in huidig onderzoek niet tot

resultaten leiden en dat data van een videomediated recall nuttig zou kunnen zijn. Het is dan ook erg belangrijk om deze bevindingen door te voeren in toekomstig onderzoek naar de relatie tussen de emotionele intensiteit van de verteller en de gegeven steun door de luisteraar. Als de kans op het ontvangen van cognitieve steun namelijk inderdaad wordt verkleind

(20)

wanneer de emotionele intensiteit van de verteller hoog is, heeft dat volgens Rimé (2009) negatieve gevolgen. Het niet ontvangen van cognitieve steun zou er namelijk voor kunnen zorgen dat emotioneel herstel uitblijft. Het uitblijven van emotioneel herstel zou er vervolgens weer voor kunnen zorgen dat co-rumination plaatsvindt (Stone, Hankin, Gibb & Abela, 2011) en co-rumination toont weer een relatie met de ontwikkeling van een depressie. Aangezien

social sharing een wereldwijd fenomeen is en 80 tot 95% van de emotionele gebeurtenissen

gedeeld worden met anderen (Rimé, Mesquita, Philippot & Boca, 1991), zijn nieuwe inzichten in deze relatie dus van belang.

(21)

Literatuurlijst

Christophe, V., & Rimé, B. (1997). Exposure to the social sharing of emotion: Emotional impact, listener responses and secondary social sharing. European Journal of Social

Psychology, 27(1), 37-54.

Duprez, C., Christophe, V., Rimé, B., Congard, A., & Antoine, P. (2015). Motives for the social sharing of an emotional experience. Journal of Social and Personal

Relationships, 32(6), 757-787.

Gross, J. J. (1998). Antecedent-and response-focused emotion regulation: divergent consequences for experience, expression, and physiology. Journal of personality

and social psychology, 74(1), 224.

Hatfield, E., Cacioppo, J. T., & Rapson, R. L. (1994). Emotional contagion. Cambridge university press.

Hess, U., & Fischer, A. (2013). Emotional mimicry as social regulation. Personality and

Social Psychology Review, 17(2), 142-157.

Luminet IV, O., Bouts, P., Delie, F., Manstead, A. S., & Rimé, B. (2000). Social sharing of emotion following exposure to a negatively valenced situation. Cognition &

Emotion, 14(5), 661-688.

Nils, F., & Rimé, B. (2012). Beyond the myth of venting: Social sharing modes determine the benefits of emotional disclosure. European Journal of Social Psychology, 42(6), 672-681.

Pennebaker, J. W. (2012). Opening up: The healing power of expressing emotions. Guilford Press.

Richards, J. M. (2004). The cognitive consequences of concealing feelings. Current

Directions in Psychological Science, 13(4), 131-134.

(22)

review. Emotion Review, 1(1), 60-85.

Rime, B., Mesquita, B., Boca, S., & Philippot, P. (1991). Beyond the emotional event: Six studies on the social sharing of emotion. Cognition & Emotion, 5(5-6), 435-465. Rimé, B., Philippot, P., Boca, S., & Mesquita, B. (1992). Long-lasting cognitive and social

consequences of emotion: Social sharing and rumination. European review of social

psychology, 3(1), 225-258.

Stone, L. B., Hankin, B. L., Gibb, B. E., & Abela, J. R. (2011). Co-rumination predicts the onset of depressive disorders during adolescence. Journal of abnormal

psychology, 120(3), 752.

Zech, E., & Rimé, B. (2005). Is talking about an emotional experience helpful? Effects on emotional recovery and perceived benefits. Clinical Psychology &

(23)

Appendix

Bijlage 1. Sheet met de “Dilemma’s op Dinsdag” die zijn gebruikt voor de kennismakingsopdracht, inclusief de bijbehorende instructies

Dilemma op Dinsdag

Om jullie als gesprekspartners aan elkaar voor te stellen en wat beter te laten leren kennen leggen we jullie Dinsdag Dillema’s voor. Hierbij word je gevraagd een keuze te maken tussen twee zaken die even (on)aantrekkelijk zijn. Lees deze dilemma’s aan elkaar voor, maak een keuze en discussieer hierover. Als je moest kiezen, wat zou je dan liever willen?

Jullie krijgen hier 5 minuten de tijd voor. Na 5 minuten zal de proefleider terugkomen om verdere instructies te geven.

Je loopt de rest van je leven op zowel handen als voeten OF je ogen zitten voor de rest van je leven vast aan de zijkant van je hoofd

Je kleding is van crêpe papier OF je praat alsof je dronken bent

Als je iemand ziet hardlopen moet je 100 meter mee rennen OF je moet het hardop aankondigen als je moet poepen

Je moet alle klinkers heel laaaaaaaaaaaaaaang uuuuuuuuuuuuuitspreken OF je hebt maar 1 dag weekend

Je hebt een robot-butler OF je onthoudt alles wat je leest

Elke keer als je een regenboog ziet, verander je van seksuele geaardheid OF je moet elke week een feestelijke parade organiseren

Voor de rest van je leven in de Efteling werken OF je eten wordt voor de rest van je leven voorgekauwd door iemand anders

Je moet 1 dag per week uit de vuilnisbak van je buurman eten OF je windjes zijn zichtbaar

25 kilo aankomen en nooit meer verliezen OF 2 jaar in de gevangenis zitten

Je hebt geen uitdrukking in je gezicht OF je moet ‘s nachts om 03.00uur 1 kilometer achteruit rennen

(24)

Bijlage 2. Vragenlijst die werd afgenomen bij de verteller voorafgaand aan de interactie. Hiermee werd de emotionele intensiteit van de verteller gemeten en aan de hand van deze data kon de manipulatiecheck worden gedaan.

(25)

Bijlage 3. Vragenlijst die werd afgenomen bij de luisteraar en de gegeven steun door de luisteraar heeft gemeten. Deze vragenlijst is gebaseerd op een vragenlijst die is gebruikt door Duprez, Christophe, Rimé, Congard & Antoine (2014).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op iets lemiger plaatsen zijn vaak ook soorten van heischrale graslanden present, maar door verzuring en vermesting zijn deze evenals veel andere soorten van heide

De grote hoeveelheid onderzoeken die heb- ben uitgewezen dat disclosure positieve gevolgen heeft voor zowel de geestelijke als de lichamelijke gezondheid suggereren dat de

Este resul- tado incentivó la aplicación del método para monitorear cambios en habilidad corporal para jugar exergames, en periodos largos de tiempo (meses) y para evaluar el

De overtuiging dat zonder moord geen liefde bestaat, sluit aan bij Hofmeester die de dood inzet als middel van liefde voor zijn dochter, en Beck die zijn vrouw met zijn liefde

Omdat niet vereist is dat deze fout voor de inspecteur een 'nieuw feit' is, mag de inspecteur ook op deze grond navorderen indien deze redelijkerwijs bekend had kunnen zijn met

he is completely aware of the method to produce the kernel weighted average and knows what kernel function, bandwidth and population element locations were used.. Using the plot

This class of Cauchy problems covers in particular the wave equation, the trans- port equation and the Timoshenko beam equation, and also coupled beam and wave equations...

Alaimo is taking issue here with the human as the kind of abstract, perspectiveless geologic force as figured in Dipesh Chakrabarty’s pivotal 2009 essay “The Climate of History: Four